1
HERSTELPLAN Bachelor in de Vroedkunde Vives Noord, campus Brugge INLEIDING Op basis van de externe beoordeling die op 21 en 22 maart 2013 heeft plaatsgevonden, heeft de opleiding Vroedkunde op 18 november 2013 het opleidingsrapport ontvangen. De generieke kwaliteitswaarborgen 1 (beoogd eindniveau) en 2 (onderwijsproces) werden positief beoordeeld. Kwaliteitswaarborg 3 (gerealiseerd eindniveau) kreeg een onvoldoende. Ondertussen heeft de opleiding al een aantal maatregelen genomen om het toetsbeleid op een kwaliteitsvolle manier beter uit te werken. Het uitschrijven van dit herstelplan zorgt ervoor dat de tekorten adequaat worden weggewerkt en dat de verschillende initiatieven goed op elkaar worden afgestemd.
SAMENVATTING KNELPUNTEN KWALITEITSWAARBORG 3 De kwaliteit van de toetsbeleid wordt over het algemeen in vraag gesteld. De commissie stelt vast dat de bestaande visie op kwaliteitsvol evalueren door de opleiding onvoldoende is uitgewerkt, gekend en bijgevolg toegepast door de docenten. De commissie stelt vast dat er stappen werden gezet in de richting van een toetscommissie om de huidige visie te implementeren, maar dat deze hier momenteel nog niet is in geslaagd. De commissie formuleert enkele knelpunten en zodoende prioriteiten waarmee de bestaande visie kan worden aan afgetoetst en acties worden op afgestemd: o
De toetsing is onvoldoende competentiegericht en transparant. Momenteel is de individuele docent verantwoordelijk voor het bepalen van de evaluatievorm. Om de transparantie en de validiteit van de evaluatie te verzekeren zou deze uit de competentie met gedragsindicatoren moeten volgen. Bijgevolg dienen hiervoor ook de niveaus van gedragsindicatoren te worden geëxpliciteerd. Om de objectiviteit (en transparantie) van de evaluatie te verhogen kunnen verbetersleutels (ook voor de bachelorproef) worden opgesteld.
o
Met betrekking tot de bachelorproef stelde de commissie vast dat de kans tot een subjectieve beoordeling door de individuele beoordelaars bestaande is. Daarnaast kwam de commissie tot besluit dat de procedure om het komen tot een objectieve eindscore als samenvatting van de evaluaties van de verschillende beoordelaars onvoldoende transparant en objectief verloopt. De commissie vraagt om een duidelijke verbetersleutel voor het eindwerk op alle niveaus die door alle betrokkenen gekend en gedragen wordt. Naast bovenstaande aandachtspunten dient ook het wetenschappelijk karakter gegarandeerd te worden. De PICO-systematiek moet bijvoorbeeld deel uitmaken van elk eindwerk en moet zowel
2 door de externe als interne beoordelaar meegenomen worden in de evaluatie. Daarnaast moet de opleiding werk maken van het begeleiden van studenten in (wetenschappelijk) taalgebruik en het formuleren van onderzoeksvragen. De commissie vermeldt, naast de werkpunten in verband met het toetsbeleid (en bachelorproef), dat de opleiding de instromende studenten moet informeren over de reële werkgelegenheid op de arbeidsmarkt. Daarnaast stelt de commissie vast dat studenten nog te weinig assertief zijn en meer verantwoordelijkheid dienen te nemen.
