Opleidingshuis GGZ. Leerwegspecificatie. (nominaal, versneld of vertraagd)

School: School voor Gezondheidszorg/ Opleidingshuis GGZ Locatie: Etten Leur

Opleidingsplan Opleiding (Kwalificatie)

MBOVerpleegkundige

Crebonummer

95520

Leerweg (BOL of

Leerwegspecificatie

BBL)

(nominaal, versneld of vertraagd)

BBL

Versneld

2013

Niveau

Duur opleiding

Studiebelastingsuren

4

2 jaar

3200

De opleiding is gebaseerd op Kwalificatiedossier 2013

Crebo: 22191

Naam Kwalificatiedossier: MBO-Verpleegkundige

De opleiding behoort tot het Opleidingsdomein:

Naam schooldirecteur: Directie School voor Gezondheidszorg ROC Tilburg

Crebo: 79140

Handtekening

Mw. C. van der Wolf Mw. M. W. J. G. de Leeuw - Reulen Unit directeur Vitalis College Mw. L. Hagenaars Vastgesteld door het College van Bestuur ROC Tilburg. Juni 2013

Naam: Handtekening

95520 MBO-Verpleegkundige, GGZ Breeburg versneld 2 jaar, BBL, N4, cohort 2013, versie 1.0

1

Inhoudsopgave INLEIDING ............................................................................................................................................................ 3 1.

ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................................................ 4 1.1 1.2 1.3

ONDERWIJSVISIE ROC TILBURG. .......................................................................................................... 4 BELANGRIJKE DOCUMENTEN ................................................................................................................. 5 KORTE BESCHRIJVING VAN DE SCHOOL ................................................................................................. 6

2.

HET BEROEP ............................................................................................................................................... 7

3.

HET DIPLOMA ........................................................................................................................................... 11 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

4.

HET EXAMEN ( SUMMATIEVE BEOORDELING) .............................................................................. 17 4.1 4.2

5.

ALGEMENE INFORMATIE ....................................................................................................................... 17 HET EXAMENPLAN ................................................................................................................................ 19

INRICHTING VAN DE OPLEIDING ........................................................................................................ 26 5.1 5.2 5.3

6.

ONDERWIJSCONCEPT VAN DE OPLEIDING ........................................................................................... 26 GLOBALE ONDERWIJSINRICHTING EN FASERING IN SCHEMA .............................................................. 28 OVERZICHT STUDIEBELASTINGSUREN TOTALE OPLEIDING ................................................................. 28 BEGELEIDING ....................................................................................................................................... 32

6.1 6.2 6.3 6.4 7.

HET DIPLOMAPROFIEL .......................................................................................................................... 11 HET KWALIFICATIEDOSSIER ................................................................................................................. 12 TAALEISEN ............................................................................................................................................ 13 REKENEISEN ......................................................................................................................................... 14 LOOPBAAN EN BURGERSCHAP ............................................................................................................ 15

ONDERWIJSROLLEN.............................................................................................................................. 32 HET BEGELEIDINGSPORTFOLIO ............................................................................................................ 32 CONCRETE PLANNING VAN DE BEGELEIDING ....................................................................................... 33 DE STUDIELOOPBAANBEGELEIDING ..................................................................................................... 34

VOORTGANGSTOETSING ..................................................................................................................... 37

CHECKLIST OPLEIDINGSPLAN 2013 ......................................................................................................... 38


2

Inleiding Beste lezer,

Het doel van dit Opleidingsplan is informatie te geven over een van de beroepsopleidingen van ROC Tilburg. Dit Opleidingsplan is bestemd voor het onderwijsteam en vormt het brondocument voor de kernregistratie van de deelnemers (studentenvolgsysteem Eduarte). Het is de basis van de Opleidingsgids voor studenten en is daarnaast bruikbaar voor toezichthouders (audit, inspectie). In dit Opleidingsplan is informatie te vinden over: - de onderwijsvisie van ROC Tilburg/Vitalis college - belangrijke documenten - de school waar deze opleiding verzorgd wordt - het kwalificatiedossier - het beroepsbeeld - het diplomaprofiel - het examenplan - de inrichting van de opleiding - de begeleiding - de voortgangstoetsing.

ROC Tilburg behoudt het recht om tussentijdse wijzigingen in dit Opleidingsplan door te voeren. Wijzigingen worden altijd tijdig gecommuniceerd met betrokkenen.


3

1.

Algemene informatie

1.1

Onderwijsvisie ROC Tilburg*

Doel van het onderwijs: In de opleiding verwerft de student competenties om goed te functioneren in het werkveld en in de maatschappij. Samengevat betekent dit: - We laten ons leiden door onze visie op opleiden en onderwijs waarin we de loopbaan en persoonlijke ontwikkeling van de student en de wensen van het werkveld en de maatschappij centraal stellen. - Landelijke en regionale richtlijnen en ontwikkelingen zijn richtinggevend. - We vragen aan de student om zijn zelfstandigheid en zelfreflectie te ontwikkelen. - Er is een intensieve samenwerking met toeleverende en afnemende scholen. - We streven ernaar dat iedere student de school met een diploma verlaat.

Uitgangspunten van het onderwijs zijn: -

Het programma is een uitgebalanceerd geheel van leeractiviteiten, gestructureerd door de kerntaken en werkprocessen, dat plaatsvindt in een maatschappelijke en praktijkgerichte context.

-

In het leerproces liggen begeleiding en beoordeling in elkaars verlengde, terwijl onafhankelijke examinering waarbij het werkveld betrokken is gegarandeerd wordt.

-

De begeleiding van de student is onmisbaar. Iedere student heeft een studieloopbaanbegeleider en een portfolio om de begeleiding vorm te geven.

-

Ons onderwijs vindt plaats in een uitdagende en relevante leeromgeving.

-

De samenwerking en communicatie met studenten, ouders, collega’s en het werkveld zijn belangrijke pijlers om ons doel te bereiken.

-

We werken met deskundig en betrokken personeel, toegerust voor haar taak.

* In het voorjaar van 2013 wordt de onderwijsvisie van ROC Tilburg geactualiseerd. De onderwijsvisie is te vinden op Ons plein/portal Vitalis college.


4

1.2

Belangrijke documenten

Landelijke documenten: - Kwalificatiedossier * - Loopbaan en Burgerschap. - Referentiekader taal en rekenen. ROC-documenten: - Onderwijsvisie ROC Tilburg/ ROC West Brabant - Centrale regelgeving. - Kader onderwijs. - Examenvisie ROC Tilburg/Roc West Brabant - Examenreglement Roc West Brabant/ROC Tilburg www.roctilburg.nl - Begrippenlijst. - Opleidingsplannen. De Opleidingsplannen van alle opleidingen zijn te vinden op Blackboard. - OOK en POK. Bij de start van de opleiding wordt de OnderwijsOvereenKomst (OOK) getekend. Bij de start van de Beroepspraktijkvorming wordt de PraktijkOvereenKomst (POK) getekend. De OOK en POK zijn onlosmakelijk verbonden met het Opleidingsplan en de Opleidingsgids voor studenten. Schooldocumenten: - Opleidingsgids voor studenten. - BPV-wijzer. - Portfolio. - Document studieVoortgang/studieadvies - Visie document zorgcliënt in de zorgacademie - Werkboek verzuim

*

Landelijk hebben werkgevers ( kenniscentra) en het (beroeps)onderwijs afgesproken aan welke eisen voldaan moet worden voor dit beroep. Deze eisen zijn beschreven in een kwalificatiedossier. Dit wordt vastgesteld door de minister. Dit vastgestelde kwalificatiedossier is, naast het referentiekader taal en rekenen en het document Loopbaan en Burgerschap, leidend voor de vormgeving van zowel het onderwijs als de examinering van ROC Tilburg.


5

1.3

Korte beschrijving van de school

Deze opleiding wordt verzorgd op locatie van de GGZ-Breburg in Etten-leur. In samenwerking met het Vitalis College Breda en de GGZ-Breburg Groep heeft de School voor Gezondheidszorg van het ROC Tilburg een 2 jarig maatwerk traject ontwikkeld voor de opleiding MBO-Verpleegkundige.

Directie School voor Gezondheidszorg ROC Tilburg Mw C. van der Wolf Mw. M. W. J.G. de Leeuw - Reulen

Unit directeur Vitalis College Mw. L. Hagenaars


6

2.

Het Beroep

Hieronder wordt een korte schets gegeven van het beroep waarvoor deze opleiding opleidt. Deze informatie is letterlijk overgenomen uit het Kwalificatiedossier.

