OVERIJSSEL IS EEN WERKPLAATS OUDE GEBOUWEN IN HET OVERIJSSELS LANDSCHAP KERN VAN HET ADVIES Oude gebouwen bepalen mede de schoonheid van Overijssel. Het is zaak om zorgvuldig om te gaan met dit erfgoed. Voor veel cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is een nieuwe bestemming nodig. In dit advies wordt aan de hand van een concreet voorbeeld (munitiedepot Stegerveld) aangegeven hoe bij herbestemming en herinrichting de ruimtelijke kwaliteit kan worden gestimuleerd. De twee belangrijkste aanbevelingen zijn: 1. Organiseer kwaliteit Keer het proces om: formuleer eerst de ambities op basis van de cultuurhistorische en ruimtelijke potenties. Bepaal dan de programmatische potenties. Doe daarvoor eerst onderzoek om deze potenties in kaart te brengen. En zoek vervolgens naar bijpassende programma’s 2. Maak helder keuzes Maak een helder keuze in de omgang met cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit. Probeer tegenstrijdige ambities niet met elkaar te combineren. Stem het programma af op het cultuurhistorisch en ruimtelijk concept (en vice versa). ADVIES AAN PROVINCIE 1. Stimuleer hergebruik Ga door met het ontwikkelen van kennis over hergebruik en het inventariseren van waardevolle leegstaande panden. Geef daarbij speciale aandacht aan de opgave in het buitengebied. Onderzoek de mogelijkheid om ook de vraagzijde in kaart te brengen, bijvoorbeeld door een programmamakelaar aan te stellen die programma’s inventariseert waar een bijzondere locatie voor wordt gezocht. Stimuleer instrumenten en werkwijzen waarmee cultuurhistorische en ruimtelijke waarden een integraal onderdeel vormen van het herontwikkeling-proces (zoals de cultuurhistorische waarden benadering). 2. Biedt meer mogelijkheden in het ruimtelijk beleid Ontwikkel beleid voor hergebruik voor waardevolle vrijstaande gebouwen en complexen in het buitengebied. Onderzoek de mogelijkheden voor een regeling voor kleine landgoederen en complexen in het buitengebied analoog aan de regeling voor grote landgoederen. Biedt daarin meer ruimte voor uitbreiding zodat het behoud en de ontwikkeling van cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit mogelijk wordt: Rood voor Rood-Groen-behoud. ADVIES AAN GEMEENTEN Maak werk van herontwikkeling Werk proactief aan de herontwikkeling van leegstaande gebouwen met bijzondere culturele waarde. Onderzoek eerst de cultuurhistorische en ruimtelijke potenties en kijk dan (van daaruit) naar de programmatische mogelijkheden. Doe aan gebiedsontwikkeling: combineer omgeving, terrein en gebouw en reken en teken tegelijkertijd. ADVIES AAN HET RIJK (ROVB EN DLG) Bepaal cultuurhistorische waarde in een breder perspectief Het bepalen van prioriteiten bij het bepalen van de cultuurhistorische waarde van de defensieterreinen kan alleen gebeuren door de terreinen in samenhang te bekijken. Het vooronderzoek door PROMPT biedt veel handvaten voor een zorgvuldige cultuurhistorische inventarisatie, nu moet nog een integrale afweging op dit gebied worden gemaakt.
