ARBO in het Nederlandse landschap een handleiding voor veilig vrijwilligerswerk in natuur en landschap
Inhoudsopgave Lijst van gebruikte termen, definities en afkortingen
6
Verantwoording
7
Leeswijzer
8
Voorwoord
9
Inleiding
10
Hoofdstuk 1
Aan het werk in natuur en landschap 1.1 Een goede voorbereiding 1.1.1 Werk, werkplek en gereedschappen 1.1.2 Werk, werkplek, gereedschappen en de vrijwilligersgroep 1.2 En nu aan de slag 1.3 Bijna klaar 1.4 De coördinator rapporteert Samenvatting
13 13 13 14 15 16 16 17
Hoofdstuk 2
Zo werkt de Arbeidsomstandighedenwet 2.1 Doelstellingen van de Arbowet 2.2 Plichten van de provinciale stichtingen en de coördinatoren van vrijwilligersgroepen 2.3 Tijdelijke vrijstelling Arbodienst 2.4 Ook de vrijwilliger heeft plichten 2.5 De Arbopromotor 2.6 De verbetercirkel 2.7 Samen doen! 2.8 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 2.8.1 De organisatie 2.8.2 Wie, wat en waarvoor? 2.9 Tenslotte, de Arbo-instrumenten Samenvatting
18 18
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4
Hoofdstuk 4
Het Arbobeleid van Landschapsbeheer Nederland De Arbowet en het vrijwilligerswerk Arbobeleid Landschapsbeheer Nederland De RI&E-lijsten en het plan van aanpak Doelstellingen Samenvatting
De risico-inventarisatie & -evaluatie 4.1 Het inventariseren van de Arborisico’s 4.2 Houd je gegevens ‘up to date’ 4.3 Hoe maak ik risico’s meetbaar? Samenvatting
19 21 22 22 22 23 23 23 24 27 27 28 28 28 29 29 30 31 31 32 32 33
2
Hoofdstuk 5
Van RI&E tot plan van aanpak 5.1 De basisstructuur van het plan van aanpak 5.1.1 Begeleiding en toezicht 5.1.2 Instructie, voorlichting en scholing 5.1.3 Onderhoud en keuring van gereedschappen en machines 5.1.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen 5.1.5 Registratie van (bijna-)ongevallen en milieu-incidente 5.1.6 Procedures en registraties 5.2 Plan van aanpak volgens de organisatie van de werkdag 5.2.1 De werkplek 5.2.2 De werkgroep 5.2.3 De werkdag 5.2.4 Nazorg en evaluatie Samenvatting
34 35 35 35 37 38 39 40 40 40 41 41 42 42
Hoofdstuk 6
Wettelijke Aansprakelijkheid en Ongevallenverzekering 6.1 De ongevallenverzekering 6.1.1 Het ongeval 6.1.2 Begunstigde 6.1.3 Uitsluitingen 6.1.4 Premiebetaling 6.1.5 Aanvullende motorrijtuigenverzekering 6.2 De aansprakelijkheidsverzekering (WA) 6.2.1 Verzekerden 6.2.2 Dekking 6.2.3 Premiebetaling Samenvatting
43 43 43 44 44 45 45 45 45 45 46 46
Hoofdstuk 7 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Arbocheckbladen 47 Onderhoud knotbomen, hakhout en griend 48 Onderhoud laanbomen, leilinden en hoogstamfruitbomen 52 Onderhoud bos en houtwal (ook blessen/smetten) 55 Onderhoud heg 59 Verwerken snoeimateriaal (takken versnipperen, houtschillen en houtkloven 62 Verwijderen opslag en onderhoud heide 65 Maaien, hooien en wieden 68 Onderhoud poelen, beken en sprengen 71 Aanplanten 74 Aanleg en onderhoud van wandel- en knuppelpaden 77 Plaatsen of verwijderen van afrasteringen en beschoeiingen 80 Soortenbeheer: (weide)vogels, vleermuizen, padden e.a. 83 Herstel grafheuvels 86 Opruimacties en stal uitmesten 89 Organiseren van kampen, excursies en werkdagen 91
Slotverklaring Relan Arbo
93
3
4
Bijlagen 1- De risico-inventarisatie
95
2- Weging risicofactoren
119
3- Adressenlijst
120
4- Overzicht Persoonlijke beschermingsmiddelen
124
5- Overzicht serviceniveau
126
6- (Bijna) ongevallen formulieren
128
7- Voorbeeldformulieren
132
Colofon
- a: werkoverlegformulier
132
- b: certificaat van keuring
133
- c: verslag werkdag
134
- d: formulier ontvangst persoonlijke beschermingsmiddelen
136 140
5
Lijst van gebruikte termen, definities en afkortingen AOC Agrarisch Opleidings Centrum; een onderdeel van het reguliere lager en middelbaar agrarische onderwijs met zowel voltijd- als kortdurende cursussen.
Arbeidsinspectie de afdeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die de naleving van de Arbowet controleert.
Arbodienst een door de overheid gecertificeerde instelling die bedrijven en organisaties kan assisteren bij de uitvoering van de verplichtingen die uit de Arbeidsomstandighedenwet voorkomen, en die haar activiteiten met name richt op het Nederlandse bedrijfsleven.
Arbowet de Arbeidsomstandighedenwet 1998 waarin de zorg voor goede arbeidsomstandigheden is vastgelegd. Deze vernieuwde Arbowet is van kracht sinds 1 november 1999.
Bijna-ongeval dit is een lastig te definiëren begrip, maar realiseer je dat elk ongeval vaak vooraf gegaan wordt door een aantal bijna-ongevallen. Iedereen kent de ervaring van dat het nog maar net goed ging. Juist door te leren van deze bijna-ongevallen kunnen echte ongevallen vaak worden voorkomen.
Coördinator (van de vrijwilligersgroep) de coördinator van de groep vrijwilligers (vaak zelf ook een vrijwilliger), die het vrijwilligerswerk in natuur en landschap organiseert en coördineert.
IPC Groene Ruimte Innovatie en Praktijk Centrum Groene Ruimte; de opleidingsinstelling voor met name kortdurende praktische cursussen voor de groene ruimte.
Landschapsbeheer Nederland (LBN) het landelijke samenwerkingsverband van de provinciale stichtingen voor natuur en landschapsbeheer.
Ongeval een plotseling en van buitenaf ongewild geweld dat op een persoon inwerkt en dat letsel of de dood ten gevolge heeft (zie ook paragraaf 6.1.1)
6
Opdrachtgever (terreineigenaar of terreinbeheerder) hij of zij die opdracht en toestemming geeft aan de coördinator van een vrijwilligersgroep of aan een provinciale stichting voor het uitvoeren van werkzaamheden, en hiervoor toegang verschaft tot zijn terreinen.
PBM persoonlijke beschermingsmiddelen; middelen die beschermen tegen gevaren van gereedschappen, machines en omstandigheden. Zij vormen vaak het sluitstuk van een goed Arbobeleid.
Plan van aanpak na het uitvoeren van een risico-inventarisatie & -evaluatie verwoordt men in het plan van aanpak welke risico’s het eerst aangepakt zullen worden, hoe, wanneer en door wie. Het plan van aanpak vormt een verplicht onderdeel van de risico-inventarisatie & -evaluatie.
Provinciale stichting(en) en/of stichting(en) de provinciale stichting(en) voor natuur en landschapsbeheer.
Risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E) één van de in de Arbowet genoemde instrumenten voor de inventarisatie van de risico’s die vrijwilligers lopen bij hun werkzaamheden. In de evaluatie is een rangorde aangegeven in de ernst, aard en omvang van deze risico’s.
Vrijwilligers of vrijwilligersgroep zij die zich actief inzet(ten) voor het werk in natuur en landschapsbeheer zonder hiervoor een directe (geldelijke) beloning te ontvangen.
Verantwoording Deze handleiding is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Noch de uitgever noch enig ander persoon die in zijn naam handelt, is echter verantwoordelijk voor de wijze waarop de informatie wordt gebruikt. Het ontslaat derhalve niemand van zijn of haar verantwoordelijkheid voor de zorg voor goede arbeidsomstandigheden op de werkplek.
7
Leeswijzer Voor je ligt de handleiding ‘Arbo in het Nederlandse landschap’. Deze handleiding geeft de coördinatoren van vrijwilligersgroepen een handreiking bij het organiseren van een ‘veilige’ werkdag. Al een aantal jaren zijn organisaties verplicht tijdens de voorbereiding en de uitvoering van werk aandacht te schenken aan goede arbeidsomstandigheden en veiligheid, en wel aantoonbaar! De Arbeidsomstandighedenwet (kortweg Arbowet) geeft hiervoor een aantal praktische hulpmiddelen. Hoewel iedereen verantwoordelijk is voor de eigen en andermans veiligheid, hebben met name de coördinatoren van de vrijwilligersgroepen een belangrijke rol bij het opzetten en actueel houden van de Arbozorg; en hiermee een permanente taak om de veiligheid van de groep aandacht te geven. De handleiding is een praktische vertaling van de Arbowet voor het vrijwilligerswerk in natuur en landschap. Daarnaast zijn er kort geleden een aantal (tijdelijke) vrijstellingen verleend aan vrijwilligersorganisaties. Deze zijn in de handleiding wel opgenomen, maar niet uitgediept . Zo blijft de handleiding zo beknopt mogelijk en dus prettig leesbaar. Slechts de relevante onderdelen van het vrijwilligerswerk komen aan bod. Wij bieden dus een handleiding zonder extra ballast. Hoewel de handleiding zo praktisch mogelijk is gehouden, zou zij toch te mager zijn zonder enige beschrijving van enkele ‘theoretische’ achtergronden. Het ‘hoe en waarom’ van de verplichtingen die de Arbowet ons oplegt heeft in de handleiding wel een plaats gekregen. Een toelichting dus. De coördinator die, nu geconfronteerd met een aantal extra veiligheidstaken, ook over de theoretische kant van de hoed en de rand wil weten, leest de voorliggende handleiding natuurlijk van a tot z. Nodig is dit niet per se. De handleiding is gesplitst in een theoretisch en een praktisch gedeelte. Bestudering van dit laatste volstaat om daarna aan de slag te gaan met ‘veilig werken’ in natuur en landschap.
Hoofdstuk 1 geeft een algemene beschrijving van de organisatie van een werkdag. Daaruit blijkt dat aandacht voor arbeidsomstandigheden en veiligheid niet geheel nieuw is. Wel nieuw is de verplichting om deze aandacht aan te tonen. Hoe dat moet staat onder meer in de hoofdstukken 4 en 5. Hoofdstuk 7 tenslotte geeft kernachtig aan wat dit in de praktijk betekent voor de verschillende activiteiten; verplichte kost voor aanvang van het werk! In de bijlagen zijn een aantal voorbeeldregistratieformulieren opgenomen voor het bijhouden van een aantal door de Arbowet vereiste registraties. Je kunt ze kopiëren en dus direct gebruiken. In de handleiding wordt gemakshalve gesproken over ‘de vrijwilliger’ en ‘de coördinator’, ofwel de mannelijke aanspreekvorm. Vanzelfsprekend kan worden gelezen ‘de vrijwilliger (m/v)’ en ‘de coördinator (m/v)’.
8
Voorwoord Goede arbeidsomstandigheden ook voor vrijwilligers belangrijk Vrijwilligerswerk heeft een belangrijke plaats in onze samenleving. Sommige sectoren zouden niet kunnen bestaan zonder de inzet van vrijwilligers. Denk bijvoorbeeld aan de sportsector, het jeugdwerk en het natuur- en landschapsbeheer. In ons land zijn naar schatting drie miljoen vrijwilligers actief. Meer mensen dan je in welke bedrijfstak dan ook aan vaste medewerkers tegenkomt. Vrijwilligers doen hun werk vaak onder moeilijke omstandigheden. Mede hierdoor gebeuren er helaas ieder jaar opnieuw ernstige ongelukken bij het uitoefenen van vrijwilligersactiviteiten. Het is daarom van groot belang dat het besef dat mensen hun werk in veilige en gezonde omstandigheden moeten kunnen verrichten, ook gemeengoed wordt bij het uitoefenen van vrijwilligerswerk. Om die reden juich ik het tot stand komen van deze Arbohandleiding toe. Deze handleiding kan het denken over veilig en gezond werken bevorderen. Ik hecht er aan er op te wijzen dat bevordering van goede arbeidsomstandigheden niet is bedoeld om het vrijwilligerswerk op kosten te jagen. Waar werkgevers een Arbodienst bij de risico-inventarisatie & -evaluatie moeten inschakelen, mogen vrijwilligersorganisaties dat zelf doen zolang het om echt vrijwilligerswerk gaat. En goede arbeidsomstandigheden waardoor ziekte en arbeidsongeschiktheid worden voorkomen, zijn in ieders belang. In het belang van de vrijwilliger en in het belang van de vrijwilligersorganisatie die de vrijwilliger immers graag zal willen behouden voor het belangrijke werk dat hij of zij in onze samenleving verricht. J.F. HOOGERVORST STAATSSECRETARIS
VAN
SOCIALE ZAKEN
EN
WERKGELEGENHEID
9
Inleiding Vrijwilligerswerk in natuur en landschap is voor velen synoniem aan gezellig en ongedwongen samenwerken in de natuur, lekker actief bezig zijn, zinvol werk verzetten, de natuur van dichtbij beleven en leuke mensen ontmoeten. Iedereen heeft zo zijn eigen motieven om zich in te zetten voor het behoud van ons Nederlandse landschap. Jaarlijks zijn zo’n 30.000 vrijwilligers betrokken bij het onderhoud en beheer van (kleine) landschapselementen en natuurterreinen. Hoogstamfruit, knotwilgen, houtwallen en hakhoutstruweel, stuk voor stuk natuur- én cultuurhistorische monumentjes die ons landschap maken tot wat het is. Zonder de inspanningen van al deze vrijwilligers zou Nederland een stuk saaier zijn. Natuurlijk wordt al dit werk goed voorbereid en gecoördineerd. Grotendeels doen de vrijwilligers dit zelf. Per groep zijn er vaak één of meerdere ‘trekkers’ die afspraken maken met de eigenaar of beheerder over het werk en de nodige gereedschappen regelen. Voor dit laatste en vele andere zaken kunnen zij terecht bij de provinciale stichtingen voor natuur en landschapsbeheer. In de loop der jaren hebben de provinciale stichtingen zich ontwikkeld tot professionele organisaties die vrijwilligers zo veel mogelijk helpen bij de organisatie en uitvoering van hun werk in natuur en landschap. Bijvoorbeeld stellen zij de juiste gereedschappen beschikbaar en verzorgen werkinstructies en praktijkcursussen. Daarnaast is het voor werkgroepen vaak mogelijk om via de provinciale stichtingen een (aanvullend) pakket aan verzekeringen te regelen. De vrijwilligersgroepen kunnen hierbij zelf bepalen in hoeverre ze gebruik maken van de aangeboden diensten. Terwijl de ene groep nauwe banden onderhoudt met de stichting, werken andere groepen juist zeer autonoom en maken niet of nauwelijks gebruik van de geboden diensten. Vrijwilligerswerk in natuur en landschap is leuk ... en kan ook leuk blijven, zolang alles goed gaat! Dit laatste heeft alles te maken met veiligheid en het voorkomen van risicovolle situaties en ongelukken. Vaak werken vrijwilligersgroepen met gevaarlijke gereedschappen die, zeker in minder ervaren handen, al snel (letsel) risico opleveren voor degene die ermee werkt of degenen in zijn of haar directe omgeving. Met goede gereedschappen en trainingen voor gereedschapgebruik, gereedschaponderhoud en ergonomie (werkhouding) hopen de provinciale stichtingen risicovolle situaties zo veel mogelijk te voorkomen. De Arbowet gaat echter nog een stapje verder. Nu duidelijk is dat de Arbeidsomstandighedenwet (kortweg Arbowet) ook van toepassing is op het vrijwilligerswerk, hebben de provinciale stichtingen, verenigd in het samenwerkingsverband Landschapsbeheer Nederland, besloten hun diensten aan de vrijwilligers uit te breiden. Deze handleiding ‘Arbo in het Nederlandse Landschap’ is hiervan het eerste tastbare resultaat. Met deze handleiding kunnen vrijwilligersgroepen gestructureerd verbeteringen aanbrengen in de veiligheid en arbeidsomstandigheden van de groep. Landschapsbeheer Nederland beoogt met deze handleiding een product aan te bieden waarmee de coördinatoren en vrijwilligersgroepen samen kunnen werken aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden en veiligheid op de werkplek. Zijzelf weten immers als geen ander hoe het daarmee gesteld is, wat de risico’s zijn en hoe deze beheersbaar zijn te maken. Natuurlijk staan zij hier niet alleen voor. Veilig werken is in ieders belang. Iedereen draagt daarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook de vrijwilliger. Samen met het handboek voor de coördinatoren van
10
vrijwilligersgroepen is daarom het zakgidsje ‘Veilig vrijwilligerswerk’ tot stand gekomen. In dit gidsje is helder beschreven wat de vrijwilliger het beste kan doen of juist moet laten om zo veilig mogelijk te werken; voor zichzelf en voor zijn/haar omgeving. En natuurlijk zijn de provinciale stichtingen er nog. Met de uitgave van deze handleiding en het zakgidsje houdt hun taak niet op. Veiligheid vraagt nu eenmaal permanente aandacht. Momenteel wordt als een vervolg op de handleiding- gewerkt aan een cursus waarmee met name de coördinatoren van vrijwilligersgroepen praktische handreikingen krijgen voor het opzetten van een eigen Arboplan voor de groep. Deelname aan deze cursus kan worden geregeld met de provinciale stichtingen. Na het doorlezen van deze handleiding heb je een goed beeld van wat er van je verwacht wordt om het werk van de vrijwilligersgroep zo veilig mogelijk te maken. In hoofdstuk 1 is de voorbereiding en de uitvoering van een ‘gemiddelde’ werkdag beschreven. Daarin zullen veel herkenningspunten zijn voor jezelf en je vrijwilligersgroep; ook waar het gaat over arbeidsomstandigheden en veiligheid. In de tekst staan tussen haakjes telkens verwijzingen naar volgende paragrafen, die dieper op het onderwep ingaan. Uit het eerste hoofdstuk blijkt al dat Arbo niet nieuw is. Wel gaat de nieuwe Arbowet en regelgeving wat verder dan je nu gewend bent en vraagt je je aandacht voor veiligheid expliciet aantoonbaar te maken, zowel in de voorbereidingen als tijdens het werk. De achtergronden van de Arbowet en de betekenis ervan voor vrijwilligerswerk in natuur en landschap zijn beschreven in de hoofdstukken 2 en 3. De hoofdstukken 4 en 5 werken de praktische gevolgen van de Arbowet uit en helpen je bij het opstellen van een helder Arboplan, waarin je de aandacht voor arbeidsomstandigheden en veiligheid in de vrijwilligersgroep op schrift vastlegt. Hoewel met de uitvoering van het Arboplan er alles aan is gedaan om de risico’s zo veel mogelijk te beperken, is er geen garantie dat er nooit iets mis zal gaan. Een ongeluk zit immers in een klein hoekje. In dat geval is het goed te weten dat de provinciale stichtingen de eventuele aansprakelijkheid hebben (her)verzekerd. Hoe dit geregeld is, lees je in hoofdstuk 6. Tenslotte geeft hoofdstuk 7 een korte beschrijving van de mogelijke risico’s per soort activiteit en hoe je deze kunt vermijden. Met deze handleiding heeft Landschapsbeheer Nederland haar verantwoordelijkheid willen nemen voor goede arbeidsomstandigheden en veilig werken. Wij vertrouwen erop dat de coördinatoren dat ook doen. Deze handleiding helpt daarbij. Wel is het niet te vermijden dat coördinatoren hierdoor wat extra werk krijgen. Er zal immers meer op papier worden vastgelegd. Maar is vrijwilligerswerk dan nog wel leuk nu wij worden geconfronteerd met de Arbowet? Een vrijwilliger verwoordde het als volgt: “Het vrijwilligerswerk in natuur en landschap is leuk ..... totdat er iets mis gaat. Ongelukken zijn namelijk absoluut niet leuk, zeker niet als je deze van nabij meemaakt. Als de invoering van de Arbowet ertoe kan bijdragen dat ongelukken voorkomen kunnen worden, is dat een prima zaak. Het werk wordt er dan alleen maar leuker van!”
11
12
HOOFDSTUK
1 Aan het werk in natuur en landschap Elk jaar weer zetten zo’n 30.000 vrijwilligers zich in voor het behoud van ons Nederlandse landschap. Zij hebben zich aangesloten bij één van de vele werkgroepen in de regio en zijn één of meerdere dagen per jaar druk doende met het knotten van wilgen, het plaggen van heidevelden of weidevogelbescherming. Al dit werk wordt georganiseerd, en hoewel de provinciale stichtingen voor natuur en landschapsbeheer de groepen graag met raad en daad bijstaan, is het vaak de groep zelf die bepaalt hoe het werk op die dag en alles er om heen geregeld is. Meestal zijn er een paar ‘trekkers’ in de groep die al dit regelwerk op zich nemen, de zogenoemde coördinatoren. De coördinatoren - vaak zelf vrijwilligers en gewoon leden van de werkgroepen zijn manusjes-van-alles. Ze maken de afspraken met de terreineigenaar of beheerder over het uit te voeren werk, lenen gereedschap bij de provinciale stichting en zorgen ervoor dat de werkdag goed en netjes verloopt. En veilig, want het werken met bijlen, zagen, spades en soms zelfs met motorkettingzagen is niet zonder gevaar. Een plezierige werkdag is vooral ook een veilige werkdag; op ongelukken zit immers niemand te wachten! In dit eerste hoofdstuk van deze handleiding voor veilig vrijwilligerswerk is de organisatie van een willekeurige werkdag in het vrijwilligerswerk in natuur en landschap beschreven. Bij de beschreven handelingen staat telkens tussen haakjes de paragraafnummers die dieper ingaan op de arbeidsomstandigheden en de veiligheid die bij die handelingen van toepassing zijn.
1.1 Een goede voorbereiding 1.1.1 Werk, werkplek en gereedschappen Voordat de vrijwilligersgroep aan het werk gaat, is er al van alles vooraf geregeld. Vaak is het iemand in de groep -vaak ook een vrijwilliger- die dit regelwerk leuk vindt en de voorbereidingen treft: de coördinator van de vrijwilligersgroep. Werk vinden is meestal geen punt; objecten genoeg waaraan nodig iets moet gebeuren. De vraag is echter of dit werk wel geschikt is voor de groep vrijwilligers. Allereerst moet het werk natuurlijk ‘passen’ bij de groep. Een wilgenknotgroep zal zich niet eenvoudig lenen voor het maaien van blauwgraslanden, en de weidevogelaars weten waarschijnlijk niet hoe ze hoogstamfruitbomen moeten snoeien. Maar naast deze voor de hand liggende keuzes zijn er andere belangrijke overwegingen. Bij de keuze van een object zal een coördinator tijdens de voorbereidingen ook goed kijken naar de locatie en de werkzaamheden. Ook zal hij/zij goede afspraken willen maken met de eigenaar of beheerder van de locatie. Zo zal de coördinator zelf op de werkplek bekijken of deze veilig genoeg is voor de vrijwilligersgroep. Zo niet, wat moet er dan gebeuren om deze plek wél veilig te maken? Een goed voorbeeld is het werk langs de openbare weg. Als met verkeersmaatregelen de werkplek veilig te maken is, kan een vrijwilligersgroep er gerust aan de slag. Over te nemen verkeersmaatregelen dienen duidelijke afspra-
13
ken te komen met de wegbeheerder. Lukt dat niet, dan zal de coördinator besluiten naar een andere locatie uit te zien. Daarmee voorkomt hij/zij dat niet alleen de veiligheid van de vrijwilligers, maar ook die van de weggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dat is immers een verantwoordelijkheid die de coördinator niet op zich kan nemen. Voor het werk langs sloten en vaarten, maar ook in weilanden met loslopend vee (stieren?) gelden soortgelijke overwegingen. Maak vooraf altijd goede afspraken met de eigenaar of beheerder over de veiligheid van de werkplek. Lukt dit niet, ga dan op zoek naar ander werk. Goed overleg en duidelijke afspraken met de eigenaar of beheerder is essentieel. Vaak onderhoudt de coördinator de contacten en maakt de afspraken tijdens de voorbereiding. Deze kunnen gaan over het beschikbaar stellen van een trekker voor het slepen van takhout of het lostrekken van gevelde bomen die zijn blijven hangen. Spreek dan ook gelijk af wie de trekker bestuurt. Is het de boer zelf of iemand in de groep die goed met een trekker overweg kan? Blijft de boer er dan toch maar bij om een oogje in het zeil te houden? [5.1.1]. Goede samenwerking is dan erg belangrijk. Dit betreft niet alleen het werk zelf, maar ook een aantal zaken er omheen. Maak vooraf afspraken over de schuil- en schaftgelegenheid en over het gebruik van het toilet of de telefoon. In geval van een ongeluk [6.1] mag er over dit laatste geen twijfel bestaan. Ook nu geldt weer: lukt het niet om duidelijke afspraken te maken, ga dan op zoek naar een andere werkplek en opdrachtgever. Het is absoluut niet vreemd om de afspraken met de terreinbeheerder of - eigenaar vooraf op papier vast te leggen [5.1.6]. Dit voorkomt misverstanden en iedereen weet, ook degenen die niet bij het maken van de afspraken waren, waar hij aan toe is. Naast de werkafspraken zorgt de coördinator voor voldoende gereedschappen en hulpmiddelen [5.1.3]. Meestal stelt de provinciale stichting deze beschikbaar. De coördinator meldt dan waar en wanneer de groep aan de slag kan en welk gereedschap nodig is. Goed en juist gebruikt gereedschap voorkomt veel problemen. Dit betekent dat niet alleen het soort werk de gereedschapskeuze bepaalt, maar ook wie ermee gaat werken. Tijdens de werkvoorbereiding zal de coördinator zich dan ook steeds afvragen welk werk en welk gereedschap het beste bij de vrijwilligersgroep past. Een motorkettingzaag in ‘ongeschoolde’ handen is echt levensgevaarlijk. Maar ook slaggereedschap is vaak veel gevaarlijker dan bijvoorbeeld een handzaag voor het uitsnoeien van stammen. Werk en gereedschap zijn altijd op elkaar afgestemd, en altijd in relatie tot de mensen die ermee werken. 1.1.2 Werk, werkplek, gereedschappen en de vrijwilligersgroep ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, maar het is de vrijwilligersgroep die het uitvoerende werk verzet. Al tijdens de voorbereiding houdt de coördinator hiermee rekening. Want naast het plezier dat vrijwilligers in het werk hebben, moeten zij dit ook zonder risico’s voor hun veiligheid en gezondheid [3.1] kunnen doen. Zij behoren te weten wat er van hen verwacht wordt, hoe de zaken geregeld zijn en wie waarvoor verantwoordelijk is. Voorlichting en instructie [5.1.2] dus! Hierbij houdt de coördinator er rekening mee dat niet alle vrijwilligers gelijk zijn en dat nieuwe vrijwilligers, jeugdigen, anderstaligen of ouderen meer aandacht [2.1, 5.1.1] verdienen. Een belangrijk aandachtspunt, al tijdens de werkvoorbereiding.
14
Naast een afgestemde voorlichting en instructie op de persoonlijke eigenschappen van de vrijwilligers, zijn ook afgestemde werkzaamheden nodig. Zo moet het werktempo en de fysieke belasting passen bij de conditie van iedere vrijwilliger. Ook zal de gereedschapskeuze afhankelijk zijn van de persoonlijke eigenschappen van de vrijwilligers. Hetzelfde geldt voor het toezicht [5.1.1] tijdens de werkzaamheden. Een moeilijk punt, zeker omdat de vrijwilligers op basis van gelijkheid met elkaar in de groep zitten. Toch zal er toezicht moeten zijn op een veilig verloop van de werkzaamheden, en moet er ingegrepen kunnen worden als het fout dreigt te gaan. Bij risicovol werk kan het dan ook wenselijk zijn hierover vooraf afspraken te maken met de terreinbeheerder of -eigenaar. Mocht er ondanks alle voorbereidingen toch iets mis gaan, dan is het vaak de groepscoördinator die optreedt als ‘aanspreekpunt’ [5.1.1]. Zorg er dus voor dat je iets geregeld hebt voor het inroepen van hulpverleners (ambulance, brandweer en politie), dat je het adres van de werkplek kent en dat deze bereikbaar is. Maar zorg ook dat de contactadressen van alle vrijwilligers bekend zijn. Ook dit hoort tot de taken en verantwoordelijkheden van de coördinator van de vrijwilligersgroep. Het zijn zaken van levensbelang.
VAAK
WORDT DE
ARBOWET
EEN ORGANISATIE VASTLEGT.
UITGELEGD ALS EEN WET DIE DE TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN EN BEVOEGDHEDEN VAN
DIT
IS GELUKKIG NIET HET GEVAL.
WEL
IS HET ZO DAT DE COÖRDINATOR VAN DE VRIJWILLI-
GERSGROEP DE VERANTWOORDELIJKHEID OP ZICH NEEMT ZIJN ZAAKJES GOED TE REGELEN.
ZEKER
HEID VAN DE GROEP, VAN ZICHZELF EN VAN EVENTUELE VOORBIJGANGERS IN HET GEDING KOMT.
DAAR WAAR DE VEILIG-
MOCHT
ER ONDANKS
ALLE GOEDE VOORBEREIDINGEN TOCH IETS MIS GAAN, DAN KAN DE COÖRDINATOR HIERVOOR NIET PERSOONLIJK AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD.
MET
BETREKKING TOT DE VERZEKERING LIGT DEZE AANSPRAKELIJKHEID PRIMAIR BIJ DE
BETROKKENE EN IN TWEEDE INSTANTIE BIJ DE PROVINCIALE STICHTINGEN VOOR NATUUR EN LANDSCHAPSBEHEER.
1.2 En nu aan de slag Alle voorbereidingen zijn getroffen. De coördinator heeft duidelijke afspraken gemaakt over de werkplek, het werk, de gereedschappen en de aanwezigheid van de boer. Ook is afgesproken dat de boerin tussen de middag voor warme soep zorgt. In de uitnodiging aan de vrijwilligers is zelfs nog geschreven dat het raadzaam is warme kleding aan te trekken, want het KNMI voorspelt meer dan ‘vorst op klomphoogte’. Na al deze voorbereidingen is het belangrijk dat de dag zelf goed verloopt. Dit begint met de ontvangst van de vrijwilligers. De coördinator zet het programma uiteen, vertelt het doel van de werkzaamheden en geeft heldere werkinstructies [5.1.2]. Dit laatste houdt in dat de coördinator de vrijwilligers vertelt met welke gereedschappen zij werken en hoe zij die moeten gebruiken. Daarnaast wijst hij op de persoonlijke beschermingsmiddelen en de werkhouding. Dit laatste niet alleen om het lichaam zo min mogelijk te belasten, maar ook om ongelukken te voorkomen. Het werk wordt dusdanig verdeeld dat de vrijwilligers elkaar niet in de weg lopen en er geen gevaar ontstaat door bijvoorbeeld andermans vallende takken.