Mbo-Verpleegkundige in het kort Als Mbo-Verpleegkundige ben je actief op het gebied van zorg, wonen en welzijn. Je kunt werken in verschillende beroepspraktijken, zoals een ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuis en thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg. Je werkt voor mensen met verschillende achtergronden en van alle leeftijden, denk aan: klinische zorgvragers*, chronisch zorgvragers, revaliderende zorgvragers, zorgvragers met een handicap, zorgvragers met psychiatrische problemen, kraamvrouwen, pasgeborenen, kinderen en jeugdigen met gezondheidsproblemen. Je werkt vooral met individuele zorgvragers in hun directe omgeving. Daarnaast kun je ook werken met groepen, bijvoorbeeld in een kleinschalige woonomgeving. Jouw werk Je inventariseert de (zorg)behoeften, wensen en mogelijkheden van een zorgvrager. Je stelt een verpleegkundige diagnose en schrijft een verpleegplan**. Je ondersteunt bij persoonlijke verzorging, zoals het wassen. eten en drinken. Je voert verpleegtechnische handelingen, zoals injecteren en het verzorgen van een wond. Je begeleidteen zorgvrager bijvoorbeeld bij lichamelijke, psychosociale en/of maatschappelijke problemen. Je stimuleert een zorgvrager zo zelfredzaam mogelijk te zijn. Je geeft voorlichting, advies en instructies. Zo geef je informatie over bijvoorbeeld gezond gedrag, over een ziekte of handicap en de gevolgen hiervan of hoe je een hulpmiddel kan gebruiken. Je regelt en verdeelt zorgtaken voor één of meerdere zorgvragers en in overleg met collega’s of andere disciplines. De situaties waarin je zorg biedt en de inhoud daarvan, kunnen steeds weer anders zijn. De zorg die je verleent kan per zorgvrager en per dag verschillen. Je werkt zelfstandig, maar stemt de zorg regelmatig af met collega's van verschillende disciplines, zoals helpenden zorg & welzijn, verzorgenden, artsen, andere medische en paramedische zorgverleners en sociaal agogisch werkers. In je werk krijg je vaak te maken met mantelzorgers, dat zijn de naasten van de zorgvrager, zoals een ouder, partner, kind of vriend. Je voert je activiteiten uit volgens de visie en de richtlijnen van jouw zorginstelling. Je draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van de zorgverlening. Door bijvoorbeeld vakliteratuur te lezen en bijscholingen te volgen ontwikkel je je deskundigheid. Ook werk je nieuwe collega’s in en begeleid je studenten. Jouw kwaliteiten - Je kunt je in zorgvragers inleven en behandelt ze met respect- Je kunt goed met mensen omgaan en je communiceert duidelijk en helder - Je weet hoe je jouw kennis en vaardigheden in de praktijk kunt toepassen - Je werkt systematisch en doelgericht - Je kunt goed samenwerken met collega's, deskundigen van andere disciplines en de naasten van de zorgvrager - Je bent stressbestendig - Je bent in staat om je eigen grenzen en die van anderen te bewaken - Je bent geïnteresseerd in mensen met uiteenlopende sociale en medische problemen - Je vindt het leuk om mensen te verzorgen bij hun persoonlijke verzorging en hen te ondersteunen bij het wonen ineen leefgroep - Je wilt verantwoordelijk dragen - Je kunt goed met werkdruk omgaan - Je houdt je aan de beroepscode, normen en waarden, de visie en de richtlijnen van de instelling waar je werkt. Jouw sector Je wordt opgeleid om als mbo-verpleegkundige te werken in de sector gezondheidszorg. Je kunt in verschillende branches/ of werkvelden werken: ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuis en thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg. * Waar zorgvragers staat kan ook worden gelezen: patiënten, cliënten of gehandicapten** Waar verpleegplan staat kan ook worden gelezen: zorgleefplan, verpleegkundig behandelplan, ondersteuningsplan, begeleidingsplan en dergelijke.


7

De sector en de branche De mbo-verpleegkundige werkt in de sector gezondheidszorg. Zij* heeft in de uitoefening van haar beroep te maken met de leidinggevende, deskundigen van de eigen en van andere disciplines. De afgestudeerde beroepsbeoefenaar is gekwalificeerd om in alle branches van de verpleging en verzorging te werken. Het beroep mbo-verpleegkundige is een beschermd beroep, volgens de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg(Wet BIG). De mbo-verpleegkundige wordt opgeleid conform de Wet BIG. Alleen wie in het BIG register is ingeschreven mag de beschermde beroepstitel verpleegkundige voeren. De contex tDe mbo-verpleegkundige werkt in verschillende branches van de verpleging en verzorging: het ziekenhuis, de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Hieronder wordt de werkomgeving van de mbo-verpleegkundige binnen deze branches afzonderlijk beschreven. Ziekenhuizen De mbo-verpleegkundige in het ziekenhuis (ZH) heeft vaak te maken met een kortdurende relatie met de patiënt(en) in veelal acute situaties. Ze biedt verpleegkundige zorg, ondersteuning en begeleiding aan patiënten met een vaak hoogcomplexe en instabiele gezondheidstoestand, in hectische omstandigheden. Het accent ligt veelal op het bieden van intensieve zorg en het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen met een hoog medisch-technisch karakter. De mbo-verpleegkundige in het ZH biedt de patiënten psychosociale begeleiding bij de onderzoeken, operaties en/of behandelingen die gaan komen. Tevens begeleidt ze de patiënt bij de zelfredzaamheid, vooral tijdens het herstel van de patiënt na een ingreep of behandeling en bereidt de patiënt voor op ontslag en nazorg. Ze ondersteunt ook patiënten en hun naasten** wanneer de patiënt ernstig ziek is of gaat sterven. De mbo-verpleegkundige in een algemeen ziekenhuis, categoraal ziekenhuis of universitair medisch centrum is voornamelijk werkzaam in teamverband samen met deskundigen van andere disciplines. De directe communicatie en samenwerking met artsen, specialisten en andere deskundigen is kenmerkend voor het ziekenhuis. Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg De mbo-verpleegkundige in de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT) ondersteunt de cliënt die kortdurend (bijvoorbeeld na ziekenhuisopname), middellange of langdurige zorg ontvangen, maar over het algemeen gaat het om langdurige zorg. Bij de chronisch zieken en revaliderende cliënt ligt het accent op de ervaringsdeskundigheid van de cliënt. De mbo-verpleegkundige in de VVT zorgt er voor dat hiervoor aandacht is en deze een plaats krijgt in het geheel van de zorgverlening. Ze houdt ook rekening met de leeftijd samenhangende problemen van de cliënt, die de communicatie kunnen beperken. Ze voert minder vaak verpleegkundige zorg uit die is gericht op het herstel van de cliënt. Haar werkzaamheden zijn veelal gericht op het stabiliseren van zijn gezondheidstoestand, het leren leven met het gezondheidsprobleem, het bevorderen van het welbevinden/de kwaliteit van leven, het ondersteunen bij het leven wat ze willen leiden, het zo veel mogelijk voorkomen van ongemakken en het verlichten van lijden en sterven. Kenmerkend voor de verpleegkundige zorg, ondersteuning en begeleiding in de verpleeg- en verzorgingshuizen ende thuiszorg zijn de veelal naast elkaar bestaande zelfzorgtekorten, ziektes en psychosociale problematiek van de cliënt. Ze verleent regelmatig palliatieve en terminale zorg; door de hoge leeftijd van de zorgvragers en het feit dat mensen graag in privé-sfeer willen sterven. De mbo-verpleegkundige in de VVT ondersteunt zorgvragers bij het voeren van de regie over het eigen leven. Ze begeleidt hen op psychosociaal en maatschappelijk gebied. De mbo-verpleegkundige in de VVT ondersteunt het geestelijk welzijn van de cliënt door respect voor en ondersteuning van de eigen identiteit en levensinvulling. Ze heeft aandacht voor (levensfase gerelateerde) persoonlijke ontwikkeling, levenskeuzen en zingevingsvragen. Ze helpt bij het opbouwen en onderhouden van hun netwerk en draagt bij aan het realiseren van een aantrekkelijke dagbesteding. Daarnaast begeleidt ze groepsprocessen en schept ze een therapeutisch klimaat .Zij stemt de verpleegkundige zorg nadrukkelijk af met de cliënt, de mantelzorger en de naasten: informele zorg en samenredzaamheid zijn zeer belangrijk in deze branche. Ze is ook een belangrijke schakel in de ketenzorg. Ze neemt initiatief tot overleg met artsen en collega's, ook met deskundigen van andere disciplines.


