Opleidingsprofiel Opleidingsprofiel voor de opleiding tot Bachelor in sociaal werk datum: 10 mei 2006 versie: 2006-2007 brondocumenten: • VVSH-Overleg Opleidingen Maatschappelijk Assistent, Leren en werken als maatschappelijk assistent, Leuven: Garant, 2001 • Beroepscompetenties Bachelor in sociaal werk, Erasmushogeschool, Brussel, 2006 aanvangsprofiel en begincompetenties: Afgestudeerde secundair onderwijs
1. Omschrijving van het beroepenveld Het werkveld van de afgestudeerde Algemeen Maatschappelijk assistenten verlenen professionele diensten om het persoonlijk, interpersoonlijk en maatschappelijk functioneren van mensen te bevorderen en om belemmeringen die daarbij optreden op te heffen. Door de multifunctionaliteit van het beroep, hebben zich diverse opties ontwikkeld. De focus van de optie maatschappelijke advisering is het opleiden van werkkrachten die sociaal-juridische dienstverlening vanuit sociale organisaties kunnen leiden. Sociaal-cultureel werkers worden gevormd om in het brede sociaal-culturele veld educatieve programma's, culturele activiteiten en processen van matschappelijk activering te organiseren en begeleiden. De kern van de optie algemeen maatschappelijk werk omvat de dienstverlening aan en psychosociale begeleiding van mensen en/groepen. Het werkveld van de maatschappelijk assistent is ruim en beslaat de gehele sociale kaart. Wat de optie maatschappelijk werk betreft: Centra voor Algemeen Maatschappelijk Werk (CAW) en Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW); Ziekenhuizen en psychiatrische instellingen; Scholen en centra voor leerlingenbegeleiding; Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg; Instellingen voor gehandicapten; Bijzondere jeugdbijstand; Justitiehuizen en gevangenissen. Wat de optie sociaal-cultureel werk betreft: Verenigingen voor vormingswerk met volwassenen; culturele centra; culturele raden; jeugdcentra en -clubs; vormings- en cultuurdiensten van sociale organisaties, jeugdverenigingen; in instellingen die de klemtoon leggen op bepaalde problemen zoals vredesproblematiek en samenwerking derde wereld; instellingen die zich richten tot bepaalde bevolkingsgroepen en buurten zoals migranten, volwassenen, enz. Wat de optie maatschappelijke advisering betreft: De vakbond; mutualiteit; kinderbijslagfondsen; vakantiefondsen; sociale fondsen; sociaaljuridische diensten van grote organisaties; bepaalde overheidsdiensten zoals RVA en VDAB.
2. Opleidingsprofiel 2.1 Algemene competenties en concepten Competentie: Denk en redeneervaardigheid - kritische reflectie Werkomschrijving Analytisch en synthetisch omgaan met problemen binnen een praktijksituatie. Een praktisch probleem kritisch duiden in zijn verbanden. Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar bijkomende, relevante informatie. Kritisch afwegen van informatie en informatiebronnen. Meningen uiten en zicht hebben op de consequenties ervan, op basis van een kritische afweging van relevante criteria. Synthetisch denken slaat hier op de capaciteit om de geanalyseerde informatie af te wegen en op grond daarvan tot een synthese of oordeel te komen. Dit oordeel vloeit niet automatisch voort uit de data, maar vergt een interpretatiemoment. Startniveau afgestudeerde Kan zelfstandig werken, kritisch en efficiënt analyseren en synthetiseren in functie van praktische problemen. Prestatie-indicatoren • Ziet de essentie van het probleem (verzamelt informatie over de achtergrond van de oorzaken; maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; omschrijft duidelijk de kern van het probleem; verwerft een algemeen inzicht in de problematiek; gaat systematisch tewerk in het analyseren van een probleem) • Legt verbanden en ziet oorzaken (benadert een probleem vanuit verschillende gezichtspunten; benoemt de oorzaken van problemen die zich voordoen; legt kritische verbanden tussen verschillende