COMPETENTIEPROFIEL BACHELOR IN DE VROEDKUNDE Goedgekeurd op de Raad van Bestuur Associatie KULeuven 30 september 2005
GEDRAGSINDICATOREN 2007
INHOUDSTAFEL
1.
VOORWOORD ............................................................................................ 1
2.
DE ONTWIKKELING VAN HET OPLEIDINGSPROFIEL ........................................ 2
2.1
Inleiding.................................................................................................... 2
2.2
Situering ................................................................................................... 2
2.3
Wie is wie.................................................................................................. 4
2.4
Vergaderdata ............................................................................................. 4
2.5
De visie..................................................................................................... 4
2.6
Het competentieprofiel ................................................................................ 5
3.
OPLEIDINGSPROFIEL .................................................................................. 6
3.1
Visie ........................................................................................................ 6
3.2
Competentieprofiel ..................................................................................... 7
4.
BAMASTRUCTUUR......................................................................................19
5.
ORGANOGRAM verpleegkunde - vroedkunde Associatie KULeuven ...................20
Bijlage 1: Vergaderdata.............................................................................................23
1.
VOORWOORD
Het voorliggende document is het resultaat van meer dan 2 jaren intens overleg tussen de verschillende partners van de opleidingen vroedkunde binnen de associatie K.U.Leuven. Als deelwerkgroep hebben we gepoogd de noodzakelijke basiscompetenties in kaart te brengen tot de ontwikkeling van een opleidingsprofiel voor de bachelor in de vroedkunde.
Zoals andere landen zijn ook wij bezig met het ontwikkelen en onderbouwen van een opleidingsprofiel voor de beroepsuitoefening van de vroedvrouw. Het is onze doelstelling om voor Vlaanderen tot een gemeenschappelijk opleidingsprofiel te komen.
Naast de wijzigingen op het niveau van het werkveld is ook het vroedkundig onderwijs in evolutie. Het onderwijs staat borg voor het vormen van toekomstige beroepsbeoefenaars. Deze evoluties hebben ondermeer te maken met de evoluties in de betrokken beroepswereld en werkvelden. Alle opleidingen - van bachelor tot master - hanteren een referentiekader waarbij een bepaald opleidingsprofiel voor ogen gehouden wordt. Dit referentiekader houdt rekening met demografische, maatschappelijke, sociale, economische, wetenschappelijke, technologische en existentiële evoluties binnen een globaliserende maatschappij. Ze bepalen mee de identiteit van de vroedvrouw van de 21ste eeuw.
Zorgverlening staat eerder haaks op bepaalde waarden en normen die we vandaag terugvinden in deze maatschappij. De vraag die we ons stellen is of de waarden die de maatschappij naar buiten draagt, overeenstemming vertonen met de waarden en normen die vroedvrouwen verdedigen in hun taak als zorgverlener.
Het ontwikkelde opleidingsprofiel wil rekening houden met deze evoluerende context. Om deze reden hebben we een visie ontwikkeld waarbij zorg niet zondermeer kan ingepast worden in een exclusief economisch-technisch model.
Mevr. I. Roels Voorzitter deelwerkgroep curriculum vroedkunde Associatie K.U.Leuven
1
2.
DE ONTWIKKELING VAN HET COMPETENTIEPROFIEL
2.1
Inleiding
Met de oprichting van de associaties en hun decretale opdrachten zijn de ontwikkelingen in de opleidingen vroedkunde binnen de associatie K.U.Leuven in een stroomversnelling terechtgekomen. De opleidingen kennen een lange traditie van samenwerking en overleg. De associatie K.U.Leuven organiseerde in september 2002 een eerste associatieontmoetingsdag, die onder andere resulteerde in de samenstelling van een curriculumwerkgroep vroedkunde met telkens één lid per geassocieerde hogeschool en één lid van de universiteit. De werkgroep wil onder meer: een associatie - competentieprofiel opstellen vanuit een gemeenschappelijke visie van de opleidingen op het beroep van de vroedvrouw. De werkgroep streeft daarom volgende doelstellingen na:
inventariseren van de bestaande competenties van de opleidingen;
omschrijven van de competenties van de bachelor in de vroedkunde;
schrijven van een visie van de opleiding op het beroep van vroedvrouw;
omschrijven van de beroepsspecifieke competenties vanuit het bestaande beroepsprofiel;
omschrijven van de begincompetenties van het schakelprogramma.
2.2
Situering
Het afstemmen van opleidingsprofielen als decretale opdracht, wenst de Associatie K.U.Leuven te realiseren door onder andere opleidingsprofielen uit te werken voor elke opleiding. De beroepsspecifieke competenties vormen de kern van de opleiding vroedkunde. Ze passen in het kader van de door het structuurdecreet (2002) bepaalde competenties.
Een werkgroep van de Associatie K.U.Leuven werkte een tekst ‘bamaprofielen’ uit. Voor de professionele bachelor was het uitgangspunt de bepaling van het structuurdecreet in artikel 12: “Professionele gerichtheid houdt in dat de opleidingen gericht zijn op de algemene vorming en de verwerving van professionele kennis en competenties, gestoeld op de toepassing van wetenschappelijke of artistieke kennis, creativiteit en praktijkkennis.
2
Meer in het bijzonder hebben professioneel gerichte bacheloropleidingen tot doel de studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke kennis en competenties nodig voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen.”
In het structuurdecreet worden ook de algemene competenties en de algemeen beroepsgerichte competenties nader omschreven (artikel 58). Ҥ 2. De aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen garandeert dat de instellingen een onderwijs aanbieden dat de studenten bij de afronding van de opleiding brengt tot:
het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende [taken], het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;
het beheersen van de algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk;
het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar conform het “beroepsprofiel.”
Het is voor elke opleiding een opdracht om de decretaal vastgelegde competenties te toetsen aan het aangeboden curriculum om te kunnen aantonen dat deze competenties voldoende worden ontwikkeld en geëvalueerd.
Naast de algemene competenties die geldend zijn voor alle professionele bachelors is het zeker ook belangrijk om de algemeen beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties te vertalen naar de opleidingen binnen het studiegebied gezondheidszorg. Dit vraagt nog een grondig overleg met de betrokken partners van de vele opleidingen in de gezondheidszorg binnen de associatie.
3
2.3
Wie is wie
De deelwerkgroep curriculum vroedkunde bestaat uit volgende medewerkers:
Ingride Roels (KHBO adjunct- departementshoofd Gezondheidszorg) voorzitter Liesbeth Van Kelst (Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap K.U.Leuven)
Gemandateerden vanuit de verschillende hogescholen:
Gerd Christoffersen (KHK campus Lier) Brigitte De Clercq (KHBO) Katrien De Wilde (KaHo Sint-Lieven) Lut Gees (KHLeuven) Karoline Renaerts (KHK campus Turnhout) Marie-Jeanne Seynaeve (KATHO) Caroline Verheggen (KHLim)
2.4
Vergaderdata
Zie bijlage 1.
Het opleidingsprofiel bachelor in de vroedkunde bestaat uit een visie van de opleiding op het beroep van de vroedvrouw en uit een competentieprofiel.
2.5
De visie
We wilden een visie waarin elke opleiding zich kon vinden. Hiernaast zijn we zeer geïnteresseerd in de mening van het werkveld over deze visie en dit profiel dat heden voorligt.
De verschillende opleidingen vroedkunde hebben er zich toe gehouden deze visie van de opleiding op het beroep te gebruiken in opleidings- en studiegidsen met betrekking tot de opleiding.
4
2.6
Het competentieprofiel
Het opleidingsprofiel bachelor in de vroedkunde bestaat naast een visie ook uit een competentieprofiel.
Het competentieprofiel is opgebouwd rond de kerncompetenties van de vroedvrouw. Hieraan werden de rollen gekoppeld. Daarna werden de competenties per rol uitgewerkt. Na een grondige terugkoppeling in de diverse hogescholen werd de tekst gefinaliseerd.
De ontwikkeling van dit competentieprofiel betekent geenszins dat alle opleidingen volledig hetzelfde zullen zijn. Naast dit profiel kan een opleiding eigen accenten toevoegen, waardoor autonomie en creativiteit bewaard blijven. De tekst doet daarom geen uitspraak over de invulling van het concrete curriculum noch uitspraak over de onderwijskundige aanpak. Dit laatste erkent de groep als hogeschool- en opleidingseigen materie. Uitwisseling wordt natuurlijk aangemoedigd.
5
3.
OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
Visie
De vroedvrouwenopleidingen binnen de Associatie Leuven nemen de verantwoordelijkheid om competente en geëngageerde vroedvrouwen1 op te leiden. Dit impliceert dat deze vroedvrouwen in staat zijn om als professioneel deskundige, op autonome en verantwoordelijke wijze de zorgvraag van de cliënt te beantwoorden.
De vroedvrouw dient een centrale rol op te nemen binnen het multidisciplinaire team dat de cliënt begeleidt. In concreto betekent dit dat zij diegene dient te zijn die oog heeft voor alle aspecten van de verloskundige zorg, deze zorg coördineert en dat zij desgevallend verwijst. De vroedvrouw werkt multidisciplinair samen op micro-, meso- en macroniveau waarbij professionaliteit, kwaliteit en continuïteit van de verloskundige zorg centraal staan.
De vroedvrouw heeft medische bevoegdheden in het fysiologisch verloskundig proces. Zij zal er bijgevolg mede op toezien dat de medische technologie harmonieus en in evenwicht met de fysiologie benut worden.
De vroedvrouw is drager van de wettelijke bevoegdheid om op eigen verantwoordelijkheid de normale zwangerschap te begeleiden, normale bevallingen te verrichten en de zorg voor de gezonde moeder en pasgeborene op zich te nemen. In de pathologische verloskunde, de neonatologie, de gynaecologie en de reproductieve geneeskunde heeft zij verpleegkundige bevoegdheden en werkt zij in opdracht en assistentie van de bevoegde arts.
De vroedvrouw respecteert elke mens, ongeacht maatschappelijke status, ras, cultuur of levensvisie.
Met het dragen van de titel van vroedvrouw vervult zij een aantal rollen die elkaar aanvullen. In de beroepsuitoefening als vroedvrouw zijn de rol van persoon, coach, zorgverlener, professional en teamlid geïntegreerd. Zij kan deze rollen slechts op een kwaliteitsvolle wijze blijven uitoefenen mits het opnemen van de verantwoordelijkheid de eigen deskundigheid permanent te ontwikkelen via reflectie, vorming en wetenschappelijk onderzoek.
1
Vroedvrouw staat zowel voor man als vrouw.
6
3.2
Competentieprofiel
ALGEMENE COMPETENTIES 1. Denk- en redeneervaardigheid Beroepsspecifiek kunnen redeneren.
De afgestudeerde kan zelfstandig en in overeenstemming met beroepsspecifieke inzichten, ervaringen, bevindingen en geplogenheden een kwaliteitsvolle redenering opbouwen.
2. Informatie verwerven en verwerken Beroepsspecifieke informatie zelfstandig en kritisch kunnen verwerven en verwerken.
De afgestudeerde kan beroepsspecifieke informatie terugvinden en opzoeken, kan beroepsspecifieke informatie analyseren, kan in beroepsspecifieke bronnen het belang van informatie-elementen bepalen en synthetiseren en kan beroepsspecifieke informatie verwerven zodat het voor eigen toekomstig gebruik beschikbaar is.
