Opleidingsprofiel voor de opleiding tot Master in de Muziek Aanvangsprofiel en begincompetenties: bachelor in de muziek 1. Omschrijving van het beroepenveld Het werkveld van de afgestudeerde De muzikale wereld waarin de afgestudeerde zich zal bewegen omvat het werkterrein van de uitvoerende musicus m.a.w. diegene die zich op het podium beweegt hetzij als solist, hetzij deel uitmakend van kleine tot grotere ensembles met diverse bezetting… Hiertoe behoren tevens de dirigent en de componist als scheppend kunstenaar. Daarnaast is er het werkterrein onderwijs, zowel het algemeen onderwijs op diverse niveaus als het deeltijds kunstonderwijs, het kunst secundair onderwijs en het hoger muziekonderwijs. Andere werkterreinen vindt de afgestudeerde in diverse organisaties, concertverenigingen, media… (artistieke leiding, organisatie, artistiek management, presentatie...) De afgestudeerde zal zich in de muzikale wereld oriënteren op basis van zijn/haar persoonlijke capaciteiten, specifieke kwaliteiten, talenten en eigen voorkeur. Eisen die het werkveld stelt De artistieke wereld waarin de musicus zich beweegt vergt, naast een polyvalente algemene vorming, een interesse en onderlegdheid in de diverse culturele domeinen van de maatschappij en van de kunsten in het bijzonder. De beoefening van muziek op professioneel niveau vereist van de musicus een veeleisende en virtuoze beheersing, inzonderheid in de gekozen discipline. Primordiaal is hierbij een noodzakelijke levensattitude en –ingesteldheid om de professionele verworvenheden te behouden en daarenboven verder te ontwikkelen. Begrippen als voortdurende zelfstudie, artistieke zelfontplooiing, kritische zelfreflectie… maken deel uit van het ‘zijn’ van de musicus. Aangezien de musicus zich vaak beweegt op heel gedifferentieerd terrein zijn communicatieve vaardigheden, sociale vaardigheden, een flexibele ingesteldheid, organisatorische vaardigheden,… voorwaarden om efficiënt te kunnen functioneren in de maatschappij. 2. Opleidingsprofiel Algemene competenties en concepten op een gevorderd niveau Als academisch hoger opgeleide kan een master in de muziek omgaan met complexe ideeën, verbaal en/of muzikaal reflecteren op het eigen denken en werken en die reflectie naar nieuwe en boeiende artistieke en innoverende realisaties vertalen. Daarnaast beschikt de master over het vermogen om over het eigen onderzoek en realisaties met vakgenoten en leken te communiceren evenals de bekwaamheid zich een oordeel te vormen in een onzekere context. De afgestudeerde master betrekt bovendien ethische en maatschappelijke overwegingen in zijn creativiteit, onderkent de betrekkelijkheid van de eigen waarden, normen en posities en respecteert deze van zijn medemensen. De master is in staat een eigen visie op het beoefenen van muziek te ontwikkelen en in verband te brengen met relevante vraagstukken met betrekking tot de beoefening. Algemene artistieke competenties op een gevorderd niveau Als beginnend kunstenaar beschikt de afgestudeerde master over duidelijke vaardigheden in onderzoek en de beoefening der kunsten en kan - gebruik maken van methoden en technieken dienaangaande - onderzoek ontwerpen en uitwerken - paradigma’s in het domein van kunsten toepassen en vernieuwen - origineel en creatief te werk gaan om kennis, vaardigheden en inzichten uit te breiden, te behouden en te toetsen - samenwerken in een multi-disciplinaire omgeving Gevorderde bekwaamheid, begrip van en inzicht in de artistiek- disciplinaire kennis en vaardigheden
De master in muziek bezit een brede muzikale en culturele vorming. Hij/zij is in staat tot zelfstandige beoefening van de muziek op professioneel niveau, inzonderheid in de gekozen specialiteit. Een hoge graad van virtuoze beheersing gestoeld op een brede historische literatuurkennis staat garant voor een flexibel inlevingsvermogen in de onderscheiden toepassingsgebieden. De master in muziek heeft tijdens de meesterjaren deelgenomen aan onderzoek en zich grensverleggend zoeken als intellectuele attitude eigen gemaakt. Competenties voor het zelfstandig uitoefenen van muzikaal onderzoek en/of de beoefening van muziek als uitvoerend en scheppend kunstenaar en/of de aanwending en de verspreiding in de maatschappij. De master in de muziek heeft volgende disciplinaire competenties verworven: Het effectief realiseren van de competenties is niet zozeer het resultaat van de verwerking van de inhoud van één opleidingsonderdeel maar veelal het resultaat van een wisselwerking en interactie tussen de diverse opleidingsonderdelen van het studiecurriculum, uiteraard samen met het verwerken van de specifieke materie van elk opleidingsonderdeel afzonderlijk. De verschillende opleidingsonderdelen die deel uit maken van een curriculum zijn in wezen nauw met elkaar verbonden en kunnen als dusdanig enkel als één geheel beschouwd worden. Het totale studiecurriculum van een student bundelt dan ook de diverse competenties waaraan de afgestudeerde dient te voldoen.