15
Het bovenstaande voorbeeld wekt misschien de indruk dat voorlichting en instructie van de groep veel tijd kost. In de praktijk valt dit mee. De meeste vrijwilligers vormen een hechte groep die weet wat ze moet doen en die in de meeste gevallen bekend is met het werk. Zijn er nieuwkomers in de groep of is er een speciale groep (schoolkinderen, anderstaligen, etcetera), dan is de voorlichting en instructie uitgebreider [5.1.2]. Het gereedschap verdient speciale aandacht. Voordat de vrijwilligers er mee gaan werken, wordt bekeken of het gereedschap in goede staat verkeert [5.1.3] en of het geschikt is voor hen. Bedenk dat een botte bijl in verband met mogelijk afketsten gevaarlijker is dan een scherpe bijl. Controleer ook of de verbandtrommel aanwezig en compleet is. En zijn de persoonlijke beschermingsmiddelen [5.1.4] afgestemd op het werk? Ook in geval de vrijwilligers deze zelf hebben meegenomen, is het toch goed hieraan nog even aandacht te besteden. Een klomp geeft nu eenmaal weinig bescherming bij slaggereedschap. Tijdens het werk is er voldoende toezicht en begeleiding [5.1.1]. Dit hoeft natuurlijk niet steeds de coördinator zelf te doen. Spreek af dat zo nu en dan iemand anders van de groep deze taak op zich neemt. Of vraag de opdrachtgever hierin een rol te spelen. De intensiviteit van de begeleiding hangt af van de aard en omvang van de groep en de aard van het werk (risico’s). Zolang het iedereen maar duidelijk is wie op welk moment het ‘aanspreekpunt’ is en dat diegene ingrijpt zodra er iets mis dreigt te gaan.
1.3 Bijna klaar Tegen het einde van de werkdag is er vaak nog van alles te regelen. Neem hiervoor voldoende tijd. Zo ruimen de vrijwilligers de werkplek op, schuiven de laatste takken nog even in de takkenril en leggen het zwaardere hout nog even op de stapel. Al het gereedschap [5.1.3]. wordt verzameld, schoongemaakt en geteld. Geef het gereedschap dat bot is geworden of een gebroken steel heeft, en de verbandtrommel waaruit bijvoorbeeld een paar pleisters missen, een duidelijke markering [5.1.6]. Bespreek de resultaten van de werkdag met de terreinbeheerder of -eigenaar en vraag of alles naar wens is verlopen. Maak duidelijke afspraken over wanneer de kisten opgehaald worden en eventueel wanneer de groep terug kan komen om het werk af te maken. Bespreek de dag ook met de vrijwilligersgroep. Was het werk te moeilijk, waren er voldoende en de juiste gereedschappen en was er voldoende toezicht en begeleiding? Voldeden de persoonlijke beschermingsmiddelen? Hebben zich risicovolle situaties [5.1.5] voorgedaan? Is de presentielijst [5.1.2] ingevuld? Heeft iedereen de dag als plezierig ervaren? Stuk voor stuk aandachtspunten die belangrijk zijn voor het werkplezier van de groep en dus de motivatie om de volgende keer weer van de partij te willen zijn! Een eenvoudige checklist is een handig hulpmiddel om aan het eind van de dag niets over het hoofd te zien.
1.4 De coördinator rapporteert ... Vanwege de aanvullende aansprakelijkheidsverzekering die de provinciale stichtingen voor alle vrijwilligers hebben afgesloten is het belangrijk dat de coördinatoren minimaal een keer per jaar de stichting melden hoeveel vrijwilligers er
16
gewerkt hebben en welke werkzaamheden zijn uitgevoerd. Ook melden ze ongelukken en bijna-ongelukken [5.1.5] zo snel mogelijk, zodat oplossingen gezocht kunnen worden om herhalingen te voorkomen. Daarnaast leggen de coördinatoren steeds vast hoe de werkinstructie aan het begin van de dag was geregeld en wat hierbij besproken is. Hetzelfde geldt voor het toezicht en de begeleiding tijdens het werk. Het is verstandig hiervoor eenvoudige procedures met elkaar af te spreken en te werken met eenvoudig invulbare formulieren [5.1.6]. Naast de melding aan de stichting is het ook voor de coördinator zelf belangrijk deze informatie vast te leggen en te bewaren. Mocht er zich bijvoorbeeld een ongeluk voordoen dan kun je eenvoudig nakijken of dit misschien kwam door een gebrekkige instructie of dat het gewoon domme pech was. De coördinator en de vrijwilligersgroep hebben met de vastgelegde informatie op eenvoudige wijze de eerste stappen gezet naar een aantoonbaar zorgsysteem voor veilig vrijwilligerswerk in natuur en landschap.
DE ARBOWET REGELT HOE ORGANISATIES MOETEN OMGAAN MET ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN VEILIGHEID OP DE OVERAL, HET MAAKT NIET UIT OF HET BETAALD OF VRIJWILLIGERSWERK IS. HIERMEE IS DE ARBOWET OOK VAN TOEPASSING OP HET VRIJWILLIGERSWERK IN HET LANDSCHAPSBEHEER. DE ARBOWET SCHRIJFT VOOR DAT ORGANISATIES BEHOREN TE BESCHIKKEN OVER EEN ‘AANTOONBAAR’ ARBOZORGSYSTEEM EN GEEFT HIERVOOR EEN AANTAL ‘INSTRUMENTEN’. OOK VOOR COÖRDINATOREN VAN VRIJWILLIGERSGROEPEN BETEKENT DIT DAT ZIJ ‘AANTOONBAAR’ AANDACHT ZULLEN TONEN VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VRIJWILLIGERSGROEP. ENIG SCHRIJFWERK IS DAARBIJ ONVERMIJDELIJK.
WERKVLOER.
Samenvatting Vele duizenden vrijwilligers zetten zich jaarlijks in voor het behoud van ons Nederlandse landschap. Om het werk goed te laten verlopen is veel voorbereiding en begeleiding nodig. Veel coördinatoren van werkgroepen, vaak zelf ook vrijwilligers, zijn hierbij betrokken. Zij maken afspraken met de terreineigenaar of -beheerder, zorgen voor de juiste gereedschappen en onderhouden de contacten met de provinciale stichtingen voor natuur en landschapsbeheer. Zij geven de juiste werkinstructies en zorgen voor begeleiding tijdens het werk, zodat de werkdag goed, veilig en naar ieders tevredenheid verloopt. In de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) is geregeld dat overal waar gewerkt wordt, aandacht moet zijn voor arbeidsomstandigheden en veiligheid; dus ook in het vrijwilligerswerk. Dat dit in veel gevallen allang het geval is, zal je bij het doornemen van de handleiding duidelijk worden. De Arbowet vraagt echter dit Arbozorgsysteem ‘aantoonbaar’ te maken.
17
HOOFDSTUK
2 Zo werkt de Arbeidsomstandighedenwet Om een indruk te krijgen van de betekenis van de Arbowet voor het vrijwilligerswerk in natuur en landschap en hiermee de positie van de vrijwilligers, is enige kennis van die wet nodig. De Arbowet is bedoeld om de veiligheid en arbeidsomstandigheden op de werkplek zodanig te verbeteren, dat er zo weinig mogelijk risico’s ontstaan voor gezondheid, welzijn en milieu. Er is derhalve sprake van een preventief beleid. De uitvoering van de wet zal bij elke organisatie leiden tot maatregelen die risico’s zoveel mogelijk uitsluiten.
De Arbowet geldt in alle situaties met een ‘gezagsverhouding’. Of voor de werkzaamheden al dan niet wordt betaald en of er al dan niet een arbeidsovereenkomst bestaat, is niet relevant. De wet geldt dus ook voor bijvoorbeeld uitzendkrachten en stagiaires, en is ook van toepassing op al het vrijwilligerswerk. Wel heeft de staatssecretaris van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de vrijwilligersorganisaties enkele (tijdelijke) vrijstellingen gegeven. Deze zijn beschreven in paragraaf 2.3.
2.1 Doelstellingen van de Arbowet Zoals gezegd richt de Arbowet zich op een optimale zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de medewerkers én hun omgeving (omstanders en bezoekers). Met de terugtredende overheid komt de verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden steeds meer op de schouders van de betreffende organisatie te liggen. Voorheen controleerde de Arbeidsinspectie of iedereen zich wel aan de wetgeving hield, nu ligt de bewijslast bij de organisatie en haar medewerkers. Zij dienen dus aan te tonen dat alles goed geregeld is. De situatie is een beetje vergelijkbaar met de belastingwetgeving. Terug naar de Arbowet. Ondanks dat de overheid zowel de organisatie als haar medewerkers verantwoordelijk acht voor de handhaving van de Arbowet, zal het in de praktijk toch zo zijn dat de organisatie de eindverantwoordelijke is, zeker als het onverhoopt toch misloopt. Voor een vrijwilligersorganisatie is dit niet anders. In de praktijk zal degene die de coördinatie van het werk en de vrijwilligersgroep op zich heeft genomen, ook verantwoordelijk zijn voor de naleving van de volgende ‘tien geboden’ van de Arbowet: 1. De werkomgeving van de vrijwilligers is veilig en niet schadelijk voor de gezondheid. 2. Machines, werktuigen of stoffen die onveilig of schadelijk zijn voor de gezondheid, mogen niet worden gebruikt. 3. Bij calamiteit moeten de vrijwilligers en andere aanwezigen zich direct aan het gevaar kunnen onttrekken.
18
4. De inrichting van de werkplek, werkmethoden en hulpmiddelen zijn ergonomisch aan de vrijwilligers aangepast. 5. Eentonig werk, waarbij een machine het tempo bepaalt, komt zo min mogelijk voor. 6. Bij de werkverdeling wordt rekening gehouden met de persoonlijke eigenschappen van de individuele vrijwilligers (leeftijd, geslacht, aanleg, interesse, enzovoort). 7. De werkzaamheden hebben geen nadelige invloed -direct noch indirect- op de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de vrijwilligers. 8. Het uit te voeren werk kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de vakbekwaamheid van de vrijwilligers. 9. De vrijwilliger voert de werkzaamheden in redelijkheid naar eigen inzicht uit en houdt daarbij contact met collega’s om zich op de hoogte te stellen van het doel en het resultaat van de werkzaamheden. 10. Iedereen is gevrijwaard van seksuele intimidatie en agressie. Bovenstaande opsomming pretendeert niet volledig te zijn, maar geeft wel de onderwerpen aan waar de coördinatoren van de vrijwilligersgroepen -maar natuurlijk ook de overige vrijwilligers- nadrukkelijk oog voor moeten hebben. Hierbij geldt dat steeds de logica van een maatregel duidelijk moet zijn, zowel voor degene die de maatregel opstelt als voor wie de maatregel bedoeld is. Voor de naleving van de ‘tien geboden’ van de Arbowet is een actieve rol van de provinciale stichtingen nodig. Zij hebben de taak de verschillende vrijwilligersgroepen dusdanig te ondersteunen, dat door de juiste aandacht voor deze regels het werk in natuur en landschap veiliger wordt.
2.2 Plichten van de provinciale stichtingen en de coördinatoren van vrijwilligersgroepen Als stichtingsbestuur of coördinator van een vrijwilligersgroep zul je na het lezen van bovenstaande ‘tien geboden’ van de Arbowet wellicht tot de conclusie komen dat eigenlijk alles al goed geregeld is. In dat geval zal het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen van de Arbowet niet meer inhouden dan de puntjes op de ‘i’ zetten. Wat wel nieuw is in de Arbowet is dat moet worden aangetoond welke Arbozaken zijn geregeld. Dat is het grote verschil tussen de veiligheidsregels van voor 1994 en de huidige Arbowet. De huidige Arbowet vraagt om een aantoonbaar Arbozorgsysteem. Met andere woorden: een vastlegging van het beleid, de procedures en de maatregelen. Op papier. De belangrijkste dingen die de provinciale stichtingen en de coördinatoren van de vrijwilligersgroepen zullen moeten doen om het Arbozorgsysteem aantoonbaar te maken, is als volgt samen te vatten:
19
Arbobeleidsplan De provinciale stichting vervat haar doelen voor de toepassing van de Arbowet in een Arbobeleidsplan. Hoewel in veel gevallen geen sprake is van een duidelijke gezagsverhouding tussen de provinciale stichtingen en de vrijwilligersgroepen, draagt de stichting wel een duidelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de arbeidsomstandigheden voor de vrijwilligersgroepen. Risico-inventarisatie en plan van aanpak Voor het opstellen van een goed Arbobeleidsplan moeten de provinciale stichtingen en de vrijwilligersgroepen een zogenaamde risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E) verrichten. Hierin leggen zij vast welke werkzaamheden de vrijwilligersgroepen doen, en of hierbij aan alle doelstellingen van de Arbowet wordt voldaan. Hoofdstuk 4 behandelt uitvoerig deze RI&E. In het plan van aanpak (zie hoofdstuk 5) wordt vervolgens vastgelegd hoe de veiligheid zal verbeteren. Ziekteverzuim De provinciale stichtingen en de vrijwilligersgroepen behoren maatregelen te treffen om ziekteverzuim te voorkomen dan wel te beheersen. Deze verplichting is bijvoorbeeld van belang wanneer een werkgever een vrijwilligersorganisaties aansprakelijk wil stellen voor het ziekteverzuim van zijn werknemers/vrijwilligers. Een vrijwilligersorganisatie moet dan kunnen aantonen wat ze heeft gedaan om het ziekteverzuim te voorkomen en welk effect de maatregelen hebben gehad. Instructie en begeleiding Iedereen, dus ook uitzendkrachten, stagiaires en vrijwilligers, krijgt voor aanvang en tijdens het werk een juiste instructie en begeleiding. Met name voor jeugdigen is dit niet vrijblijvend! Hier ligt een duidelijke taak voor de coördinator van de vrijwilligersgroep. Ongevallen komen vooral voor bij jeugdige of onervaren medewerkers. De wijze van de instructie en voorlichting mag de coördinator in overleg met de provinciale stichting in principe zelf bepalen, mits hij/zij maar kan aantonen dat dit ook als zodanig is uitgevoerd. Het is goed om hiervoor een vaste structuur en procedure af te spreken. Zeker wanneer een groep wisselende coördinatoren heeft, is het goed de procedure op papier vastgelegd te hebben. Registratie (bijna)ongevallen Mochten zich, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, toch nog ongevallen (ook bijna-ongevallen en milieu-incidenten) voordoen, dan dienen deze te worden geregistreerd. Bij ongevallen met blijvend letsel (ziekenhuisopname) of de dood ten gevolge hebbende informeert de provinciale stichting onverwijld de Arbeidsinspectie. De registratie van bijna-ongevallen heeft tot doel in de toekomst ongevallen te voorkomen. Veiligheid van derden Naast de directe verantwoordelijkheid voor vrijwilligers, is de coördinator van de werkgroep ook verantwoordelijk voor de veiligheid van derden. Dit zijn met name omstanders of bezoekers die zich in de directe omgeving van de werkplek bevinden. Ter voorkoming van ongewenste situaties zal de coördinator dus -aantoonbaar- maatregelen treffen om de veiligheid van iedereen op elk moment te waarborgen.
20
Hulpverlening bij ongevallen In de Arbowet is vastgelegd dat organisaties moeten beschikken over een hulpverlener bij ongevallen. Bij calamiteiten fungeert deze hulpverlener als ‘voorpost’ voor professionele hulpverleners. Bij vrijwilligersgroepen in natuur en landschap is dit niet anders. In het landschapsbeheer kennen we de Basis Hulpverleners (BHV’ers). Deze hulpverleners hebben volgens de Arbowet de volgende taken: - verlenen van eerste hulp bij ongevallen; - beperken en bestrijden van beginnende brand en beperken en voorkomen van ongevallen; - in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle aanwezigen; - in noodsituaties het aanspreekpunt zijn voor professionele hulpverleners. Hoewel de risico’s van werk in de open lucht in het algemeen anders zijn dan die van werk in besloten ruimtes, zijn met name de eerste en laatste hulpverlenerstaak belangrijk genoeg om er vooraf duidelijke afspraken over te maken. Wijs hiervoor binnen de groep een verantwoordelijke aan. Dit hoeft niet per se de coördinator van de groep te zijn. Wel is het belangrijk dat de BHV’er steeds aanwezig is op de werkplek. Om die reden zullen wellicht meerdere personen met deze taken belast worden. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn beschreven in hoofdstuk 2.8. Bij organisaties met hooguit 15 personen mag de coördinator zelf de hulpverlenerstaken uitvoeren. Verder geldt de regel dat er gemiddeld per 50 aanwezigen op een werkplek altijd minimaal één BHV’er is. Grotere groepen, bijvoorbeeld scholieren, verdienen extra aandacht en dus meer BHV’ers. BHV’ers moeten de juiste deskundigheid, ervaring en uitrusting hebben. Bij groepen tot 15 vrijwilligers is het niet verplicht hiervoor een speciale opleiding gevolgd te hebben, bij grotere groepen wel.
2.3 Tijdelijke vrijstelling Arbodienst De Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV), een belangenorganisatie voor al het vrijwilligerswerk, staat sinds de invoering van de Nieuwe Arbowet in 1994 op het standpunt dat het doortrekken van de werkingssfeer van de Arbowet naar het vrijwilligerswerk zodanig ‘verzwarend’ is, dat veel vrijwilligers zullen afhaken en wel met name de ‘vrijwillige werkgevers’. Hen medeverantwoordelijk stellen voor de veiligheid van de vrijwilligersgroep en een eventueel persoonlijk aansprakelijkheid stellen bij ongevallen, zou wel eens het einde van het vrijwilligerswerk kunnen betekenen, vindt NOV. Om de vrijwilligers duidelijkheid te verschaffen heeft Landschapsbeheer Nederland het initiatief genomen haar Arboverplichtingen jegens de vrijwilligers uit te werken. Daarvan is deze handleiding een resultaat. De inspanning van de NOV heeft er toe geleid dat staatssecretaris Hoogervorst van het ministerie van SZW de vrijwilligersorganisaties niet zal verplichten om zich te laten assisteren door externe deskundigen; de gecertificeerde Arbodienst. Dit betekent dat de toetsing van de RI&E en het hieruit voortvloeiende Arboplan is vervallen. In beginsel is deze vrijstelling verleend voor twee jaar, tot 1 november 2001. Daarna wordt de maatregel geëvalueerd. De vrijstelling ontslaat vrijwilligersorganisaties echter niet van naleving van de Arbowet. De verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden en veiligheid blijft onverkort over-
21
eind staan. Tijdens een discussie met vertegenwoordigers van het ministerie werd met name het werken met de motorkettingzaag als zeer risicovol aangemerkt. Gezien de aard en omvang van mogelijk letsel is dat niet onbegrijpelijk.
2.4 Ook de vrijwilliger heeft plichten Het is niet zo dat de provinciale stichtingen en de coördinatoren van de vrijwilligersgroepen alleen staan bij het terugdringen van ongewenste arbeidsomstandigheden. Ook de vrijwilligers moeten in hun werk aantoonbare maatregelen treffen om zichzelf en hun omgeving niet in gevaar te brengen. De -
taken van vrijwilligers: strikt opvolgen van aanwijzingen en instructies; op de juiste wijze gebruiken van machines en hulpmiddelen; de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) altijd goed gebruiken en melden als de ze niet meer geschikt zijn; - beveiligingsvoorzieningen zoals aangebracht op de machines en hulpmiddelen intact laten; - meewerken aan instructie- en voorlichtingsbijeenkomsten; - direct melden van ongevallen, bijna-ongevallen en milieu-incidenten.
In het werk met vrijwilligers zijn weinig middelen om niet-naleving van de regels af te dwingen. Het is dus zoeken naar andere oplossingen. Natuurlijk liggen deze in eerste instantie op het vlak van bewustwording, voorlichting en overleg. Uitsluiting van de overtreder(s) van het werk of bijvoorbeeld van de collectieve verzekeringen, zijn laatste uitwegen. Registratie van dergelijke conflicten is dan noodzakelijk.
2.5 De Arbopromotor Arbo is geen eenmalige inspanning. De verbetering van de arbeidsomstandigheden en de veiligheid op de werkplek is een continu proces van ‘meten en weten’. De ‘Arbopromotor’ is iemand die alle informatie verzamelt over bijvoorbeeld nieuwe regels, technische ontwikkelingen en mogelijkheden met betrekking tot het verbeteren van de veiligheid. Het is een noodzaak hieromtrent goed geïnformeerd te blijven, bijvoorbeeld door het lezen van de publicaties van de Arbeidsinspectie en het ministerie van SZW, maar ook van vakbladen voor de sector. Daarin staat vaak heel gerichte informatie over extra beveiligde machines of het gebruik van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast is het van belang geïnformeerd te blijven, ook voor vrijwilligers, over het aanbod van cursussen en opleidingen over veilig werken in natuur en landschap. De aanstelling van een Arbopromotor is niet verplicht, maar zeker het overwegen waard. Hierdoor is Arbo-informatie centraal beschikbaar binnen het vrijwilligerswerk in natuur en landschap.
2.6 De verbetercirkel Voor de inventarisatie en evaluatie van risico’s en voor het schrijven van het plan van aanpak bestaan verschillende methodes. De hoofdstukken 4 en 5 gaan er uitvoerig op in. Welke aanpak je ook kiest, zij volgen allemaal het principe van de zogeheten ‘verbetercirkel’ waarin de handelingen grotendeels telkens herhalend
22
in chronologische volgorde verlopen. De naam verbetercirkel is makkelijk te verbeelden: je doorloopt alle stappen en na stap 7 begin je gewoon weer opnieuw met stap 1: het verzamelen van informatie over het effect van de verbeteringen uit stap 7. Daarna volgt weer de voorlichting aan de vrijwilligers (stap 2), etcetera.
stap 1: verzamelen van informatie stap 7: uitvoeren van verbeteringen
stap 6: aanbevelingen
stap 5: evaluatie van de risico’s
stap 2: voorlichting aan de vrijwilligers
stap 3: rondgang langs het werk
stap 4: inventarisatie van de risico’s
2.7 Samen doen! Vrijwilligerswerk in natuur en landschap kenmerkt zich vooral door samenwerking, formeel en informeel. Dat geldt ook voor veilig werken en de aandacht die de Arbowet hiervoor vraagt. De wet stelt expliciet dat samenwerken aan de verbetering van arbeidsomstandigheden bepalend is voor het resultaat van de inspanning, en vraagt duidelijke afspraken hierover te maken, en wel op papier! Dit betekent dat naast het vastleggen van de verschillende overlegvormen, ook wordt opgeschreven wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is. Met andere woorden: duidelijke afspraken over taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
2.8 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 2.8.1 De organisatie In het vrijwilligerswerk onderscheiden we in principe vier groepen, als eerste natuurlijk de vrijwilliger. Deze is in grote mate vrij om zijn of haar eigen werk in te delen en uit te voeren. Doordat er geen geldelijke beloning tegenover het werk staat, is er ook nauwelijks een manier om bepaalde zaken af te dwingen. De vrijwilliger zal dan ook begrip moeten tonen voor veilig werken. Als tweede groep kennen we de coördinator, betaald als wel onbetaald. Met name bij de grotere provinciale stichtingen is een aantal coördinatoren in dienst bij de stichting. De onbezoldigde coördinator is derhalve in de eerste plaats een vrijwilliger en in de tweede plaats verzorgt hij het contact met de vrijwilligersgroep, de provinciale stichting en direct of indirect met opdrachtgevers van het vrijwilligerswerk. Vanwege de aard van de werkzaamheden van de coördinator mag worden aangenomen dat hij of zij doordrongen is van de mogelijke risico’s van het vrijwilligerswerk. Ten derde is er de provinciale stichting die direct contact onderhoudt met Landschapsbeheer Nederland en met de coördinatoren van de vrijwilligersgroe-
23
pen. De provinciale stichting heeft een stichtingsbestuur en de dagelijkse leiding is in handen van de directeur. Landschapsbeheer Nederland heeft het beleid de verantwoordelijkheden zo hoog mogelijk in de organisatie te leggen en de uitvoerende taken zo laag mogelijk. De bevoegdheden inzake veiligheid, gezondheid en milieu komen daarmee voornamelijk bij de coördinatoren te liggen. Tenslotte is er de opdrachtgever. In tegenstelling tot de andere drie groepen, maakt de opdrachtgever niet altijd deel uit van het veiligheidsplan van de vrijwilligersgroepen. Voor de volledigheid zijn wel de hoofdtaken, -verantwoordelijkheden en -bevoegdheden van de opdrachtgever c.q. de klant van vrijwilligerswerk op een rijtje gezet, want zonder de opdrachtgever is er geen vrijwilligerswerk. 2.8.2 Wie, wat en waarvoor? In de navolgende opsomming volgt een indicatie van hoe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij de vier te onderscheiden groepen in het vrijwillig landschapsbeheer zijn verdeeld. In bepaalde gevallen zal de vrijwilliger, de coördinator, de provinciale stichting of de opdrachtgever zelf keuzes maken. Daarbij geldt ‘het gezond verstand’ als leidraad. Deze term komt uit AI-1 (ArbeidsInformatie 1), een uitgave van het ministerie van SZW.
De vrijwilliger
Taken • uitvoeren van vrijwilligerswerk in natuur en landschap • gebruiken van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen • gebruiken van de beschikbaar gestelde gereedschappen en hulpmiddelen • melden van ongevallen en onveilige omstandigheden • opvolgen van directe instructies van de coördinator • in overleg met de coördinator collega-vrijwilligers instrueren
Verantwoordelijkheden • uitvoeren van de taken met
Bevoegdheden • stilleggen van het werk op het
inachtneming van de eigen vei-
moment dat er gevaar bestaat
ligheid alsmede van de collega
voor mens of milieu
vrijwilligers en direct betrokkenen • onderhouden van de eigen persoonlijke beschermingsmiddelen • veilig werken met gereedschappen en hulpmiddelen • zich als ‘goed huisvader’ gedragen (dit is een verantwoordelijkheid die als zodanig in de wet is opgenomen)
en begeleiden
24
De coördinator
Taken • plannen en feitelijk leidinggeven aan het vrijwilligerswerk • overleggen met opdrachtge-
Verantwoordelijkheden • juist plannen en leidinggeven aan de vrijwilligers • onderkennen van mogelijke
vers over de uit te voeren
risico’s bij het aangaan van
werkzaamheden
nieuwe opdrachten
• geven van directe instructies aan de vrijwilligers • (laten) inwerken van nieuwe vrijwilligers en instrueren van
• ter beschikking stellen van veilig gereedschap en hulpmiddelen • zich als ‘goed huisvader’ gedra-
nieuwe handelingen in het
gen (dit is een verantwoorde-
vrijwilligerswerk
lijkheid die als zodanig in de
• toezien op het gebruik van de benodigde persoonlijke
Bevoegdheden • stilleggen van het vrijwilligerswerk op het moment dat er gevaar bestaat voor mens of milieu • stoppen van werkzaamheden die door een bepaalde vrijwilliger op onverantwoorde wijze worden uitgevoerd • schorsen c.q. weigeren van bepaalde vrijwilligers
wet is opgenomen) • aangaan van opdrachten voor
beschermingsmiddelen door
het uitvoeren van vrijwilligers-
de vrijwilligers
werk
• toezien op het correcte gebruik van beschikbaar gestelde gereedschappen en hulpmiddelen • registreren van ongevallen en onveilige omstandigheden
25
De provinciale stichting
Taken • opstellen van een beleid met als doel het voorkomen van ongelukken en onveilige situaties • opstellen van een risico-inventarisatie & -evaluatie alsmede een plan van aanpak naar aanleiding van de vastgestelde risico’s • voorzien in een voldoende advi-
Verantwoordelijkheden • begeleiden en instrueren van de coördinatoren • aangaan van opdrachten voor het uitvoeren van vrijwilligerswerk • voorzien in een deugdelijke ver-
Bevoegdheden • weigeren van bepaalde werkzaamheden • weigeren van bepaalde opdrachten • schorsen c.q. weigeren van bepaalde vrijwilligers/-groepen
zekering voor de betrokken vrijwilligers en coördinatoren
sering (zowel kwantitatief als kwalitatief) van coördinatoren en vrijwilligers • onderhouden van contacten met werkbegeleiders en verwante organisaties • onderhouden van contacten met opdrachtgevers • voorzien in geldelijke middelen om de coördinatoren een veilige uitvoering van het werk mogelijk te maken • opstellen van ongevallenanalyses en doorvoeren van maatregelen ter voorkoming van ongevallen • afsluiten van een verzekering voor dekking van ongevallen die het gevolg zijn van het vrijwilligerswerk
26
De opdrachtgever
Taken
Verantwoordelijkheden
• beschikbaar stellen c.q. toegang verschaffen tot het terrein waar vrijwilligerswerk zal worden uit-
• de veiligheid van mens en milieu in het betreffende terrein • aangaan van opdrachten voor het uitvoeren van vrijwilligers-
gevoerd • opstellen van een duidelijke
werk met de vrijwilligersorgani-
taak of opdracht voor de vrijwil-
satie of haar vertegenwoordiger
ligersorganisatie
Bevoegdheden • schorsen of stilleggen van bepaalde werkzaamheden • intrekken van bepaalde opdrachten • bepaalde vrijwilligers van het terrein verwijderen c.q. de toegang weigeren
• melden van bijzonderheden in de te verrichten werkzaamheden voor zover dit invloed heeft op de veiligheid • overleggen met de coördinator over (de volgorde en het resultaat van) het vrijwilligerswerk
2.9 Tenslotte, de Arbo-instrumenten Eerder is de verbetercirkel al genoemd, een werkwijze die stimuleert om de veiligheid en de arbeidsomstandigheden te blijven verbeteren. Om iets te maken heb je gereedschap nodig, zo ook voor de verbetercirkel. De Arbowet levert dit ‘gereedschap’ in de vorm van de Arbo-instrumenten. Deze zijn: - Arbobeleid; - een risico-inventarisatie; - een risico-evaluatie; - een plan van aanpak; De Arbowet verplicht organisaties met deze instrumenten te werken om te komen tot een aantoonbaar Arbozorgsysteem. In de hoofdstukken 4 en 5 komt het gebruik van deze instrumenten uitvoerig aan de orde.