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
1
Kansen voor oude gebouwen in het landschap De bebouwing in het buitengebied is van grote invloed op onze beleving van het landschap. De geschiedenis van het cultuurlandschap is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de gebouwen en nederzettingen. Het verhaal van het cultuurlandschap is zonder de bebouwing niet te begrijpen (en vice versa). Dat is in Overijssel misschien nog wel meer het geval dan elders in het land. In Overijssel is vaak sprake van een sterke verweving van de gebouwen en nederzettingen met het landschap. De landgoederen en de boerderijen in Overijssel zijn daarvan de bekendste voorbeelden. Maar ook veel nieuwere gebouwtypen hebben een sterke band met het landschap en zijn zeer beeldbepalend. Daartoe behoren onder andere industriële gebouwen, zoals silo’s en fabriekhallen, waterkundige gebouwen en militaire gebouwen. De schoonheid van Overijssel wordt er door bepaald. Veel van deze gebouwen komen leeg te staan wanneer de oorspronkelijke functie verdwijnt. Een van de redenen is dat de vorm en structuur van de gebouwen is afgestemd op een specifieke functie. Ook de inrichting van het terrein is meestal sterk door de functie bepaald. Denk bijvoorbeeld aan de boerderij met bijbehorend erf, de molen met de bijbehorende molenbiotoop, de bunkers voor munitieopslag met bijbehorend camouflagebos et cetera. De specifieke gebouwvorm en de specifieke relatie met het landschap maken het niet eenvoudig om een nieuw programma te vinden. Maar de cultuurhistorische en ruimtelijke kenmerken zijn natuurlijk tegelijkertijd een kans om een bijzondere huisvesting op een bijzondere plek te realiseren. En daarmee een duurzaam en leefbaar buitengebied te stimuleren. Atelier Overijssel pleit er voor deze kansen ten volle te benutten. In dit advies gaan wij in op de vraag wat daarvoor gedaan moet worden. We denken daarbij niet in de eerste plaats in termen van behoud maar in termen van benutting. In plaats van een defensieve en beschermende houding pleiten we voor een actieve en op ontwikkeling gerichte houding. Let wel: het gaat hier om ontwikkeling en benutting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Dat is iets anders dan een rücksichtsloze herontwikkeling van bestaande gebouwen en terreinen. Een ‘levende’ omgang met de geschiedenis en het cultuurlandschap is de beste garantie dat waardevolle cultuurhistorische en ruimtelijke elementen betekenis blijven houden. En dat vergroot weer de kans op behoud voor de lange termijn. Ontwikkelen vanuit cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten dient niet alleen een maatschappelijk doel. Met het benutten en verder ontwikkelen van deze kwaliteiten wordt ook (financiële) waarde gecreëerd1.
2
De aanleiding voor dit advies is een verzoek van de Dienst Landelijk Gebied en de Provincie Overijssel aan het Atelier Overijssel om te adviseren bij de transformatie van de munitieopslag Stegerveld in Ommen. In het advies ‘Voorheen Munitieopslag, advies ruimtelijke kwaliteit voor Stegerveld’ zijn aanbevelingen geformuleerd en instrumenten ontwikkeld die ook van nut kunnen zijn bij de transformatie van andere vrijstaande en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of complexen in het buitengebied van Overijssel. Belemmeringen bij de transformatie van gebouwen in het buitengebied Het vinden van een andere functie voor een gebouw met een specifieke vorm is in veel gevallen niet eenvoudig. Hiervoor is een aantal redenen aan te geven: > > > > >
restrictief ruimtelijk beleid (beperkingen voor uitbreiding en bestemming) beperkingen uit de omgeving (milieuwetgeving) beperkingen monumentale status aanpassing van bestemmingsplan neemt veel tijd in beslag grote locaties vragen om een groot programma of om een mix van functies
Hergebruik van leegstaande gebouwen met een specifieke vorm is in het stedelijk gebied al niet eenvoudig. In het buitengebied is het vaak nog moeilijker. De vraag naar karakteristieke panden voor woningen, kantoren, ateliers of culturele functies is in de stad is groter. Ook zijn de ruimtelijke en milieutechnische beperkingen in het buitengebied meestal groter. De meeste voorbeelden van succesvol hergebruik van leegstaande gebouwen zijn dan ook te vinden in de stad. Er is daarom alle reden om specifiek te beleid te ontwikkelen voor de herontwikkeling van bijzondere gebouwen, vooral in het buitengebied.
1
Dit is ook de lijn die door het stimulerings- en innovatie programma Belvedere is ingezet. Cultuurhistorische waarde kan bijdragen aan waardeontwikkeling. Deze waardeontwikkeling komt echter vaak voor een deel ten goede aan de omgeving. Het is dan ook zaak om instrumenten te ontwikkelen die deze waardegroei terug laat vloeien aan het project.
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
LEEGSTAND GEBOUWEN OP DE AGENDA De aandacht voor het hergebruik van leegstaande gebouwen met een cultuurhistorisch waarde groeit. De Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed heeft opdracht gegeven voor een landelijke inventarisatie van structurele leegstand. Deze eerste (onvolledige) inventarisatie heeft in Overijssel een lijst van 142 gebouwen opgeleverd die langer dan twee jaar leegstaan of binnenkort hun functie verliezen. Circa één derde van de gebouwen op deze lijst staan in het buitengebied. Het betreft een eerste onderzoek dat is gebaseerd op de vrijwillige aanlevering van gegevens door vastgoedeigenaars. Het aantal waardevolle gebouwen in het buitengebied dat structureel leegstaat of over enige tijd leeg komt te staan is in werkelijkheid waarschijnlijk veel groter. Het is aan te bevelen dat het onderzoek naar leegstand van waardevolle gebouwen wordt voortgezet zodat hierover meer kennis beschikbaar komt2.
