Opleidingsprofiel
Bachelor in de vroedkunde Beroep:
vroedvrouw
Studiegebied: Opleiding:
Gezondheidszorg bachelor in de vroedkunde
Raad Hoger Onderwijs/werkgroep Vroedkunde D/2008/6356/2 13 mei 2008
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
2
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Inhoud ................................................................................................................................ 3 Inleiding ............................................................................................................................. 5 Kerncompetentie 1 ........................................................................................................... 10 Kerncompetentie 2 ........................................................................................................... 22 Kerncompetentie 3 ........................................................................................................... 30 Kerncompetentie 4 ........................................................................................................... 36 Kerncompetentie 5 ........................................................................................................... 46 Kerncompetentie 6 ........................................................................................................... 51 Kerncompetentie 7 ........................................................................................................... 56 Kerncompetentie 8 ........................................................................................................... 61 Bijlage 1: leden van de werkgroep Vroedkunde ................................................................ 65 Bijlage 2: beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw.................................................... 66
3
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
4
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Inleidi ng 1
Situering
Dit opleidingsprofiel bachelor in de vroedkunde is een volledig nieuw opleidingsprofiel dat aansluit bij het beroepsprofiel dat de Federale Raad voor Vroedvrouwen in januari 2007 heeft goedgekeurd. Kort daarvoor was aan het KB nr. 78 van 10 november 1967 over de uitoefening van de gezondheidsberoepen een volwaardig hoofdstuk over de uitoefening van het beroep van vroedvrouw toegevoegd. Dat gebeurde met de wet van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid. Het nieuwe hoofdstuk van het KB nr. 78 omschrijft, in algemene termen, enerzijds de activiteiten van de vroedvrouw en anderzijds de voorwaarden om het beroep van vroedvrouw te kunnen uitoefenen en de beroepstitel te mogen dragen. Vroedvrouwen hebben onder meer enkele nieuwe bevoegdheden gekregen. Naar aanleiding van de wijzigingen in het KB nr. 78, werd ook het KB van 1 februari 1991, over de uitoefening van het beroep van vroedvrouw aangepast via het KB van 8 juni 2007 1. De Federale Raad voor de Vroedvrouwen stelde een geactualiseerd beroepsprofiel op, waarin de nieuwe bevoegdheden werden geïntegreerd. Dit werd op 23 januari 2007 definitief goedgekeurd. Minister Vandenbroucke vroeg op 5 maart 2007 aan de Vlor om een opleidingsprofiel op te maken, afgestemd op het nieuwe beroepsprofiel. Onder de auspiciën van de Raad Hoger Onderwijs stelde de werkgroep Vroedkunde een opleidingsprofiel op. Deze werkgroep werd achtereenvolgens voorgezeten door artsengynaecologen Marleen Temmerman en Petra De Sutter. Hij was samengesteld uit deskundigen uit de verschillende opleidingen bachelor in de vroedkunde, paritair samengesteld vanuit de verschillende associaties, en vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties (VLOV, UVV/NVKVV, NNBVV) 2. De samenstelling van de werkgroep wordt als bijlage 1 toegevoegd. De Raad Hoger Onderwijs bekrachtigde dit opleidingsprofiel in zijn vergadering van 13 mei 2008. Er waren 18 stemgerechtigde leden aanwezig.
2
Uitbreiding van de bevoegdheden van de vroedvrouw
Het KB nr 78 bevat voortaan dus een volwaardig hoofdstuk over de uitoefening van het beroep van vroedvrouw. Artikel 21octiesdecies bekrachtigt en verduidelijkt de bevoegdheden van de vroedvrouw en legt duidelijk vast welke taken zij autonoom kan uitvoeren en welke taken zij onder de verantwoordelijkheid van de arts moet uitvoeren. Daarnaast worden de bevoegdheden van de vroedvrouw uitgebreid. Onder bepaalde voorwaarden en nadat de nodige uitvoeringsbesluiten genomen zijn, zullen de vroedvrouwen bovendien bepaalde geneesmiddelen kunnen voorschrijven. Na de basisopleiding en eveneens nadat de nodige uitvoeringsbesluiten genomen zijn, zal het voor de vroedvrouw bovendien mogelijk zijn om 1
2
Koninklijk besluit van 8 juni 2007 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen (VLOV), Unie van Vlaamse vroedvrouwen (UVV), Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen (NVKVV), Nationale Neutrale Beroepsorganisatie voor Vlaamse verpleegkundigen en vroedvrouwen (NNBVV).
5
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
bekkenbodemreëducatie en functionele (geen morfologische) echografieën uit te voeren. De Vlor-werkgroep paste zijn timing aan zodat hij de ontwerpadviezen van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen over deze drie nieuwe bevoegdheden kon inkijken. Met deze adviezen heeft hij impliciet rekening gehouden bij de opstelling van het opleidingsprofiel. Hetzelfde geldt voor het ontwerpadvies van de Academie voor Geneeskunde over de lijst van geneesmiddelen die vroedvrouwen kunnen voorschrijven.
3
De opleiding bachelor in de vroedkunde
3.1
Algemeen
De opleiding bachelor in de vroedkunde is een professioneel gerichte bacheloropleiding die behoort tot het studiedomein Gezondheidszorg. Er worden geen afstudeerrichtingen georganiseerd. Na het beëindigen van de opleiding, behaalt de afgestudeerde de beroepstitel van “vroedvrouw”. Na het volgen van een schakelprogramma, heeft de bachelor in de vroedkunde toegang tot de master in de verpleegkunde en in de vroedkunde. Naast de voorwaarden om als houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw erkend te worden, bepaalt het gewijzigde KB nr 78 ook dat de vroedvrouw een permanente vorming moet volgen om deze titel te behouden. Dit wordt gespecificeerd in het KB van 8 juni 2007 dat het KB van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw wijzigt. 3.2
Opleidingenaanbod
Er worden in Vlaanderen 11 opleidingen bachelor in de vroedkunde aangeboden aan de volgende instellingen: Arteveldehogeschool, Erasmushogeschool Brussel, Hogeschool Antwerpen, Karel de Grote-Hogeschool, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen, Provinciale Hogeschool Limburg. In het academiejaar 2006-2007 waren 1361 studenten ingeschreven met een diplomacontract3. 3.3
Verhouding praktijk/theorie
De praktijkcomponent van de opleiding volgt Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (7 september 2005) betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. 3.4
Niveau van de opleiding
De opleiding bachelor in de vroedkunde moet als professionele bacheloropleiding beantwoorden aan de bepaling van de kwaliteits- en niveauvereisten van de bachelorgraad in het hoger professioneel onderwijs (Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, 4 april 2003, art. 58 §2, 1°) 4:
3
Statistisch jaarboek 2006-2007: http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/20062007/jb0607/default.htm Deze kwaliteits - en niveauvereisten zijn gebaseerd op de Dublindescriptoren (2004). Deze descriptoren beschrijven het niveau van kennis en competenties dat afgestudeerden zouden moeten bereiken, teneinde zo
4
6
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
a) het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; b) het beheersen van de algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; c) het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar; In de Europese kwalificatiestructuur, correspondeert de professionele bachelor met niveau 6. De voor niveau 6 relevante leerresultaten zijn 5:
4
-
Kennis: gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert;
-
Vaardigheden: gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk- of studiegebied op te lossen;
-
Competentie6: Managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of projecten; de verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen. De verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen.
Het beroepsprofiel opgesteld door de Federale Raad voor de Vroedvrouwen
Het geactualiseerde beroepsprofiel dat door de Federale Raad voor de Vroedvrouwen heeft uitgebracht, integreert de nieuwe bevoegdheden die het KB nr 78 aan de vroedvrouwen toekent. Het stelt dat deze nieuwe bevoegdheden moeten worden onderbouwd door een grondig fysiologisch inzicht, een gerichte kennis van de vooruitstrevende technologieën op het vlak van verloskunde en neonatologie en uiteraard ook van de essentiële psychosociale elementen voor de erkenning van de eigen kennis en kunde van de vrouw om haar zwangerschap, haar arbeid, haar baring en de opvang van haar pasgeborene in de grootst mogelijke veiligheid tot een goed einde te brengen (p. 3). Het beroepsprofiel bevat ook een overzicht van alle wettelijke bepalingen die het beroep van de vroedvrouw reglementeren.
5 6
de vergelijkbaarheid van de opleidingen en graden en dus ook de mobiliteit van studenten en afgestudeerden te kunnen verhogen. Aanbeveling van het Europees parlement en van de raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren. 2006/0163 "Competentie" is het bewezen vermogen om kennis, vaardigheden en persoonlijke, sociale, interculturele en/of methodologis che capaciteiten te gebruiken bij werk of studie en voor professionele en persoonlijke ontwikkeling. In het kader van het Europees kwalificatiekader wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven. (Aanbeveling van het Europees parlement en van de raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren. 2006/0163, bijlage 1, p.2)
7
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
5
De vertaalslag van het beroepsprofiel naar het beroepsgericht opleidingsprofiel
Er werd gekozen om een volledig nieuw opleidingsprofiel te ontwerpen en niet te vertrekken van voorgaande opleidingsprofielen. Op die manier komt een opleidingsprofiel tot stand dat aansluit bij de nieuwe visie op het beroep van vroedvrouw. Een visie die ook aan de basis ligt van het nieuwe beroepsprofiel. Dit opleidingsprofiel werd volledig afgestemd op het beroepsprofiel dat de Federale Raad voor de Vroedvrouwen heeft opgesteld en op 23 januari 2007 bekrachtigd (NVRV/2006/ADVIES1). Het wordt als bijlage 2 bijgevoegd. Het beroepsprofiel identificeert 8 kerncompetenties van de vroedvrouw. Deze kerncompetenties worden in dit opleidingsprofiel gespecificeerd als “onderliggende competenties”. Het opleidingsprofiel is een getrouwe vertaling van het geactualiseerde beroepsprofiel. Er werd aan de omschrijving/formulering van de kerncompetenties en onderliggende competenties uit het beroepsprofiel niets veranderd. Sommige onderliggende competenties werden wel geclusterd. Hier en daar werd een herschikking doorgevoerd. Kerncompetentie 1 werd als de basiscompetentie beschouwd. Deze kerncompetentie werd zo gedetailleerd mogelijk beschreven in het opleidingsprofiel. Op die manier kon in de beschrijving van de andere kerncompetenties systematisch naar kerncompetentie 1 verwezen worden. Indien componenten beter bij een andere competentie van het beroepsprofiel aansloten, werden ze daarnaar verschoven. Alle componenten van het pathologische geboorteproces worden vermeld in kerncompetentie 2 en niet aangeraakt in kerncompetentie 1. Per competentie uit het beroepsprofiel werd nagegaan welke kennis, vaardigheden en attitudes hiervoor nodig zijn en dus in de opleiding vervat moeten worden. Er werd gekozen om de attitudes als een geheel te beschouwen. Ze worden opgelijst in kerncompetentie 1. In de beschrijving van de volgende kerncompetenties wordt hiernaar verwezen. Er werd niet gekozen voor een aanpassing van de attitudes per kerncompetentie omdat de vroedvrouw deze attitudes moet bezitten tijdens het uitoefenen van elke kerncompetentie/haar beroep. Competenties worden beschouwd als een geheel van kennis, vaardigheden en attitudes. In het opleidingsprofiel zijn al te gedetailleerde opsommingen vermeden. Het opleidingsprofiel is multidimensionaal. Het moet als een geheel beschouwd worden. Kerncompetenties staan niet op zichzelf, ze moeten als verweven beschouwd worden.
8
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
9
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 1 De vroedvrouw begeleidt en bewaakt autonoom en globaal de gezonde vrouwen vanaf de bevruchting, vóór, tijdens en na de geboorte en de pasgeborenen. Zij bevordert ook de integratie van het gezin.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
verloskundige raadpleging ruimte voor gezondheidspromotie bevallingskwartier kraamafdeling
Extramuraal -
10
verloskundige raadpleging in eigen consultatieruimte verloskundige raadpleging aan huis bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra expertisecentra
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen maatschappelijke assistenten diëtisten kraamverzorgenden psychologen Omstandigheidsfactoren
Tijd De bevoegdheid van de vroedvrouw in deze competentie bestaat vanaf de conceptie tot en met 1 jaar na de bevalling. Situatie Fysiologie met risicoselectie.
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert autonoom met beslissingsrecht in relatie tot de Gezondheidswet (cf. KB nr. 787) en het beroepsprofiel 8.
7
Koninklijk Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. 10 november 1967 (laatste wijziging 1 maart 2007)
8
Federale Raad voor de Vroedvrouwen, Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw, 23 januari 2007, NRVR/2006/Advies 1
11
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude
Indeling volgens Huygens, L. Aspecten rond beroepsattituden. Vrije Universiteit Brussel. bewustzijn en inzicht in het effect van eigen emoties, normen, waarden en vooroordelen op het beroepsmatig handelen
een empathische beroepshouding
voorwaarden scheppen, waaronder patiënten/cliënten hun integriteit kunnen handhaven en het recht op zelfbeschikking kunnen uitoefenen
zich een deskundig oordeel vormen, gekenmerkt door kennis, zorgvuldigheid, realisme en bescheidenheid; dit wil zeggen: de grenzen van de eigen medische competentie kennen
bereidheid tot toetsing en bijsturing van eigen gedrag met betrekking tot professionele en ethische normen
doorzettingsvermogen
contactbereidheid
betrouwbaarheid
assertiviteit
reflectievermogen
stressbestendigheid
empathie
eerlijkheid
kordaatheid
leergierigheid
zelfkennis
geduld
openheid
zelfzekerheid
professioneel zelfbewustzijn
geruststellend vermogen
relativeringsvermogen
besluitvaardigheid
motiverend vermogen
flexibiliteit
beslissingsvermogen
integriteit
zelfstandig handelen
loyaliteit
creativiteit
objectiviteit
resultaatgerichtheid
correctheid
effectiviteit
respect
accuraatheid
tolerantie
efficiëntie
voorbeeldfunctie
duidelijkheid organisatievermogen
12
initiatief nemen milieubewustzijn samenwerkingszin integratie in team verantwoordelijkheidszin veiligheidsbewustzijn wetenschappelijke ingesteldheid kritische ingesteldheid
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1 9: benadert de vrouw, haar gezin en omgeving op een geïndividualiseerde wijze
Kennis van: - diversiteit met betrekking tot opvattingen over fertiliteit, seksualiteit, zwangerschap, baring en postpartum; - de psychologische veranderingen van de vrouw tijdens zwangerschap, arbeid en postpartum; - de psychosociale aspecten van de normale zwangerschap, baring en postpartum op het vlak van ouderschapsbeleving en partnerrelatie; - de veranderingen in de levenswijze van de vrouw en haar omgeving; - de beleving van de partner en de omgeving en de invloed op het ongeboren kind;
9
Vaardigheden: - de cliënt kunnen begeleiden en ondersteunen bij de aanpassing in levenswijze die een normale zwangerschap, bevalling en postnatale periode met zich kan meebrengen; - de psychische zorgvraag kunnen inschatten en er adequaat op kunnen inspelen; - een open en respectvolle verbale en non-verbale professionele relatie aangaan; - tonen dat je aandacht geeft; - vanuit een empathische grondhouding actief luisteren en gepast feedback geven;
De cijfers bij de onderliggende competenties zijn de nummers van deze competenties in het beroepsprofiel
13
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- de veranderende beleving bij de zwangere vrouw en haar partner naarmate de zwangerschap vordert; - het verschil tussen de impact van een eerste en volgende zwangerschap(en), op de partners; - de voorwaarden voor een adequate en individuele begeleiding van een normaal geboorteproces; - principes van communicatie.
- onbevooroordeeld luisteren naar het verhaal van de vrouw, het koppel; - respect tonen voor de eigenheid van de cliënt; - een begeleidend gesprek voeren; - adviezen geven; - voorlichting geven; - instructies geven; - mogelijkheden bieden om vragen te stellen en deze correct beantwoorden; - sociale vaardigheden mbt moeder, partner, kind en omgeving; - relationele en communicatieve vaardigheden.
Onderliggende competentie 2: evalueert elke situatie autonoom (= diagnoses, zie 5): bewaakt de normale zwangerschap, de normale baring en het normale postpartum (= ondersteunt fysiologische evolutie, zie 4) en leidt zelfstandig de bevalling Onderliggende competentie 5: stelt diagnosen op basis van haar professionele kennis, haar zintuiglijke bekwaamheid, haar analytisch vermogen en haar ervaring. Zij houdt rekening met de medisch-technische vereisten, anticipeert en reageert adequaat Onderliggende competentie 8: begeleidt de ouders en het gezin tijdens de kraamperiode, rekening houdend met de veranderde omgeving, en bevordert de relatie tussen moeder, kind, en vader
Kennis van:
Vaardigheden:
- de anatomie en fysiologie van de mens;
- waarnemen en observeren;
- de normale menselijke voortplanting;
- anamnesegesprek voeren met invullen van een anamneselijst;
- de mogelijke problemen tijdens zwangerschap, baring en postpartum; (zie beschrijving kerncompetentie 2)
- gegevens verzamelen en situaties inschatten;
- voedings- en dieetkunde; - basiskennis farmacologie; (zie onderliggende competentie 13) - principes van hygiëne en steriliteit;
14
- schriftelijk en mondeling rapporteren; - de cliënt begeleiden; - risicoselectie; - reflecteren op en bijsturen van eigen handelen;
- de verloskundige diagnostiek: • de mogelijke, aangewezen en meest gebruikte biotechnische en biochemische onderzoeken tijdens zwangerschap, baring en postpartum
- principes van steriliteit en (hand)hygiëne toepassen; - toepasselijke geneesmiddelen toedienen (per os, rectaal, IM, en SC); - bloed afnemen.
• indicatie, doelstellingen en interpretatie van diagnostische tests - principes van observatie en observatietechnieken; - psychische processen als waarneming, observatie, interpretatie; - de taak van de vroedvrouw, huisarts en gynaecoloog binnen de medische begeleiding van de zwangerschap, baring en postpartum inclusief de toevertrouwde geneeskundige handelingen Leiden van een normale zwangerschap
Leiden van een normale zwangerschap
- de diagnose van een normaal verlopende zwangerschap;
- zwangerschap vaststellen;
- de systematiek van het klinisch verloskundig onderzoek tijdens de prenatale controles;
- klinisch verloskundig onderzoek uitvoeren:
- de vitale, fysische en verloskundige parameters; - een normaal hartritme van het ongeboren kind; - de delen van het baringskanaal; - de kenmerken van de foetale schedel.
• inspectie van de zwangere; • abdominale palpatie uitvoeren en beoordelen; • vaginaal onderzoek op indicatie uitvoeren en beoordelen; - opnemen en beoordelen van vitale, fysische en verloskundige parameters; - beluisteren, registreren en beoordelen van foetale harttonen; - bekkenevaluatie (zie onderliggende competentie 11); - de voedingstoestand van een zwangere evalueren.