soorten informatie; detecteert onderliggende problemen; integreert nieuw gevonden informatie met bestaande informatie) • Formuleert hypothesen: trekt logische conclusies op basis van de beschikbare gegevens (formuleert hypothesen voor problemen waarover onvoldoende informatie beschikbaar is; betoont een gezond-kritische ingesteldheid; weegt alternatieven tegenover elkaar af; redeneert logisch, ziet voor de praktijk de voor de handliggende effecten van acties) • Neemt standpunten in en overziet de verdergaande consequenties daarvan (komt tot ene gefundeerd oordeel rekening houdend met consequenties; betrekt mogelijke neveneffecten of consequenties van standpunten in zijn/haar overwegingen; motiveert en beargumenteert het eigen oordeel of de beslissing; neemt ten aanzien van problemen of situaties een persoonlijk standpunt in) Competentie: Verwerven en verwerken van informatie Werkomschrijving In functie van de beroepspraktijk efficiënt informatie kunnen opsporen vanuit de diversiteit van huidige beschikbare bronnen. Verworven informatie adequaat verwerken en ter beschikking kunnen stellen van belanghebbenden in de beroepspraktijk. Startniveau afgestudeerde Informatievaardige bronnen kunnen raadplegen en zoekresultaten gebruiksvriendelijk kunnen aanbieden aan medewerkers en/of derden. Prestatie-indicatoren • Verzamelt efficiënt informatie (Kan deskundig informatiebronnen raadplegen; weet relevante informatie te onderscheiden van bijkomstige.) • Verwerkt doelmatige informatie (Kan relevante informatie gestructureerd en gebruiksvriendelijk ter beschikking stellen van medewerkers/opdrachtgever/doelgroep). • Levert een bijdrage voor het informatiemanagement van de organisatie waarin men werkzaam is (Informeert andere maximaal)
2
Competentie: Ingesteldheid tot levenslang leren Werkomschrijving Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de dienst/afdeling, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen. Startniveau afgestudeerde Is bereid om 'bij te leren' en zich blijvend te ontwikkelen. Prestatie-indicatoren • Toont zich leer- en aanpassingsbereid met betrekking tot de eigen functie en situatie (Is gemotiveerd om nieuwe kennis te verwerken; is bereid om nieuwe methodes aan te leren; past nieuwe afspraken over de uitvoering van de eigen taak meteen toe in de praktijk; vraagt om uitleg en toelichting wanneer iets niet duidelijk is; geeft aan waar zich problemen in de taak voordoen en denkt mee over oplossingen) • Ontwikkelt zich binnen de eigen functie, en werkt actief mee aan het verbeteren van de uitvoering van taken (werkt zich in, in nieuwe materies die relevant zijn voor de eigen taak; informeert zich over nieuwe evoluties met betrekking tot de eigen functie; gaat na hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen in de eigen functie kunnen ingezet worden; zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het takenpakket te verbeteren en werkt dit verder uit tot concrete voorstellen) • Leert over andere vakgebieden, methodes, technieken en werkt actief mee aan het verbeteren van de werking van de dienst (heeft belangstelling voor aanverwante onderwerpen om zijn/haar kennis te verruimen; benut informatie afkomstig uit andere vakgebieden om de eigen aanpak en werking te optimaliseren; zoekt actief naar mogelijke verbeteringen die de eigen functie en het eigen takenpakket overstijgen) Competentie: burgerschap en tolerantie Werkomschrijving Burgerschap verwijst naar de mogelijkheid van eenieder om volwaardig deel te nemen aan alle aspecten van de samenleving. Dit impliceert begrippen zoals betrokkenheid, educatie, participatie, solidariteit, sociale cohesie, burgerzin en integratie. In de huidige gediversifieerde samenleving speelt tolerantie hierbij een grote rol. Enerzijds bevestigt tolerantie het recht op verschil en beklemtoont ze wat individuen echt individualiseert, anderzijds