8

De geestelijke gezondheidszorg De mbo-verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) biedt verpleegkundige zorg, ondersteuning en begeleiding aan de zorgvrager(s)***, met complexe psychosociale of psychiatrische stoornissen of een verslaving, die hun weerslag hebben op het dagelijks functioneren van de zorgvrager. Ze ziet toe op de uitvoering van de zelfverzorging de zorgvrager als belangrijk element in het dagelijks functioneren en voorkomt verwaarlozing. De zorg en ondersteuning die de mboverpleegkundige in de GGZ biedt kan variëren van kort- tot langdurend. Het accent ligt op het stabiliseren van de gezondheidstoestand van de zorgvrager, het bevorderen van het welbevinden/de kwaliteit van leven van de zorgvrager en het leren leven met het gezondheidsprobleem. Het is daarbij van belang dat de mbo-verpleegkundige aandacht heeft voor het leefmilieu, het omgaan met de psychiatrische stoornis of de gedragsproblemen en de effecten daarvan op de omgeving en de samenleving. Bij bemoeizorg richt zij zich op de zorgvrager die ernstig verward en/of verslaafd is en niet zelf om zorg vraagt. Zij voert preventieve activiteiten uit die gericht zijn op het voorkomen van erger of het leren leven met een psychiatrische ziekte of verslaving. Zij herkent mogelijke crisissituaties en schat suïcidaliteit en gevaar voor derden in. De mbo-verpleegkundige in de GGZ biedt, afhankelijk van de emotionele, mentale en cognitieve condities van de zorgvrager(s) een sturende, motiverende en activerende begeleiding op psychosociaal gebied. Daarnaast begeleidt ze de zorgvrager(s) tijdens de dagelijkse gang van zaken binnen de therapeutische leefstructuur. Zij creëert daartoe een veilig en therapeutisch klimaat, geeft psycho-educatie of doet aan crisisinterventie. Ze richt haar begeleiding vooral op individuele zorgvragers, maar ook op groepen zorgvragers en op mantelzorgers/naasten. De mbo-verpleegkundige in de GGZ ondersteunt bij het realiseren van een bij de zorgvrager passende dagbesteding, begeleidt de zorgvrager bij het structureren van tijd en dagindeling en stimuleert de zorgvrager tot maatschappelijke participatie. Zij stemt de zorg en ondersteuning af met de zorgvrager en betrekt de mantelzorgers, naasten of wettelijke vertegenwoordigers bij de zorgverlening. Zij informeert zorgvragers en mantelzorgers /wettelijke vertegenwoordigers over de achtergrond van de problematiek, toekomstscenario's, gebruik van medicijnen, en leefwijzen. De gehandicaptenzorg De mbo-verpleegkundige in de gehandicaptenzorg (GHZ) ondersteunt waar nodig de gehandicapte om zoveel mogelijk de regie over zijn leven te voeren. Ze ondersteunt en stimuleert de ontwikkeling van de gehandicapte op alle leefgebieden. Ze biedt in een langdurige zorgrelatie persoonlijke zorg en/of ziet ze toe op de uitvoering van de zelfverzorging door de gehandicapte. Het accent ligt op het stabiliseren van de gezondheidstoestand van de gehandicapte ten gevolge van de handicap, het leren leven met de handicap, het bevorderen van het welbevinden/de kwaliteit van leven en het zo veel mogelijk voorkomen van ongemak. De mbo-verpleegkundige in de GHZ voert minder vaak verpleegkundige zorg uit die is gericht op het herstel van de gehandicapte. In de gehandicaptenzorg wordt zorg verleend op basis van gelijkwaardigheid en de zelfbepaling van de gehandicapte(n), passend bij diens levensvervulling en levenservaring. Bij de zorg en ondersteuning is het van belang dat de mbo-verpleegkundige aandacht heeft voor de verschillende soorten problemen die het gevolg zijn van de handicap of ziekte zelf, problemen die door het leven zelf ontstaan maar die door de handicap of ziekte worden vergroot en problemen die het gevolg zijn van het zorgsysteem. Van belang is dat de mbo-verpleegkundige voor eenduidigheid, regelmaat en structuur zorgt bij de zorgverlening om stress, weerstand en gedragsproblemen bij de gehandicapte zo veel mogelijk te voorkomen. De mbo-verpleegkundige in de GGZ heeft vaak te maken met zorgvragers met handicaps, beperkingen of stoornissen, die hun weerslag hebben op het dagelijkse en maatschappelijke functioneren van de zorgvrager en de mantelzorgers/naasten. Zij is zich bewust van het feit dat de mogelijkheden van de gehandicapte om zich te ontwikkelen beperkt zijn en heeft oog voor de draagdracht en draaglast van de gehandicapte en diens naasten.De communicatie met de gehandicapte vereist van de mbo-verpleegkundige in de GHZ specifieke vaardigheid, creativiteit en geduld; om de wensen en behoeften te achterhalen. De aard van het werk De mbo-verpleegkundige richt zich in alle situatie onder andere op de zorg van de individuele zorgvrager en zijn directe omgeving, waarbij de relatie met die zorgvrager cruciaal is voor haar werkzaamheden. Het verpleegkundig proces is de basis van haar verpleegkundig/ klinisch handelen. De mbo-verpleegkundige stelt op basis van de anamnese en de verpleegkundige diagnose een verpleegplan**** op. De mbo-verpleegkundige coördineert de zorgverlening, stemt de zorg af met collega's en andere disciplines en zorgt voor continuïteit van de zorgverlening. Zij evalueert het totale verpleegkundig proces en houdt het verpleegkundig dossier bij. De mbo-verpleegkundige is in staat in een cyclisch proces van kwaliteitszorg te werken aan continue toetsing en verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorgverlening en organisatie van zorg. Zij initieert en stimuleert inhoudelijk 95520 MBO-Verpleegkundige, GGZ Breeburg versneld 2 jaar, BBL, N4, cohort 2013, versie 1.0

9

verbeteringen en het maken van afspraken ten behoeve van de continuïteit en kwaliteit van de zorgverlening. Naast het bieden van zorg en ondersteuning werkt ze samen met en begeleidt ze stagiaires en werkt nieuwe collega's in. Ze levert een bijdrage aan de ontwikkeling en professionalisering van het beroep en aan de kwaliteitsverbetering van de zorgverlening. Typerende beroepshouding De mbo-verpleegkundige heeft in alle situaties een vraag gestuurde, inlevende en sociale houding en is communicatief vaardig. Zij richt zich op de zelfredzaamheid van de zorgvrager en stimuleert deze. Ze toont respect voor de zorgvrager en bewaakt dat ze zelf ook met respect wordt behandeld. Ze treedt handelend op in onverwachte, mogelijk escalerende situaties. Bij de uitvoering van haar werkzaamheden heeft ze een professionele beroepshouding die gebaseerd is op de beroepscode, de eigen normen en waarden en de visie en richtlijnen van de instelling. De mbo-verpleegkundige werkt resultaatgericht, efficiënt, methodisch, veilig, kostenbewust, milieubewust, hygiënisch en ergonomisch verantwoord. Keuzes en dilemma's De mbo-verpleegkundige komt in haar werk voor verschillende keuzes en dilemma's te staan. Zo dient de mbo-verpleegkundige in alle situaties: • een goede balans te vinden tussen betrokkenheid en distantie in relatie tot de zorgvrager; • af te wegen of ze vasthoudt aan de afspraken in het verpleegplan versus flexibel omgaan met veranderende behoefte van de zorgvrager; • een evenwicht te vinden in het omgaan met normen en waarden van de zorgvrager en/of mantelzorger en/of naasten versus de eigen normen en waarden; • een afweging te maken tussen de mate van begeleiden van de zorgvrager bij het uitvoeren van taken en het overnemen van die taken en verantwoordelijkheden; • af te wegen of ze zelf de werkzaamheden zal uitvoeren of anderen zal consulteren; • om te gaan met de belangen van de zorgvrager en de mantelzorger en/of naasten versus beleid en mogelijkheden van de organisatie; • een evenwicht te vinden tussen het betrekken van mantelzorgers en/of naasten en vrijwilligers bij de zorg of het inschakelen van professionele hulp; • een goede balans te vinden tussen de kwaliteit van de verpleegkundige zorg versus de eisen van doelmatigheid die worden gesteld vanuit de organisatie. * Daar waar in de tekst ‘zij' staat wordt ook ‘hij' bedoeld .** Waar 'naasten' staat kan ook worden gelezen: familie, partner, wettelijke vertegenwoordigers, mantelzorgers, cliëntsysteem, informele zorg en dergelijke. *** Waar zorgvrager(s) staat kan ook worden gelezen: patiënten, cliënten of gehandicapten. **** Waar verpleegplan staat kan ook worden gelezen: verpleegkundig behandelplan, ondersteuningsplan, begeleidingsplan en dergelijke.


10

3.