GLOBALE VISIE VAN DE OPLEIDING De opleiding Vroedkunde gebruikt het competentieprofiel dat door de associatie KU Leuven is uitgewerkt. Het competentieprofiel geeft een helder en geactualiseerd beeld van relevante werksituaties in termen van rollen van een vroedvrouw: persoon, coach/begeleider, zorgverlener, professional, teamlid en organisator. Elke rol omvat een of meerdere competenties. Deze competenties zijn duidelijk van elkaar onderscheiden en beschrijven waaraan een beginnend vroedvrouw moet beantwoorden. Om de begeleiding en toetsing van de competenties te bevorderen zijn per competentie gedragsindicatoren uitgewerkt in vier niveaus: verkennen, verdiepen, integreren en expert. De student wordt uiteindelijk geëvalueerd op het integratieniveau. Het expertniveau wordt verworven na werkervaring en permanente vorming/nascholing. Deze competenties dekken op voldoende wijze de domeinspecifieke leerresultaten. Het curriculum is een adequate vertaling van het competentieprofiel van de associatie KU Leuven. In het rapport kon de opleiding aantonen dat het onderwijsproces: 1. steunt op een coherente onderwijsvisie / onderwijskundig referentiekader 2. op het niveau staat van een professionele bachelor 3. een adequate concretisering is van de competenties 4. samenhangend is 5. onderwijs op maat mogelijk maakt 6. studeerbaar is 7. vorm krijgt in een krachtige leeromgeving 8. een interactie heeft met maatschappelijke dienstverlening en praktijkgericht onderzoek 9. voldoende kansen biedt voor internationalisering 10. gerealiseerd wordt met behulp van voldoende kwaliteitsvol personeel 11. ondersteund is door voldoende opleidingsspecifieke materiële voorzieningen De opleiding kiest ervoor om in het herstelplan voor het toetsbeleid verder te werken op basis van het bestaande competentieprofiel en het bestaande curriculum. Dit is evenwel een tussentijdse oplossing. In september 2013 zijn de hogescholen KHBO en KATHO immers omgevormd tot VIVES-Noord en VIVES-Zuid. Ze vormen op die manier een organisatorische eenheid. De opleiding Vroedkunde wordt zowel ingericht op de campus Brugge als op de campus Kortrijk. In het academiejaar 2016-2017 zal voor de beide opleidingen gestart worden met een grotendeels gelijk opleidingsprogramma. Deze curriculumhervorming wordt nu al voorbereid en men kiest daarbij om te werken vanuit domeinspecifieke leerresultaten. Omdat dit uitgangspunt een aangepaste onderwijsvisie vraagt, die zich onder meer zal vertalen in een geclusterd curriculum, wordt voor dit voorbereidingsproces een tijdspanne van 2 academiejaren voorzien. Echter, omdat de opleiding het noodzakelijk vindt dat de kwaliteit van haar opleiding steeds wordt gegarandeerd, kiest ze ervoor om met de nodige verbeteringen niet te wachten tot september 2016,
3 maar om hiermee onmiddellijk van start te gaan. De opleiding legt de focus tijdens deze verbeteringen vooral op initiatieven in verband met het optimaliseren van het toetsbeleid (kwaliteitswaarborg 3), omdat de verbeteringen op dat vlak ook zullen renderen bij de nakende curriculumhervorming.
HERSTELPLAN De opleiding is ervan overtuigd dat ze met dit herstelplan, de kwaliteit van het gerealiseerde eindniveau sterk kan verhogen. De hoofddoelen zijn: o de visie verder ontwikkelen op toetsen en op toetsbeleid o garanderen dat de evaluatie van de competenties valide, betrouwbaar en transparant gebeurt o garanderen dat de evaluatie van de bachelorproef kwaliteitsvol verloopt o garanderen dat de studenten een adequate begeleiding krijgen in het behalen van niveau 6 van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Deze doelstellingen worden op de volgende bladzijden omgezet in actiepunten met bijhorende indicatoren. In het actieplan wordt in eerst instantie gefocust op het algemeen toetsbeleid met daaraan verbonden cruciale prioriteiten, waar in een tweede deel dieper wordt ingegaan op een onderdeel van het toetsbeleid, namelijk de evaluatie van de bachelorproef.
DUUR VAN DE TIJDELIJKE ERKENNING Zoals uit deze nota mocht blijken, is er enige tijd nodig om het herstelplan uit te voeren. In het algemeen denkt de opleiding voldoende bewijsmateriaal te kunnen verzamelen in de loop van dit tweede semester én het volgende academiejaar. In het onderstaande verbeterplan worden deadlines voorzien voor de realisatie van ieder actiepunt. Om die redenen wordt een tijdelijke erkenning gevraagd tot en met het academiejaar 2015-16. In termen van timing betekent dat concreet: o Zelfevaluatierapport: juli 2015 o Externe beoordeling: oktober 2015 o Aanvraag accreditatie: december 2015 De opleiding is ervan overtuigd dat ze met dit herstelplan de tekorten uit het opleidingsrapport binnen de voorgestelde termijn kan wegwerken.
Herstelplan Vroedkunde
TOETSBELEID Doelstelling
Acties/prioriteiten
Timing
Indicatoren
De opleiding heeft een visie op toetsen en een toetsbeleid.
1. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach expliciteren samen met het docententeam een opleidingsvisie op toetsen.
03-2014
o
2. De opleiding screent haar werking i.v.m. evalueren op deze visie op toetsen. Op basis van die analyse legt de toetscommissie prioriteiten vast en werkt die uit in een jaarwerkplan.
03-2014
1. Het opleidingshoofd, de onderwijscoach en het docententeam optimaliseren de competentiematrix met de gedragsindicatoren op de verschillende niveaus (afstemming opleidingsonderdelen en competenties).
04-2014
2. De toetscommissie legt vast in welke opleidingsonderdelen en met welke evaluatievormen en –instrumenten de (eind)evaluatie van de competenties plaatsvindt. Speciale aandacht gaat hierbij naar vormen van geïntegreerd toetsen.
05-2014
3. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach expliciteren per competentie (evt. per rol) een leerlijn en een toetsmatrix.