3
Leegstand gebouwen op de agenda
2
Dit onderzoek is in per provincie door verschillende partijen uitgevoerd. In Overijssel is het onderzoek uitgevoerd door het Oversticht. Het onderzoek richtte zich alleen op utilitaire gebouwen, niet op woningen.
Al eerder is middels het stimulerings- en innovatie programma Belvedere door het Rijk veel aandacht besteed aan hergebruik van cultuur-historisch waardevolle gebouwen. In het Belvedere programma is onder andere veel kennis ontwikkeld hoe het proces van herbestemming moeten worden opgezet en hoe projecten financieel haalbaar kunnen worden gemaakt3. Ook de provincie Overijssel heeft hergebruik van leegstaande gebouwen al langer op de agenda staan. Zij richt zich daarbij op het stimuleren van behoud en hergebruik van waardevolle industriële en agrarische gebouwen. Daarvoor heeft de provincie het Stimuleringsprogramma Re-animatie Industrieel en Agrarisch Erfgoed in het leven geroepen4. Het is toe te juichen dat de Provincie het hergebruik van waardevolle industriële en agrarische gebouwen stimuleert. Het ontwikkelen van kennis en het inspireren van betrokken partijen zijn belangrijke instrumenten om het hergebruik van deze gebouwen te stimuleren. Het Atelier Overijssel constateert wel dat hiermee slechts een deel van de leegstaande (waardevolle) gebouwen in het buitengebied aan bod komt. Ook constateert het Atelier Overijssel dat de herontwikkeling van bestaande gebouwen in het buitengebied in de praktijk ruimte moeilijk van de grond komt. Onder andere als gevolg van beleidsmatige restricties. Een heroverweging van het beleid en aanvullende instrumenten is nodig. AANVULLENDE RO-INSTRUMENTEN Bij de herontwikkeling van utilitaire gebouwen kan bijvoorbeeld geen gebruik worden gemaakt van de Rood-voor-rood-regeling5. Behoud en hergebruik van leegstaande gebouwen en het omliggende terrein kost net als het slopen van ontsierende gebouwen geld. Het zou daarom goed zijn om te onderzoeken of een vergelijkbare regeling kan worden ingevoerd die het hergebruik van gebouwen in het buitengebied vereenvoudigd. Maar anders dan bij de Rood-voor-rood-regeling gaat het niet om het slopen maar om het behouden van (waardevolle) gebouwen. Een beperkte uitbreiding is voor de meeste hergebruik projecten een voorwaarde om het plan haalbaar te maken.
4
Net als bij de Rood-voor-rood regeling kunnen daarbij kwalitatieve eisen aan de vormgeving van het gebouw en de inrichting van het terrein worden gesteld. Een regeling voor het stimuleren van hergebruik van leegstaande gebouwen met behoud van de cultuurhistorische waarde is verwant aan het beleid om het behoud en de ontwikkeling van oude en nieuwe landgoederen te stimuleren. Ook hier gaat het om terreinen waarbij sprake is van een grote samenhang tussen gebouw en landschap. Naast de zorg voor deze grote landgoederen is er behoefte aan een instrument waarmee kleinere terreinen met de bijbehorende bebouwing meer ruimte krijgen voor herontwikkeling om zo de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten te behouden. VAN RUIMTELIJKE ORDENING NAAR GEBIEDSONTWIKKELING Om een hoge ruimtelijke kwaliteit te bereiken die goed aansluit bij een nieuw programma zal het proces moeten worden omgekeerd: het proces moet als een gebiedsontwikkeling worden georganiseerd. Dat betekent dat de potenties en (on-) mogelijkheden van de plek het uitgangspunt moeten vormen voor de ontwikkeling. De eerste stap is het benoemen van de potenties van cultuurhistorische waarde van de gebouwen en de plek en het benoemen van de ruimtelijke potenties van de plek. Daaraan gaat een analyse van de bestaande situatie (plek en context) aan vooraf. De tweede stap is het onderzoeken van de programmatische mogelijkheden. Voorwaarde voor een succesvolle gebiedsontwikkeling is dat programma en ruimtelijke structuur elkaar versterken. Stap 1: Bestaande waarde en toekomstpotentie Bij een op ontwikkeling georiënteerde strategie moet er niet alleen gekeken worden naar de bestaande cultuurhistorische en ruimtelijke waarde, de ‘autonome’ waarde, maar ook naar de culturele en ruimtelijke potentie, de toekomstwaarde. Een heldere keuze over de omgang met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarde is een voorwaarde voor een doelgericht ontwikkelingsproces . Het gaat niet alleen om de vraag: ’wat willen we behouden?’, maar óók om de vraag: ‘wat willen we er mee doen?’ Globaal zijn er drie opties: A. B. C.