Samenvatting In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste doelstellingen en punten van de Arbeidsomstandighedenwet behandeld, voor zover die betrekking hebben op het werk in natuur en landschapsbeheer. Met de wet wil de overheid zo’n grote veiligheid en goede arbeidsomstandigheden creëren dat er zo min mogelijk risico’s ontstaan voor gezondheid, welzijn en milieu. Voor de juiste naleving van de wet in het vrijwilligerswerk in natuur en landschap gelden ‘tien geboden’. De plichten gelden niet alleen voor de provinciale stichtingen en de coördinatoren, maar ook voor de vrijwilligers zelf, zodat allen een bijdrage kunnen leveren aan een veilige werkomgeving. In een overzichtelijk schema zijn deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bondig samengevat.
27
HOOFDSTUK
3 Het Arbobeleid van Landschapsbeheer Nederland Landschapsbeheer staat of valt met de gemotiveerde inzet van haar vele duizenden vrijwilligers. Het blijvend motiveren van deze mensen vraagt een bewuste aandacht van de organisatie. Dit kan op vele manieren, met een goede begeleiding, ondersteuning en waardering, maar ook heel praktisch door het beschikbaar stellen van de juiste gereedschappen HOOFDSTUK
en een kop warme soep tijdens de lunch. Hetzelfde geldt voor het geven van de juiste aandacht aan arbeidsomstandigheden en veiligheid tijdens het werk.
3.1 De Arbowet en het vrijwilligerswerk Wetgevers, in Brussel en Den Haag, bestoken werkend Nederland met regelgeving over hoe werk zo veilig en gezond mogelijk moet worden uitgevoerd. De Arbowet is daarbij een belangrijk middel. Deze regelgeving blijkt nu ook voor vrijwilligerswerk te gelden, dus ook voor het vrijwilligerswerk in natuur en landschap. Wat houdt dat in voor Landschapsbeheer Nederland, de organisatie waarvan de provinciale stichtingen deel uit maken? Eigenlijk verandert er niet zo veel. De Arbowet moet ervoor zorgen dat iedereen zijn activiteiten op een veilige en verantwoorde wijze kan uitvoeren, zodat er geen gevaar ontstaat voor de vrijwilliger en zijn omgeving. Bij het vrijwilligerswerk onder begeleiding van de provinciale stichtingen voor natuur en landschapsbeheer is altijd al grote aandacht en zorg besteed aan een veilige werkomgeving en aan werkzaamheden zonder gevaarlijke of ongewenste situaties. Wat verandert er dan wel? We zullen veilig werken nu aantoonbaar en toetsbaar moeten maken. Daarom moeten we in het vervolg vooraf een aantal spelregels op papier zetten over hoe we voor veilige omstandigheden zorgen. Daarnaast zullen we registreren wie welke instructie of opleiding heeft gevolgd, welke machines en hulpmiddelen zijn aangeschaft en onderhouden, en welke eventuele ongevallen of bijna-ongevallen zich hebben voorgedaan. Met name dit ‘papierwerk’ maakt het er niet voor iedereen makkelijker op, het is echter noodzakelijk om het werk beheersbaar en de maatregelen toetsbaar te maken. Wanneer er ondanks alle getroffen maatregelen toch wat misgaat, kan in de verschillende registraties worden gezocht naar de mogelijke oorzaken. Zijn die er, dan kunnen we maatregelen treffen om soortgelijke ongewenste situaties in het vervolg te voorkomen.
3.2 Arbobeleid Landschapsbeheer Nederland Het beleid van Landschapsbeheer Nederland is in de eerste plaats voorwaardenscheppend voor de provinciale stichtingen, de vrijwilligersgroepen en hun coördinatoren. Het is de zorg van Landschapsbeheer Nederland erop toe te zien dat de provinciale stichtingen de door haar beschikbaar gestelde informatie en documentatie aanwenden ten behoeve van een veilige werkomgeving en veilige
28
werkomstandigheden. Om dit te bereiken initieert Landschapsbeheer Nederland de volgende activiteiten: - verzamelen van informatie over de wet- en regelgeving die van toepassing is op de activiteiten van de vrijwilligersgroepen; - opstellen van documentatiemateriaal aan de hand van de verzamelde informatie om er voor te zorgen dat de provinciale stichtingen, de vrijwilligersgroepen en hun coördinatoren op een veilige en verantwoorde wijze kunnen werken; - registreren en analyseren van ongevallen, bijna-ongevallen en milieu-incidenten in het vrijwilligerswerk; - evalueren van de resultaten met de provinciale stichtingen; - in overleg met de provinciale stichtingen maatregelen opstellen om de feitelijke of potentiële oorzaak van ongevallen in het vrijwilligerswerk te voorkomen; - communiceren over arbeidsomstandigheden met andere organisaties in het vrijwilligerswerk in natuur en landschap.
3.3 De RI&E-lijsten en het plan van aanpak Met behulp van een uitgebreide vragenlijst kunnen de mogelijke risico’s van het werk in natuur en landschap worden geïnventariseerd: de zogenoemde risicoinventarisatie- & -evaluatielijsten (opgenomen in bijlage 1). De lijst heeft met name betrekking op mogelijk onveilige of ongewenste situaties voor mens of milieu. Omdat de vrijwilligerstaken nogal per regio verschillen, is er voor gekozen de lijsten in eerste instantie per provincie in te vullen. De provinciale stichtingen dienen zich daarbij te laten leiden en bijstaan door de mensen uit het veld. Maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van de vrijwilligers komen in het plan van aanpak. Landschapsbeheer Nederland heeft een uitgebreide handleiding die betrokkenen informeert over de vertaling van de ‘gesignaleerde risico’s’ naar ‘te nemen maatregelen’. Na de invoering van de Arbomaatregelen zal Landschapsbeheer Nederland in een jaarlijkse evaluatie vaststellen of de maatregelen het beoogde doel bereiken. Indien noodzakelijk worden voor (een deel van) de vrijwilligersactiviteiten nieuwe risico-inventarisaties verlangd, waarna wellicht de procedures en instructies worden aangepast.
3.4 Doelstellingen Voor de beoordeling van de effectiviteit van het Arbobeleid heeft Landschapsbeheer Nederland een aantal doelstellingen geformuleerd. Waar mogelijk zijn de effecten van de genomen maatregelen steeds toetsbaar en meetbaar. Het Arbobeleid van Landschapsbeheer Nederland streeft naar: - een goede motivatie van de vrijwilligers en hun coördinatoren om veilig en verantwoord te werken. Iedereen binnen de provinciale stichtingen conformeert zich daarom aan het Arbobeleid en de daaruit voortvloeiende maatregelen; - het creëren van veilige en gezonde werkplekken waarbij uit de aard van de
29
werkomgeving geen ongewenste risico’s voor mens en milieu voortvloeien; - goede verhoudingen binnen de provinciale stichtingen en de vrijwilligersgroepen, en een open communicatie over werkomstandigheden, ongevallen, bijna-ongevallen en milieu-incidenten; - een goed imago van het vrijwilligerswerk, zodat dit voor veel mensen een prettige en veilige bezigheid is met bovendien een zinvolle bijdrage aan het vrijwilligerswerk in natuur en landschap in Nederland; - minder verloop onder vrijwilligers als gevolg van een minder gewenste of onveilige werksfeer; - het voorkomen van schade, ongevallen, calamiteiten en incidenten. Dit veroorzaakt niet alleen persoonlijk letsel, maar kan ook leiden tot productieverlies, schade aan goederen en het milieu, maatschappelijke schade, enzovoort. Jaarlijks zullen Landschapsbeheer Nederland en de provinciale stichtingen in gezamenlijk overleg het beleid en bovenstaande doelstellingen evalueren en indien nodig aanpassen. Samenvatting Landschapsbeheer Nederland licht in dit hoofdstuk haar Arbobeleid toe. Dit is vooral voorwaardenscheppend voor de provinciale stichtingen, de vrijwilligersgroepen en hun coördinatoren. Ook neemt de organisatie haar verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de nieuwe Arbowet en ondersteunt de provinciale stichtingen, vrijwilligersgroepen en coördinatoren daarin.
30
HOOFDSTUK
4 De risico-inventarisatie & -evaluatie De inventarisatie en evaluatie van de risico’s die vrijwilligerswerk met zich meebrengt is één van de verplichtingen van de Arbowet. De risico-inventarisatie maakt inzichtelijk aan welke mogelijke risico’s vrijwilligers blootstaan tijdens hun werk in natuur en landschap. Vervolgens brengt de evaluatie een rangorde aan in de ernst, aard en omvang van deze risico’s. Tenslotte geeft het plan van aanpak, het Arboplan, aan wat je moet doen om deze risico’s beheersbaar te maken.
De risico-inventarisaties worden zoveel mogelijk gedaan op de plekken waar de risico’s zich voordoen: de werkplek. Bij vrijwilligerswerk in natuur en landschap is dit veelal in het veld, waarbij de inventarisatie zich beperkt tot het primaire werkproces. Per provincie, regio of zelfs per werkgroep kunnen de werkzaamheden sterk verschillen. De landelijke vragenlijst is daarom samengesteld na de inventarisatie door alle provincies van de verschillende werkzaamheden. De zo ontstane uitgebreide vragenlijst geeft structuur aan de inventarisatie van de Arborisico’s en maakt knelpunten zichtbaar. Alle provinciale stichtingen hebben inmiddels samen met een aantal vrijwilligers ‘van de werkvloer’ een eerste risicoinventarisatie gemaakt. Daarmee is inzicht verkregen in de aard en omvang van de Arborisico’s per provincie en in zijn totaliteit. Wil je de Arborisico’s zelf ook eens helder in kaart brengen voor de eigen vrijwilligersgroep? Dat kan, de RI&Evragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 1.
4.1 Het inventariseren van de Arborisico’s Zoals gezegd richt de inventarisatie zich hoofdzakelijk op het primaire werkproces: het werk van de vrijwilligers. Dit betekent niet dat de inventarisatie zich beperkt tot de werkzaamheden zelf. Ook de wijze waarop het werk wordt gedaan, welke gereedschappen worden gebruikt en hoe het onderhoud ervan is geregeld, komen aan de orde. Daarnaast is er uitgebreid aandacht voor de vrijwilligers. Betreft het groepen scholieren of juist ouderen, hoe groot zijn de groepen, zijn zij geschoold voor het werk en hoe is het toezicht en begeleiding geregeld? Ook de werkplek zelf komt aan de orde. Werken er vrijwilligers op grote hoogte of langs de openbare weg? En hoe zit het dan met de verkeersveiligheid? Bij -
de risico-inventarisatie is altijd bijzondere aandacht voor het volgende: jeugdigen en overige risicogroepen; gereedschappen en machines; de inrichting van de werkplek en de aandacht voor omstanders; ongevallen en calamiteiten; overleg, registraties en rapportages.
De vragenlijsten pretenderen niet volledig te zijn, maar bieden wel een goed houvast bij de inventarisatie van al dit soort risico’s en zetten de invuller(s) ervan aan het denken: Een eerste stap in het Arbobewustwordingsproces! In de lijsten is voldoende ruimte voor aanvullingen en op- en aanmerkingen. Zo ontstaat een zo volledig mogelijk beeld van de risico’s rondom arbeidsomstandigheden en veiligheid van de vrijwilligers in natuur en landschap.
31
4.2 Houd je gegevens ‘up to date’ Een risico-inventarisatie is een momentopname. Daarom kan het bij een verandering van de werkzaamheden, de werkmethodes en/of de aanschaf van nieuwe gereedschappen of machines nodig zijn om de mogelijke risico’s opnieuw te inventariseren. De landelijk opgestelde vragenlijsten zijn daarop ingericht. Heb je in eerste instantie hele stukken van de lijst onbeantwoord gelaten, omdat dit voor jouw specifieke situatie niet van toepassing was, dan kan dit nu misschien wel het geval zijn. Zo kan bijvoorbeeld de aanschaf van bosmaaiers betekenen dat je de vragen over het werken met motorgereedschappen alsnog moet doorlopen. Deze handleiding helpt je bij de invulling van je eigen risico-inventarisatielijsten en de opstelling van jouw Arbobeleid; per provincie, per regio of per werkgroep. Uitvoering geven aan dit beleid betekent soms keuzes maken. Alles tegelijk doen werkt vaak niet. Het ligt dan natuurlijk voor de hand om eerst die zaken te verbeteren waarbij de risico’s voor gezondheid en welzijn van de vrijwilligers het grootst zijn. Daarom worden de aard en omvang van de eerder geïnventariseerde risico’s gemeten: de risico-evaluatie.
voorbeeld risico-inventarisatielijst
7
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
❍
= actiepunt
1 Is bekend bij welke werkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen? 2 Zijn hierover afspraken gemaakt?
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
nvt
3 Worden deze persoonlijke beschermingsmiddelen ook daadwerkelijk gedragen?
4.3 Hoe maak ik risico’s meetbaar? Voor de opstelling van een RI&E, waartoe de Arbowet ons verplicht, evalueren we de eerder geïnventariseerde risico’s. Daarmee wordt bedoeld: het zo objectief mogelijk vaststellen van de aard en omvang van de risico’s. In de praktijk zal het er op neerkomen dat je uiteindelijk een overzicht hebt van de risicovolle activiteiten die je hebt gerangschikt van ‘zeer risicovol’ tot ‘verwaarloosbaar risico’. Behalve de aard van het risico speelt ook nadrukkelijk de omvang ervan mee. Een voorbeeld: bergbeklimmen is een risicovolle vrijetijdsbesteding. Zeker als je onervaren bent of de Pyreneeën intrekt zonder gids. Maar als je voorlopig nog niet van plan bent om naar de Pyreneeën te gaan, dan heeft het weinig zin om nu al een cursus bergbeklimmen te volgen. De omvang van het risico is dan immers verwaarloosbaar. De vergelijking van het bergbeklimmen is door te trekken naar het werken met de motorkettingzaag.
32
Bij de prioriteitbepaling zou het ideaal zijn om aan elk risico een zo objectief mogelijke waarde toe te kennen, zodat deze met elkaar te vergelijken zijn. Maar helaas gaat het vaak om het vergelijken van appels met peren, en dan ook nog eens in verschillende hoeveelheden. Bovendien zijn de persoonlijke kenmerken van de vrijwilligers(groep) van invloed. Niet voor niets is in de inventarisatie veel aandacht voor de aard en samenstelling van de vrijwilligersgroepen. Bij de evaluatie van de risico’s is het dan ook van doorslaggevend belang goed te luisteren naar de betrokkenen. Slechts redeneren vanuit de eigen ervaring is één van de grote valkuilen. Om dit te ondervangen vraagt de Arbowet bijzondere aandacht voor het stellen van prioriteiten. Overleg en samenwerking tussen vrijwilligers, de coördinatoren van de vrijwilligersgroepen en de provinciale stichtingen is hierbij verplicht. Samen bepalen de verschillende partijen de volgorde van de te nemen maatregelen. Het is daarom verstandig om al bij de invulling van de risico-inventarisatie te overleggen met collega’s, zodat alle risico’s duidelijk zijn. Zijn ze het hier over eens, dan kunnen ze in een later stadium, wederom in overleg, de volgorde van de te nemen maatregelen vaststellen. Voor het bepalen van de prioriteiten bestaan diverse methodes. Ze variëren van je ‘gezond verstand’ gebruiken tot een poging tot het kwantificeren van risico’s. In bijlage 2 vind je een methode, waarmee je een waarde kunt toekennen aan de gesignaleerde risico’s.
Nadat met één van de methodes de risico's naar prioriteit zijn ingedeeld, kan het uiteindelijke Arboplan, het ‘plan van aanpak’ worden opgesteld. Hierin wordt heel concreet vastgesteld wat en wanneer iets wordt gedaan ter verbetering van de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van de vrijwilligers.
IN
HET STELLEN VAN PRIORITEITEN KUNNEN WIJ U NIET ADVISEREN.
WELKE MAATREGELEN U ALS EERSTE WILT DOORVOEREN.
GELD
NIEMAND
ANDERS DAN UZELF KAN BEOORDELEN
MAG HIERBIJ GEEN ROL SPELEN.
ZODRA
U HEEFT GESIGNA-
LEERD DAT HET WERKEN MET DE MOTORKETTINGZAAG ERG GEVAARLIJK IS, MAAR U GEEN GELD HEEFT VOOR DE AANSCHAF VAN BESCHERMENDE KLEDING EN/OF HET VOLGEN EEN CURSUS, DAN MOET U DE MOTORZAAG VOORLOPIG LATEN STAAN!
Samenvatting De risico-inventarisatie maakt inzichtelijk aan welke risico’s de vrijwilligers in het werkveld blootstaan. In de risico-evaluatie komt vervolgens de ernst, aard en omvang van deze risico’s in beeld. Het is een hulpmiddel bij het leggen van prioriteiten: welke maatregelen verdienen de grootste voorrang?
33
HOOFDSTUK
5 Van RI&E tot plan van aanpak Door het ‘wegen’ van alle in kaart gebrachte risico’s heeft u een duidelijk beeld gekregen van de gezondheids- en veiligheidsrisico’s die u en uw vrijwilligersgroep lopen. De risico’s vragen om maatregelen en keuzes. Wat gaan we doen .... en in welke volgorde? Werkzaamheden met het grootste risico zullen als eerste kritisch moeten worden bekeken en aangepakt of, bij gebrek aan voldoende middelen, misschien niet meer worden gedaan.
Het zal er in de praktijk altijd op neer komen dat u met elkaar afspraken maakt over de volgende onderwerpen: 1) begeleiding en toezicht van vrijwilligers; 2) instructie, voorlichting en scholing van coördinatoren en vrijwilligers; 3) onderhoud en keuring van gereedschappen en machines; 4) het beschikbaar stellen en toezien op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen; 5) registratie en analyse van (bijna-)ongevallen en milieu-incidenten. Zodra deze afspraken op papier staan, beschik je in feite al over een eigen Arboplan of, zoals de Arbowet dit noemt, een plan van aanpak. En op het moment dat je er daadwerkelijk -aantoonbaar- naar handelt en leert van de fouten (de ‘verbetercirkel’ uit hoofdstuk 2) voldoet de vrijwilligersgroep zondermeer aan alles wat de Arbowet van je vraagt. Om van de gegevens uit de RI&E te komen tot het plan van aanpak krijg je twee verschillende werkwijzen aangereikt. De eerste is gebaseerd op een beschrijving van de hierboven genoemde vijf aandachtspunten. Daarna volgt een instructie voor het samenstellen van je Arboplan waarbij de opzet van een werkdag wordt gevolgd. Aan jou de keuze.
WANNEER
WEET JE ALS COÖRDINATOR DAT JE VOLDOENDE HEBT GEDAAN OM MET DE VRIJWILLIGERSGROEP ZO VEILIG
MOGELIJK TE WERKEN?
EEN
VOORSTELBARE, MAAR MOEILIJK TE BEANTWOORDEN VRAAG.
HET ‘GEZOND VERSTAND’ ZODRA DE MOGELIJKE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSRISICO'S VAN DE WERKGROEP ZIJN GEÏNVENTARISEERD EN GEËVALUEERD (DE RI&E) MOET IN HET ARBOPLAN WORDEN OMSCHREVEN WAT DE VRIJWILLIGERSGROEP ERAAN GAAT DOEN OM DEZE RISICO'S ZO VEEL MOGELIJK TE BEPERKEN, WANNEER DIT GAAT GEBEUREN EN WIE HIERVOOR DE VERANTWOORDELIJKHEID OP ZICH HEEFT GENOMEN. VERVOLGENS MOET ER DAADWERKELIJK GEHANDELD WORDEN. HIEROP MOETEN DE VRIJWILLIGERS ELKAAR ONDERLING KUNNEN AANSPREKEN EN ‘AFREKENEN’. DE SPEELT HIERIN EEN BELANGRIJKE ROL!
COÖRDINATOR DRAAGT HIERBIJ DE EINDVERANTWOORDELIJKHEID EN IS DEGENE DIE STEEDS VOLGT OF WORDT GEDAAN WAT MET ELKAAR IS AFGESPROKEN: DE UITVOERING VAN HET EN KOMT DE
ARBEIDSINSPECTIE
ARBOPLAN. MOCHT
ER ONVERHOOPT TOCH IETS MISGAAN
LANGS, BIJVOORBEELD NAAR AANLEIDING VAN EEN ONGEVAL, DAN KUN JE AANTONEN
DAT DE GROEP DE ZORG VOOR VEILIGHEID EN GOEDE WERKOMSTANDIGHEDEN SERIEUS NEEMT. IN DAT GEVAL TREFT JOU GEEN BLAAM EN BLIJKT HET ONGEVAL EEN ONGELUK TE ZIJN GEWEEST WAARBIJ NIEMAND IETS TE VERWIJTEN VALT.
ARBEIDSINSPECTIE ZIJN. HET ONGEVAL IS WEL. EEN GERUSTSTELLENDE GEDACHTE.
ZAL OOK DE CONCLUSIE VAN DE GEVOEL DAT WE ERBIJ HEBBEN
DAT
ER NIET MINDER ERNSTIG OM, MAAR HET
34
5.1 De basisstructuur van het plan van aanpak 5.1.1 Begeleiding en toezicht De coördinator van de vrijwilligersgroep maakt meestal de afspraken met de terreineigenaar over het werk en met de provinciale stichting over de benodigde gereedschappen. In de meeste gevallen is hij/zij dus ook degene die de groep precies kan vertellen wat de bedoeling is, en die het werk verdeelt. Zonder ‘baasje te willen spelen’ maakt de coördinator wel keuzes: wie doet wat? Deze rol blijft niet beperkt tot het opstarten van het werk in natuur en landschap. De coördinator zal ook tijdens de uitvoering belast blijven met de begeleiding van de vrijwilligers en met het toezicht op de werkzaamheden. Niet alleen om te kijken of alles goed gaat, maar ook om te beoordelen of alles veilig gaat. Hoe dit toezicht binnen de vrijwilligersgroep is geregeld, staat duidelijk in hun Arboplan. Dit betekent niet dat de persoon die de werkdag heeft voorbereid, vanzelfsprekend ook belast is met de begeleiding en instructie. Dit kan zelfs per keer een andere vrijwilliger zijn, zolang het voor iedereen in de groep maar duidelijk is. Zo verdeelt de groep taken gelijkelijk onder elkaar en hoeven ze niet als extra belastend te worden ervaren. Voor de aanvang van het werk moet duidelijk zijn wie wat doet. Op de presentielijst komt een extra aantekening van wie er die dag belast zijn met begeleiding en toezicht. Natuurlijk is iedereen hiervan op de hoogte. Soms zijn er vrijwilligers die extra begeleiding nodig hebben, bijvoorbeeld nieuwe vrijwilligers of anderstaligen. Wees niet bang om ze regelmatig bij te sturen. Als je toch al regelmatig corrigeert op het gebruik van gereedschappen, doe dat dan ook op het veilig gebruik ervan. Ook groepen scholieren en andere jeugdigen vragen extra begeleiding. Zorg dat deze geboden wordt. Het kan voorkomen dat je zelf nog amper aan werken toekomt. Misschien kun je in dat geval het toezicht delen met anderen. Activiteiten binnen de reguliere schooltijd vallen overigens altijd onder de verantwoordelijkheid van de leerkracht. Maar leg ook in dat geval vast hoe je de begeleiding en het toezicht hebt geregeld, en zorg dat iedereen ervan op de hoogte is en weet wat er van hen verwacht wordt. 5.1.2 Instructie, voorlichting en scholing Door voorlichting en instructie weten vrijwilligers wat er van hen verwacht wordt. Hoe dit is geregeld staat in je plan van aanpak. De RI&E heeft duidelijk gemaakt waaraan je vooral aandacht dient te geven. In de praktijk zal het er vaak op neerkomen dat de vrijwilligersgroep voor aanvang van het werk instructies krijgt over ‘veilig werken’. Afhankelijk van het soort werk, de gereedschappen en hulpmiddelen die hiervoor nodig zijn of de plaats waar men aan de slag gaat, is een specifieke instructie vereist. Het werk langs de openbare weg vraagt bijzondere aandacht voor bebakening en bebording; op hoogte werken (knotwilgen, hoogstammen) vraagt aandacht voor ladders en klimtuig. Je kunt overwegen om één of meerdere malen per seizoen voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren rondom het thema Arbo en veiligheid. Voor een bespreking van algemene onderwerpen is dit vaak beter dan op de werkplek zelf. Daar is het vaak te koud of te nat voor het aanhoren van algemene verhalen over bijvoorbeeld het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen of basisveilig-
35
heidsregels. Bovendien zijn dit soort voorlichtingsavonden meestal erg gezellig en dragen bij aan de motivatie van de vrijwilligers. Ook de vrijwilligers hebben plichten (hoofdstuk 2), zoals het meewerken aan instructie- en voorlichtingsbijeenkomsten. Zij kunnen worden uitgesloten van bepaalde werkzaamheden wanneer zij dit soort bijeenkomsten hebben gemist. Vrijwilligers die bijvoorbeeld geen werkinstructie over de takkenversnipperaar hebben gevolgd, mogen dus niet meer ‘snipperen’. Algemene onderwerpen die zich goed lenen voor een voorlichtingsbijeenkomst zijn bijvoorbeeld: - basisveiligheidsregels; - algemene risico’s op het werk; - persoonlijke beschermingsmiddelen; - hoe te handelen bij calamiteiten en/of ernstig letsel; - relevante milieuaspecten; - rapportage van onveilige situaties en handelingen. Het is belangrijk dat vrijwilligers inzicht hebben in de risico’s waaraan zij blootstaan en hoe zij die kunnen voorkomen. De coördinator zorgt hier samen met de vrijwilliger voor. Veranderingen in de werkomstandigheden kunnen aanleiding geven om opnieuw met elkaar in gesprek te gaan over de veiligheidsrisico’s. Niet alleen vaste, maar ook tijdelijke vrijwilligers hebben een doeltreffende voorlichting nodig. En ook hier geldt: herhaling is de kracht van de boodschap. Dat kan het best door een vast dagonderdeel te besteden aan de aandacht voor veiligheid. Natuurlijk sta je er bij Arbo niet alleen voor. Samen met jou worden nog vele honderden coördinatoren van vrijwilligersgroepen gevraagd om bewust aandacht te schenken aan de veiligheid van het vrijwilligerswerk in natuur en landschap. Misschien is het wel mogelijk om samen met andere groepen in de buurt voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren. Bovendien kan de provinciale stichting helpen met het vinden van voorlichtings- en instructiemateriaal en cursussen. En natuurlijk krijg je ook de nodige ideeën aangereikt in deze handleiding. Het helpt je met een doordachte Arbo- en veiligheidsstructuur voor de vrijwilligersgroep. Je kunt niet alles zelf doen. Voor goed en veilig werken met motorgereedschappen als de kettingzaag en de bosmaaier is een gerichte scholing nodig. Dit soort gereedschappen zijn veel te gevaarlijk in ‘onervaren handen’. Dat zelfde geldt voor machines zoals motormaaiers en versnipperaars. Maar ook voor handgereedschappen; slaggereedschappen zijn vele malen gevaarlijker dan bijvoorbeeld een handzaag. Naast de juiste keuze van het gereedschap voor het soort werk, is misschien praktijkscholing nodig. Het IPC Groene Ruimte in Schaarsbergen en het Agrarisch Opleidings Centrum (AOC) bij jou in de buurt verzorgen cursussen als ‘werken met de motorkettingzaag’. In overleg met de provinciale stichting kun je besluiten één of meer vrijwilligers een cursus te laten volgen (adressenlijst in bijlage 3).
36
Tot slot: registreer goed. Of het nu voorlichting, instructie of een externe cursus betreft: zorg ervoor dat je een juiste registratie bijhoudt. Vul bijvoorbeeld op de presentielijst in wie waaraan heeft meegedaan. Of, wanneer je op de werkdag extra aandacht hebt gegeven aan Arbo en veiligheid, kun je dit aantekenen op de namenlijst die je toch al invult voor melding aan de verzekering. Noem op de presentielijst de onderwerpen waarover je met elkaar afspraken hebt gemaakt en laat eventueel de aanwezigen de lijsten zelf ondertekenen. Daarmee heb je vastgelegd wie welke voorlichting heeft bijgewoond. Bij externe cursussen zorg je ervoor dat je een kopie krijgt van de behaalde certificaten. Je krijgt daarmee inzicht in wie je wel en wie je niet kunt laten werken met bepaalde gereedschappen en/of machines. Tip: doe dit ook voor de rijbewijzen, zodat je weet wie je kunt vragen om even die aanhangwagen met snoeihout weg te brengen (minimaal B+E)! 5.1.3 Onderhoud en keuring van gereedschappen en machines Naast een duidelijke instructie en adequaat toezicht op de werkzaamheden, is ook de onderhoudsstaat van gereedschappen, machines en hulpmiddelen bepalend voor de veiligheid van het werk. Bedenk dat er meer ongelukken gebeuren met een stompe dan een goed en scherp geslepen bijl. Gereedschap dat niet doet wat je ervan verwacht is niet alleen een bron van ergernis, maar bovendien gevaarlijk. In het plan van aanpak zal dan ook altijd iets geregeld zijn voor het onderhoud en de keuring van materiaal en materieel. Aantoonbaar! Werkt de vrijwilligersgroep veelal met eigen gereedschap, dan moet zij hiervoor zelf een systeem opzetten. Maar de groep die met gereedschappen van de provinciale stichting werkt, zal met de stichting duidelijke afspraken maken. Voor het onderhoud behoren er afspraken te zijn over wie de verantwoordelijk draagt, wat het onderhoud inhoudt en hoe de vrijwilliger kan zien dat inderdaad onderhoud is gepleegd. Dit laatste kan bijvoorbeeld door een geslepen bijl op het snijvlak met een viltstift te markeren. Iedereen kan dan zien dat deze geslepen is. Dergelijke afspraken over onderhoud zijn goed vastgelegd en bij iedereen bekend. Het spreekt voor zich dat gereedschappen zonder een afgesproken markering niet gebruikt mogen worden. Hetzelfde geldt voor de hulpmiddelen. Denk ook aan de verbandtrommel en voorzie deze van een ‘sluitzegel’. Is deze verbroken dan bestaat de kans dat de trommel incompleet is. Controleer de inhoud en vul deze aan voordat de vrijwilligers aan het werk gaan. Voor het dagelijkse onderhoud hoeven de machines niet telkens terug naar de leverancier. Veel kun je zelf doen of laten verzorgen door de provinciale stichting. Een datumsticker of een label (net zoals het oliekaartje in de auto) geeft daarbij aan wanneer de machine voor het laatst een onderhoudsbeurt heeft gehad. Voor de periodieke keuring van machines is dit anders geregeld. Vaak mag de eigen organisatie dit doen, mits hiervoor -aantoonbaar- het juiste vakmanschap aanwezig is. Meestal zal het er dan toch op neerkomen dat de machine teruggaat naar de leverancier. Vraag altijd om een keuringsrapport, dit is immers het bewijs dat is voldaan aan de Arboverplichting.