Leiden van een normale arbeid - de anatomie en het functioneren van de bekkenbodem, de wisselwerking van bekkendynamiek en houding op de baring; - soorten contracties;
Leiden van een normale arbeid - opnamegesprek; - opnameonderzoek; • vitale parameters afnemen en beoordelen; • abdominale palpatie uitvoeren en beoordelen;
15
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- ligging, houding, plaatsing, stand van foetus en invloed op de progressie van de baring;
• auscultatie van de foetale harttonen; • oedeemvorming opsporen en beoordelen;
- het baringsmechanisme, fasen van de baring, fysiologie van verloop van de baring doorheen de verschillende fasen;
• inwendig onderzoek op indicatie uitvoeren en beoordelen; • urine onderzoeken aan de hand van stick;
- beïnvloedende factoren op het fysiologische verloop van de baring;
• algemeen en klinisch verloskundig onderzoek;
- verschillende relaxatietechnieken.
- het begin van de arbeid diagnosticeren; - de uteruscontractiliteit bepalen en beoordelen; -
een partogram invullen, interpreteren en opvolgen;
- een cardiotocografietoestel aanleggen, interpreteren en opvolgen; - een onderscheid maken tussen al dan niet gebroken vliezen en tussen normaal en abnormaal vruchtwaterverlies; - interpretatie diagnostische resultaten; - een onderscheid maken tussen normaal en abnormaal bloedverlies; - relaxatietechnieken toepassen. Leiden van een normale partus
Leiden van een normale partus
- lokale anesthaetica;
- amniotomie;
- soorten rupturen en soorten episiotomie;
- de uteruscontractiliteit bepalen en beoordelen;
- observatiepunten van de placenta;
- een onderscheid maken tussen normaal en abnormaal bloedverlies;
- de voorbereiding, de begeleiding en de nazorg bij de partus.
- scheren van perineum; - tijdens de baring de toestand van het perineum beoordelen - een anesthaeticum inspuiten ter hoogte van het perineum en de werking ervan beoordelen; - een episiotomie plaatsen; - de juiste handelingen verrichten om het kind te laten geboren worden; - het kind afnavelen;
16
- handgrepen ter controle van de losmaking van de placenta en handgrepen voor de geboorte van de placenta uitvoeren; - bloed afnemen uit de navelstreng; - placentaonderzoek uitvoeren; - het perineum controleren; - een episiotomie en rupturen met intacte aarssfincter hechten. Leiden van een normaal postpartum
Leiden van een normaal postpartum
- de fysiologie van het postpartum;
- een zorgenplan opstellen;
- de psychologie van de kraamvrouw:
- postnatale observatie en controle van de kraamvrouw tijdens de gehele kraamperiode (vitale, fysische en verloskundige parameters);
• de mechanismen van de ouder-kindbinding; • babyblues en begeleiding; • inzicht in veranderende situatie voor ouders; • psychosomatiek en somatopsychologie waarmee kraamvrouw en omgeving worden geconfronteerd; • doorverwijzen; - de taak van de vroedvrouw in de begeleiding van de kraamvrouw, partner, gezin en omgeving tijdens het normale postpartum; - taak van de vroedvrouw om door middel van informatie de zelfzorg te stimuleren; - voeding van de pasgeborene: • de tien vuistregels en de fysiologie van borstvoeding;
- hechtingen verwijderen; - hygiënische zorgen aan kraamvrouw en pasgeborene; - sociale vaardigheden bij moeder, partner, kind en omgeving; - de veiligheid van moeder en kind bewaken; - communicatie: juiste informatie verstrekken aan de ouders en omgeving over de (verzorging van de) pasgeborene en zuigeling; - observatie van de pasgeborene; - observatie en hulp bij borstvoeding (inclusief melk afkolven); - kunstvoeding klaarmaken en toedienen; - voorbereiden op ontslag en transfer naar huis; - zelfzorg stimuleren.
• samenstelling van kunstvoeding.
17
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Onderliggende competentie 3: beveiligt het leven van het ongeboren en het pasgeboren kind Onderliggende competentie 9: komt tegemoet aan de natuurlijke verwachtingen en de behoeften van het pasgeboren kind
Kennis van: - genetica;
Vaardigheden: - opvang van de pasgeborene:
- anatomie en fysiologie van embryo, foetus, pasgeborene;
• aspiratie van de pasgeborene;
- belangrijke observatiepunten bij de pasgeborene;
• de APGAR-score bepalen op 1, 5 en 10 minuten;
- bloedafname bij de pasgeborene: indicaties, risico’s, technieken;
• de navelklem plaatsen;
- de hygiënische zorgen aan de gezonde neonatus/zuigeling;
• het eerste onderzoek van de pasgeborene;
- de voeding van de pasgeborene;
• lengte, gewicht en schedelomtrek bepalen;
- de mogelijkheden om het comfort en de veiligheid van de pasgeborene/zuigeling te optimaliseren (bed, houding, babymassage, draagdoeken), preventie wiegendood.
• lichaamstemperatuur;
- de behoefte van de kraamvrouw aan informatie over haar baby; - de prenatale binding met het ongeboren kind; - ontwikkelingspsychologie; - de pre-, peri- en postnatale ontwikkeling van gedrag, perceptie, communicatie en motoriek bij de foetus en de neonatus;
• bloed afnemen; • oogindruppeling; - de hygiënische zorgen toedienen; - systematische observatie van de pasgeborene; - voeding, comfort, veiligheid en behoud van de gezondheid optimaliseren; - hulp bij voeding.
- de invloed van teratogene stoffen;.
Onderliggende competentie 4: (onder)steunt de fysiologische evolutie van de zwangerschap, de geboorte en het postpartum Onderliggende competentie 6: geeft bij het beslissen en handelen prioriteit aan: - de gezondheid van moeder en kind; - de socioculturele context van de vrouw en het gezin; - gegevens m.b.t. de omgeving waar de baring zal plaats hebben; - met respect voor de persoonlijkheid, de autonomie en de vrije keuze van de vrouw
18
Kennis van: - het fysiologisch verloop van zwangerschap, baring en postpartum; - de invloed van een normale zwangerschap, baring en postpartum op het lichamelijk en psychisch functioneren; - het belang van een gezonde voeding vóór en tijdens zwangerschap, baring en postpartum; - sociale wetgeving en voorzieningen ter ondersteuning van de vrouw en het gezin tijdens zwangerschap, geboorte en postpartum.
Vaardigheden: - informatie geven over de sociale wetgeving betreffende zwangerschap, geboorte en postpartum; - advies geven over een gezonde en comfortabele levensstijl tijdens zwangerschap, geboorte en postpartum; - risicoselectie; - als vroedvrouw aan de zijde staan van vrouwen, koppels en gezinnen om hen te empoweren.
- een gezond fysisch, psychisch en maatschappelijk functioneren; - de waarden en normenpatronen in de samenleving en in de gezondheidssector met betrekking tot het geboorteproces; - het gegeven dat een zwangerschap, baring en postpartum een veranderingsproces is dat gekaderd moet worden binnen een maatschappelijke evolutie en een maatschappelijke context.
Onderliggende competentie 7: handelt binnen haar bevoegdheid en stemt haar interventies af op de individuele behoeften van de ouders, het kind en de verloskundige situatie
Kennis van: zie kennis van onderliggende competenties 1 en 2 en kerncompetentie 5
Vaardigheden: zie vaardigheden van onderliggende competenties 1 en 2 en kerncompetentie 5
Onderliggende competentie 10: is alert voor verwikkelingen en verwijst ten gepaste tijde door
Kennis van:
Vaardigheden:
- de pathologie van de voortplanting, zwangerschap, baring en postpartum; (zie kerncompetentie 2)
- onderscheid maken in de fysiologie en pathologie van de zwangerschap, baring en postpartum;
- de beoordelingsmethodes ter controle van de foetale en maternele toestand tijdens het geboorteproces: toepassing, gebruik en analyse van de resultaten;
- urgent transport organiseren; - de sociale kaart lezen en hanteren om door te verwijzen of om zelf
19
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- de criteria van risicoselectie en doorverwijzing aan de hand van de Nederlandse Verloskundige Indicatielijst; - de federale richtlijnen;
contact op te nemen in de interdisciplinaire zorg - de Nederlands Verloskundige Indicatielijst en de federale richtlijnen kunnen toepassen.
- de taak en bevoegdheden van de verschillende professionals op het terrein van de moeder-kindzorg; - doorverwijsmogelijkheden na detectie van medische, psychische en sociale probleemsituaties.
Onderliggende competentie 11: helpt de vrouw haar bekkenbodem te leren kennen en beheersen
Kennis van: Onderliggende competentie 2, met bijkomend: - invloed van de zwangerschap op de bekkengordel; - ontstaansmechanisme, symptomen en diagnostiek van genitale pijn, prolaps en (stress)incontinentie; - gevolgen op fysisch, psychisch en seksueel vlak; - risicodetectie via anamnese en klinisch onderzoek;
Vaardigheden: - via informatie en oefeningen, preventie stimuleren en herstel bevorderen van zwangerschaps- en baringgerelateerde aandoeningen van de bekkengordel; - anamnese uitvoeren voor risicoselectie; - klinisch onderzoek van de bekkenbodem uitvoeren; - doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp.
- (postnataal) klinisch onderzoek van de bekkenbodem; - doorverwijsmogelijkheden na detectie van pathologie buiten de bevoegdheid van de vroedvrouw; - de bevoegdheden van de vroedvrouw zonder en met een bijzondere bekwaming.
Onderliggende competentie 12: benut weldoordacht laboratoriumonderzoeken en functionele echografieën
Kennis van: - micro-organismen, immuniteit en infectieziekten tijdens de zwangerschap; - biotechnische en biochemische onderzoeken tijdens de zwangerschap, baring en postpartum en bij de pasgeborene;
20
Vaardigheden: - laboratoriumonderzoek aanvragen, uitvoeren/afnemen en de resultaten interpreteren; - vaginaal speculum plaatsen;
- de mogelijkheden om een zwangerschap vast te stellen;
- baarmoederuitstrijkje nemen en klaarmaken voor onderzoek;
- meetmethoden om de leeftijd van embryo/foetus te bepalen;
- lezen en interpreteren van een echografisch verslag;
- het verschil tussen een routine en structurele echografie;
- het koppel informeren over de inhoud en het nut van de onderzoeken;
- indicaties tot echografisch onderzoek;
- informatie verstrekken over indicaties en risico’s van prenatale invasieve diagnostische en therapeutische technieken.
- principes van diagnostiek via echografie en doppleronderzoek; - morfologische echografie: definitie, doel, interpretatie; - inhoud van een echografisch verslag; - indicaties en risico’s van prenatale invasieve diagnostische en therapeutische technieken.
Onderliggende competentie 13: schrijft de nodige medicijnen voor om de fysiologie te handhaven
Kennis van: - farmacologie, farmacodynamiek, farmacokinetiek en farmacotherapie: algemeen en in de verloskunde; - het gebruik en werkingsmechanisme van de geneesmiddelen, vermeld in de goedgekeurde lijst van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde, die van toepassing zijn pre-, peri- en postnataal; - rationeel voorschrijfgedrag (effectiviteit, veiligheid, kosten-baten, …);
Vaardigheden: - redeneren over geneesmiddelengebruik tijdens de zwangerschap; - een geneesmiddelenvoorschrift maken; - een geneesmiddelencompendium hanteren; - een gefundeerde therapeutische beslissing kunnen nemen; - geneeskundig rekenen.
- geneesmiddelentherapie bepalen, voorschrijven en controleren; - wettelijke bevoegdheid van de vroedvrouw.
21
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 2 In het verloskundig-medisch domein en het neonatologisch-medisch domein begeleidt de vroedvrouw de vrouw en het kind in situaties met verhoogd risico, in samenwerking met en verwijzend naar gynaecologen, neonatologen en andere specialisten. In het domein van de reproductieve geneeskunde voert zij de haar toevertrouwde medische handelingen uit en is zij actief betrokken bij de pré- en postnatale opvolging van moeder en kind.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
verloskundige raadpleging ruimte voor gezondheidspromotie kraamafdeling bevallingskwartier maternele en neonatale hoogrisicodiensten (MIC/ NIC/ N*) operatiezaal centra voor reproductieve geneeskunde
Extramuraal -
22
verloskundige raadpleging in eigen consultatieruimte verloskundige raadpleging in huisartsenpraktijk verloskundige raadpleging aan huis bevalling aan huis
-
kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra expertisecentra
Personen Een interprofessioneel team, waar de vr oedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen maatschappelijke assistenten diëtisten kraamverzorgenden psychologen
Omstandigheidsfactoren
Tijd De bevoegdheid van de vroedvrouw in deze competentie volgt de wettelijke bepalingen. Situatie Risicoselectie en pathologie van geboorteproces incl. preconceptioneel advies.
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert met beperkte autonomie met advies en aanwijzingen van derden in relatie tot de huidige wetgeving.
23
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude
Voor de attitudes van de vroedvrouw die horen bij deze competentie, zie attitudes beschreven in kerncompetentie 1.
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: onderscheidt tijdig afwijkingen van het normale en onderkent pathologie
Kennis van:
Vaardigheden:
zie kerncompetentie 1, met bijkomend:
zie kerncompetentie 1, met bijkomend:
Algemene pathologie
- het onderkennen van pathologie;
- cardiologie,
- een afwijkend CTG -patroon beoordelen;
- dermatologie,
- een STAN-monitoring uitvoeren en beoordelen;
- endocrinologie,
- alle vaardigheden bij deelcompetentie 2.3 en 2.4.
- gastro-enterologie, - gynaecologie, - infectieziekten, - nefrologie, - neurologie, - orthopedie, - pneumologie.
24
Farmacologie, farmacodynamiek, farmacokinetiek en farmacotherapie (zie onderliggende competentie 1.13)
Pathologische zwangerschap - algemene pathologie met gevolgen voor de zwangerschap; - pathologie verbonden aan zwangerschap: -
meerlingen;
-
hyperemesis gravidarum;
-
dreigende miskraam, miskraam, mola, mors in utero;
-
bloedgroepantagonisme;
-
zwangerschapstoxicosen;
-
bloedverlies, abruptio placenta, placenta praevia;
-
polyhydramnios, oligohydramnios;
-
intra uteriene groeiretardatie;
-
preterme contracties;
-
PPROM;
-
afwijkingen aan placenta, vliezen en navelstreng.
Pathologische arbeid en bevalling - algemene pathologie met gevolgen voor de arbeid en bevalling; - pathologie verbonden aan arbeid en bevalling: -
pathologische monitoring (CTG, STAN);
-
inductie;
-
antepartumbloeding;
25
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
-
immature, premature en langdurige arbeid;
-
afwijkingen van ligging, plaatsing en stand;
-
navelstrengprolaps;
-
kunstverlossing: vacuümextractie, forcipale extractie en sectio caesarea;
-
schouderdystocie;
-
stuitbevalling;
-
partus serotinus.
Pathologisch kraambed - algemene pathologie met gevolgen voor het kraambed; - pathologie verbonden aan het kraambed: -
postpartum bloeding;
-
puerperale infecties.
Pathologie van foetus en neonaat - cardiologische afwijkingen; - congenitale afwijkingen; - endocrinologische en metabole afwijkingen; - gastro-enterologische problemen, incl. voeding; - hematologische en hemodynamische afwijkingen; - icterus; - infectieziekten; - neurologische afwijkingen; - respiratoire afwijkingen; - afwijkingen in vocht- en elektrolietenhuishouding.
26
Psychologische aspecten bij bovenstaande pathologie Ethische aspecten bij bovenstaande pathologie Juridische aspecten bij bovenstaande pathologie
Onderliggende competentie 2: doet een beroep op de betreffende artsen en informeert ze over de ernst van de situatie
Kennis van:
Vaardigheden:
zie kerncompetentie 1 en onderliggende competentie 2.1
zie kerncompetentie 1, met bijkomend: - naar artsen telefoneren als professional: kernachtig de noodzakelijke informatie betreffende de pathologische situatie van moeder en/of kind doorgeven;
Onderliggende competentie 3: onderneemt de vereiste urgentiemaatregelen tot de arts overneemt Onderliggende competentie 4: neemt actief deel aan medische beslissingen en neemt gedelegeerde taken op zonder haar bevoegdheid te buiten te gaan
Kennis van: - de vereiste (urgentie)maatregelen bij de pathologische situaties uit deelcompetentie 2.1
Vaardigheden: - onder tijdsdruk een verloskundig beleid opstellen bij urgente situaties; - shock en toxische reacties bestrijden; - reanimatie van: -
moeder
-
pasgeborene
- toedienen van: -
infuustherapie
-
medicatie
-
bloed- en bloedderivaten
-
zuurstof
27
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- uitvoeren van: -
blaassondage
-
bloedafname
-
ECG-afname
-
cardiopulmonaire bewaking
-
CVD-meting en arteriële drukmeting
-
pre-operatieve zorgen toedienen bij een sectio caesarea
- technieken van/handelingen bij: -
inductie
-
pathologische liggingen van de foetus
-
schouderdystocie
-
stuitbevalling
-
navelstrengprolaps
- assisteren bij: -
gynaecologische onderzoeken en behandeling: echografie, laparoscopie
-
anesthesie
-
kunstverlossingen
Onderliggende competentie 5: is bevoegd en bekwaam om de verpleegkundige zorg te plannen en toe te dienen in de hoogrisico zorg voor moeder en pasgeborene
Kennis van: - de vereiste zorg en observatie van moeder en pasgeborene in hoogrisicosituaties van deelcompetentie 2.1.
Vaardigheden: zie kerncompetentie 1, met bijkomend: - zorgen aan de observatiepatiënt - post-operatieve zorgen toedienen aan de moeder bij een sectio caesarea: wondzorg, preventie van verwikkelingen
28
- zorgen aan de pasgeborene op N* of NICU: -
monitoring
-
hygiënische zorgen
-
zuurstoftoediening
-
infuustherapie
-
transfusie
-
medicatietoediening
-
bloedafname
-
maagspoeling
-
voeding
-
zorgen aan het urinestelsel
Onderliggende competentie 6: is de verbindingspersoon naar de vrouw en het gezin, bepaalt prioriteiten en delegeert taken
Kennis van:
Vaardigheden:
zie kerncompetentie 1
zie kerncompetentie1
Onderliggende competentie 7: werkt in een multidisciplinair team met verpleegkundigen en andere gezondheidswerkers
Kennis van:
Vaardigheden:
- de gezondheidswerkers;
- vergadertechnische vaardigheden;
- de organisatie van de gezondheidszorg;
- complexe zorgsituaties kunnen analyseren en synthetiseren;
- het verloop van een multidisciplinaire teamvergadering met probleemanalyse en besluitvorming;
- interdisciplinair zorgplan opmaken; - omgaan met conflicten en meningsverschillen.
- samenwerkingsmodellen, groepsdynamische processen en vergaderstijlen.
29
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 3 De vroedvrouw situeert de vrouw in haar familiale en sociale context. Zij herkent psychosociale crisissituaties. Zij begeleidt koppels met vruchtbaarheidsproblemen tijdens de medische behandeling. 10
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
raadpleging hospitalisatie: pre-, peri- en postnataal daghospitalisatie kraamafdeling bevallingskwartier operatieafdeling neonatale diensten
Extramuraal -
10
prenatale raadpleging in eigen consultatieruimte prenatale raadpleging aan huis bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen
Het laatste aspect (begeleiding bij vruchtbaarheidsproblemen) wordt behandeld in kerncompetentie 4.
30
-
geboortecentra fysieke en perineale postpartum-reëducatie expertisecentra
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen anesthesisten huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen (neonatologie, operatiezaal, sociaal verpleegkundigen) maatschappelijke assistenten diëtisten psychologen/psychiaters kraamverzorgenden Omstandigheidsfactoren
Tijd De bevoegdheid van de vroedvrouw in deze competentie bestaat continu; van de prepubertaire over de menarche tot na de reproductieve periode. Situatie De vroedvrouw handelt in wisselende nieuwe contexten.