3. Kritisch reflecteren Kritisch kunnen reflecteren op het beroepsspecifieke functioneren.
De afgestudeerde kan het eigen functioneren evalueren, er positieve en negatieve kanten in identificeren en leerpunten formuleren. De kritische reflectie impliceert een constructieve redenering die tot het bijsturen van het handelen kan leiden.
De afgestudeerde kan de praktische grenzen van beroepsspecifieke inzichten en gebruiken vatten en is bereid om alternatieve werkwijzen in overweging te willen nemen.
4. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling Geconfronteerd met ‘nieuwe’ beroepsspecifieke problemen door combinatie van bestaande oplossingen planmatig een eigen oplossing kunnen genereren/tot stand brengen of op externe deskundigheid een beroep kunnen/willen doen.
De afgestudeerde kan een voor hem/haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem analyseren, het relateren aan reeds gekende en opgeloste problemen of een creatieve oplossing genereren. Bij eventuele moeilijkheden wordt gericht naar hulp gevraagd.
7
5. Leiding geven Courante leidinggevende taken kunnen uitvoeren.
De afgestudeerde kan een werkplanning opmaken, een vergadering leiden en doelgericht werken bij anderen bevorderen.
6. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken In het Nederlands mondeling en schriftelijk over beroepsspecifieke onderwerpen kunnen communiceren met vertegenwoordigers van het eigen beroepenveld en met vertegenwoordigers van andere beroepenvelden.
De afgestudeerde kan schriftelijk en mondeling de eigen aanpak verantwoorden.
De afgestudeerde kan op een eenvoudige wijze de basisprincipes of de gevolgde werkmethode toelichten zowel schriftelijk als mondeling.
7. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben Inzicht hebben in de beperktheden van de eigen beroepsspecifieke competenties en de bereidheid om deze via het volgen van opleiding weg te werken.
De afgestudeerde kan op basis van een kritische reflectie op het eigen functioneren leerpunten identificeren en op zoek gaan naar wegen om de vastgestelde punten weg te werken.
De afgestudeerde is bereid om de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling te verdiepen of te verbreden.
8
ALGEMENE BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES 1. Teamgericht kunnen werken Met anderen in een internationale, multiculturele en/of multidisciplinaire beroepsomgeving kunnen samenwerken.
De afgestudeerde kan in een multidisciplinair team een eigen constructieve inbreng hebben en kan met respect voor de inbreng van de anderen in het team constructieve oplossingen voorstellen.
2. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën Beroepsspecifieke inzichten kunnen gebruiken bij het planmatig oplossen van een grote variëteit aan authentieke (en dus complexe) professionele problemen/het uitvoeren van uiteenlopende en authentieke beroepsopdrachten in overeenstemming met beroepsspecifieke vereisten.
De afgestudeerde kan een breed gamma aan concrete beroepsspecifieke problemen oplossen. De afgestudeerde analyseert hierbij methodisch de situatie en integreert (desgevallend interdisciplinair) inzichten om tot een passende oplossing te komen.
3. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk Begrip en betrokkenheid hebben ontwikkeld m.b.t. ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de toepassing van beroepsspecifieke inzichten en gebruiken.
De afgestudeerde kan, geconfronteerd met een ethische, normatieve of maatschappelijke vraag, een beredeneerd standpunt innemen.
De afgestudeerde is aantoonbaar gevoelig voor het bestaan van ethische, normatieve en maatschappelijke vragen in concrete beroepssituaties.
9
BEROEPSSPECIFIEKE COMPETENTIES PERSOON in de SAMENLEVING “Echte, zelfbewuste, empathische, vakbekwame persoon, als symbool van de ‘wijze vrouw’ voor de samenleving.” 1. De vroedvrouw2 heeft een fundamentele grondhouding van echtheid, empathie en onvoorwaardelijk respect. 2. De vroedvrouw beschikt over het vermogen om, via reflexie, haar eigen identiteit te bewaken en uit te bouwen zowel binnen haar beroepsdomein als lid van de samenleving. 3. De vroedvrouw kan evenwichtig voelen en denken; een evenwichtige persoonlijkheid en een kritisch, analytisch én integrerend denkvermogen vormen een onmiskenbare basis voor adequaat en methodisch verloskundig handelen. 4. De vroedvrouw beschikt over sociale en communicatieve vaardigheden die haar in staat stellen respectvol om te gaan met individuele noden ongeacht de culturele en maatschappelijke achtergronden van de zorgvrager. 5.
De vroedvrouw kan denken vanuit een ethisch referentiekader.
COACH / BEGELEIDER “Met raad en daad bijstaan.” 1. De vroedvrouw beschikt over de competentie cliënten3 op een professionele manier te coachen en te begeleiden. Dit impliceert dat zij hen kan stimuleren, motiveren en feedback kan geven en ontvangen. Zij doet dit met respect voor de persoon binnen het kader van de processen die deze persoon doormaakt. 2. De vroedvrouw heeft expliciete aandacht voor het belang en de betekenis van natuurlijke fysiologische processen tijdens de zwangerschap, de bevalling en de postnatale periode. Het is haar opdracht deze op een adequate wijze te beschermen, te observeren, te analyseren en het verdere verloop ervan in te schatten. 3. De vroedvrouw is in staat de behoeften en verwachtingen van de cliënt in onderlinge dialoog te detecteren en te analyseren. Hierbij aansluitend kan zij de nodige informatie geven zodat de cliënt tot een bewust geïnformeerde keuze komt omtrent de te volgen benaderingswijze. Deze keuze dient door de vroedvrouw respectvol te worden benaderd. 4. De vroedvrouw kan de cliënt de nodige vaardigheden aanleren zodat deze in staat is de gemaakte keuze optimaal te realiseren. 5. Een vroedvrouw die instaat voor de opleiding van studenten, beschikt over de expertise om de competenties van vroedvrouw over te dragen op de student-vroedkunde.
2 3
De vroedvrouw staat zowel voor man als vrouw. Cliënt staat voor vrouw, partner en/of andere gezinsleden.
10
ZORGVERLENER “Zorg verlenen op maat.” 1. De vroedvrouw heeft de expertise om, vanuit een holistisch referentiekader, de noodzakelijke, accurate en multidimensionele zorg te verlenen aan de cliënt. Zij is in staat deze zorg aan te passen aan de levensfase van de cliënt.
PROFESSIONAL “De professionele vroedvrouw draagt de verantwoordelijkheid om de eigen deskundigheid permanent te ontwikkelen. Het ontwikkelen van deze deskundigheid gebeurt met de methoden van wetenschappelijk onderzoek, reflectie en permanente bijscholing.” 1. De vroedvrouw kan reflecteren over de eigen praktijk en de bijhorende persoonlijke belevingsaspecten. Zij is in staat deze reflecties actief te integreren in de permanente ontwikkeling van haar beroepsactiviteit. 2. De vroedvrouw beschikt over de competenties om zich via vakliteratuur permanent bij te scholen; daarenboven is zij zich terdege bewust van het belang van wetenschappelijk onderzoek en kan zij de impact hiervan adequaat plaatsen binnen de beroepsuitoefening. 3. De vroedvrouw kent de wetgeving en het beleid met betrekking tot haar beroep en laat haar professionele activiteit door deze bepalingen sturen. 4. De vroedvrouw levert een actieve bijdrage aan kwaliteitsbevorderende processen door de implementatie hiervan te ondersteunen en te bewaken.
TEAMLID “Een multidisciplinaire samenwerking op micro-, meso- en macroniveau, waarbij professionaliteit, kwaliteit en continuïteit van de zorg centraal staan.” 1. De vroedvrouw beschikt over de nodige sociaal-communicatieve competenties om het communiceren en samenwerken met anderen adequaat te realiseren. 2. De vroedvrouw kan overleggen en beschikt over het inschattingsvermogen om de cliënt door te verwijzen wanneer nodig. 3. De vroedvrouw is positief kritisch ingesteld om eigen handelen en dat van het team in vraag te stellen. 4. De vroedvrouw kan zowel aan intra-, extra- als transmurale zorgverlening participeren.
11
ORGANISATOR “De zorg op mesoniveau mee ontwikkelen en implementeren.” 1. De vroedvrouw beschikt over de nodige managementsvaardigheden om de zorg voor de cliënt te coördineren. 2. De vroedvrouw is in staat vanuit haar managementsvaardigheden de zorg voor een afdeling of een cliëntengroep te coördineren, steunend op de principes van de integrale kwaliteitszorg. 3. De vroedvrouw is competent om een project te organiseren in verband met gezondheid en welzijn.
12
Beroepsspecifieke competenties met toelichting
“Echte, zelfbewuste, empathische, vakbekwame persoon, als symbool van de ‘wijze vrouw’ voor de samenleving”
1. De vroedvrouw als persoon in de samenleving
Competentie
Toelichting
Deelcompetenties De vroedvrouw: 1.1 heeft een fundamentele grondhouding van echtheid, empathie en onvoorwaardelijk respect;
1.2 beschikt over het vermogen om, via reflectie, haar eigen identiteit te bewaken en uit te bouwen zowel binnen haar beroepsdomein als lid van de samenleving;
De vroedvrouw toont deze grondhouding in alle aspecten van haar zijn. Ze is zich bewust van haar eigen sterkten en zwakten.
De vroedvrouw kan door middel van reflectie haar eigen identiteit bewaken, uitbouwen en bewaren. De vroedvrouw kan een onderscheid maken tussen haar rol van professionele hulpverlener en als lid van de samenleving De vroedvrouw bewaakt eigen grenzen, zowel in tijd als in mentale ruimte, betreffende engagement t.a.v. haar rol als hulpverlener.
1.3 kan evenwichtig voelen en denken; een evenwichtige persoonlijkheid en een kritisch, analytisch én integrerend denkvermogen vormen een onmiskenbare basis voor adequaat en methodisch verloskundig handelen;
Als basis voor het methodisch verloskundig handelen bezit ze: √ een evenwichtige persoonlijkheid; √ een analytisch en integrerend denkvermogen; √ kan ze evenwichtig voelen en denken.
1.4 beschikt over sociale en communicatieve vaardigheden die haar in staat stellen respectvol om te gaan met individuele noden ongeacht de culturele en maatschappelijke achtergronden van de zorgvrager;
De vroedvrouw kan voldoende afstand nemen van eigen waarden en normen om respect op te brengen en te tonen voor de persoonlijkheid en het belang van de cliënte ten einde dit belang voorop te stellen.
De vroedvrouw kan ethische problemen bespreekbaar maken.
1.5 kan denken vanuit een ethisch referentiekader.
13
“Met raad en daad bijstaan.”
2. De vroedvrouw als coach/begeleider
Competentie
Deelcompetenties De vroedvrouw: 2.1 beschikt over de competentie cliënten op een professionele manier te coachen en te begeleiden. Dit impliceert dat zij hen kan stimuleren, motiveren en feedback kan geven en ontvangen. Zij doet dit met respect voor de persoon binnen het kader van de processen die deze persoon doormaakt;
Toelichting
De vroedvrouw coacht en begeleidt cliënten met respect voor de persoon binnen het kader van de processen die deze persoon doormaakt: √ ze kan stimuleren; √ ze kan motiveren; √ ze kan feedback geven en ontvangen.