37
Afhankelijk van het gebruik mag je zelf bepalen hoe vaak je de machines keurt of laat keuren. Meestal komt dit neer op eens per jaar. Volgens de wet is de jaarlijkse ‘externe’ keuring van een aantal apparaten een minimumeis. De apparaten waar het om gaat zijn: - hijsgereedschap zoals takels, hijsbanden, kettingwerk, stroppen, enzovoort; - draagbaar klimmateriaal zoals ladders; - brandblussers; - hefwerktuigen en transportmaterieel; - elektrisch handgereedschap; - lasdiesels en lasapparatuur; - specifieke persoonlijke beschermingsmiddelen. Vanaf 1 januari 1995 moeten machines die in Europa voor de eerste keer in de handel zijn of worden gebracht voorzien zijn van de zogenaamde CE-markering. Met deze markering verklaart de fabrikant dat de machine voldoet aan de betreffende veiligheidsrichtlijnen en dat hij de aansprakelijkheid voor zijn rekening neemt. Let dus bij de aanschaf van nieuw gereedschap en machines altijd op de aanwezigheid van dit CE-keurmerk. 5.1.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen Niet voor niets komt de aandacht voor de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) als laatste aan bod. Risico’s beheersbaar maken kan in de eerste plaats door in het Arboplan aandacht te besteden aan een goede werkbegeleiding, de juiste instructie en goede gereedschappen. Dreigt er toch nog iets mis te gaan, dan kan het dragen van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen de ernst van het letsel vaak beperken. Omdat de wet niet altijd expliciet voorschrijft wanneer de vrijwilligers welke PBM’s moeten gebruiken, zijn hierover binnen het vrijwilligerswerk in natuur en landschap afspraken gemaakt. Deze zijn samengevat in een schema in bijlage 4. Daarmee zijn de provinciale stichtingen nog niet verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van al deze PBM’s. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn aangepast aan de eigenschappen en kenmerken van de drager. Concreet: ze moeten goed passen en zo weinig mogelijk hinderen tijdens het werk. Acceptatie voor enig ongemak is onvermijdelijk; veiligheidsschoenen zijn nu eenmaal geen sportschoenen en een veiligheidshelm is geen honkbalpet. Goed passende PBM's zijn echter minder lastig dan vaak wordt beweerd. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn vaak maatwerk! Denk aan veiligheidsschoenen, werkkleding en/of regenkleding, handschoenen en de veiligheidshelm met gelaatscherm of -bril. De aanschaf en het gebruik van deze PBM’s vallen in principe onder de verantwoordelijkheid van de vrijwilliger zelf. Alle overige PBM’s verstrekken de provinciale stichtingen als dat nodig is. Daarmee is het niet zo dat de vrijwilliger ook zelf mag weten of hij/zij al dan niet gebruik maakt van deze PBM’s. De coördinator blijft verantwoordelijk voor het toezicht op het juiste gebruik van PBM’s. Heeft er iemand in jouw groep zijn helm thuis laten liggen? Dan zal de betrokkene die dag werk doen waarbij het dragen van de veiligheidshelm niet verplicht is.
38
Landschapsbeheer heeft voor het beschikbaar stellen van PBM's nog geen algemeen geldende afspraken. De provinciale stichtingen kunnen daarom verschillen in wat zij beschikbaar stellen aan hun vrijwilligers. Het is dus altijd goed vooraf met de stichting af te spreken welke PBM’s de vrijwilligers kunnen krijgen. Leg deze afspraken vast op papier. In bijlage 5 staat een formulier waarop je dat kunt doen. Daarmee is gelijk duidelijk welke PBM's de groep zelf moet verzorgen. Ook de PBM’s hebben een periodieke controle en eventueel vervanging nodig. Kleding en schoeisel mogen niet lek zijn, veiligheidshandschoenen mogen niet kapot zijn en veiligheidshelmen moeten elke 3-5 jaar vervangen worden. De productiedatum staat vaak binnenin de helm vermeld. Denk ook bij persoonlijke beschermingsmiddelen aan de CE-markering. Tot slot: zorg ervoor dat PBM’s gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn. Meestal is dat duidelijk, maar met name over het gebruik van veiligheidsschoeisel bestaat veel discussie. Klompen zijn weliswaar erkend als veiligheidsschoen, maar bieden wel de laagste vorm van bescherming. Tijdens hakken en (motor)zagen geven ze onvoldoende bescherming, maar ook tijdens het werken op ladders voldoen klompen niet omdat ze geen zoolprofilering hebben. Houd klompen dus op de grond! Voorlichting over PBM’s is een ‘must’, zeker nu de vrijwilligers zelf (hand)schoenen en helmen aanschaffen. Zorg ervoor dat je met de vrijwilligersgroep hieraan -aantoonbaar- de juiste aandacht besteed. 5.1.5 Registratie van (bijna-)ongevallen en milieu-incidenten ‘Van fouten leer je’. Een (vrijwilligers-)organisatie kan dan ook een hoop leren van de ongevallen en milieu-incidenten die zich bij de vrijwilligersgroepen voordoen. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde bijna-ongevallen, situaties waarbij het maar net is goed gegaan, maar voor hetzelfde geld verkeerd had kunnen aflopen. We kennen dat soort ervaringen allemaal. Vanwege dit ‘leren van fouten’ houdt elke vrijwilligersgroep een registratie bij van (bijna-)ongevallen en milieu-incidenten. Bovendien geeft de coördinator deze registraties door aan de provinciale stichtingen, die ze vervolgens verzamelt in het ‘ongevallenregister’. Vervolgens beoordeelt Landschapsbeheer Nederland al deze provinciale registers en kijkt welke acties er nodig zijn om veel voorkomende ongelukken in de toekomst te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door het aanscherpen van bepaalde opleidingseisen, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen of de aanbeveling om bepaalde gevaarlijke gereedschappen niet meer te gebruiken. Op deze manier kan bijvoorbeeld de vrijwilligersgroep in Stein leren van een ongeval bij de vogelwacht in Dokkum. Om de registratie en melding van (bijna-)ongevallen en milieu-incidenten in goede banen te leiden, is van tevoren afgesproken aan wie en door wie welke zaken gerapporteerd moeten worden, wie verantwoordelijk is voor het onderzoek en de follow-up en als laatste wie het ongevallenregister per provincie bijhoudt. De registratie geeft minimaal een korte omschrijving van de aard en ernst van het ongeval (met of zonder verzuim), het letsel en/of de materiële schade, brand, milieuschade en een eventuele meldingsplicht aan de Arbeidsinspectie.
39
Melding bij de Arbeidsinspectie is verplicht in de volgende situaties: - ongevallen met ernstig blijvend lichamelijk of geestelijk letsel (ziekenhuisopname); - dodelijke ongevallen. Melding bij de Arbeidsinspectie hoef je niet zelf te doen. Zodra je een meldingsplicht vermoedt, neem je bij de eerst volgende gelegenheid contact op met de provinciale stichting, zij verzorgen de melding. Zorg er wel voor dat je zelf de registratie verzorgt. Jij was erbij en kunt dus het beste omschrijven wat er mis ging. Een voorbeeld van een registratie- en meldingsformulier is opgenomen in bijlage 6. 5.1.6 Procedures en registraties In de vorige paragrafen is steeds gesproken over het vastleggen van afspraken en het bijhouden van registraties. Om je op weg te helpen tref je in bijlage7 een aantal voorbeeldformulieren aan. Zij kunnen houvast bieden bij het opzetten en uitvoeren van je eigen plan van aanpak.
5.2 Plan van aanpak volgens de organisatie van een werkdag Het plan van aanpak kun je op verschillende manieren opzetten. Hieronder is gekozen voor de benadering vanuit de organisatie van een werkdag, gebaseerd op de RI&E-vragenlijsten. Gegroepeerd naar werkplek, werkgroep, werkdag en evaluatie is een aantal aandachtspunten opgesomd die ook in de RI&E zijn beoordeeld. Alle daarin als ‘aandachtspunt’ aangemerkte situaties kunnen nu in het plan van aanpak worden beschreven als ‘verbeteracties’; wanneer dit gaat gebeuren en wie ervoor verantwoordelijk is. Zonder volledig te willen zijn, volgt een opsomming van punten die aan de orde kunnen komen in het plan van aanpak. Niet alles zal op de situatie van jouw vrijwilligersgroep van toepassing zijn. Kies een aantal aandachtpunten die je nader wilt uitwerken, beschrijf welke acties je daarvoor wilt nemen, wanneer hieraan gewerkt wordt en wie de uiteindelijke verantwoordelijk op zich neemt.
5.2.1 De werkplek 1. Locatie - veilige locatie - overzichtelijke locatie - goede bereikbaarheid op de locatie - onttrekken aan een gevaarlijke situatie 2. Werkzaamheden - geschikt werk voor vrijwilligers - geschikt gereedschap voor het werk - spreiding van de werkzaamheden/logistiek 3. Opdrachtgever/eigenaar c.q. terreinbeheerder - betrokkenheid opdrachtgever/eigenaar c.q. terreinbeheerder - afspraken vastleggen - zelf meewerken/toezicht van de eigenaar 4. Onderdak - schuilplaats bij slecht weer - rust- en schaftplaats
40
5.2.2 De werkgroep 1. Algemeen - instructie - voorlichting - scholing - groepsgrootte - verzekering - verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid - toezicht 2. Aandachtsgroepen (bijvoorbeeld jeugdigen, ouderen en anderstaligen) - opvang - voorlichting - instructie - begeleiding 3. Persoonlijke eigenschappen - werktempo - conditie - fysieke belasting - soort gereedschap - afstemming werkzaamheden op vrijwilligers - gezondheidsaspecten 4. Calamiteiten - contactadres vrijwilligers 5.2.3 De werkdag 1. Ontvangst - opvang vrijwilligers - checken werkomstandigheden - uiteenzetting programma 2. Instructies - nut van de werkzaamheden - persoonlijke beschermingsmiddelen - ergonomie 3. Gereedschap - gereedschapsinstructies - controle gereedschap - vervoer brandstof en oliën 4. Werkindeling - logistiek - onderlinge werkafstand - omstanders 5. Werkbegeleiding - toezicht houden - hulpverlening bij ongeval
41
5.2.4 Nazorg en evaluatie 1. Mensen - bedanken van vrijwilligers - is er voldoende tijd besteed aan: * begeleiding * instructie * aandachtsgroepen (jeugdigen, ouderen en anderstaligen) - wat vonden de vrijwilligers zelf? - wat vond de opdrachtgever? 2. Gereedschap - was er voldoende gereedschap? - was het gereedschap goed van kwaliteit? - controleer gereedschap op ontstane gebreken - maak het gereedschap schoon - controleer de verbandtrommel 3. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) - waren alle benodigde PBM’s aanwezig? - zijn de PBM’s daadwerkelijk gebruikt? - controleer de PBM’s op beschadigingen - maak de PBM’s schoon en droog 4. Werklocatie - bepaling geschiktheid werklocatie - contact opnemen met de eigenaar - netjes achterlaten van de locatie 5. Contact provinciale stichting voor natuur en landschapsbeheer - meld aan Landschapsbeheer welke activiteiten hebben plaatsgevonden - meld het aantal vrijwilligers - registreer ongevallen en bijna-ongevallen - overige rapportage en registratie 6. Verbeteringen
Samenvatting In dit hoofdstuk tref je de onderwerpen aan die in ieder geval horen in het Arboplan, het plan van aanpak waarin de vrijwilligersgroep vaststelt welke acties zij onderneemt voor verbetering van arbeidsomstandigheden en veiligheid en in welk tijdsbestek dat gebeurt. Bij de onderwerpen is beschreven waarop je allemaal kunt letten bij het maken van het Arboplan. Tot slot vind je een opsomming van de aandachtspunten die je tijdens een werkdag kunt aantreffen. Je kunt ze nalopen en bepalen of ze aandacht verdienen in het Arboplan.
42
HOOFDSTUK
6 Wettelijke Aansprakelijkheid en Ongevallenverzekering Een reden voor vrijwilligers in natuur en landschapsbeheer om zich aan te sluiten bij een provinciale stichting is de toegevoegde waarde die zo’n organisatie biedt, waaronder de aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering voor alle aangesloten vrijwilligers. De dekking geldt uiteraard uitsluitend voor werkzaamheden die direct verband houden met het vrijwilligerswerk in natuur en landschap. Tevens verstaan de stichtingen daaronder ook de rechtstreekse reis naar en van de plaats van de werkzaamheden binnen de daarvoor normaal benodigde tijd.
Het niveau van geboden verzekeringen verschilt per provincie. Om deze reden is in bijlage 5 een formulier opgenomen dat de coördinator zelf, in overleg met de provinciale stichting, kan invullen. Op deze manier weet iedereen waar de vrijwilliger in de betreffende provincie aan toe is. Dit hoofdstuk geeft een algemene beschrijving van de verschillende verzekeringsvormen en wat hiermee afgedekt is. Het verdient echter de voorkeur om -omwille van uniforme duidelijkheid- de verschillende verzekeringpakketten per provincie zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, zeker wanneer een vrijwilligersgroep wel eens ‘buurt’ in een andere provincie.
6.1 De ongevallenverzekering De provinciale stichtingen hebben een ongevallenverzekering afgesloten. Deze verzekering is een zogenaamde secundaire dekking, ofwel: degene die schade lijdt moet eerst een beroep doen op de eigen verzekering of op de verzekering van degene die het ongeval heeft veroorzaakt. Mocht dit niet of onvoldoende de geleden schade dekken, dan kan de vrijwilliger een beroep doen op de verzekering van de provinciale stichting. Per provinciale stichting kunnen andere voorwaarden zijn overeengekomen met de verzekeraar. De omvang van de ongevallenverzekering en de bijbehorende voorwaarden zijn opgenomen in de polis van de verzekeraars. Deze tekst dient inzicht te geven in de omvang en de soort dekking, zoals die voor de vrijwilligers is afgesloten. Vraag daarom de provinciale stichting altijd onder welke voorwaarden zij de verzekeringen hebben afgesloten. 6.1.1 Het ongeval Iedereen weet wat een ongeval is; elke verzekeraar houdt er echter eigen ideeën op na. Daarom volgen we de begrippen van het verzekeringsbedrijf. Vrij vertaald uit een polistekst: een ongeval is een plotseling en van buitenaf ongewild geweld dat op het lichaam van de verzekerde inwerkt en dat de dood of letsel tengevolge heeft. Met deze definitie zijn nog niet alle ongevallen omschreven.
43
Bijvoorbeeld: een zonnesteek is niet het gevolg van plotseling geweld, maar komt wel van buitenaf en kan letsel opleveren. Daarom is het begrip ongeval uitgebreid met een aantal omschreven ongevallen, zoals: - verdrinking, verstikking, verbranding, blikseminslag, bevriezing en andere door de omgeving of het weer veroorzaakt letsel alsmede de inwerking van bijtende stoffen; - verstuiking, zwikken, verrekken of scheuren van spieren en pezen (echter niet de zweepslag, zie laatste punt van deze opsomming); - acute vergiftiging door gassen, dampen of stoffen; - besmetting door het binnenkrijgen van ziektekiemen tengevolge van een onvrijwillige aanraking met water of een andere stof (Dus besmetting tijdens het zwemmen geldt niet.) Dat valt immers onder een vrijwillige aanraking met water. Hetzelfde geldt voor in het water staan om vrijwilligerswerk te doen. De ziekte van Weil kan hieronder worden verstaan); - wondinfectie of dergelijke direct ten gevolge van een ongeval; - letsel dat door een ander tegen de wil van de verzekerde is veroorzaakt (de verzekering vereist wel dat de verzekerde eerst een beroep doet op de aansprakelijkheid van de ander); - ontberingen tengevolge van een onvrijwillige afzondering van de buitenwereld (is bij het natuur en landschapsbeheer (vrijwel) niet aan de orde); - complicaties die zijn veroorzaakt bij eerste hulpverlening of behandeling die door of op voorschrift van een arts is uitgevoerd; - miltvuur, ringworm, schurft, mond- en klauwzeer et cetera (de ziekte van Lyme wordt niet genoemd maar mag worden geacht ook in dit rijtje te staan, alsmede aandoeningen veroorzaakt door de processierups); - ingewandsbreuk (hernia) valt weliswaar onder de verzekeringsdekking, maar een dekking voor arbeidsongeschiktheid geeft de polis niet en de kosten voor geneeskundige behandeling bedragen maximaal 20% van het verzekerde bedrag voor de betreffende categorie; - spit, tennisarm, zweepslag, blaren op handen en voeten vallen onder dezelfde voorwaarden als de hernia. 6.1.2 Begunstigde Uiteraard is degene die schade lijdt de begunstigde. In geval van overlijden is dat de wettige erfgenaam. De begunstigde hoeft het bedrag van de verzekeraar niet aan een bepaald doel te besteden. Hij is hier dus vrij in. 6.1.3 Uitsluitingen De verzekering geeft in een aantal gevallen geen dekking. Enkele voorbeelden: - er is sprake van misbruik van alcoholhoudende dranken (wat hieronder zoal wordt verstaan is niet geheel duidelijk uit de polis) en er is sprake van gebruik van geneesmiddelen, bedwelmende, verdovende of opwekkende middelen anders dan op medisch voorschrift; - er is sprake van opzet of misdrijf. Dit is het geval wanneer iemand belang heeft bij een uitkering; - er is sprake van bewuste roekeloosheid. Het is aannemelijk dat hieronder bijvoorbeeld het werken met een motorkettingzaag zonder de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen wordt verstaan; - er is sprake van gevaarlijke sporten, snelheidswedstrijden en dergelijke. Deze vormen ook uitsluitingsgronden indien deze het ongeval hebben veroorzaakt.
44
Wanneer bepaalde verplichtingen van de verzekering niet zijn nagekomen waardoor de belangen van de verzekeraar zijn geschaad, zal er ook geen uitkering plaatsvinden. Wat de verzekeraar zoal bedoeld is dat de verzekerde het ongeval schriftelijk meldt, al het mogelijke doet om herstel te bevorderen en de verzekeraar medewerking verleent. 6.1.4 Premiebetaling Vrijwilligers zijn niet direct betrokken bij de betaling van de premies. Dat doen de provinciale stichtingen. Toch is het goed er iets van te weten, en wel om het volgende: de hoogte van de premie baseert de verzekeraar op het aantal vrijwilligers per verzekeringsjaar. Daarbij lijkt de verzekeraar geen onderscheid te maken in vrijwilligers die bijvoorbeeld maar één dag werken of vrijwilligers die het hele jaar actief zijn. Omdat de provinciale stichtingen elk jaar opnieuw het aantal werkzame vrijwilligers opgeven bij de verzekeraar, moeten de presentielijsten goed bijgehouden zijn. Op basis van de lijsten stelt de verzekeraar de premie van een afgelopen jaar vast. Indien de cijfers niet of onvoldoende betrouwbaar zijn, kan de verzekeraar een premie vaststellen die tenminste 150% van de voorschotpremie bedraagt. Het is dus van belang dat er een redelijk betrouwbare registratie plaatsvindt van alle betrokkenen. 6.1.5 Aanvullende motorrijtuigenverzekering De provinciale stichtingen kunnen een aanvullende motorrijtuigenverzekering afsluiten. Ook deze verzekering heeft een secundaire dekking. Elke motorrijtuigbezitter heeft immers zelf een wettelijk verplichte reguliere motorrijtuigenverzekering. De aanvullende motorrijtuigenverzekering dekt zaken als het verlies van no-claim (bonus) en het eigen risico bij schuld door de bestuurder. Of de provinciale stichting deze verzekering heeft hangt mede af van de wijze van premieberekening.
6.2 De aansprakelijkheidsverzekering (WA) Bij aansprakelijkheid liggen de zaken dikwijls wat eenvoudiger dan bij letsel ten gevolge van een ongeval. Wanneer zich een onvoorziene gebeurtenis met schade voordoet, is de aansprakelijkheidsverzekering van toepassing. De verzekering dekt de aanspraken van derden op de verzekerden die binnen het vrijwillig landschapsbeheer werkzaam zijn. 6.2.1 Verzekerden In tegenstelling tot de ongevallenverzekering behoren ook de huisgenoten en familieleden tot de verzekerden. Dus wanneer je je zoon of dochter meeneemt naar het vrijwilligerswerk en hij of zij veroorzaakt schade, dan is dit gedekt op de polis van de aansprakelijkheidsverzekering. Wel dekt de verzekering slechts de schade waarin de verzekering van de schadeveroorzaker niet voorziet. Nagenoeg alle Nederlanders (circa 98%) hebben een WA-verzekering (wettelijke aansprakelijkheidsverzekering). De verzekering zoals die door de provinciale stichtingen is afgesloten is dus bedoeld voor die 2% Nederlanders die geen WAverzekering hebben (bewust of onbewust). 6.2.2 Dekking De dekking betreft de vergoeding van de schade die de verzekerde heeft toegebracht aan een derde. Dit soort schades kunnen personenschades zijn (dit heeft
45
te maken met de gezondheid van personen) of met zaakschades (schades toegebracht aan stoffelijke objecten). Onder zaakschades wordt tevens schades aan het milieu verstaan. Verontreiniging of het vuil worden van grond of water inclusief de daaruit voortvloeiende schade valt dus onder de dekking. 6.2.3 Premiebetaling Ook voor de aansprakelijkheidsverzekering houdt de stichting een registratie bij van het aantal betrokken vrijwilligers. Deze registratie is ter beoordeling van de verzekeraar. Expliciet noemt de polis dat alle gegevens van de betrokken personen onder het privacyreglement vallen. Samenvatting Landschapsbeheer Nederland en de provinciale stichtingen doen hun uiterste best om ongelukken te voorkomen. De maatregelen die zij nemen, moeten er voor zorgen dat alle vrijwilligers hun werk op plezierige en veilige wijze kunnen doen. Indien ondanks alle maatregelen zich toch ongevallen voordoen, doet de gedupeerde in eerste instantie een beroep op de eigen verzekering of op de verzekering van de veroorzaker van het ongeval. Mocht de polis niet of onvoldoende de geleden schade dekken, dan kan de vrijwilliger een beroep doen op de verzekering van zijn provinciale stichting. Gelukkig wordt er maar weinig beroep gedaan op de verzekeringen van de provinciale stichtingen. Door de voortdurende inspanning van alle betrokkenen doen zich nagenoeg geen ernstige ongevallen voor.
46
HOOFDSTUK
7 Arbocheckbladen Voor de verschillende werksoorten in het landschapsbeheer zijn zogenaamde Arbocheckbladen opgesteld met daarin een beknopte omschrijving van het werk, de gereedschappen, de risico’s en hoe het in de toekomst veiliger kan. Met de Arbocheckbladen kan de coördinator van een vrijwilligersgroep voorafgaand aan de werkzaamheden de gevaren in kaart brengen en de werkgroep op de juiste wijze voorlichten en begeleiden. Verschillende werkzaamheden met een grote overeenkomst in het gebruik van gereedschappen of werkmethode zijn geclusterd. De Arbocheckbladen zijn: 1. Onderhoud knotbomen, hakhout en griend 2. Onderhoud laanbomen, leilinden en hoogstamfruitbomen 3. Onderhoud bos, houtwal en -singel (ook blessen/smetten) 4. Onderhoud heg 5. Verwerken snoeimateriaal (takken versnipperen, houtschillen en hout kloven) 6. Verwijderen opslag en onderhoud heide 7. Maaien, hooien en wieden 8. Onderhoud poelen, beken en sprengen 9. Aanplanten 10. Aanleg en onderhoud van wandel- en knuppelpaden 11. Plaatsen of verwijderen van afrasteringen en beschoeiingen 12. Soortenbeheer: (weide)vogels, vleermuizen, padden e.a. 13. Herstel grafheuvels 14. Opruimacties en stal uitmesten 15. Organiseren van kampen, excursies en werkdagen Het is niet de bedoeling dat u nu de Arbocheckbladen allemaal door gaat lezen. Voor aanvang van de werkzaamheden kunt u het betreffende Arbocheckblad erbij pakken.
47
1 Onderhoud knotbomen, hakhout en griend Knotbomen, waarvan de knotwilgen de meest bekende zijn, zijn voor Nederland een karakteristiek en beeldbepalend landschapselement. Ook soorten als els, es en populier laten zich prima ‘knotten’. Met name in de Woudstreek in Noordoost-Friesland staan grote aantallen geknotte elzen. Een knotboom biedt prima nestgelegenheid voor vogels. Vooral de steenuil heeft een bijzondere voorkeur voor dit type boom. Reden te meer om er alles aan te doen de knotboom te behouden. Hakhoutbosjes zijn vroeger aangelegd als erfafscheiding of als ‘overhoekjes’ om er ‘boerengeriefhout’ uit te halen. Boeren gebruikten het hout voor allerlei doeleinden, bijvoorbeeld voor palen en als brandhout. De bomen in deze bosjes, vaak eiken of elzen, zaagden ze regelmatig af waarna ze weer uitliepen. Zo waren er altijd takken van verschillende lengtes en diktes beschikbaar. Met de komst van nieuwe materialen en door ruilverkavelingen zijn veel hakhoutbosjes verdwenen of hebben hun functie verloren. Goed beheer van knotbomen, hakhout en griend betekent een geregeld afzetten van de kruin, de takkenbos die steeds weer groeit vanuit de knot, stobbe of stoof. Dit moet eens in de 5 tot 7 jaar gebeuren. Als de snoei te lang wordt uitgesteld, worden de takken te zwaar en bestaat de kans -zeker bij stormachtig weer- dat de stam of stoof inscheurt. Uiteindelijk zal deze zover inrotten dat de boom doodgaat.
Werkomschrijving Het onderhoud van deze karakteristieke landschapselementen bestaat uit het afzetten van de boom of stoof, het afvoeren van hout en het vervangen van te oude stoven. In hakhout zagen we takken van verschillende dikte laag bij de grond. Bij knotbomen zagen we de takken vanaf de ladder of de grond op ongeveer 2 meter hoogte af. Soms kunnen we vanuit de knotboom zelf zagen. Op de grond worden de afgezaagde grote takken in kleinere stukken gezaagd. Vanaf hier gaan ze naar een centraal punt. Het knotten van bomen is niet zonder gevaar. Vaak is sprake van achterstallig onderhoud, waardoor het nodig is om zwaar hout te zagen. Gereedschappen die nodig zijn bij het knotten: handzaag, jirizaag, stokzaag, motorkettingzaag, takkenschaar, touw, hiep, bijl, handlier en trekker. Ook ladders en/of klimmaterialen zetten we in.
48
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die takken afvoeren lopen de kans geraakt te worden door vallend hout; - de knotbomen staan langs de weg: door vallende takken is er gevaar voor het verkeer, en het voorbijrijdende verkeer vormt gevaar voor de vrijwilligers; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - er is soms weinig zicht in een hakhoutbosje, de werkplek is dan onover zichtelijk; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - knotten vindt soms plaats op afgelegen plaatsen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - knotbomen staan vaak in een weiland en aan de slootkant: gevaar voor uitglijden; - vee dat in het weiland staat kan gevaar lopen; nieuwsgierig vee kan ook gevaar opleveren voor vrijwilligers; - het is vaak nat in hakhoutbosjes: gevaar voor uitglijden; - bomen kunnen nat en glad zijn: gevaar voor uit de boom vallen; - gevelde takken die blijven hangen zijn een groot gevaar; - hout dat onder spanning staat of komt te staan kan vrijwilligers verwonden; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden. instructie/opleiding - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - vrijwilligers zonder opleiding werken met gevaarlijke machines (met name motorkettingzaag); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - zwaar hout zagen: gevaar voor het bekneld raken van vrijwilligers, ook gereedschap kan vast komen te zitten; - onderschatting van de moeilijkheid van het werk: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, hakken en duwen), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken; - verkeerd gestapeld hout is gevaarlijk voor voorbijgangers. gereedschappen en machines - het gebruik van de motorkettingzaag (in de boom) levert extra risico op; - het gebruik van slaggereedschap (bijl, hiep) levert extra risico op; - gebreken aan het gebruikte gereedschappen of machines; - klimmen in de boom met ondeugdelijk materiaal of verkeerd gebruikt materiaal: wankel geplaatste ladders, klimtouwen die losschieten of in de knoop raken.
49
persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (onder andere motorkettingzaag) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat de takkenslepers en andere vrijwilligers uit de buurt van de zagers blijven; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; zorg voor toezicht op de werkplek; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten voor consumptie grondig wassen, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken. instructie/opleiding - geef goed uitleg over het juiste gebruik van het gereedschap en materiaal, geef speciale aandacht aan het plaatsen van de ladder, eventueel deze met een borglijn aan de boom vastknopen; - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (motorzaag); - jongeren onder de 16 jaar mogen geen trekker rijden; vanaf 16 jaar tot 18 jaar is een trekkerrijbewijs verplicht; mensen van 18 jaar en ouder mogen zonder trekkerbewijs een trekker besturen; - klimmateriaal anders dan de ladder (met name klimtouwen) alleen mensen laten gebruiken die hiervoor een cursus hebben gevolgd; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. Doe zo mogelijk een warming-up ter voorkoming van spierpijn en andere lichamelijke klachten als spit. gereedschappen en machines - maak gebruik van gereedschappen die een zo laag mogelijk risico opleveren voor de vrijwilligers: een (hand)zaag is veiliger dan slaggereedschap; handgereedschap is veiliger dan een motorkettingzaag; - klimmaterialen (ook ladders) worden regelmatig gekeurd door een hiertoe bevoegde keuringsinstantie;
50
- onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek genoemd), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - als vrijwilligers door vallend hout geraakt kunnen worden, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet bij werk op de ladder, in de boom of in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - Iedere vrijwilliger draagt bij voorkeur werkhandschoenen; - vrijwilligers die binnen 15 meter van een motorkettingzaag werken, moeten gehoorbescherming dragen; - bij het werk langs de weg dragen de vrijwilligers veiligheidshesjes; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf moeten meenemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat de door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
51
2 Onderhoud laanbomen, leilinden en hoogstamfruitbomen Lanen hebben een belangrijke ruimtelijke functie; ze bepalen het karakter van een landschap. Laanbomen zijn vaak al van oudsher aanwezig en markeren historische plaatsen zoals landgoederen en oude wegen. Bovendien spelen laanbomen een belangrijke rol bij de matiging van temperatuur en wind, en bij de verbetering van de luchtkwaliteit. Leilinden werden geplant vanwege hun dichte kroon, die schaduw geeft aan nabij gelegen huizen. Hoogstamfruitbomen dreigen uit het Nederlandse landschap te verdwijnen. Fruitkwekers geven de voorkeur aan laagstamfruitbomen, omdat het fruit ervan makkelijker te oogsten is. De hoogstamfruitbomen zijn echter karakteristieke landschapselementen met bovendien een belangrijke ecologische en cultuurhistorische waarde. Ze worden veelal door vrijwilligers onderhouden.