Behoud van het erfgoed: zorgvuldige conservering Het vertellen van een cultuur-historisch verhaal: behoud (of ontwikkeling!) van de essentie van een gebouw en/of terrein Een intensieve ruimtelijke ervaring: de karakteristieke elementen verwerken in een nieuw samenhangend beeld
3
Het programma Belvedere was een initiatief van de vier ministeries OCW, VROM, LNV en V&W. Het liep van 1999 tot 2009. Voor meer informatie zie: www.belvedere.nu 4 In dit kader zijn onder andere een inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen en een boek over de industriële silo’s uitgegeven. Zie voor meer informatie: www.overijssel.nl/thema’s/cultuur/erfgoed-musea/monumenten/industrieel-erfgoed) 5 de Rood voor rood regeling maakt het mogelijk om bij sloop van ontsierende gebouwen woningen te ontwikkelen die de sloop kunnen financieren
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
De eerste optie is de traditionele monumentenbenadering. Het behouden van het object staat voorop. Bij deze benadering gaat het om de autonome cultuurhistorische betekenis van een gebouw of een gebied. Het accent ligt meestal op het zorgvuldig behouden van de bijzondere objecten of onderdelen. Aantasting van deze onderdelen dient zoveel mogelijk te worden vermeden, in sommige gevallen kan het zelfs betekenen dat aanpassingen altijd weer ongedaan gemaakt moeten kunnen worden. Een dergelijke benadering geeft de meeste beperkingen aan het hergebruik. Tegelijkertijd is inpassing van het geconserveerde object binnen in een geheel nieuwe landschappelijke of stedenbouwkundige structuur in deze benadering mogelijk. In de tweede optie staat de betekenis van het object voorop. Hier gaat het vooral om het behouden van de essentie van het object, de hoofdstructuur bijvoorbeeld, zodat de geschiedenis afleesbaar is. In sommige gevallen betekent dit dat er sprake zal zijn van reconstructie om het verhaal begrijpelijk te maken. In deze benadering is het behoud c.q. de transformatie van een ruimtelijke structuur bedoeld om het historische verhaal te kunnen vertellen. In dit geval zal het gebouw of het gebied een herkenbare ruimtelijke structuur moeten hebben die tot de verbeelding spreekt. De beleveniswaarde van een gebouw of een gebied staat voorop, maar dan wel een belevenis met een relatie tot de (cultuur-) historische betekenis. Het gebruik en de transformatie moeten deze beleveniswaarde versterken. Vaak betekent dit dat een groot deel van de bestaande structuur behouden moet blijven en toegankelijk moet zijn. Maar tegelijkertijd kan de transformatie van een gebouw of gebied ingrijpend zijn wanneer daarmee de ruimtelijke belevenis wordt versterkt. In de derde optie ligt het accent op het beeld en de beleving van het object. In deze benadering wordt gebruik gemaakt van de bijzondere ruimtelijke karakteristieken van een gebouw of een gebied zonder daarbij acht te slaan op de cultuurhistorische betekenis. Een ingrijpende transformatie ten behoeve van een ander programma is mogelijk en ook de relatie met de omgeving kan ingrijpend worden veranderd. De relatie met het historisch verhaal is losgelaten. Ook heeft het gebouw of het terrein geen betekenis meer als monument waarbij de vorm zorgvuldig wordt geconserveerd. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de opties.
5
Tabel 1: overzicht van de opties.