Het Diploma

3.1

Het Diplomaprofiel

Het diplomaprofiel van deze opleiding bestaat uit specifieke en generieke examenonderdelen. Voor de specifieke examenonderdelen vindt de eindwaardering plaats op het niveau van kerntaken. De generieke examenonderdelen zijn: Nederlands, Rekenen, Loopbaan en Burgerschap en (voor BOL4-opleidingen) Engels. Het examen van een beroepsopleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten. Artikel 7.4.3. WEB (Wet Educatie- en Beroepsonderwijs)

Certificeerbare eenheden: De opleiding kent 3 certificeerbare eenheden. Een certificeerbare eenheid betekent dat voor dit gedeelte een apart certificaat behaald kan worden als de student niet het beoogde diploma haalt. Dit certificaat heeft waarde op de arbeidsmarkt. Naam Certificeerbare Eenheid: Ondersteunen bij persoonlijke verzorging (niveau 4) Hieronder staat vermeld welke behaalde exameneenheid/ eenheden leidt/leiden tot een certificaat. Code exameneenheid 95520KT101 02

Naam exameneenheid Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)).

Naam Certificeerbare Eenheid: Ondersteunen bij verpleegtechnische handelingen (niveau 4) Hieronder staat vermeld welke behaalde exameneenheid/ eenheden leidt/leiden tot een certificaat. Code exameneenheid 95520KT101 02

Naam exameneenheid Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ))

Naam Certificeerbare Eenheid: Ondersteunen bij de begeleiding (niveau 4 Hieronder staat vermeld welke behaalde exameneenheid/ eenheden leidt/leiden tot een certificaat. Code exameneenheid 95520KT101 02

Naam exameneenheid Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)).

Doorstroommogelijkheden ( na het behalen van het diploma van deze opleiding ) De mbo-verpleegkundige kan doorstromen naar andere richtingen op mbo niveau of specialistische vervolgopleidingen volgen, zoals diabetes verpleegkundige of oncologie verpleegkundige. Daarnaast kan zij zich bekwamen in een leidinggevende functie op een verpleeg- of zorgafdeling. Doorstromen naar andere sectoren van mbo-opleidingen op niveau 4, zoals Sociaal-Cultureel Werker. De gediplomeerde mbo-verpleegkundige kan doorstromen naar het hbo, zoals hbo-verpleegkundige en vervolgens verpleegkundig specialist artikel 14 Wet BIG.


11

3.2

Het Kwalificatiedossier

Kerntaken en werkprocessen Dit kwalificatiedossier bevat één kwalificatie, met brancheverbijzonderingen. Met behulp van onderstaande matrix wordt, door te markeren welke kerntaken en werkprocessen de verschillende brancheverbijzonderingen gemeen hebben, duidelijk gemaakt waar de verwantschap tussen de verschillende brancheverbijzonderingen zich bevindt en waar brancheverbijzonderingen van elkaar verschillen. Legenda: B1: Ziekenhuizen (ZH) B2: Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) B3: Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) B4: Gehandicaptenzorg (GHZ) Uitstroom B1 B2 B3 Kerntaak 1: Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op Wp 1.1 Wp 1.2

Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort

B4

X

X

X

X

X

X

X

X

Wp 1.3

Voert verpleegtechnische handelingen uit

X

X

X

X

Wp 1.4

Begeleidt een zorgvrager

X

X

X

X

Wp 1.5

Begeleidt een groep zorgvragers

X

X

X

Wp 1.6

Geeft voorlichting, advies en instructie

X

X

X

X

Wp 1.7

Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties

X

X

X

X

Wp 1.8

Coördineert de zorgverlening

X

X

X

X

Wp 1.9

Evalueert de zorgverlening

X

X

X

X

Kerntaak 2: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken Wp 2.1

Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

X

X

X

X

Wp 2.2

Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

X

X

X

X

Wp 2.3

Geeft werkbegeleiding

X

X

X

X

Proces-competentiematrices De proces- competentiematrices zijn te vinden in het kwalificatiedossier van deze opleiding. In de proces- competentie- matrices wordt aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen van een kerntaak. Dit wordt per uitstroom aangegeven.

Prestatie-indicatoren De prestatie-indicatoren zijn ook te vinden in het kwalificatiedossier. Per kerntaak zijn de prestatie-indicatoren vermeld.


12

3.3

Taaleisen

Nederlands generiek (referentiekader Meijerink) De Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen houdt voor het middelbaar beroepsonderwijs in dat alle mbo-ers moeten voldoen aan onderstaand referentieniveau. mbo-1 2F

Nederlands

mbo-2 2F

mbo-3 2F

mbo-4 3F

De volgende onderdelen horen bij generiek Nederlands: 1. Luisteren

2. Lezen

3. Spreken

4. Gesprekken voeren

5. Schrijven

-2 mbo3 mbo-4 Nederlands beroepsgericht. De eisen voor beroepsgericht Nederlands zijn geïntegreerd opgenomen bij de prestatie- indicatoren van het beroep. De toelichting op het niveau staat in Deel D. De taaleisen voor beroepsgericht Nederlands, benoemd in het kwalificatiedossier, worden geïntegreerd geëxamineerd bij de kerntaken of aan een kerntaak gekoppeld.

Moderne Vreemde talen beroepsgericht. De eisen voor Moderne Vreemde talen zijn geïntegreerd opgenomen bij de prestatie- indicatoren van het beroep. De toelichting op het niveau staat in Deel D. De taaleisen worden geïntegreerd geëxamineerd bij de kerntaken of aan een kerntaak gekoppeld.

Voor niveau 4-opleidingen geldt generiek Engels (raamwerk) De volgende onderdelen worden geëxamineerd: Luisteren B1 Lezen B1 Gesprekken voeren A2 Spreken A2 Schrijven A2.


13

3.4

Rekeneisen

Rekeneisen generiek (referentiekader Meijerink) De Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen houdt voor het middelbaar beroepsonderwijs in dat alle mbo-ers moeten voldoen aan onderstaand referentieniveau.

Rekenen/ Wiskunde

mbo-1 2F

mbo-2 2F

mbo-3 2F

mbo-4 3F

De volgende onderdelen horen bij generiek Rekenen: 1. Getallen

2. Verhoudingen

3. Meten en meetkunde

4. Verbanden

Rekeneisen beroepsgericht De eisen voor beroepsgericht rekenen zijn geïntegreerd opgenomen bij de prestatie- indicatoren van het beroep. De toelichting op het niveau staat in Deel D. De rekeneisen, benoemd in het kwalificatiedossier, worden geïntegreerd geëxamineerd bij de kerntaken of aan een kerntaak gekoppeld.


14

3.5

Loopbaan en Burgerschap

Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap bij artikel 17a, derde lid, van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB

1 Loopbaan Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing. Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Daarvoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De deelnemer is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de deelnemer tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn: – – – – –

capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan, motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan, werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan, loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces, netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling.

2 Burgerschap

2.1 De politiek-juridische dimensie De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De deelnemer (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s (zoals seksuele diversiteit) en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media.


15

2.2 De economische dimensie De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op – –

de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt; de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij.

Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het verantwoord handelen op de consumptiemarkt. Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een deelnemer zich algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De deelnemer kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op. Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een deelnemer weet hoe hij informatie over producten en diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en gezondheidsaspecten. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering, kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten. 2.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid. Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de deelnemer de aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De deelnemer heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaalmaatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken. 2.4 De dimensie vitaal burgerschap De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer. Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en ontspannen. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces. Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de deelnemer zich bewust is van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit. ROC Tilburg leidt vitale burgers en werknemers op. Bewegen en sport zijn van essentieel belang om een gezonde en actieve leefstijl te bevorderen. Vitaal burger- en werknemerschap zijn van grote waarde bij de toekomstige beroepsuitoefening van de studenten die een opleiding volgen in het middelbaar beroepsonderwijs. Daarnaast draagt bewegen en sport bij aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten.


16

4.

