CONCEPT Versie 8 juni 2006 Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006
Overeenkomst, houdende afspraken inzake de verdeling van huurwoningen in de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten en de daarbij te hanteren regels.
Ondergetekenden, I. Burgemeester en Wethouders van de gemeenten: 1. Albrandswaard 2. Barendrecht 3. Bergschenhoek 4. Berkel en Rodenrijs 5. Bernisse 6. Bleiswijk 7. Brielle 8. Capelle aan den IJssel 9. Hellevoetsluis 10. Krimpen aan den IJssel 11. Maassluis 12. Ridderkerk 13. Rotterdam 14. Rozenburg 15. Schiedam 16. Spijkenisse 17. Vlaardingen 18. Westvoorne, ten deze vertegenwoordigd door de burgemeester (hierna te noemen ‘de gemeenten’), II. de woningcorporaties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
3B-Wonen (Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk) Bouwvereniging Onze Woning (Rotterdam) De 6 kernen (Bernisse) De Goede Woning (Rotterdam) De Leeuw van Putten (Spijkenisse) De Nieuwe Unie (Rotterdam) De Stromen (stadsregio Rotterdam) Eendracht (Rotterdam)
1
9. Gemeente Westvoorne (Westvoorne) 10. Huis en Hof (Bernisse) 11. Humanitas Huisvesting (Rotterdam) 12. Laurens Wonen (Barendrecht en Rotterdam) 13. Maasdelta (Hellevoetsluis, Maassluis, Spijkenisse en Rotterdam) 14. PWS Krimpen (Krimpen aan den IJssel) 15. PWS Woningstichting (Albrandswaard, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen) 16. QuaWonen (Krimpen aan den IJssel) 17. Resort Wonen (Rozenburg) 18. Stadswonen (Rotterdam) 19. Stichting Com.Wonen (Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Rotterdam) 20. Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (Brielle, Krimpen aan den IJssel en Rotterdam) 21. Vestia Midden Nederland (Brielle en Maassluis) 22. Vestia Rotterdam Feijenoord (Rotterdam) 23. Vestia Rotterdam Hoogvliet (Rotterdam) 24. Vestia Rotterdam Noord (Rotterdam) 25. Vestia Rotterdam Zuid (Rotterdam) 26. Volksbelang Rhoon (Albrandswaard) 27. Waterweg Wonen (Vlaardingen) 28. Woningbedrijf Rotterdam (Rotterdam) 29. Woningbouwvereniging Hoek van Holland (Rotterdam) 30. Woningbouwvereniging Patrimonium (Barendrecht) 31. Woningbouwvereniging Poortugaal (Albrandswaard) 32. Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (Vlaardingen) 33. Woonbron (Rotterdam en Spijkenisse) 34. Wooncompas (Rotterdam) 35. Woonplus Schiedam (Schiedam) 36. Woonvisie (Ridderkerk) 37. Woonzorg Nederland (stadsregio Rotterdam) ten deze vertegenwoordigd door de directeur-bestuurder (hierna te noemen ‘de corporaties’), III. de Maaskoepel, federatie van woningcorporaties in de stadsregio Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door de voorzitter (hierna te noemen ‘de Maaskoepel’), en IV. het Dagelijks Bestuur van de stadsregio Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door de portefeuillehouder Wonen (hierna te noemen ‘de stadsregio’); overwegende, 1. dat het gewenst is op elkaar afgestemde afspraken te maken over de verdeling van de huurwoningen van de corporaties in de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten,
2
2.