Werkomschrijving Het onderhoud aan laanbomen, leilinden en hoogstamfruitbomen bestaat voornamelijk uit snoeiwerk. Dit gebeurt vanaf de grond, maar ook vanaf ladders en met behulp van klimlijnen. Soms is een hoogwerker nodig. Het vrijgekomen hout gaat naar een centraal punt, vanwaar het wordt afgevoerd of verbrand. Het gevaar met werken met laanbomen is dat het vaak gaat om zwaar hout en dat laanbomen vaak langs de weg staan. De gereedschappen die bij dit werk nodig zijn: handzaag, jirizaag, (stok)snoeischaar, takkenschaar, ladder, klimtuig, motorkettingzaag, motorstokzaag en trekker.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die takken afvoeren lopen de kans geraakt te worden door vallend hout; - de bomen staan langs de weg: door vallende takken is er gevaar voor het verkeer en het voorbijrijdende verkeer vormt gevaar voor de vrijwilligers; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - vee dat in de boomgaard staat kan gevaar lopen; nieuwsgierig vee kan ook gevaar opleveren voor vrijwilligers; - hoogstamfruitbomen staan vaak in een weiland: kans op uitglijden; - als de bomen nat zijn bestaat er kans op uitglijden tijdens het klimmen; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden.
52
instructie/opleiding - vrijwilligers zonder opleiding werken met gevaarlijke machines (met name motorkettingzaag); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - zwaar hout zagen: gevaar voor het bekneld raken van vrijwilligers; ook gereedschap kan vast komen te zitten; - onderschatting van de moeilijkheid van het werk: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - het gebruik van de motorkettingzaag (in de boom) levert extra risico op; - het gebruik van slaggereedschap (bijl, hiep) levert extra risico op; - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - klimmen in de boom met ondeugdelijk of verkeerd gebruikt materiaal: wankele ladders, klimtouwen die losschieten of in de knoop raken; - het gebruik van een hoogwerker kan extra risico opleveren. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motorkettingzaag) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat er geen vee in de boomgaard loopt; - zorg dat de takkenslepers en andere vrijwilligers uit de buurt van de zagers blijven; - zorg dat werkzaamheden boven in de kroon en werkzaamheden beneden aan de stam (verwijderen opschot, wondbehandeling) niet gelijktijdig plaatsvinden; - houd rekening met wind(stoten) bij gebruik van klimmaterialen of een hoogwerker; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - zorg voor toezicht op de werkplek; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats; - houd nieuwsgierig publiek op afstand.
53
instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; geef speciale aandacht aan het plaatsen van de ladder; - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (bijvoorbeeld motorzaag); - jongeren onder de 16 jaar mogen geen trekker rijden; vanaf 16 jaar tot 18 jaar is een trekkerrijbewijs verplicht; mensen van 18 jaar en ouder mogen zonder trekkerbewijs een trekker besturen; - klimmateriaal anders dan een ladder (met name klimtouwen) alleen laten gebruiken door mensen die hiervoor een cursus hebben gevolgd; - zorg voor duidelijke werkinstructies, met name aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - maak gebruik van gereedschappen die een zo laag mogelijk risico opleveren voor de vrijwilligers: een (hand)zaag is veiliger dan slaggereedschap; handgereedschap is veiliger dan een motorkettingzaag; - klimmaterialen (ook ladders) moeten regelmatig gekeurd worden door een hiertoe bevoegde keuringsinstantie; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert, moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend hout, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet bij werk op de ladder, in de boom of in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - Iedere vrijwilliger draagt bij voorkeur werkhandschoenen; - vrijwilligers die binnen 15 meter van een motorkettingzaag werken, moeten gehoorbescherming dragen; - bij werk langs de weg dragen de vrijwilligers veiligheidshesjes; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
54
3 Onderhoud bos, houtwal en -singel (ook blessen/smetten) Bos vervult vele functies, waarvan recreatie en natuur de bekendste zijn. Houtproductie is in de meeste Nederlandse bossen tegenwoordig van minder belang. Vrijwilligerswerk in het bos heeft dan ook als doel de natuur- en recreatiewaarde van het bos te verhogen. Het werk bestaat uit het vellen en lieren van bomen en het vervoeren van hout door het bos. Door gaten te maken in het bos valt er licht op de bodem, waardoor natuurlijke verjonging op gang komt. Daarnaast geven gemaakte takkenrillen luwte en nestelgelegenheid aan dieren. Houtwallen fungeerden van oudsher als markering van eigendom of als veekering. Deze functies zijn later door prikkeldraad en schrikdraad overgenomen. Ook dienden houtwallen vaak als houtleverancier: brandhout, weideposten, bouwhout, palen, kortom wat ‘boerengeriefhout’ heet. Sommige houtwallen met een greppel hebben nog steeds een functie bij de detailontwatering. Veel dieren vinden onderdak en nestelgelegenheid in deze kleinschalige houtopstanden. Veel houtwallen zijn echter in de laatste tientallen jaren verdwenen door ruilverkaveling en mechanisatie. De bomen die eruit kunnen, krijgen vaak een markering: het zogenoemde blessen of smetten. Met hiep, bijl of ‘blesmes’ wordt een stukje van de schors weggehaald. Zo is duidelijk voor de vrijwilligers welke boom moet blijven staan en welke ze moeten vellen. Tegenwoordig is het ook gebruikelijk om bomen met een spuitbus te blessen.
Werkomschrijving Onderhoud aan bos of houtwal bestaat uit het afzetten, vellen en (op)snoeien van de struiken en (gebleste) bomen, dunnen, opsnoeien, korten en het afvoeren van het hout. Benodigde gereedschappen zijn: handzaag, jirizaag, stokzaag, bijl, takkenschaar, blesmes, motorkettingzaag, kantelhaak, handlier en trekker.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen bevinden zich te dichtbij degene die de bomen velt en mensen die takken afvoeren lopen de kans geraakt te worden door vallend hout; - er is soms weinig zicht in het bos: de werkplek is onoverzichtelijk;
55
- de werkplekken in bos of houtwal zijn vaak afgelegen; er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - het is vaak glad in bos, houtwal of het aangrenzende weiland: kans op uitglijden voor mens en machines; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden; - vee dat in de wei staat kan gevaar lopen; nieuwsgierig vee kan ook gevaar opleveren voor vrijwilligers; - er zijn mogelijk teken aanwezig die soms de ziekte van Lyme overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - gevelde bomen die blijven hangen zijn een groot gevaar; - hout dat onder spanning staat of komt te liggen kan vrijwilligers verwonden. instructie/opleiding - vrijwilligers zonder opleiding werken met gevaarlijke machines (met name motorzaag, lier en trekker); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, rekken, duwen), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken; - zwaar hout zagen: gevaar voor het bekneld raken van vrijwilligers, ook gereedschap kan vast komen te zitten; - verkeerd gestapeld hout: mogelijk gevaar voor voorbijgangers. gereedschappen en machines - het gebruik van de motorkettingzaag levert extra risico op; - het gebruik van slaggereedschap (bijl, hiep) levert extra risico op; - er zijn gebreken aan het gebruikte gereedschappen of machines; - met een blesmes werken is zwaar voor de polsen, met name speciale boomsoorten; - met een spuitbus werken is slecht voor de gezondheid; persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motorkettingzaag) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - houd bij vellen rekening met wind(stoten);
56
- neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat er geen vee in de wei loopt; - door het bos lopen vaak wandelpaden. Let ook op de veiligheid van voet gangers; neem zonodig contact op met de bosbeheerder/eigenaar om het pad tijdelijk te versperren; - zorg dat de takkenslepers en andere vrijwilligers minimaal twee boom lengten bij de vellers vandaan blijven; - breng hangende bomen direct aan de grond zodat niemand er onderdoor kan lopen; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - spreek af dat er niet onnodig geschreeuwd wordt, omdat in het bos/houtwal niet direct zichtbaar is wat er aan de hand is; in het bos is het wel nodig vellers te laten roepen wanneer ze een boom laten vallen; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (motorkettingzaag); - jongeren onder de 16 jaar mogen geen trekker rijden; vanaf 16 jaar tot 18 jaar is een trekkerrijbewijs verplicht; mensen van 18 jaar en ouder mogen zonder trekkerbewijs een trekker besturen; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - maak gebruik van gereedschappen die een zo laag mogelijk risico opleveren voor de vrijwilligers: een (hand)zaag is veiliger dan slaggereedschap; handgereedschap is veiliger dan een motorkettingzaag; - handlier en kabels moeten regelmatig worden gekeurd door een hiertoe bevoegde keuringsinstantie; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen; - zorg voor milieuvriendelijke spuitbussen die geen gevaar opleveren voor de gezondheid.
57
persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert, moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend hout, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet bij werk op de ladder, in de boom of in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - vrijwilligers die binnen 15 meter van een motorkettingzaag werken, moeten gehoorbescherming dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers .
58
4 Onderhoud heg Heggen dienen als afscheiding in tuinen en bij landgoederen en soms als veekering langs weilanden. Doel van het onderhoud van deze cultuurhistorische elementen is het behouden van de heg in een bepaalde (compacte) vorm.
Werkomschrijving Een heg wordt vanaf de grond of vanaf een ladder gesnoeid. Gereedschap dat hierbij wordt gebruikt is een heggenschaar (hand/motorisch), aggregaat, mestvork, kruiwagen en een ladder.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - de heg staat langs de weg: het langsrijdende verkeer vormt gevaar voor de vrijwilligers; - de heg staat langs een voetpad: kans op gevaar voor voetgangers; - vee dat in de boomgaard staat kan gevaar lopen; nieuwsgierig vee kan ook gevaar opleveren voor vrijwilligers; - in een weiland is gevaar voor uitglijden aanwezig; - sommige heggen hebben scherpe stekels of doornen; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden. instructie/opleiding - vrijwilligers zonder opleiding die werken met gevaarlijke machines (met name motorische heggenschaar); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden, onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - een motorische heggenschaar is een gevaarlijk apparaat en levert extra risico op; - het gebruik van de motorische heggenschaar (op een ladder) levert extra risico op; - er zijn gebreken aan het gebruikte gereedschappen of machines; - wankel geplaatste ladders zijn gevaarlijk.
59
persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motorische heggenschaar) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen. Let ook op de veiligheid van voetgangers; - zorg dat er geen vee in de boomgaard loopt; - zorg dat de opruimers van snoeiafval en andere vrijwilligers uit de buurt van de snoeiers blijven; - zorg dat werkzaamheden bovenaan de heg (vanaf de ladder) en werkzaamheden aan een zijde van de heg niet gelijktijdig plaatsvinden; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - zorg voor toezicht op de werkplek; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats; - houd nieuwsgierig publiek op afstand. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; geef speciale aandacht aan het plaatsen van de ladder en het gebruik van de (motorische) heggenschaar; - zorg voor duidelijke werkinstructies, met name aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’ - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - maak gebruik van gereedschappen die een zo laag mogelijk risico opleveren voor de vrijwilligers: handgereedschap is veiliger dan een motorische heggenschaar; - hanteer de (motorische) heggenschaar met beide handen; - zorg dat de motorische heggenschaar aan de eisen voldoet; - ladders moeten regelmatig worden gekeurd; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen.
60
persoonlijke beschermingsmiddelen - klompen volstaan niet als er op de ladder gewerkt wordt. Ook in glad terrein volstaan ze niet. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - degene die de motorische heggenschaar hanteert, moet veiligheidsschoenen, werkhandschoenen, gelaatsbescherming en een veiligheidsbril dragen; - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend snoeihout is gelaatsbescherming/veiligheidsbril aan te bevelen; bij kans op vallende takken is een helm verplicht; - vrijwilligers die binnen 15 meter van een motorische heggenschaar werken, moeten gehoorbescherming dragen; - bij werk langs de weg moeten de vrijwilligers veiligheidshesjes dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
61
5 Verwerken snoeimateriaal (takken versnipperen, houtschillen, houtkloven) Bij het onderhoud aan bos, houtwal, houtsingel, heg en laanbomen ontstaat snoeiafval. Zoek samen met de eigenaar naar een geschikte verwerking en toepassing van snoeihout. Takkenhopen en houtrillen trekken veel vogels en kleine dieren aan. Soms kunnen van het vrijkomende hout rasterpalen worden gemaakt. Als er geen andere toepassing voor het hout te vinden is, kan het verbrand worden of kunnen grotere takken en boomstammen worden verwerkt tot brandhout. Hiervoor moet het hout kort gezaagd en gekloofd worden. Kloven kan handmatig (met een bijl) of met een kloofmachine. Verkleining van snoeiafval maakt de afvoer ervan eenvoudiger en het is makkelijker in de beplanting terug te brengen. Hele takken gaan in de versnipperaar en komen er als snippers weer uit. Snippers worden ook gebruikt voor de aanleg van paden en het is een nieuwe trend ze te gebruiken voor energieopwekking (biomassa). Sommige plantenziekten en -plagen, zoals de iepziekte, de dennenscheerder of de letterzetter, zijn erg besmettelijk of makkelijk overdraagbaar en kunnen grote gevolgen hebben. De boom sterft hierdoor af. Door van gevelde, stervende en dode bomen de bast te verwijderen (en de schors te verbranden) worden de insecten die de ziekte overdragen gedood. Zo voorkom je een plaag. Het verwijderen van de bast gebeurt met de schilschop.
Werkomschrijving Op verschillende manieren kunnen snoeiresten ter plaatse in kleinere stukken worden gezaagd, geknipt of gehakt. Gereedschap voor de verwerking van groenafval is: (motorketting)zaag, takkenschaar, snoeischaar, versnipperaar, kloofmachine en schilschop.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - de werkplek is verkeerd ingericht: aanvoer naar en afvoer vanaf versnipperaar of kloofmachine lopen door elkaar; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen wordt verwacht; - verschillende vrijwilligers bedienen de machine en komen te dicht in de buurt; - vrijwilligers staan (binnen de werkcirkel) te kijken bij de machine of naar
62
degene die aan het hakken is: kans op rondvliegend hout of losse onderdelen; - bij het werken met de schilschop kun je uitschieten en iemand in de omgeving raken; - bij het stapelen van hout of hout van een stapel halen kunnen stammen vallen; - de werkplek in bos of houtwal is vaak afgelegen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - werken langs de weg levert gevaar op voor en door verkeer; - het is vaak glad in bos of houtwal: kans op uitglijden voor mens en machine; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval. instructie/opleiding - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - te dikke stammen versnipperen: de versnipperaar weigert deze stammen en duwt ze terug; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden, onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - gevaar voor intrekken in de machine: lichaamsdelen kunnen tussen de messen van de versnipperaar komen. Als er flapperende kleren tussen de takkenbossen steken kan de drager ervan mee de machine in getrokken worden; - oude kloofmachines zijn niet zo goed beveiligd, gevaar om tussen kloofmachine en hout te komen; - het gebruik van slaggereedschap (bijl) is altijd gevaarlijk; - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines. persoonlijke beschermingsmiddelen - bij de werkzaamheden wordt geen gebruik gemaakt van de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen; - door machines (versnipperaar, kloofmachine, trekker) kan gehoorbeschadiging optreden; - geraakt worden door de uitstoot van de snippermachine; kleine deeltjes kunnen in de ogen komen.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg voor een duidelijke taakverdeling; - laat niet te veel mensen op de werkplek; werk in teams van minstens 2 personen; - zorg dat slechts één persoon tegelijk de machine bedient; - takkenaanvoerders mogen niet te dicht bij de machine in de buurt komen; - richt de werkplek zo in dat iedereen weet wie waar mee bezig is; - zorg voor toezicht op de werkplek; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of
63
maak afspraken met direct omwonenden; - houd nieuwsgierig publiek op een afstand; - afstand houden van degene die met de schilschop werkt; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van gereedschap en materiaal; versnipperaar en kloofmachine vragen speciale aandacht; - let op de capaciteit van de machine (afhankelijk van de soort machine), versnipper geen te zware takken; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen/machines - gebruik alleen een goed werkende machine (met name stopknop/noodstopvoorziening); - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers; handgereedschap is veiliger dan bijvoorbeeld een motorkettingzaag; - zorg dat de machine (versnipperaar, kloofmachine) horizontaal staat; - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die daar ervaring mee hebben; - laat een draaiende machine nooit onbeheerd achter; - sterk vertakte, breed uitwaaierende takken eerst kort zagen, dan pas in de versnipperaar; - een versnipperaar trekt de takken naar binnen d.m.v. draaiende rollen; laat de takken los zodra de machine ze vast heeft; kom nooit met de handen in de invoertrechter; - de uitvoerpijp van de versnipperaar moet zodanig worden opgesteld dat de snippers niet richting bediener worden geblazen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert, moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - klompen volstaan niet als er met een motorkettingzaag gewerkt wordt; ook in glad terrein volstaan ze niet, De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - iedere vrijwilliger moet werkhandschoenen dragen, bij voorkeur met elastische sluiting rond de polsen; - draag bij voorkeur nauw sluitende kleding zonder zakken bij het werk met versnipperaar; - personen die met de schilschop werken moeten een veiligheidsbroek of overall dragen; - indien vrijwilligers binnen 15 meter van een versnipperaar of kloofmachine werken, moeten zij gehoorbescherming dragen; - de bediener van de kloofmachine moet een veiligheidsbril dragen; - de bediener van de versnipperaar moet een gelaatsscherm en veiligheidshelm dragen.
64
6 Verwijderen opslag en onderhoud heide Heidegebieden veranderen na verloop van tijd in bos, als gevolg van natuurlijke processen. Vaak is het niet de bedoeling dat heide bos wordt. Daarom wordt houtige opslag verwijderd. Ook op andere plaatsen waar geen bos mag komen, wordt dat gedaan. Als het onderhoud lang is uitgesteld zijn de boompjes al van een behoorlijk formaat. Soms wordt een (uitheemse) soort bestreden (bijv. Amerikaanse vogelkers), vanwege zijn agressieve manier van verspreiden. Heide doet het goed op voedselarme grond. Door verrijking kan de heide echter vergrassen. Het gras verdringt de heideplantjes, die langzamerhand verdwijnen als niemand ingrijpt. Bij het afplaggen van heide wordt de bovenste, voedselrijke laag verwijderd, zodat er weer nieuwe heide kan komen.
Werkomschrijving Het verwijderen van opslag gebeurt door zagen, uitgraven of uittrekken. Soms krijgen stobbes een behandeling met Round Up, zodat ze niet nog eens uitlopen. Plaggen is het afsteken van de bovenste laag (vergraste) heide. Het plagsel wordt veelal afgevoerd. Gereedschap dat hierbij gebruikt wordt: beugelzaag, snoeizaag, braamzeis, steekschop, motorkettingzaag, plagschop, steekspade, kruiwagen en trekker.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die plagsel of opslag afvoeren lopen in de weg of lopen de kans geraakt te worden door vallend hout of een uitschietende plagschop; - vrijwilligers komen binnen de werkcirkel van degene die de zeis hanteert; - het kan nat, glad en hobbelig zijn op de heide of in het bos: gevaar voor uitglijden voor mensen (of verzwikken van enkels) en machines; - heide en bos worden soms begraasd: de dieren kunnen gevaar lopen of gevaar opleveren voor vrijwilligers; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - de werkplekken in het bos of op de heide zijn vaak afgelegen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden.
65
instructie/opleiding - vrijwilligers zonder opleiding werken met gevaarlijke machines (met name motorkettingzaag en trekker); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen, bukken), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - met spade of schop kan een vrijwilliger in zijn voeten steken; - zwaar beladen kruiwagens zijn moeilijk te hanteren en kunnen rugklachten veroorzaken; - bij verkeerd gebruik kan het werken met bestrijdingsmiddelen gevaar voor de gezondheid en het milieu opleveren. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motorkettingzaag) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - zorg voor een duidelijke taakverdeling: wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - door het bos lopen vaak wandelpaden. Let ook op de veiligheid van voetgangers; neem zonodig contact op met de bosbeheerder / eigenaar om het pad tijdelijk te versperren; - zorg dat de takkenslepers en andere vrijwilligers minimaal twee boom lengten bij de vellers vandaan blijven; - zorg dat er geen hinderlijk vee in het gebied loopt; - organiseer het werk zo dat de af te leggen afstand met een kruiwagen zo kort mogelijk is; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats.
66
instructie/opleiding - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (motorkettingzaag); - jongeren onder de 16 jaar mogen geen trekker rijden; vanaf 16 jaar tot 18 jaar is een trekkerrijbewijs verplicht; mensen van 18 jaar en ouder mogen zonder trekkerbewijs een trekker besturen; - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; - personen die werken met bestrijdingsmiddelen moeten in het bezit zijn van een spuitlicentie; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - de kruiwagen niet overbeladen; - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers: een (hand)zaag is veiliger dan slaggereedschap (bijl); handgereedschap is veiliger dan een motorkettingzaag; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen; - zorg voor milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen die geen gevaar opleveren voor de gezondheid. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend hout, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - indien vrijwilligers binnen 15 meter van een motorkettingzaag werken, moeten zij gehoorbescherming dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
67
7 Maaien, hooien en wieden Verschralen is doorgaans het sleutelwoord voor het ontwikkelen van een hogere natuurwaarde. Door gemaaid gras af te voeren wordt de bodem armer en krijgen bijzondere soorten een kans. Belangrijk bij het maaien zijn de maaifrequentie en het maaitijdstip. Meestal wordt er pas gemaaid als de planten hun zaden hebben verspreid. Als het gemaaide gras niet meteen wordt afgevoerd, maar ter plaatse blijft liggen om te drogen en eventueel nog eens wordt omgedraaid, spreken we van hooien. Dit kan alleen als de weersomstandigheden meezitten. Wieden is het onkruidvrij maken van beplantingen. In sommige beplantingen, zoals kasteeltuinen, heemtuinen, parken en dergelijke, is onkruid ongewenst.
Werkbeschrijving Grassen en kruiden worden op een bepaalde hoogte (afhankelijk van het gebruikte maaisysteem) afgeknipt of gesneden. Vervolgens wordt het materiaal -eventueel na een periode van drogen- bijeengeraapt en afgevoerd. Sommige machines hebben een verzamelbak, waardoor maaien en afvoeren in dezelfde werkgang gebeurt. Gereedschap dat hierbij gebruikt wordt: zeis, motormaaier, bosmaaier, hooivork, hooihark, trekker, aanhanger en (hooi)wagen. Bij het wieden worden de hak en de schoffel gebruikt.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - er wordt gewerkt langs de weg (bermen): het verkeer vormt een gevaar voor vrijwilligers; - er wordt gewerkt bij de slootkant: gevaar voor uitglijden; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die gras of maaisel afvoeren lopen binnen de actieradius van machines; - vrijwilligers komen binnen de werkcirkel van degene die de zeis hanteert; - het te maaien terrein kan hobbelig, schuin en oneffen zijn: gevaar voor uitglijden, zwikken en kantelen voor mens en machines; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - hooien vindt soms plaats op afgelegen plaatsen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden.
68
instructie/opleiding - vrijwilligers zonder opleiding werken met gevaarlijke machines (met name bosmaaier, motormaaier, trekker, aanhanger); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen, bukken), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - het gebruik van bosmaaier, motormaaier en zeis brengt risico’s met zich mee; - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - het gebruik van een zeis betekent veel dezelfde beweging maken; - overladen (hooi)wagens zijn een gevaar op de weg; - niet goed vastgemaakte lading kan worden verloren. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motormaaier, bosmaaier) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat de maaiselafvoerders en andere vrijwilligers bij machines vandaan blijven; - zorg dat er geen vee in het gebied loopt; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - laat vrijwilligers de verschillende werkzaamheden afwisselen; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; - jongeren onder de 16 jaar mogen geen trekker rijden; vanaf 16 jaar tot 18 jaar is een trekkerrijbewijs verplicht; mensen van 18 jaar en ouder mogen zonder trekkerrijbewijs een trekker besturen;
69
- bij rijden met aanhanger is meestal een chauffeur nodig met een rijbewijs B-E; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (motormaaier, bosmaaier, zeis); - laat draaiende machines nooit onbeheerd achter; - kom met de trekker of de motormaaier niet op een te steil talud; - maak gebruik van gereedschappen met zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zorg ervoor dat (hooi)wagens niet te zwaar beladen zijn en zorg dat de lading goed vast zit; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de bosmaaier gebruikt, moet hoge veiligheidsschoenen, een veiligheidsbroek of -overall, een gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - klompen volstaan niet in glad of oneffen terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - bij het werk langs de weg moeten vrijwilligers veiligheidshesjes dragen; - indien vrijwilligers binnen 15 meter van een bos- of motormaaier werken, moeten zij gehoorbescherming dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
70
8 Onderhoud poelen, beken en sprengen Veel planten en dieren zijn afhankelijk van een waterrijke omgeving. De aanwezigheid van schoon water betekent ook de aanwezigheid van een rijke flora en fauna. Beken zijn waterlopen die van nature een meanderend karakter hebben. In het verleden zijn veel beeklopen ‘rechtgetrokken’. Sommige beken spelen een belangrijke rol bij de afwatering. Sprengen zijn zijtakken van een beek die zijn gegraven in de hellingen aan weerszijden van de beek. Poelen zijn -meestal gegraven- waterpartijen in een laaggelegen plek in het weiland, die vroeger veelal als veedrinkplaats dienst deden. Vanwege hun belangrijke rol als biotoop voor een groot aantal soorten houden we beken, sprengen en poelen nog steeds in stand als open water.
Werkomschrijving Zonder onderhoud raken poelen, beken en sprengen langzaam vol met bladeren, waterplanten en dergelijke. Onderhoud van deze waterpartijen bestaat dan ook uit het openhouden en schoonhouden ervan en eventueel het maaien van de taluds. Nadat het materiaal uit de poelen, beken en sprengen is gehaald, wordt het op de kant gelegd. Soms blijft het materiaal niet ter plaatse, maar wordt naar een centraal punt vervoerd. Gereedschappen voor het schonen van poelen, beken en sprengen zijn: walmes, sloothaak (incl. extra trektouw), schepkorf, zeis, bosmaaier, kruiwagen en mestvork.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - uitglijden en (in het water) vallen; - door werk in koud water kunnen makkelijk lichamelijke klachten optreden; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die materiaal afvoeren lopen in de weg of binnen de reikwijdte van machines; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - het werk vindt soms plaats op afgelegen plaatsen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden; - het water kan soms vies zijn, met name stilstaand water: gevaar voor infectieziekten (ziekte van Weil) en bijv. bloedzuigers; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken.
71
instructie/opleiding - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - vrijwilligers werken zonder opleiding met gevaarlijke machines (bosmaaier); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, hakken, duwen), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - het gebruik van bosmaaier en zeis levert extra risico op; - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (bosmaaier) kan gehoorbeschadiging optreden; - werken zonder waterbestendige kleding (lieslaarzen) of met nat geworden kleding, kan kou of verkoudheid veroorzaken; - werken met lieslaarzen of waadpak kan verdrinkingsgevaar opleveren als er water in komt.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk, zodat niet steeds dezelfde bewegingen worden gemaakt; - zorg dat de vrijwilligers uit de buurt van draaiende machines blijven; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van het werk het lichaam op bloedzuigers of teken; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het juiste gebruik van het gereedschap en materiaal; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie; - laad de kruiwagens niet te vol.
72
gereedschappen en machines - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (bosmaaier); - laat draaiende machines nooit onbeheerd achter; - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de bosmaaier gebruikt, moet hoge veiligheidsschoenen, een veiligheidsbroek of -overall, een gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - indien vrijwilligers binnen 15 meter van een bosmaaier werken, moet gehoorbescherming dragen; - zorg dat de vrijwilligers goed beschermd zijn tegen het water; - werk niet te lang achter elkaar in het water, ook niet mèt persoonlijke beschermingsmiddelen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding, laarzen; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator dat er voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers aanwezig zijn; - laat mensen met lieslaarzen of waadpak niet alleen werken en zorg ervoor dat er een boot in de buurt ligt zodat snel ingegrepen kan worden in geval de lieslaarzen of het waadpak vollopen.
73
9 Aanplanten Aanplanten gebeurt ter vervanging van oude exemplaren of op plaatsen waar voorheen niets stond. Het voordeel van aanplanten boven bijvoorbeeld natuurlijke verjonging is de keuze uit een breed scala aan soorten en rassen. Bovendien komt de struik of boom exact op de gewenste plaats te staan. Bosplantsoen wordt meestal als jong plantsoen aangeplant. Laanbomen en hoogstamfruitbomen zijn bij aanplant vaak al wat groter. Vanwege het grotere wortelstelsel is een groter plantgat nodig. Naast de laanbomen en hoogstamfruitbomen komen boompalen (aan de kant van de overheersende windrichting), die de boom na het planten steun geeft totdat de wortels goed vast zitten in de grond. De boompaal wordt geplaatst voordat de boom de grond in gaat. Om de boompaal te plaatsen wordt met een grondboor een gat in de grond, onderin het plantgat gemaakt. Daarin komt de paal, die goed wordt vastgeslagen met een paalhamer. Tenslotte wordt de boom met een boomband vastgezet aan de paal.
Werkbeschrijving Het handmatig aanplanten van bosplantsoen kan met behulp van een plantschop of plantbuis. Bij groter plantmateriaal wordt een plantgat gegraven met een bats of spade. Voor het plaatsen van de paal is een grondboor, paalhamer, sleg en hamer nodig.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - het kan nat, glad en hobbelig zijn op plaats waar wordt geplant: gevaar voor uitglijden; - boomgaarden worden soms begraasd: de dieren kunnen gevaar lopen of opleveren voor vrijwilligers; - laanbomen worden vaak langs de weg geplant: het verkeer vormt gevaar voor de vrijwilligers; - er zijn mogelijk teken aanwezig die soms de ziekte van Lyme overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als gastheer gebruiken; - de werkplekken in het bos of in boomgaarden zijn vaak afgelegen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden.
74
instructie/opleiding - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (graven, tillen en bukken), mogelijk leidend tot spierpijn of spit; - het gebruik van spade of grondboor kan blaren opleveren; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen; - met spade of bats kan een vrijwilliger in zijn voeten steken; - bij de zwaai met de paalhamer is er kans op rugblessure / spit; - bij het uit de grond trekken van de grondboor is er kans op een rugblessure. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat er geen vee in het gebied loopt; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (2-3 personen); - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie (met name plantgat graven).
75
gereedschappen en machines - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - bij het werk langs de weg moeten de vrijwilligers veiligheidshesjes dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding, laarzen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers .
76
10
Aanleg en onderhoud van wandel- en knuppelpaden Wandelpaden moeten bewandelbaar blijven. Het onderhoud ervan omvat het egaliseren en schoonmaken van de paden, eventueel het aanbrengen van een beschermende laag (schors, gravel, grind) en het snoeien van overhangende takken. Gereedschap dat hierbij wordt gebruikt is: schop, bezem, hark, takkenschaar, handzaag, snoeischaar, bladblazer, wegenschaaf en kruiwagen. In natte natuurgebieden zijn gewone paden niet aan te leggen. Hier worden knuppelpaden aangelegd: paden van houten palen.