Het Examen ( summatieve beoordeling)

4.1 Algemene informatie Examen - Een student toont bij een beroepsexamen aan dat hij het werkproces/ de werkprocessen met de daarbij behorende competenties op beroepsbekwaam niveau beheerst. - Een beroepsexamen omvat minimaal één werkproces, bij voorkeur meerdere werkprocessen. - Het beroepsexamen is - met de componenten kennis, houding, vaardigheden en inzicht - nauw gerelateerd aan de (gesimuleerde) beroepscontext. - De generieke taal- en rekenvaardigheden zijn expliciet opgenomen in het examenplan. - Het examen voor Loopbaan en Burgerschap hoeft niet te voldoen aan de bovengenoemde uitgangspunten. - De student bepaalt in overleg met de studieloopbaanbegeleider wanneer hij een examenonderdeel kan/wil afsluiten. De mogelijkheden beperken zich tot de vermeldingen in het examenplan. Deelname aan examens Een geldige OOK in combinatie met de toelating tot de beroepsbekwame fase van de opleiding geeft toegang tot de examenvoorzieningen. Examenonderdeel Wettelijke term waarmee de diverse specifieke en generieke onderdelen bedoeld worden, zie 3.1 diplomaprofiel. Een examenonderdeel kan bestaan uit verschillende exameneenheden. Exameneenheid In het examenplan beschreven eenheid van het examen waarop een deelnemer beoordeeld wordt. Examenvorm De wijze waarop een exameneenheid wordt afgenomen. Beroepsexamens (exameneenheden binnen specifieke examenonderdelen) hebben één van de drie examenvormen: 1. Proeve van Bekwaamheid. 2. Samengesteld Examen 3. Beoordeling van de BPV. Daarnaast zijn er taal- en rekenexamens en is er een examen voor Loopbaan en Burgerschap.

Het schema op de volgende pagina laat een aantal kenmerken van de examenvormen van beroepsexamens zien met als doel het onderscheid duidelijk te maken tussen de examenvormen. Dit overzicht laat NIET zien waaraan een examen moet voldoen.


17

Proeve van Bekwaamheid (PvB) 1.

2. 3. 4.

5.

Een PvB is één examen van 1 of meer werkprocessen met bijbehorende competenties (kennis, houding, vaardigheden en inzicht). Een PvB vindt plaats in een reële of realistische beroepscontext. Een PvB wordt meteen na afname beoordeeld op de plek waar het examen plaatsvindt. De nadruk in een PvB ligt op de uitvoering. Het is mogelijk om in de PvB fasen te onderscheiden die na elkaar plaatsvinden zoals voorbereiding, uitvoering, schriftelijke bevraging, zelfevaluatie, CriteriumGericht Interview (CGI). De beoordeling vindt -ook in geval van fasen met behulp van 1 beoordelingsinstrument plaats.

Samengesteld examen (SE) 1. 2.

3. 4.

5.

Het SE bestaat uit meerdere onderdelen. Het SE als geheel toetst 1 of meer werkprocessen met bijbehorende competenties (kennis, houding, vaardigheden en inzicht). De onderdelen van het SE vinden op verschillende tijdstippen plaats. De onderdelen van een SE kunnen op verschillende plaatsen plaatsvinden en niet alle onderdelen hoeven in de beroepscontext plaats te vinden. De onderdelen worden afzonderlijk beoordeeld.

Beoordeling van de BPV (BvB) 1.

2. 3

4.

5.

Een BvB toetst 1 of meer werkprocessen met bijbehorende competenties ( kennis, houding, vaardigheden en inzicht). Een BvB vindt plaats in de reële beroepscontext In een BvB wordt vooral de uitvoering beoordeeld. De beoordelingstijd moet van tevoren duidelijk zijn voor de student. Het is mogelijk om de BvB af te sluiten met een zelfevaluatie, beroepsgesprek of CriteriumGericht Interview (CGI). De beoordeling vindt plaats met behulp van 1 beoordelingsinstrument (ook in geval van aanvulling met 4).

Beoordeling beroepsexamens Bij de beoordeling wordt de beheersing van de betreffende kerntaak of het betreffende werkproces beoordeeld. Er zijn qua beoordeling drie mogelijkheden: Onvoldoende, Voldoende of Goed. Om te slagen moet het examenonderdeel en iedere exameneenheid met een voldoende of goed beoordeeld zijn. Beoordeling generieke taal - en rekenexamens De beoordeling vindt plaats in cijfers (1-10). Een exameneenheid wordt beoordeeld met een cijfer afgerond op 1 decimaal, het examenonderdeel met een geheel getal. Of de behaalde resultaten van invloed zijn op het verkrijgen van het diploma staat vermeld in het Examenplan. Beoordeling LB examen De beoordeling vindt plaats met voldaan of niet voldaan. Om te slagen moet de beoordeling ‘voldaan’ zijn. Het programma en de eisen liggen vast in het verantwoordingsdocument. De afsluiting is opgenomen in het examenplan, maar het examenonderdeel heeft een andere status dan de overige examenonderdelen. Dit examenonderdeel valt niet onder het toezicht op de examenkwaliteit, maar onder het toezicht op de onderwijskwaliteit. Toezicht op examinering De examens worden door ROC Tilburg met vaste procedures vastgesteld. De examenprocedures zijn regelmatig onderwerp van interne evaluatie. De onderwijsinspectie beoordeelt de instrumenten en de examenprocedures steekproefsgewijs en beschrijft haar bevindingen in een rapport. EVK/ EVC ROC Tilburg kan vrijstelling verlenen voor het afleggen van examens. Dat kan op basis van eerder behaalde diploma’s/ certificaten ( EVK) of op basis van buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden, ofwel elders verworven competenties (EVC).


18

4.2 Het Examenplan Het examenplan is een overzicht van de examenonderdelen en –eenheden die per kwalificatie per cohort ingezet worden voor een kwalificerende beoordeling. Dit examenplan betreft zowel informatie over de examenvormen en de planning als de beslisregels om te komen tot de uitslag. Het examenreglement ROC Tilburg is van toepassing op dit examenplan. Wijzigingen in onderstaand examenplan worden door middel van de procedure erratum doorgevoerd in de digitale versie op Blackboard. Dit examenplan is de basis voor de registratie in Eduarte.

Specifiek examenonderdeel Kerntaak 1 Naam kerntaak: Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces Code: 95520KT101 1 Code van de examen Eenheid:

2 Naam van de exameneenheid:

3 Examenvorm:

95520KT101 02

Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ))

SE (Samengesteld Examen)

4 Het samengesteld examen bestaat uit:

5 Het examen heeft betrekking op de volgende werkprocessen:

6 Periode examinering:

A. BPV-beoordeling B. Werkstuk Verpleegplan

Wp 1.1, 1.2, 1.4, 1.5,1.6, 1.7, 1.8 en 1.9 Wp 1.1, 1.4, 1.6, 1.8 en 1.9

6-7

C. Theorie differentiatie

Wp 1.2 en 1.7

8

D. Praktijk Verpleegtechnische vaardigheid E. Theorie Verpleegtechnische vaardigheid

Wp 1.3

2-4*

Wp 1.3

2-4*

School

BPV

1)

8 1)

2-4* Het moment van examineren is afhankelijk van de fase van de opleiding waarop het onderdeel verpleegtechnische vaardigheden wordt aangeboden 1) De exacte periode is nog niet bekend, maar deze wordt minimaal 3 maanden van te voren bekend gemaakt.


19

Het resultaat van een specifiek examenonderdeel wordt uitgedrukt in “onvoldoende”, “voldoende” of “goed”. Het resultaat van de exameneenheden wordt uitgedrukt in “onvoldoende”, “voldoende” of “goed”. Dit geldt ook voor de onderdelen van een samengesteld examen. Het resultaat van een examenonderdeel is:

-

onvoldoende: o het resultaat van 1 of meer exameneenheden is onvoldoende goed: o

als meer dan de helft van de exameneenheden goed is en de overige voldoende zijn.

voldoende in alle overige situaties.

Het resultaat van een samengesteld examen wordt op dezelfde manier berekend als hierboven beschreven. Voorwaarde om het diploma te behalen: Het resultaat van het examenonderdeel moet voldoende of goed zijn. Het resultaat van iedere exameneenheid moet voldoende of goed zijn. Het resultaat van ieder onderdeel van een samengesteld examen moet voldoende of goed zijn. Onderlinge compensatie is niet mogelijk.


20

Specifiek examenonderdeel Kerntaak 2 Naam kerntaak: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken Code: 95520KT201 1

2

Code van de examen Eenheid:

95520KT201 02

1)

3

Naam van de exameneenheid:

Examenvorm:

Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

SE (Samengesteld Examen

4

5

6

Het samengesteld examen bestaat uit:

Het examen heeft betrekking op de volgende werkprocessen:

Periode examinering:

A. BPV beoordeling

Wp 2.1, 2.2 en 2.3

B. Werkstuk Kwaliteitszorg

Wp 2.1 en 2.2

6-7

C. Werkstuk Werkbegeleiding

Wp 2.3

6-7

School

BPV 1)

8 1)

1)

De exacte periode is nog niet bekend, maar deze wordt minimaal 3 maanden van te voren bekend gemaakt.

Het resultaat van een specifiek examenonderdeel wordt uitgedrukt in “onvoldoende”, “voldoende” of “goed”. Het resultaat van de exameneenheden wordt uitgedrukt in “onvoldoende”, “voldoende” of “goed”. Dit geldt ook voor de onderdelen van een samengesteld examen. Het resultaat van een examenonderdeel is:

-

onvoldoende: o het resultaat van 1 of meer exameneenheden is onvoldoende goed: o

als meer dan de helft van de exameneenheden goed is en de overige voldoende zijn.

voldoende in alle overige situaties.