2.2 heeft expliciete aandacht voor het belang en de betekenis van natuurlijke fysiologische processen tijdens de zwangerschap, de bevalling en de postnatale periode. Het is haar opdracht deze op een adequate wijze te beschermen, te observeren, te analyseren en het verdere verloop ervan in te schatten;
In haar rol als coach/begeleider heeft de vroedvrouw bijzondere aandacht voor het fysiologisch proces. Ze zal dit: √ beschermen; √ observeren; √ analyseren; √ het verdere verloop inschatten.
2.3 is in staat de behoeften en verwachtingen van de cliënt in onderlinge dialoog te detecteren en te analyseren. Hierbij aansluitend kan zij de nodige informatie geven zodat de cliënt tot een bewust geïnformeerde keuze komt omtrent de te volgen benaderingswijze. Deze keuze dient door de vroedvrouw respectvol te worden benaderd;
Bij pathologisch verloop zal ze haar rol van coach/begeleider in samenwerking met de medische professie vervullen.
2.4 kan de cliënt de nodige vaardigheden aanleren zodat deze in staat is de gemaakte keuze optimaal te realiseren;
•
De vroedvrouw kan de cliënt stimuleren en begeleiden bij het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid, rekening houden met de specifieke situatie. Door deze begeleiding van de vroedvrouw zal de cliënte de juiste keuze maken.
2.5 die instaat voor de opleiding van studenten, beschikt over de expertise om de competenties van vroedvrouw over te dragen op de studentvroedkunde.
•
Ten aanzien van studenten: √ bevestigt en moedigt de vroedvrouw positief gedrag aan; √ versterkt ze de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de studenten; √ onderkent ze beperkingen en kwaliteiten van de student; √ helpt, ondersteunt en stuurt ze vanuit een open, kritische en constructieve houding.
14
Competentie
Deelcompetenties De vroedvrouw: 3.1 de vroedvrouw heeft de expertise om, vanuit een holistisch referentiekader, de noodzakelijke, accurate en multidimensionele zorg te verlenen aan de cliënt. Zij is in staat deze zorg aan te passen.
Toelichting
•
•
• “Zorg verlenen op maat.”
3. De vroedvrouw als zorgverlener
•
•
De vroedvrouw bouwt een relatie uit welke volgende kenmerken vertoont: √ empathie; √ onvoorwaardelijk pleitbezorger; √ echtheid in handelen. De vroedvrouw handelt vanuit het somatisch, sociaal, psychisch en existentieel welbevinden van de cliënt. De vroedvrouw verleent conform de wet, op basis van wetenschappelijke kennis, met gebruik van klinische expertise en met verantwoordelijkheidszin, cliëntgerichte en -gestuurde zorg op systematische en methodische wijze. De vroedvrouw handelt binnen het wettelijk kader. De specifieke domeinen waarin de vroedvrouw haar rol als zorgverlener opneemt zijn: het normaal functioneren van de mens, met als doel de menselijke reproductie in al zijn aspecten deskundig te kunnen benaderen; het fysiologisch verloop van de zwangerschap, baring en kraambed teneinde dit verloop zelfstandig of in een ondersteunende/aanvullende functie te kunnen begeleiden en bewaken; de pathologie van de voortplanting, zwangerschap, baring en kraambed om risico’s te kunnen opsporen en om in een assisterende/aanvullende functie de medische specialisten te ondersteunen in het begeleiden en behandelen van deze patiëntengroep; de gezonde neonaat om deze zelfstandig of in een ondersteunende/aanvullende functie te kunnen bewaken en verzorgen en de ouders te kunnen begeleiden; de risico-neonaat om in samenwerking met de medische specialisten deze te kunnen bewaken en verzorgen en de ouders te kunnen begeleiden; de gynaecologische zorgverlening. De vroedvrouw motiveert en begeleidt gezondheidsbevorderend gedrag, ze kan voorlichting en advies geven over onderwerpen die verband houden met de menselijke voortplanting, door individuele begeleiding en groepsbegeleiding. 15
4. De vroedvrouw als professional “De professionele vroedvrouw draagt de verantwoordelijkheid om de eigen deskundigheid permanent te ontwikkelen. Het ontwikkelen van deze deskundigheid gebeurt met de methoden van wetenschappelijk onderzoek, reflectie en permanente bijscholing.”
Competentie
Deelcompetenties De vroedvrouw: 4.1 kan reflecteren over de eigen praktijk en de bijhorende persoonlijke belevingsaspecten. Zij is in staat deze reflecties actief te integreren in de permanente ontwikkeling van haar beroepsactiviteit;
Toelichting
• • •
4.2 beschikt over de competenties om zich via vakliteratuur permanent bij te scholen; daarenboven is zij zich terdege bewust van het belang van wetenschappelijk onderzoek en kan zij de impact hiervan adequaat plaatsen binnen de beroepsuitoefening;
• • • • • • • • •
4.3 kent de wetgeving en het beleid met betrekking tot haar beroep en laat haar professionele activiteit door deze bepalingen sturen;
• •
4.4 levert een actieve bijdrage aan kwaliteitsbevorderende • processen door de implementatie hiervan te ondersteunen en te bewaken.
De vroedvrouw heeft een positieve ingesteldheid t.o.v. wetenschappelijk onderzoek. De vroedvrouw krijgt zicht op eigen vormingsbehoefte door reflectie en feedback. De vroedvrouw reflecteert op eigen professioneel handelen en kan het handelen bijsturen op basis van nieuwe inzichten, nieuwe evoluties, ervaringen en feedback. De vroedvrouw maakt een onderscheid tussen wetenschappelijke en andere literatuur. De vroedvrouw analyseert eenvoudige wetenschappelijke literatuur, formuleert de essentie en integreert dit in het eigen vroedkundig handelen. De vroedvrouw beoordeelt de bruikbaarheid van vakliteratuur voor de eigen praktijk. De vroedvrouw is zich ervan bewust dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek verweven zitten in haar dagelijkse praktijk. De vroedvrouw maakt wetenschappelijke ontwikkelingen in de beroepspraktijk bespreekbaar. De vroedvrouw neemt verantwoordelijkheid op voor “levenslang leren”. De vroedvrouw maakt gebruik van evidence based midwifery. De vroedvrouw heeft een signaalfunctie voor onderwerpen van vroedkundig wetenschappelijk onderzoek. De vroedvrouw verleent medewerking aan deelaspecten van wetenschappelijk onderzoek. De vroedvrouw kent de inhoud van het beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw. De vroedvrouw is in staat de wettelijke bepalingen en de ontwikkelingen in haar professie te actualiseren. De vroedvrouw ondersteunt het kwaliteitsbeleid van de organisatie d.m.v.: √ een positieve ingesteldheid t.a.v. kwaliteitsdenken; √ het signaleren van potentiële onderwerpen voor kwaliteitsprojecten; √ participatie in projecten (plan-fase, do-fase, check fase, act-fase). 16
“Een multidisciplinaire samenwerking op micro-, meso- en macroniveau, waarbij professionaliteit, kwaliteit en continuïteit van de zorg centraal staan.”
5. De vroedvrouw als teamlid
Competentie
Deelcompetenties De vroedvrouw: 5.1 beschikt over de nodige sociaal-communicatieve competenties om het communiceren en samenwerken met anderen adequaat te realiseren;
Toelichting
•
• • •
5.2 kan overleggen en beschikt over het inschattingsvermogen om de cliënt door te verwijzen wanneer nodig;
• •
Met anderen wordt bedoeld, doch zonder hierin volledig te willen zijn: √ andere vroedvrouwen; √ andere zorgverleners die in contact komen met de cliënten ten einde zorgproces te verzekeren zoals daar zijn: gynaecologen, huisartsen, psychologen, verpleegkundigen, kinésisten, diëtisten, studenten … De vroedvrouw onderkent de kwaliteiten en eventuele beperkingen van andere zorgverleners. De vroedvrouw kan overleggen. De vroedvrouw is in staat een conflict te analyseren en te hanteren. De vroedvrouw kan professionele informatie en kennis uitwisselen teneinde het continuïteit in het zorgproces te bekomen. De vroedvrouw kan pathologie onderkennen en kan doorverwijzen waar nodig.
•
De vroedvrouw is in staat om op basis van persoonlijke waarden en normen duidelijk aan te geven wanneer een bepaalde handeling, eigen of van het team, buiten de eigen waarden, normen of mogelijkheden valt.
5.3 is positief kritisch ingesteld om eigen handelen en dat van het team in vraag te stellen;
•
De vroedvrouw kent en heeft respect voor de specifieke structuren en culturen van intra-, extra- en transmurale zorgverlening.
5.4 kan zowel aan intra-, extra- als transmurale zorgverlening participeren.
•
De vroedvrouw kan binnen ieder domein inter- en intraprofessioneel overleggen en samenwerken met als doel een optimale zorg.
17
“De zorg op mesoniveau mee ontwikkelen en implementeren.”
6. De vroedvrouw als organisator
Competentie
Deelcompetenties
De vroedvrouw: 6.1 beschikt over de nodige managementsvaardigheden om de zorg voor de cliënt te coördineren;
Toelichting
• • • •
6.2 is in staat vanuit haar managementsvaardigheden de • zorg voor een afdeling of een cliëntengroep te coördineren, steunend op de principes van de integrale kwaliteitszorg; • • •
6.3 is competent om een project te organiseren in verband • met gezondheid en welzijn. •
De vroedvrouw coördineert de totaalzorg van de cliënte en haar directe omgeving op doeltreffende en efficiënte wijze; dit behelst zowel directe als indirecte cliëntenzorg. De vroedvrouw is verantwoordelijk voor de continuïteit van de vroedkundige zorg. De vroedvrouw bewaakt de coördinatie van het totale zorgproces waarbij meerdere disciplines betrokken zijn en doet dit met bijzondere aandacht voor infodoorstroming. De vroedvrouw stelt samen met de individuele cliënt prioriteiten, neemt beslissingen, maakt deze uitvoerbaar en evalueert rekening houdend met de zorgbehoeften, de beschikbare tijd en de middelen. De vroedvrouw coördineert de totaalzorg van een cliëntengroep en haar directe omgeving op doeltreffende en efficiënte wijze; dit behelst zowel directe als indirecte cliëntenzorg. De vroedvrouw is verantwoordelijk voor de continuïteit van de vroedkundige zorg. De vroedvrouw bewaakt de coördinatie van het totale zorgproces waarbij meerdere disciplines betrokken kunnen zijn en doet dit met bijzondere aandacht voor infodoorstroming. De vroedvrouw stelt prioriteiten voor de cliëntengroep, neemt beslissingen, maakt deze uitvoerbaar en evalueert rekening houdend met de zorgbehoeften, de beschikbare tijd en de middelen. De vroedvrouw stelt tot doel de gezondheid, de autonomie en de zelfredzaamheid van cliënten te bevorderen. De vroedvrouw organiseert, coördineert en begeleidt bij de implementatie van projecten ter bevordering van de gezondheid waardoor de gezondheid, de autonomie en de zelfredzaamheid van de cliënt wordt bevorderd.
18
4.
