Optreden bij vuurwerkbranden Herman Schreurs
Uitgangspunten • Optreden als klasse 1, ontplofbare stoffen – “Bestrijding van ongevallen, waarbij ontplofbare stoffen zijn betrokken”, BZK 1985 – Subklasse bepaalt eerste afstand optreden
Subklasse-indeling
1.1 • Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massa-explosie 1.2 • Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, maar niet met gevaar voor massa-explosie 1.3 • Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- en/of scherfwerking 1.4 • Stoffen en voorwerpen die slechts een gering explosiegevaar opleveren indien ze tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. 1.5 • Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massa-explosie 1.6 • Extreem weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massaexplosie
Indeling vuurwerk • Vuurwerk kan voorkomen in de subklasse 1.1 t/m 1.4 • Uiteindelijk bepaalt de (transport)-verpakking van vuurwerk de subklasse • Onverpakt vuurwerk kan klasse 1.1 zijn!
Scenario’s Gevarenklasse 1.1 • Een massa-explosie, waarbij alle explosieven in een keer tot explosie komen. Door de veroorzaakte schokgolven worden scherven met grote snelheid weggeslingerd.
Gezondheidsschade klasse 1.1
Materiele schade klasse 1.1
Scenario’s • Gevarenklasse 1.2 – Géén massa-explosie, maar ontploffing van individuele (munitie)artikelen. De hierdoor veroorzaakte schokgolven slaan scherven, brandende delen van de verpakking en niet geëxplodeerde (munitie)artikelen weg. Niet geëxplodeerde munitie kan alsnog exploderen na het neerkomen.
Materiele en gezondheidsschade 1.2 • Drukschade: – Geen massa-explosie maar explosie van rondvliegende, individuele (munitie)artikelen. Over de primaire drukschade is niets concreets te zeggen. Deze is ondergeschikt aan de fragmentatieschade.
• Fragmentatieschade: – Defensie hanteert globaal een veilige afstand van 400 m, mits dekking kan worden gezocht. Anders minimaal 1 km aan houden.
• Brandschade: – Globaal zal tot maximaal enkele honderden meters afstand sprake zijn van secundaire branden door de brandstichtende werking van neerkomende projectielen en door mogelijk veroorzaakte lekkages van reservoirs en dergelijke.
Scenario’s Gevarenklasse 1.3 • Een zeer heftige verbranding van de ontplofbare stoffen of munitie. Individueel kunnen (munitie)artikelen exploderen waarbij slechts geringe drukstoten worden veroorzaakt en in beperkte mate scherven en brandende verpakking kunnen worden weggeslagen.
Materiele en gezondheidsschade 1.3 • Drukschade: – Van directe drukschade is nauwelijks sprake. Individueel kunnen (munitie)artikelen openscheuren of worden gelanceerd. Hierdoor in beperkte mate scherven en brandende verpakking die worden weggeslingerd.
• Fragmentatieschade: – Weinig gegevens bekent, fragmentatieschade veelal ondergeschikt is aan brandschade. Als relatief veilige afstand daarom dezelfde afstand als brandschade, met een minimum van 50 m gezien de fragmentatieschade.
• Brandschade: – Sprake van een langer durende brand dan 1.1 en 1.2 met toch een relatief hoge warmte-uitstraling. Enorme warmteuitstraling kenmerkt dit scenario.
Scenario’s Gevarenklasse 1.4 • Een verbranding van de ontplofbare stoffen en (munitie)artikelen waarbij geen groot gevaar bestaat. De explosieven verhevigen de vuurhaard niet noemenswaardig. Op beperkte schaal kunnen munitieartikelen exploderen, waarbij de scherven slechts over een kleine afstand worden verplaatst.
Materiele en gezondheidsschade 1.4 • Drukschade: – Drukschade in omgeving gering. Bij gevarenklasse 1.4 is uitgangspunt dat de brandweer in standaard uitrukkleding vanaf 25 meter relatief veilig bluswerkzaamheden moet kunnen uitvoeren.
• Fragmentatieschade: – Incidenteel kleine explosies waardoor scherven en brandende verpakking kunnen worden weggeworpen. Op afstand verder dan 25 m zullen de scherven geen ernstige verwondingen meer veroorzaken. Publiek dient op minimaal 50 m afstand te worden aangehouden.