vecht tolerantie tegen al wat het individu isoleert, tegen al wat solidariteit versplintert en wat het individu dwingt op zichzelf terug te vallen. Startniveau afgestudeerde De afgestudeerde heeft inzicht in het functioneren van de moderne samenleving. Hij accepteert het concept van de democratische rechtstaat die aan alle burgers gelijke rechten toekent en gelijke plichten oplegt. Hij kent z'n persoonlijk waarde - en normenkader en zorgt ervoor dat dit niet in de weg staat van de ontmoeting met andere individuen. De afgestudeerde kan functioneren in een sociaal en cultureel gediversifieerde context en ziet verschillen veeleer als verrijking dan als bedreiging. Hij sluit anderen niet uit op basis van hun "anders zijn". Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Aanvaardt de moderne, democratische rechtsstaat (Heeft inzicht in de dynamiek en beginselen van de rechtsstaat; Accepteert de moderne, sociaal en cultureel gediversifieerde realiteit; Denkt en handelt vanuit een emancipatorisch perspectief; Vertoont interesse in het politiek, sociaal-economisch gebeuren) • Relativeert en twijfelt aan waarheidsaanspraken (Bekijkt problemen vanuit verschillende invalshoeken; Plaatst ze in hun context (geen absolute oordelen op basis van een bepaalde moraliteit; Houdt rekening met diverse aspecten van een problematiek om tot oplossingen te komen; Lost problemen op basis van praktische, haalbare objectieven op, niet op basis van dogma's; Stelt vragen naar het waarom der dingen) • Nuanceert eigen standpunt en dat van anderen (Denkt na over eigen standpunten en die van anderen. Hij beoordeelt ze hoofdzakelijk op basis van hun draagkracht om met verschillen om te gaan.; Staat open voor discussie)
•
• •
Functioneert in van elkaar verschillende omgevingen = zgn. "interculturaliteit (Laat een veelheid aan stemmen aan het woord en voert een politiek van het bijzondere, de zgn. "identiteitspolitiek", waardoor marginale groepen een stem in het kapittel krijgen; Spreekt niet in naam van anderen, maar laat hen aan het woord (luisterbereidheid); Stelt zich open op en is bereid om te leren uit interculturele ontmoetingen; Kan omgaan met verscheidenheid in de uitoefening van zijn beroepspraktijk; Vertoont respect (Heeft inzicht in de mechanismen van uitsluiting en onderdrukking; Stelt zich niet discriminerend op, met respect voor de gelijkwaardigheid; Kan omgaan met ethische vragen en dilemma's in concrete beroepssituaties) Leerbereidheid, vermogen tot zelfreflectie en zelfsturing (Reflecteert op positiefkritische wijze over het eigen handelen; Evalueert het eigen handelen en formuleert leerpunten; Stuurt zichzelf bij op basis van feedback en nieuwe inzichten en vragen)
2.2 Algemene beroepsgerichte competenties • teamgericht kunnen werken • oplossingsgericht kunnen werken • zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk • toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën • het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk • methodisch kunnen handelen; • sociaal-ethisch kunnen reflecteren op het professioneel handelen • doelgericht en methodisch kunnen handelen 2.3 Beroepsspecifieke competenties Competentie: Vertalen van een hulpvraag in een methodisch model Werkomschrijving Individuen en/of groepen ondervinden diverse clustergebonden noden waarvoor zij oplossingen zoeken. Binnen een organisatorische context moeten maatschappelijk werkers in staat zijn een hulpvraag op een analytische wijze te diagnosticeren en te vertalen in een concrete oplossing volgens een geijkt hulpverleningsmodel. Startniveau afgestudeerde Kan eenvoudige hulpverleningssituaties vertalen naar een hulpverleningsmodel. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennis van methodieken • Kennis van dynamieken binnen organisaties • Ruime kennis van het hulpverleningsaanbod • Kunnen handelen binnen organisatiegebonden context (onderkennen invloed en gevolgen van eigen handelen op anderen en de organisatie, en vice versa) • Analytisch vermogen om complexe probleemsituaties te ordenen (goed onderscheid tussen hoofd -en bijzaken). • Oplossingsgericht kunnen werken • Empathisch kunnen handelen
4
Competentie: Gesprekstechnieken Werkomschrijving Gesprekken zijn de basisvorm waarmee de maatschappelijk werker met z'n cliënten omgaat. Hierdoor verwerft hij inzicht in de problematiek van individuen/groepen en reikt hij oplossingsmodellen aan. Startniveau afgestudeerde Kan in veelvoorkomende hulpverleningssituaties adequate gesprekstechnieken aanwenden. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennen van diverse gespreksmodellen • Kunnen rekening houden met waarden en normen van cliënten.Kunnen leiding geven aan een gesprek Kunnen opvangen van non-verbale communicatie (ingaan op reacties). • Need to know and nice to know (hoofd- van bijzaken kunnen onderscheiden - tonen belangrijke informatie op te nemen in gesprekken; relevante vragen stellen). • Sociaal en mondig zijn. • Empathisch zijn (het onderkennen van de gevoelens en behoeften van anderen). • Luisterbereidheid Competentie: Opstellen en beheren van een handelingsplan Werkomschrijving Om te komen tot een efficiënt en effectief oplossingskader moet de maatschappelijk werker zijn handelen en dat van zijn cliënt ordenen in een gefaseerd proces. Startniveau afgestudeerde Zelfstandig een handelingsproces kunnen opstellen en uitvoeren voor frequent voorkomende hulpverleningssituaties. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennis van methodieken • Kunnen opstellen, motiveren en uitvoeren van een handelingsplan • Heldere procesanalyses (PDCA) • Kunnen voeren van een hulpverleningsgesprek Competentie: Signalisatiefunctie Werkomschrijving Maatschappelijk werkers vervullen een eerstelijnsrol bij het detecteren van structurele sociale problemen die een eventueel overheidsingrijpen noodzakelijk maken. Dit veronderstelt een zo effectief en efficiënt mogelijke aanwending van kennis en middelen. Startniveau afgestudeerde De maatschappelijk werker kan veelvoorkomende individuele probleemsituaties plaatsen binnen een sociologisch kader en vervolgens vertalen naar structurele oplossingen. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Juiste basisinformatie leveren • Kunnen toepassen van menswetenschappelijke referentiekaders. • Politieke daden kunnen stellen. • Positief-kritische instelling
Competentie: samenwerken Werkomschrijving Succesvol maatschappelijk werk impliceert het gericht kunnen bespelen van de middelen en structuren van de eigen organisatie als van de organisaties binnen netwerkverbanden. Startniveau afgestudeerde Hij moet zich vlot kunnen integreren in een dienstverband en snel contacten kunnen leggen met externe partners. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Inzicht in sociale kaart • Kennis en inzicht in organisatiekunde • Contactvaardigheden • Mate waarin men meehelpt aan het werk van anderen (bijdrage aan een gezamenlijk resultaat) • Positief-kritische instelling Competentie: administratie en dossierbeheer Werkomschrijving Elk hulpverleningsproces is verweven met diverse administratieve handelingen die noodzakelijk zijn om diagnose en oplossing te omkaderen. Startniveau afgestudeerde De afgestudeerde moet de nodige kennis hebben om met diverse formulieren om te gaan; mogelijke problemen en knelpunten te rapporteren aan de bevoegde personen of organen. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennen van relevante procedures • Kennen en kunnen hanteren van diverse formulieren. • Getuigt van correct mondelinge en schriftelijk taalgebruik (ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen of mondeling communiceren) • Kunnen maken van een sociaal verslag • Kunnen omgaan met ambtelijke taal Competentie: preventief werken Werkomschrijving Probleemsituaties kunnen occasioneel zijn. Vaker zijn ze structureel verankerd, zowel op individueel als op maatschappelijk vlak. In dit verband hebben maatschappelijk werkers naast hun curatieve taak ook een preventieve functie, namelijk het voorkomen van individuele en/of collectieve probleemsituaties. Finaliteit is hierbij te komen tot structurele oplossingen. Startniveau afgestudeerde Maatschappelijk werkers moeten een eenvoudig preventief model kunnen hanteren. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennis van de preventiemethoden • Zich bewust zijn van de globale maatschappelijke context waarin schijnbaar persoonsgebonden problemen ontstaan. • Kunnen inschatten of preventie aan de orde is en welke gevolgen dit met zich meebrengt • In staat zijn hun publiek op een bevattelijke wijze inzicht te verschaffen in de behandelde problematiek • Hun toehoorders hiervoor gevoelig kunnen maken en tot nadenken hierover kunnen aanzetten • Hun gehoor kennis en eventueel vaardigheden aanreiken om de behandelde problematiek te ontwijken, te milderen of de gevolgen ervan in te perken
6
Competentie: leer- en studeervermogen Werkomschrijving In onze moderne samenleving worden omstandigheden almaar meer particulier: hulpvragen worden steeds meer verscheiden; settings evolueren. Dit vergt een zeker adaptatievermogen van de maatschappelijk werker om in diverse omgevingen doelgerichte maatregelen te kunnen uitwerken. Startniveau afgestudeerde Heeft voldoende kennis en flexibiliteit om zelfstandig op zoek te gaan naar oplossingen die geboden worden vanuit de organisatie waarbinnen men tewerkgesteld is. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Open leerhouding • Nieuwe informatie in zich opnemen en deze effectief toepassen • Zich kunnen aanpassen aan veranderde omgeving, taken, verantwoordelijkheden en mensen. Competentie zelfreflectie Werkomschrijving Maatschappelijk werkers moeten blijk geven van een open houding tegenover groepen en problemen. Zij moeten dus in staat zijn hun eigen waarden en normen te relativeren en opzij te schuiven. Vanzelfsprekend is dit maar mogelijk indien ze erin slagen zichzelf te kennen. Elke maatschappelijke werker dient zich af te vragen welke zijn / haar bijdrage is tot het invullen van de beroepsuitoefening. Dan krijg je pas een hoogst interessante en verrijkende blik op de eigen functie en op de meerwaarde die je voor de hulpverlening realiseert. Zelfreflectie is eveneens aangewezen om voor zichzelf haalbare doelstellingen te stellen die moeten leiden tot het gradueel verwerven van competenties. Startniveau afgestudeerde Is in staat een zicht te verwerven op eigen functioneren en aldus zijn kansen en mogelijkheden te zien om te functioneren binnen bepaalde instellingen en werkingen. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • sterkten en zwakten kunnen aangeven in zijn functioneren • een visie kunnen ontwikkelen (afstand nemen van de dagelijkse praktijk / zich een beeld kunnen vormen van de toekomst) Competentie: beheersen van organisatiestructuren- en dynamieken Werkomschrijving Het aansturen, ontwikkelen en motiveren van medewerkers zodat ze - voor eenvoudige opdrachten - hun doelstellingen en die van de organisatie en/of opdrachtgever op een correcte manier kunnen realiseren, zowel individueel als in teamverband. Startniveau afgestudeerde Bij eenvoudige opdrachten medewerkers en/of ondergeschikten doelgericht kunnen sturen. Prestatie-indicatoren / Succescriteria • Kennen leiderschapsstijlen en hun effecten • Overtuigingskracht tentoonspreiden (instemming verkrijgen van medewerkers) • Richting en sturing geven aan een individuele medewerker of een groep in het kader van hun taakvervulling • Feedback kunnen geven • Kunnen plannen en organiseren (bepalen doelen, prioriteiten en de benodigde middelen, tijd en acties hiertoe)