Werkomschrijving Benodigd gereedschap hiervoor is: zaag, hamer, paalhamer, grondboor.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen lopen elkaar in de weg; - het kan nat, glad en hobbelig zijn in het bos, gevaar voor uitglijden is aanwezig; - in natte natuurgebieden is gevaar voor uitglijden (bijv. op gladde oude palen) en in het water vallen een risico; - om een knuppelpad aan te leggen moet veel gebukt worden, dit kan spit of rugklachten opleveren; - heide / bos waar de paden lopen worden soms begraasd; de dieren kunnen gevaar lopen of gevaar opleveren voor vrijwilligers; - het water in natte natuurgebieden kan soms vies zijn, met name stilstaand water: gevaar voor infecties; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - de werkplekken in het bos of op de heide zijn vaak afgelegen; er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden; instructie/opleiding - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’ - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen en bukken), mogelijk leidend tot spierpijn, spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken;
77
gereedschappen en machines - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - met een schop of spade kan een vrijwilliger in zijn eigen voeten steken; - zwaar beladen kruiwagens zijn moeilijk te hanteren en kunnen rugklachten veroorzaken; - bij de zwaai met de paalhamer is er kans op rugblessure / spit; - bij het uit de grond trekken van de grondboor is er kans op een rugblessure. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk;
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - let ook op de veiligheid van voetgangers en mountainbikers: neem zonodig contact op met de bosbeheerder/eigenaar om het pad tijdelijk te versperren; - zorg dat er geen vee in het gebied loopt; - organiseer het werk zo dat de af te leggen afstand met een kruiwagen zo kort mogelijk is; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het juiste gebruik van gereedschap en materiaal; - zorg dat iemand met ervaring de wegenschaaf bedient; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - de kruiwagen niet overbeladen; - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen;
78
persoonlijke beschermingsmiddelen - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend hout, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - zorg dat de vrijwilligers goed zichtbaar zijn (i.v.m. mountainbikers): laat ze bijvoorbeeld veiligheidshesjes dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding of laarzen; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
79
11
Plaatsen of verwijderen van afrasteringen en beschoeiingen Soms moeten stukken terrein worden afgeschermd om de doorgang voor mens of dier onmogelijk te maken. Zo’n afrastering moet worden geplaatst en onderhouden. Er zijn veel soorten afrasteringen, ze verschillen bijvoorbeeld in materiaalsoort, hoogte en maasgrootte. Als de afrastering geen functie meer heeft, kan hij weer worden verwijderd. Beschoeiingen worden aangebracht om afkalving van de waterkant te voorkomen. Het repareren en nakijken doen we meestal vanuit een boot in het water.
Werkomschrijving Gereedschap dat nodig is bij het werk aan afrasteringen of beschoeiingen: hamer, nijptang, grondboor, motorgrondboor, paalhamer en handhei.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen lopen elkaar in de weg; - het kan nat, glad en hobbelig zijn in het bos of langs het water: gevaar voor uitglijden en in het water vallen; - scherpe haakjes, verroeste spijkers en prikkeldraad kunnen verwondingen veroorzaken; - in het bos zijn mogelijk teken aanwezig die soms de ziekte van Lyme overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - uit de boot in het water vallen: nare verwondingen (vanuit de boot tegen de kant aan vallen), onderkoeld raken of verdrinken; - klem raken tussen boot en wal; - water (met name stilstaand) kan vies zijn: infectiegevaar (bijv. ziekte van Weil); - door werk in koud water kunnen makkelijk lichamelijke klachten optreden; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - de werkplekken in het bos of langs het water zijn vaak afgelegen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden. instructie/opleiding - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - als een draad op spanning wordt getrokken kan deze losschieten;
80
- werken vanuit de boot kan rugklachten veroorzaken; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, hakken, duwen) mogelijk leidend tot spierpijn, spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - gevaar op blessures door motorgrondboor. - bij de zwaai met de paalhamer is er kans op rugblessure / spit; - bij het uit de grond trekken van de grondboor is er kans op een rugblessure. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - werken zonder waterbestendige kleding (lieslaarzen) of met nat geworden kleding kan kou of verkoudheid veroorzaken; - werken met lieslaarzen of waadpak kan verdrinkingsgevaar opleveren als er water in komt.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat niet meer personen dan strikt noodzakelijk de boot bemannen (i.v.m. stabiliteit van de boot) - ga bij slecht weer (onweer) niet te water; - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van gereedschap en materiaal; - zorg -indien nodig- dat de kapitein in het bezit van een vaarbewijs is; - de mensen die vanuit de boot op het water werken moeten kunnen zwemmen; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie.
81
gereedschappen en machines - gebruik alleen een stabiele boot en zorg dat er reddingslijnen aan boord zijn; - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers; - wees uiterst voorzichtig met de motorgrondboor. - Laat draaiende machines nooit onbeheerd achter; - onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - iedere vrijwilliger moet werkhandschoenen dragen; - vrijwilligers die op of bij het water werken moeten zwemvesten dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding of (lies)laarzen; - zorg dat de vrijwilligers goed beschermd zijn tegen het water; - werk niet te lang achter elkaar in het water, ook niet mèt persoonlijke beschermingsmiddelen; - laat mensen met lieslaarzen of waadpak niet alleen werken en zorg ervoor dat er een boot in de buurt ligt, zodat snel ingegrepen kan worden wanneer de lieslaarzen of het waadpak vollopen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
82
12
Soortenbeheer: (weide)vogels, vleermuizen, padden e.a. De populatie van beschermde soorten kan groeien door het markeren van nesten, inventariseren, toezicht houden en verbeteren van de habitat van (weide)vogels, vleermuizen, uilen en dergelijke. Vleermuizen, steenuil en kerkuil nestelen vaak in oude gebouwen zoals kerktorens, schuren en bunkers. Oeverzwaluwen broeden in natuurlijke of door de mens gemaakte steile wanden. Zandafgravingen en steile oevers van waterlopen zijn interessant als broedplek. Het werk omvat bijvoorbeeld het plaatsen van nestbeschermers in weilanden, ten gunste van de weidevogels of het plaatsen van nestkasten ten gunste van uilen. Om de dieren niet te veel te storen, voeren doorgaans één of enkele personen deze activiteit uit. Padden trekken in het voorjaar massaal van hun overwinteringsplek naar het water, waar ze paren en hun eieren leggen. Vaak moeten ze hiervoor een weg oversteken en als we niets doen bekopen veel padden dit met de dood. Door langs de kant van de weg een hekwerkje te plaatsen en emmertjes in te graven, kunnen veel padden gered worden. De padden gaan op zoek naar een oversteekplaats, vallen in de emmertjes waarna iemand de padden aan de andere kant van de weg weer vrijlaat. In het najaar is de trektocht naar de overwinteringplaats minder massaal, zodat overzetacties niet nodig zijn.
Werkomschrijving Gereedschappen bij deze beschermingsmaatregelen: ladder, evt. klimmaterialen of steiger, (paal)hamer, schroevendraaier, nestbeschermer, schop, harken en hooivorken.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - paddenoverzetacties vinden plaats bij een weg: het voorbijrijdende verkeer vormt een gevaar voor de vrijwilligers; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - vee dat in het weiland staat kan gevaar opleveren voor vrijwilligers; - het aanbrengen van nestbeschermers vindt soms plaats op afgelegen plaatsen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de (aanliggende) percelen kan gevaar voor de gezondheid (van mens en dier) opleveren; - er zijn mogelijk teken aanwezig die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen
83
- aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - in de buurt van (stilstaand) water of nestgelegenheden zijn altijd bacteriën aanwezig: gevaar voor infecties; - vleermuizen kunnen hondsdolheid (rabiës) overbrengen; - in een weiland en aan de slootkant kunnen vrijwilligers uitglijden en in het water vallen; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden. instructie/opleiding - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel bukken bij het plaatsen van nestbeschermers kan mogelijk leiden tot spierpijn, spit; - door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - werken met (elektrische) gereedschappen op een ladder levert extra risico op; - er zijn gebreken aan het gebruikte gereedschappen of machines; - verkeerd klimmen in de boom of toren met ondeugdelijk of verkeerd gebruikt materiaal, bijvoorbeeld: wankel geplaatste ladders, niet goed geplaatste steigers, klimtouwen die losschieten of in de knoop raken. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - verzeker jezelf van de staat waarin een bouwwerk zich bevindt; - zorg voor een duidelijke taakverdeling; - neem bij werkzaamheden langs de weg contact op met de wegbeheerder over de te nemen verkeersmaatregelen; - zorg dat er geen vee in de te inspecteren weides aanwezig is; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (2-3 personen); - laat mensen bij voorkeur niet alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - besteed extra aandacht aan hygiëne: zorg dat er schoon water en zeep is; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken.
84
instructie/opleiding - geef een goede uitleg over het gebruik van gereedschap en materiaal, geef speciale aandacht aan het plaatsen van de ladder; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie; - laat vogelaars en mensen die alleen op stap gaan melden wanneer ze weer thuis zijn. gereedschappen en machines - klimmateriaal anders dan de ladder (met name klimtouwen) alleen laten gebruiken door mensen die hiervoor een cursus hebben gevolgd; - onderhoud gereedschap en machines goed; - klimmaterialen (ook ladders) regelmatig laten keuren door een hiertoe bevoegde keuringsinstantie; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - klompen volstaan niet bij werk op de ladder of in de boom. Ook in glad terrein volstaan ze niet. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - bij het werk langs de weg moeten de vrijwilligers veiligheidshesjes dragen. Zorg voor goede zichtbaarheid, met name in de schemering en in het donker: reflecterende, felgekleurde hesjes, e.d.; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
85
13
Herstel grafheuvels Grafheuvels zijn cultuurhistorische elementen in het landschap. Vaak is alleen een heuvel zichtbaar. De werkzaamheden richten zich op het behoud en herstel van deze ‘bodemarchieven’. Het behoud omvat maatregelen ter voorkoming van beschadigingen en verdere aftakeling. Onder herstel verstaan we het zoveel mogelijk terugbrengen van het al dan niet beschadigde element in de oorspronkelijke vorm.
Werkomschrijving Het werk aan grafheuvels bestaat bijvoorbeeld uit het aanbrengen van plaggen, het dichten van konijnenholen, het aanbrengen of ingraven van afrastering en het verwijderen van woekerende begroeiing, houtige gewassen en bomen ter voorkoming van beschadigingen door wortels. Ook kan de open plek waarin de grafheuvel ligt groter worden gemaakt, zodat hij beter te zien is. Vaak moeten dan enkele bomen of struiken worden gekapt. De gereedschappen die nodig zijn bij dit werk: bats, steekschop, plagschop, bijl, hiep, handzaag, beugelzaag, snoeizaag, snoeischaar, takkenschaar, motorkettingzaag, (braam)zeis, bosmaaier en kruiwagen.
✚
Mogelijke risico’s organisatie/werkplek - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen verwacht wordt; - er werken grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - de werkplek is verkeerd ingericht: mensen die plagsel of opslag aan- en afvoeren lopen elkaar in de weg; - het kan nat, glad en hobbelig zijn op de heide of in het bos: gevaar voor uitglijden voor mens en machines; - heide of bos wordt soms begraasd: de dieren kunnen gevaar lopen of gevaar opleveren voor vrijwilligers; - er zijn mogelijk teken aanwezig die soms de ziekte van Lyme overbrengen; - aanwezigheid van de vossenlintworm (op bosbessen): deze parasiet kan ook de mens als ‘gastheer’ gebruiken; - alleenwerkers lopen het risico dat ze niet opgemerkt worden na een ongeval; - de werkplekken in het bos of op de heide zijn vaak afgelegen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - publiek is vaak nieuwsgierig en komt kijken bij de werkzaamheden. instructie/opleiding - vrijwilligers werken zonder opleiding met gevaarlijke machines (met name motorkettingzaag en bosmaaier); - onjuist gebruik van gereedschappen en machines; - werken met onervaren vrijwilligers of ‘aandachtsgroepen’; - onderschatting van de moeilijkheid van de werkzaamheden: onvoldoende concentratie, de aandacht blijft niet bij het werk; - veel fysieke belasting (tillen, trekken, duwen en bukken), mogelijk leidend tot spierpijn, spit;
86
- door vermoeidheid kunnen vrijwilligers fouten maken. gereedschappen en machines - er zijn gebreken aan gebruikte gereedschappen of machines; - het gebruik van de motorkettingzaag levert extra risico op; - het gebruik van slaggereedschap levert extra risico op; - zwaar beladen kruiwagens zijn moeilijk te hanteren en kunnen rugklachten veroorzaken. persoonlijke beschermingsmiddelen - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk; - door machines (motorkettingzaag, bosmaaier) kan gehoorbeschadiging optreden.
◆
Hoe kan het veiliger? organisatie/werkplek - bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s. Is het terrein geschikt voor vrijwilligers? - zorg voor een duidelijke taakverdeling, wissel de werkzaamheden af bij zwaar en eentonig werk; - zorg dat er geen vee in het gebied loopt; - organiseer het werk zo dat de afstand die met een kruiwagen moet worden afgelegd zo kort mogelijk is; - zorg tijdig voor pauzes, houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft (3-5 personen); - laat mensen nooit alleen werken; - zorg voor toezicht op de werkplek; - houd nieuwsgierig publiek op afstand; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - voorkom besmetting (met vossenlintworm): bosvruchten grondig wassen voor consumptie, na afloop van de werkzaamheden handen wassen en dode vossen alleen met handschoenen beetpakken en in plastic zakken vervoeren; - controleer na afloop van de werkzaamheden het lichaam op teken; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats. instructie/opleiding - geef goede uitleg over het gebruik van het gereedschap en materiaal; - laat gevaarlijke machines alleen bedienen door personen die hiervoor een opleiding hebben gevolgd (motorkettingzaag); - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’; - geef uitleg over ergonomie. gereedschappen en machines - de kruiwagen niet overbeladen; - maak gebruik van gereedschappen met een zo laag mogelijk risico voor de vrijwilligers: een (hand)zaag is veiliger dan slaggereedschap (bijl) en handgereedschap is veiliger dan een motorkettingzaag;
87
- onderhoud gereedschap en machines goed; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte gereedschappen en materialen aan de eisen voldoen. persoonlijke beschermingsmiddelen - degene die de motorkettingzaag hanteert, moet hoog veiligheidsschoeisel (veiligheidsklasse I), een veiligheidsbroek (ook wel zaagbroek), werkhandschoenen, veiligheidshelm, gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - degene die de bosmaaier gebruikt moet hoge veiligheidsschoenen (met wreefbescherming), een veiligheidsbroek of -overall, een gelaatsscherm en gehoorbescherming dragen; - als vrijwilligers geraakt kunnen worden door vallend hout, moeten ze een helm dragen; - klompen volstaan niet in glad terrein. De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - indien vrijwilligers binnen 15 meter van een motorkettingzaag werkzaam zijn, moeten zij gehoorbescherming dragen; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijvoorbeeld regenkleding; - zie erop toe dat door vrijwilligers meegebrachte persoonlijke beschermingsmiddelen aan de eisen voldoen; - zorg als coördinator voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vrijwilligers.
88
14
Opruimacties en stal uitmesten Helaas komt er nog altijd veel afval terecht in natuurgebieden of bermen. Snoeppapiertjes, blikjes en ander afval ruimen vrijwilligers af en toe op. Hierbij worden kruiwagens en papierprikkers gebruikt. Het houden van dieren, meestal paarden, schapen of koeien, betekent ook dat de stallen regelmatig moeten worden schoongemaakt.
Werkomschrijving Gereedschappen die hierbij nodig zijn: greep, schop, bezem en kruiwagen.
✚
Mogelijke risico’s
◆
Hoe kan het veiliger?
- opruimen in de wegberm: het voorbijrijdende verkeer vormt gevaar voor de vrijwilligers; - er is geen duidelijke taakverdeling: de vrijwilligers weten niet wat er van hen wordt verwacht; - werken met grote groepen vrijwilligers: de werkplek is onoverzichtelijk; - opruimacties vinden soms plaats op afgelegen plaatsen: er kunnen problemen zijn bij het inroepen van hulpverleners; - alleenwerkers lopen het risico niet te worden opgemerkt na een ongeval; - er zijn mogelijk injectienaalden of scherpe voorwerpen aanwezig in het op te ruimen afval: gevaar voor prikken, snijden of besmetting; - ook contact met mest betekent besmettingsrisico; - uitmesten met de dieren op stal: kans op agressieve dieren of het verwonden van de dieren met bijvoorbeeld een schop; - stof in hooi en zaagsel kan voor sommige mensen problemen opleveren; - het kan glad zijn op de plaatsen die worden opgeruimd: gevaar voor uitglijden; - veel fysieke belasting en gebukt werken: dit kan mogelijk leiden tot spierpijn, spit e.d.; - overbeladen kruiwagens zijn onhandelbaar en kunnen rugklachten veroorzaken; - werken zonder de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen is gevaarlijk.
- bekijk van tevoren de werkplek: let op de mogelijke risico’s en is het werk geschikt voor vrijwilligers?; - zorg voor een duidelijke taakverdeling; - zorg tijdig voor pauzes; houd rekening met de zwaarte van het werk; - werk in kleine groepen, zodat de werkplek overzichtelijk blijft; - zorg voor toezicht op de werkplek; - zorg voor communicatiemiddelen op de werkplek (bijv. mobiele telefoon), of maak afspraken met direct omwonenden; - zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplek; - zorg voor duidelijke werkinstructies, zeker aan nieuwe vrijwilligers en ‘aandachtsgroepen’;
89
-
geef uitleg over ergonomie; laat de dieren niet op stal staan tijdens het uitmesten; laad de kruiwagens niet te vol; mensen met een stofallergie geen hooi laten verspreiden; besteed extra aandacht aan hygiëne: zorg voor schoon water en zeep op de werkplek om de handen te wassen.
persoonlijke beschermingsmiddelen - iedere vrijwilliger draagt werkhandschoenen en speciale werkhandschoenen als de kans bestaat met injectienaalden in contact te komen; - De minimale persoonlijke uitrusting bestaat uit stevige werkschoenen en nauwsluitende kleding; - bij voorkeur draagt iedere vrijwilliger werkhandschoenen; - bij het werk langs de weg dragen vrijwilligers veiligheidshesjes; - laat de vrijwilligers van tevoren weten welke persoonlijke beschermingsmiddelen ze zelf mee moeten nemen, bijv. regenkleding, laarzen.
90
15
Organiseren van kampen, excursies en werkdagen Kampen, excursies en werkdagen vergroten het milieubewustzijn bij geïnteresseerden en maken mensen enthousiast voor het werk in natuur en landschap, maar deze activiteiten zijn natuurlijk ook gewoon bedoeld voor de gezelligheid. Soms overnachten de deelnemers in tenten, een schuur of een boerderij. Een deel van het (excursie-)programma bestaat soms uit werk in natuur of landschap. Voor dat soort werk verwijzen we naar het desbetreffende Arbocheckblad.
✚
Mogelijke risico’s
◆
Hoe kan het veiliger?
-
mensen weten niet wat er van hen verwacht wordt; grote groepen zijn onoverzichtelijk en moeilijk aanspreekbaar; grote branders voor het koken voor grote groepen: brandgevaar; paniek in noodsituaties; er kunnen zich allerlei ongevallen voordoen, ook kunnen deelnemers ziek worden; - bij veel reizen kunnen mensen worden ‘vergeten’ en achtergelaten.
- zorg voor een duidelijk programma of rooster zodat mensen weten wat er staat te gebeuren: zo kunnen deelnemers rekening houden met te dragen kleding e.d.; - houd als groepsleider rekening met de benodigde gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen bij de geplande werkzaamheden; - spreek voor aanvang van iedere activiteit af waar en hoe laat de deelnemers worden terugverwacht; - laat duidelijk zien wie de leiding heeft, bij wie deelnemers terecht kunnen met eventuele problemen; - zorg voor voldoende begeleiding / leiders. Ook als een leider weg moet voor een noodgeval moeten er anderen zijn die zich om de rest van de groep bekommeren; - maak de bereikbaarheid van de groep zo groot mogelijk: zorg voor communicatiemateriaal; - geef de deelnemers van tevoren het verblijfadres door en laat dit achter bij het ‘thuisfront’; - vraag deelnemers van tevoren om een contactadres: iemand die in geval van nood kan worden geraadpleegd of moet worden ingelicht; - maak een duidelijke lijst van aanwezigen; - zorg voor voldoende blusmiddelen; - blusmiddelen moeten regelmatig worden gekeurd door een hiertoe bevoegde keuringsinstantie; - geef aan waar vluchtwegen lopen en waar nooduitgangen zijn; - de aanwezigheid van EHBO’ers is noodzakelijk: vraag van tevoren wie er in het bezit zijn van een EHBO-diploma en maak dit bij de deelnemers bekend;
91
-
zorg voor minimaal een verbandtrommel B op de werkplaats; zorg voor herkenbaarheid van de deelnemers; vraag van tevoren naar medicijngebruik en/of dieet van de deelnemers; weet waar het dichtst bijzijnde ziekenhuis en de dienstdoend arts is; hang een lijstje met telefoonnummers voor noodgevallen bij de telefoon; bij veel reizen (in en uit de auto’s) regelmatig het aantal deelnemers tellen: laat mensen steeds in dezelfde auto, op dezelfde plaats zitten, zodat afwezigheid direct in het oog springt.
92
Slotverklaring Relan Arbo
Geachte vrijwilliger, Vaak verschijnen bij ernstige ongevallen berichten in de media, dat er waarschijnlijk sprake is van een menselijke fout. Later blijkt dan, dat het ongeval het gevolg is van een slechte organisatie en onduidelijke afspraken. Als Relan Arbo, de grootste Arbodienst in de land- en tuinbouw, hebben ook wij de ervaring dat ongevallen tijdens het werk vaak te wijten zijn aan een slechte organisatie en onduidelijke afspraken. Vrijwilligers die zich bezighouden met natuur- en landschapsbeheer lopen tijdens hun werkzaamheden ook risico’s. Daarom is het voor vrijwilligersorganisaties belangrijk om duidelijke afspraken te maken over taken en verantwoordelijkheden. De ‘Handleiding voor veilig vrijwilligerswerk in natuur en landschap’ vormt volgens ons een goede basis voor gezonde en veilige werkomstandigheden. Landschapsbeheer Nederland geeft hiermee de vrijwilligersgroepen een instrument in handen, waar menig bedrijf jaloers op mag zijn. Belangrijk is dat het ‘systeem’ gebruikt wordt als het middel dat de werkzaamheden gemakkelijker en veiliger maakt. De Arbowet, en daarmee deze handleiding, eist van u dat allerlei zaken schriftelijk worden vastgelegd. Dit lijkt vervelend en overbodig, vooral voor vrijwilligers die het werk voor hun plezier doen. Registreer daarom niet om te registreren, maar om te investeren. Een goede registratie is namelijk een goede bron van informatie om werkzaamheden in de toekomst gemakkelijker, beter, efficiënter, gezonder en veiliger te maken. Relan Arbo hoopt dat alle coördinatoren en andere vrijwilligers serieus met deze handleiding aan de slag gaan. De handleiding wordt dan niet een papieren tijger, maar een levendig boekwerk dat uiteindelijk de vrijwilligers helpt hun werkzaamheden gezond en veilig uit te voeren.
Relan Arbo BV M.M.M. CREEMERS SECTOR DIRECTEUR
93
94
Bijlage 1: De risico-inventarisatie
Toelichting bij de vragenlijst De volgende vragenlijst is gebaseerd op de Arbo informatie nr. 1. (Arbo- en verzuimbeleid) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De vragen zijn aangepast aan de werkzaamheden zoals de vrijwilli-
gers in natuur en landschap die uitvoeren. Bij de vragenlijst is vooral uitgegaan van het primaire proces van de werkzaamheden van de vrijwilligers. Met andere woorden, er is in deze vragenlijst alleen aandacht voor de arbeidsomstandigheden tijdens het werk. Je zult daarom bijvoorbeeld geen vragen aantreffen over het vervoer van de vrijwilligers naar de werkplek. Deze onderwerpen komen elders aan de orde in de Arbohandleiding en de eruit voortvloeiende risico-evaluatie. De redenen om de vragenlijst te beperken tot het primaire proces zijn dat het de overzichtelijkheid vergroot en dat de inventarisatie erdoor niet kan verzanden in bijzaken. Deze risico-inventarisatie is opgebouwd uit 12 modules, te weten: - Arbozorg en verzuimbeleid - Algemene voorzieningen - Fysische factoren - Gevaarlijke stoffen en biologische agentia - Fysieke belasting - Machines - Persoonlijke beschermingsmiddelen - Visuele informatie - Functie-inhoud en werkdruk - Werk- en rusttijden - Dieren - Milieu Per module wordt een aantal vragen gesteld. Voor zover deze in jouw situatie van toepassing zijn, moeten deze beantwoord worden. Tussen de vragen staat soms een toelichting. Daarin wordt het belang van de vraag uitgelegd, welk gevaar gecheckt wordt en hoe dit gedaan kan worden. Wanneer een vraag niet van toepassing is, omdat bijvoorbeeld jouw vrijwilligersgroep een bepaalde machine niet gebruikt, dan moet het vierkantje bij ‘nvt’ ingevuld worden. In het volgende voorbeeld wordt ‘nvt’ ingevuld, wanneer je geen gevaarlijke stoffen gebruikt. Er wordt ‘nee’ ingevuld, wanneer er in principe wel zo’n werkkast zou moeten zijn, maar er niet is. ‘Ja’ wordt ingevuld wanneer er daadwerkelijk een werkkast met deze stoffen is. Alleen wanneer ‘ja’ is ingevuld, moeten de volgende vragen onder dit aandachtspunt beantwoord worden. Indien je het antwoord op een vraag niet weet, of niet bekend bent met de voorschriften die van toepassing zijn, dan gelieve ‘nee’ invullen of aangeven wat je niet weet.
95
Voorbeeld
❍
=actiepunt
4 Gevaarlijke stoffen 1a aIs er een deugdelijke bewaarplaats waarin gevaarlijke stoffen op verantwoorde wijze worden opgeslagen?
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
1b Zo ja, Bevindt zich in deze kast duidelijk zichtbaar een ‘werkwijzer’ of ‘gifwijzer’ met voorschriften hoe om te gaan met deze stoffen?
Indien u een cirkel aankruist (=actiepunt), dan is er sprake van een mogelijk gevaar (risico) of aandachtspunt. In de vragenlijst is veel ruimte voor eigen aanvullingen. Mocht je iets missen, voeg het dan toe. Omdat er bij deze vragenlijst rekening is gehouden met de grote diversiteit aan vrijwilligersgroepen, zul je mogelijk onderwerpen aantreffen die voor de vrijwilligersgroep niet van toepassing zijn. Indien de vrijwilligersgroep bijvoorbeeld niet met machines of chemische stoffen werkt kun je dit onderwerp in zijn geheel overslaan. Bij voorkeur vult de coördinator van de vrijwilligersgroep de lijst in, in samenwerking met de provinciale stichting voor natuur en landschapsbeheer. Deze kan namelijk aangeven welke aandachtspunten zij regelt. De vragenlijst begint met een overzicht van het aantal vrijwilligers en de werkzaamheden. Bij de verschillende soorten werkzaamheden kunt u zelf aangeven welke gereedschappen, persoonlijke beschermingsmiddelen en bijzonderheden voor uw vrijwilligersgroep van toepassing zijn. Succes met het invullen van deze vragenlijst.
96
Naam werkgroep Provincie Adres Plaats
Contactpersoon Naam Telefoon Datum invulling
1. Gegevens vrijwilligers Aantal vrijwilligers Mannen Vrouwen Jeugdigen Bijzonderheden
Soort werkzaamheden 1
❑
Onderhoud knotwilg Doel
behoud van dit karakteristieke landschapselement.
Omschrijving
de knotwilg terugsnoeien tot op de stam/knot.
Gereedschappen/machines
handzaag, takkenschaar, jirizaag, motorkettingzaag, handlier, ladders, touwen, hiep
Pers. beschermingsmiddel Bijzonderheden
2
❑
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -----------------------------------------------
Onderhoud hoogstam Doel
behoud van dit karakteristieke landschapselement.
Omschrijving
de hoogstam fruitbomen snoeien en onderhouden
Gereedschappen/machines
handzaag, ladder, takkenschaar, touwen, stokzaag,
Pers. beschermingsmiddel
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
stoksnoeischaar, klapzaagje Bijzonderheden
3
❑
-----------------------------------------------
Onderhoud laanbomen Doel
vormbehoud van de laanbomen
Omschrijving
de laanbomen snoeien en onderhouden
Gereedschappen/machines
handgereedschap, ladder, klimtuig, motorstokzaag
Pers. beschermingsmiddel
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - verkeer - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
97
4
❑
Onderhoud bos Doel
het verhogen van de natuur- en recreatiewaarde van het bos
Omschrijving
vellen (en afvoeren) van hout uit het bos
Gereedschappen/machines
motorzaag, handlier, handzaag, trekker
Pers. Beschermingsmiddel.
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
5
❑
Onderhoud houtwal en -singel Doel
het behoud van dit karakteristieke landschapselement
Omschrijving
het snoeien en afzetten van de houtwal of -singel
Gereedschappen/machines
motorkettingzaag, handzaag, takkenzaag, handlier
Pers. beschermingsmiddel.
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
6
❑
❑
-----------------------------------------------
Onderhoud hakhout Doel
behoud van dit karakteristieke landschapselement
Omschrijving
het afzetten van het hakhout
Gereedschappen/machines
handzaag, motorkettingzaag, beugelzaag, jirizaag
Pers. beschermingsmiddel.