31
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert onafhankelijk in uiteenlopende omstandigheden. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude(s)
Zie het overzicht van de attitudes in kerncompetentie 1
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: creëert omstandigheden die de vrouw en haar gezin helpen om de nieuwe situatie te accepteren en er in te groeien
Kennis van:
Vaardigheden:
- klinische psychologie;
De vaardigheden uit kerncompetentie 1 en 2, met bijkomend/de nadruk op:
- het verschil tussen de impact van een eerste en een volgende zwangerschap, op de relatie;
- leren inspelen op de noden van een zwangere vrouw en haar partner naargelang het een eerste of een volgende zwangerschap betreft;
- inzicht verwerven in de ingrijpende veranderingen die zich voordoen in partnerschap, wanneer zich ouderschap aandient;
- de veranderingen in de relatie tussen partners leren herkennen die eigen zijn aan de evolutie naar ouderschap;
- inzicht krijgen in de mogelijk belangrijke steun die de omgeving kan geven aan toekomstige ouders;
- op gepaste wijze familiale en sociale omgeving betrekken bij het gebeuren;
- de mogelijkheden van contact tussen toekomstige moeder, partner en eventueel andere kinderen met het ongeboren kind;
- informatie kunnen geven aan de betrokkenen over de contactmogelijkheden tussen toekomstige moeder, partner en eventueel andere kinderen met het ongeboren kind;
- psychosomatische voorbereiding tijdens de zwangerschap;
32
- sociologische aspecten: de weerslag kennen van gezinsveranderingen op de rol, positie en machtsrelatie van gezinsleden;
- integratie van psychosomatische voorbereidingsmethoden in de praktijk.
- situering van de veranderingen in verband met ouderschap binnen de Westerse samenleving.
Onderliggende competentie 2: herkent de socioculturele eigenheden van de vrouw en haar gezin, respecteert ze en tracht tegemoet te komen aan hun noden
Kennis van: - de mens als element van een sociaal weefsel (netwerk); - referentiekader en roltheorie; - cultuur: normen, waarden en instituties; - socialisatie en sociale ongelijkheid; - invloed van de geboorte van een kind op de psychosociale en familiale context; - determinanten van gezondheidsgedrag: attitude, doelmatigheidsbeleving, sociale steun, druk, normen, barrières, vaardigheden, attributies; - elementen waarmee men rekening moet houden bij het formuleren van passende interventiedoelen; - begrip van belevingswereld; - de belangrijke aspecten in een hulpverlenende relatie benoemen en verwoorden welke factoren er een rol in spelen; - de impact van (het eigen) referentiekader inzake gezondheidsgedrag en voorlichting; - maatschappelijke en culturele context; cultuurverschillen erkennen in de belevingsdimensie van de kinderwens.
Vaardigheden: - de toestand van de familiale en psychosociale omgeving accuraat observeren en interpreteren; - een anamnesegesprek voeren met het oog op het vaststellen van de familiale en sociale situatie en het herkennen van knelpunten; - socio-culturele aspecten integreren in de zorgverlening; - rekening houden met de belevingswereld van de doelgroep; - zorg op maat verlenen; - omgaan met cultuurverschillen; - cultureel geconditioneerde relaties uit een andere cultuur begrijpen; - intercultureel communiceren; - semi-gestructureerd interview: een anamnese afnemen; - flexibel communiceren; - de eigen communicatie aanpassen aan de situatie van de vrouw, haar partner, haar familie en de setting waarin de voorlichting plaatsvindt; - taalgebruik aanpassen; - voorlichtingsmateriaal kiezen en gebruiken rekening houdend met de leeftijd, de psychosociale en culturele belevingswereld of voorlichtingsmateriaal ontwikkelen; - het evenwicht tussen afstand en betrokkenheid in een hulpverlenende relatie bewaren.
33
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Onderliggende competentie 3: schept vertrouwen, ook in moeilijke situaties, en is ter beschikking van de vrouw en haar gezin voor advies. Respecteert en ondersteunt de vrouw in het nemen van beslissingen
Kennis van:
Vaardigheden:
- definitie en kenmerken van stress;
De vaardigheden uit kerncompetentie 1 en 2, met bijkomend:
- stressmanagement dat mensen kunnen hanteren;
- luistervaardigheden/actief luisteren toepassen bij het herkennen van moeilijke situaties bij een vrouw (zwangere, een kraamvrouw) en/of haar partner (zie ook competentie 1);
- verschillende werkmodellen in het benaderen van pathologie (medische, psychologische, interactionele, systeemgerichte, contextuele en holistische visie);
- slechtnieuwsgesprek kunnen voeren;
- de ingrijpende impact van de geboorte van een risicokind op de vrouw, haar partner en haar gezin/familie;
- interventiemethoden kunnen toepassen bij een gekozen interventiedoel en een schriftelijke gezondheidsboodschap kunnen opstellen;
- de impact van perinatale sterfte op de vrouw, haar partner en haar gezin/familie;
- werkwijze van de input -, product- en procesevaluatie van een gezondheidspromotie-activiteit hanteren;
- problematiek van het gebruik van alcohol en drugs tijdens de zwangerschap;
- open staan voor noden en behoeften van cliënten/patiënten;
- invloed van geweld in de anamnese, tijdens de zwangerschap en na de zwangerschap op de beleving van de zwangerschap, het baringsproces en het postpartum; - de wijze waarop kansarmoede en de psychopathologie van de moeder de beleving van zwangerschap en ouderschap beïnvloedt; - de luistervaardigheden om een vrouw in een psychosociale probleemsituatie op te vangen; - oudergesprekken; - een slechtnieuwsgesprek; - follow-up gesprekken; - ouderparticipatie.
34
- in samenwerking met de behandelende geneesheer een oudergesprek voeren; - op een empathische wijze een follow-up gesprek voeren; - ouderparticipatie inbouwen in de zorg; - zorg afstemmen op de individuele behoeften van het gezin.
Onderliggende competentie 4: overlegt, zo nodig, met een multidisciplinair team
Kennis van:
Vaardigheden:
- sociale kaart om te kunnen doorverwijzen;
De vaardigheden uit kerncompetentie 1 en 2, met bijkomend:
- doorverwijsmogelijkheden voor een bepaalde probleemsituatie;
- constructief functioneren binnen een multidisciplinair team, zowel intraals extramuraal;
- welke diensten het ziekenhuis kan bieden om een crisissituatie te helpen opvangen; - de belangrijke meerwaarde van interdisciplinair overleg bij het inschatten van een crisissituatie; - groepsdynamica en groepsoverleg.
- signaalfunctie opnemen; - de sociale kaart gebruiken als doorverwijsinstrument; - interdisciplinair samenwerken in het ontwikkelen en aanbieden van voorlichting (ook bij competentie interdisciplinair en in team samenwerken).
35
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 4 De vroedvrouw heeft een taak in de seksuele en relationele vorming van de jongeren. Zij stimuleert en bevordert de gezondheid van de vrouw, de moeder, het kind en het gezin. Zij informeert koppels met vruchtbaarheidsproblemen. Zij begeleidt koppels met vruchtbaarheidsproblemen tijdens de medische behandeling. 11
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
raadpleging hospitalisatie: pre-, peri- en postnataal daghospitaal kraamafdeling bevallingskwartier operatieafdeling neonatale diensten dienst voor fysieke en perineale postpartumreëducatie centrum voor reproductieve geneeskunde
Extramuraal -
11
prenatale raadpleging in eigen consultatieruimte prenatale raadpleging aan huis
De laatste zin is overgenomen uit kerncompetentie 3
36
-
bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra fysieke en perineale postpartum-reëducatie expertisecentra scholen en centra voor leerlingenbegeleiding
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen anesthesisten huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen (neonatologie, operatiezaal, sociaal verpleegkundigen) maatschappelijke assistenten diëtisten psychologen/psychiaters kraamverzorgenden biologen, genetici, laboratoriummedewerkers leerkrachten Omstandigheidsfactoren
Tijd De bevoegdheid van de vroedvrouw in deze competentie bestaat continu; van de prepubertaire over de menarche tot na de reproductieve periode.
37
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Situatie De vroedvrouw handelt in wisselende nieuwe contexten.
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert onafhankelijk in uiteenlopende omstandigheden. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude(s)
Zie algemeen kader bij kerncompetentie 1
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: informeert de jongeren omtrent vruchtbaarheid, seksualiteit en relatievorming vanuit de fysiologische visie
Kennis van: zie ook kerncompetentie 1, met bijkomend: - relatievorming en relatieproblemen; - de normale seksuele responscyclus, gezien vanuit het medische model; - holistische benadering van seksualiteit; - de reproductieve cyclus;
38
Vaardigheden: - seksuele en relationele voorlichting aan een jongere of een groep jongeren plannen, op een systematische en doelgerichte wijze; - de aandacht van een jongere of een groep jongeren voor seksuele en relationele informatie opwekken; - seksuele en relationele voorlichting op een aantrekkelijke en begrijpelijke wijze formuleren;
- psychologische, ethische en juridische aspecten bij seksualiteit en voorplanting: gewenste seksualiteit, ongewenste seksualiteit, gewenste zwangerschap, ongewenste zwangerschap; - seksueel risicogedrag, SOA’s, preventieve maatregelen; - de bijdrage van de vroedvrouw aan de wijziging van problematisch seksueel en relationeel gedrag bij jongeren; - begrip, belang en toepassingsgebieden van gezondheidspromotie en preventie; - de relatie van gezondheidsvoorlichting en advies met andere wetenschappen;
- sociale ondersteuning mobiliseren en/of de persoon weerbaar maken om met sociale druk om te gaan; - een probleemanalyse opstellen voor een gegeven gezondheidsprobleem; - aan de hand van een concreet gezondheidsprobleem beschrijven hoe een gedragsdiagnose, epidemiologische en sociale diagnose gesteld wordt; - passende interventiedoelen bepalen van een voorlichtingsactiviteit; - individueel voorlichtings- en adviesgesprek voeren; - een helpend gesprek voeren; - voorlichtingsles ontwikkelen en geven;
- systematiek van gezondheidspromotie;
- groepsdiscussie leiden;
- het begrip gezondheid vanuit een holistische visie;
- voorlichtingsmateriaal kiezen of ontwikkelen en gebruiken, rekening houdend met de kenmerken van de doelgroep;
- determinanten van gezondheidsgedrag; - doel en werkwijze van een gedrags-, epidemiologische en sociale diagnose; - elementen waarmee rekening moet gehouden worden bij het formuleren van passende interventiedoelen;
- de voorlichting evalueren en zo nodig bijsturen; - nieuwe inzichten uit de gezondheidspromotie integreren in de eigen inzichten en praktijk; - bestaande werkwijzen in vraag durven stellen en zo mogelijk verbeteren.
- interventiemethoden die passen bij een gekozen interventiedoel; - aspecten met betrekking tot het plannen van een voorlichtingsactiviteit; - begrip en kenmerken van gezondheidsvoorlichting; - geven van een gezondheidsadvies (health counseling); - overeenkomsten en verschilpunten tussen faciliterende en intentionele voorlichting; - algemene regels voor het opstellen van een schriftelijke gezondheidsboodschap; - effect en gebruik van angst in een gezondheidsboodschap; - belangrijke aspecten bij de keuze van de voorlichter; - algemene doelen en werkwijze van de input-, product- en procesevaluatie van een activiteit van gezondheidspromotie;
39
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- gezondheidspromotie als theoriegestuurd proces met ruimte voor en noodzaak aan innovatie en creativiteit.
Onderliggende competentie 2: ontwikkelt bij de ouders inzichten in het verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed, alsook over de ontwikkeling van de pasgeborene en zijn natuurlijke verwachtingen en behoeften
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit kerncompetentie 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend kennis van de pasgeborene:
De vaardigheidselementen uit kerncompetentie 1, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend:
- kennis hebben van de psychomotorische ontwikkeling van het jonge kind (0-4j);
- kennis kunnen aanwenden in de totaalzorg aan moeder en haar kind tijdens zwangerschap, bevalling en kraambed;
- het belang kennen van de vaccinaties met basiskennis van de ziekteverwekkers;
- informatie en efficiënte instructies geven die van belang zijn om de basisbehoeften van een neonaat te ondersteunen;
- screening van de pasgeborene op stofwisselingsziekten en weet hebben van wat deze ziekten kunnen veroorzaken;
- hulp en advies geven over de voeding van de pasgeborene;
- congenitale en neonatale infecties ter observatie van de pasgeborene; - gewone en ongewone kenmerken van de pasgeborene; - verschillende controles van het pediatrisch onderzoek en hun doel; - normale ontwikkelings- en gedragskenmerken van de neonaat; - de universele basisbehoeften van een neonaat kennen en deze uitdiepen in functie van (gedeelde) zelfzorg; - de algemene zorgaspecten kunnen beschrijven die van belang zijn voor de professionele zorg en mantelzorg ten behoeve van de neonaat; - het belang van het neurologisch onderzoek kennen en de relevante reflexen kunnen beschrijven.
40
- zorg afstemmen op de individuele behoeften van neonaat en familie.
Onderliggende competentie 3: helpt bij de voorbereiding op de geboorte, geeft adviezen in verband met voeding, babyvoeding, pelviperineale reëducatie en lichaamshouding en ontwikkelt inzichten in basisprincipes van gezond leven. En stelt preventieve maatregelen voor om aandoeningen bij moeder en pasgeborene te voorkomen
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit kerncompetentie 1, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- voorbereiding op de geboorte:
- gepaste adviezen kunnen geven aan moeder en partner bij de voorbereiding op de geboorte;
-
doel van de prenatale zorg;
-
psycho-somatische voorbereiding tijdens de zwangerschap;
-
vanuit het bio-psychosociale model kijken naar zwangerschapspathologie;
-
voorbereiding op de bevalling: verschillende mogelijkheden;
-
prenataal contact met de baby;
-
organisatie van de kraamperiode;
- adviezen in verband met voeding van de moeder: -
belang van een evenwichtige voeding voor het behoud van de gezondheid van moeder en ongeboren kind;
-
belang van een evenwichtige voeding in de lactatieperiode;
-
specifieke problemen die een aangepast voedingsadvies vragen tijdens de zwangerschap en lactatieperiode;
- aangepast voedingsadvies geven aan moeder en kind tijdens de pre-, peri- en postnatale periode;
- adviezen in verband met babyvoeding: -
verschillende alternatieven en oplossingen kennen bij borstvoedingsproblemen, conform de tien vuistregels;
-
belang van een evenwichtige voeding bij peuters en kleuters;
- pelviperineale reëducatie en lichaamshouding; -
fysiologische lichaamshoudingen;
- basisprincipes van gezond leven tijdens de zwangerschap:
- gezondheidsvoorlichting kunnen geven aan de aanstaande en bevallen moeder inzake een gezonde levenswijze.
41
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
-
belang van rust en beweging;
-
werken tijdens de zwangerschap;
-
lichaamsverzorging;
-
seksualiteit;
-
exogene invloeden die schadelijk kunnen zijn voor de zwangerschap;
-
…
Onderliggende competentie 4: informeert en adviseert de vrouw/het koppel in verband met familieplanning, seksualiteit en courante gynaecologische situaties/problemen
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit de kerncompetentie 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- werking van anticonceptiva èn hun invloed op het organisme en het psychisch beleven;
- cliëntgerichte zorg verlenen en de principes van gezondheidsvoorlichting en -begeleiding toepassen: begeleiden naar een lichaams- en vruchtbaarheidsbewustzijn; informeren en adviseren in verband met geboorteregelingmethoden;
- cyclusstoornissen; - inzien dat het beheersen van seksualiteit en vruchtbaarheid een weerslag kan hebben op de gezondheid; - diagnostisch overzicht van seksuele problemen; - somatische en psychische oorzaken van seksueel functioneren; - behandeling van seksuele problemen; - de preventieve en educatieve rol van de vroedvrouw in het voorkomen van verwikkelingen, ook in het preconceptionele stadium; - vanuit het bio-psychosociale model kijken naar algemeen psychosomatische klachten en specifieke typevoorbeelden uit de psychogynaecologie.
42
- probleemanalyse opstellen voor een gegeven seksueel of relationeel probleem; - een contraceptief advies geven, rekening houdend met het intellectueel niveau van het paar en bereid zijn tot luisteren om hun vragen juist te verstaan en te beantwoorden; - seksualiteit en seksuele problemen ter sprake brengen en erover spreken; - breed (holistisch) leren kijken naar klachten; - de psychosociale implicaties bij gynaecologische problemen leren zien.
Onderliggende competentie 5: ontwikkelt bij de vrouw inzichten over het handhaven en het bevorderen van haar gezondheid, vooral ook psycho-emotioneel
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- relevante items in de gezondheidspsychologie;
- een gezonde levenswijze promoten;
- inzicht in de veranderingen in beleving die zich voordoen bij de zwangere vrouw naarmate de zwangerschap vordert;
- de veranderingen die zich voordoen in de beleving van de zwangere vrouw tijdens de verschillende fasen van de zwangerschap herkennen en indien nodig bevragen;
- inzicht in de symptomen van ‘babyblues’ en normale rouw; - kennis van de oorzaken, symptomen en voornaamste behandelingsmethoden van depressie en van postpartum-depressie in het bijzonder; - inzicht verwerven in de psychologie van de (gewild of ongewild) alleenstaande moeder; - inzicht verwerven in de psychosociale aspecten van IVF, draagmoederschap en andere methodes ter vervulling van de kinderwens;
- onderscheid kunnen maken tussen symptomen van ‘baby blues’, normale rouw en depressie; - tekenen van depressie vroeg opsporen en een begin kunnen maken met het opstarten van hulp; - mogelijke problemen die voortspruiten uit alleenstaand moederschap kunnen opsporen en bespreekbaar maken; - tekenen kunnen observeren van problemen die gerelateerd zijn aan methodes ter vervulling van de kinderwens;
- inzicht verwerven in de storende factoren bij hechting;
- kunnen anticiperen op mogelijke storende factoren bij hechting;
- de mogelijke emotionele reacties van ouders bij een geboorte.
- problemen met acceptatie vroeg kunnen detecteren; - ouders en kind met elkaar helpen verbinden; - de aspecten van gezondheid en prenatale zorgverlening uitdiepen, de nodige informatie verzamelen en verwerken om een doelgroep op een juiste manier te kunnen informeren; - informatie en steun geven, indien en waar nodig; - emoties bij ouders kunnen herkennen en bevragen waar nodig
43
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Onderliggende competentie 6: verstrekt informatie over arbeidsrecht, sociale wetgeving en sociale voorzieningen
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- geboorteaangifte;
- juridische kennis kunnen kaderen in de totaalzorg;
- sociaalrechtelijke voordelen;
- inzicht hebben in de juridische voorwaarden en gevolgen van abortus provocatus en op de hoogte zijn van de mogelijke alternatieven en daarover juridische basisinformatie kunnen verstrekken;
- afstamming; - naamgeving; - ouderlijk gezag;
- probleemsituaties vanuit een juridisch kader leren onderkennen, analyseren en oplossen;
- voogdij;
- signaalfunctie opnemen.