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
Stap 2: Bepalen programma De keuze voor een van de bovengenoemde benaderingen stuurt de wijze van behoud en transformatie van het gebouw (of gebouwencomplex) en de omgeving. De keuze voor de benadering stuurt ook het type programma dat geschikt is voor de locatie. In onderstaand schema zijn de verbanden tussen de verschillende aspecten vereenvoudigd weergegeven. In de eerste stap van dit schema wordt de waarde bepaald van het object. De keuze voor de waarde hangt nauw samen met het cultuurhistorische doel van de herontwikkeling (stap 2). Op basis van het doel kan worden bepaald welke delen van het gebouw (c.q. complex) en terrein voor behoud respectievelijk voor transformatie in aanmerking komen (stap 3) en wat de uitgangspunten zijn voor het behoud respectievelijk de transformatie (stap 4). Deze keuzes bepalen uiteindelijk de mogelijkheden voor het programma.
Tabel 2 : verbanden tussen de verschillende aspecten
In de praktijk liggen de keuzes uiteraard niet zo scherp. Ook zijn de keuzes in de praktijk niet zo lineair als hier boven voorgesteld; in werkelijkheid zal de keuze voor een bepaalde benadering iteratief zijn. Het schema is vooral bedoeld om duidelijk te maken waar de accenten kunnen liggen tijdens het ontwikkelproces. Het is bedoeld als hulpmiddel om heldere keuzes te kunnen maken over de omgang met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.
6
VOORBEELD MUNITIEOPSLAG STEGERVELD Het Stegerveld is één van de 53 militaire gebieden in Nederland die door het ministerie van Defensie zijn overgedragen aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De meeste terreinen liggen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en moeten ‘groen’ ontwikkeld worden in het kader van het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PROMT). De opbrengst van de ontwikkeling van bepaalde terreinen moet de kosten dekken van andere terreinen. Stegerveld is een complex dat geld moet opleveren. Daarnaast is Stegerveld onderdeel van het pilotproject Zorglandgoederen van de DLG. Voor het Stegerveld lag ten tijde van de adviesaanvraag reeds een concreet voorstel op tafel voor de ontwikkeling van een zorglandgoed. Initiatiefnemer van dit plan is de zorginstelling Baalderborg. De DLG en de provincie hebben het AtelierOverijssel gevraagd ruimtelijke randvoorwaarden te formuleren voor dit concrete programma Omgekeerd proces Bij de ontwikkeling van de locatie Stegerveld zijn veel doelstellingen en randvoorwaarden van bovenaf opgelegd. In het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PROMT) zijn de bunkers als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. In het PROMT is ook bepaald dat deze locatie geld moet opleveren zodat op andere locaties natuur kan worden ontwikkeld. De DLG ziet de locatie als een geschikte plek om een pilotproject te ontwikkelen voor zorglandgoederen. De provincie heeft de randvoorwaarde gesteld dat de locatie valt onder de Rood voor Rood regeling en dat er geen uitbreiding van het gebouwd oppervlak mag plaatsvinden. Ook heeft de provincie aangegeven dat de natuurwaarden in het gebied moeten worden versterkt en dat de omliggende boeren geen beperking mogen ondervinden van de ontwikkeling. Met deze doelstellingen en beperkingen is het lastig om tot een goed plan te komen waar ruimtelijke kwaliteit en programma elkaar versterken. Het probleem van het proces tot nu toe is dat vanuit verschillende sectoren en vanuit uiteenlopende belangen eisen op tafel liggen die niet uit de locatie zelf voortkomen. Deze algemene beleidsdoelstellingen kunnen niet op een abstract niveau worden geïntegreerd. Integratie van (algemene) doelstellingen en (lokale) potenties kan alleen wanneer de locatie het uitgangspunt is voor het formuleren van een ruimtelijke en programmatisch concept. Algemene beleidsdoelstellingen zijn nuttig om richting te geven aan concrete ontwikkelingen maar mogen niet te knellend zijn. In het huidige planproces moeten teveel doelen worden gediend en de doelstellingen zijn voor een deel tegenstrijdig. De doelstelling voor het ontwikkelen van een markant gebouw in het landschap als onderdeel van een zorglandgoed en het behouden en voor bezoekers openstellen van de bunkers, gekoppeld aan het recreatieve netwerk verhoudt zich slecht met het ontwikkelen van een zorginstelling voor autisten die behoefte hebben aan een prikkelarme omgeving. Ook de doelstelling om het gebouwd oppervlak te beperken (in het kader van de Rood voor Rood regeling) is geen optimale randvoorwaarde voor een zorgprogramma