3.
dat de verdeling van deze woningen dient plaats te vinden op een evenwichtige, rechtvaardige en voor woningzoekenden, gemeenten, corporaties, Maaskoepel en stadsregio inzichtelijke wijze; dat de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 deze overeenkomst eist;
gelet op 1. artikel 4 van de Huisvestingswet, 2. de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam; 3. de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek; 4. het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen; komen het volgende overeen:
HOOFDSTUK I Artikel 1
Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a. aandachtsgroep: de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het Besluit Beheer Sociale Huursector; b. Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag; c. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector; d. Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de portefeuillehouder Wonen van de stadsregio; e. doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige woning in Nederland leeg achterlaat; f. GBA: de gemeentelijke basisadministratie; g. huishouden: 1. alleenstaande; 2. twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren; - bij éénouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen; - wanneer sprake is van een zwangerschap van tenminste drie maanden, telt het huishouden het aantal personen dat naar verwachting als gevolg van die zwangerschap geboren zal worden extra. In het geval van een zwangerschap moet een door een medicus of verloskundige opgestelde zwangerschapsverklaring overlegd worden.
3
h. huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag; i.
huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;
j.
inkomen: het rekeninkomen volgens artikel 14 van de Wet op de Huurtoeslag;
k. inkomensgrens: € 33.000,-. Deze grens wordt jaarlijks per 1 juli geïndexeerd conform artikel 27 van de Wet op de Huurtoeslag; l. inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De inschrijfduur is in alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig; m. kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den IJssel en Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland; n. partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die in de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn; o. regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde; p. starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is; q. urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie die besluit op aanvragen van urgentieverklaringen. Artikel 2
Werkingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op alle van de corporaties voor verhuur vrijkomende woningen onder de huurprijsgrens. Artikel 3
Taakverdeling in hoofdlijnen
1. De corporaties verdelen de in artikel 2 genoemde woningen via het regionale aanbodmodel. Het regionale aanbodmodel is het door de corporaties toegepaste systeem van het aanbieden en verhuren van woningen met de volgende kenmerken: a. het aanbod wordt in voor alle woningzoekenden in de stadsregio toegankelijke media gepubliceerd; b. de verhuringen worden in diezelfde media zodanig verantwoord, dat per verhuring duidelijk is op welke gronden de verhuring heeft plaatsgevonden; c. hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gezamenlijke media voor het aanbod en een gezamenlijk technisch systeem voor de match van vraag en aanbod en voor de registratie van vraag, aanbod en verhuringen. 2. De gemeenten hebben op grond van de Huisvestingswet de taak toe te zien op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woningen. In het verband van deze overeenkomst volgen zij actief in welke mate de verschillende categorieën woningzoekenden in hun gebied erin slagen via het regionale aanbodmodel hun verhuisbehoefte te realiseren.
4
3. De Maaskoepel draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale aanbodmodel door een volledige deelname van al haar leden aan het regionale aanbodmodel te bevorderen. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel en de daaraan verbonden uitvoeringsorganisaties met een passende overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant van de corporaties. 4. De stadsregio draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale aanbodmodel door de aan haar deelnemende gemeenten bij huisvestingsverordening te verplichten mee te werken aan de deelname van de op hun grondgebied actieve corporaties aan het regionale aanbodmodel. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel met een passende overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant van de gemeenten. 5. Het Dagelijks Bestuur van de stadsregio kan aan een corporatie voor maximaal 1 jaar vrijstelling verlenen van de verplichting de werkwijze uit het eerste lid te hanteren, indien een corporatie niet werkt volgens het regionale aanbodmodel en eenmalig een overgangsperiode behoeft. 6. Aan de in het vijfde lid genoemde vrijstelling worden minimaal de volgende voorwaarden verbonden: a. de corporatie dient een gedegen werkplan in waarin zij het overgangsproces beschrijft voor het invoeren van het in het eerste lid bedoelde aanbodmodel; b. de corporatie draagt er zorg voor dat haar aanbod toegankelijk is voor alle woningzoekenden in de stadsregio; c. de corporatie levert tijdig de nodige informatie ten behoeve van de in artikel 4 bedoelde ‘Regionale monitor aanbodmodel’. 7. Partijen bepalen in onderling overleg welke bijzondere groepen direct bemiddeld worden; hieronder vallen in ieder geval de woningen die volgens de wettelijke huisvestingstaakstelling aan statushouders verhuurd moeten worden (zie artikel 5, lid 1, onder b).