- gezinsvormen; - de juridische aspecten verbonden aan de medisch geassisteerde bevruchting; - de juridische aspecten van abortus provocatus, tienerzwangerschap, adoptie en pleegouderschap; - wetgeving en stralingsbeschermingsmaatregelen voor blootgestelde moeders.
Onderliggende competentie 7: geeft vrouwen en koppels raad bij vragen rond genetische counseling en prenatale diagnostiek en begeleidt en ondersteunt ze bij hun individuele beslissingen
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit de kerncompetenties 1 en 2 en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- belang inzien van de kennis van genetica bij de prenatale diagnostiek om herhalingsrisico’s van sommige aandoeningen in te schatten;
- totaalzorg aanbieden met aandacht voor ethische, juridische en culturele aspecten;
- de genetische aandoeningen kunnen benoemen en weten hoe een erfelijkheidsadvisering praktisch in zijn werk gaat;
- omgaan met cultuurverschillen en diversiteit;
44
- omgaan met eindigheid, ve rliesverwerking.
- de diagnostische en invasieve technieken inzake genetische counseling; - aandoeningen die prenataal kunnen worden opgespoord en hun mogelijke behandeling; - introductie in de experimentele prenatale behandelingstechnieken; - ethische en levensbeschouwelijke aspecten van de voortplanting; - maatschappelijke en culturele context: druk tot genetisch verantwoord ouderschap, medicaliseringtendensen; westerse beheersingsreflexen en de ruimte voor het onverwachte.
Onderliggende competentie 8: verstrekt informatie aan koppels met vruchtbaarheidsproblemen omtrent mogelijkheden en alternatieven binnen het domein van de reproductieve geneeskunde op medisch, psychosociaal en ethisch vlak
Kennis van:
Vaardigheden:
De kenniselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
De vaardigheidselementen uit de kerncompetenties 1 en 2, en onderliggende competentie 4.1 met bijkomend/de nadruk op:
- de definitie van subfertiliteit, de voorwaarden van subfertiliteit en de oorzaken van menselijke onvruchtbaarheid;
- voorlichting geven bij diagnostische tests;
- de oorzaken, diagnosestelling, behandeling van vrouwelijke en mannelijke sub- en infertiliteit; - het habitueel of recidiverend miskraam;
- voorlichting geven bij behandeling van sub- en infertiliteit; - begeleiden van patiënten met aandacht voor gezondheidspromotie; - omgaan met eindigheid, verliesverwerking.
- psychosociale, ethische en economisch-maatschappelijke aspecten van onvruchtbaarheid, ongewilde kinderloosheid en de medisch geassisteerde bevruchting en ouderschap; - gezonde versus pathologische kinderwens; - de existentiële, ethische en levensbeschouwelijke aspecten verbonden aan de voortplanting en de medisch geassisteerde bevruchting.
45
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 5 De vroedvrouw neemt haar verantwoordelijkheid op voor de organisatie van haar werk alsook voor haar werkdomein. Zij werkt als actief lid samen in de hele structuur.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
verloskundige raadpleging ruimte voor gezondheidspromotie kraamafdeling (pre-, peri- en postnataal) bevallingskwartier daghospitaal
Extramuraal -
46
verloskundige raadpleging in eigen consultatieruimte verloskundige raadpleging aan huis bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra expertisecentra kraamzorg
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen maatschappelijke assistenten diëtisten kraamverzorgenden psychologen Omstandigheidsfactoren
Tijd Onbeperkt Situatie Tijdens de beroepsuitoefening
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert autonoom met beslissingsrecht volgens de bestaande wetgeving. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende, organisatorische en ethische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
47
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
3
Attitude
Zie het algemeen kader bij kerncompetentie 1
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: houdt zich aan de juridische en ethische normen en regels betreffende de uitoefening van haar beroep
Onderliggende competentie 4: beschikt over de basiskennis om beheers- en beleidstaken op te nemen Kennis van:
Vaardigheden:
- het beroepsprofiel vroedvrouw;
zie kerncompetentie 1 met bijkomend:
- ethische vragen en dilemma’s in de vroedkundige praktijk;
- wettelijk verplichte gegevens registreren;
- de vroedkundige deontologie binnen het wettelijke kader;
- attesten uitschrijven;
- de regels van het beroepsgeheim;
- kennisgeving en aangifte van geboorte doen;
- algemene en beroepsgerelateerde wetgeving;
- administratie in een zelfstandige praktijk opstarten en bijhouden;
- sociale wetgeving en voorzieningen met betrekking tot het beroep;
- ethische reflectie en communicatie.
- beroepsspecifieke administratie en beleidstaken; - intra- en extramuraal beleidsmanagement ; - ethische commissies: methode voor moreel beraad en ethisch stappenplan.
48
Onderliggende competentie 2: plant en coördineert haar eigen werk, rekening houdend met de structuur waarin ze functioneert
Kennis van:
Vaardigheden:
- sociale, communicatieve vaardigheden;
zie kerncompetentie 1 met bijkomend:
- de setting waar de vroedvrouw haar beroep uitoefent;
- implementatie van vroedkundige modellen.
- inter- en multidisciplinair overleg; - conflictanalyse en probleemoplossend denken; - vroedkundige modellen; - kwaliteitsnormen.
Onderliggende competentie 3: vervult deze taken volgens economische en ecologische principes
Kennis van:
Vaardigheden:
- ziekenhuishygiëne;
- basisprincipes economie, ergonomie en veiligheid kunnen toepassen;
- basisbegrippen gezondheidseconomie;
- handelen in functie van duurzaamheid.
- basisbegrippen van economie, ergonomie, veiligheid, ecologie.
Onderliggende competentie 5: werkt samen met de officiële en niet-officiële instanties en met de personen werkzaam in de verschillende instellingen, die begaan zijn met gezondheid, sociale en educatieve aangelegenheden
Kennis van: - organisatie en structuur van de gezondheidszorg en van de verloskundige zorg; - de socio-economische- en juridische aspecten van de gezondheidszorg; - de structuur van het vroedkundig onderwijs;
Vaardigheden: zie kerncompetentie 1 met bijkomende: - gebruik maken van de sociale kaart; - maatschappelijke structuren met betrekking tot de gezondheidszorg erkennen.
49
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- de sociale zekerheid in België; 12
- P*-functie en M-functie ; - organisatiestructuur en -cultuur van een ziekenhuis; - communicatieleer en communicatiekanalen.
Onderliggende competentie 6: kent de organisatiestructuren, haar taken en bevoegdheden in de hoogrisico zorg voor moeder en kind
Kennis van: - wettelijke aspecten met betrekking tot hoogrisico zorg voor moeder en kind; - wettelijke aspecten rond medisch begeleide bevruchting; - de bevoegdheden van de vroedvrouw.
12
Koninklijk Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. 10 november 1967 (laatste wijziging 1 maart 2007)
50
Kerncompetentie 6 De vroedvrouw neemt actief deel aan de bewaking en de bevordering van de kwaliteit van zorg en draagt bij tot de ontwikkeling ervan.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
verloskundige raadpleging ruimte voor gezondheidspromotie kraamafdeling (pre-, peri- en postnataal) bevallingskwartier daghospitaal
Extramuraal -
verloskundige raadpleging in eigen consultatieruimte verloskundige raadpleging aan huis bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra expertisecentra kraamzorg
51
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen maatschappelijke assistenten diëtisten kraamverzorgenden psychologen Omstandigheidsfactoren
Tijd Onbeperkt Situatie Tijdens de beroepsuitoefening
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert autonoom met beslissingsrecht in overeenstemming met de vigerende (beroeps)wetgeving. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
52
3
Attitude
Zie attitudes bij kerncompetentie 1
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: is op de hoogte van kwaliteitsnormen en handelt volgens deze criteria
Kennis van:
Vaardigheden:
zie kennis kerncompetentie 1 met bijkomend: - kwaliteitsdefinities;
- handelen volgens inzicht in kwaliteitsdefinities en kwaliteitscriteria;
- modellen van kwaliteitstoetsing en –verbetering;
- normatieve bepalingen in de verloskunde in België respecteren;
- kwaliteitsnormen;
- evidence-based handelen;
- kwaliteitsindicatoren in de verloskunde;
- uitgevoerde handelingen correct registreren;
- het belang van professionele en kwalitatief hoogstaande zorg voor de outcome van moeder en kind;
- professioneel omgaan met klachten.
- werking van nationale en internationale perinatale registratiesystemen; - wettelijke bepalingen die de kwaliteit beïnvloeden in België; - patiëntentevredenheid; - klachtenbeleid.
Onderliggende competentie 2: - wendt haar kennis en klinische ervaring aan om concrete situaties te herkennen - motiveert de acties die ze onderneemt en evalueert de bekomen resultaten - onderzoekt en evalueert de efficiëntie van haar handelen en attitude
53
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kennis van: zie kennis bij kerncompetenties 1 en 2
Vaardigheden: - diagnostisch redeneren: diverse verloskundige situaties in de beroepspraktijk definiëren en analyseren; - oplossingsgericht en methodisch werken; - het verschil hanteren tussen waarnemen, interpreteren en observeren en zodoende komen tot objectieve rapportering en tot kritische bevraging van eigen waarnemingen en die van anderen; - continuïteit van de zorg verzekeren; - afwegen van eigen beleid in vergelijking met de dienstprocedure; - wetenschappelijk redeneren; - (systematisch) verzamelen van gegevens voor eenvoudige statistische verwerking in het kader van kwaliteitszorg.
Onderliggende competentie 3: bepaalt haar eigen professionele identiteit en erkent de behoefte aan navorming
Onderliggende competentie 4: herkent de belangen van haar beroep en informeert zich over de ontwikkeling van de professionele beleidsvisie Kennis van:
Vaardigheden:
zie kennis bij kerncompetentie 5 met bijkomend: - inzicht in de bevoegdheidsregeling en de bevoegdheidsgrenzen van de vroedvrouw; - beroepsgroepen die een belangrijke rol spelen in de verloskundige zorgverlening in België; - de beroepscontext van de vroedvrouw; - participatie van de vroedvrouw in nationale en internationale structuren; - kennis van het eigen referentiekader op micro-, meso- en macrovlak; - diverse beroepsspecifieke ICT- toepassingen; - kennis van wettelijke bepalingen voor permanente vorming;
- handelen conform het beroepsprofiel; - de positie van de vroedvrouw plaatsen in nationaal en internationaal perspectief en er kritisch over redeneren; - de rol en verantwoordelijkheden van de eigen en de andere disciplines kunnen observeren, beschrijven en erkennen met respect voor de autonomie van de andere professionelen; - de eigen deskundigheid ontwikkelen door permanente vorming (bijhouden van een portfolio, deelname aan studiedagen, raadplegen van wetenschappelijke literatuur) en dit kunnen implementeren in de eigen interprofessionele leerstrategie; - in staat zijn om het eigen (professioneel) gedrag binnen interdisciplinaire
54
- evolutie in de gezondheidszorg in België, Europa en de wereld;
samenwerkingsverbanden te bevragen, om hierdoor tot (nieuwe) inzichten te komen en op basis daarvan effectief stappen te zetten om dit functioneren te verbeteren;
- ‘the millennium development goals’ (WHO).
- levenslan leren; - kritische zelfreflectie; - in staat zijn om een gesprek te voeren over het eigen functioneren en daar de mogelijkheden en beperkingen van te leren kennen; - actief en effectief met de andere deelnemers aan studiedagen participeren; - zich lerend opstellen om de eigen expertise in diverse ICT-toepassingen te verbreden/verbeteren.
Onderliggende competentie 5: kent de structuren van het gezondheidszorgsysteem
Kennis van: zie kennis bij kerncompetentie 5
Vaardigheden: zie vaardigheden bij kerncompetentie 5
Onderliggende competentie 6: - beschikt over de basiskennis van onderzoeksmethodologie - interesseert zich voor het wetenschappelijk onderzoek in haar beroepsdomein en ondersteunt deze activiteiten binnen de mogelijkheden van de instelling
Kennis van: zie kennis bij kerncompetentie 7
Vaardigheden: zie vaardigheden bij kerncompetentie 7
55
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Kerncompetentie 7 De vroedvrouw streeft naar een op evidentie gebaseerde praktijkvoering vanuit een kritische reflectie op het eigen handelen. De vroedvrouw bezit leervaardigheden en attitudes die bijdragen tot levenslange professionalisering.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
raadpleging hospitalisatie: pre-, peri- en postnataal daghospitalisatie kraamafdeling bevallingskwartier operatieafdeling neonatale diensten dienst voor fysieke en perineale postpartumreëducatie
Extramuraal -
56
prenatale raadpleging in eigen consultatieruimte prenatale raadpleging aan huis bevalling aan huis kraambezoek aan huis geboortehuizen geboortecentra
-
fysieke en perineale postpartum-reëducatie expertisecentra
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: 1.2
gynaecologen kinderartsen neonatologen anesthesisten huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen (neonatologie, operatiezaal, sociaal verpleegkundigen) maatschappelijke assistenten diëtisten psychologen/ psychiaters kraamverzorgenden onderzoekers Omstandigheidsfactoren
Tijd Onbeperkt Situatie Tijdens beroepsuitoefening
57
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw kan op een ondersteunende wijze en actief meewerken aan wetenschappelijk onderzoek. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude
Zie algemeen kader bij kerncompetentie 1
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: In verband met wetenschappelijk onderzoek Onderliggende competentie 5: is in staat om geschikte informatiebronnen te consulteren, relevante artikelen te selecteren en wetenschappelijke onderzoeksliteratuur te lezen; beschikt over de basiskennis van onderzoeksmethodologie Onderliggende competentie 7: verleent haar medewerking aan onderzoeksprojecten en de registratie van gegevens die als doel hebben de praktijk van de perinatale zorgverlening te optimaliseren Onderliggende competentie 9: is overtuigd dat kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken elkaar aanvullen en dat zij beide bijdragen tot een meer wetenschappelijk gefundeerde pra ktijk
Kennis van:
Vaardigheden:
- wat en waarom van wetenschappelijk onderzoek;
- opzoeken van wetenschappelijke vakliteratuur;
- verschillende informatiebronnen: mediatheek, bib, internet: pubmed, Cochrane, invert,...;
- verschillende informatiebronnen consulteren;
58
- belangrijkste wetenschappelijke nationale en internationale databestanden; - verschillende zoekstrategieën; - vakterminologie en medisch Engels; - algemene methoden van empirisch wetenschappelijk onderzoek; - soorten van onderzoek: kwantitatief en kwalitatief onderzoek; - kenmerken en beperkingen van de belangrijkste typen van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksdesigns; - basisprincipes van statistiek;
- beoordelen van de literatuur; - samenvatten van onderzoeksartikel; - uitvoeren van een literatuurstudie; - correct refereren; - mondeling presenteren en schriftelijk samenvatten van wetenschappelijke kennis; - vertalen naar eigen vroedkundige praktijk; - meewerken aan wetenschappelijk onderzoek; - respecteren van ethische regels bij het meewerken aan onderzoek.
- interpretatie van resultaten; - lezen en interpreteren van artikels; - kwaliteit beoordelen van artikels.
In verband met evidence based midwifery Onderliggende competentie 1: neemt een attitude aan tot levenslang leren Onderliggende competentie 2: reflecteert kritisch op het professioneel functioneren vanuit een wetenschappelijke houding van “evidence based midwifery practice” Onderliggende competentie 3: is in staat om het professioneel handelen wetenschappelijk te onderbouwen Onderliggende competentie 4: is in staat het eigen handelen kritisch te beoordelen op de bijdrage tot effectiviteit en efficiëntie van de zorgverlening Onderliggende competentie 6: gebruikt relevante resultaten uit wetenschappelijk onderzoek in haar risicoselectie, verloskundig beleid, advisering en voorlichting Onderliggende competentie 8: ziet het als een ethische plicht om op evidentie gebaseerde zorg te verstrekken
Kennis van: - wat evidence based midwifery is;
Vaardigheden: - de empirische cyclus toepassen bij het professioneel handelen;
59
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- wetenschappelijk onderzoek (cfr. hoger);
- resultaten van onderzoek toepassen bij het professioneel handelen;
- methodiek van reflectie en ontwikkeling
- wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen kunnen toepassen; - resultaten van wetenschappelijk onderzoek uitwisselen met collega’s en andere hulpverleners: mondeling en schriftelijk; - informatie zelfstandig en kritisch kunnen verwerven, verwerken en beoordelen, met het oog op uitvoering bij het professioneel handelen; - eigen handelen, analyseren, evalueren en bijsturen via scholing, intervisie en wetenschappelijk onderzoek.
60
Kerncompetentie 8 De vroedvrouw coacht, als deel van een interdisciplinair team, studenten en collega’s om als professionele vroedvrouw in de gezondheidszorg te functioneren en op die manier een optimale perinatale zorgverlening te garanderen.
1
Context
1.1
Omgevingsfactoren
Plaats Intramuraal -
alle beroepscontexten waarin de vroedvrouw actief is
Extramuraal -
alle beroepscontexten waarin de vroedvrouw actief is
Personen Een interprofessioneel team, waar de vroedvrouw deel van uitmaakt, kan bestaan uit: -
gynaecologen kinderartsen neonatologen huisartsen kinesitherapeuten verpleegkundigen maatschappelijke assistenten diëtisten 61
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
1.2
kraamverzorgenden psychologen studenten Omstandigheidsfactoren
Tijd Onbeperkt Situatie Mentorschap van studenten en coaching van (nieuwe) collega’s
2
Autonomie en verantwoording
Autonomie De vroedvrouw functioneert autonoom met beslissingsrecht. Verantwoording De vroedvrouw draagt de uitvoerende en organisatorische verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket.
3
Attitude
Zie de attitudes beschreven in kerncompetentie 1
62
4
Onderliggende competenties
De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: Onderliggende competentie 1: neemt de taak van mentor op voor studenten en collega’s Onderliggende competentie 3: toont enthousiasme en betrokkenheid
Kennis van:
Vaardigheden:
- mentorschap;
- begeleiden en coachen;
- principes van coaching.
- gesprekstechnieken voor het voeren van begeleidings- en evaluatiegesprekken met studenten en feedbackgesprekken met collega’s.
Onderliggende competentie 2: is het formeel aanspreekpunt en handelt als rolmodel
Kennis van: - de competenties van de vroedvrouw volgens het beroepsprofiel; - de wettelijke beroepsuitoefening.
Vaardigheden: - functioneren als vroedvrouw in een voorbeeldrol (binnen de interdisciplinaire setting) en bijsturen op basis van eigen reflectie en nieuwe evoluties en inzichten binnen de beroepspraktijk; - een professionele relatie uitbouwen en behouden met studenten/collega’s en het interdisciplinair team.
Onderliggende competentie 4: geeft mondelinge en schriftelijke feedback die gericht is op de competentiegroei van de student en/of beginnende beroepsbeoefenaar Onderliggende competentie 5: bewaakt het leerproces en zorgt voor aanvullingen van ontbre kende deskundigheid
Kennis van:
Vaardigheden:
- het leerproces en competentiegroei;
- sociale vaardigheden naar student en collega;
- de competenties volgens de domeinen waarin de vroedvrouw tewerkgesteld wordt;
- feedback geven en ontvangen;
63
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
- reflectievaardigheden;
- conflicten en meningsverschillen hanteren;
- verschillende begeleidings- en evaluatiegesprekken met studenten en feedbackgesprekken met collega’s;
- een student of collega begeleiden bij de opmaak van het persoonlijk actieplan, het leerproces en de competentiegroei;
- de regels van mondelinge en schriftelijke feedback.