BAMASTRUCTUUR
Bologna maakte de invoering van de bachelor-masterstructuur mogelijk. Na het behalen van de bachelor in de vroedvrouw kan de afgestudeerde bachelor zich verder bekwamen in de wetenschappelijke onderbouwing van het beroep.Fout! Geen indexgegevens gevonden. De Master (of Sciences) in verpleegkunde en vroedkunde is een algemene opleiding en bereidt voor op leidinggevende en innovatieve functies in de gezondheidszorg. Het programma legt een sterk accent op wetenschappelijk onderzoek, leiderschap en het verwerven van geavanceerde kennis en inzichten. Het schakelprogramma slaat de brug tussen de Professionele Bachelor in de vroedkunde en de Master in verpleegkunde en vroedkunde.
Figuur 1: Traject Bachelor-Master in verpleegkunde en vroedkunde.
19
5.
ORGANOGRAM verpleegkunde - vroedkunde Associatie K.U.Leuven
In de Associatie K.U.Leuven werd er van bij de oprichting in 2002 voor de opleidingen verpleegkunde/vroedkunde een werkgroep opgericht voor de uitbouw van de bachelormasterstructuur. In de schoot hiervan zijn sindsdien verschillende deelwerkgroepen actief die op geregelde tijdstippen aan de werkgroep rapporteren. Naast een deelwerkgroep curriculum verpleegkunde, is er een deelwerkgroep curriculum vroedkunde, deelwerkgroep professionalisering, deelwerkgroep internationalisering en een deelwerkgroep voortgezette opleidingen en permanente vormingen actief. Sinds de opstart van het schakel- (2004-2005) en masterprogramma (2005-2006) werd vanuit het samenwerkingsverband een stuurgroep opgericht o.l.v. prof. A. Vleugels voor het uitbouwen en opvolgen van de verschillende ontwikkelingen op de verschillende niveaus.
Stuurgroep BaMa vpk-vr o.l.v. Prof. A. Vleugels (2004-…)
Werkgroep BaMa vpk-vr o.l.v. Prof. W. Sermeus (2002-2004)
Deelwerkgroepen
Curriculum verpleegkunde o.l.v. L. Van Gorp
Curriculum vroedkunde o.l.v. I. Roels
Professionalisering docenten o.l.v. B. Dierckx de Casterlé
Voortgezette opleidingen en PV o.l.v. A. Goossens
Internationalisering o.l.v. B. Vandeputte
Figuur 2: Stuur- en werkgroepen bama verpleegkunde en vroedkunde Associatie K.U.Leuven (2004).
20
BRONNEN
Grotendorst, A. (2002). Een competentiegerichte curriculumbenadering. Onderwijs en gezondheidszorg, 26 (4), 9-14.
Hoogeveen, H. (2002). Competent gekwalificeerd? Onderwijs en gezondheidszorg, 26 (4), 3-8.
Nedermeijer, J. & Pilot, A. (2000). Beroepscompetenties en academische vorming in het hoger onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Pool, A., Pool-Tromp C., Veltman-Van Vugt, F. & Vogel S. (2001). Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Hogeschool Rotterdam: NIZW.
Voorhorst, W. & Ritzen, H. (2003). Competenties en werkplekleren in het gezondheidszorgonderwijs. Onderwijs en gezondheidszorg, 27 (4), 9-12.
Van der Sanden, J. (2003). Naar een competentiegerichte didactiek in het gezondheidszorgonderwijs. Onderwijs en gezondheidszorg, 27 (4), 32-35.
Van Poucke, A., Van Riet, C. & Van Hemel, L. (1992). Curriculumwerk: referentiekader en ontwerp vernieuwde driejarige basisopleiding verpleegkunde, hoger onderwijs korte type. Anderlecht: VVKHO.
Het competentieprofiel: 1. België:
K.B. 78 dd. 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen K.B. dd. 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw E.E.G.-richtlijnen dd. 21 januari 1980 - 154/155 Hogeschooldecreet dd. 4 april 2003 Nationale Raad: Beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw 2002 KHLimburg: Visie en competenties professionele bachelor (basistekst) Leuven: Visie en uitgangspunten opleiding 2002 St-Niklaas: Eindtermen vroedkunde 2002
Hogeschool Antwerpen: Visie + eindtermen (internet) http://www.ha.be/gezondheidszorg/
KATHO: Opleidingsonderdelen (internet) 2002 http://katho.behivv/opleiding/vroedkunde/
Artevelde: Info opleiding (algemeen) + (vak)modules (internet) 2002 http://www.arteveldehs.be/opl.asp
21
2. UK
Nursing & Midwifery Council: Requirements for pre-registration midwifery programmes/Midwifery competencies Published by the former United Kingdom Central Council for Nursing, Midwifery and health visiting in November 2000. Reprinted by the Nursing and Midwifery Council in April 2002. Bournemouth University: Care, continuity & caseloads- an innovative approach to midwifery education (2002) Tricia Anderson & Professor Paul Lewis. Birth: WHO Principles of perinatal care: the essential antenatal, perinatal end postpartum care course (2001). Manchester University: Opleidingsprogramma (2002) The School of Nursing, Midwifery and Health Visiting.
3. Nederland
Universiteit Amsterdam: Competenties master verloskunde, uitstroomprofiel onderwijs (2003) Faculteit der Bewegingswetenschappen, Amsterdam. Kerkrade Vroedvrouwenopleiding: Opleidingsprogramma + eindtermen (2001-2002).
4. Internationaal
International Confederation of Midwives: Background to the evidence-base of the competencies- essential competencies (internet) http://www.internationalmidwives.org/modules.php dan via search: essential competencies. Core Competencies for Midwives: General knowledge and skills (internet) (2002) http://www.midwives.mb.ca/Core_Competencies.htm
5. Australia
Australian College of midwives competency standards- core midwifery competencies (internet) (2002) http://ccnr.ntu.edu.au/smp504/assess.html Queensland: Course structure (internet) (2002) http://www.courses.qut.edu.au Monash: Master of midwifery- programma (internet) (2002) http://www.med.monash.edu.au/nursing/prospective/m_midwif.html Sydney: Master of midwifery - doelstellingen (internet) (2002) http://www.uts.edu.au/div/publications/nmh/pg dan via code C04132
6. Denemarken
Bachelor of midwifery degree: Curriculum structure (2002).
7. Canada
Quebec: General standards of competence and training for midwives within the framework of pilot projects- standards of competence (internet) (2002) http://www.canlii.org/qc/regu/p16.1r0.1/whole.html
8. China
Chinese University- doelstellingen Master of Midwifery (internet) (2002) http://www.cuhk.edu.hk/med/nur/mastermid.htm
9. Ierland
Trinity college Dublin: Master in Midwifery- entry requirements- programma (internet) (2002) http://www.tcd.ie/Nursing_Midwifery/courses/postgrad/mscmdwfry.html
22
Bijlage 1: Vergaderdata
2002 - 2003 9 september 2002:
(installatievergadering te Hasselt)
8 november 2002:
Leuven
10 december 2002:
Leuven
16 januari 2003:
Leuven
3 februari 2003:
Leuven
18 februari 2003:
Leuven
24 maart 2003:
Leuven
22 april 2003:
Leuven
2003 - 2004 8 september 2003:
ontmoetingsdag Brugge
4 november 2003:
Leuven
27 november 2003:
Leuven
16 december 2003:
Brugge
20 januari 2004:
Brugge
17 februari 2004:
Brugge
23 maart 2004:
Leuven
26 april 2004:
Brugge
13 mei 2004:
Leuven
11 juni 2004:
Brugge
26 augustus 2004:
voorbereiding studiebezoek Manchester te Brugge
2004-2005 6 september 2004:
ontmoetingsdag Brussel
1 oktober 2004 14-16 oktober 2004: Bezoek aan Manchester 9 november 2004:
Leuven
30 november 2004:
Brugge
11 januari 2005:
Brugge
4 februari 2005:
Leuven
17 maart 2005:
Leuven
26 april 2005:
Leuven
23
GEDRAGSINDICATOREN BACHELOR IN DE VROEDKUNDE
INHOUDSTAFEL
1.
VOORWOORD ............................................................................................ 1
2.
ONTWIKKELING VAN DE GEDRAGSINDICATOREN........................................... 2
2.1
Gedragsindicatoren..................................................................................... 2
2.2
Interpretatie van de vier niveaus van competentiebeheersing ........................18
3.
WIE IS WIE..............................................................................................19
Bijlage 1: Vergaderdata.............................................................................................20
1.
VOORWOORD
Na de opbouw van het competentieprofiel was het werk natuurlijk nog niet af. De uiteindelijke bedoeling is tot een sterk onderbouwd opleidingsprofiel en curriculum te komen.
Om goed te kunnen kiezen welke leerinhouden essentieel zullen zijn in een curriculum is het belangrijk om naast de competenties de gedragsindicatoren te bepalen. In het kader van toetsing moeten we de competenties vertalen in meetbaar gedrag, dus in gedragindicatoren. Op die manier hebben we zicht op wat we willen toetsen. Dit kan op verschillende manieren. Bij het omzetten van competenties naar gedragsindicatoren opteerden we voor het gebruik van heldere, concrete taal. Om de student te situeren in zijn leerproces kozen we voor de volgende niveaus: verkennend, verdiepend, integratie en expertniveau. Het expertniveau wordt verworven na wekervaring en bijscholing. Het evaluatieformulier is hiervan een mooie toepassing. Voor een aantal competenties wordt duidelijk gemaakt welk gedrag van de student verwacht wordt. Dit hebben we nodig om correct, objectief, en transparant te kunnen evalueren.
Deze gedragsindicatoren zijn tot stand gekomen na intensief overleg binnen de werkgroep. De gedragsindicatoren werden als slot voorgelegd aan een groep ”bevoorrechte getuigen” uit het werkveld (23 april 2007). Om het geheel nog meer tastbaar te maken hebben we als toepassing voor hen ook een eerste gemeenschappelijke stage evaluatiefiche voorgelegd. Deze evaluatiefiche zal nu een jaar getoetst worden op alle stageoorden waar studenten Bachelor in de Vroedkunde Associatie K.U.Leuven stage lopen. Er wordt een herevaluatie gepland.
Dit is dan de eerste stap naar een concreet ingevuld curriculum, gemaakt vanuit eenzelfde visie van de deelwerkgroep Vroedkunde Associatie K.U.Leuven.
1
2.
ONTWIKKELING VAN GEDRAGSINDICATOREN
2.1
Gedragsindicatoren
2.1.1
De vroedvrouw als persoon in de samenleving “Echte, zelfbewuste, empatische, vakbekwame persoon, als symbool van de ‘wijze vrouw’ voor de samenleving”
2.1.1.1
De vroedvrouw heeft een fundamentele grondhouding van echtheid, empathie en onvoorwaardelijk respect
De vroedvrouw toont deze grondhouding in alle aspecten van haar zijn. Ze is zich bewust van haar eigen sterkten en zwakten.
1
2
3
A. VERKENNEN Bewust zijn van eigen opvattingen, waarden en normen.
Bewust zijn van verscheidenheid van opvattingen, waarden en normen tussen mensen. Bewust zijn van eigen gevoelens en deze bespreken met anderen.