Het resultaat van een samengesteld examen wordt op dezelfde manier berekend als hierboven beschreven. Voorwaarde om het diploma te behalen: Het resultaat van het examenonderdeel moet voldoende of goed zijn. Het resultaat van iedere exameneenheid moet voldoende of goed zijn. Het resultaat van ieder onderdeel van een samengesteld examen moet voldoende of goed zijn. Onderlinge compensatie is niet mogelijk.


21

Nederlands niveau 4 Generiek examenonderdeel Nederlands Code: GenNed3F1317 1

2

3

4

5

Code van de exameneenheid

Naam van de exameneenheid

Het examen heeft betrekking op:

Examenvorm

GenNed3F1317 Lu Le

Luisteren Lezen

Referentieniveau 3F

Taalexamen

2016-2017

2e helft van de opleiding 1)

GenNed3F1317 Sp

Spreken

Referentieniveau 3F

Taalexamen

2016-2017


GenNed3F1317 Ge

Gesprekken voeren

Referentieniveau 3F

Taalexamen

2016-2017


GenNed3F1317 Sc

Schrijven

Referentieniveau 3F

Taalexamen

2016-2017


1)

Examenjaar (schooljaar)

Periode


Het resultaat van de exameneenheden wordt uitgedrukt in een cijfer (1 t/m 10), afgerond op 1 decimaal. Het resultaat van het examenonderdeel Nederlands wordt uitgedrukt in een cijfer (1 t/m 10). Het resultaat van het examenonderdeel Nederlands is het (ongewogen) gemiddelde van: a) het resultaat van lezen en luisteren(1 cijfer ). b) Het resultaat van schrijven, spreken en gesprekken voeren (= ongewogen gemiddelde van 3 cijfers). Voorwaarde om het diploma te behalen: Studiejaar afronding opleiding 2013 -2014: examenresultaten Nederlands zijn niet voorwaardelijk voor behalen van het diploma. Studiejaar afronding opleiding 2014-2015 en later: Op het moment van opstellen van dit opleidingsplan bestaat er onduidelijkheid over de zak-/slaagregeling. Het besluit van het Ministerie OCW hierover valt pas te verwachten rond de zomer van 2013. Als het besluit van het Ministerie bekend wordt gemaakt, zal dit aan dit examenplan worden toegevoegd en wordt de student hierover geïnformeerd.


22

Rekenen niveau 4 Generiek examenonderdeel Rekenen Code: GenRek3F1317 1

2

3

4

Code van de exameneenheid

Naam van de exameneenheid


Examenvorm

GenRek3F1317

Rekenen

Referentieniveau 3F

Rekenexamen

1)

5 Examenjaar (schooljaar) 2016-2017

Periode

2e helft van de 1) opleiding


Het resultaat van de exameneenheid rekenen is tevens het resultaat van het examenonderdeel rekenen en wordt uitgedrukt in een cijfer (1 t/m 10). Voorwaarde om het diploma te behalen: Studiejaar afronding opleiding 2013 – 2014 en 2014-2015: examenresultaat rekenen is niet voorwaardelijk voor het behalen van het diploma* Studiejaar afronding opleiding 2015 -2016 en later: Op het moment van opstellen van dit opleidingsplan bestaat er onduidelijkheid over de zak-/slaagregeling. Het besluit van het Ministerie OCW hierover valt pas te verwachten rond de zomer van 2013. Als het besluit van het Ministerie bekend wordt gemaakt, zal dit aan dit examenplan worden toegevoegd en wordt de student hierover geïnformeerd.


23

Engels Niveau 4 Generiek examenonderdeel Engels Code: GenEng1317 1

2

3

4

5

Code van de examenEenheid:

Naam van de exameneenheid:


Examenvorm:

Examenjaar: (schooljaar)

Periode:

GenEng1317 Lu Le

Luisteren Lezen

European framework B1

Taalexamen

2016-2017


GenEng1317 Sp

Spreken

European framework A2

Taalexamen

2016-2017


GenEng1317 Ge

Gesprekken voeren


Taalexamen

2016-2017


GenEng1317 Sc

Schrijven


Taalexamen

2016-2017


1) De exacte periode is nog niet bekend, maar deze wordt minimaal 3 maanden van te voren bekend gemaakt. 2) Het resultaat van de exameneenheden wordt uitgedrukt in een cijfer (1 t/m 10), afgerond op 1 decimaal. Het resultaat van het examenonderdeel Engels wordt uitgedrukt in een cijfer (1 t/m 10). Het resultaat van het examenonderdeel Engels is het (ongewogen) gemiddelde van: a) het resultaat van lezen en luisteren(1 cijfer ). b) het resultaat van schrijven, spreken en gesprekken voeren (= ongewogen gemiddelde van 3 cijfers). Voorwaarde om het diploma te behalen: Studiejaar afronding opleiding: 2013 – 2014: Engels minimaal 5 Studiejaar afronding opleiding 2014-2015 en later: Op het moment van opstellen van dit opleidingsplan bestaat er onduidelijkheid over de zak-/slaagregeling. Het besluit van het Ministerie OCW hierover valt pas te verwachten rond de zomer van 2013. Als het besluit van het Ministerie bekend wordt gemaakt, zal dit aan dit examenplan worden toegevoegd en wordt de student hierover geïnformeerd.


24

BBL Generiek Examenonderdeel Loopbaan en Burgerschap Code: 95520GenLBBBL 1

2

3

Code Exameneenheid GenLBBBLB

Naam exameneenheid

Exameneisen

Burgerschap

GenLBBBLL

Loopbaan

Opdracht Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap punt 1 Burgerschap Beoordeling Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap punt 2 Loopbaan

4 Periode 4 Laatste periode

Het resultaat van het examenonderdeel Loopbaan en Burgerschap wordt uitgedrukt in “voldaan” of “niet voldaan”. Aan het examenonderdeel Loopbaan en Burgerschap is voldaan wanneer aan alle exameneenheden is voldaan.

BPV (Beroepspraktijkvorming) Beroepspraktijkvorming (BPV) dient op beroepsbekwaam niveau voldoende te zijn afgesloten. Het behaalde eindresultaat van de BPV wordt in het studenten volgsysteem Eduarte geregistreerd als voldaan, als voldaan is aan de eisen van examennummer 95520KT10102 en examennummer 95520KT20102


25

5.

Inrichting van de opleiding

5.1

Onderwijsconcept van de opleiding

Binnenschools leren Binnen de gehele school worden studenten volgens het competentie gericht model opgeleid. Men is competent in het beroep: als men weet wat men doet (kennis) het werk goed uitvoert (vaardigheid) kan uitleggen waarom men iets doet en weet hoe problemen opgelost kunnen worden (inricht) de juiste houding heeft Een beroep bestaat uit kerntaken. Een kerntaak bestaat uit werkprocessen. Tijdens de opleiding leert men de werkprocessen van het beroep, waarvoor is gekozen goed uit te voeren. Binnen de gehele school voor de gezondheidszorg wordt gewerkt met Beroepsproducten. In een beroepsproduct wordt een samenhangend deel van een of meerder (sub)taken van het beroep beschreven. Aan één beroepsproduct wordt tussen 2 à 4 weken gewerkt. Steeds wordt vermeld wat de student aan het einde moet kennen en kunnen en hoe de student dat aantoont. De student wordt begeleid door de expert, tutor, trainer, coach en onderwijsassistent.

De leeromgeving Afhankelijk de werkvorm van het onderwijs leert de student van een expert of tutor in theorielokalen of collegezaal, onder begeleiding van een trainer in vaardigheidslokalen en onder begeleiding van een onderwijsassistent in het studielandschap of Open Leercentrum. Daarnaast kan het onderwijs ook plaatsvinden binnen een zorgorganisatie op een ZIC (zorg innovatiecentrum), leerafdeling of binnen een leerteam

Beroepspraktijkvorming Doel van de BPV Beroepspraktijkvorming (BPV) wordt in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs omschreven als ‘onderricht in de praktijk van het beroep’. BPV maakt een wezenlijk deel uit van de opleiding en dient op beroepsbekwaam niveau met een voldoende te zijn afgesloten. Alle informatie over BPV-opdrachten en de beoordeling in de BPV is te vinden in het BPV-plan en het BPV-werkboek.

Internationalisering binnen de opleiding Nvt.