- begeleidings- en evaluatiegesprekken met studenten en feedbackgesprekken met collega’s voeren.
64
OPLEIDINGSPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
Bijlage 1: leden van de wer kgroep Vroed kunde Petra
De Sutter (voorzitter)
Universiteit Gent
Katrin
De Boelpaep
Katholieke Hogeschool Leuven
Gerlinde
De Clercq
Erasmushogeschool Brussel
Katelijne
De Koster
Nationale Neutrale Beroepsorganisatie Vlaamse verpleegkundigen en vroedvrouwen
Liesbet
De Raedemaecker
Karel de Grote-Hogeschool
Rita
Dobbelaere
Provinciale Hogeschool Limburg
Mieke
Embo
Arteveldehogeschool
Karine
Goormans
Hogeschool Antwerpen
Tony
Keuleers
Departement Onderwijs
Claire
Nuyttens
Arteveldehogeschool
Ingride
Roels
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Karijn
Schrooten
Provinciale Hogeschool Limburg
Walter
Sermeus
Katholieke Universiteit Leuven
Marie
Timmermans
Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen
Ann
Van Holsbeeck
Unie van Vlaamse vroedvrouwen/Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen
Karen
Vansteenkiste
Katholieke Hogeschool Leuven
Joeri
Vermeulen
Erasmushogeschool Brussel
Isabelle
De Ridder (secretaris)
Vlor
Marleen
Temmerman
Universiteit Gent
(voorzitter tot juni 2007)
Bijlage 2: Beroeps profiel va n de Belgisc he vroedvro uw Op pagina 66 en volgende vindt u het beroepsprofiel dat de Federale Raad voor de Vroedvrouwen heeft goedgekeurd op 18 december 2006.
65
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Nationale Raad voor de Vroedvrouwen Plenumvergadering 18/12/2006
NRVR/2006/ADVIES
DEFINITIEVE TEKST
BEROEPSPROFIEL VAN DE BELGISCHE VROEDVROUW
Ontegensprekelijk is vroedvrouw zijn één van de oudste beroepen ter wereld. In de traditionele samenleving genoot de vroedvrouw veel waardering. Niet alleen vond ze1 overal haar plaats aan de zijde van de moeder, zij belichaamde ook de ‘wijsheid’ die de samenleving rond het geboren worden ontwikkeld had en doorgaf van generatie aan generatie. Zij vervulde in alle culturen een essentiële rol in de overdracht van de traditionele kennis van het geboorteproces en het ouderschap.
1 Er wordt ‘ze/haar’ gekozen als het gaat over een vroedvrouw. Hiermee wordt ook de man bedoeld.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
1
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
WOORD VOORAF In 2002 gaf de heer Tavernier, toenmalig Minister van Volksgezondheid, aan de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen de opdracht het Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw te definiëren. Dit beroepsprofiel is een belangrijke mijlpaal in de erkenning van ons beroep. Op grond van dit uitgeschreven profiel kan iedereen: gezondheidszorgverstrekkers, directies van hogescholen en van ziekenhuizen, de federale en gewestelijke overheden en toekomstige ouders, de vroedvrouw beter leren kennen en kan de vroedvrouw zich laten “erkennen”. De vroedvrouw is specialist op haar terrein in de fysiologie en de eerstelijnsverzorging. Binnen deze zorg opereert zij autonoom. Voor zorgverstrekking met een hoog risico omringt zij vrouwen die zwanger wensen te worden, moeders en hun baby's, dit in overleg met de artsen. Tijdens haar eerste legislatuur werkte de Nationale Raad voor Vroedkunde onder de bescherming van de Minister van Volksgezondheid Rudy Demotte, verder aan de toekomst van de vroedvrouw, niet alleen binnen haar fysiologische rol, maar als een belangrijke partner in een vroedkundige omgeving met een gesofistikeerde technologie. Dit resulteerde in het KB nr. 78. "Het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen vormt de wettelijke basis met betrekking tot de uitoefening van het beroep vroedvrouw. Niemand kan het beroep van vroedvrouw in België uitoefenen zonder krachtens dit besluit erkend te zijn. In het verleden werd het beroep van vroedvrouw in artikel 2, §2 van dit koninklijk besluit slechts beknopt omschreven. Door de recente wet houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid wordt voor de vroedvrouwen een soortgelijke wettelijke basis als die voor de andere gezondheidszorgberoepen, in het koninklijk besluit nr. 78 ingevoerd. Er wordt een hoofdstuk aan het beroep vroedvrouw gewijd. Hierin worden enerzijds op globale wijze de activiteiten van de vroedvrouw omschreven en anderzijds, eveneens in algemene termen, de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep. De omschrijving in het gewijzigde koninklijk besluit nr. 78 van de activiteiten is aangepast aan de taken en verantwoordelijkheden die vroedvrouwen momenteel te beurt vallen: de vroedvrouwen nemen meer autonoom de zorg voor moeder en kind in de perinatale periode op zich, ze verstrekken zorgen waarvoor meer technische handelingen vereist zijn, ze begeleiden jonge ouders die steeds minder goed voorbereid zijn op de verzorging van pasgeborenen. Onder bepaalde voorwaarden en nadat de noodzakelijke uitvoeringsbesluiten zijn genomen zal het voor de vroedvrouwen mogelijk zijn om geneesmiddelen voor te schrijven en om een bekkenbodemreëducatie uit te voeren. Naast de voorwaarden om als houder van de beroepstitel van vroedvrouw erkend te worden, bepaalt het gewijzigde koninklijk besluit ook dat de vroedvrouw een permanente opleiding moet volgen om deze titel te behouden."
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
2
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Door de recente wijzigingen aan dit KB nr. 78 heeft de Nationale Raad Voor Vroedvrouwen het Beroepsprofiel opnieuw aangepast aan de nieuwe bevoegdheden die aan de vroedvrouw worden toegekend. Deze nieuwe bevoegdheden moeten worden onderbouwd door een grondig fysiologisch inzicht, een gerichte kennis van de vooruitstrevende technologieën op het vlak van verloskunde en neonatologie en uiteraard ook van de essentiële psychosociale elementen voor de erkenning van de eigen kennis en kunde van de vrouw om haar zwangerschap, haar arbeid, haar baring en de opvang van haar pasgeborene in de grootst mogelijke veiligheid tot een goed einde te brengen. Dat is de manier waarop de Vroedvrouwen zullen bijdragen aan de wereld van morgen. Wij hopen dat dit profiel alle zorgverstrekkers die te maken hebben met de geboorte, ertoe zal brengen te evolueren en samen te werken met de specifieke professionals, de vroedvrouwen, en dat het zal dienen als een onmisbaar denkplatform voor de uitwerking van een opleidingsprofiel binnen elke gemeenschap, dat geldt als studieprogramma voor de vorming van de vroedvrouw van morgen, gerealiseerd door en met de vroedvrouwen van vandaag.
Anne Niset, Voorzitster van de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen Décembre 2006
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
3
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
INHOUDSTAFEL INLEIDING 1. DEFINITIE VAN HET BEROEP VAN VROEDVROUW 2. INTERNATIONALE ETHISCHE CODE VOOR VROEDVROUWEN 3. HISTORISCHE ACHTERGRONDEN DIE HET PROFIEL VAN DE VROEDVROUW BEINVLOEDEN EN KENMERKEN 4. VISIE OP HET BEROEP VAN VROEDVROUW 4.1 4.2
Visie op de gezondheid, verloskunde, zwangerschap, baring en ouderschap Visie op vroedvrouw zijn
5. WETTELIJKE BEPALINGEN DIE DE OPLEIDING EN HET BEROEP VAN VROEDVROUW REGLEMENTEREN 5.1 5.2 5.3 5.4
Europese richtlijnen Belgische wetgeving ivm de beroepsuitoefening Belgische wetgeving ivm de opleiding Institutioneel kader
6. KERNCOMPETENTIES VAN DE VROEDVROUW 7. BEROEPSCONTEXT VAN DE VROEDVROUW 7.1 7.2
Algemene situering Werkterrein ingedeeld naar organisatievorm, milieu en werkomstandigheden
8. PARTICIPATIE VAN DE VROEDVROUW IN NATIONALE EN INTERNATIONALE STRUCTUREN 8.1 8.2
Nationaal Internationaal
9. NUTTIGE ADRESSEN
REFERENTIES EN BIBLIOGRAFIE
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
4
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
INLEIDING Het Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw is een realisatie van de ad hoc werkgroep ”Beroepsprofiel” van de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen. Grondige reflectie over de plaats en de rol van de vroedvrouw in de gezondheidszorg in België ligt aan de basis van dit document. Vroedvrouwen uit het werkveld, zelfstandig werkend of in loondienst, en vroedvrouwen uit de onderwijswereld hebben deelgenomen aan dit proces. Dit Nationaal Beroepsprofiel is geïnspireerd door: - “Beroepsprofiel van de Vroedvrouw”. VLOR, Vlaamse Onderwijsraad, 1998. - “Beroepsprofiel van de Vroedvrouw”. WVVV, Wetenschappeljike Vereniging voor Verpleegkunde en Vroedkunde, Kring Vroedvrouwen, 1996. - “La profession de sage-femme à l’aube de l’an 2000”. Rapport rédigé par l’UPSFB, Union Professionnelle des Sage-Femmes belges, 2000. - “Fonctions, objectifs de formation et qualifications-clés”. Documentation sur la profession de sage-femme et sur l’association professionnelle de la Fédération suisse des sages-femmes, 1998. - “La profession sage-femme au Québec”. Dossier Côtes des Neiges du Regroupement des sages-femmes du Québec, Montréal, 1999. Dit Nationaal Beroepsprofiel is ingedeeld in negen rubrieken. 1. Definitie van het beroep van vroedvrouw 2. Internationale ethische code voor de vroedvrouw 3. Historische achtergronden die het profiel van de vroedvrouw beïnvloeden en kenmerken 4. Visie op het beroep van vroedvrouw 5. Wettelijke bepalingen die het beroep en de opleiding van de vroedvrouw reglementeren 6. Kerncompetenties van de vroedvrouw. 7. Beroepscontext van de vroedvrouw 8. Participatie van de vroedvrouw in nationale en internationale structuren 9. Nuttige adressen Met het schrijven van dit Beroepsprofiel beogen de auteurs de praktijk van de Belgische vroedvrouw in kaart te brengen en de eigenheid van de professie te beklemtonen. Moge dit beroepsprofiel een aanzet zijn voor alle Belgische vroedvrouwen om kritisch te reflecteren over de eigen beroepsinvulling én om creatief mee te werken aan een continue actualisering van hun zorgaanbod. Wij zijn er tevens van overtuigd dat dit document zal bijdragen tot de bekendheid van de vroedvrouw en haar plaats in de gezondheidszorg, bij andere beroepsbeoefenaren van de perinatale zorg, bij (toekomstige) ouders, bij studenten, bij de gehele bevolking.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
5
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
1.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
DEFINITIE VAN HET BEROEP VAN VROEDVROUW
Omwille van het universele en volledige karakter van de omschrijving is gekozen voor de WHO definitie van het beroep van vroedvrouw. Vanuit deze internationaal aanvaarde definitie wordt het nationale beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw getekend, aangepast en gerelateerd aan de actuele situatie in de Franse en Vlaamse Gemeenschap van België. “A midwife is a person who, having been regularly admitted to a midwifery educational programme, duly recognised in the country in which it is located, has successfully completed the prescribed course of studies in midwifery and has acquired the requisite qualifications to be registered and / or legally licensed to practise midwifery. The midwife is recognised as a responsible and accountable professional who works in partnership with women to give the necessary support, care and advice during pregnancy, labour and the postpartum period, to conduct births on the midwife’s own responsibility and to provide care for the newborn and the infant. This care includes preventative measures, the promotion of normal birth, the detection of complications in mother and child, the accessing of medical care or other appropriate assistance and the carrying out of emergency measures. The midwife has an important task in health counselling and education, not only for the women, but also within the family and the community. This work should involve antenatal education and preparation for parenthood and may extend to women’s health, sexual or reproductive health and childcare. A midwife may practise in any setting including the home, community, hospitals, and clinics of health units. Adopted by the International Confederation of Midwives Council meeting, 19th July, 2005, Brisbane, Australia Supersedes the ICM “Definition of the Midwife” 1972 and its amendments of 1990
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
6
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
2.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
INTERNATIONALE ETHISCHE CODE VOOR VROEDVROUWEN
De ICM (International Confederation of Midwives) streeft naar een wereldwijde kwaliteitsverbetering van de zorg voor de vrouw, het kind en het gezin. Omdat vroedvrouwen een centrale rol spelen in de bevordering van de gezondheid van de vrouw, heeft de ICM een ethische code opgesteld voor de vroedkundige opleiding, -praktijk en –research (Vancouver, Canada, mei 1993). Deze code gaat uit van de erkenning dat elke vrouw een volwaardige persoon is, dat iedereen gelijke rechten heeft en dat de gezondheidszorg voor allen even toegankelijk moet zijn. Ze berust op wederzijds respect en vertrouwen en op de waardigheid van alle leden van de samenleving. Midwifery Relationships a. Midwives respect a woman’s informed right of choice and promote the woman’s acceptance of responsibility for the outcomes of her choices. b. Midwives work with women, supporting their right to participate actively in decisions about their care, and empowering women to speak for themselves on issues affecting the health of women and their families in their culture/society. c. Midwives, together with women, work with policy and funding agencies to define women’s needs for health services and to ensure that resources are fairly allocated considering priorities and availability. d. Midwives support and sustain each other in their professional roles, and actively nurture their own and others’ sense of self-worth. e. Midwives work with other health professionals, consulting and referring as necessary when the woman’s need for care exceeds the competencies of the midwife. f. Midwives recognise the human interdependence within their field of practice and actively seek to resolve inherent conflicts. g. The midwife has responsibilities to her or himself as a person of moral worth, including duties of moral self-respect and the preservation of integrity. II.
Practice of Midwifery a. Midwives provide care for women and childbearing families with respect for cultural diversity while also working to eliminate harmful practices within those same cultures. b. Midwives encourage realistic expectations of childbirth by women within their own society, with the minimum expectation that no women should be harmed by conception or childbearing. c. Midwives use their professional knowledge to ensure safe birthing practices in all environments and cultures. d. Midwives respond to the psychological, physical, emotional and spiritual needs of women seeking health care, whatever their circumstances. e. Midwives act as effective role models in health promotion for women throughout their life cycle, for families and for other health professionals. f. Midwives actively seek personal, intellectual and professional growth throughout their midwifery career, integrating this growth into their practice.
III.
The Professional Responsibilities of Midwives a. Midwives hold in confidence client information in order to protect the right to privacy, and use judgement in sharing this information.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
7
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
b. Midwives are responsible for their decisions and actions, and are accountable for the related outcomes in their care of women. c. Midwives may refuse to participate in activities for which they hold deep moral opposition; however, the emphasis on individual conscience should not deprive women of essential health services. d. Midwives understand the adverse consequences that ethical and human rights violations have on the health of women and infants, and will work to eliminate these violations. e. Midwives participate in the development and implementation of health policies that promote the health of all women and childbearing families. IV.
Advancement of Midwifery Knowledge and Practice a. Midwives ensure that the advancement of midwifery knowledge is based on activities that protect the rights of women as persons. b. Midwives develop and share midwifery knowledge through a variety of processes, such as peer review and research. c. Midwives participate in the formal education of midwifery students and midwives.