2.1.1.2
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Eigen waarden en De cliënt benaderen normen bespreken met vanuit de bekommernis anderen in het kader om zijn welzijn, zonder van praktijkervaringen. eigen normen te willen opdringen. Openstaan voor en Eigen keuzes in de rekening houden met vroedkundige zorg de opvattingen van de verantwoorden i.f.v. de cliënt. waarden en normen van de cliënt. Zich inleven in de belevingswereld van de andere door de situatie te analyseren vanuit het perspectief van de andere.
Zich inleven in anderen zonder het contact met de eigen gevoelens te verliezen.
D. EXPERT De professionele zorg cliëntgericht sturen en niet in het gedrang laten komen door eigen waarden en normen. Respectvol vroedkundig handelen i.f.v. de waarden en normen van de cliënt rekening houdend met de veiligheid van cliënt. Vanuit een professionele en spontane houding omgaan met gevoelens.
De vroedvrouw beschikt over het vermogen om, via reflectie, haar eigen identiteit te bewaken en uit te bouwen zowel binnen haar beroepsdomein als lid van de samenleving
De vroedvrouw kan door middel van reflectie haar eigen identiteit bewaken, uitbouwen en bewaren. De vroedvrouw kan een onderscheid maken tussen haar rol van professionele hulpverlener en als lid van de samenleving. De vroedvrouw bewaakt haar eigen grenzen, zowel in tijd als in mentale ruimte, betreffende engagement t.a.v. haar rol als hulpverlener.
2
1
2
3
A. VERKENNEN De rollen van de vroedvrouw zoals beschreven in het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel/wettelijk kader kennen. Bespreekbaar maken van eigen mogelijkheden en grenzen in leersituaties.
Bewust zijn dat nietprofessionele rollen eigen vroedkundige activiteiten kunnen beïnvloeden.
2.1.1.3
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Herkennen van de Reflecteren over het rollen van de beroepsprofiel/ vroedvrouw in een professioneel handelen praktijksituatie. als hulpverlener.
Afwisseling voorzien tussen de leer-, stage, zelfzorg- en ontspanningsactiviteiten.
Praktische bekommernissen vanuit de persoonlijke levensfeer scheiden van de cliëntenzorg.
De invloed van de praktische bekommernissen uit de persoonlijke levenssfeer op de zorgverlening bespreken met de begeleiders.
Praktische bekommernissen vanuit persoonlijke levenssfeer scheiden van de cliëntenzorg.
D. EXPERT Kritisch reflecteren over het professioneel handelen en dit toepassen als hulpverlener en als lid van de maatschappij. Evenwichtige afwisseling voorzien tussen de professionele, navorming-, persoonlijke en zelfzorgactiviteiten. Emotionele en praktische bekommernissen vanuit de persoonlijke levenssfeer scheiden van de vroedkundige opdrachten.
De vroedvrouw kan evenwichtig voelen en denken; een evenwichtige persoonlijkheid en een kritisch, analytisch én integrerend denkvermogen vormen een onmiskenbare basis voor adequaat en methodisch verloskundig handelen
Als basis voor het methodisch verloskundig handelen bezit ze:
•
een evenwichtige persoonlijkheid;
•
een analytisch en integrerend denkvermogen;
•
evenwichtig voelen en denken.
1
2
A. VERKENNEN Verwoorden van emotionele stabiliteit en beschikken over voldoende draagkracht om normale emotionele belasting aan te kunnen. Openstaan voor nieuwe ideeën, oplossingen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Tonen van veerkracht Tonen van veerkracht en doorzettingsen doorzettingsvermogen om met vermogen om met eigen emoties in eigen emoties in eenvoudige wisselende omstandigheden om te omstandigheden om te gaan. gaan.
Bestaande procedures in vraag stellen.
Probleemsituaties vanuit verschillende invalshoeken bekijken en voorstellen maken.
D. EXPERT Tonen van veerkracht en doorzettingsvermogen bij situaties van langdurige verhoogde druk, tegenslag en complicaties.
Vernieuwende ideeën leveren om een specifiek probleem aan te pakken.
3
2.1.1.4
De vroedvrouw beschikt over sociale en communicatieve vaardigheden die haar in staat stellen respectvol om te gaan met individuele noden ongeacht de culturele en maatschappelijke achtergronden van de zorgvrager
De vroedvrouw kan voldoende afstand nemen van eigen waarden en normen om respect op te brengen en te tonen voor de persoonlijkheid en het belang van de cliënte teneinde dit belang voorop te stellen.
1
2
A. VERKENNEN Een open, aangename en respectvolle verbale en non-verbale professionele relatie aangaan met de cliënten en het vroedkundig team. Actief luisteren: signalen opnemen; de andere laten uitspreken zonder oordeel.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Rekening houden met Rustig en respectvol het verbaal en nonblijven in de verbaal gedrag van de professionele relatie bij andere in de minder aangename professionele reacties van de ander. (observeren, interpreteren en terugkoppelen). Actief luisteren: de Actief luisteren: gericht hulpvraag herkennen doorvragen, gepaste respectvol en feedback geven. aangepast reageren.
Openstaan voor en rekening houden met de opvattingen en de cultuur van de cliënt.
3
2.1.1.5
Eigen keuzes in de vroedkundige zorg verantwoorden i.f.v. de waarden en normen van de cliënt.
D. EXPERT Een open, respectvolle en aangename professionele relatie behouden met cliënten en het multidisciplinair team in alle omstandigheden. Een ondersteunende houding aanbieden aan de cliënt waarin actief luisteren, individuele feedback en respect centraal staan. Respectvol vroedkundig handelen i.f.v. de waarden en normen van de cliënt rekening houdend met de veiligheid van cliënt.
De vroedvrouw kan denken vanuit een ethisch referentiekader
De vroedvrouw kan ethische problemen bespreekbaar maken.
1
2
A. VERKENNEN Een vroedkundig ethisch probleem herkennen.
Een vroedkundig ethisch probleem bespreken met de begeleiders.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Vanuit een ethisch Ethische vragen en vroedkundig dilemma’s erkennen in referentiekader de vroedkundige probleemsituaties praktijk. herkennen in de praktijk. Een ethisch Een gefundeerde verantwoorde ethische argumentatie oplossing voorstellen geven bij de voor probleemsituaties voorgestelde in het vroedkundig oplossingen in het team. multidisciplinair team.
D. EXPERT Ethische vraagstellingen en dilemma’s binnen de vroedkundige praktijk oplossen. Als vroedvrouw een gefundeerde argumentatie geven in het ethisch debat.
4
2.1.2
De vroedvrouw als coach/begeleider “Met raad en daad bijstaan”
2.1.2.1
De vroedvrouw beschikt over de competentie cliënten op een professionele manier te coachen en te begeleiden. Dit impliceert dat zij hen kan stimuleren, motiveren en feedback kan geven en ontvangen. Zij doet dit met respect voor de persoon binnen het kader van de processen die deze persoon doormaakt
•
Ze kan stimuleren.
•
Ze kan motiveren.
•
Ze kan feedback geven en ontvangen.
•
Ze coacht en begeleidt cliënten met respect.
2.1.2.1.1 De vroedvrouw kan stimuleren, motiveren, feedback geven en ontvangen
1
2
3
4
A. VERKENNEN Actief luisteren: signalen opnemen; de andere laten uitspreken zonder oordeel.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Actief luisteren: de Vanuit een empatische hulpvraag herkennen grondhouding actief respectvol en luisteren: gericht aangepast reageren. doorvragen, gepaste feedback geven.
Een open, aangename en respectvolle verbale en non-verbale professionele relatie aangaan met de cliënten en het vroedkundig team. De eigenheid van de cliënt binnen de vroedkundige domeinen herkennen.
Rekening houden met het verbaal en nonverbaal gedrag van de andere in de professionele relatie (observeren, interpreteren en terugkoppelen). Erkennen van de eigenheid van de cliënt binnen de vroedkundige domeinen.
Rustig en respectvol blijven in de professionele relatie bij minder aangename reacties van de ander.
De mogelijke effecten van een normale zwangerschap en normale bevalling op een gezinssituatie benoemen.
De mogelijke effecten van een pathologisch verlopende zwangerschap en bevalling op een gezinssituatie herkennen.
De mogelijke effecten op een gezin inschatten en hiermee rekening houden bij de specifieke hulpvraag.
De eigenheid van de cliënt en zijn omgeving binnen de vroedkundige domeinen erkennen en begeleiden.
D. EXPERT Vanuit een empatische grondhouding ondersteuning bieden aan de cliënt waarin actief luisteren, individuele feedback en respect centraal staan. Een open, respectvolle en aangename professionele relatie behouden met cliënten en het multidisciplinair team in alle omstandigheden. De cliënt en zijn omgeving, rekening houdende met hun eigenheid binnen de vroedkundige domeinen coachen en begeleiden. Op de specifieke hulpvraag een professioneel, geïndividualiseerd antwoord geven.
5
2.1.2.2
De vroedvrouw heeft expliciete aandacht voor het belang en de betekenis van natuurlijke fysiologische processen tijdens de zwangerschap, de bevalling en de postnatale periode. Het is haar opdracht deze op een adequate wijze te beschermen, te observeren, te analyseren en het verdere verloop ervan in te schatten
In haar rol als coach/begeleider heeft de vroedvrouw bijzondere aandacht voor het fysiologisch proces.
•
Ze zal dit beschermen.
•
Ze zal observeren en analyseren.
•
Ze zal het verder verloop inschatten.
1
2
A. VERKENNEN De fysiologische processen van de zwangerschap, bevalling en postnatale periode herkennen
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE De fysiologische In de praktijk de kennis processen van de beheersen m.b.t. het zwangerschap, natuurlijk fysiologisch bevalling en postnatale verloop van de periode erkennen. zwangerschap, bevalling en postnatale periode.
De medicalisering van de verloskunde benoemen.
De medicalisering in praktijksituatie herkennen.
•
•
3
4
De observaties benoemen m.b.t. het fysiologisch verloop van de zwangerschap, bevalling en postnatale periode.
De observaties interpreteren m.b.t. het fysiologisch verloop in een eenvoudige situatie. Het normale van het abnormale onderscheiden.
Dystocie rond zwangerschap, baring, postpartum benoemen.
Dystocie in de praktijksituatie herkennen: identificeren van de probleemsituaties.
•
Kritisch bewust zijn van onnodig medisch ingrijpen in het fysiologisch proces. De cliënt bewust maken van het natuurlijk fysiologisch verloop van zwangerschap, bevalling en postnatale periode.
Analyseren en verbanden leggen van observaties in concrete situatie van de cliënt. • Onderscheid maken in fysiologische en pathologische processen eigen aan zwangerschap, baring en postpartum. Op zelfstandige wijze de juiste informatie doorgeven aan de juiste persoon bij dystocie.
D. EXPERT In de praktijk de kennis beheersen en integreren m.b.t. het natuurlijk fysiologisch verloop van de zwangerschap, bevalling en postnatale periode. • Kritische bedenkingen uiten bij onnodig medisch ingrijpen in het fysiologisch proces. • De cliënt ondersteuning bieden tot bescherming van het natuurlijk fysiologisch verloop van zwangerschap, bevalling en postnatale periode. • Zelfstandig opvolgen van een fysiologisch verlopende zwangerschap, bevalling, postpartum • Tijdig ingrijpen op een situatie die pathologisch dreigt te worden.