Artikel 4
Registratie, monitoring, verantwoording en bijsturing
1. De corporaties dragen zorg voor de volledige, centrale registratie van vraag, aanbod en verhuringen en voor de kwartaalsgewijze uitgave van een op deze registratie gebaseerde ‘Regionale monitor aanbodmodel’. Een op basis van dezelfde registratie samengestelde jaarrapportage (die gelijk loopt aan het kalenderjaar) wordt ieder jaar ter verantwoording voorgelegd aan de gemeenten en de stadsregio. 2. Partijen stellen tesamen een werkgroep in die de definitieve opzet van deze monitor bepaalt, vervolgens de monitor ieder kwartaal beoordeelt en partijen adviseert over eventuele bijsturing van de aanbiedingen en de verhuringen. 3. De in het vorige lid genoemde bijsturing vindt op basis van de volgende uitgangspunten plaats: a. partijen spreken af dat zij de slaagkansen in de regio voor de volgende doelgroepen nauwgezet volgen:
5
•
b. c.
d.
e.
de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het BBSH (Besluit Beheer Sociale Huursector) • de doorstromers • de starters • de ouderen (personen met een leeftijd van meer dan 55 jaar) • de jongeren (personen met een leeftijd lager dan 23 jaar) • de grote huishoudens (huishoudens die bestaan uit ten minste 5 personen) • eventueel nog nader af te spreken doelgroepen; hierbij is de slaagkans gedefinieerd als het aantal geslaagden (per subgroep) dat in een bepaalde periode een woning heeft verkregen (verhuringen) via de media of directe bemiddeling, gedeeld door het aantal actief woningzoekenden (per subgroep) dat op die woningen heeft gereageerd plus het aantal geslaagde directe bemiddelden (die niet actief waren), uitgedrukt als percentage; partijen spreken af, dat de slaagkans in de regio voor de BBSH-doelgroep minstens gelijk moet zijn aan die voor de niet-BBSH-doelgroep; naast de onder a en b en art. 3, lid 7 genoemde afspraken voor de gehele stadsregio Rotterdam kunnen corporaties en gemeenten per gemeente lokale afspraken maken over slaagkansen en bijzondere groepen; de optelsom van de lokale afspraken mag niet strijdig zijn met de regionale afspraak; de in het tweede lid genoemde werkgroep doet op basis van de hiervoor genoemde afspraken en de Regionale monitor aanbodmodel aanbevelingen aan het Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, met betrekking tot eventuele bijsturing op de gehele regionale woningmarkt. Indien het om bijsturing op lokaal niveau gaat wordt vanuit het Bestuurlijk Overleg actie ondernomen richting de betreffende lokale partijen; het Bestuurlijk Overleg zoals genoemd in art. 4, lid 3d is op grond van deze overeenkomst bevoegd bijsturingen vast te stellen.
4. De in het voorafgaande genoemde bijsturingen kunnen verschillende vormen hebben. Wanneer gekozen wordt voor bijsturing binnen de woonruimteverdeling, kunnen, in afwijking van het in artikel 5 bepaalde, toch tijdelijk passendheidseisen gesteld worden bij (een deel van) het aanbod, bijvoorbeeld m.b.t. inkomen, leeftijd of huishoudenssamenstelling. HOOFDSTUK II Artikel 5
Aanbieden en verhuren van woningen
Verschillende manieren van aanbieden
1. Het aanbod van de corporaties wordt onderscheiden in de volgende categorieën, waarvoor verschillende verdelingsregels gelden: a. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel voorwaardenvrij aangeboden worden: hiervoor gelden de toelatings- en de rangordecriteria van de artikelen 6 en 7 en de eventuele aanvullende bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in artikel 4 is weergegeven; b. de woningen die direct verhuurd worden aan de zgn. tweede en derde fase urgenten (zie bijlage 1 bij deze overeenkomst), aan de zgn. tweede fase herhuisvestingskandidaten (zie bijlage 2 bij deze overeenkomst) en aan de zgn. bijzondere groepen waarover separate afspraken zijn gemaakt (zie artikel 3, lid 7 en artikel 4, lid 3, onder c): deze woningen worden niet aangeboden via de media van het regionale aanbodmodel; 6
c. de woningen die op grond van lokaal maatwerk via de media van het regionale aanbodmodel aangeboden worden of op grond van lokaal maatwerk via directe bemiddeling verhuurd worden: hiervoor gelden de regels van artikel 9; d. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel aangeboden worden, en waarbij gelabeld mag worden naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte: hiervoor gelden in elk geval de toelatings-, rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 6, 7 en 8. 2.
Hierbij gelden gemeentelijk de volgende ijkpunten:
Voorwaardenvrij (categorie a) Directe bemiddeling (categorie b) Lokaal maatwerk (categorie c) Labelen naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte (categorie d) totaal
Minimaal 40 % Maximaal 25 % Maximaal 15 % Maximaal 20 % 100 %
De corporaties volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per corporatie, per gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt. Partijen spreken elkaar onderling aan op de resultaten per corporatie en per gemeente. Indien daarvoor op het schaalniveau van de gehele regionale woningmarkt aanleiding is, volgt nader Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, waarin de ijkpunten eventueel kunnen worden bijgesteld. Artikel 6
Toelating
Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen voldoen: a. tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of is het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren); b. het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de Huisvestingswet (Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus). Artikel 7
Rangorde
Indien zich voor een via het regionale aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning: a. woningzoekenden met een op grond van artikel 11 verstrekte urgentieverklaring of een op grond van artikel 12 verstrekte herhuisvestingsverklaring hebben absolute voorrang, mits de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich uit deze categorie meer gegadigden hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene van hen die de verklaring met de oudste datum van afgifte heeft; b. daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt verhuurd aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende met een urgentieverklaring of een herhuisvestingsverklaring die op de woning reageert, terwijl deze niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de rangordebepaling op basis van zijn inschrijfduur;
7
c. in afwijking van het gestelde onder b mag corporatie Woonbron de rangorde bepalen op basis van loting, mits hierover op lokaal niveau met de betreffende gemeente overeenstemming is bereikt; d. na verhuizing naar een zelfstandige woning vervalt de inschrijfduur van de desbetreffende woningzoekende, behalve in de gevallen genoemd in paragraaf 5.2 van Bijlage 1 en in Bijlage 2. Artikel 8
Passendheid
1. Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens volgens de Wet op de Huurtoeslag voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is aan het aantal kamers en waarvan het huishoudensinkomen niet boven de inkomensgrens ligt. 2. Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of ouder is. 3. Voor woningen die ingrijpend t.b.v. minder validen zijn aangepast kunnen meer specifieke, met de handicap verband houdende criteria gesteld worden. 4. Standplaatsen voor een woonwagen kunnen eveneens met specifieke regels via het regionale aanbodmodel of buiten het aanbodmodel om verhuurd worden. Deze verhuringen worden niet betrokken bij de aanbiedingscategorieën uit artikel 5. Artikel 9
Lokaal maatwerk
1. Vanwege argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid, wijk- of buurtbinding, beheeraspecten of het invulling geven aan woonzorgprojecten, kunnen de corporaties vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het regionale aanbodmodel aanbieden of via directe bemiddeling verhuren. Hierbij gelden de ijkpunten zoals aangegeven in artikel 5, als begrenzing. De toe te passen specifieke regels staan in een redelijke verhouding tot de aard van het probleem, zijn van tijdelijke aard en worden na uiterlijk twee jaar geëvalueerd. 2. Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid of beheeraspecten kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde niveau van de sociaal-economische draagkracht in een bepaald complex, straat of buurt te laag wordt, of de mate van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke regels zouden worden toegepast. 3. Argumenten in verband met woonzorgprojecten kunnen gelegen zijn in het feit dat er in de woning, het complex of de directe omgeving speciale voorzieningen aanwezig zijn die ten goede moeten komen aan mensen met een zorgindicatie en/of medische urgentie.
8
4. De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de corporaties gemeld bij de desbetreffende gemeente en bij de stadsregio. De gemeente geeft binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe te passen regels instemt, ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat overeenstemming is bereikt. Indien binnen vier weken na de melding geen bericht van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te stemmen. Artikel 10 Afwijkingen voor de kleinstedelijke gemeenten en de gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek 1. Voor de vrijkomende woningen in de kleinstedelijke gemeenten (zie artikel 1 onder m) gelden de volgende afwijkende afspraken: a. Albrandswaard: woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste € 35.000,- per jaar hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één. b. Barendrecht: woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens voor 1- en 2persoonshuishoudens van de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen onder de inkomensgrens hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één. c. Bergschenhoek: woningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens worden (bij voorkeur) verhuurd aan de primaire doelgroep met een inkomen volgens de BBSH-norm; woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens van de Wet op de Huurtoeslag worden (bij voorkeur) verhuurd aan huishoudens met een inkomen onder € 33.000; 4-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan huishoudens van tenminste 2 personen; 5-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan huishoudens van tenminste 3 personen. d. Berkel en Rodenrijs: zelfde afspraken als in Bergschenhoek. e. Bernisse: geen. f. Bleiswijk: zelfde afspraken als in Bergschenhoek. g. Brielle: geen. h. Hoek van Holland: Geen. i. Krimpen aan den IJssel: woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen hebben dat voldoet aan de door Burgemeester en Wethouders van Krimpen aan den IJssel vastgestelde tabel en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één. j. Westvoorne: geen.
9
2. Voor de gebieden binnen de stadsregio die door de minister van VROM zijn aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, geldt: a. datgene wat conform de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in de gemeentelijke huisvestingsverordening is gesteld ten aanzien van de vereiste van een huisvestingsvergunning; b. dat woningen via het regionale aanbodmodel aangeboden en verhuurd worden voor zover dat niet strijdig is met de gemeentelijke verordening.
HOOFDSTUK III Artikel 11
Bijzondere bepalingen
Urgentiesysteem
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend een (andere) woning behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring is in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig en omvat hetgeen hierover in bijlage 1 bij deze overeenkomst is bepaald. De urgentieverklaring wordt verstrekt door de urgentieverlener die daartoe aangewezen is door de gemeente waarvan de aanvrager ingezetene is, of, indien de aanvrager buiten de stadsregio Rotterdam woonachtig is, de gemeente waarin de aanvrager voornemens is zich te vestigen. De aanvraag kan namens de urgentieverlener in ontvangst genomen worden door een daartoe door de urgentieverlener aangewezen andere instantie. 2. De urgentieverlener neemt de aanvraag van een urgentieverklaring niet in behandeling voordat de aanvrager een bedrag van € 45,- aan de urgentieverlener heeft betaald. Dit bedrag wordt gerestitueerd, indien de urgentieverklaring is verstrekt. Indien het bedrag van € 45,- niet binnen 8 weken na indiening van de aanvraag is betaald, wordt de aanvraag onbehandeld teruggezonden naar de aanvrager. 3. De urgentieverlener verstrekt de urgentieverklaring, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. bij de aanvraag is alle informatie (bewijsstukken en andere gegevens) gevoegd die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen; b. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 6 (toelating); c. het inkomen van het huishouden van de aanvrager ligt niet boven de inkomensgrens; d. de aanvrager voldoet aan één of meer van de urgentiegronden, zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst; e. de aanvrager verkeert niet in de omstandigheden als genoemd in artikel 13 (huurschuld, overlast); f. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat zich één van de omstandigheden heeft voorgedaan als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze overeenkomst (intrekking); g. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat de voorgelegde huisvestingsproblematiek door eigen toedoen is ontstaan.
10
4. Bij gewijzigde omstandigheden kan de urgentieverlener, al dan niet op verzoek van de aanvrager, besluiten de verstrekte urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de aanvrager gebracht door middel van een nieuwe urgentieverklaring, waarin eventueel een nieuwe zelfzoektermijn opgenomen is, onder intrekking van de verstrekte urgentieverklaring. 5. De urgentieverlener trekt een door hem verstrekte urgentieverklaring in, indien zich één van de omstandigheden voordoet als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze overeenkomst. 6. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een urgentieverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 1 bij deze overeenkomst. 7. De bepalingen die in bijlage 1 zijn opgenomen kunnen na advies van het Bestuurlijk Overleg door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio gewijzigd worden. Artikel 12
Herhuisvesting
1. Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingsverklaring. Deze verklaring is in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De herhuisvestingsverklaring wordt verstrekt door de corporatie die de woning waaraan de ingreep wordt verricht, verhuurt. 2. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een herhuisvestingsverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 bij deze overeenkomst. Artikel 13
Weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 kan de corporatie weigeren de woning te verhuren aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één of meer van de hieronder genoemde omstandigheden: a. onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze verkregen; b. huur- of andere schuld zonder afbetalingsregeling: de kandidaat heeft een huurschuld of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde onderhouds- of herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder waarvoor geen afbetalingsregeling is getroffen; c. overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de afgelopen drie jaar in de huidige of een vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig misdragen; d. indien de huurprijs boven de voor de kandidaat relevante aftoppingsgrens ligt is weigeren mogelijke indien de verhuurder geen redelijke zekerheid kan verkrijgen dat de huurder zijn financiële verplichtingen kan nakomen.
11
HOOFDSTUK IV Artikel 14
Slotbepalingen
Experimenten
1. Eén of meer van de gemeenten en één of meer van de corporaties kunnen met elkaar afspreken, dat zij (een deel van) de in artikel 2 genoemde woningen bij wijze van experiment zullen verdelen met van deze overeenkomst afwijkende regels. In dat geval sluiten zij hierover een aanvullende overeenkomst, waarin in ieder geval afspraken gemaakt worden over: a. de inhoud van het experiment; b. het toepassingsgebied van het experiment; c. de tijdsduur van het experiment; d. de wijze waarop het experiment begeleid en geëvalueerd wordt; e. de punten waarop het experiment geëvalueerd wordt. 2. De in lid 1 genoemde aanvullende overeenkomst behoeft voorafgaande goedkeuring door de stadsregio. Artikel 15
Looptijd en beëindiging van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst is met ingang van 1 juli 2006 aangegaan en is voor onbepaalde tijd van kracht. 2. Jaarlijks bezien partijen in overleg met de Provincie Zuid-Holland wat de concrete werking van de in artikel 9 genoemde vestigingsbeperkende elementen in de overeenkomst is geweest. De Provincie beoordeelt op basis hiervan, telkens voor een jaar, of de met betrekking tot deze elementen aan de stadsregio verleende principetoestemming omgezet kan worden in een definitieve toestemming aan de betrokken gemeente. Artikel 16
Bindend advies Geschillencommissie
De uitspraken van de door de gemeenten bij separaat besluit ingestelde, onafhankelijke Geschillencommissie, voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van deze overeenkomst, strekken de gemeenten, de corporaties, de urgentieverleners en de uitvoeringsorganisaties van het regionale aanbodmodel als bedoeld in artikel 3, tot bindend advies. Artikel 17
Overgangsbepaling
Aanvragen van urgentieverklaringen en herhuisvestingsverklaringen die zijn ingediend vóór het in werking treden van deze overeenkomst en waarop ten tijde van het in werking treden van deze overeenkomst nog niet is beslist, worden behandeld op grond van de in deze overeenkomst vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager gunstiger is.
Opgemaakt in ……voud en ondertekend te ……….. op …………
12