Acknowledgements: Dr. Joyce E.Thompson, CNM, DrPH Dr. Henry O.Thompson, M.Div, PhD Sister Anne Thompson, MTD, MS Members of the International Confederation of Midwives Executive Committee 1990/1993 and the Delegates from member associations attending the International Council meeting in May 1993 and May 1999. Adopted May 1993 Revised May 1999
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
8
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
3.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
HISTORISCHE ACHTERGRONDEN DIE HET VROEDVROUW BEINVLOEDEN EN KENMERKEN
BEROEP
VAN
DE
Hulpverlening aan de barende is zo oud als de mensheid zelf. Zo heeft ook de vroedvrouw altijd bestaan. Oorspronkelijk werd de functie uitgeoefend door vrouwen in aanzien bij de gemeenschap, die meestal van rijpere leeftijd waren en zelf kinderen hadden gebaard. Deze “midwives without training” bestaan thans nog in de derde wereld. Het is echter duidelijk dat reeds in de klassieke beschavingen de lat hoger werd gelegd. Soranos van Efese (2de eeuw na Christus) verwachtte van een vroedvrouw dat ze theoretisch geschoold was en vakliteratuur raadpleegde. Vanaf de 15de eeuw werd het vroedvrouwenberoep in de meeste Europese staten op gemeentelijk vlak gereglementeerd. De gekwalificeerde en beëdigde vroedvrouw werd de norm. De vroedvrouw kreeg een gestructureerde vakopleiding. Dankzij dit onderwijs ontstond er in de late 16de en de 17de eeuw een korps hooggekwalificeerde en zelfbewuste vroedvrouwen. De 17de eeuw mag dan ook de gouden eeuw van de vroedvrouw genoemd worden. De aanzet die in de 17de eeuw was gegeven ebde echter weg in de 18de eeuw. Sinds Lodewijk XIV zijn koninklijke maîtresses met een vroedmeester liet bevallen, werd de aanzet gegeven om een man tot de kraamkamer toe te laten. De vroedvrouw verloor terrein. Nochtans werd in onze gewesten nog een poging gedaan om het vroedvrouwenonderwijs op te tillen. Nadat de Franse hofvroedvrouw, Angélique du Coudray, in Ieper een vroedvrouwencursus had gedoceerd, kwamen onder meer in Brugge, Kortrijk en Veurne lessencyclussen tot stand. De definitieve inlijving van onze gewesten bij de Franse Republiek in 1795 maakte echter tabula rasa van deze ontwikkelingen. In 1803 kwam er meer realiteitszin en werd een wet uitgevaardigd die de verplichting oplegde om een vroedvrouwenschool op te richten in het meest bezochte hospitaal van elk departement. Tijdens de periode van het Nederlandse bewind werd de beroepsuitoefening van de vroedvrouw gereguleerd door de wet van 12 maart 1818. Deze wet, een onderdeel van de kaderwet betreffende de uitoefening van de geneeskunde, bepaalde dat de vroedvrouw alleen mocht optreden bij natuurlijke geboorten. Vroedvrouwenscholen werden nog niet voorzien. De kandidaten moesten in de leer gaan bij een gevestigde vroedvrouw. Vijf jaar later voorzag het KB van 6 januari 1823 wel de oprichting van vroedvrouwenscholen verbonden aan de burgerlijke hospitalen. In de 19de eeuw kende het beroep van vroedvrouw een teloorgang. De maatschappelijke neergang van het eens hooggeschatte beroep was een internationaal verschijnsel. Een belangrijke oorzaak was de snel evoluerende wetenschappelijk-academische geneeskunde. De artsen hadden veel meer te bieden dan de vroedvrouw. Ook de opkomst van de verpleegkundige ondermijnde de positie van de vroedvrouw. Florence Nightingale creëerde het type verpleegster dat beantwoordde aan de behoefte van de nieuwe hospitalen en van wie het sociale imago veel meer acceptabel was dan dat van de eigentijdse vroedvrouw. De heersende beeldvorming over de “respectabele vrouw” bij de 19de eeuwse burgerij deed het imago van de vroedvrouw evenmin goed. De respectabele vrouw moest een kasplantje zijn, dat van voortplanting zo weinig mogelijk afwist. Daarenboven betoonde de opkomende feministische beweging weinig sympathie voor de vroedvrouw, die werd aanzien als de illustratie van alles wat fout zat met de positie van de vrouw. Voor de feministen was arts worden het ultieme doel, vroedvrouw zijn was een karikatuur.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
9
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
In het begin van de 20ste eeuw gingen stemmen op om het beroep van vroedvrouw te verbieden. Vroedvrouwen werden uitermate slecht betaald en bovendien geconfronteerd met een dalend geboortecijfer. Ondanks de slechte verloning en de maatschappelijke onderwaardering bleef het aantal vroedvrouwen toenemen. Dit betekende dat de vroedvrouw niet meer kon leven van haar inkomen. Zowel bij de obstetrici, de gezondheidsautoriteiten als bij de vroedvrouwen zelf groeide stilaan de overtuiging dat de verloskundige praktijk voor veel verbetering vatbaar was. Men raakte ervan overtuigd dat naast de specifiek medische aspecten ook een verbetering van de sociale hygiëne en levensomstandigheden van de bevolking van belang waren. In die optiek kreeg de vroedvrouw opnieuw een sleutelrol toebedeeld, weliswaar in samenwerking met de arts. In België werden door het KB van 1924 de vroedvrouwenstudies gereglementeerd. Ook de beroepsuitoefening werd geregeld. In dit referentiekader herkennen we duidelijk de aanzet van een verloskunde naar normen, zoals die heden ten dage wordt gehanteerd. Nochtans werd in de geest van die tijd vrij paternalistisch gesteld dat de vroedvrouw een geneeskundige hulpkracht was, die trouw de dokter terzijde stond in het voltrekken van zijn medisch project. Enerzijds werd de vroedvrouw gewezen op haar bevoorrechte rol, anderzijds werd zij onmondig geacht en moest zij het terrein laten aan de arts. Om hierin verandering te brengen was het organiseren van de vroedvrouwen een eerste noodzaak. Zo ontstonden vroedvrouwenverenigingen en werd in 1911 “Het vroedvrouwentijdschrift” uitgegeven. Het belangrijkste doel van deze verenigingen was de materiële situatie van de vroedvrouwen verbeteren. Vanaf 1946 ontwikkelde zich een houding van bewust professionalisme. Nu de grenzen opnieuw openstonden gingen vroedvrouwen in verschillende Europese landen de toestand van de vroedvrouw, haar opleiding en beroepsuitoefening bestuderen. In juni 1946 stelden Vlaamse en Waalse vroedvrouwen een Nationale Raad samen met het oog op gemeenschappelijke acties in beroepsaangelegenheden. Een heet hangijzer was het feit dat er van medische zijde werd op aangedrongen dat alle kandidaat-vroedvrouwen eerst drie jaar voor verpleegster zouden studeren en daarna één jaar als vroedvrouw specialiseren. Dit zou betekenen: afschaffen van het eigenlijk vroedvrouwenberoep. Ondertussen deden zich ook niet te verwaarlozen veranderingen voor in de ziekteverzekering. Door de verplichte ziekte - en invaliditeitsverzekering werd er vanaf 1945 een tussenkomst voorzien voor bevallingen in het ziekenhuis en voor specialistische hulp door de gynaecoloog. In de 20ste eeuw werd de ziekenhuisbevalling in België de norm. Vroedvrouwen maakten plaats voor gynaecologen en gingen onder bediendestatuut in de ziekenhuizen werken. In 1957 werd de vroedvrouwenopleiding ingelijfd bij de verpleegkundige opleiding ter gelegenheid van de oprichting van het graduaat in de verpleegkunde. Het vroedvrouwendiploma werd behaald na twee jaar verpleegkundig onderwijs en één jaar specialisatie in de verloskunde. Ondertussen waren de Vlaamse autonome beroepsverenigingen voor vroedvrouwen een afdeling geworden van de beroepsorganisaties van verpleegkundigen. Enkel de Franstalige neutrale organisatie hield stand als autonome vereniging. In 1967 lagen de neutrale en katholieke Franstalige vroedvrouwen aan de basis van de oprichting van het verbindingscomité van vroedvrouwen van de Europese Gemeenschap. De doelstellingen waren de volgende: de toegangsvoorwaarden en de werking van de scholenvoor vroedvrouwen in alle landen van de Europese Gemeenschap; er werden een aantal desiderata geformuleerd, die nog steeds actueel zijn. In 1980 werden de EEG - Richtlijnen uitgevaardigd die, in functie van het vrij verkeer van gediplomeerden in de Europese Unie, de opleiding tot vroedvrouw en de praktijkvoering zoveel mogelijk uniformiseerden. In 1988 werd het Overlegcomité van Belgische
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
10
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Vroedvrouwen (OCBV) opgericht met de bedoeling een nationaal overlegplatform te creëren voor de Vlaamse en Franstalige vroedvrouwen dat internationaal meer uitstraling kan geven. In het K.B. van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw werden de bevoegdheden van de vroedvrouw geactualiseerd en uitgebreid. In 1992 werd door de WHO het beroep van de vroedvrouw opnieuw gedefinieerd. Om tegemoet te komen aan de EU - richtlijnen en onder impuls van het rapport van februari 1991 van het Raadgevend Comité voor de Opleiding van Verloskundigen, waarin de Belgische opleiding ontoereikend werd verklaard, werd in Vlaanderen in september 1995 een vernieuwde autonome opleiding in de vroedkunde gestart met rechtstreekse toegang na het secundair onderwijs. Volgens het decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap (13 juli 1994) wordt deze opleiding georganiseerd binnen het studiegebied “Gezondheidszorg”. Het is een één cyclus opleiding die na drie jaar voltijds onderwijs bekrachtigd wordt met het diploma van vroedvrouw. In de Franse Gemeenschap werd in 1995 de opleiding tot herschikt tot een vierjarige studie met een gemeenschappelijke basis met het graduaat verpleegkunde. Het diploma vermeldt de titel van “Vroedvrouw”. In Vlaanderen heeft men drie beroepsorganisaties: de VLOV (Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen), de Unie Vlaamse Vroedvrouwen (voorheen NVKVV, departement vroedvrouwen) en het NNBVV (Nationale Neutrale Beroepsorganisatie voor Vlaamse Verpleegkundigen en vroedvrouwen), die een werkgroep ‘Vroedvrouwen’ heeft, die in haar werking volledig de principes van de VLOV onderschrijft. Aan Franstalige zijde zijn de vroedvrouwen verenigd in de UPSFB (Union Professionnelle des Sages-Femmes Belges) de neutrale beroepsvereniging en de AFSFC (Association Francophone des Sages-Femmes Catholique) de katholieke beroepsvereniging van vroedvrouwen. Zoals aangekondigd in de wet van 22 februari 1994 werd in november 1999 de Nationale Raad voor Vroedvrouwen geïnstalleerd. Deze raad fungeert als adviesorgaan bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De Raad heeft gedurende meerdere jaren gewerkt om de wetgeving aan te passen aan de evolutie van het beroep. Zij heeft, door middel van veranderingen aan het KB nr. 78, het volgende voorgesteld: Het gebruik van de term “sage-femme”, in plaats van “accoucheuse” De autonome opleiding van 240 studiepunten voor het hele land Het recht om geneesmiddelen voor te schrijven Het recht om de vrouw te helpen wat betreft de kennis over en de beheersing van haar bekkenbodem Het recht om functionele echo’s uit te voeren De Raad heeft ook haar competenties en autonomie en de / met samenwerking van de artsen beter bepaald: De verplichting om een permanente vorming te volgen De voorwaarden bepaald voor het intrekken van de beroepstitel van vroedvrouw als niet aan de voorwaarden is voldaan Het recht om te injecteren in de peridurale katheters
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
11
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
4.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
VISIE OP HET BEROEP VAN VROEDVROUW
4.1. Visie op gezondheid, verloskunde, zwangerschap, baring en Ouderschap “De houding van een maatschappij ten aanzien van de geboorte getuigt van de waarden van die maatschappij” (Jacques Gélis, La femme ou le médecin).Geboren worden we allemaal, alleen niet in dezelfde omstandigheden. De mogelijkheden om zich te ontwikkelen zijn voor elke mens sterk bepaald door zijn ouders en door de cultuur waarin hij opgroeit. De culturele beïnvloeding is sterk historisch bepaald. We zijn kinderen van onze tijd en het is moeilijk hiervan afstand te doen. Elke generatie maakt zijn (sub)cultuur én elke cultuur maakt zijn generaties. Reflecteren over de cultuur van de voortplanting leert ons dat we leven in een cultuur van vervreemding, o.a. vervreemding van ons eigen lichaam. Dit is deels te verklaren doordat de hedendaagse opvattingen van kennis en waarheid zijn gevormd doorheen de geschiedenis vanuit een patriarchale cultuur. Daarom draagt onze sterk technologisch georiënteerde Westerse cultuur rationaliteit en objectiviteit, kortom het cognitief denken hoog in het vaandel. In dergelijke culturen wordt de intuïtieve kennis, eigen aan vrouwen, primitiever geacht en vandaar minder waardevol dan objectieve manieren van weten (Levy,M. 2005). Nochtans is deze intuïtie, aangestuurd vanuit het limbische systeem, onmisbaar voor een fysiologische zwangerschap en bevalling. Een té sterke stimulatie van het cognitief denken (neocortex), onderdrukt het limbische systeem (coördineert fysiologische reacties en instinctief menselijk gedrag), waardoor de vrouw vervreemdt van haar eigen lichaam (Nuttin, K. (2005). Als gevolg van deze vervreemding worden gevoelens opgeroepen van onbehagen, angst en wantrouwen bij fysiologische processen, zoals o.a. bij zwangerschap, geboorte en ouderschap. Deze gevoelens hebben invloed op de kwaliteit van de relatie van het (toekomstige)ouderpaar met het verwachte of geboren kind (Schmid, V., 2005), en kunnen tevens het geloof in eigen kunnen ondermijnen. Onze geneeskunde is de mens steeds minder gaan beschouwen en behandelen als een eenheid van cognitief en intuïtief denken. Dit sluit aan bij een biomedische benadering van zwangerschap en bevalling. De vroedvrouw benadert zwangerschap en bevalling meer holistisch. “Zwanger zijn” is een fysisch, psychisch en sociaal groeiproces voor het toekomstig ouderpaar, waarbij de zwangerschap wordt beschouwd als een positieve levenservaring die wordt afgerond met een actief baringsproces. Geboren worden is meer dan het biologisch verlaten van het moederlichaam en het intreden in de wereld. Geboren worden is een psychosomatisch proces met een actieve wisselwerking tussen moeder en kind. De vroedvrouw stelt moeder en kind centraal, en beschouwt hen als een unieke eenheid op een bepaald moment op een bepaalde plaats in een cultuur. Op deze manier heeft een vroedvrouw aandacht en respect voor de verscheidenheid binnen de fysiologische processen van zwangerschap, bevalling en ouderschap (Davis-Floyd, R.E., 2004 – ‘normalizing uniqueness’), waarin de autonomie van de vrouw gerespecteerd wordt. De enige rechtvaardiging voor de praktijk welke de vrouw zou beperken in haar autonomie, haar keuzevrijheid of haar contact met de baby is een helder bewijs dat deze beperking meer goed zou doen dan kwaad (Enkin,M. , 2000). Zwangerschap en bevalling zijn normale levensprocessen en worden door de vroedvrouw ook als zodanig beschouwd (Bryar, R., 1995). De biologische evolutie toont ons dat de
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
12
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
moeder in staat is om te bevallen en de baby bekwaam is om geboren te worden, waardoor ze zo samen een hechte relatie vormen die het voortbestaan van de mensheid garandeert. Deze natuurlijke processen mogen niet verstoord worden. Ze moeten ten volle de kans krijgen om hun kracht tot uiting te laten komen (Braibanti, L., 1993). Medische technologie bij zwangerschap en geboorte heeft dan ook enkel een plaats na duidelijke indicatiestelling. 4.2. Visie op vroedvrouw zijn De vroedvrouw verdedigt het recht van vrouwen om vrouw te zijn. Dit impliceert dat de vrouw de kans en de ondersteuning krijgt om zwangerschap en baring te beleven als een daad van vrouwelijk kunnen en dat zij niet bestempeld wordt als lijdend voorwerp, dat verlost moet worden. De vroedvrouw respecteert elke mens, ongeacht ras, stand, cultuur, levensvisie. In dezelfde geest draagt zij zorg voor het milieu en de natuur. Haar aandacht voor zwangerschap en baring als natuurlijke processen vormt vanzelfsprekend de basis van haar beroepsuitoefening. Onnodig ingrijpen in deze processen voelt zij aan als verstoring. De vroedvrouw kent, bewaakt en verdedigt de fysieke en affectieve rechten van het kind vanaf zijn conceptie. De vroedvrouw bespreekt het recht van het kind op een veilig prenataal leven met de toekomstige ouders en het verloskundig team. Toekomstige ouders maken een ontwikkelingsproces door, zijn kwetsbaar en moeten beschermd worden. Deskundige begeleiding van het ouderpaar is de kern van het vroedvrouwenberoep, waarbij de spilfiguren de (aanstaande) ouders en hun (ongeboren) kind zijn. Deze begeleiding bestaat vnl uit actief luisteren, met aandacht voor het uitklaren van waarden en normen van het individueel koppel, zodat deze een bewust geïnformeerde keuze kunnen maken. De vroedvrouw helpt de vrouw zich over te geven aan de vloed van de fysiologische processen en helpt haar hierdoor vertrouwen in haar eigen lichaam, haar eigen intelligentie en eigen intuïtie. Met andere woorden, de vroedvrouw faciliteert de endogene competenties van iedere vrouw (Schmid, V. 2005). De vroedvrouw heeft ook een belangrijke rol in de bescherming van deze biologische, fysiologische processen, vooral wanneer de vrouw het moeilijk heeft. Zolang alles normaal verloopt horen er geen interventies te gebeuren. De vroedvrouw blijft mogelijkheden en ruimte aanbieden om deze moeilijke momenten te overbruggen, zonder zichzelf in de plaats van de ouders te stellen. Bij afwijkingen in het normale verloop van zwangerschap, baring of kraambed werkt de vroedvrouw samen met de behandelende geneesheer om in team de optimale zorg te verzekeren. Het is noodzakelijk dat gynaecologen en vroedvrouwen naar elkaar luisteren en mekaars deskundigheid respecteren. Wanneer beiden het belang van de moeder en haar kind centraal stellen, kan de vroedvrouw haar plaats blijven innemen als specialiste in en behoedster van de fysiologische verloskunde. De vroedvrouw heeft ook een belangrijke rol in het promoten en beschermen van de hechting van de moeder met haar kind. Tijdens de zwangerschap helpt zij haar om ongedwongen haar kind te leren kennen en er contact mee te maken vanuit een veilige omgeving. Onmiddellijk na de bevalling wordt het lichamelijk en affectief contact tussen moeder en kind hersteld, waardoor de verbondenheid van vóór de geboorte kan continueren. De vroedvrouw heeft hierin een uiterst belangrijke taak om toe te zien op een ongestoord eerste samenblijven van moeder en kind. Borstvoeding is inherent aan een
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
13
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
voortplantingsproces. De vroedvrouw promoot en beschermt borstvoeding en ondersteunt de kraamvrouw in haar zoektocht naar de behoeften en verwachtingen van haar kind, evenals naar het onvoorwaardelijk beschikbaar zijn voor haar kind. De fundamentele grondhoudingen van echtheid, empathie en onvoorwaardelijk respect zijn geen technieken, maar zijnswijzen die alles wat de vroedvrouw doet of zegt inspireren. Elke vroedvrouw heeft een eigen uitstraling die het interpersoonlijk gebeuren kleurt. De persoonlijkheid van de vroedvrouw is belangrijk. Introspectie kan een middel zijn om het al of niet integreren van de fysiologische levensvisie in eigen zijn, in eigen leven, in eigen relaties te toetsen. Voelen en denken vormen de basis van elk handelen, dus ook van het verloskundig handelen. Een disharmonie tussen voelen en denken leidt tot een inconsequent verloskundig handelen. Een zelfbewuste, empathische vroedvrouw, die na haar opleiding haar professionaliteit actief uitbouwt via vakliteratuur en doelgerichte bijscholingen, groeit uit tot een vakbekwame, wijze vrouw, ‘de vroedvrouw’. Zij evolueert positief op relationeel en professioneel vlak. Bij haar zijn toekomstige ouders in veilige handen.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
14
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
5.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
WETTELIJKE BEPALINGEN DIE DE OPLEIDING EN HET BEROEP VAN VROEDVROUW REGLEMENTEREN
De voornaamste wetteksten en richtlijnen die belangrijk zijn voor de beroepsuitoefening en opleiding van vroedvrouw zijn hieronder geïnventariseerd. De teksten die nu van kracht zijn, zijn in het vet aangeduid. 5.1. EUROPESE RICHTLIJNEN RICHTLIJN 80/154/EEG van de Raad van 21 januari 1980 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de verloskundige, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten. Publicatieblad Nr. L 033 van 11/02/1980 blz. 0001 0007. RICHTLIJN 80/155/EEG van de Raad van 21 januari 1980 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verloskundige. Publicatieblad Nr. L 033 van 11/02/1980 blz. 0008 – 0012. Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Publicatieblad Nr. L 255 van 30/09/2005 blz. 0022 - 0142. 5.2. BELGISCHE WETGEVING I, V. M. DE BEROEPSUITOEFENING WET van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft. KONINKLIJK BESLUIT van 16 oktober 1962 betreffende het uitoefenen van het beroep van vroedvrouw. Belgisch Staatsblad van 1 januari 1963. KONINKLIJK BESLUIT nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Belgisch Staatsblad van 14 november 1967. KONINKLIJK BESLUIT van 15 augustus 1987 betreffende de bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd. Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1987. KONINKLIJK BESLUIT van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen. Belgisch Staatsblad van 27 juli 1990. KONINKLIJK BESLUIT van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw. Belgisch Staatsblad van 6 april 1991.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
15
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
ARREST nr. 44144 van de Raad van State van 21 september 1993. Belgisch Staatsblad van 26 november 1993. 5.3. BELGISCHE WETGEVING I.V.M. DE OPLEIDING KONINKLIJK BESLUIT van 30 december 1884 regelt de inrichting en de organisatie van het onderwijs voor vroedvrouwen en de vroedvrouwenscholen. KONINKLIJK BESLUIT van 15 februari 1908 verplicht het verblijf van twee jaar in een vroedvrouwenschool verbonden aan een materniteit. KONINKLIJK BESLUIT van 06 september 1924 voert de titel van vroedvrouw in voor de door de regering erkende vroedvrouw of van aangenomen vroedvrouw. KONINKLIJK BESLUIT van 30 mei 1933 bepaalt de toelatingsvoorwaarden voor de studies tot verpleegster-vroedvrouw. KONINKLIJK BESLUIT van 13 juli 1951 betreffende de verkrijging van het diploma van vroedvrouw en tot regeling van de studiën en examens die er toe leiden. Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1951. ( Richt de studies opnieuw in. Het internaat blijft verplicht en de
duur van de studies wordt op 3 jaar gebracht, waarvan 2 jaren gelijklopen met die van verpleegster ). KONINKLIJK BESLUIT van 6 december 1954 tot wijziging van het besluit van de Regent van 11 juli 1945, houdende wederinrichting van verplegers- en verpleegstersstudiën en -examens en houdende instelling van het diploma van vroedvrouw-sociaal hygiëniste. Belgisch Staatsblad van 27 december 1954. KONINKLIJK BESLUIT van 17 augustus 1957 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster wordt toegekend. Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1957. DECREET BETREFFENDE DE HOGESCHOLEN IN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP van 13 juli 1994. Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1994. ( Bepaalt dat de opleiding tot