Competentie 1:
cultuurpersoon
Startniveau: De student heeft zich ontplooid tot een ‘cultuurpersoon’. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft naast een ruime algemene culturele ontwikkeling belangstelling voor en inzicht in andere kunsttakken waardoor de muziekkunst geïntegreerd wordt in een brede artistieke wereld.
Competentie 2:
professionele muzikaal-technische bekwaamheden en/of vaardigheden
Startniveau afgestudeerde: De student heeft tijdens zijn studie muzikaal-technische bekwaamheden en/of vaardigheden verworven. Hij/zij beschikt over een adequate manier om deze professioneel en in meervoudige artistieke context te realiseren en te integreren. De student heeft zich een attitude eigengemaakt en een methode uitgediept om het behoud van zijn professionele verworvenheden en de voortdurende zelfstudie op efficiënte wijze in zijn leven in te bouwen. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: • algemeen professionele muzikaal-technische bekwaamheden en/of vaardigheden: De student heeft bekwaamheden ontwikkeld zoals een vlotte leesvaardigheid, een sterk ontwikkeld gevoel voor tempo, metrum en ritmische stabiliteit, auditieve vaardigheden, zin voor klankevenwicht, -homogeniteit en timbre, … Zijn theoretisch en praktijkgericht analytisch vermogen, zijn inzicht en vaardigheden in de schrijftechnische aspecten van de muziek – harmonische, contrapuntische, compositorische, orkestrale technieken – alsook het structureel doorzicht in de diverse vormstructuren dragen bij tot een verantwoorde artistieke en stilistische interpretatie van een partituur. Daarenboven heeft de student het inzicht verworven om een verantwoorde persoonlijke visie in te brengen bij deze interpretatie. • specifiek professionele muzikaal-technische bekwaamheden en/of vaardigheden: In het bijzonder met betrekking tot de eigen discipline heeft de student uitzonderlijke bekwaamheden en/of vaardigheden verworven (toonvorming, trefzekerheid, geheugen, ademhalingstechnieken, houding, beweging en motoriek, schrijftechniek, podiumprésence, … ).
Hij/zij heeft de specifieke technieken welke voor zijn discipline actueel en universeel gangbaar zijn uitgediept wat resulteert in een gedegen artisticiteit. Bovendien heeft hij/zij zich de noodzakelijke levensattitude en -ingesteldheid eigen gemaakt om de verworvenheden te behouden en daarenboven verder te ontwikkelen.
Competentie 3:
muziektheorie, -geschiedenis en -literatuur
Startniveau afgestudeerde: De student heeft een grondige en uitgebreide kennis van de muziektheorie, -geschiedenis en literatuur. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: Op muziektheoretisch vlak kent de student alle theoretische begrippen en muzikale parameters. Hij/zij heeft een grondige kennis van de muziekgeschiedenis en -literatuur en kan die in een bredere cultuurhistorische en maatschappelijke context plaatsen. Hij/zij kent de belangrijke werken uit de muziekliteratuur inzonderheid deze met betrekking tot zijn discipline.
Competentie 4:
stijlbegrip en -kennis
Startniveau afgestudeerde: De student heeft een grondige kennis van de uitvoeringspraktijk en stijlontwikkeling. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft een grondige kennis van de stijlkenmerken van alle historische stromingen en heeft een stilistisch inzicht verworven aangaande de esthetische beschouwingen en studie van de muzikale tradities en stijlkenmerken. Hij/zij is bekwaam om deze kennis in de praktijk – beluisteren, lezen, analyse, uitvoeren, bespreken, … van een partituur – verantwoord aan te wenden en toe te passen.
Competentie 5:
eigen muzikaal inzicht en interpretatie
Startniveau afgestudeerde: De student is in staat een muziekwerk uit te voeren/analyseren conform de stilistische vereisten die het werk stelt en is bekwaam om een persoonlijke visie in te brengen. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student getuigt van een muzikale maturiteit met betrekking tot de diverse deelgebieden van zijn/haar discipline. Hij/zij is in staat om een persoonlijke, stilistisch verantwoorde, visie te ontwikkelen en/of te realiseren.
Competentie 6:
creativiteit en expressie
Startniveau afgestudeerde: De student beschikt over een ruim muzikaal voorstellings- en inlevingsvermogen en weet zijn creatieve expressiviteit maximaal te benutten. Zijn optreden getuigt van een professionele, communicatieve en artistieke uitstraling. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft creatieve vaardigheden zoals verbeeldingskracht, fantasie, inventiviteit, … aangescherpt en weet deze optimaal aan te wenden enerzijds voor zichzelf bij de studie – tijdens het proces van assimilatie, instuderen, verwerken, … – anderzijds naar een publiek toe.
Competentie 7:
fysische/psychische vaardigheden
Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft zich toegelegd op de training van enkele specifieke fysische/psychische vaardigheden zoals geheugentraining, nastreven van een exact auditief waarnemingsvermogen, van een specifieke motorische beheersing, van een nauwkeurig coördinatievermogen van bewegingen, van een vlot assimilatievermogen, enz.