• Brandschade: – Omvang bedreigde gebied wordt zowel bepaald door de fragmentatieschade als door de gevaren die bij normale branden voorkomen.
Bestrijdingsmogelijkheden • Opslagen – In Nederland wordt op dit ogenblik alleen consumentenvuurwerk opgeslagen (klasse 1.4) – Een bewaarplaats bevat max 50.000 kg – Een buffer bewaarplaats bevat max 5000 kg
• Vervoer – Bij melding van een ongeval met klasse 1 stoffen dient u er in eerste instantie vanuit te gaan dat er klasse 1.1 stoffen bij betrokken zijn. Verkenning, of het op een andere manier verkrijgen van nadere informatie is dus noodzakelijk.
Situatie 1: Transport /subklasse onbekend (1/3) • Acties: – Plaats hulpverlenende diensten in eerste instantie op minimaal 1 km afstand vanuit het object in de voertuigen, of op minimaal 400 m, maar dan uit de voertuigen in dekking. – Verkenning dient onder dekking te voet te gebeuren.
Situatie 1: Transport /subklasse onbekend (2/3) • Geen tijd beschikbaar: – Hoogstens alarmering van de bevolking, geen verdere instructie mogelijk.
• Beperkte tijd beschikbaar: – Noodinstructies tot na tijdstip explosie: – tot 250 m in dekking, plat op de grond of in sloten, greppels, niet in of bij gebouwen. – tot 400 m in dekking, in of bij gebouwen, niet bij ramen. – tot 1 km buiten in dekking, bij voorkeur in gebouwen, niet bij ramen.
Bestrijdingsmogelijkheden vervoer (3/3) • De Inspectie Verkeer en Waterstaat (voorheen Rijksverkeersinspectie) geeft: – Assistentie bij de identificatie van soorten ontplofbare stoffen aan de hand van vervoerklassen en het daaruit herleiden tot gevarenklassen – Informatie over de wettelijke voorschriften voor deze stoffen telefoonnummer: (070) 305 24 44
Situatie 2: brand in/aan het object • Gevarenklasse 1.1: – Het veilig stellen van de lading is niet meer mogelijk.
• Acties: – In eerste instantie op minimaal 1 km afstand vanuit het object in de voertuigen, of op minimaal 400 m, maar dan uit de voertuigen in dekking. – Alarmeer deskundigen. – Zet de omgeving af, minimaal 1 km rondom het object. – Verdere maatregelen zijn afhankelijk van de beschikbare tijd.
In Nederland is geen klasse 1.1 vuurwerkopslag
Gevarenklasse 1.2 • Het veiligstellen van de lading is niet meer mogelijk. • Acties: – Uitgangsstellingen op minimaal 1 km van het object. – Indien nodig, onder dekking gerichte reddingsacties en begeleiding van vluchtende bevolking. – Indien nodig, buiten 250 m ring blussen van secundaire branden vanuit beschutte opstellingen. – Object uit laten branden. – Verder handelen zoals bij klasse 1.1. In Nederland is geen klasse 1.2 vuurwerkopslag
Gevarenklasse 1.3 • Zeer heftige brand mogelijk, blussing brand object heeft geen zin, concentreren op beperken branduitbreiding. • Acties: – Blusacties gericht op beperken/voorkomen branduitbreiding in omgeving. – Hulpverlenende diensten in uitgangsstellingen op minimaal 100 m van het object. – Tot 50 m is scherfinslag mogelijk! – Eventueel redding slachtoffers brandwonden binnen straal van 50 m. – Omgeving afzetten en ontruimen tot minimaal 100 m. – Deskundigen alarmeren.
In Nederland is geen klasse 1.3 vuurwerkopslag
Gevarenklasse 1.4 • Als bij normale brand • Acties: – Hulpverlenende diensten routine-blusacties vanaf 25 m afstand, kleine explosie mogelijk. – Omgeving afzetten en ontruimen tot minimaal 50 m. – Deskundigen waarschuwen. “In Nederland wordt op dit moment alleen consumentenvuurwerk opgeslagen dat voldoet aan de ‘Nadere Eisen’. Eerdere testen op volle schaal die werden uitgevoerd met Nederlands consumentenvuurwerk, zoals op de Maasvlakte in 2000, hebben aangetoond dat de brandeffecten die bij consumentenvuurwerk optreden beheersbaar zijn.”