05-2014
4. Docenten die betrokken zijn bij eenzelfde leerlijn stemmen hun evaluatievormen en –instrumenten op elkaar af. Speciale aandacht gaat hierbij naar gastdocenten.
05-2014
5. Docenten stellen voorbeeldexamens (met verbetersleutel) ter beschikking op het leerplatform (Toledo). Bij complexe opdrachten staan de beoordelingsinstrumenten ter beschikking.
05-2014
De evaluatie van de competenties zijn valide, betrouwbaar en objectief, genormeerd en transparant.
Er is een visie op toetsen die gedragen wordt door studenten, docenten en externe beoordelaars.
o
De visie, de verslagen en jaarwerkplannen van de toetscommissie zijn raadpleegbaar via het Portaal.
o
De evaluatievormen- en instrumenten zijn afgestemd op de aard en het niveau van de te bereiken gedragsindicator (per competentie).
o
De leerlijnen en de toetsmatrix verhelderen de normen per competentie over de opleidingsfases.
o
De evaluatie van de competenties gebeurt aan de hand van een verbetersleutel of een beoordelingsinstrument
o
De toetsen zijn afgetoetst aan de criteria van kwaliteitsvol evalueren.
6. Docenten duiden op evaluatieformulieren aan welke te behalen competenties ze op welk niveau meten.
05-2014
7. De toetscommissie selecteert per semester een aantal toetsen (met hun verbetersleutel) en bespreekt die kritisch op basis van de opleidingsvisie op toetsen.
06-2014
8. De toetscommissie vraagt op systematische wijze feedback aan studenten en docenten over de manier van evalueren. Op basis van die feedback wordt de evaluatie indien nodig bijgestuurd.
08-2014
BACHELORPROEF Doelstelling
Acties/prioriteiten
Timing
De evaluatie van de bachelorproef is kwaliteitsvol.
1. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach optimaliseren de ECTS-fiche van de bachelorproef. Ze maken een zorgvuldige selectie van de beoogde competenties en zorgen ervoor dat de bachelorproef beantwoordt aan niveau 6 van de Vlaamse Kwalificatiestructuur.
05-2014 o
o
o
o
De evaluatie van de bachelorproef is valide.
Indicatoren In het beoordelingsinstrument zijn de te meten competenties herkenbaar aanwezig.
o
De competenties zijn helder uitgewerkt in gedragsindicatoren op verschillende niveaus, waarbij VKS6 is bewaakt.
o
De handleiding zorgt voor duidelijke instructies en heldere informatie en verwachtingen.
o
Docenten en externe beoordelaars evalueren aan de hand van het beoordelingsinstrument.
4. De toetscommissie herwerkt de handleiding voor de bachelorproef zodat er voor studenten, docenten en externe beoordelaars transparante informatie is over de competenties en de gedragsindicatoren.
06-2014 o
Het bekomen van één objectieve score uit de evaluaties van de verschillende beoordelaars gebeurt op transparante wijze.
5. Docenten en externe beoordelaars testen het nieuwe beoordelingsinstrument uit en documenteren hun beoordeling.
06-2014 o
De evaluatie van de bachelorproef is omstandig gedocumenteerd.
6. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach vragen op systematische wijze feedback aan studenten, docenten en externe beoordelaars. Op basis van die feedback wordt het beoordelingsinstrument en de handleiding indien nodig bijgestuurd.
06-2014
2. De toetscommissie herwerkt het beoordelingsinstrument van de bacheDe evaluatie van de balorproef, vertrekkend vanuit de competenties die vermeld staan in de ECTSchelorproef is betrouwfiches. Ze vertalen elke competentie in een beperkt aantal gedragsindicatobaar, objectief en goed geren op verschillende niveaus. normeerd. 3. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach leggen een model en procedure De evaluatie van de bavast om op basis van de individuele scores van de verschillende beoordechelorproef is transparant. laars te komen tot een correcte eindscore. Deze procedure wordt voorgelegd aan de toetscommissie voor eventuele bijsturing.
06-2014
06-2014
De studenten worden expliciet begeleid in het behalen van niveau 6 van de Vlaamse Kwalificatiestrucuur.
1. Het opleidingshoofd en de onderwijscoach leggen een begeleidingstraject vast op basis van een leerlijn i.v.m. onderzoeksvaardigheden.
08-2014
o
2. Iedere student wordt ondersteund in het formuleren van onderzoeksvragen, het werken binnen de IMRAD-structuur en het hanteren van wetenschappelijk taalgebruik.
09-2014 t.e.m 08-2015
De leerlijn i.v.m. onderzoeksvaardigheden ligt aan de basis van een begeleidingstraject.
o
De studenten krijgen een uitgebreide procesbegeleiding.
3. Alle docenten en externe beoordelaars worden geïnformeerd over deze afspraken.
07-2015
o
Alle beoordelaars hanteren dezelfde afspraken.