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
7
Munitieopslag Stegerveld
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
dat bij voorkeur op één laag is gesitueerd. De wens om vanuit een cultuurhistorisch belang de ruimtelijke structuur van het terrein te behouden betekent dat het karakter van een door bossen verborgen terrein grotendeels gehandhaafd dient te blijven. Dit is tegenstrijdig met het uitgangspunt de locatie te laten vallen onder de Rood voor Rood regeling waarbij het gaat om het weghalen van ontsierende (agrarische) gebouwen in het (open) landschap. Ook past het niet bij de doelstelling een landgoed te realiseren waar een open relatie met het landschap juist uitgangspunt is. Uiteraard kunnen in de planvorming de nuances worden gevonden waarmee een deel van de in eerste instantie tegenstrijdige doelstellingen toch met elkaar kan worden verzoend. Maar het risico voor een verwaterd plan is groot. CULTUURHISTORISCHE WAARDE MUNITIECOMPLEX STEGERVELD De 53 militaire gebieden die door het ministerie van Defensie worden overgedragen vertegenwoordigen een deel van onze militaire en politieke geschiedenis tijdens de koude oorlog. Het is daarom de moeite waard om te onderzoeken of een deel van deze terreinen behouden kan blijven om de herinnering aan deze periode levend te houden. De terreinen bieden de mogelijkheid om deze geschiedenis fysiek ervaarbaar te maken. Het Munitiecomplex Stegerveld is geen alledaagse plek. De bunkers hebben een markante vorm en de bijbehorende dienstgebouwen hebben een karakteristieke militaire architectuur. De inrichting van het terrein staat geheel in dienst van het camoufleren van de militaire functie. Deze karakteristieken maken het terrein bijzonder. Tegelijkertijd is de ruimtelijke en architectonische kwaliteit niet bijzonder hoog. Behoud van de bunkers, de dienstgebouwen en de ruimtelijke structuur heeft op zichzelf geen hoge prioriteit. De bunkers en de ruimtelijke structuur hebben echter wel een grote potentie bij een ander gebruik. Het moet dan wel gaan om een functie waarbij de vorm van de bunkers en het bos optimaal worden gebruikt en kunnen worden ervaren. Gebruik als opslagruimte is mogelijk maar maakt geen gebruik van de ruimtelijke potentie.
8
OMGEVING De locatie ligt op een bijzondere plek in Overijssel. Op de grens van het hoogveen ten noorden van de Coevorderweg en nabij het Vechtdal ten zuiden van de locatie. De locatie ligt in een gebied waar bossen en open landbouwgronden elkaar afwisselen. Geomorfologisch is het een bijzonder gebied, in een relatief klein gebied komt een groot aantal geomorfologische typen voor. Het vormt daarmee een dwarsdoorsnede van een groot deel van de landschappen die in Nederland voorkomen. Rond het Vechtdal en de Coevorderweg is een groot aantal recreatieve voorzieningen gelegen. Met name ten zuiden van de Vecht ligt een groot aantal landgoederen. Bijzonder zijn ook de historische buurtschappen, waaronder het nabijgelegen Junne en Stegeren. Belangrijk voor het recreatieve netwerk is het Pieterpad dat op korte afstand de locatie passeert. Bij de ontwikkeling van de locatie zijn twee potenties van belang: de ligging in het recreatieve netwerk en het Vechtdal als recreatieve en natuurlijke zone. Recreatief netwerk Van belang in de toekomst is het downgraden van de N34. Daarmee kan de recreatieve potentie van de route sterk worden vergroot. Recreatieve voorzieningen langs deze weg zullen daarmee een sterker natuurlijk profiel kunnen krijgen (minder gericht op het doorgaande verkeer). Het Stegerveld zou hier op in kunnen spelen. De Oosterdijk, de weg die grenst aan de westzijde van het Stegerveld, is als route naar het Vechtdal een andere potentie. In de huidige situatie is deze route nauwelijks zichtbaar. Bij herontwikkeling van het Stegerveld zou deze route beter kunnen aansluiten op de Coevorderweg en daarmee de route naar de Vechte en Junne kunnen verbeteren. Daarmee ontstaat bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om het Stegerveld via een extra rondje aan te sluiten op het Pieterpad.