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
7
-----------------------------------------------
-----------------------------------------------
Onderhoud heg / meidoornhagen Doel
het behoud van een heg in een bepaalde vorm
Omschrijving
het snoeien van de heg en afvoeren van de takken
Gereedschappen/machines
heggenschaar (elektrisch/motorisch) aggregaat, mestvork, takkenschaar, snoeizaag
Pers. beschermingsmiddel. Bijzonderheden
8
❑
❑
-----------------------------------------------
Versnipperen hout Doel
het verkleinen van het snoeiafval
Omschrijving
het invoeren van hout in de versnipperaar
Gereedschappen/machines
versnipperaar, tractor
Pers. Beschermingsmiddel.
handschoenen, gehoorbescherming, gelaatsbescherming,
Bijzonderheden
9
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
-----------------------------------------------
Maaien gras, ruigten Doel
verschralen en beheren van graslanden
Omschrijving
het maaien en afvoeren van gras en ruigte
Gereedschappen/machines
hooivork, motormaaier, bosmaaier, zeis, hooihark, tractor, draagberrie, lastpakker, aanhanger
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
98
10 ❑
Planten Doel
landschapsbouw en natuurontwikkeling
Omschrijving
het aanplanten van bomen en struiken
Gereedschappen/machines
spade, grondboor
Pers. beschermingsmiddel.
handschoenen
Bijzonderheden
11 ❑
12 ❑
-----------------------------------------------
Wieden Doel
het vrij van onkruid houden van beplantingen
Omschrijving
het weghalen van ongewenste soorten
Gereedschappen/machines
hak, schoffel, hark
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Heideonderhoud Doel
het behoud van dit karakteristieke landschapselement
Omschrijving
het tegengaan van vergrassing en zorgen voor verjonging van heidevelden
Gereedschappen/machines
13 ❑
plagschop, spade, kruiwagen, riek
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Onderhoud heemtuin Doel
het instandhouden van de heemtuin
Omschrijving
het doen van allerlei onderhoudswerk zaamheden in een heemtuin
Gereedschappen/machines
14 ❑
divers
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Opslag verwijderen Doel
het verwijderen van ongewenste opslag
Omschrijving
het maaien, zagen of uitsteken van ongewenste bomen en struiken
Gereedschappen/machines
beugelzaag, snoeizaag, zeis, braamzeis, steekschop, motor kettingzaag, bosmaaier
Pers. beschermingsmiddel. Bijzonderheden
handschoenen,
-----------------------------------
-----------------------------------------------
99
15 ❑
Weidevogelbescherming Doel
het beschermen en vergroten van de weidevogelpopulaties
Omschrijving
markeren, inventariseren, toezicht houden en verbeteren van de habitat van de weidevogels
Gereedschappen/machines
nestbeschermers, bamboestokjes
Pers. beschermingsmiddel
----------------------------------------------gewasbeschermingsmiddelen, vee - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
16 ❑
Soortenbeheer (maatregelen, niet in contact met dieren) Vleermuis, steenuil, kerkuil, oeverzwaluw, wezel, etc. Doel
het beschermen en vergroten van de populaties
Omschrijving
markeren, inventariseren, toezicht houden en vergroten van de overlevingskans van deze soorten.
Gereedschappen/machines
17 ❑
ladders, steigers, bouwmaterialen
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Soortenbeheer, voorlichting (hanteren, contact met dieren) Vleermuis, steenuil, kerkuil, oeverzwaluw, wezel, etc. Doel
het beschermen van individuele dieren en het geven van voorlichting aan geïnteresseerden
Omschrijving
het hanteren van de dieren om ze te beschermen of te laten zien
Gereedschappen/machines
18 ❑
Pers. beschermingsmiddel.
----------------------------------------------handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
rabiës gevaar bij vleermuizen
Paddenoverzet acties Doel
het beschermen van de padden tijdens hun trektocht
Omschrijving
het plaatsen van schermen en het vangen van de padden en ze op een veilige manier de weg over zetten
Gereedschappen/machines
-----------------------------------------------
Pers. beschermingsmiddel.
----------------------------------------------verkeer, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
19 ❑
Grafheuvel herstellen Doel
het instandhouden van dit karakteristieke landschapselement
Omschrijving
het bewerken van een grafheuvel en de omgeving om de vorm te behouden en ongewenste begroeiing te verwijderen
Gereedschappen/machines
kruiwagen, bats, steekschop, zaag, takkenschaar, plagschop, hark
Pers. beschermingsmiddel. Bijzonderheden
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -----------------------------------------------
100
20 ❑
Onderhoud wandelpaden Doel
het bewandelbaar houden van wandelpaden
Omschrijving
het egaliseren en schoonmaken van de paden en het snoeien van overhangende takken
Gereedschappen/machines
steekschop, bats, kruiwagen, hark, takkenschaar
Pers. beschermingsmiddel.
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
21 ❑
-----------------------------------------------
Aanleg en onderhoud knuppelpad Doel
het instandhouden en aanleggen van knuppelpaden
Omschrijving
het neerleggen van houtenpalen om natte gebieden begaanbaar te maken
Gereedschappen/machines
22 ❑
zaag, hamer, paalhamer, beugelzaag
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Plaatsen/verwijderen afrasteringen Doel
het in goede staat houden of verwijderen van afrasteringen
Omschrijving
het nalopen en repareren of verwijderen van afrasteringen
Gereedschappen/machines
hamer, nijptang, grondboor, motorgrondboor, paalhamer
Pers. beschermingsmiddel.
handschoenen, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - prikkeldraad, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
23 ❑
Stal uitmesten Doel
het schoonmaken van stallen van dieren
Omschrijving
het verwijderen en afvoeren van dierlijke mest uit stallen
Gereedschappen/machines
24 ❑
greep, schop, kruiwagen
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Schillen Doel
het voorkomen van verspreiding van o.a. de iepziekte en het verwerken van hout tot palen
Omschrijving
het verwijderen van de bast van geveld bomen
Gereedschappen/machines
schilschop
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
101
25 ❑
Onderhoud poel, sprengen Doel
het behoud van deze waterpartijen
Omschrijving
het openhouden en schoonhouden van poelen en sprengen
Gereedschappen/machines
walmes, sloothaak, schepkorf, kruiwagen, mestvork, bosmaaier, baggerbeugels
Pers. beschermingsmiddel. Bijzonderheden
26 ❑
handschoenen, waadbroek, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -----------------------------------------------
Opruimacties Doel
het schoonmaken van natuurterreinen
Omschrijving
het opruimen van afval uit natuurterreinen (zwerfvuil)
27 ❑
Gereedschappen/machines
kruiwagen, papierprikkers
Pers. beschermingmiddel.
handschoenen
Bijzonderheden
asbest, chemische stoffen
Onderhoud machines Doel
het in goede staat houden van de machines en de veiligheid ervan bewaken
28 ❑
Omschrijving
het nakijken en onderhouden van de machines
Gereedschappen/machines
divers
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Onderhoud beschoeiingen Doel
het instandhouden van de beschoeiingen om afkalving van de waterkant te voorkomen
Omschrijving
het repareren en nakijken van beschoeiingen
Gereedschappen/machines
roeiboot/lichte motorboot, paalhamer, handhei
Pers. beschermingsmiddel.
zwemvest, - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Bijzonderheden
29 ❑
30 ❑
-----------------------------------------------
Organisatie kampen/excursies Doel
het vergroten van het milieubewustzijn bij geïnteresseerden
Omschrijving
het rondleiden, informeren en onderbrengen van deelnemers
Gereedschappen/machines
-----------------------------------------------
Pers. beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Blessen Doel
aangeven welke bomen geveld kunnen worden
Omschrijving
het merken van bomen door middel van het weghalen van
Gereedschappen/machines
hiep, blesmes
schors Pers. Beschermingsmiddel.
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
102
❍=actiepunt
Arbozorg en verzuimbeleid
1
1.1 Arbobeleidsvoering 1.1 1.Vele ongelukken met gezondheids- en materiële schade worden veroorzaakt door onveilige werksituaties, onveilig werkgedrag en handelingen. Een goed veiligheidsbeleid kan veel leed, ongevallen en onveilige situaties voorkomen dan wel naar een aanvaardbaar niveau terugbrengen.
1
Is er een plan van aanpak ter verbetering van de arbeids omstandig-heden in de vrijwilligersgroep
2
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
nee
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
❑ ❑
ja
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
Is er iemand binnen provinciaal landschapsbeheer belast met de uitvoering voor de zorg voor arbeidsomstandigheden (Arbocoördinator)? zo ja, wie?
3
Zijn er speciale richtlijnen opgesteld voor: a)
- jeugdige vrijwilligers (jonger dan 18 jaar)
b)
- jonger dan 15 jaar, schoolkinderen (educatief karakter)
c)
- nieuwe (onervaren) vrijwilligers
d)
- asielzoekers/buitenlanders (o.a. taalproblemen)
e)
- niet-vrijwilligers
f)
- ouderen
g)
- zwangere vrouwen
h)
- onderhoudspersoneel
i)
-
4
Zijn er afspraken gemaakt over arbeidsomstandigheden bij
5
Wordt er gekeken of de werkzaamheden geschikt zijn voor
6
Wordt er gekeken of het werkterrein geschikt is voor de vrijwilligers?
‘inleenvrijwilligers’? vrijwilligers?
ja ja ja ja ja ja ja
ja
nee nee nee nee nee nee nee
nee
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
nvt
1.2 Verzuimbeleid 1
Worden de volgende zaken geregistreerd? a)
- ongevallen
b)
- ziekten door het werk
nvt
Zo ja, c) Zijn de vrijwilligers hiervan op de hoogte? 2
Is vastgelegd hoe om te gaan met ziekte of ongeval van een vrijwilliger tijdens de werkzaamheden?
3
Is van de vrijwilliger een contactadres bekend?
nvt
1.3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 1
Zijn de verantwoordelijkheden, aansprakelijkheden en taken duidelijk vastgelegd? a)
van de coördinator
103
b)
van Landschapsbeheer
c)
van de vrijwilligers
d)
van de eigenaar
e)
-
❑ ❑ ❑ ❑
ja
❑ ❑
ja
❑ ❑
ja
❑
ja ja ja
❍=actiepunt ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑
nvt nvt nvt nvt
Zo ja, f) 2
Zijn deze bekend bij de vrijwilligers?
Hebben de vrijwilligers allemaal een WA-verzekering?
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
❍ ❍
nee
ja
❑ ❑
nvt
nee
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ nee ❑ ❍ nee ❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nvt
ja
nee
nvt
Zo ja, a) 3
Is dit bekend bij Landschapsbeheer?
Hebben de vrijwilligers allemaal een ziektekostenverzekering?
nvt
Zo ja, a) 4
Is dit bekend bij Landschapsbeheer?
Zijn er duidelijke afspraken over de verstrekte middelen door Landschapsbeheer aan de vrijwilligers? (bijvoorbeeld: tijd, hulpmiddelen, machines, persoonlijke beschermingsmiddelen)
1.4 Samenwerking en overleg 1
Is er werkoverleg met de vrijwilligers? Zo ja, a)
Wordt hierin aandacht besteed aan veiligheid en
arbeidsomstandigheden? b) 2
Wordt dit op papier vastgelegd?
nvt
Zijn er tijdens het werk overlegsituaties om de uitvoering en problemen te bespreken en te regelen?
1.5 Inzet van deskundigen 1
Is er indien noodzakelijk contact met deskundigen op het gebied van arbeidsomstandigheden en veiligheid?(bijvoorbeeld coördinator landschapsbeheer) a)
2
Zo ja, wie:
Is er een vertrouwenspersoon aangesteld? Zo ja, a)
Is deze vertrouwenspersoon bekend bij de vrijwilligers?
1.6 Jaarplan en jaarverslag 1
Wordt er een jaarverslag opgesteld? Zo ja, a)
Is hierin aandacht voor arbeidsomstandigheden?
1.7 Voorlichting en onderricht 1
Is er structureel voorlichting over veilig en gezond werken voor de vrijwilligers?
2 3
En de coördinatoren?
ja
nvt
Krijgen speciale groepen extra aandacht als het gaat over veilig en gezond werken? a)
- jeugdige vrijwilligers (jonger dan 18 jaar)
b)
- jonger dan 15 jaar, schoolkinderen (educatief karakter)
ja
nee nee
❑ ❑
nvt
104
c)
- nieuwe (onervaren) vrijwilligers
d)
- asielzoekers/buitenlanders (o.a. taalproblemen)
e)
- niet-vrijwilligers
f)
- ouderen
g)
- zwangere vrouwen
h)
- onderhoudspersoneel
i)
-
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
❑ ❑ ❑
ja
ja ja ja ja ja ja
❍=actiepunt ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑ ❍ nee ❑
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
1.8 Toezicht door leidinggevenden 1
Wordt er voldoende toezicht gehouden tijdens de werkzaamheden?
2
Kan eventueel worden ingegrepen bij risico’s?
3
Geldt dit ook voor groepen (school)kinderen?
nee
ja
❍ ❍ ❍
nvt
nee
❑ ❑ ❑
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑ ❑
nee
❍ ❍ ❍
ja
❑ ❑ ❑
nvt
ja
nee
nvt nvt
1.9 Gedrag van Vrijwilligers 1
Werken de vrijwilligers altijd volgens de opgestelde voorschriften en
2
Wordt er gebruik gemaakt van de persoonlijke
procedures? beschermingsmiddelen? Zo ja, a) 3
Wordt hier op toegezien?
Is er beleid op het gebied van medicijngebruik, alcohol en drugs bij de uitvoering van de werkzaamheden? Zo ja, a)
2
Wordt hier op toegezien?
Algemene Voorzieningen 2.1 Algemene inrichting werkplekken 1
Zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot de veiligheid van
2
Wordt er rekening gehouden met de betreedbaarheid en de
3
Kunnen de vrijwilligers in geval van nood direct contact
omstanders, bezoekers? bereikbaarheid van het werkterrein (in geval van calamiteit)? opnemen met hulpverleners? Zo ja,
4
a)
Is bekend hoe dit moet gebeuren?
b)
Zijn hierover afspraken gemaakt?
Is op de werkplek de locatie bekend van de hulpverleners (bijvoorbeeld het dichtstbijzijnde ziekenhuis)?
5
nvt
Zijn er op de werkplekken risico’s die kunnen ontstaan door: a)
- uitglijden ten gevolge van een natte ondergrond?
b)
- uitglijden ten gevolge van een vuile ondergrond?
c)
- uitglijden ten gevolge van een ongelijke ondergrond?
nee nee
ja ja
nvt nvt
105
❍=actiepunt 6
Worden bij werkzaamheden langs de weg verkeersmaatregelen genomen (wegbebakening, verkeersborden, etc.)? a)
7
Wordt hierover overlegd met de wegbeheerder?
❑ ❑
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja nee
❍
ja
❑
nvt
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
nvt
ja
nvt
Zijn er werkzaamheden die door een persoon alleen worden uitgevoerd, zonder toezicht? a)
❑
Zo ja, welke:
8
Zijn er voldoende sanitaire voorzieningen beschikbaar? (zijn er bijvoorbeeld met de terreineigenaar /beheerder afspraken gemaakt over het gebruik van
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
Is er iemand belast met de hulpverlening binnen de groep?
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
Zijn er eerste-hulpvoorzieningen aanwezig op de werkplek?
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
nee
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
sanitaire voorzieningen?) 9
Is er een schaftgelegenheid?
10 Wordt er op de werkplek eten bereid voor de vrijwilligers? Zo ja, Wordt hierbij rekening gehouden met hygiëne en veiligheid? 11 Is er bij gebruik van ‘werkkleding’ een kleedruimte aanwezig?
ja nee ja ja
nee ja nee nee
nvt nvt nvt nvt
12 Wordt bovenstaande accommodaties schoongemaakt en onderhouden? 13 Is er aandacht voor roken, zijn er bijvoorbeeld rookvrije plaatsen?
nvt
14 Wordt bij nieuwbouw of verbouw rekening gehouden met de arbeidsomstandigheden op de nieuwe werkplek?
2.2 Hulpverlening 1 2
3
a)
Zo ja, is de plaats hiervan bekend bij de vrijwilligers?
b)
Worden deze voorzieningen regelmatig gecontroleerd?
c)
Zijn transportvoorzieningen geregeld?
d)
Zijn communicatievoorzieningen geregeld?
ja ja
nee nee nee
nvt nvt nvt nvt
Indien er gevaar is voor brand of explosie is er dan een brandblusser aanwezig?
3
ja
Fysische factoren 3.1 Schadelijk en hinderlijk geluid en trillingen
3.1 1 Als het nodig is om op normale gespreksafstand (circa 1 meter) met stemverheffing te spreken om verstaanbaar te zijn, spreekt men van schadelijk geluid: dit ontstaat boven 80 decibel dB(A). Schadelijk geluid tast het gehoor aan. Enkele wettelijke regelingen zijn: - boven 80 dB(A): vrijwilliger heeft de gelegenheid zijn gehoor te laten testen. Verder moeten gehoorbeschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld; - boven 85 dB(A): schadelijk geluid moet worden bestreden volgens een plan van aanpak. In een plan van aanpak wordt beschreven hoe het schadelijk geluid wordt bestreden. Verder zijn vrijwilligers verplicht gehoorbeschermingsmiddelen te dragen. Machines die meer dan 85 dB(A) produceren moeten zijn voorzien van een waarschuwingssticker.
106
❍=actiepunt Geluid 1
Is er op het werk sprake van schadelijk geluid (bijvoorbeeld trekker met open cabine, motorzaag, bosmaaier)? a)
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
Zo ja, tijdens welke werkzaamheden:
2
Worden gehoorbeschermingsmiddelen bij schadelijk geluid consequent gebruikt?
3 Bijvoorbeeld: - otoplastieken (= op maat gemaakte oordopjes) - gehoorkap - schuimrubberproppen
: 1 x per 3 jaar; : 1 x per jaar; : dagelijks.
3
Worden gehoorbeschermingsmiddelen regelmatig vervangen?
4
Vindt er een periodiek gehooronderzoek plaats bij vrijwilligers die veel
5
Dragen vrijwilligers die in de directe omgeving werken ook
6
Wordt er voorlichting gegeven over de gezondheidsrisico’s van het
7
Wordt er bij hoge geluidsniveau aandacht besteed aan alarmerings-
met lawaai werken? gehoorbescherming? werken in schadelijk geluid? mogelijkheden? (bijvoorbeeld gebaren)
Trillingen 8 Trillend en stotend handgereedschap kan leiden tot schade aan hand en arm (bijvoorbeeld ten gevolge van het werken met de motorzaag). Lichaamstrillingen (schokken), bijvoorbeeld ten gevolge van het rijden op een trekker of heftruck, kunnen rugklachten en maag-/of darmaandoeningen geven.
8
Zijn er werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan voelbare trillingen of schokken via: a)
- handen of armen?
b)
- zitvlak of rug?
c)
Zo ja, tijdens welke werkzaamheden:
❑ ❑
nee
❍ ❍
ja ja
❑ ❑
nvt
nee
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
nvt
9
Wordt er regelmatig langer dan 1 uur per dag met trillend handgereedschap (bosmaaier, motorkettingzaag,) gewerkt?
10 Zijn er op hand aangedreven gereedschappen trillingsdempende voorzieningen aangebracht (handvatten)?
107
❍=actiepunt 11 Werkt men regelmatig langer dan vier uur per dag op een voertuig (trekker, terreinwagen, en dergelijke)?
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
nvt
❑ ❑ ❑
ja
nee nee
❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
12 Zijn voor lichaamstrillingen trillingsdempende voorzieningen getroffen (stoelen, geveerde cabines en dergelijke)? 13 Wordt er regelmatig onderhoud gepleegd aan voorzieningen die zijn getroffen om trillingen te dempen? 14 Wordt er voorlichting gegeven over gezondheidsrisico’s van trillingen?
3.2 Verlichting, daglicht, uitzicht 1
Is er voldoende verlichting daglicht op de werkplek om de werkzaamheden uit te voeren? a)
Zo nee, geef aan bij welke werkzaamheden
2
Wordt er bij de planning van het werk rekening gehouden met daglicht?
3.3 Klimaat 1
Is er aandacht voor klimaatrisico’s bij voorlichting en onderricht?
2
Worden vrijwilligers bij bijzondere risico’s van tevoren hierover
3
Wordt gestopt met werken bij te slechte weersomstandigheden?
4
Zijn hierover afspraken gemaakt (bijvoorbeeld onweer, ijzel, sneeuw)?
5
Wordt beschermende kleding consequent gedragen?
6
Wordt er rekening gehouden met de risico’s van warm weer?
ingelicht?
ja ja ja ja
nee nee nee nee
nvt nvt nvt nvt
3.4 Straling 1
Is zonnebrand een risico tijdens de werkzaamheden?
2
Wordt er voorlichting gegeven over het gevaar van zonnebrand?
3
Worden zonnebrandmiddelen ter beschikking gesteld?
4
ja
nee
nvt nvt
Gevaarlijke stoffen en biologische agentia 4.1 Blootstelling aan hinderlijke of gevaarlijke stoffen 1
Wordt er door de vrijwilligers gewerkt met de hinderlijke of gevaarlijkestoffen? a)
Zo ja, welke:
-
108
-2
Worden de gebruikte chemische stoffen geregistreerd?
❑
ja
❑ ❑ ❑
ja
❑ ❑
ja
❍=actiepunt ❍ nee ❑
nvt
Zo ja, a)
Zijn de vrijwilligers hiervan op de hoogte?
3
Wordt het gebruik van chemische stoffen gecoördineerd?
4
Is vastgelegd wie met deze stoffen mag werken?
5
Worden de spuitwerkzaamheden verricht door iemand die in het bezit is van een spuitlicentie?
6
Zijn de risico’s van deze stoffen bekend?
7
Zijn er veiligheidsbladen aanwezig van de gebruikte chemische stoffen (leverancier is verplicht deze te verstrekken)?
8
❍ ❍ ❍
nee
nee
ja
❍ ❍
❑
ja
❑
ja
ja ja
❑ ❑ ❑
nvt
nvt
nee
❑ ❑
❍
nee
❑
nvt
❍
nee
❑
nvt
nee nee
nvt nvt
nvt
Wordt er voorlichting gegeven over de risico’s van werken met chemische stoffen?
4.2 Opslag/verpakking/etikettering/vervoer 4.2 1 Orde en netheid bij opslag van chemische stoffen kan ongelukken voorkomen. Een afgesloten kast voorkomt dat kinderen bij bestrijdingsmiddelen kunnen komen. Enkele wettelijke regelingen zijn: - ontvlambare vloeistoffen, zoals oplosmiddelen moeten apart worden bewaard in een daarvoor bestemde geventileerde kast; - gewasbeschermingsmiddelen moeten worden bewaard overeenkomstig het Bestrijdingsmiddelenbesluit (artikel 9). Daarin wordt onderscheid gemaakt bij opslag van bestrijdingsmiddelen tot 400 kilo en opslag van bestrijdingsmiddelen boven de 400 kilo; - persoonlijke beschermingsmiddelen mogen niet samen met chemische middelen worden bewaard; - de slangen van gasflessen moeten elke twee jaar worden vervangen; - gasflessen dienen op een droge, harde ondergrond te staan in een geventileerde ruimte vrij van ontstekingsbronnen. Met betrekking tot brandstoffen kan globaal gesteld worden dat voor de opslag van een dagelijkse gebruikershoeveelheid (bijvoorbeeld 5 liter) in een goede jerrycan geen vergunning nodig is. Voor precieze informatie kun je terecht bij de lokale of regionale autoriteiten. Zij geven vergunningen af en bepalen de toegelaten capaciteit van een opslag
1
Is er een aparte deugdelijke bewaarplaats aanwezig voor: a)
- diesel, benzine?
b)
- gewasbeschermingsmiddelen?
c)
- overige chemische stoffen?
d)
- persoonlijke beschermingsmiddelen?
e)
- gasflessen?
f)
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
nee
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
nvt
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
ja ja ja
nee nee nee
nvt nvt nvt nvt
- Zo ja, bevindt zich in deze bewaarplaats duidelijk zichtbaar een
‘werkwijzer’ of ‘gifwijzer’ met voorschriften hoe om te gaan met deze stoffen? 2
Is er aandacht voor de verpakking en de etikettering van de chemische stoffen?
3
Vervoeren de vrijwilligers chemische stoffen?
nvt
Zo ja, Zijn hierover afspraken gemaakt?
109
❍=actiepunt 4.3 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen 1
Kan de huid in contact komen met chemische stoffen (bijvoorbeeld oplosmiddelen, oliën, gewasbeschermingsmiddelen en dergelijke)? a)
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
Zo ja, zijn er mogelijkheden om de huid en ogen te spoelen in de
directe nabijheid van de bewaarplaats of aanmaakplaats tijdens spuitwerkzaamheden? b)
Is er de beschikking over schoonwatervoorzieningen tijdens spuit-
werkzaamheden? 2
Worden persoonlijke beschermingsmiddelen consequent gebruikt?
nvt
4.3 3 Bij de meeste werkzaamheden met bestrijdingsmiddelen volstaan: - A2P3 volgelaatsmasker; - nitrilrubber handschoenen; - chemisch bestendige wegwerpoverall.
3
Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen consequent gedragen bij gebruik van chemische stoffen (adembescherming, huidbescherming)? Worden de PBM gecontroleerd voor gebruik en schoongemaakt na gebruik?
4.4 Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie 1
Komen er bij werkzaamheden gassen, dampen, stof of poeder vrij? a)
Zo ja, bij welke werkzaamheden?
2
Wordt er tijdens de werkzaamheden een (kamp)vuur gemaakt? Zo ja, a)
Zijn hierover afspraken gemaakt?
4.5 Voorschriften voor het omgaan met biologische agentia 1
Komen er bij werkzaamheden biologische stoffen vrij die infecties of allergieën kunnen veroorzaken zoals: a)
- plantensappen (brandnetel, grote berenklauw)
Zo ja, bij welke werkzaamheden welke stoffen? b)
- pollen en stuifmeel
Zo ja, bij welke werkzaamheden? -
110
❍=actiepunt 4.5 1c Teken moeten bij voorkeur met een speciale pincet worden verwijderd. Vervolgens het wondje met alcohol deppen.
c) - dierlijk materiaal (teken, eikenprocessierups, wespen, dazen, vleermuizen (rabiës), vossenlintworm)
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❍
nee
❑
nvt
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
Zo ja, bij welke werkzaamheden welk materiaal? d) - micro-organismen (schimmels, bacteriën) bijvoorbeeld verontreinigd water nvt Zo ja, bij welke werkzaamheden? 2
Wordt er voorlichting gegeven over de gezondheidsrisico’s van werken met biologische stoffen (bijvoorbeeld het verwijderen van tekenbeten)? ❑ ja
5
Fysieke belasting 5.1 Fysieke belasting 1
Vraagt het werk grote lichamelijke inspanningen a)
❑
Zo ja, bij welke werkzaamheden
2
Komen er houdingen voor die langdurig volgehouden dienen te worden (bijvoorbeeld staan, zitten, knielen)?
3
Moet er meer dan 25 kilo (vrouwen 18 kilo) worden getild bij bepaalde werkzaamheden? a)
Zo ja, welke:
-
111
4
Moet er met een gedraaide rug worden getild?
5
Moeten er zware voorwerpen worden getrokken/geduwd?
6
Is er sprake van herhaalde, nagenoeg steeds dezelfde bewerking, verplaatsing of beweging 1x per 1,5 minuut of vaker? a)
❍=actiepunt ❑ nee ❍ ja ❑ ❑ nee ❍ ja ❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
nvt
❍ ❍ ❍
nee
❑ ❑ ❑
nvt
nee nee
❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍
ja
❍
nee
❑
nvt
nvt
Zo ja bij welke werkzaamheden?
7
Vindt er gedurende de dag afwisseling van werkzaamheden
8
Moeten bedieningsmiddelen in een ongemakkelijke houding worden
9
Zijn alle gereedschappen/hulpmiddelen/machines op de
plaats/roulatie? bediend? lichaamsafmeting in te stellen? 10 Wordt er voorlichting gegeven over de risico’s van ongezonde houdingen en bewegingen? 11 Wordt er bij de werkzaamheden rekening gehouden met de mogelijkheden en onmogelijkheden van: a)
- jeugdige vrijwilligers (jonger dan 18 jaar)
b)
- jonger dan 15 jaar, schoolkinderen (educatief karakter)
c)
- nieuwe (onervaren) vrijwilligers
d)
- asielzoekers/buitenlanders (o.a. taalproblemen)
e)
- niet-vrijwilligers
f)
- ouderen
g)
- zwangere vrouwen
h)
- onderhoudspersoneel
i)
-
ja ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee nee
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
12 Wordt er aandacht besteed aan ongeoefende vrijwilligers op het gebied van:
6
a)
- duidelijke taakomschrijving
b)
- instructie
c)
- begeleiding
❑ ❑ ❑
ja
❑ ❑ ❑
ja
ja ja
nee nee
nvt nvt
Machines 6.1 Machines met en zonder CE-keurmerk 1
Zijn er afspraken gemaakt over het soort machines waarmee de vrijwilligers mogen werken?
2
Zijn alle machines voorzien van een CE-keurmerk? a)
3
Zo nee, is bekend welke machines niet? (inventarisatie)
ja
nee
nvt nvt
Wordt bij aankoop van machines/werktuigen/gereedschappen rekening gehouden met gebruiksvriendelijkheid, instelbaarheid, geluidsniveau e.d.?
❑
112
❍=actiepunt 4
Zijn de gebruikers in staat de machines en gereedschappen veilig te
5
Zijn ze hiervoor voldoende opgeleid?
6
Hebben ze voldoende instructie gekregen?
7
Worden machines en gereedschappen op een veilige manier opgeslagen
gebruiken?
en vervoerd?
❑ ❑ ❑
nee
ja
❍ ❍ ❍
ja
❑ ❑
ja
❑
❑
nvt
nee
❑ ❑ ❑
❍
nee
❑
nvt
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja ja
❍
nee
❑
nvt
ja ja
nee
nvt nvt
6.2 Bedieningsorganen 1
Zijn de bedieningsorganen van de aanwezige machines duidelijk zichtbaar
2
Bevinden de bedieningsorganen zich op een veilige plaats?
3
Zijn de bedieningsorganen veilig? (Een storing van de bedienings-
en herkenbaar?
systemen mag niet leiden tot gevaarlijke situaties)
nvt
6.3 Inwerkingstelling 1
Kunnen de machines alleen in werking worden gesteld door een opzettelijk verrichte handeling? (bijvoorbeeld het indrukken van twee schakelaars bij het gas geven bij een motorkettingzaag)
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
6.4 Stopzetting 1
Zijn de machines voorzien van een deugdelijk stopzettingmechanisme?
6.5 Noodstopinrichting 1
Zijn de machines indien noodzakelijk voorzien van een noodstopinrichting? (Bijvoorbeeld terugslagbeveiliging op de motorkettingzaag)
6.6 Vallende, wegschietende voorwerpen, afschermingen 1
Leveren de aanwezige machines/werktuigen gezondheids- of veiligheidsrisico’s op zoals: a)
- snijden
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
Zo ja, bij welke werkzaamheden? b)
- knellen
Zo ja, bij welke werkzaamheden? -
113
c)
- steken
❍=actiepunt ❑ nee ❍ ja ❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
Zo ja, bij welke werkzaamheden? d)
- wegspatten van deeltjes
Zo ja, bij welke werkzaamheden? e)
- wegspatten van vonken
Zo ja, bij welke werkzaamheden? f)
- vallend materiaal
Zo ja, bij welke werkzaamheden? g)
- vallen
Zo ja, bij welke werkzaamheden nr:-
6.7 Vrijkomen gas, damp, stof en vloeistoffen 1
Komt er bij het gebruik van machines gas, damp, stof of vloeistof vrij? a)
Zo ja, bij welke machines?