vroedvrouw georganiseerd wordt binnen het studiegebied Gezondheidszorg. Het is een één cyclus opleiding die na drie jaar voltijds onderwijs bekrachtigd wordt met het diploma van vroedvrouw ). BESLUIT VAN DE REGERING VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP BETREFFENDE DE VOORWAARDEN VOOR HET TOEKENNEN VAN DE DIPLOMA'S VAN VROEDVROUW EN GEGRADUEERDE VERPLE(GER)EGSTER van 21 april 1994. Belgisch Staatsblad van 12 juli 1994. BESLUIT VAN DE REGERING VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP BETREFFENDE DE ALGEMENE ORGANISATIE VAN HET HOGER ONDERWIJS IN HOGESCHOLEN van 5 augustus 1995. Belgisch Staatsblad van 12 juli 1995. ( Herschikt de opleiding tot
vroedvrouw in de Franse Gemeenschap tot een vierjarige studie met een gemeenschappelijke basis met het graduaat verpleegkunde. Het diploma vermeldt de titel van Vroedvrouw ). Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
16
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
DECREET BETREFFENDE DE HERSTRUCTURERING VAN HET HOGER ONDERWIJS IN VLAANDEREN van 4 april 2003. Belgisch Staatsblad van 14 augustus 2003. BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING TOT VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN DE BACHELOR- EN DE MASTEROPLEIDINGEN IN HET HOGER ONDERWIJS IN VLAANDEREN van 13 februari 2004. Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2004. DECREET BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN HET HOGER ONDERWIJS TER BEVORDERING VAN DE INTEGRATIE IN DE EUROPESE RUIMTE VAN HET HOGER ONDERWIJS EN BETREFFENDE DE HERFINANCIERING VAN DE UNIVERSITEITEN van 31 maart 2004. Belgisch Staatsblad van 18 juni 2004. DECREET VAN HET MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP BETREFFENDE DE FLEXIBILISERING VAN HET HOGER ONDERWIJS IN VLAANDEREN EN HOUDENDE DRINGENDE HOGERONDERWIJSMAATREGELEN van 30 april 2004. Belgisch Staatsblad van 12 oktober 2004. DECREET TOT VASTSTELLING VAN DE ACADEMISCHE GRADEN UITGEREIKT DOOR DE HOGESCHOLEN DIE DOOR DE FRANSE GEMEENSCHAP WORDEN GEORGANISEERD OF GESUBSIDIEERD EN TOT VASTSTELLING VAN DE MINIMALE UURREGELINGEN van 2 juni 2006. Belgisch Staatsblad van 21 september 2006. De communautarisering van het onderwijs heeft voor gevolg dat in België de opleiding verschillend is in beide Gemeenschappen. 5.4. INSTITUTIONEEL KADER In België neemt het ziekenhuis een centrale plaats in in de verlening van gezondheidszorg en dus ook van perinatale zorg. Vroedvrouwen werken hoofdzakelijk in het ziekenhuis in dienstverband. Het specifiek wettelijk kader van de ziekenhuizen wordt bepaald door de Wet op de ziekenhuizen, die bij Koninklijk besluit van 7 augustus 1987 wordt gecoördineerd, Belgisch Staatsblad van 07 oktober 1987. Aanvankelijk werd de wettelijke reglementering van dit institutioneel kader - het ziekenhuis vastgelegd in de wet van 23 december 1963, wet op de ziekenhuizen. Herhaaldelijke wijzigingen gaven aanleiding tot de gecoördineerde wettekst in het Koninklijk Besluit van 07 augustus 1987, waarin eveneens de wet van 13 maart 1985 (definitie van het begrip "ziekenhuis") en het Koninklijk Besluit nr. 407 van 18 april 1986 zijn toegevoegd. Het Koninklijk Besluit van 23 oktober 1964 bepaalt de normen die door de ziekenhuizen/ziekenhuisdiensten moeten worden nageleefd. Voor vroedvrouwen belangrijke normen zijn deze van de dienst M. Hierop zijn aanvullingen gekomen wat betreft de P*-, N*-, NIC- en MIC-afdelingen door een aantal koninklijke besluiten. Voor de honoraria van medisch en paramedisch personeel worden afspraken gemaakt tussen de ziekenfondsen enerzijds en de belangengroepen (patiënten en beroepen) anderzijds met als doel een overeenkomst te bereiken inzake tegemoetkoming bij zorgverlening en verloning voor geleverde prestaties. De werkingskosten van het ziekenhuis worden bovendien gefinancieerd.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
17
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
De wet op de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering dateert van 1944 en voorziet sinds 1945 in een tussenkomst in de kosten bij ziekenhuisopname als gevolg van een bevalling. In 1963 werd een aangepaste wet op de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering uitgevaardigd. Een overeenkomstencommissie, waarin hoofdzakelijk vroedvrouwen zitting hebben, samen met vertegenwoordigers van de ziekenfondsen, bedingt de honoraria voor de prestaties van vroedvrouwen. Hierin worden de vergoedingen voor de door vroedvrouwen geleverde prestaties bedongen en geconventioneerd.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
18
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
6. KERNCOMPETENTIES VAN DE VROEDVROUW Een competentie is de combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes die een persoon gebruikt om te functioneren naar de eisen die gesteld worden in een (beroeps)context. Iemand is competent als deze het vermogen en de wil bezit om adequaat te handelen door het kiezen en gebruiken van de passende kennis, vaardigheden en houdingen.
COMPETENTIE 1 De vroedvrouw begeleidt en bewaakt autonoom en globaal de gezonde vrouwen en pasgeborenen vanaf de bevruchting, vóór, tijdens en na de geboorte en bevordert de integratie van het gezin: De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: - benadert de vrouw, haar gezin en omgeving op een geïndividualiseerde wijze; - evalueert elke situatie autonoom: bewaakt de normale zwangerschap, de normale baring en het normale kraambed en leidt zelfstandig de bevalling; - beveiligt het leven van het ongeboren en het pasgeboren kind; - (onder)steunt de fysiologische evolutie van de zwangerschap, de geboorte en het kraambed; - stelt diagnosen op basis van haar professionele kennis, haar zintuiglijke bekwaamheid, haar analytisch vermogen en haar ervaring, zij houdt rekening met de medisch-technische vereisten, anticipeert en reageert adequaat; - geeft bij het nemen van beslissingen en het uitvoeren van handelingen prioriteit aan: o de gezondheid van moeder en kind; o de socioculturele context van de vrouw en het gezin; o gegevens m.b.t. de omgeving waar de baring zal plaats hebben; met respect voor de persoonlijkheid, de autonomie en de vrije keuze van de vrouw; - handelt binnen haar bevoegdheid en stemt haar interventies af op de individuele behoeften van de ouders, het kind en de verloskundige situatie; - begeleidt de ouders en het gezin tijdens de kraamperiode, rekening houdend met de veranderde omgeving, en bevordert de relatie tussen moeder, kind, en vader; - komt tegemoet aan de natuurlijke verwachtingen en behoeften van het pasgeboren kind; - is alert voor verwikkelingen en verwijst ten gepaste tijde door; - helpt de vrouw haar bekkenbodem te leren kennen en beheersen - benut weldoordacht laboratoriumonderzoeken en functionele echografieën; - schrijft de nodige medicijnen om de fysiologie te handhaven voor. COMPETENTIE 2 In het verloskundig-medisch domein en het neonatologisch-medisch domein begeleidt de vroedvrouw de vrouw en het kind in verhoogdrisico situaties, in samenwerking met en verwijzend naar gynaecologen, neonatologen en andere specialisten. In het domein van de reproductieve geneeskunde voert zij de haar toevertrouwde medische handelingen uit en is zij actief betrokken bij de pré- en postnatale opvolging van moeder en kind. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw; - onderscheidt tijdig afwijkingen van het normale en onderkent pathologie; - doet beroep op de betreffende artsen en informeert ze over de ernst van de situatie;
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
19
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
-
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
onderneemt de vereiste urgentiemaatregelen tot de arts overneemt; neemt actief deel aan medische beslissingen en neemt gedelegeerde taken op zonder haar bevoegdheid te buiten te gaan; is bevoegd en bekwaam in het plannen en toedienen van de verpleegkundige zorg in de hoogrisico zorg voor moeder en pasgeborene; is de verbindingspersoon naar de vrouw en het gezin, bepaalt prioriteiten en delegeert taken; werkt in een multidisciplinair team met verpleegkundigen en andere gezondheidswerkers.
COMPETENTIE 3 De vroedvrouw situeert de vrouw in haar familiale en sociale context. Zij herkent psychosociale crisissituaties. Zij begeleidt koppels met vruchtbaarheidsproblemen tijdens de medische behandeling. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw; - creëert omstandigheden die de vrouw en haar gezin helpen om de nieuwe situatie te accepteren en er in te groeien; - herkent de socioculturele eigenheden van de vrouw en haar gezin, respecteert ze en tracht tegemoet te komen aan hun noden; - schept vertrouwen, ook in moeilijke situaties en is ter beschikking van de vrouw en haar gezin voor advies; - overlegt, zo nodig, met een multidisciplinair team; - respecteert en ondersteunt de vrouw in het nemen van beslissingen. COMPETENTIE 4 De vroedvrouw heeft een taak in de seksuele en relationele vorming van de jongeren. Zij stimuleert en bevordert de gezondheid van de vrouw, de moeder, het kind en het gezin. Zij informeert koppels met vruchtbaarheidsproblemen. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: - informeert de jongeren omtrent vruchtbaarheid, seksualiteit en relatievorming vanuit de fysiologische visie; - ontwikkelt bij de ouders inzichten in het verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed, alsook over de ontwikkeling van de pasgeborene en zijn natuurlijke verwachtingen en behoeften; - helpt bij de voorbereiding op de geboorte, geeft adviezen in verband met voeding, babyvoeding, pelviperineale reëducatie en lichaamshouding en ontwikkelt inzichten in basisprincipes van gezond leven; - informeert en adviseert de vrouw/het koppel in verband met familieplanning, seksualiteit en courante gynaecologische situaties/problemen; - ontwikkelt bij de vrouw inzichten over het handhaven en het bevorderen van haar gezondheid, vooral ook psycho-emotioneel; - verstrekt informatie over arbeidsrecht, sociale wetgeving en sociale voorzieningen; - stelt preventieve maatregelen voor ter voorkoming van aandoeningen bij moeder en pasgeborene; - geeft vrouwen en koppels raad bij vragen rond genetische counseling en prenatale diagnostiek en begeleidt en ondersteunt ze bij hun individuele beslissingen;
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
20
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
verstrekt informatie aan koppels met vruchtbaarheidsproblemen omtrent mogelijkheden en alternatieven binnen het domein van de reproductieve geneeskunde op medisch, psychosociaal en ethisch vlak. COMPETENTIE 5 De vroedvrouw neemt haar verantwoordelijkheid op voor de organisatie van haar werk alsook voor haar werkdomein. Zij werkt als actief lid samen in de hele structuur. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: - houdt zich aan de juridische en ethische normen en regels betreffende de uitoefening van haar beroep; - plant en coördineert haar eigen werk en rekening houdend met de structuur waarin ze functioneert; - vervult deze taken volgens economische en ecologische principes; - beschikt over de basiskennis om beheers- en beleidstaken op te nemen; - werkt samen met de officiële en niet-officiële instanties en met de personen werkzaam in de verschillende instellingen, die begaan zijn met gezondheid, sociale en educatieve aangelegenheden; - kent de organisatiestructuren, haar taken en bevoegdheden in de hoogrisicozorg voor moeder en kind. -
COMPETENTIE 6 De vroedvrouw neemt actief deel aan de bewaking en de bevordering van de kwaliteit van zorg en draagt bij tot de ontwikkeling ervan. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: - is op de hoogte van kwaliteitsnormen en handelt volgens deze criteria; - wendt haar kennis en klinische ervaring aan om concrete situaties te herkennen; - motiveert de acties die ze onderneemt en evalueert de bekomen resultaten; - onderzoekt en evalueert de efficiëntie van haar handelen en attitude; - bepaalt haar eigen professionele identiteit en erkent de behoefte aan navorming; - herkent de belangen van haar beroep en informeert zich over de ontwikkeling van de professionele beleidsvisie; - kent de structuren van het gezondheidszorgsysteem; - beschikt over de basiskennis van onderzoeksmethodologie; - zij interesseert zich voor het wetenschappelijk onderzoek in haar beroepsdomein en ondersteunt deze activiteiten binnen de mogelijkheden van de instelling. COMPETENTIE 7 De vroedvrouw streeft naar een op evidentie gebaseerde praktijkvoering vanuit een kritische reflectie op het eigen handelen. De vroedvrouw bezit leervaardigheden en attitudes die bijdragen tot levenslange professionalisering. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw: - Neemt een attitude aan tot levenslang leren; - reflecteert kritisch op het professioneel functioneren vanuit een wetenschappelijke houding van “evidence based midwifery practice”; - is in staat om het professioneel handelen wetenschappelijk te onderbouwen; - is in staat het eigen handelen kritisch te beoordelen op de bijdrage tot effectiviteit en efficiëntie van de zorgverlening;
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
21
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
-
-
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
is in staat om geschikte informatiebronnen te consulteren, relevante artikelen te selecteren en wetenschappelijke onderzoeksliteratuur te lezen ;beschikt over de basiskennis van onderzoeksmethodologie; gebruikt relevante resultaten uit wetenschappelijk onderzoek in haar risicoselectie, verloskundig beleid, advisering en voorlichting; verleent haar medewerking aan onderzoeksprojecten en registratie van gegevens die als doel hebben de praktijk van de perinatale zorgverlening te optimaliseren; ziet het als een ethische plicht om op evidentie gebaseerde zorg te verstrekken; is overtuigd dat kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken elkaar aanvullen en dat zij beide bijdragen tot een meer wetenschappelijke gefundeerde praktijk.
COMPETENTIE 8 De vroedvrouw coacht, als deel van een interdisciplinair team, studenten en collega’s om als professionele vroedvrouw in de gezondheidszorg te functioneren en op die manier een optimale perinatale zorgverlening te garanderen. De houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw; - neemt de taak van mentor op voor studenten; - is het formeel aanspreekpunt en handelt als rolmodel; - toont enthousiasme en betrokkenheid; - geeft mondelinge en schriftelijke feedback die gericht is op de competentiegroei van de student en/of beginnende beroepsbeoefenaar; - bewaakt het leerproces en zorgt voor aanvullingen van ontbrekende deskundigheid.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
22
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
7. BEROEPSCONTEXT VAN DE VROEDVROUW 7.1. Algemene situering De vroedvrouw werkt binnen het domein van de vruchtbaarheid en de perinatale zorgverlening. Haar belangrijkste activiteiten zijn de prenatale begeleiding van zwangere vrouwen, het (bege)leiden van de bevalling en de postnatale begeleiding. In de eerstelijnszorg situeert de vroedvrouw zich in de pre- en postnatale raadplegingen, bevallingen ten huize of in het ziekenhuis en in de kraamcentra. Zij kan zich toeleggen op voorlichting omtrent voortplanting en ouderschap. De vroedvrouw in het ziekenhuis werkt op centra voor perinatale raadplegingen, verloskamer, kraamafdeling, neonatale en gynaecologische afdeling en centra voor reproductieve geneeskunde. De vroedvrouw kan ook in het ziekenhuis instaan voor de prenatale lessen waar zij voorlichting geeft aan zwangeren en hun partner. Zij kan als zefstandige in bijberoep, aan huis gaan voor postnatale begeleiding. Tijdens de voorbije decennia zijn de ideeën over vruchtbaarheid en conceptie grondig gewijzigd en is er een grote vooruitgang geboekt op het gebied van kennis over fysiologie en pathologie van zwangerschap en baring. Een uitgebreid verloskundig netwerk begeleidt ouders bij fertiliteitproblematiek en stimuleert de zwangerschapscontroles, de begeleiding tijdens de bevalling en de zorg voor moeder en kind tijdens het post-partum. Technische en wetenschappelijke ontwikkelingen hebben het mogelijk gemaakt de foetus in sommige gevallen, prenataal diagnoses te stellen en de foetus te behandelen. Tijdens de bevalling kunnen de foetus en de weeënactiviteiten continu elektronisch bewaakt worden. Pijnbestrijding behoort tot de dagelijkse praktijk. Deze evolutie maakt dat in het algemeen gekozen wordt voor een bevalling in het ziekenhuis. In het kader van een optimale financiering van de gezondheidszorg werden van overheidswege de laatste jaren maatregelen getroffen om het aantal ligdagen in het ziekenhuis te reduceren. Dit heeft voor gevolg dat een deel van de pre- en postnatale zorg buiten het ziekenhuis wordt georganiseerd en door de vroedvrouw wordt uitgevoerd. 7.2. Werkterrein ingedeeld naar organisatievorm, milieu en werkomstandigheden De vroedvrouw kan tewerkgesteld worden in o.a.: Intramuraal: - raadplegingen: prenatale diagnose en medische beeldvorming, verloskunde, fertiliteit, erfelijkheidsdiagnostiek, voorbereiding op het ouderschap - hospitalisatie: pre-, per- en postnataal: normale, laag- en hoogrisico verloskunde, fertiliteit - daghospitalisatie: normale, laagrisico en hoogrisico (MIC-dienst) verloskunde, fertiliteit - Verlosafdeling: normale, laagrisico verloskunde - operatieafdeling: obstetrie, fertiliteit - neonatale diensten: laag- en hoogrisico pasgeborenen (N*- en NIC-diensten) - centra voor Leerlingen Begeleiding (CLB) - fysieke en perineale postpartum reëducatie - lijn- of staffunctie in een instelling / organisatie Extramuraal: - voorbereiding op het ouderschap - gezinsplanning - raadpleging in eigen consultatieruimte
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
23
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
-
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
prenatale raadpleging aan huis bevalling aan huis en in Geboortehuizen kraambezoek aan huis fysieke en perineale postpartum reëducatie
Hogescholen/universiteiten: - docent, lector of praktijklector voor theoretisch en klinisch onderwijs - toegepast wetenschappelijk onderzoek - maatschappelijke dienstverlening
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
24
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
8. PARTICIPATIE VAN DE VROEDVROUW INTERNATIONALE STRUCTUREN
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
IN
NATIONALE
EN
8.1. NATIONAAL Beroepsverenigingen De Belgische vroedvrouwen hebben zich georganiseerd in beroepsorganisaties, zowel in de Vlaamse als in de Franse Gemeenschap. In de Vlaamse Gemeenschap bestaan drie organisaties: - Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen – VLOV: autonoom en met een pluralistische visie - Unie van Vlaamse vroedvrouwen- NVKVV: samen met verpleegkundigen en met een katholieke ideologie. - Nationale Neutrale Beroepsorganisatie voor Vlaamse verpleegkundigen en vroedvrouwen – NNBVV: die heeft een werkgroep vroedvrouwen, die in haar werking volledig de principes van de VLOV onderschrijft. In de Franse Gemeenschap bestaan twee organisaties, beiden autonoom, de ene met een pluralistische visie, de andere met een katholieke ideologie. Union Professionnelle des Sage-Femmes Belges – UPSFB Association Francophones des Sage-Femmes Catholiques - AFSFC Nationale Raad Voor Vroedvrouwen In de Nationale Raad voor Vroedvrouwen, geïnstalleerd op 26 november 1999, zijn vroedvrouwen vertegenwoordigd uit de vijf bestaande beroepsorganisaties van vroedvrouwen. De Nationale Raad heeft vooral adviesbevoegdheid naar de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid betreffende vroedkundige aangelegenheden. Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie - SPE In samenwerking met de Vlaamse Organisatie voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) zijn de vroedvrouwen betrokken bij de verloskundige registratie in Vlaanderen en hebben zitting in de Wetenschappelijke commissie van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie. Overlegcomité van Belgische Vroedvrouwen - OCBV Het OCBV werd opgericht met als doel de vroedvrouwenorganisaties te verenigen over de Gemeenschappen en de filosofische overtuigingen heen om de Belgische vroedvrouwen nationaal en internationaal te vertegenwoordigen. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering - RIZIV Een overeenkomstencommissie, waarin hoofdzakelijk vroedvrouwen zitting hebben, samen met vertegenwoordigers van de ziekenfondsen, bedingt de honoraria voor de prestaties van vroedvrouwen. Hierin worden de vergoedingen voor de door vroedvrouwen geleverde prestaties bedongen en geconventioneerd.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
25
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
8.2. INTERNATIONAAL De AFSFC, de VLOV en de UPSFB zijn aangesloten bij twee internationale organisaties. De Unie van de Vlaamse Vroedvrouwen is lid van de EMA. International Confederation of Midwives – ICM De vertegenwoordiging van de Belgische vroedvrouwen bij ICM resulteert in de betrokkenheid bij de missie van vroedvrouwen om, waar ook ter wereld, de perinatale outcome te verbeteren voor de vrouwen, hun pasgeboren kind en hun gezin. ICM ondersteunt de visie dat vroedvrouwen en vrouwen gemeenschappelijke bekommernissen delen en samenwerken om zowel de vroedvrouwen als de vrouwen krachtig te maken om zich als personen en productieve leden van de samenleving te doen respecteren. Voor België zijn drie lid van ICM (VLOV, UPSFB en AFSFC) European Midwives Association – EMA “De European Midwives Association (EMA) is een internationale non-profit en ‘nongovernemental’ organisatie van vroedvrouwenorganisaties en -associaties van de Lidstaten van Europa, de European Economic Area en van landen die lid wensen te worden van de EU. In september 2001 werd het toenmalige European Midwives Liason Committee omgevormd tot EMA. Deze wijziging was de resultante van een jarenlange voorbereiding om tegemoet te komen aan de noden van een Europa in uitbreiding (10 naar 25 Lidstaten). De belangrijkste doelstellingen van EMA vandaag zijn de verdere ontwikkeling en het beïnvloeden van de implementatie van de EU richtlijnen met betrekking tot opleiding en beroepsuitoefening van vroedvrouwen en het ondersteunen van de leden vroedvrouwenorganisaties en -associaties van de verschillende Lidstaten. Het verspreiden van up-to-date kennis in verband met de vroedkunde en de promotie van algemene en reproductieve gezondheid van vrouwen zijn andere doelstellingen van de organisatie. De organisatie werkt nauw samen met de International Confederation of Midwives en de WHO. Daarnaast worden contacten met andere overlegorganen uitgebreid of verder geoperationaliseerd zoals met de European Board and College of Obstetricians and Gynecologists en het European Forum of National Nurses and Midwives Associations (WHO) . Ook is het essentieel voor de organisatie om sterke netwerken te creëren met andere gezondheidswerkers en organisaties. Voor België zijn de 4 beroepsorganisaties (VLOV, Unie van de Vlaamse Vroedvrouwen, UPSFB, AFSFC) lid van EMA.” World Health Organisation - WHO De aansluiting bij de twee internationale organisaties betrekt de Belgische vroedvrouwen bij het beleid van de World Health Organisation in het domein van Moeder-Kind zorg vanuit universeel perspectief. Er bestaat een actieve wisselwerking en coöperatie tussen ICM en WHO.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
26
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
9.