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
BESTAANDE SITUATIE Camouflagelandschap De ruimtelijke structuur van de locatie wordt vooral gekenmerkt door de beslotenheid. Verschillende ‘lagen’ in de bosstructuur creëren tezamen een camouflagelandschap. Er zijn vier lagen te onderscheiden: de randbossen, de haag, het middenbos en het bos boven de bunkers. De randbossen zijn onderdeel van de bossen in de omgeving, deze vormen een kader voor de open landbouwgronden. De haag is een continue rij bomen langs het hek. Aan beide zijden van het hek ligt een pad ten behoeve van de bewaking van het terrein. Het middenbos ligt rondom de opslagplaatsen. Doordat de open plekken klein zijn, worden de gebouwen vanuit de lucht gecamoufleerd. Bij de grote bunkers groeien er bovendien bomen op de bunkers. Vier vormen van camouflage
9 Situering De verschillende lagen in het camouflagelandschap bieden verschillende mogelijkheden om de bebouwing te situeren in het landschap. Elke vorm gaat op een andere manier om met de relatie tussen gebouw(en) en context. De wijze waarop de bebouwing wordt gesitueerd heeft consequenties voor het type programma dat op de locatie kan worden geplaatst. Globaal zijn er twee mogelijkheden: het behouden van de bestaande beslotenheid of het openen van het bos naar de omgeving. Elk van deze twee ruimtelijke modellen zal geschikt zijn voor een specifiek programma. Vier vormen van situering
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
Bomen op bunker
10 Ruimtelijke potentie en programma Er zijn twee mogelijkheden voor de ruimtelijke structuur van Stegerveld. De eerste is gebruik te maken van de ruimtelijke potenties van de locatie. Dat zijn vooral de markante bunkers en de omgeving (Vechtdal, N34/Coevorderweg/Ommerweg). De tweede is gebruik te maken van de geïsoleerde ligging als gevolg van de afscherming door de bosranden. In het eerste geval leent de structuur zich voor een openbaar programma waarbij Stegerveld ook als monument of eventueel als historische belevenis bezocht kan worden. Commerciële en culturele functies liggen dan voor de hand. Ook een goede aantakking aan het recreatieve netwerk past bij dit concept. In het tweede geval past juist een programma dat weinig relaties met de omgeving nodig heeft. De zorginstelling voor autisten past hier uiteraard goed bij. Hoofdkeuze: open of gesloten
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
COLOFON Dit is een uitgave van AtelierOverijssel Zwolle, juni 2010 Adviezen van AtelierOverijssel AtelierOverijssel adviseert vanuit een onafhankelijke positie en heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit van Overijssel te versterken en te verbeteren. Het atelier hanteert daarbij een brede betekenis van het begrip ruimtelijke kwaliteit, waarbij de combinatie wordt gezocht tussen het versterken en benutten van de ruimtelijke structuur en de ontwikkelpotentie van een gebied. Hierbij worden sociale-, mentale-, economische- en duurzaamheidaspecten meegenomen. Het Atelier adviseert aan de voorkant van planvorming en helpt om de opgave goed te definiëren en stimuleert goed opdrachtgeverschap. Met het advies van AtelierOverijssel kunnen partijen zich gesterkt voelen in hun onderhandelingspositie met anderen. Het Atelier neemt niet de plaats in van een extern adviesbureau en maakt dus ook geen concrete plannen. De adviezen zijn publiek en staan op de website van AtelierOverijssel. Ook worden ze onder de aandacht gebracht bij de relevante opdrachtgevende partijen. AtelierOverijssel is een onafhankelijke werkplaats waar op diverse manieren wordt gewerkt aan ruimtelijke kwaliteit in Overijssel: onderzoekend, agenderend en adviserend. Door de interactieve werkwijze heeft het atelier de functie van leerwerkplaats waar verschillende vakdisciplines elkaar ontmoeten en samenwerken. AtelierOverijssel is van Het Oversticht, Kunst & Cultuur Overijssel, Dienst Landelijk Gebied, Landschap Overijssel, Architectuurcentrum Twente, de waterschappen in Overijssel en Provincie Overijssel.
11
Reacties of vragen naar aanleiding van dit advies? Secretariaat AtelierOverijssel T.a.v. Margien Katerberg Harm Smeengekade 9 8011 AK Zwolle T 0384.222.900 E
[email protected]
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit
AtelierOverijssel werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit