Seksuele diversiteit graad 3
Over taaie taboes en lastige liefdes Lesvoorbereiding Bij ‘lesmateriaal’, bij deze les op de site, vind je het nodige lesmateriaal voor deze les: Print het artikel Huwelijken tussen homo's en lesbiennes voor elke leerling. Bekijk een voorbeeld van een woordspin over taboes. Projecteer de wereldkaart die aangeeft in welke landen homoseksualiteit in welke vorm is toegelaten: http://nl.wikipedia.org/wiki/Homoseksualiteit Print voor elke groep van 2 of 3 leerlingen een blinde wereldkaart: typ in Google Afbeeldingen blinde+wereldkaart. Bekijk een voorbeeld van een relatiecirkel over het artikel 'Huwelijken tussen homo's en lesbiennes'.
Verwondering Lees samen het artikel Huwelijken tussen homo's en lesbiennes. Laat de leerlingen moeilijke woorden onderlijnen. Bespreek kort: Wat vinden de leerlingen hiervan? Welke moeilijke woorden worden gebruikt? (homoseksualiteit, taboe, holebi) Kan iemand uitleggen wat deze woorden betekenen? Hoe oud waren de leerlingen toen het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht werd goedgekeurd?
Kennis Stap 1: Op zoek naar informatie Leerlingen werken in groepjes van 2 of 3 aan de onderstaande opdrachten: Leg uit aan elkaar wat een 'taboe' is. Zorg ervoor dat iedereen begrijpt wat een 'taboe' is. Als je merkt dat dit begrip moeilijk is, kan je het woord 'taboe' in de volgende opdracht vervangen door 'iets waar mensen weinig of niet graag over spreken'. Neem een wit A4-blad en schrijf in het midden 'taboe'. Teken er een cirkel rond en laat minstens 5 'pootjes' vertrekken vanuit de cirkel naar verschillende kanten van het blad. Homoseksualiteit mag (nog) geen van de 5 pootjes zijn. De leerlingen maken een woordspin: zoek minstens 5 voorbeelden van taboes.
Opmerking: Wat een taboe is voor de één, is dat misschien niet voor de ander. Leg daarom geen voorbeelden van taboes op. Alle voorbeelden van thema's waarover de leerling zelf niet graag of veel praat of waarvan hij denkt dat anderen niet graag of veel over praten, zijn goed. Als het moeilijk loopt om voorbeelden van taboes te vinden, kan je de leerlingen helpen door het stellen van vragen (Spreek je veel/graag over... ? Vind je het fijn om te vertellen over… ?) of hen informatie laten opzoeken op het internet. Bekijk hiervoor eventueel het voorbeeld van de woordspin over taboes. De leerlingen denken individueel, per 2 of per 3 na over de oorzaken van de taboes: waarom spreken mensen hier niet graag over? De oorzaken worden neergeschreven rond het taboe. Het kan zijn dat verschillende taboes dezelfde oorzaken hebben. Welke oorzaken passen bij 'homoseksualiteit'? Omcirkel deze in het rood. Voeg met een rode pen een extra pootje toe en schrijf aan het uiteinde 'homoseksualiteit' (of 'homo's en lesbiennes'). Denk na over redenen waarom mensen hier niet graag over spreken en voeg ze toe aan de spin. Zoek op het internet of je meer informatie vindt over homoseksualiteit als taboe en de oorzaken die omcirkeld zijn. Geef elke groep een blinde wereldkaart en projecteer de wereldkaart die aangeeft in welke landen homoseksualiteit in welke vorm is toegestaan. Bekijk samen de wereldkaart en de legende. Elke groep kiest 1 donkerblauw of blauw land en 1 donkerrood, rood of oranje land. Zoek op in de atlas welk land dit is. Kleur het land en schrijf de naam van het land op de blinde wereldkaart. Ga op zoek naar verschillen tussen beide landen: op het internet, in boeken, bevraag ouders, … Noteer de verschillen. Leg de bevindingen van alle groepjes naast elkaar: verdeel het bord in 2 kolommen. Bovenaan de ene kolom schrijf je 'landen waar homoseksualiteit is toegestaan', bovenaan de andere kolom schrijf je 'landen waar homoseksualiteit is verboden'. Elke groep noteert de tegengestelde of verschillende kenmerken in de juiste kolom. Bespreek: Zijn sommige kenmerken meerdere keren opgeschreven? Geldt een kenmerk dat hoort bij een specifiek land waar homoseksualiteit is toegestaan, voor alle landen waar homoseksualiteit is toegestaan? Geldt een kenmerk dat hoort bij een specifiek land waar homoseksualiteit verboden is, voor alle landen waar homoseksualiteit verboden is? Stap 2: Op zoek naar verbanden Elke leerling neemt het artikel Huwelijken tussen homo's en lesbiennes en leest het
opnieuw in stilte. Vertel de leerlingen dat jullie een relatiecirkel gaan opbouwen aan de hand van dit artikel en dat jullie op zoek gaan naar verbanden. De leerlingen duiden met stift alle meer- en minder- variabelen aan, dit is: alle elementen in het artikel die kunnen vermeerden of verminderen. Opmerking: geef indien nodig een voorbeeld: het aantal homo's en lesbiennes dat trouwen. Overloop alle variabelen die de leerlingen vonden en noteer ze op het zijbord. Teken een grote cirkel op het bord en schrijf de variabelen (gelijk verspreid) rond de cirkel. Opmerking: kies 5 tot 10 variabelen die volgens jou belangrijk zijn om de essentie van het artikel te begrijpen. De leerlingen maken individueel 2 meer- / minder- zinnen door de variabelen die rond de cirkel staan te gebruiken. Ze schrijven dit op een kladblad. Geef een voorbeeld van een meer- / minder- zin: hoe meer homo's en lesbiennes trouwen, hoe minder homoseksualiteit een taboe wordt. Zoek samen naar verbanden en maak de relatiecirkel aan bord: trek pijlen van oorzaak naar gevolg. Opmerking: zorg ervoor dat het verband tussen beide variabelen direct is. Bijvoorbeeld: hoe meer homo's en lesbiennes trouwen, hoe minder homoseksualiteit een taboe wordt en hoe minder homoseksualiteit een taboe wordt, hoe minder pesterijen er zullen zijn. Het verband tussen homo's en lesbiennes die trouwen en het aantal pesterijen is niet direct. Er wordt dus geen pijl getekend tussen beide variabelen. Opmerking: het is belangrijk dat de verbanden plausibel zijn, niet correct. Dit wil zeggen dat als je leerlingen individueel een relatiecirkel laat maken, je verschillende relatiecirkels als resultaat krijgt. Dit is niet fout. Het is belangrijk dat leerlingen de verbanden die ze leggen kunnen beargumenteren. De uitleg moet kloppen en realistisch zijn, maar er zijn verschillende mogelijke verbanden die niet alle leerlingen zullen leggen. Tip: Laat de leerlingen individueel de relatiecirkel nog eens maken en vertellen aan elkaar. Ze kunnen dit online doen (http://meester.steeef.nl/ , klik nadien op relatiecirkel maken en je kan aan de slag) of op papier. Bespreek: Welke variabelen zijn heel erg belangrijk? (Bij welke variabelen vertrekken veel pijlen en/of komen veel pijlen aan?)
Zijn er variabelen waar enkel pijlen vertrekken? Wat wil dit zeggen? (Dit zijn enkel oorzaken. Denk na of er variabelen zijn die dit veroorzaken, zodat dit ook een gevolg wordt.) Zijn er variabelen waar enkel pijlen aankomen? Wat wil dit zeggen? (Dit zijn enkel gevolgen. Denk na of er variabelen zijn die hier een gevolg van zijn, zodat dit ook een oorzaak wordt.) Kan je variabelen toevoegen aan de relatiecirkel op basis van ons onderzoek over taboes en homoseksualiteit in de wereld? Voeg ze toe en trek nieuwe pijlen. (Bijvoorbeeld: oorzaken van taboes)
Het maken van een woordspin en een relatiecirkel zijn hulpmiddelen voor systeemdenken om zicht te krijgen op verbanden. Smaakt dit naar meer? In de nascholing 'initiatie in systeemdenken' pas je tal van methodieken toe op prikkelende verhalen die leerlingen helpen verbanden te visualiseren. Of bekijk wat een coaching voor jou (en je team) kan betekenen. Interessante informatie over systeemdenken vind je bij de links.
Filosoferen Maak van je leerlingen veerkrachtige en kritische wereldburgers door met hen te filosoferen. Zet je samen met de leerlingen in een kring. Zorg dat je elkaar in de ogen kan kijken. Vertel hen dat je gaat nadenken over één vraag (zie voorbeeld). Hoe meer vragen die ene vraag oproept, hoe beter. Het is helemaal niet erg als de leerlingen geen pasklare antwoorden vinden. Er zijn slechts drie regels: 1) Ze mogen allerlei opmerkingen maken als ze bereid zijn het uit te leggen. 2) Ze luisteren naar elkaar. 3) Alles wordt in vertrouwen gezegd. Voorbereiding: Je bereidt een filosofisch gesprek voor door een discussieplan op te stellen (zie hieronder). Je start met één thema uit de les als concept. Daaruit leid je opnieuw verschillende concepten af. Deze concepten helpen je om de hoofdvraag en bijvragen te formuleren. De bijvragen kunnen aan bod komen om een antwoord te vinden op de hoofdvraag. Let wel, het is niet de bedoeling om tijdens het filosofisch gesprek het discussieplan letterlijk te volgen. Laat ruimte voor de inbreng van de leerlingen. Het discussieplan is als een kompas dat je door het gesprek kan leiden.
Gemeenschappelijke beleving: Hang de verschillende woordspinnen over taboes op het bord of leg ze in het midden van de kring. Geef de leerlingen kort de tijd om de woordspinnen te bekijken.
taboe schamen
zwijgen
verbergen
jezelf
recht om jezelf te zijn
spreken
onecht
identiteit
Hoofdvraag:
Wat is een taboe? Subvragen: Wanneer wordt iets een taboe? Spreken is zilver, zwijgen is goud' of 'Zwijgen is zilver, spreken is goud'? Wanneer is het beter om te spreken / zwijgen? Kan iemand zichzelf zijn als hij iets verbergt? Kan iemand zichzelf zijn als hij zich schaamt voor zichzelf? Kan iemand zichzelf zijn als iemand zich schaamt voor hem? Wat betekent het 'recht op jezelf te zijn'?
Smaakt dit naar meer? In de nascholing 'initiatie in filosoferen met kinderen' reiken we een houvast aan om een filosofisch gesprek te begeleiden aan de hand van inspirerende vragen. Of bekijk wat een coaching voor jou (en je team) kan betekenen. Interessante informatie over filosoferen met kinderen vind je bij de links.
Actie Laat de leerlingen individueel een tekening maken over het taboe over homoseksualiteit. Laat ze nadien eventueel in groepjes samenwerken om elkaars tekening te bekijken en de beste/essentiële elementen uit elke tekening te halen. Maak één grote tekening (of verschillende indien er nog in groepjes wordt samengewerkt) om in de klas op te hangen waaruit duidelijk wordt hoe jullie als klas hier tegenover staan.
Reflectie Laat alle leerlingen 4 vragen beantwoorden. Je kan de vragen en antwoorden op het bord noteren, werk met flappen en post-its of laat de leerlingen de vragen en antwoorden individuele noteren op een blad. -Wat vond je het leukste om te doen? -Welke gevoelens heb je gehad? -Wat vond je het leukste om te leren? -Wat ga je het langst onthouden?