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
NUTTIGE ADRESSEN
AFSFC Association Francophone des Sages-Femmes Catholiques Rue Lemercier 78 B-5000 Namur Tel.: + 32 081/73 08 10 EMA European Midwife Association Rembrandtlaan 44 P.O. Box 18 NL-3720 AA Bilthoven Nederland Tel.:+ 31 30/229 42 99 E-mail:
[email protected] FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU EUROSTATION II Victor Hortaplein 40 bus 10 1060 Brussel tel: +32 02/524.97.36 http://www.health.fgov.be ICM International Confederation of Midwives Eisenhowerlaan 138 NL-2517 KN Den Haag Nederland Tel.: + 31-70-30 60 520 Fax : +-31-70-35 55 651 E-mail:
[email protected] Website: http://www.internationalmidwives.org KIND EN GEZIN Hallepoortlaan 27 B-1060 Brussel Tel.: + 32 02/533 12 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.kindengezin.be VLAAMSE GEMEENSCHAP Departement Onderwijs en Vorming Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II laan, 15 B-1210 Brussel Tel.: +-32-02/553 86 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ond.vlaanderen.be
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
27
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Departement Welzijn Markiesgebouw Markiesstraat 1 B-1000 Brussel Tel.: + 32 02/553 31 10 Fax: + 32 02/553 31 40 E-mail:
[email protected] Website: http://www.wvc.vlaanderen.be FRANSE GEMEENSCHAP Ministère de l’Education, de la Formation et de la Recherche Scientifique Direction générale de l’enseignement supérieur Première Direction – Enseignement supérieur non Universitaire Rue A. la Vallée 16 1080 BRUXELLES Tél: + 32 02/210.55.57 Unie van Vlaamse Vroedvrouwen Vergote Square 43 B-1030 Brussel Tel.+ 32 02/732 10 50 E-mail:
[email protected] Website: http://www.nvkvv.be RIZIV Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Tervurenlaan 211 B-1150 Brussel Tel.:+ 32 02/739 78 32 Website: http://www.riziv.be SPE Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie Hallepoortlaan 27 B-1060 Brussel Tel.: + 32 02/533 12 10 UPSFB Union Professionnelle des Sages-Femmes Belges Rue de Baume 203 B-7100 Haine-Saint-Paul Tel.: + 32 064/22 36 83 E-mail:
[email protected] Website: http://www.sage-femme.be
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
28
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
VLOV Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen Sint Jacobsmarkt 84 B-2000 Antwerpen Tel.: + 32 03/218 89 67 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlov.be WHO World Health Organisation Avenue Appia 20 CH-1211 Geneva 27 Switzerland Tel.: + 41 22/791 21 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.who.int HOGESCHOLEN MET VROEDVROUWENOPLEIDING Franse Gemeenschap Haute Ecole Francesco Ferrer Place A. Van Gehuchten 4 B-1020 Bruxelles Tel.:+ 32 02/474.56.00 E-mail:
[email protected] Haute Ecole Léonard de Vinci Clos Chapelle-aux-Champs 41 B-1200 Bruxelles Tel.:+ 32 02/764.39.60 E-mail:
[email protected] Haute Ecole Ilya Prigogine Route de Lennik 808 B-1070 Bruxelles Tel.: + 32 02/555.35.47 Haute Ecole Charleroi-Europe Rue de l'Hôpital 27 B-6060 Gilly Tel.: + 32 071/42.33.33 E-mail:
[email protected] Haute Ecole André Vésale Quai du Barbou 2 B-4020 Liège Tel.:+ 32 04/344.78.12 E-mail:
[email protected]
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
29
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Haute Ecole Hemes Rue Saint Gilles 199 B-4000 Liège Tel.: + 32 04/223.30.77 E-mail:
[email protected] Haute Ecole Provinciale de Mons-Borinage Boulevard Kennedy 2a B-7000 Mons Tel.: + 32 065/39.47.20 Haute Ecole de la Province de Namur Chaussée de Charleroi 85 B-5000 Namur Tel.: + 32 081/73.53.69 E-mail:
[email protected] Website: http://www.multimania.com/hauteecole Haute Ecole Namuroise Catholique - HENAC Rue Louis Loiseau, 39 - Salzinnes B-5000 Namur Tel.:+ 32 081/74 66 73 E-mail:
[email protected]
Vlaamse Gemeenschap Arteveldehogeschool Campus Brusselsepoort Vroedkunde Brusselsepoortstraat 93 B-9000 Gent Tel.: + 32 09 265 98 30 E-mail:
[email protected] Website: http://www.arteveldehs.be Erasmushogeschool Brussel Campus Jette Laarbeeklaan 121 B-1090 Brussel Tel.: + 32 02 479 18 90 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ehb.be Hogeschool Antwerpen Campus Merksem Jaak De Boeckstraat 10 B-2170 Merksem Tel.: + 32 03 641 82 41 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ha.be
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
30
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Karel De Grote Hogeschool Gezondheidszorg Vroedkunde Van Schoonbekestraat 143 B-2018 Antwerpen Tel.: + 32 03 259 01 40 E-mail:
[email protected] Website: http://www.kdg.be Katholieke Hogeschool Limburg Departement Gezondheidszorg Oude Luikerbaan 79 B-3500 Hasselt Tel.: + 32 011 28 82 60 E-mail:
[email protected] Website: http://www.khlim.be Provinciale Hogeschool Limburg Departement Gezondheidszorg Guffenslaan 39 B-3500 Hasselt Tel.: + 32 011 29 49 50 E-mail:
[email protected] Website: http://www.phlimburg.be Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Campus Sint Michiel Spoorwegstraat 12 B-8200 Brugge Tel.: + 32 050 40 51 20 E-mail:
[email protected] Website: http://www.khbo.be Katholieke Hogeschool Kempen, vestiging Lier Campus Sint Aloysius Vroedkunde Antwerpsestraat 99 B-2500 Lier Tel.: + 32 03 480 29 10 E-mail:
[email protected] Website: http://www.khk.be Katholieke Hogeschool Kempen, vestiging Turnhout HIVSET Vroedkunde Herentalsstraat 70 B-2300 Turnhout Tel.: + 32 014 47 13 00 E-mail:
[email protected] Website: http://www.khk.be
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
31
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Katholieke Hogeschool Leuven Departement V&V Kapucijnenvoer 39 B-3000 Leuven Tel.: + 32 016 23 83 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.khleuven.be Katholieke Hogeschool Sint Lieven Campus WAAS Hospitaalstraat 23 9100 Sint Niklaas Tel.: + 32 03 776 43 48 E-mail:
[email protected] Website: http://www.kahosl.be Katholieke Hogeschool Zuid West-Vlaanderen Departement HIVV Doorniksesteenweg 145 B-8500 Kortrijk Tel.: + 32 056 26 41 10 E-mail:
[email protected] Website: http://www.katho.be
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
32
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
REFERENTIES EN BIBLIOGRAFIE ACHTERHUIS, H., Verloskundige zorg en cultuur. Lezing gehouden tijdens het symposium “De vroedvrouw, spil van de verloskunde”, Utrecht 28 januari 1991. BOND VAN GROTE EN JONGE GEZINNEN, Studiecommissie “Gezin en Welzijn”. Standpunt inzake “Zwangerschap en Bevalling”. Beleidsadvies, 1990. BRABANT, I., Une naissance heureuse. Montréal, Saint Martin, 2001. BRAK, M., A., De vroedvrouw en medische indicaties. Lezing gehouden tijdens het symposium “De vroedvrouw, spil van de verloskunde”, Utrecht 28 januari 1991. BRYAR, R., Midwifery and models of care. Midwifery 1988, 4, 111-117. CEHA, M., L., M., De invloed van de zorgverlener op de zwangere. Lezing gehouden tijdens het congres “Verloskunde in de niet-universitaire praktijk”, Rotterdam 26-28 februari 1992. CREBAS, A., Beroepsomschrijving Verloskundigen, 1991.
Verloskundigen.
Nederlandse
Organisatie
van
CREBAS, A., De professionele identiteit van de Nederlandse verloskundige specialist in de fysiologische verloskunde en het systeem van de verloskundige zorg (1940-1990). Tijdschrift voor Verloskundigen, 1990. 15de jaargang, nr. 5, p. 162-200. ESTES, C., P., De ontembare vrouw als archetype in mythen en verhalen. , Bloemendaal, J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV, 1997, DE GEEST S., DEFEVER M. et al, Op evidentie gebaseerde zorg. Tijdschrift voor geneeskunde, 54,17,1998,1212-1219 DEFOORT P., THIERY M., De vroedvrouwen. Hoofdstuk uit: Er is leven voor de dood. Tweehonderd jaar gezondheidszorg in Vlaanderen. Kapellen, Pelckmans, 1998 DE KOSTER, K., G.V.O. voor vroedvrouwen: concrete aanpak. Lezing gehouden tijdens de 18e week voor Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, NVKVV Oostende, 1992. DEMEYER, C., Profielschets van de vroedvrouw 2000 - intra-muraal. Lezing gehouden tijdens de 16de week voor Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, NVKVV Oostende, 1990. DEMULDER, A.M., De realiteit van de actuele beroepsuitoefening. Lezing gehouden tijdens de 16de week voor Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, NVKVV Oostende, 1990. DEMYTTENAERE, K., Nieuwe voortplantingstechnologie: tremendum en fascinosum?, “Beschikken over lijf en leven”, Cammar, De Vroey en Apostel, Acco 1989, p. 113-121. DUPREZ, D., Patiëntenbeleid, Onuitgegeven syllabus, Universiteit Gent, 1999-2000. Europees Handvest van de Verloskundige. Sage-Femme du Monde, Paris, 1992.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
33
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
EVERS, G., Op evidentie gebaseerde zorg, Tijdschrift voor geneeskunde, 54,14, 1998, 10281035. FEDERATION SUISSE DES SAGES-FEMMES, Fonctions, objectifs de formation et qualifications-clés. 1998. Document non publié. GEERDENS, L., Editoriaal, VLOV-Tijdschrift voor vroedvrouwen, Jg 6, 2, 2000, 44-45. GELIS, J., L’arbre et le fruit. La naissance dans l’Occident moderne XVIe - XIXe siècles. Paris, Fayart, 184. GELIS, J., La sage-femme ou le médecin. Une nouvelle conception de la vie. Paris, Fayart, 1988 GOORIS, F., De opleiding tot vroedvrouw. Lezing gehouden tijdens het symposium “Kan de vroedvrouw méér vroedvrouw zijn”, WVVV Jette 14 februari 1992. GOORIS, F., De rol en de positie van de vroedvrouwen in België en Nederland. Gezondheid en samenleving , 1985, 6, p. 278 - 285. GOORIS, F., Eerstelijns verloskunde nascholingssysteem 1994, 3, p. 34-40.
in
België.
Bijblijven,
cumulatief
geneeskundig
GOORIS, F., Van toen... tot nu... Lezing gehouden tijdens de 16de week voor Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, NVKVV Oostende, 1990. GRYPDONCK, M., Methodologie van het verpleegkundig onderzoek, Onuitgegeven syllabus, Universiteit Gent, 1998-1999. GRYPDONCK, M., Bijzondere vraagstukken in de verpleegkunde, Onuitgegeven syllabus, Universiteit Gent, 1999-2000. ICM, International Code of Ethics for Midwives, Midwifery , 1993 , 9 , p. 169-172 , vertaald in het Nederlands door Nijs E. ICM, Position Statement, 2000. KENNELL, (J., et al. Continuous emotional support during labor in a US hospital. A randomized controlled trial. JAMA, 1991, vol. 265, no. 17, p. 2197-2201. LAVILLIONNIERE, J., Naitre tout simplement. Témoignages et réflexions autour de la naissance. Paris, L’Harmattan, 2001. LEIJSSEN, M., Gids voor gesprekstherapie. Elsevier / De Tijdstroom, 1999. LIPOVETSKY, G., L’ère du vide. Paris, Gallimard, 1983. OLIVE, F., Les sages-femmes comme passeuses de vie et accoucheuses de relations. Paris, Enfanter – Frison- Roche, 1989. Ontwerp van een monografie over het vroedvrouwenberoep. Samengesteld door een team Belgische vroedvrouwen, bron onbekend.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
34
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
PEARCE, J., Midwifery on the margins. Nursing Times, 1987, february, p. 36-38. REGROUPEMENT DES SAGES-FEMMES DU QUEBEC, La profession sage-femme au Québec. Dossier Côtes des Neiges. Montréal, 1999, document non publié. RENAER, M., Het nieuw Koninklijk Besluit betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw. Lezing gehouden tijdens het symposium “Kan de vroedvrouw méér vroedvrouw zijn”, WVVV Jette 14 februari 1992. ROELOFSEN, E., KAMERBEEK, I., Vertrouwen op eigen deskundigheid en de gevolgen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Bilthoven, Catharina Schrader Stichting, 1996. ROUTHIER, M.J., Que sont devenues les sages-femmes d’antan? Montréal, Saint Martin, 1987. STROECKEN, G., Gezocht, pleitbezorgers voor het jonge kind. Leuven / Apeldoorn, Garant, 2000. SIONCKE, G., Wetenschappelijke bronnen als basis voor de ‘op evidentie gebaseerde zorg’, VLOV-Tijdschrift voor vroedvrouwen, Jg 6,2,2000, 47-49. UNION PROFESSIONNELLE DES ACCOUCHEUSES BELGES, La profession de sage-femme à l’aube de l’an 2000. Namur, 2000, document non publié. VAN DE COEVERING – DE GRAAF, C., Het 'grijze gebied': tussen onzekerheid en vertrouwen. Bilthoven, Catharina Schrader stichting, 1996. VANDENDRIESSCHE, (H.). Bedenkingen van een vroedvrouw. Infoblad nr. 3, NVKVV april 1992. VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, Beroepsprofiel van de Vroedvrouw. 1998 WETENSCHAPPELIJKE VERENIGING VOOR VERPLEEGKUNDE EN VROEDKUNDE, KRING VROEDVROUWEN, Beroepsprofiel van de Vroedvrouw. 1996 VERDUYCK, J.C., Sage-femme, un art qui gagne à être connu. Union Professionnelle des sages-femmes, 1990, document non publié. WALKER, J.. Meeting midwives midway. Nursing Times, 1985, oktober, p. 48-50.
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
35
NATIONALE RAAD VOOR DE VROEDVROUWEN Werkgroep: “Beroepsprofiel”. NRVR/2006/ADVIES 1
18/12/2006
CONSEIL NATIONAL DES ACCOUCHEUSES Groupe de travail: “Profil professionnel”. CNAC/2006/AVIS 1
Dit beroepsprofiel kwam tot stand onder de redactie van de ad hoc werkgroep “Beroepsprofiel” van de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen en met medewerking van: Anne Niset, de voorzitster van de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen Katelijne De Koster Bénédicte de Thysebaert Lieve Pelzer Wies Timmermans Karen Vansteenkiste December 2006
Beroepsprofiel van de Belgische Vroedvrouw 2006 DEFINITIEVE TEKST Profil professionnel de la sage-femme en Belgique 2006 TEXTE DEFINITIF
36