Competentie 8:
podiumvaardigheden
Korte toelichting: Voor de musicus wiens muzikale loopbaan zich vooral op het podium zal afspelen zijn een aantal podiumvaardigheden onontbeerlijk. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft gewerkt aan een fysische en mentale conditie met als belangrijkste doelgebieden paraatheid, alertheid, reactievermogen, concentratievermogen, … hij heeft daarnaast tevens een fysische en mentale weerstand opgebouwd tegen stress en tegen faalangst. Naast een muzikaal-technisch hoogstaande professionele ‘performance’ getuigt daarenboven zijn artistieke uitstraling op het podium van een beheersing van het belang van zowel een communicatieve als emotionele interactie met het publiek en heeft hij/zij de capaciteiten om de overdracht van zijn/haar muzikale expressie waar te maken.
Competentie 9:
persoonlijkheidsontwikkeling
Startniveau afgestudeerde: De student heeft gewerkt aan een maximale ontwikkeling en inzicht van zijn artistieke persoonlijkheid, visie en uitdrukkingsvermogen en heeft zich de attitude eigen gemaakt om deze zelfontwikkeling verder te exploreren. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student geeft blijk van de nodige zelfkennis, zelfdiscipline, doorzettingsvermogen en relativiteitszin. Hij/zij heeft een kwaliteitsbewustzijn, een professionele artisticiteit en een artistieke integriteit en beschikt over het vermogen tot ontwikkelen en realiseren van een persoonlijke visie. Bovendien heeft hij/zij de bereidheid ontwikkeld de grenzen van het eigen kunnen te verleggen in een streven naar vervolmaking.
Competentie 10:
kritisch vermogen en zelfreflectie
Startniveau afgestudeerde: De student is in staat autonome artistieke keuzes te maken en kan eigen werk inschatten en beoordelen. Hij/zij beschikt over een kritische en zoekende attitude en over een zelfreflectief vermogen. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: Om zijn virtuoze beheersing te behouden heeft de student zich de ingesteldheid eigen gemaakt om voortdurend zelfkritisch te denken en handelen. Hij/zij is zich bewust dat zelfstudie voor de professionele musicus een dagelijks opdracht is, levenslang.
Competentie 11:
musiceren in groep
Startniveau afgestudeerde: De student beschikt over de professionele bekwaamheden en de nodige communicatieve en flexibele vaardigheden om te kunnen werken en presteren in teamverband. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: Zijn ingesteldheid is er een van engagement en bereidheid tot constructieve samenwerking. Zowel zin voor stiptheid, verantwoordelijkheidszin, communicatief vermogen en daarnaast een soepel aanpassingsvermogen zijn verworven.
Competentie 12:
maatschappelijke en/of organisatorische vaardigheden
Startniveau afgestudeerde: De student beschikt over de nodige communicatieve vaardigheden om sociaal te kunnen functioneren in de maatschappij. Hij/zij is in staat om complexe opdrachten in verband met muziekevenementen te organiseren. Prestatie-indicatoren/Succescriteria:
De student is een sociaalbewust iemand, met respect en tact, collegiaal denkend en voelend en integreert zich met een positieve ingesteldheid in de maatschappij en in zijn beroepsomgeving in het bijzonder. De student heeft de nodige organisatorische basisbekwaamheden ontwikkeld. Zowel voor de organisatie van zijn persoonlijk agenda – concerten, repetitieschema’s, zelfstudie, … – als voor het functioneren in de beroepsomgeving heeft hij/zij een essentieel vermogen ontplooid tot plannen, programmeren, coördineren, enz. Hij/zij kan voldoende leiding geven met betrekking tot planning, samenstellen van een programmatie, leggen van contacten i.v.m. concerten en public-relations, …
Competentie 13: muziekleven
bewustzijn van de materiële aspecten en de eigen plaats binnen het actueel
Startniveau afgestudeerde: De student is voorbereid om zich als professioneel musicus te bewegen in zowel de nationale als internationale muziekwereld. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft een ruime achtergrondkennis aangaande de materiële aspecten van het eigen instrument zoals onderhoud, herstelling, instrumentenbouw/-bouwers en kent in verband hiermee de markt. Hij/zij kent voldoende alle facetten van de muziekwereld (concertverenigingen, muziekorganisaties, wedstrijden, orkesten/ensembles, uitgevers, muziekwinkels, onderwijsinstellingen,… ) en heeft een brede visie op het nationaal en internationaal muziekleven.
Competentie 14:
didactische bekwaamheid
Startniveau afgestudeerde: De student heeft de nodige bekwaamheid om te functioneren als onderwijzend musicus. Prestatie-indicatoren/Succescriteria: De student heeft kennis en inzicht verworven in onderwijs en muziekonderwijs in het bijzonder. Hij/zij kan de beginselen van de algemene psychologie alsook van de ontwikkelingsen leerpsychologie, begrijpen en toepassen. Hij/zij heeft kennis van de methodiek en didactiek in het algemeen en in het bijzonder van het eigen vakdomein.