Bij dystocie op zelfstandige en kritische wijze samenwerken met de juiste persoon en met aandacht voor de begeleiding van de cliënt.
6
2.1.2.3
Is in staat de behoeften en verwachtingen van de cliënt in onderlinge dialoog te detecteren en te analyseren. Hierbij aansluitend kan zij de nodige informatie geven zodat de cliënt tot een bewust geïnformeerde keuze komt omtrent de te volgen benaderingswijze. Deze keuze dient door de vroedvrouw respectvol te worden benaderd
Indien het verdere verloop pathologisch verloopt zal ze haar rol van Coach/begeleider in samenwerking met de medische professie vervullen.
1
2
A. VERKENNEN Beluisteren en openstaan voor behoeften en verwachtingen van de cliënt m.b.t. haar leefsituatie. Informatie helder en begrijpbaar overbrengen aan de cliënt onder begeleiding.
2.1.2.4
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE • De kennis van de Aangepaste voorlichting cliënt analyseren en en ondersteuning evalueren. bieden aan de cliënt en • Aangepaste haar omgeving m.b.t. de leefsituatie met voorlichting aan de cliënt geven m.b.t. respect voor de de leefsituatie. eigenheid van de cliënt. Informatie helder en Informatie helder en begrijpbaar begrijpbaar overbrengen aan de overbrengen in dialoog cliënt en haar naaste met de cliënt en haar omgeving. omgeving.
D. EXPERT De cliënt en haar omgeving voorlichting geven, motiveren en ondersteunen m.b.t. haar leefsituatie.
Op basis van de gegeven informatie de cliënt ondersteunen bij het maken van een bewust geïnformeerde keuze.
De vroedvrouw kan de cliënt de nodige vaardigheden aanleren zodat deze in staat is de gemaakte keuze optimaal te realiseren
De vroedvrouw kan de cliënt stimuleren en begeleiden bij het vergroten van de zelfredzaamheid, rekening houdende met de specifieke situatie. Door deze begeleiding van de vroedvrouw zal de cliënte de juiste keuze maken.
1
2
3
A. VERKENNEN Een basisattitude van educatieve ingesteldheid tonen.
De basisprincipes van gezondheidsvoorlichting benoemen.
De cliënt in de nieuwe leefsituatie ondersteunen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE Peilen naar en De cliënt haar eigen analyseren van de mogelijkheden laten individuele noden van benutten tijdens de de cliënt door zorgverlening/ anamnese en stimuleren van de zelfzorg en observatie. zelfredzaamheid bij de cliënt. Individuele Zowel individuele als gezondheidsgroepsgezondheidsvoorlichting geven, voorlichting geven aangepast aan het binnen de verschillende werkdomein/ de werkdomeinen/ zorgsituatie. zorgsituaties. De cliënt en haar De cliënt en haar omgeving in de nieuwe omgeving in de nieuwe leefsituatie leefsituatie ondersteunen. ondersteunen.
D. EXPERT De cliënt haar eigen mogelijkheden maximaal laten benutten tijdens de zorgverlening in alle situaties.
Gezondheidsbevorderend gedrag motiveren en begeleiden.
De cliënt en haar omgeving coachen in de ontwikkeling en/of het behoud van onafhankelijkheid.
7
2.1.2.5
Die instaat voor de opleiding van studenten, beschikt over de expertise om de competenties van vroedvrouw over te dragen op de studentvroedkunde
Ten aanzien van studenten:
•
bevestigt en moedigt de vroedvrouw positief gedrag aan;
•
versterkt ze de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de studenten;
•
onderkent ze beperkingen en kwaliteiten van de student;
•
helpt, ondersteunt en stuurt ze vanuit een open, kritische en constructieve houding.
1
2
3
4
5
A. VERKENNEN De competenties van de vroedvrouw verwoorden. Omschrijven hoe je uitleg en instructie geeft en hoe je iemand coacht. Naar de beginsituatie van de student-vroedkunde informeren. Omschrijven hoe je iemand laat reflecteren en hoe je feedback geeft.
Omschrijven hoe je iemand laat ontwikkelen (openheid, anderen ondersteunen en versterken in hun groei ... ).
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE De competenties van Het eigen maken van de vroedvrouw de competenties van de verwerven. vroedvrouw. Uitleg geven en de aan Gerichte instructie en te leren vaardigheid demonstratie geven kaderen in een groter tijdens de voorbereiding geheel. en de uitvoering van de vaardigheid. De beginsituatie van Een leersituatie kiezen de student-vroedkunde die aansluit bij de omschrijven. beginsituatie van de student-vroedkunde. De studentvroedkunde laten reflecteren over zijn handelingen/ houdingen en bijsturen. De studentvroedkunde helpen een situatie te verduidelijken (doel, taak, actie, resultaat).
De student-vroedkunde stimuleren om de nodige stappen te ondernemen voor verbetering van het resultaat. De student-vroedkunde de gelegenheid geven om in vertrouwen eigen gevoelens en eigen standpunt te uiten t.a.v. een bepaalde (leer)situatie.
D. EXPERT Over de competenties van de vroedvrouw beschikken. De student-vroedkunde zelfstandig interventie(s) laten uitvoeren en helpen op vraag. Verbanden leggen tussen de elementen van de leersituatie en de beginsituatie van de student-vroedkunde. De student-vroedkunde sturen in het nemen van concrete beslissingen.
De student-vroedkunde helpen gepast te reageren bij moeilijkheden en confrontaties.
2.1.3
De vroedvrouw als zorgverlener “Zorg verlenen op maat”
2.1.3.1
De vroedvrouw heeft de nodige expertise om, vanuit een holistisch referentiekader, de noodzakelijke, accurate en multidimensionele zorg te verlenen aan de cliënt. Zij is in staat deze zorg aan te passen
De vroedvrouw bouwt een relatie uit welke volgende kenmerken vertoont:
•
empathie;
•
onvoorwaardelijke pleitbezorger;
•
echtheid in handelen.
De vroedvrouw handelt vanuit het somatisch, sociaal, psychisch en existentieel welbevinden van de cliënt.
8
De vroedvrouw verleent conform de wet, op basis van wetenschappelijke kennis, met gebruik van klinische expertise en met verantwoordelijkheidszin, cliëntgerichte en gestuurde zorg op systematische en methodische wijze.
De vroedvrouw handelt binnen het wettelijk kader. De specifieke domeinen waarin de vroedvrouw haar rol als zorgverlener opneemt, zijn:
•
het normaal functioneren van de mens, met als doel de menselijke reproductie in al zijn aspecten deskundig te kunnen benaderen;
•
het fysiologische verloop van de zwangerschap, baring en kraambed teneinde dit verloop zelfstandig of in een ondersteunende/aanvullende functie te kunnen begeleiden en bewaken;
•
de pathologie van de voortplanting, zwangerschap, baring en kraambed om risico’s te kunnen opsporen en om in een assisterende/aanvullende functie de medische specialisten te ondersteunen in het begeleiden en behandelen van deze patiëntengroep;
•
de gezonde neonaat om deze zelfstandig of in een ondersteunende/aanvullende functie te kunnen bewaken en verzorgen en de ouders te kunnen begeleiden;
•
de risiconeonaat om in samenwerking met de medische specialisten deze te kunnen bewaken en verzorgen en de ouders te kunnen begeleiden;
•
1
2
3
4
de gynaecologische zorgverlening. A. VERKENNEN Het begrip empathie verwoorden.
De rechten van patiënten herkennen, zowel op juridisch als op ethisch/ deontologisch vlak. Het begrip echtheid/ authenticiteit verwoorden
De basiskennis van anatomie en fysiologie, psychologie, recht, sociologie, ethiek en filosofie bezitten.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Zich inleven in de Zich inleven in de cliënt belevingswereld van zonder het contact met de cliënt door de het eigen perspectief te situatie te analyseren verliezen. vanuit diens perspectief. De cliënt stimuleren Het perspectief of de om zijn zorgvraag of behoeften van de cliënt behoefte te en zijn omgeving t.a.v. formuleren. andere zorgverleners in zorgsituaties ter sprake brengen. Verantwoordelijkheid opnemen voor eigen mening en handelen, ook als er fouten zijn gemaakt.
De cliënt benaderen vanuit een holistisch perspectief.
Als persoon aanwezig zijn in de zorg, en daarbij een evenwicht vinden tussen persoonlijke betrokkenheid en professionele neutraliteit. De cliënt en haar omgeving vanuit een holistisch perspectief benaderen.
D. EXPERT De specifieke behoeften van de cliënt afleiden in diverse omstandigheden.
Als vroedvrouw aan de zijde van vrouwen, koppels en gezinnen staan om hen te ‘empoweren’ in hun zorgbehoeften. (patients’ advocate). Een evenwicht vinden tussen persoonlijke betrokkenheid en professionele neutraliteit.
Flexibel inspelen op de zorgbehoeften van de cliënt en haar omgeving.
9
5
6
7
8
9
10
11
12
Theoretische en praktische vroedkundige basiskennis bezitten. De vroedkundige deontologie binnen het wettelijk kader kennen. De regels van het beroepsgeheim omschrijven. Kennis hebben van de specifieke domeinen van de vroedvrouw, zijnde: fertiliteit, fysiologie en pathologie van de zwangerschap, baring, kraambed, de gezonde en risico neonaat en gynaecologische zorgverlening. Gegevens verzamelen door inzage dossier, briefing, observatie, interventie en communicatie. Onder begeleiding vroedkundige problemen in eenvoudige zorgsituaties formuleren. Onder begeleiding een vroedkundig actieplan opstellen in eenvoudige zorgsituaties. Cliëntgericht en nauwkeurig het vroedkundig actieplan uitvoeren in eenvoudige zorgsituaties onder begeleiding. Onder begeleiding de verleende vroedkundige zorg evalueren.
INDICATOR Linken leggen tussen Relevante vroedkundige de theoretische kennis toepassen in de basiskennis en het praktijk op een vroedkundig handelen. verantwoorde manier.
Handelen op basis van wetenschappelijke kennis en expertise.
De regels van het beroepsgeheim respecteren en toepassen in het vroedkundig handelen.
De regels van het beroepsgeheim en de discretieplicht respecteren en toepassen in het vroedkundig handelen.
De regels van het beroepsgeheim en de discretieplicht respecteren en toepassen.
Het onderscheid maken tussen fysiologie en pathologie in eenvoudige zorgsituaties en ernaar handelen.
Het onderscheid maken tussen fysiologie en pathologie in complexe zorgsituaties en ernaar handelen.
Het fysiologisch verloop zelfstandig kunnen begeleiden en bewaken. Pathologie opsporen, adequaat reageren om in assisterende/ ondersteunende functie te kunnen bewaken en verzorgen.
Gegevens analyseren in eenvoudige situaties.
Analyseren van de gegevens in complexe situaties.
Gegevens analyseren in complexe en stressvolle situaties.
Vroedkundige problemen in eenvoudige zorgsituaties formuleren.
Vroedkundige problemen in complexe zorgsituaties formuleren.
Een volledig en relevant vroedkundig actieplan opstellen in eenvoudige zorgsituaties. Cliëntgericht, planmatig en nauwkeurig het vroedkundig actieplan uitvoeren in eenvoudige zorgsituaties.
Een volledig en relevant vroedkundig actieplan opstellen in complexe zorgsituaties.
Zelfstandig formuleren van vroedkundige problemen in alle zorgsituaties, met inzicht in doelstelling, zowel op korte als lange termijn. Een relevant vroedkundig actieplan opstellen in complexe en stressvolle situaties.
Cliëntgericht, planmatig en nauwkeurig het vroedkundig actieplan uitvoeren in complexe zorgsituaties.
Cliëntgericht, planmatig en nauwkeurig het vroedkundig actieplan uitvoeren in complexe en stressvolle zorgsituaties.
Onder begeleiding de verleende vroedkundige zorg evalueren en bijsturen.
De vroedkundige zorg evalueren en bijsturen.
De vroedkundige zorg kritisch en systematisch evalueren en bijsturen.
10
2.1.4
De vroedvrouw als professional
De professionele vroedvrouw draagt de verantwoordelijkheid om de eigen deskundigheid permanent te ontwikkelen. Het ontwikkelen van deze deskundigheid gebeurt met de methoden van wetenschappelijk onderzoek, reflectie en permanente bijscholing.
2.1.4.1
De vroedvrouw kan reflecteren over de eigen praktijk en de bijhorende persoonlijke belevingsaspecten. Zij is in staat deze reflecties actief te integreren in de permanente ontwikkeling van haar beroepsactiviteit
•
De vroedvrouw heeft een positieve ingesteldheid t.o.v. wetenschappelijk onderzoek.
•
De vroedvrouw krijgt zicht op eigen vormingsbehoefte door reflectie en feedback.
•
De vroedvrouw reflecteert op eigen professioneel handelen en kan het handelen bijsturen op basis van nieuwe inzichten, nieuwe evoluties, ervaringen en feedback.
1
2
3
A. VERKENNEN Zicht krijgen op eigen sterktes en zwaktes op basis van feedback van collega’s. Belang van permanente vorming toelichten.
Samenhang nastreven tussen leerdoelen, leermiddelen en evaluatie van het resultaat.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Eigen sterktes en Constructief werken aan zwaktes analyseren op eigen beperkingen die basis van reflectie. naar voor komen door reflectie en feedback.
Permanente professionele vorming gestalte geven door opzoeken en bevragen i.f.v. eigen leerproces.
Voor zichzelf leerdoelen maken in de leersituaties en de nodige middelen zoeken en gebruiken om ze te bereiken.
Efficiënte progressie in deskundigheid; verworven competenties in stand houden, tekorten detecteren en bijwerken. Eigen progressie in deskundigheid genuanceerd verantwoorden en leerproces bijsturen i.f.v. tekorten.
D. EXPERT Stuurt eigen professioneel handelen bij op basis van eigen ervaringen, feedback, nieuwe evoluties en inzichten. Deskundigheid blijven ontwikkelen door vormingsinitiatieven.
Actief meewerken aan vernieuwingen in de vroedkundige praktijk.
Opmerking: persoonlijk vind ik dat hier nog de attitude van levenslang leren opgenomen zou moeten worden of onder 2.1.4.2. Misschien moet er ook gesproken worden over systematisch reflecteren bij integreren.
11
2.1.4.2
• • • • • • • • •
1
2
3
Beschikt over de competenties om zich via vakliteratuur permanent bij te scholen; daarenboven is zij zich terdege bewust van het belang van wetenschappelijk onderzoek en kan zij de impact hiervan adequaat plaatsen binnen de beroepsuitoefening
De vroedvrouw maakt een onderscheid tussen wetenschappelijke en andere literatuur. De vroedvrouw analyseert eenvoudige wetenschappelijke literatuur, formuleert de essentie en integreert dit in het eigen vroedkundig handelen. De vroedvrouw beoordeelt de bruikbaarheid van vakliteratuur voor de eigen praktijk. De vroedvrouw is zich ervan bewust dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek verweven zitten in haar dagelijkse praktijk. De vroedvrouw maakt wetenschappelijke ontwikkelingen in de beroepspraktijk bespreekbaar. De vroedvrouw neemt verantwoordelijkheid op voor “levenslang leren”. De vroedvrouw maakt gebruik van evidence based midwifery. De vroedvrouw heeft een signaalfunctie voor onderwerpen van vroedkundig wetenschappelijk onderzoek. De vroedvrouw verleent medewerking aan deelaspecten van wetenschappelijk onderzoek.
A. VERKENNEN De verschillende zoekstrategieën en databanken voor vroedkundige vakliteratuur benoemen en op een efficiënte wijze gebruiken om vroedkundig vakliteratuur op te zoeken. Het onderscheid maken tussen wetenschappelijke en nietwetenschappelijke vroedkundige literatuur. Openstaan voor vernieuwingen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Relevante vakliteratuur Vroedkundige zoeken voor de eigen wetenschappelijke praktijkvoering. literatuur analyseren in functie van het eigen vroedkundig handelen.
D. EXPERT Doet voorstellen om de vroedkundige praktijk aan te passen op basis van de resultaten van wetenschappelijk literatuur.
Eenvoudige vroedkundige wetenschappelijke literatuur lezen en de essentie eruit halen.
Anderstalige vroedkundige wetenschappelijke literatuur analyseren in functie van het eigen vroedkundig handelen.
De betekenis van vroedkundige wetenschappelijke studies afleiden voor de praktijk.
Herkennen van eigen weerstanden/ spanningen t.a.v. veranderingsprocessen.
Eigen weerstanden/ spanningen t.a.v. veranderingsprocessen bespreken.
Constructief meewerken aan veranderingsprocessen.
12
2.1.4.3
Kent de wetgeving en het beleid met betrekking tot haar beroep en laat haar professionele activiteit door deze bepalingen sturen
•
De vroedvrouw kent de inhoud van het beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw.
•
De vroedvrouw is in staat de wettelijke bepalingen en de ontwikkelingen in haar professie te actualiseren.
1
2
3
A. VERKENNEN De plaats van de vroedvrouw duiden in het geheel van de beroepsorganisatie.
Een overzicht van de praktijk geven van de Belgische vroedvrouw. Kennis hebben van beroepsgerelateerde wetgeving.
2.1.4.4
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Aanduiden welke Aanduiden welke vroedkundige beroepsorganisaties beroepsorganisaties en geraadpleegd moeten instellingen de worden bij problemen in belangen van de de vroedkundige vroedvrouw beroepsuitoefening. verdedigen. De praktijk van de Getuigen van een Belgische vroedvrouw kritische reflectie bij de in kaart brengen met praktijk van de de nodige klemtonen. Belgische vroedvrouw i.f.v. het beroepsprofiel. De vroedkundige Uitvoeren van de handelingen situeren vroedkundige binnen de handelingen binnen de beroepsgerelateerde beroepsgerelateerde wetgeving. wetgeving.
D. EXPERT Zich verenigen met collega’s in een beroepsorganisatie om de belangen van de vroedvrouwen en te verdedigen en uit te bouwen. Vanuit kennis van het beroep meewerken aan continue actualisering van het beroepsprofiel. Op het beleidsniveau meewerken aan voorstellen ter actualisering.
Levert een actieve bijdrage aan kwaliteitsbevorderende processen door de implementatie hiervan te ondersteunen en te bewaken
De vroedvrouw ondersteunt het kwaliteitsbeleid van de organisatie d.m.v.:
•
een positieve ingesteldheid t.a.v. kwaliteitsdenken;
•
het signaleren van potentiële onderwerpen voor kwaliteitsprojecten;
•
participatie in projecten (plan-fase- do-fase- check fase- act-fase).
1
2
3
A. VERKENNEN Positieve ingesteldheid tonen t.a.v. kwaliteitsdenken in de zorgsector. Kwaliteitscriteria van de zorg omschrijven. Projecten in de kwaliteitszorg herkennen.
Het belang en nut van vroedkundig wetenschappelijk onderzoek uitleggen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Eigen vroedkundige Het eigen vroedkundig handelen analyseren in handelen bijsturen in functie van functie van kwaliteitscriteria. kwaliteitscriteria en nieuwe inzichten.
Potentiële onderwerpen voor kwaliteitsprojecten signaleren.
Actieve deelname aan de uitvoering van de projecten in de kwaliteitszorg.
De stappen in vroedkundig wetenschappelijk onderzoek beschrijven.
Voorstellen formuleren tot aanpassen van vroedkundig handelen op basis van resultaten van vroedkundige wetenschappelijke studies.
D. EXPERT Openstaan voor nieuwe inzichten in het vroedkundig handelen. Tijdig sturen van verbeteracties als de kwaliteit van zorgverlening in het gedrang komt. Organiseren, coördineren en begeleiden van projecten ter bevordering van de kwaliteitszorg. Resultaten van uitgebreid vroedkundig wetenschappelijk onderzoek toepassen in de vroedkundige praktijk.
13
2.1.5
De vroedvrouw als teamlid
2.1.5.1
Beschikt over de nodige sociaal-communicatieve competenties om het communiceren en samenwerken met anderen adequaat te realiseren
•
De vroedvrouw beschikt over sociaal-communicatieve vaardigheden.
•
De vroedvrouw kan overleggen.
•
De vroedvrouw is in staat een conflict te analyseren en te hanteren.
1
2
3
4
5
6
7
A. VERKENNEN De bevoegdheden van de vroedvrouw kennen zoals beschreven in de wetgeving. Informatie uitwisselen die nodig is om te functioneren als vroedvrouw en als lid van een team. Openstaan voor nieuwe ideeën, oplossingen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE De plaats van de Een plaats als vroedvrouw situeren vroedvrouw innemen binnen een binnen een multidisciplinaire multidisciplinaire setting. setting. Voorstellen doen Initiatief nemen binnen binnen het het teamoverleg. teamoverleg.
Vroedkundig handelen in vraag stellen.
Situaties vanuit verschillende invalshoeken bekijken en voorstellen maken samen met het team. Zich flexibel opstellen binnen een team.
Gemaakte afspraken met de teamleden respecteren. Conflictsituaties herkennen.
Compromissen sluiten in functie van een goede samenwerking. Mening en belangen van de verschillende partijen beluisteren.
Verloop van een vergadering observeren en omschrijven. Kerngegevens en besluiten distilleren uit een vergadering.
Een informatie- en overlegvergadering actief bijwonen.
Een informatie- en overlegvergadering adequaat leiden.
Kerngegevens en besluiten uit een vergadering en verslag distilleren.
Gestructureerd schriftelijk verslag weergeven met kerngegevens en besluiten uit een vergadering.
Constructief bijdragen tot het oplossen van conflicten.
D. EXPERT Een geïntegreerde plaats innemen binnen een multidisciplinaire setting. Initiatief nemen binnen het teamoverleg en op het gepaste moment een voortrekkersrol vervullen. Vernieuwende ideeën aanbrengen en uitwerken met het team. Zich flexibel opstellen binnen een multidisciplinair team. Constructief bijdragen tot het oplossen en het voorkomen van conflicten. Een probleemoplossende vergadering adequaat leiden. Gestructureerd schriftelijk en mondeling verslag uitbrengen met kerngegevens en besluiten uit een vergadering.
14
2.1.5.2
•
Kan overleggen en beschikt over het inschattingsvermogen om de cliënt door te verwijzen wanneer nodig
De vroedvrouw kan professionele informatie en kennis uitwisselen teneinde het continuïteit in het zorgproces te bekomen.
•
1
2
De vroedvrouw kan pathologie onderkennen en kan doorverwijzen waar nodig.
A. VERKENNEN Correcte taal en vakterminologie kennen.
Analyseren van noodzakelijke informatie uit situaties voor nemen van beslissingen.
2.1.5.3
1
•
Gevolgen voldoende inschatten alvorens beslissingen te nemen.
Adequaat beslissen en handelen in functie van beoogd resultaat, omstandigheden en continuïteit.
D. EXPERT Gestructureerd en relevant schriftelijk en mondeling rapporteren binnen een multidisciplinair team. Adequaat beslissen en handelen in functie van beoogd resultaat, in onzekere en stressvolle situaties.
Is positief kritisch ingesteld om eigen handelen en dat van het team in vraag te stellen
A. VERKENNEN Eigen sterktes en zwaktes analyseren.
2.1.5.4
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE Volledig, duidelijk en Gestructureerd en beknopt schriftelijk en relevant schriftelijk en mondeling rapporteren mondeling rapporteren aan één persoon. aan een team.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE Constructief aan eigen Continue vooruitgang beperkingen werken. maken in eigen leerproces in functie van integratie in een team.
D. EXPERT Kritische constructieve ingesteldheid voortzetten bij eigen leerproces binnen een team.
Kan zowel aan intra-, extra- als transmurale zorgverlening participeren
De vroedvrouw kent en heeft respect voor de specifieke structuren en culturen van intra-, extra- en transmurale zorgverlening.
•
De vroedvrouw kan binnen ieder domein inter- en intraprofessioneel overleggen en samenwerken met als doel een optimale zorg.
1
A. VERKENNEN Deskundigheidsgebieden van de verschillende disciplines omschrijven.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE Relevante informatie Met leden van aan de verschillende verschillende disciplines disciplines uitwisselen. over de zorg van de cliënt overleggen.
D. EXPERT Naar een consensus streven tussen verschillende disciplines i.f.v. cliëntgerichte en kwaliteitsvolle zorgverlening.
15
2.1.6
De vroedvrouw als organisator
2.1.6.1
Beschikt over de nodige managementsvaardigheden om de zorg voor de cliënt te coördineren
•
De vroedvrouw coördineert de totaalzorg van de cliënte en haar directe omgeving op doeltreffende en efficiënte wijze; dit behelst zowel directe als indirecte cliëntenzorg.
•
De vroedvrouw is verantwoordelijk voor de continuïteit van de vroedkundige zorg.
•
De vroedvrouw bewaakt de coördinatie van het totale zorgproces waarbij meerdere disciplines betrokken zijn en doet dit met bijzondere aandacht voor infodoorstroming.
•
De vroedvrouw stelt samen met de individuele cliënt prioriteiten, neemt beslissingen, maakt deze uitvoerbaar en evalueert rekening houdend met de zorgbehoeften, de beschikbare tijd en de middelen.
1
2
3
A. VERKENNEN Een geïndividualiseerd totaalzorgplan opmaken voor de cliënt en haar directe omgeving in eenvoudige situaties. Bij totale zorgverlening aan cliënt en directe omgeving de verschillende taken van het multidisciplinair team omschrijven. De plaats van de vroedvrouw binnen het multidisciplinair team situeren.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGRATIE Een geïndividualiseerd Een relevant en totaalzorgplan geïndividualiseerd opmaken voor cliënt totaalzorgplan opmaken en haar directe voor cliënt en haar omgeving in matig directe omgeving of groep van cliënten en complexe situaties. hun omgeving in complexe situaties. Voorstel van Afstemmen van de tussenkomsten maken interventies van de voor de leden van het leden van het multidisciplinair team multidisciplinair team voor cliënt en directe bij de uitvoering van omgeving. totaalzorg voor één cliënt en haar directe omgeving in een matig complexe situatie. Zorgdoelstellingen Het welzijn van de situeren van de cliënt/cliëntengroep verschillende verdedigen in disciplines in het multidisciplinair geheel van de overleg. totaalzorg voor cliënt. Hierbij relevante uitwisseling van informatie bewaken.
D. EXPERT Relevante en geïndividualiseerde totaalzorgplannen opmaken in alle situaties.
In alle situaties de uitvoering van totaalzorg coördineren, binnen de juiste multidisciplinaire context, voor een groep van cliënten/voor een afdeling. Het welzijn en de totaalzorg van de cliënt/cliëntengroep verdedigen in multidisciplinair overleg, met oog op cliëntgerichte en kwaliteitsvolle zorgverlening.
16
2.1.6.2
1
2
A. VERKENNEN Kwaliteit van zorg omschrijven.
De kwaliteit van verleende zorg evalueren op basis van doelstellingen van het zorgplan in eenvoudige situaties.
2.1.6.3
•
Is in staat vanuit haar managementsvaardigheden de zorg voor een afdeling of een cliëntengroep te coördineren, steunend op de principes van de integrale kwaliteitszorg INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN Eigen handelen Het vroedkundig analyseren in functie handelen analyseren in van kwaliteitscriteria. functie van kwaliteitscriteria en het eigen handelen bijsturen in functie van deze criteria. De kwaliteit van De kwaliteit van verleende zorg verleende zorg evalueren op basis van evalueren op basis van doelstellingen van het doelstellingen van het zorgplan in matig zorgplan in complexe complexe situaties. situaties.
D. EXPERT Het vroedkundig handelen bijsturen in functie van kwaliteitscriteria.
Systematisch criteria hanteren in de evaluatie van kwaliteit van verleende zorg.
Is competent om een project te organiseren in verband met gezondheid en welzijn
De vroedvrouw stelt tot doel de gezondheid, de autonomie en de zelfredzaamheid van cliënten te bevorderen
•
De vroedvrouw organiseert, coördineert en begeleidt bij de implementatie van projecten ter bevordering van de gezondheid waardoor de gezondheid, de autonomie en de zelfredzaamheid van de cliënt wordt bevorderd.
1
2
A. VERKENNEN Begrippen als gezondheid, autonomie en zelfredzaamheid van cliënt beschrijven.
Determinanten van gezondheid herkennen.
INDICATOR B. VERDIEPEN C. INTEGREREN In eenvoudige In meer complexe zorgsituatie invulling zorgsituatie invulling geven aan begrippen geven aan begrippen als gezondheid, als gezondheid, autonomie en autonomie en zelfredzaamheid van zelfredzaamheid van cliënt. cliënt. Eenvoudige voorstellen In opdracht van ter bevordering van de vroedkundige gezondheid onderzoekers, actief formuleren. deelnemen aan de uitvoering van projecten ter bevordering van de gezondheid.
D. EXPERT In de zorg voor cliënt de begrippen gezondheid, autonomie en zelfredzaamheid centraal stellen.
Projecten ter bevordering van de gezondheid organiseren, coördineren en begeleiden.
17
2.2
Interpretatie van de vier niveaus van competentiebeheersing
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de wijze waarop kennis, inzicht, taaktoepassing, leerhouding, reflectievermogen, attitudes … op de vier niveaus worden ingevuld. Niveau 1 Verkennend niveau Notie hebben van Verkenning, eerste notie, oriëntatie, exploratie, noodzakelijke basiskennis, openheid voor, erover gelezen, erover gehoord. Weten wat en hoe. Inleidend. Volgens anderen voorgeschreven protocollen of modellen. Nog geen ervaring.
Beheersing in (ver)eenvoudig(d)e, voorspelbare, gestructureerde situaties. Duidelijke omschrijving van taakuitvoering (gestuurd of onder begeleiding). Uitvoering vergt nog ondersteuning en expliciete begeleiding in systematische studietrajecten. Volgen omdat het moet.
Niveau 2 Verdiepend niveau Basisbeginselen beheersen Verdieping en verbreding, bezit belangrijkste referentiekaders.
Inzien waarom en waartoe. Doelgericht, planmatig onderbouwd. Kan alternatieven vergelijken, gegevens gebruiken in een nieuwe context. Bewust van eigen sterktes en zwaktes Beheersing in matig complexe, afgebakende welomschreven situaties. Zekere mate van zelfstandigheid mits nodige ondersteuning (begeleid). Een duwtje in de rug, een ondersteunende hand is nodig.
Doen wat verwacht wordt.
Niveau 3 Integratieniveau Beheersen op geïntegreerd niveau Gevorderde (transfer) toepassing. Bezit meer gedetailleerde kennis. Bewust van bredere sociale en maatschappelijke context. Waarom, wat, wanneer en hoe gebruiken. Genuanceerd, adequaat, gepland, terugkoppelend.
Niveau 4 Expertniveau Beheersen op niveau van een expert Spontane inzet en initiatief, flexibel; doorgedreven kennis.
Reflectief.
Onafhankelijk en zelfkritisch leerder. Intervisie. Beheersing in hoog complexe, sterk variërende, minder voorkomende of onverwachte situaties. Structuren creëren die nodig zijn om taken tot uitvoering te brengen.
Beheersing in complexe en diverse situaties.
Zelfsturend leren (onder supervisie of zelfstandig). Toch blijven er nog enkele punten die bijkomend leerervaring en begeleiding vragen, via aangepaste praktijkopdrachten. Verantwoord, bewust van persoonlijke verantwoordelijkheid.
Ervaren. Expert. Manifesteert inventiviteit en originaliteit in problem solving.
(Wetenschappelijk) verantwoord, kwaliteitsbewakend.
BOSAO project van de KHLeuven.
18
3.
WIE IS WIE
De deelwerkgroep curriculum vroedkunde is sinds 2005 wat gewijzigd en bestaat nu uit volgende medewerkers:
Ingride Roels (KHBO) voorzitter Liesbeth Van Kelst (Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap K.U.Leuven)
Gemandateerden vanuit de verschillende hogescholen:
Gerd Christoffersen (KHK campus Lier) Katrin de Boelpaep (KHLeuven) Brigitte De Clercq (KHBO) Katrien De Wilde (KaHo Sint-Lieven) Karoline Renaerts (KHK campus Turnhout) Karijn Schrooten (KHLim) vanaf augustus 2006 Marie-Jeanne Seynaeve (KATHO) - Els Massez ad interim vanaf september 2006 Caroline Verheggen (KHLim) tot juni 2006
19
Bijlage 1: Vergaderdata
2005 - 2006
12 september 2005:
associatiedag Kortrijk
27 september 2005:
Leuven
24 oktober 2005:
Brugge
28 november 2005:
Leuven
17 januari 2006:
Brugge
23 februari 2006:
Brugge
21 maart 2006:
Leuven
17 mei 2006:
Leuven (bevoorrechte getuigen)
16 juni 2006:
Leuven
30 augustus 2006:
Brugge
2006 - 2007
11 september 2006:
associatiedag Lier
29 september 2006:
Lier
10 oktober 2006:
Brugge
14 november 2006:
Leuven
12 december 2006:
Brugge
16 januari 2007:
Brugge
26 februari 2007:
Lier
29 maart 2007:
Kortrijk
23 april 2007:
Lier (bevoorrechte getuigen)
29 mei 2007:
Leuven
12 juni 2007:
Brugge
20