26

Betrokkenheid werkveld bij onderwijs (programmering) en examinering Het werkveld wordt op verschillende manieren actief betrokken bij het onderwijs en examinering. - producten worden besproken en geëvalueerd - branche specifieke overleggen vinden plaats om te zorgen dat een uitwisseling plaats vindt van school en werkveld - branche overstijgend overleg waar thematische onderwerpen worden besproken, die belangrijk zijn voor de ontwikkelingen binnen de school en het werkveld - operationeel overleg waar een afstemming uitwisseling plaats vindt van werkbegeleiders en docenten over allerlei zaken ten aanzien onderwijs en werkveld Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke inbreng van de werkvelden zowel bij het afnemen als bij het maken van de examens. Veel examens worden geëxamineerd in de beroepspraktijk. Werkbegeleiders en andere betrokkenen worden door de school hierop geïnstrueerd.


27

5.2

Globale onderwijsinrichting en fasering in schema

Gedurende de opleiding onderscheiden we de volgende fases: Fase 1: Basis Fase 2: Gevorderd Fase 3: Beroepsbekwaam Hieronder is per leerjaar te zien hoe de opleiding is opgebouwd. - Het aantal uren dat op school besteed wordt aan leeractiviteiten. - De periode waarin de stage of beroepspraktijkvorming (BPV) gepland is en het aantal dagen per week dat hieraan besteed wordt. - Het aantal uren dat in deze periode gepland is voor zelfstudie.

BBL/DCB Onderwijstijd VP cohort 2013-2015, leerjaar 1, schooljaar 2013-2014 periode 1 gevorderde fase schoolgebonden leeractiviteiten totaal per week lesuren totaal per week klokuren totaal per periode lesuren totaal per periode klokuren2) week 9, Art-week, lesuren week 9, Art-week, klokuren introductieweek klokuren afsluitende week klokuren totaal schoolgebonden uren1) totaal BPV uren per week totaal BPV uren per periode1) zelfstudie

8 6 64 48 4 3 3 54 32 288 58

totaal klokuren3) totaal schoolgebonden uren totaal onderwijsuren totaal zelfstudie totaal BPV


periode 2 gevorder

400 207 1359 241 1152

28

Onderwijstijd VP cohort 2013-2015, leerjaar 2, schooljaar 2014-2015 periode 5 periode 6 periode 7 periode 8 beroepsbekwame fase beroepsbekwame fase beroepsbekwame fase beroepsbekwame fase schoolgebonden leeractiviteiten totaal per week lesuren

9

9

9

9

totaal per week klokuren totaal per periode lesuren totaal per periode klokuren2) week 9, Art-week, lesuren week 9, Art-week, klokuren introductieweek klokuren afsluitende week klokuren totaal schoolgebonden uren1) totaal BPV uren per week totaal BPV uren per periode1) zelfstudie totaal klokuren3)

6,75 72 54 4 3

6,75 72 54 4 3

6,75 72 54 4 3

6,75 72 54 4 3

57 32 288 55 400

57 32 288 55 400

57 32 288 55 400

57 32 224 119 400

totaal schoolgebonden uren totaal onderwijsuren totaal zelfstudie totaal BPV

228 1316 284 1088

)

Contacttijd is de tijd die besteed wordt aan begeleid leren. Elke periode bestaat uit 9 weken; week 9 staat apart vermeld omdat het aantal uren in die week afwijkt,v omdat het een toets- en reflectieweek is. Indien het schooljaar ruimte geeft om in een periode ook een 10e week te plannen, wordt dit ingevuld als projectweek. De studenten worden in een projectweek voor maximaal 50 % van de klokuren per week van voorgaande periode ingezet. 3) Per studiejaar gaat de wet uit van 1600 studiebelastinguren. 2)


29


30

5.3

Overzicht Studiebelastingsuren totale opleiding Totaal aantal uren

Percentage

Studiebelastingsuren school (contactgebonden uren):

435

13,6

2240

70,0

525

16,4

3200

100,0

Studiebelastingsuren BPV:

Zelfstudie:

Totaal aantal studiebelastingsuren van de opleiding:


31

6.

Begeleiding

Competent worden in het uitvoeren van werkprocessen is een groeiproces. Er vindt een continu proces plaats van plannen- uitvoeren- beoordelen- en bijstellen. De begeleiding sluit hierbij aan.

Plannen Plannen van leeractiviteiten

Bijstellen Vernieuwen en verbeteren van het leren

Uitvoeren Verzamelen van resultaten en bewijzen

Evalueren Beoordelen van product en proces

Gedurende dit proces vindt er een ontwikkeling plaats via het niveau van basis en gevorderd naar het beroepsbekwame niveau. Zelfverantwoordelijkheid van de student voor het leerproces staat daarbij centraal.

6.1

Onderwijsrollen

Binnen de Breburg academy onderscheiden we de volgende onderwijsrollen in de begeleiding en beoordeling: - Studieloopbaanbegeleider: begeleider van de student gedurende het opleidingstraject - Tutor: begeleider bij de leeractiviteiten binnen of buiten de school - Expert: begeleider bij het aanleren van specialistische vakinhoudelijke kennis en vaardigheden - Trainer: trainer van ( ambachtelijke, technische, verzorgende, sociale, ICT) vaardigheden - Onderwijsassistent: ondersteuner bij het zoeken, ordenen en presenteren van informatie. - Begeleider vanuit het werkveld: begeleider tijdens leeractiviteiten in de BPV - Begeleider vanuit school: begeleider bij de opdrachten in de BPV -

6.2

Beoordelaar vanuit school: Beoordelaar vanuit het werkveld:

beoordeelt examens beoordeelt examens

Het begeleidingsportfolio

Het begeleidingsportfolio is een didactisch instrument. Het richt zich op de begeleiding van een student in het leren door samenwerking van de student met een studieloopbaanbegeleider, tutoren, en andere betrokkenen op basis van heldere criteria en afspraken op zowel het niveau van de beroepscontext als ook het algemeen functioneren van de student. Het portfolio is eigendom van de student. De documenten uit het begeleidingsportfolio vormen ook een onderdeel van het studentendossier in de school en vormen het pedagogisch dossier.


32

6.3

Concrete planning van de begeleiding

Individuele begeleiding door de studieloopbaanbegeleider Leerjaar

Aantal geplande individuele gesprekken per leerjaar

Doel gesprekken

Begeleidingsinstrument

1/2

4 tot 8

Voortgangsbewaking van leerproces toeleidend tot diplomering

Persoonlijk Ontwikkelplan en actieplannen en BPV werkplan. Resultatenlijst van beroepsproducten, BPVbeoordeling, voortgangsbeoordelingen en studieadvies

Groepsbegeleiding door de studieloopbaanbegeleider LeerAantal geplande Doel gesprekken jaar groepsgesprekken per leerjaar

Begeleidingsinstrument

1

Informatieoverdracht over zaken ten aanzien van de opleiding

SLB- jaarlijn

Informatieoverdracht over zaken ten aanzien van de opleiding

SLB- jaarlijn

BBL Ongeveer 1x per 2 weken

2

Ongeveer 1x per 2 weken

BPV- begeleiding Leerjaar

Aantal gesprekken met de begeleider van het werkveld

Doel gesprekken

Aantal gesprekken met de begeleider van het werkveld én de begeleider van school

Doel gesprekken

1/2

In overleg met werkveld

Voortgang: bespreking BPV doelstellingen, opdrachten en examens

Minimaal 1 maal per BPV-periode

Voortgang in de BPV: geschiktheid en praktijkervaringen.

2x telefonisch contact of contact via de mail

Leerpunten vertalen van onderwijs naar praktijk en visa versa.

* De bpv begeleiding kan ook ingericht worden met een tutor , die een dagdeel of een dagdeel per 2 weken in de instelling aanwezig is. Deze tutor begeleidt een groep studenten die in de instelling stage lopen. De tutor heeft doorlopend gesprekken met de studenten en werk begeleiders over de voortgang van de bpv.