-
114
❍=actiepunt 6.8 Stabiliteit 1
Zijn alle tractoren voorzien van een beugel of kantelbeveiliging?
2
Indien gebruik gemaakt wordt van een boot, is deze voldoende stabiel?
3
Wordt er een zwemvest gedragen in de boot?
4
Indien gebruik gemaakt wordt van ladders of steigers, worden deze altijd stabiel opgesteld?
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍
❑ ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑
ja
nee
nee
❑ ❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
nvt
6.9 Bewegende delen 1
Zijn draaiende of bewegende delen van machines /voertuigen voldoende afgeschermd?
6.10 1
Verlichting
Zijn de tractoren en aanhangers voorzien van een deugdelijke verlichting?
6.11 1
Hoge en lage temperaturen
Zijn de machineonderdelen die extreem heet of koud worden, voldoende afgeschermd? (bijvoorbeeld de uitlaat)
6.12 1
Onderhoud
Wordt er regelmatig onderhoud gepleegd aan gereedschappen en machines?
2
Is er iemand belast met het keuren van gereedschappen en machines?
3
Is deze persoon hiervoor opgeleid?
4
Worden de machines en gereedschappen periodiek gekeurd?
5
Indien gebruik wordt gemaakt van ladders, klimmateriaal en hijswerktuigen, worden deze extern gekeurd?
6.13 1
ja ja
nee nee
nvt nvt nvt
Bescherming van vrijwilligers tegen brand, verhitting, dampontwikkeling, etc.
Weten de betrokkenen hoe ze om moeten gaan met apparatuur die brand of explosie gevaar met zich mee brengt (bijvoorbeeld onkruidbranders)?
6.16 1
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
Voorkomen contact met elektriciteit
Wordt er voor gezorgd dat vrijwilligers niet in contact kunnen komen met elektriciteit? (bijvoorbeeld 220 V of schrikdraad)
115
❍=actiepunt
7
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) 1
Is bekend bij welke werkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen?
2
Zijn hierover afspraken gemaakt?
3
Worden deze persoonlijke beschermingsmiddelen ook daadwerkelijk
4
Wordt hierop toegezien?
5
Is vastgelegd wie de persoonlijke beschermingsmiddelen levert?
6
Beschikken de vrijwilligers over een persoonlijk pakket PBM
7
Worden de PBM gecontroleerd voor gebruik?
8
Wordt erop toegezien dat de PBM voldoende zijn onderhouden en
9
Worden persoonlijke beschermingsmiddelen op een deugdelijke
gedragen?
tijdig worden vervangen? manier bewaard?
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
ja
nee
ja
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
nvt
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
❑ ❑ ❑
ja
nee nee
❑ ❑ ❑
nvt
ja
❍ ❍ ❍
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
ja
ja ja ja
nee
nee nee nee
nvt
nvt nvt nvt nvt
10 Wordt bij het werken in bomen gebruik gemaakt van een klimuitrusting? zo ja, a) Wordt deze klimuitrusting gekeurd en voldoet deze aan de eisen? 11 Wordt er signaalkleding gedragen bij werken in verkeerssituaties?
8
ja
nee
nvt
Visuele informatie 1
9
Zijn de machines voorzien van de juiste veiligheidsstickers? 2
Is er een gebruikershandleiding aanwezig?
3
Zijn de meters op de machines goed af te lezen?
ja
nee
nvt nvt
Functie-inhoud en werkdruk 9.1 Volledigheid 1
Bestaan functies uit een logisch geheel van voorbereiden, uitvoeren en ondersteunen van taken?
2
Is er sprake van herhaalde, nagenoeg steeds dezelfde handelingen (1x per 1,5 minuut of vaker)?
116
❍=actiepunt a)
Zo ja, geef aan bij welke werkzaamheden?
3
Zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd?
4
Zijn er scholingsmogelijkheden?
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee nee
❑ ❑
nvt
ja
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑
ja
❍
nee
❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
❑ ❑
ja
❍ ❍
nee
❑ ❑
nvt
nvt
9.2 Moeilijkheidsgraad 1
Is er afwisseling tussen makkelijk en moeilijk werk?
2
Wordt er bij de indeling van het werk voldoende rekening gehouden met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de vrijwilligers?
9.3 Autonomie 1
Kunnen vrijwilligers (tot op zekere hoogte) zelf bepalen welke werkzaamheden ze uitvoeren?
2
Kan het werk naar eigen inzicht worden uitgevoerd (dit heeft
3
Is er continu te veel werk?
betrekking op werktempo, werkmethode en volgorde)?
nvt
9.4 Contactmogelijkheden 1
Biedt het werk voldoende mogelijkheden voor onderling contact?
9.5 Informatievoorziening 1
Is er aandacht voor waardering en motivatie bij de vrijwilligers?
2
Worden de vrijwilligers voldoende op de hoogte gebracht over de resultaten van het werk?
9.6 Emotionele belasting 1
Is er aandacht/beleid ten aanzien van agressie en geweld en seksuele intimidatie?
10
Werk en rusttijden
10.1
Roosters
1
Zijn er afspraken gemaakt over de werk- en rusttijden?
2
Zijn de werk- en rusttijden (voldoende) bekend?
10.2
ja
nee
nvt
Pauzes
1
Wordt er bij pauzes rekening gehouden met de zwaarte van het werk?
2
Wordt er geregeld langer gewerkt dan 4,5 uur zonder te pauzeren?
ja
nee
nvt
117
❍=actiepunt
11 Dieren 1
Werken de vrijwilligers met dieren?
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑
nee
❍
ja
❑
nvt
❑ ❑ ❑ ❑
ja
❍ ❍ ❍ ❍
nee
❑ ❑ ❑ ❑
nvt
2
Levert dit werk gevaren op? a)
Zo ja, welke?
3
Komen de vrijwilligers tijdens de werkzaamheden dieren tegen die een gevaar op leveren? a)
Zo ja, welke?
-
12 MILIEU 1
Is er aandacht voor milieurisico’s?
2
Zijn er mogelijkheden om afval gescheiden af te voeren?
3
Wordt lekkage van schadelijk stoffen in het milieu voorkomen?
4
Wordt bij het onderhoud van machines gelet op lekkage?
ja ja ja
nee nee nee
nvt nvt nvt
118
Bijlage 2: Weging risicofactoren Weging risicofactoren Blootstelling, waarschijnlijkheid en effect Met een objectieve beoordeling van blootstelling, waarschijnlijkheid en effect is het mogelijk de risicofactoren te wegen. Met deze methode krijg je een duidelijk beeld van de omvang van de geïnventariseerde risico’s. Om een rangorde aan te geven van de risico’s - en op basis daarvan prioriteiten te kunnen stellen - wordt gebruik gemaakt van de volgende formules: kwantificering: risico = kans x effect kans dus:
= blootstelling x waarschijnlijkheid
risico = blootsteling x waarschijnlijkheid x effect
Rangorde van de risico’s (R) 1 R>320
zeer hoog risico, stopzetten activiteit, direct maatregelen
2 160
hoog risico, onmiddellijk maatregelen
3 70
wezenlijk risico, aandacht vereist
4 20
mogelijk risico, aandacht
5 R<20
licht risico, misschien aanvaardbaar
Blootstelling (B) 0,5
zeer zelden
1
zelden (jaarlijks)
2
soms (maandelijks)
3
af en toe (wekelijks)
6
regelmatig (dagelijks)
10
voortdurend
Waarschijnlijkheid (W) 0,1
bijna niet denkbaar
0,2
praktisch onmogelijk
0,5
denkbaar, maar onwaarschijnlijk
1
onwaarschijnlijk, mogelijk in grensgeval
3
ongewoon
6
zeer wel mogelijk
10
te verwachten
Effect (E) 1
gering; letsel zonder verzuim of hinder
3
belangrijk; letsel en verzuim
7
ernstig; irreversibel effect (invaliditeit)
15
zeer ernstig; een dode (acuut of op termijn)
40
ramp; enkele doden (acuut of op termijn)
100
catastrofaal; vele doden
119
Bijlage 3: Adressenlijst Landschapsbeheer -
Landschapsbeheer Nederland Nieuwe gracht 15 3512 LC Utrecht tel: 030 2340777 fax: 030 2304423
-
Landschapsbeheer Flevoland Botter 11-41 8232 JS Lelystad tel: 0320 265065 fax: 0320 251910
-
Landschapsbeheer Groningen Van Maerlantlaan 1 9752 JT Haren tel: 050 5345199 fax: 050 5340137
-
Landschapsbeheer Noord-Holland Postbus 205 2050 AE Overveen tel: 023 5143080 fax: 023 5143081
-
Landschapsbeheer Friesland Commissieweg 15 9244 GB Beetsterzwaag tel: 0512 383800 fax: 0512 381457
-
Landschapsbeheer Zuid-Holland Postbus 558 2800 AN Gouda tel: 0182 524500 fax: 0182 580430
-
Landschapsbeheer Drenthe Rodeweg 25 9404 RM Assen tel: 0592 316616 fax: 0592 330111
-
Stichting Landschapsbeheer Zeeland Postbus 286 4460 AR Goes tel: 0113 230936 fax: 0113 250955
-
Landschap Overijssel Huis ‘De Horte’ Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen tel: 0529 401731 fax: 0529 401252
-
Landschapsbeheer Noord-Brabant Postbus 80 5076 ZH Haaren tel: 0411 622775 fax: 0411 623691
-
Stichting Landschapsbeheer Gelderland Postbus 1030 6801 BA Arnhem tel: 026 3599538 fax: 026 3599480
Instandhouding Kleine Landschapselementen (IKL) Postbus 154 6040 AD Roermond tel: 0475 352000 fax: 0475 310501
-
Landschapsbeheer Utrecht Postbus 121 3730 AC De Bilt tel: 030 2205534 fax: 030 2205544
120
Arbeidsinspectie
Opleidingen
-
Arbeidsinspectie Regio Noord Postbus 30016 9700 RM Groningen tel: 050 5225880 fax: 050 5267202
IPC Groene Ruimte Postbus 393 6800 AJ Arnhem tel: 026 3550100 fax: 026 4455629
-
Arbeidsinspectie Regio Oost Postbus 9018 6800 DX Arnhem tel: 026 3557111 fax: 026 4424046
-
AOC Clusius College Havinghastraat 11 1817 DA Alkmaar tel: 072 5147666 fax: 072 5147660
-
Arbeidsinspectie Regio Noord-West Postbus 58366 1040 HJ Amsterdam tel: 020 5812612 fax: 020 6864703
-
AOC Florens College Linnaeuslaan 2a 1431 JV Aalsmeer tel: 0297 344246 fax: 0297 369236
-
Arbeidsinspectie Regio Midden Postbus 820 3500 AV Utrecht tel: 030 2305600 fax: 030 2305680
-
AOC Friesland Postbus 675 8901 BL Leeuwarden tel: 058 2846525 fax: 058 2846595
-
Arbeidsinspectie Regio Zuid-West Postbus 9580 3007 AN Rotterdam tel: 010 4798300 fax: 010 4797093
-
AOC Groen College Azalealaan113 2771 ZV Boskoop tel: 0172 218903 fax: 0172 210332
-
Arbeidsinspectie Regio Zuid Postbus 940 6040 AX Roermond tel: 0475 356666 fax: 0475 356660
-
AOC Groene Delta College Westvlietweg 42 2267 AB Leidschendam tel: 070 3000505 fax: 070 3868058
-
Arbeidsinspectie hoofdkantoor Anna van Hannoverstraat 4 2595 BJ Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag
-
AOC De Groene Welle Postbus 552 8000 AN Zwolle tel: 038 4671120 fax: 038 4223436
-
Groenhorst College Postbus 245 6710 BE Ede tel: 0318 675611 fax: 0318 640420
121
Organisaties ter keuring en beproeving -
Helicon Opleidingen Postbus 72 5280 AB Boxtel tel: 0411 677618 fax: 0411 685845
-
Aboma + Keboma Postbus 141 6710 BC Ede tel: 0318 631481 fax: 0318 632013
-
AOC Holland College Postbus 62 2670 AB Naaldwijk tel: 0174 518429 fax: 0174 518477 Opleidingscentrum Holland-Zeeland Stationspark 41 4462 DZ Goes tel: 0113 272261 fax: 0113 272262
-
Nederlandse Vereniging van CE Consultants Postbus 200 3200 AE Spijkenisse tel: 0181 693661 fax: 0181 693583
-
Nederlands Normalisatie-Instituut Postbus 5059 2600 GB Delft tel: 015 690390 fax: 015 690190
-
-
-
AOC Limburg Postbus 960 6040 AZ Roermond tel: 0475 381791 fax: 0475 333920 AOC Midden-Nederland Postbus 451 3990 GG Houten 030 6377024 030 6350392
-
AOC Oost Postbus 683 7000 AR Doetinchem tel: 0314 345511 fax: 0314 361899
-
AOC Terra Postbus 17 9700 AA Groningen tel: 050 5297850 fax: 050 5297851
-
AOC West-Brabant Postbus 6956 4802 HZ Breda tel: 076 5723900 fax: 076 5723910
Arbodiensten en Arbo-adviezen -
Relan Arbodienst Postbus 266 2700 AG Zoetermeer tel: 079 3636800 fax: 079 3636801
-
Sivag Arbodienst Postbus 1380 1300 BJ Almere tel: 036 5321020 fax: 036 5321029
Procesbegeleiding -
Stichting Erkend Groen Postbus 522 6700 AM Wageningen tel: 0317 413180 fax: 0317 425046
122
123
Bijlage 4: Overzicht persoonlijke beschermingsmiddelen
3
4
5
6
Handzaag Motorkettingzaag Slaggereedschap Ladder (handgereedschap) Stokzaag Onderhoud Laanbomen, leilinden en hoogstamfruit (algemeen) Handzaag Snoeischaar Ladder (handgereedschap) Klimlijnen (handgereedschap) Klimlijnen (motorkettingzaag) Motorstokzaag Stokzaag Slaggereedschap Onderhoud bos , houtwal en- singel (ook blessen) (alg.) Motorkettingzaag Handlier Handzaag Tractor met uitsleeptang Slaggereedschap Onderhoud heg (algemeen) Heggeschaar (hand) Heggeschaar (motorisch) Mestvork/riek Verwerken snoeimatteriaal (alg) (versnipperen, schillen, kloven) Versnipperen Schillen (schilschop) Kloven (kloofbijl/-hamer) Mestvork/riek Verwijderen opslag en onderhoud heide (algemeen) Handzaag Motorkettingzaag Bosmaaier met slagmes Handzeis Steekschop Slaggereedschap
A A V (4) A A A
A A A A V V (4) V A A A V (4) V A V A A A V A A V V V A A A V (4) V V A A
V
A
V
A/V A/V A/V A/V A/V V
A V A A V
A/V A/V A/V A/V V V
V A A
V A/V V
A V V V
A/V A/V V A/V
V V
V V
V V
V
Zwemvest
V
Klim/zitgordel
V
Veiligheidsgordel
Veiligheidsbril
A V V A A A
Gehoorbescherming (3)
2
Onderhoud knotbomen en hakhout (alg.)
Gelaatsscherm (2)
1
Activiteit
Veiligheidshelm
Activiteit
VERPLICHTE MINIMALE PERSOONLIJKE STANDAARDUITRUSTING = STEVIGE WERKSCHOENEN EN NAUWSLUITENDE KLEDING.
Handschoenen
VOOR VRIJWILLIG LANDSCHAPSBEHEER.
Veiligheidsbroek
VINDT U EEN OVERZICHT VAN DE PERSOONLIJKE
Veiligheidsschoenen (1)
HIERONDER
BESCHERMINGSMIDDELEN TE GEBRUIKEN BIJ WERKZAAMHEDEN
V V
V A A A V A
V
A V A A A
V V A
A V V V A A A
V (6) V (6)
V
A/V A/V A/V
V
V
V
V V
V V
7
124
8
9
10
11
12 13 14
Maaien, hooien, wieden (alg) Bosmaaier met slagmes Bosmaaier met draadsnijkop Tractor Motormaaier/lastpakker Handzeis Onderhoud poelen, beken en sprengen (algemeen) Bosmaaier met slagmes Bosmaaier met draadsnijkop Slootgereedschap Aanplanten (algemeen) Grondboor Motorgrondboor Machinaal planten Paalhamer Aanleg en onderhoud wandelpaden, knuppelpaden (algemeen) Handzaag Plaatsen of verwijderen afrasteringen en beschoeiingen
A V V V V V A (7) V (7) V (7) A (7) V A V V A
V A
A V V A A A V V A
A A
A V
Motorgrondboor Grondboor Boot Paalhamer Soortenbeheer: weidevogels, vleermuizen, padden
A V A A (7) A (7)
A V A A A
A
A
Herstel grafheuvel (en andere cultuur monumenten) Opruimacties/uitmesten stallen
A A
A V (5)
V V
V V V V
V V
V V
Zwemvest
Klim/zitgordel
Veiligheidsgordel
V A
Gehoorbescherming (3)
A
Gelaatsscherm (2)
A V V
Veiligheidsbril
V A
Veiligheidshelm
Handschoenen
7
Activiteit
Veiligheidsbroek
Activiteit
MINIMALE PERSOONLIJKE STANDAARDUITRUSTING = STEVIGE WERKSCHOENEN EN NAUWSLUITENDE KLEDING.
Veiligheidsschoenen (1)
VERPLICHTE
V V
V V
A Aanbevolen V Verplicht A / V Bij gevaar van vallende voorwerpen is een veiligheidshelm verplicht 1 2 3 4 5 6 7
Veiligheidsschoenen voorzien van een goed profiel en stalen neus. Het dragen van klompen moet beperkt worden tot werkzaamheden waarbij geen gevaar voor uitglijden is. Bij gebruik van een gelaatsscherm vervalt de verplichting voor oogbescherming. Indien het gevaar bestaat dat zeer fijn materiaal door de gelaatsbescherming heen dringt, is een veiligheidsbril verplicht. Boven 80 dB(A) is het gebruik van gehoorbescherming verplicht. Bij gebruik van een motorkettingzaag zijn speciale veiligheidsschoenen verplicht. Veiligheidsklasse 1. Bij aanwezigheid van injectienaalden speciale handschoenen dragen Bij aanwezigheid van doornen Bij voorkeur (veiligheids-)laarzen 125
Bijlage 5: Overzicht serviceniveau Provincie - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Datum
----------------------------------------------------------------------Werkseizoen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - VOOR
HET INVULLEN VAN DIT FORMULIER KUNT U CONTACT OPNEMEN MET UW PROVINCIALE STICHTING.
Verzekeringen
❑
Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering Verzekerde bedragen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
❑
Ongevallenverzekering Verzekerde bedragen
❑
• bij overlijden als gevolg van ongeval
----------------------
• invaliditeit als gevolg van ongeval
----------------------
• geneeskundige kosten
----------------------
• overig
----------------------
Aanvullende motorrijtuigenverzekering Verzekerde bedragen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
❑
Rechtsbijstandsverzekering
Cursussen Welke cursussen worden er aangeboden aan vrijwilligers
❑ ❑
-------------------------------------------
❑ ❑
-------------------------------------------
Gereedschappen
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
(vel)bijl zeis greep bladhark heggeschaar jirizaag stokzaag paalhamer aanhangwagen bats schilschop takkenschaar walmes baggerbeugel ----------------------------------------------------------------
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
hiep hooivork hooihark tuinhark beugelzaag handsnoeizaag grondboor ladder steekspade plagschop snoeischaar lieslaarzen sloothaak kruiwagen ----------------------------------------------------------------
126
Wordt dit gereedschap gebracht op de werkplek?
❑
ja
❑
nee
Wordt het gereedschap onderhouden door de stichting?
❑
ja
❑
nee
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Veiligheidshelm
❑
nee
Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s)
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Handschoenen Veiligheidsbroek Veiligheidsbril -------------------------------------------------------------------------------------
Meidoornhandschoenen ----------------------------------------------------------------------------------------------------------
Worden deze PBM’s gebracht op de werkplek?
❑
ja
Worden deze PBM’s onderhouden door de stichting?
❑
ja
❑
nee
Overig Adviseert de stichting bij het uitvoeren van werkzaamheden?
❑
ja
❑
nee
Bemiddelt uw provinciale stichting bij het vinden van werkzaamheden?
❑
ja
❑
nee
127
Bijlage 6a: ( Bijna) Ongevallenformulier 1 Blad 1 in te vullen door de coördinator van de werkgroep en binnen 24 uur te sturen naar de provinciale stichting. In geval van een ernstig ongeval meldt de stichting het ongeval bij de Arbeidsinspectie middels het standaard SDU-formulier
Gegevens getroffene Naam
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Nationaliteit
---------------------
Adres
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Geboortedatum
---------------------
Plaats
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Burgerlijke staat
---------------------
Land
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Telefoon
---------------------
Werkgroep
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Werkzaam sinds
---------------------
Gegevens project Project
----------------------------------------------------------------
Plaats
----------------------------------------------------------------
Provincie
----------------------------------------------------------------
Coördinator
----------------------------------------------------------------
Telefoon
----------------------------------------------------------------
Gegevens ongeval Datum
------------------------------------
Tijdstip
------------------------------------
EHBO verleend door
------------------------------------
Medische behandeling door
------------------------------------
Ziekenhuisopname
ja/nee
Naam
------------------------------------
Adres
------------------------------------
Materiële schade
ja/nee
Geschat schadebedrag circa
euro/ƒ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Getuigen (voeg relevante verklaring toe) 1. Naam
------------------------------------
Adres
------------------------------------
2. Naam
------------------------------------
Adres
------------------------------------
128
Soort werk tijdens ongeval
------------------------------------
Is er een andere organisatie bij betrokken?
ja/nee
In welke zin betrokken
------------------------------------
Naam
------------------------------------
Adres
------------------------------------
❑ ❑
Tijdelijk letsel/verzuim Beroepsziekte
❑ ❑
❑
Dodelijke afloop
❑ Romp ❑ Benen ❑ Inwendig
❑ ❑ ❑
Handen
❑ ❑ ❑ ❑
❑ ❑ ❑ ❑
Brandwond
Blijvend letsel Alleen materiële schade
Plaats letsel
❑ Hoofd ❑ Voeten ❑ Ogen
Armen -----------------
Soort Letsel
❑ ❑ ❑ ❑
Snijwond Verstuiking Fractuur Verdrinking
Schaafwond Verrekking Bedwelming -----------------
Kneuzing Vergiftiging -----------------
Beschrijving ongeval door coördinator van de werkgroep (Voeg waar mogelijk foto’s, schetsen e.d. toe)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Direct na het ongeval genomen preventieve maatregelen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ongeval gemeld aan
❑ ❑
Provinciale stichting Familie getroffene
Paraaf - - - - - - - - - - - - - - -
❑ ❑
Datum - - - - - - - - - - - - - - -
129
Bijlage 6b: (Bijna) Ongevallenformulier 2 Blad 2 te verzorgen door de coördinator van de werkgroep en binnen een week te sturen naar provinciale stichting.
Betreft (bijna-)ongeval d.d.
------------------------------------------------------
Project
------------------------------------------------------
Getroffene
------------------------------------------------------
Toedracht volgens getroffene
------------------------------------------------------
Oorzaken die volgens coördinator van de werkgroep hebben bijgedragen/geleid tot het (bijna) ongeval. Omstandigheden
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Onvoldoende beveiligd gereedschap Defect aan machine of installatie Gevaarlijke installatie/opstelling Gebrek aan orde en netheid ----------------------------
❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Onvoldoende beveiligde werklocatie
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Werk uitgevoerd zonder opdracht
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
onvoldoende gekwalificeerd
Onveilige constructie Onveilige kleding Te veel omgevingslawaai ----------------------------
Handeling
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Niet bevoegd tot bedienen Uitschakelen van beveiliging Onveilig gebruik gereedschap Innemen onveilige plaats/houding Afleiden, plagen, stoeien ----------------------------
Gebruik onjuist gereedschap Onveilig laden, stuwen, stapelen Werken op/aan gevaarlijke delen Geen gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen ----------------------------
Organisatie
❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
Onvoldoende instructie Niet voorzien in werkvoorbereiding Onvoldoende onderhoud materieel Incomplete vrijwilligersgroep Incompleet materiaal/materieel Onjuiste etikettering/verpakking
Onjuiste werkmethode Onjuiste planning werkzaamheden Onvoldoende overleg/afstemming Onjuiste afmeting/kwaliteit materiaal ----------------------------
Toelichting --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Voorgestelde maatregelen en/of besluiten -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
130
Handtekening coördinator werkgroep -------------------------Datum -------------------------In te vullen door de provinciale stichting Oordeel over (bijna)ongeval, voorgestelde maatregelen en/of besluiten --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Nagekomen informatie over letsel/schade --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Kopie
❑
Provinciaal Landschapsbeheer
Eventueel kopie
❑ ❑
Landschapsbeheer Nederland Coördinator van de werkgroep
Volgnr. (Bijna)ongevalsregister --------------------------
131
Bijlage 7a: Werkoverlegformulier Datum werkoverleg
-----------------------------------------------
Gegeven door
-----------------------------------------------
Behandelde onderwerpen
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Aanwezige vrijwilligers Naam
Naam
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Aantekeningen/opmerkingen naar aanleiding van het gehouden werkoverleg
132
Bijlage 7b: Certificaat van Keuring motorkettingzaag en bosmaaier Ondergetekende, Naam
---------------------------------------------
Organisatie
---------------------------------------------
bevestigt hierbij dat de hieronder beschreven machine Constructie
---------------------------------------------
Merk
---------------------------------------------
Type
---------------------------------------------
Identificatienr.
---------------------------------------------
Eigenaar
---------------------------------------------
Eigen nr.
---------------------------------------------
voldoet aan de voorschriften van vervaardiging en als zodanig is onderhouden. Beoordelingslijst Akkoord
N.v.t
Gasvergrendeling
---------------------------------------------
Kettingrem
---------------------------------------------
Motorrem
---------------------------------------------
Veiligheidsketting
---------------------------------------------
Kettingvanger
---------------------------------------------
Mesbescherming
---------------------------------------------
Kettingdeksel
---------------------------------------------
Beschermkap maaigarnituur
---------------------------------------------
Anti-vibratierubbers
---------------------------------------------
Algehele conditie motor
---------------------------------------------
Handgreepverwarming
---------------------------------------------
Katalysator
---------------------------------------------
Elastostart
---------------------------------------------
Uitlaatvonkenvanger
---------------------------------------------
Bestickering Sticker ‘gehoorbescherming’
---------------------------------------------
Sticker ‘afstandneming’
---------------------------------------------
Sticker ‘lees voorschriften’
---------------------------------------------
De geconstateerde gebreken zijn naar aanleiding van deze lijst direct hersteld en/of vervangen. Naam en datum Algemene informatie
--------------------------------------------133
Bijlage 7c: Verslag werkdag Vrijwilligersgroep
-----------------------------------------------
Datum
-----------------------------------------------
Locatie
-----------------------------------------------
Aantal vrijwilligers
-----------------------------------------------
Vrijwilligers aanwezig
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Aantal gewerkte mensuren
-----------------------------------------------
Genoten gastvrijheid
koffie / soep / toilet / hulp -----------------------------------------------
Uitgevoerde werkzaamheden
❑ knotten knotbomen - - - - - - - - stuks ❑ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - stuks/m2/m ❑ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - stuks/m2/m
Project gereed
❑ ja ❑ nee
Project voorbereidingen
❑ goed ❑ verbeteringen nodig zo ja, welke
1) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Werkdag geëvalueerd met
❑ vrijwilligers ❑ opdrachtgever/terreineigenaar ❑ provinciale stichting landschapsbeheer ❑---------------------------------------------
Gemaakte afspraken
❑ volgende werkdag vervolg ❑--------------------------------------------❑--------------------------------------------❑---------------------------------------------
Ontvangen vergoedingen
❑ ja, - - - - - - - - - - - - - euro/ƒ ❑ nee
134
Toezicht en begeleiding Uitgevoerd door
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Gegeven werkinstructies Gegeven door
-----------------------------------------------
Gegeven aan
-----------------------------------------------
Bijzonderheden
-----------------------------------------------
Gereedschappen en machines Verzorgd door Alles in orde
----------------------------------------------❑ ja
❑ nee Opmerkingen
-----------------------------------------------
Ongevallen/bijna-ongevallen
❑ nee ❑ ja, zie (bijna-)ongevallenformulieren
Opmerkingen -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
135
Bijlage 7d: Formulier ontvangst persoonlijke beschermingsmiddelen Ondergetekende, Naam
----------------------------------------------------------------------
Vrijwilligersgroep
--------------------------------------------------------------
verklaart hierbij dat hij/zij de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen heeft ontvangen:
❑
Veiligheidshelm
❑
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
Gehoorbescherming
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
Gelaatsbescherming
Handschoenen
❑
Veiligheidsbroek
❑ • Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
Veiligheidsschoenen/-laarzen • Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
Veiligheidsvest • Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
Overall • Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑
Motorzaagschoenen
• Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
❑ • Merk - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Maat - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - • Nr. --------------------------
De ondergetekende verklaart verder dat hij/zij zorg zal dragen voor een goed onderhoud van de persoonlijke beschermingsmiddelen. Beschadiging of verlies moet zo spoedig mogelijk worden doorgegeven aaan de Arbocoördinator Naam
---------------------------
Datum - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
136
Aantekeningen
137
Aantekeningen
138
Aantekeningen
139
Colofon: Dit handboek is een uitgave van Landschapsbeheer Nederland, het samenwerkingsverband van de twaalf provinciale stichtingen voor natuur- en landschapsbeheer. Overname en gebruik van tekstdelen is toegestaan met vermelding van bron en auteursnaam. Landschapsbeheer Nederland Postbus 12048 3501 AA Utrecht Bezoekadres: Nieuwe Gracht 15 3512 LC Utrecht Telefoon: 030 2340777 Telefax: 030 2304423 Auteurs: Jan-Frans Bastiaanse, Sietze van Dijk, Christine Naaijen en Ton Witteman van Stichting Erkend Groen, Wageningen Begeleidingscommissie: Mieke van Heuven, Jan Kluskens, Frits de Koning, Erik de Kruif, Frans ter Maten, Pieter Posthumus, Henk Veen en Gerrit Vink Redactie: Ria Dubbeldam, Bureau voor Beeld, Wageningen Vormgeving: Oeda van den Born, Grafisch Atelier Wageningen Foto’s: Landschap Overijssel, Dalfsen Landschapsbeheer Utrecht, De Bilt Landschapsbeheer Noord-Holland, Overveen Landschapsbeheer Zuid-Holland, Gouda Instandhouding Kleine Landschapselementen, Roermond Drukwerk: Drukkerij Modern, Bennekom DEZE
UITGAVE IS MOGELIJK GEMAAKT DOOR DE
MAART
NATIONALE POSTCODELOTERIJ.
2000
140