Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht mr. Chris van Dijk Kennedy Van der Laan
Opzet
• Bestuurdersaansprakelijkheid • Letsel • Gestolen leaseauto
Hoge Raad-jurisprudentie in 2014 – 2015 Bestuurdersaansprakelijkheid 1) HR 24 januari 2014, JOR 2014/122 : 2:248 BW 2) HR 4 april 2014, NJ 2014/195 : 2:9 en 6:162BW 3) HR 23 mei 2014, NJ 2014/325: 6:162 BW 4) HR 5 september 2014, RvdW 2014/1016: 6:162 BW 5) HR 5 september 2014, RvdW 2014/1016 (Tulip-arrest): 6:162 BW 6) HR 26 september 2014, RvdW 2014/1065: 2:248 BW (81 RO) 7) HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932:2:248 BW 8) HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:499: 6:162 BW 9) HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:522:2:248 lid 3 BW
Bestuurdersaansprakelijkheid Een introductie
Bestuurdersaansprakelijkheid Intern
art. 2:9 BW (nieuw): Onbehoorlijke taakvervulling art. 2: 216 (nieuw): Uitkeringsaansprakelijkheid
Extern
art. 6:162 BW:
Beklamel Verhaalsfrustratie
art. 2:138/248 BW: Faillissementsaansprakelijkheid art. 2:139/248 BW: Misleidende jaarrekening art. 2: 69/180 BW: Inschrijvingsaanprakelijkheid
Externe aansprakelijkheid buiten faillissement: 6: 162 BW Twee categorieën (Ontvanger / Roelofsen): I. Beklamel (lichtvaardig nieuwe verplichtingen aangaan) II. Verhaalsfrustratie (lopende verplichtingen frustreren) Norm: Persoonlijk ernstig verwijt
Rechtstreekse OD buiten bestuursfunctie: geen persoonlijk ernstig verwijt vereist (Spaanse Villa)
Externe aansprakelijkheid na faillissement: 2:138/248 BW Curator exclusief bevoegd Norm: Kennelijk onbehoorlijke taakvervulling (collectief karakter) die belangrijke oorzaak faillissement is Aansprakelijk voor boedeltekort, tenzij sprake is van matiging Lid 2: Bij schending boekhoud- en publicatieplicht bewijsvermoeden Lid 3: disculpatie individuele bestuurder
Actualiteiten bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement
Hoge Raad over 2:248 BW HR 24 januari 2014, JOR 2014/122 (Magista): Curator spreekt bestuurder aan op grond van 2:248 BW zonder bewijsvermoeden. Bij causaal verband is onbehoorlijk bestuur als een voorwaarde voor het faillissement voldoende HR: Bewijslast 2:248 BW rust op curator (Van Schilt & Blue Tomato) Strikte toets oorzakelijk verband: onbehoorlijk bestuur moet belangrijke oorzaak faillissement zijn
Hoge Raad over 2:248 BW
HR 26 september 2014, RvdW 2014/1065 (81 RO) Curator: spreekt bestuurder aan met bewijsvermoeden vanwege te laat publiceren Bestuurder: beroept zich op gering verzuim omtrent publicatie en doet beroep op disculpatie AG Timmerman: bevestigt systematiek bewijsvermoeden lid 2 en ontzenuwen daarvan Bij schending publicatieplicht geldt bewijsvermoeden Bewijsvermoeden dient ontzenuwd te worden door bewijs dat andere feiten belangrijke oorzaak faillissement zijn
Hoge Raad over 2:248 BW
HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932: Curator claimt ogv artikel 2:248 BW met bewijsvermoeden vanwege schending administratieplicht ex artikel 2:10 BW
Curator: administratieplicht brengt ook mee een juiste weergave van het resultaat en niet alleen snel inzicht in vermogenspositie (Brens qq/Sarper)
HR: verduidelijkt dat maatstaf artikel 2:10 BW strikt geldt voor toepassing bewijsvermoeden
Hoge Raad over disculpatie op de voet van 2:248 lid 3 BW
HR 6 maart 2015, ECLI:HR:2015:522 Bewijs rust op bestuurster dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan bestuurster te wijten is geweest en dat zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden
Hoge Raad artikel 6:162 BW
HR 27 februari 2015, ECLI:HR:2015:499 Persoonlijk ernstig verwijt jegens bank door met spoed faillissement aan te vragen en vrijwel direct daarna bank nog betalingen te laten verrichten terwijl faillissement terugwerkt tot voor betalingen, waardoor bank nog een keer moet betalen (nu aan de curator)? (art. 23 Fw)
Actualiteiten bestuurdersaansprakelijkheid buiten faillissement
Hoge Raad over 6:162 BW
HR 4 april 2014, NJ 2014/195 (Air Holland) : activa vennootschap overdragen terwijl mogelijk nog vordering bestaat (verhaalsfrustratie)
HR 4 april 2014, NJ 2014/195 (Air Holland) Bestuurders: ernstig rekening houden dat vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen is onvoldoende voor persoonlijk ernstig verwijt HR: Bevestiging maatstaf Ontvanger/Roelofsen bij verhaalsfrustratie Ernstig rekening houden is voldoende voor norm ‗weten of behoorde te weten‘
Hoge Raad over 6:162 BW HR 23 mei 2014, NJ 2014/325 (Kok Bouwbedrijf): selectieve betaling aan moedervennootschap in zicht van faillissement ten behoeve van management fees DGA
HR 23 mei 2014, NJ 2014/325 (Kok Bouwbedrijf)
HR: Bevestiging dat norm Ontvanger / Roelofsen ook van toepassing op selectieve betaling indirect bestuurder Omstandigheid dat betaling aan groepsvennootschap plaatsvindt én DGA zichzelf verrijkt is relevant
Hoge Raad over 6:162 BW HR 5 september 2014, RvdW 2014/1016: 6:162 BW: verschaffing slechtere zekerheidspositie (tweede pandrecht) dan overeengekomen HR: Toepassing norm Beklamel (volgend uit Ontvanger/Roelofsen) Wetenschap of voorzienbaarheid schade op moment van aangaan is nodig voor aansprakelijkheid.
Spaanse Villa & Tulip Air Een nieuwe loot?
Spaanse Villa - Feiten Familie Hoffmann komt in contact met Van de Riet Van de Riet is bestuurder Van de Riet Makelaardij BV Van de Riet Makelaardij BV bemiddelt tussen verkopers en kopers van onroerend goed aan de Costa Blanca Hoffmann koopt een te bouwen villa van Prever Prever: bouw kan niet starten vanwege klachten omwonenden
Spaanse Villa – Feiten (vervolg) Hoffmann sluit tweede koopovereenkomst nog te bouwen villa
Ondertussen hoort Van de Riet geruchten over problemen met de bouwvergunning en afbraakplicht van het project Van de Riet meldt dat niet Villa wordt afgebroken vanwege ontbreken bouwvergunning Hoffmann spreekt Van de Riet en zijn bv aan
Spaanse Villa – Hoge Raad
Het hof heeft Van de Riet aansprakelijk geoordeeld op grond dat hij in strijd heeft gehandeld met op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsverplichting en niet grond dat hem als bestuurder persoonlijk ernstig verwijt wordt gemaakt.
Voor aansprakelijkheid bestuurder – die niet tekortschietende of onbehoorlijke taakuitoefening als bestuurder betreft, maar berust op daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm – gelden gewone regels van onrechtmatige daad (en dus niet het vereiste van ernstig verwijt)
Spaanse Villa – Controverse Media/literatuur: ―Verbreding aansprakelijkheid bestuurders.‖ ―[...] maatstaf van een ‗ernstig verwijt‘ voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder is losgelaten.‖ Etc. Dogmatisch: Olden: ongewenst, want gaat ten koste van de vrijheid van bestuurder Praktijk: Welke norm is tot wie gericht?
Antwoord van HR: Tulip Air
Tulip-arrest: de feiten X verkoopt twee vliegtuigen aan Turbine Y treedt daarbij op als gevolmachtigde van X Y instrueert de koper de koopsom te betalen aan zijn eigen vennootschap Tulip. De koper betaalt aan Tulip die de gelden (deels) doorbetaalt aan Dynamic X krijgt zijn geld niet en vordert betaling van Y en van Tulip Stelling: Y is buiten zijn volmacht getreden
Tulip-arrest: eerste aanleg
Rotterdam, 17 september 2008 Tulip wordt veroordeeld tot betaling, maar Y niet, omdat Y erin is geslaagd te bewijzen dat hij niet in privé handelde, maar in zijn hoedanigheid van directeur van Tulip.
Tulip-arrest: hoger beroep Hof Den Haag, 31 augustus 2010 (niet gepubliceerd) Hof komt tot zelfde oordeel: Y handelde niet in privé. Laat in het midden of Y een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden want:
X heeft, ondanks wetenschap slechte financiële situatie Tulip, met Tulip een bemiddelingsovereenkomst gesloten en volmacht gegeven De volgens X geschonden norm strekt daarom niet tot bescherming van X.
Tulip-arrest A-G Wesseling-van Gent Volgt oordeel hof over ernstig verwijt: Daarin ligt terecht besloten dat norm niet strekt tot bescherming elke schuldeiser vennootschap, maar slechts tot schuldeiser wiens schade uitsluitend door handelen betrokken bestuurder is ontstaan. X heeft er – ondanks wetenschap mbt de financiële situatie bij Tulip –voor gekozen om bemiddelingsovereenkomst met Tulip (en niet Y persoonlijk) te sluiten.
Tulip-arrest
Vervolg A-G Wesseling-van Gent Gelet op deze omstandigheden is schade niet uitsluitend door handelen Y ontstaan, ook al heeft handelen daaraan wel bijgedragen Concludeert tot verwerping
Tulip-arrest: arrest
Conclusie A-G Wesseling-van Gent (vervolg) Door X toepasselijkheid van Spaanse Villa-arrest bepleit Na opsomming van literatuur zegt A-G over Spaanse Villa: ―Uit […] het Spaanse villa- arrest volgt dat bepalend is tot wie de geschonden norm zich richt.‖ Tot onderneming? Dan ernstig verwijt-toets Tot bestuurder persoonlijk? Dan gewone aansprakelijkheidsnorm
Tulip-arrest Conclusie A-G Wesseling-van Gent (vervolg) “Deze systematiek heeft tot gevolg dat de toe te passen maatstaf in een gegeven geval afhangt van hetgeen de eiser in de feitelijke onderbouwing van zijn vordering stelt” Mogelijkheid tot omzeiling verzwaarde vereiste?
Tulip-arrest: arrest
Hoge Raad Eerste vraag: handelde Y in privé of als bestuurder? HR: Uit de feiten blijkt dat de volmacht was verschaft aan Tulip en niet aan Y in persoon. De volmacht was ondertekend door Y maar als directeur van de vennootschap Voor de aansprakelijkheid van Y jegens X is niet relevant hoe Y zich presenteerde ten opzichte van derden Gaat om status van Y in verhouding tot X Conclusie: Y handelde niet in privé
Tulip-arrest Hoge Raad Tweede vraag: heeft Y ook in hoedanigheid bestuurder te gelden als ―primair/rechtstreeks dader‖? HR grijpt de klacht aan om het Spaanse Villa-arrest te ‗verduidelijken‘.
Tulip-arrest: arrest Hoge Raad • Uitgangspunt = alleen vennootschap aansprakelijk • Onder bijzondere omstandigheden ook bestuurder • Verwijzing naar Ontvanger/Roelofsen (persoonlijk ernstig verwijt) • Hoge drempel gerechtvaardigd - bestuurders anders te defensief • Deze verzwaarde maatstaf geldt steeds
Tulip-arrest: arrest Vervolg Hoge Raad Spaanse Villa: bestuurdersaansprakelijkheid niet aan de orde. Geen handelen bij taakvervulling als bestuurder, maar als deskundig bemiddelaar // niet vennootschap maar bestuurder zelf trad op als bemiddelaar. Beroepsaansprakelijkheid (geen ernstig verwijt vereist, maar “normale regels”)
Tulip-arrest Hoge Raad – happy end voor X
Toch bestuurdersaansprakelijkheid X heeft expliciet instructie gegeven geld naar hem over te maken om nadeel slechte financiële situatie Tulip te voorkomen Daarom kan niet worden gesteld dat geschonden norm niet strekt ter bescherming van X Er moet veronderstellenderwijze van worden uitgegaan – hof heeft dit in midden heeft gelaten – dat Y persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt
Tulip-arrest Conclusies HR verduidelijkt: Spaanse Villa geen nieuwe vorm van bestuurdersaansprakelijkheid maar beroepsaansprakelijkheid. Doorslaggevend: in welke hoedanigheid heeft de aangesproken bestuurder gehandeld? Daarna: vast te stellen welke norm in het specifieke geval van toepassing is. Onderscheid kan in praktijk lastig blijven
Hoge Raad-jurisprudentie in (2013/)2014 1) 2) 3) 4)
HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 HR 20 december 2013, NJ 2014, 35 HR 4 april 2014, NJ 2014, 368 HR 11 juli 2014, JAR 2014, 193
HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 (Swinkels/Saint Gobain)
Bij arbeidsongeval breekt heftruckchauffeur vier tenen van rechtervoet, wordt in het gips gezet. Werkgever aansprakelijk. Werknemer doet eerst vervangend zittend werk, na verwijdering gips eerst halve dagen zittend werk, op zekere dag weer enige tijd op de heftruck. Eenmaal thuis gekomen die dag struikelt hij over een deurmat ten gevolge waarvan hij ernstig knieletsel heeft opgelopen. Stelt dat hij door de werkzaamheden op de heftruck weer (meer) last heeft gekregen van zijn voet als gevolg waarvan zijn rechterbeen is gaan ‗slepen‘, met als direct gevolg dat hij bij thuiskomst over een deurmat is gestruikeld.
HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 (Swinkels/Saint Gobain)
Werkgever betwist aansprakelijkheid voor de gevolgen van de val van de werknemer bij hem thuis, onder meer omdat causale toerekening van de gevolgen van die val thuis bij eiser niet redelijk is gezien de aard van de schade en het ver verwijderde causaal verband.
HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 (Swinkels/Saint Gobain) Ten aanzien van de toedracht van de val over de deurmat op 28 juni 2006 heeft het hof in rov. 4.9.2, onder meer, aannemelijk geacht (i) dat ―een in zijn lopen enigszins gehinderde voetganger bij enige oneffenheid op zijn looppad eerder onderuit zal gaan dan iemand die kan beschikken over een gezond stel benen‖, en (ii) dat in zoverre mag worden aangenomen dat het letsel aan S.‘ rechtervoet en de daarmee gepaard gaande pijn door de belasting van het rijden op een heftruck in de ochtend van 28 juni 2006 ―minst genomen mede hebben bijgedragen tot zijn val/struikelpartij‖.
HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 (Swinkels/Saint Gobain)
Uitgaande van hetgeen het hof aldus overweegt in rov. 4.9.1 en 4.9.2 valt — anders dan het hof overweegt in rov. 4.9.3, onder A — niet in te zien dat het knieletsel (veroorzaakt door de val) in zeer ver verwijderd verband staat tot het oorspronkelijk letsel aan de voet ten gevolge van het bedrijfsongeval. Daaraan doet niet af de overweging van het hof dat het knieletsel niet voortvloeit uit een (noodzaak tot) behandeling van het letsel aan de voet.
HR 20 december 2013 [eiser] vordert in deze procedure schadevergoeding en legt daaraan ten grondslag dat door (een rechtsvoorgangster van) het UWV onrechtmatig jegens hem is gehandeld door het besluit van 22 november 1979 tot intrekking van de AAW/WAO-uitkering. Hij stelt dat hij als gevolg van dat besluit gedurende vele jaren in een bijstandbehoevende situatie heeft verkeerd. De door hem opgevoerde schadeposten betreffen onder meer kosten in verband met de vaststelling van de schade en immateriële schadevergoeding.
HR 20 december 2013 Degene die aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van een door hem gepleegde onrechtmatige daad, is in beginsel binnen de grenzen van art. 6:98 BW aansprakelijk voor alle schade die de benadeelde heeft geleden. Ook de redelijke kosten ter vaststelling van de schade als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Bij de beantwoording van de vraag of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, dient te worden onderzocht of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn.
HR 20 december 2013 Het hof heeft vastgesteld dat de gang van zaken rond het ten onrechte stopzetten van de AAW/WAO-uitkering onmiskenbaar een ernstige en langdurige uitwerking heeft gehad op de psyche van [eiser] en dat een en ander als (psychische) schade kan worden aangemerkt. Het UWV had slechts aangevoerd dat de kosten van psychologisch onderzoek niet toewijsbaar waren omdat de gevorderde immateriële schade niet toewijsbaar was. Doordat immateriële schadevergoeding door het hof toewijsbaar is geacht, zijn de gevorderde kosten van het psychologisch onderzoek, die kunnen worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van de schade als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW, dus als overigens onweersproken toewijsbaar. Anders dan het hof heeft overwogen, is voor toewijzing niet vereist dat de kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onrechtmatig handelen van het UWV.
HR 4 april 2014 (i) Op 4 oktober 2007 omstreeks 15.12 uur is [betrokkene] met zijn racefiets ten val gekomen op het moment dat hij werd ingehaald door een vrachtauto met aanhangwagen (hierna: de vrachtwagen). [betrokkene] is vervolgens onder de vrachtwagen terecht gekomen en daarbij zwaar gewond geraakt. Het ongeval heeft plaatsgevonden op de Biesterveldsweg te Schalkhaar, een openbare weg gelegen buiten de bebouwde kom van Schalkhaar. De Gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van deze weg.
HR 4 april 2014
De bestuurder van de Volvo met aanhangwagen naderde deze fietser van achteren en was volgens zijn verklaring voornemens de fietser links in te halen. Vermoedelijk omdat het voorwiel van de racefiets in de lager gelegen opening (spleet) tussen de grasbetonklinkers terecht kwam, raakte de fietser in onbalans en viel hij met zijn fiets linksom. De fietser viel met zijn fiets op het wegdek, vlak voor de rechter voorwielen van de op dat moment zich schuin linksachter hem bevindende aanhangwagen.
HR 4 april 2014
De verzekeraar van de auto heeft de Gemeente in vrijwaring geroepen. Zij heeft daartoe, met een beroep op art. 6:174 BW in verbinding met de art. 6:102 BW en 6:10 BW, aangevoerd dat de Gemeente als wegbeheerder heeft nagelaten voor een veilige verkeerssituatie zorg te dragen, dat de Biesterveldsweg niet voldeed aan de eisen die men daaraan onder de gegeven omstandigheden mocht stellen, en daardoor gevaar opleverde voor personen of zaken.
HR 4 april 2014 In het licht van hetgeen hiervoor in 3.6 is overwogen is het in het arrest van het hof besloten oordeel dat de Gemeente haar beroep op de beperktheid van haar financiële middelen voldoende heeft onderbouwd, onbegrijpelijk. In het licht van deze stellingen van Reaal, die door het hof niet onjuist zijn bevonden, is het oordeel van het hof dat de Gemeente geen concrete norm heeft geschonden door de aanwezigheid van de richel (spleet) niet te voorkomen of op te heffen, onbegrijpelijk.
HR 11 juli 2014 De werknemer is in 1996 als adviserend verzekeringsarts in dienst getreden bij APG. Op 22 februari 2007 heeft APG hem een leaseauto ter beschikking gesteld. De werknemer kon privé gebruik maken van de ter beschikking gestelde auto. Op 13 november 2009 is de auto in Amsterdam gestolen. Uit het proces-verbaal en het onderzoeksrapport van Advies Bureau Schade blijkt dat de werknemer de sleutels van de auto onbeheerd heeft achtergelaten in de voordeur van de woning van een vriend. Op een moment dat hij niet aanwezig was bij de auto is deze meegenomen. Doordat er sprake is van grove nalatigheid bestond geen dekking op grond van de voertuigverzekering
HR 11 juli 2014
Het gaat hier om het geval dat een werkgever een auto ter beschikking van een werknemer stelt, al dan niet op basis van een leaseovereenkomst, welke auto mede is bestemd voor privégebruik of privé mag worden gebruikt. Op dat gebruik is art. 7:661 lid 1 BW niet van toepassing. De vraag is of de werkgever schade die aan de auto ontstaat bij dit gebruik en die niet wordt gedekt door de verzekering die hij of de leasemaatschappij heeft afgesloten, en die daarom voor rekening van de werkgever komt, mag verhalen op de werknemer, al dan niet op basis van de arbeidsovereenkomst of een daarmee samenhangende regeling, zoals de onderhavige leaseregeling.
HR 11 juli 2014
Gelet op dit een en ander, brengt de eis van goed werkgeverschap van art. 7:611 BW mee dat een werkgever niet-verzekerde schade van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet en roekeloosheid.
HR 11 juli 2014 Het hof heeft zijn oordeel gegrond op de omstandigheid dat de werknemer zich in dit geval niet of onvoldoende ervan bewust is geweest dat op grond van de verzekering waarvoor APG heeft gekozen, eigen nalatigheid of onvoorzichtigheid niet was verzekerd. Het hof heeft voorts vastgesteld, in cassatie niet bestreden, dat het in dit geval gaat om schade die wel gedekt zou zijn geweest bij een verzekering die alleen bij opzet en roekeloosheid geen dekking biedt. Het hof heeft dan ook tot het oordeel kunnen komen dat verhaal op de werknemer niet mogelijk is.
Bedankt voor uw aandacht