33

6.4

De studieloopbaanbegeleiding

In het schema van de studieloopbaanbegeleiding op de volgende pagina staan alle actoren die deel uitmaken van de interne en externe begeleiding. Hieronder staat een korte toelichting op de actoren in het schema. De studieloopbaanbegeleider De studieloopbaanbegeleider is de spil in de begeleiding van de student en volgt de studievoortgang op school en BPV. De studieloopbaanbegeleider neemt het initiatief tot verwijzing indien de student tijdens de opleiding extra ondersteuning nodig heeft. Bij een aantal opleidingen is er daarnaast een Studie Praktijk Begeleider. Deze onderhoudt de contacten met de student en werkplek tijdens de BPV en werkt nauw samen met de studieloopbaanbegeleider. Coördinator studieloopbaanbegeleiding De coördinator studieloopbaanbegeleiding is mede- organisator van het proces van begeleiding en heeft de taak om de studieloopbaanbegeleiding van studenten in een opleiding te coördineren. De trajectbegeleider De trajectbegeleider wordt ook wel de ‘poortwachter’ naar de zorgstructuur genoemd waarmee getracht wordt ongekwalificeerde uitval te voorkomen. Hij/ zij is het aanspreekpunt op de locatie bij problemen tijdens de opleiding of dreigende uitval. De trajectbegeleider kijkt mee en geeft advies en neemt dossiers tijdelijk over als de student besproken wordt in het zorgteam. Trajectbureau Door het trajectbureau worden diensten aangeboden ter ondersteuning van de studieloopbaanbegeleiding. Het betreft extra begeleiding met betrekking tot loopbaanoriëntatie o.a. beroepskeuze onderzoek, capaciteitentest en heroriëntatie. De inzet van de diensten wordt besproken in het zorgteam van de locatie. Schoolmaatschappelijk werk en schoolpsycholoog Iedere locatie in Tilburg heeft een Schoolmaatschappelijk werker. De taken van de Schoolmaatschappelijk werker zijn:  Taxatie oplossingsrichtingen op het gebied van psychosociale problemen  Schakel zijn tussen bureau Jeugd Zorg en school  Kennis inbrengen over de zogenaamde derde lijnszorg  Gesprekken voeren met studenten  Adviseren van studenten en doorverwijzen  Adviserend zijn aan de Zorg Advies teams op locaties. Inzet van school maatschappelijk werk wordt besproken in het zorgteam.

Schoolpsycholoog Vanuit het expertise centrum is een schoolpsycholoog werkzaam op de locatie wandelboslaan Tilburg. Voor ROC West Brabant in locatie EttenLeur. De taken van de schoolpsycholoog zijn:  Ondersteuning bij studie en persoonlijke problemen vanuit de tweede lijn. e  Deelname aan Zorg Advies Teams (ZAT) op locatie (Portaal voor 2 lijnszorg).  Adviserend zijn aan de ZAT’s op de locaties.  Verzorgen van enkele workshops De inzet van de schoolpsycholoog wordt besproken in het zorgteam.


34

Vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon fungeert als mogelijk eerste aanspreekpersoon bij klachten, signalen of vermoedens ten aanzien van seksuele intimidatie, discriminatie of agressie, racisme, extremisme en pesten. De naam van de vertrouwenspersoon is te vinden in de informatiegids van de school.

Infopunt Het infopunt van ROC Tilburg en het service centrum voor studie en beroep van ROC West Brabant geeft informatie over MBO- opleidingen/ cursussen aan (potentiële) studenten/ cursisten en hun ouders/ verzorgers. Daarnaast kunnen studenten hier informatie krijgen over Studiefinanciering en Tegemoetkoming Studiekosten. RMC Regionaal Meld- en coördinatiepunt. Om meer grip te krijgen op het terugdringen en voorkomen van voortijdig schoolverlaten is Nederland verdeeld in 39 RMC regio's. De kerntaken van de RMC regio zijn: - Een sluitende melding en registratie, doorverwijzing en herplaatsing van VSV-ers - Het bevorderen van een goede samenwerking tussen alle partijen in de regio die te maken hebben met jongeren tot 23 jaar. - Het realiseren van een sluitende aanpak met een zo goed mogelijk traject op- maat voor de jongere die extra zorg nodig heeft.


35

De studieloopbaanbegeleiding en de actoren Persoonlijke en sociaal-emotionele begeleiding

Loopbaanbegeleiding GGD/GGZ

MEE Centraal infopunt Novadic/ Kentron

Vertrouwenspersoon

Leerplichtambtenaar voor studenten 18Studieloopbaanbegeleider

Coördinator studieloopbaanbegeleiding School maatschappelijk Werk

Kompaan/ De Bocht

Tutor

Student

Begeleider werkveld

IMW

Expert Trajectbureau

Opleiding Trajectbegeleider

RMC medewerker voor studenten 18 +

School


36

7.

Voortgangstoetsing

Het is belangrijk voor de student en de studieloopbaanbegeleider om te weten hoe het leerproces vordert. Daarom is er voortgangstoetsing. Voortgangstoetsing staat in het teken van het verbeteren van het leren (nieuwe leerdoelen, nieuwe opdrachten). Reflectie op de voortgangstoetsing speelt hierbij een belangrijke rol. Schematisch overzicht van de voortgangstoetsing van deze opleiding Leerjaar:

Voortgangstoetsing op school: Ja/ nee

Periode:

Voortgangstoetsing in de BPV: Ja/ nee

Periode:

Ijk momenten Ja/ nee

Periode:

Studievoortgangsrapportage in periode:

1

Ja

Allen

Ja

3 t/m 4

Ja met studieadvi es

Na periode 3

Alle periodes

2

Ja

Allen

Ja

5 t/m 7

Nee

Diplo-

5, 6 en 7

Mering

Studievoortgangsrapportage De student wordt voortdurend begeleid door zijn /haar studieloopbaanbegeleider. Hij monitort de studievoortgang van de student en reikt tijdig verbeteradviezen aan. De student ontvangt minimaal tweemaal per jaar schriftelijke informatie over zijn studievoortgang. Een team bepaalt vooraf welke leeractiviteiten daarin meewegen, zodat de student weet waarop hij wordt beoordeeld. Een beoordeling kan leiden tot een verbetertraject of waarschuwing of advies om de opleiding te verlaten.

IJkmomenten Ondanks het feit dat competentiegericht onderwijs via flexibele leerroutes opleidt, worden in elk opleidingstraject vooraf de momenten aangegeven waarop de student een bepaald niveau bereikt moet hebben om te kunnen doorstromen naar een volgende fase van de opleiding. Op deze ijkmomenten wordt gemeten of een student voldoende voortgang in zijn opleiding heeft aangetoond om verder te gaan met de volgende fase van de opleiding. De opleiding stelt de ijkmomenten vast en er wordt een studieadvies gegeven.

Consequenties van stagnatie in de studievoortgang Een student die in de loop van de opleiding onvoldoende voortgang toont (tussentijds of op ijkmomenten), wordt officieel en schriftelijk gewezen op de mogelijke gevolgen. Met de student wordt een verbetertraject afgesproken voor een bepaalde duur. Als na de vastgelegde periode het afgesproken verbetertraject niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, wordt met de student besproken welk studietraject hij/zij dan kan gaan volgen. In het uiterste geval kan onvoldoende voortgang leiden tot het verbreken van de onderwijsovereenkomst. Daarbij worden steeds de vastgelegde procedures gevolgd. ( zie document studie voortgang/studie advies)


37

Checklist Opleidingsplan 2013 Crebonummer: Checklist ingevuld door: Toetscriteria

Datum: Voldaan

Niet voldaan

Opmerking

Niet voldoende

Reparatie

Algemeen Het juiste format (format 2013) is gebruikt. Bovenblad is juist ingevuld (controle opleidingenaanbod) Pagina’s inhoudsopgave kloppen; Voettekst klopt. Paginanummering loopt door in het hele document. Algemene informatie over school, diploma en beroep Korte beschrijving van de school (1.3). Informatie over het beroepsbeeld (2). Informatie over het diplomaprofiel is aangegeven. Certificeerbare eenheden zijn vermeld. Doorstroommogelijkheden zijn vermeld. Kerntaken en werkprocessen zijn vermeld (conform KD). De hyperlink naar het kwalificatiedossier is opgenomen. Het Examenplan Het formulier vaststelling examenplan is door de examencommissie ingevuld en ondertekend. Het ondertekende formulier vaststelling examenplan is door de opleidingsontwerper toegevoegd aan dit opleidingsplan. Inrichting van de opleiding Informatie over het onderwijsconcept van de opleiding. Omschrijving van de schoolgebonden leeractiviteiten, minimaal per leerjaar (schema of excelbestand). SBU’s schoolgebonden leeractiviteiten duidelijk vermeld BOL: min. 940 SBU per leerjaar. BBL: min. 200 SBU per leerjaar

Vermelding van de fases in de opleiding ( basis,gevorderd,beroepsbekwaam).

Overzicht SBU’s is ingevuld, incl. percentages. Begeleiding Schema individuele begeleiding, begeleiding in de groep en begeleiding in de BPV is ingevuld Voortgangstoetsing Schema voortgangstoetsing is ingevuld Overig WSF-formulier is goed ingevuld (min. 940 SBU per leerjaar) Bij deeltijd BOL-opleiding en BBL-opleiding is het WSFformulier verwijderd uit het opleidingsplan. Eindoordeel Opleidingsplan

Voldoende


38

Opleidingshuis GGZ. Leerwegspecificatie. (nominaal, versneld of vertraagd)

Recommend Documents