OPLEIDINGSGIDS MultiMedia Design & Development versie 2010
VOORWOORD .............................................................................................................................................3 1. DE OPLEIDING IN VOGELVLUCHT ........................................................................................................4
1.1. beeld van de beroepengroep.............................................................................................. 4 1.2. kerntaken en werkprocessen.............................................................................................. 5 1.3. Leren, Loopbaan en Burgerschap ...................................................................................... 5 1.4. talen en rekenen ................................................................................................................. 6 1.5. onderwijsperiodes ............................................................................................................... 6 1.6. competentiegericht onderwijs ............................................................................................. 7 1.7. verloop van de studie.......................................................................................................... 7 1.8. inhoud van de opleiding...................................................................................................... 8 1.9. examen doen .................................................................................................................... 11 1.10. programmakosten........................................................................................................... 11 1.11. studentbegeleiding.......................................................................................................... 11 2. HUISREGELS.........................................................................................................................................14
2.1. algemene regels ............................................................................................................... 14 2.2. melden ziekte.................................................................................................................... 15 2.3. presentie ........................................................................................................................... 15 2.4. melden afwezigheid .......................................................................................................... 15 2.5. bijwonen workshops ......................................................................................................... 16 2.6. gebruik bibliotheek en apparatuur .................................................................................... 16 2.7. werkplek en clean desk policy .......................................................................................... 16 2.8. producten .......................................................................................................................... 16 2.9. printen ............................................................................................................................... 16 2.10. verzuimbeleid en verzuimprotocol van het Drenthe College .......................................... 16 3. DE OPLEIDING TOT MEDIAVORMGEVER...........................................................................................19
3.1. competenties .................................................................................................................... 19 3.2. kerntaken en werkprocessen............................................................................................ 19 3.3. uitleg van het kwalificatiedossier ...................................................................................... 22 3.4. drie niveau’s...................................................................................................................... 22 3.5. omschrijving niveau’s........................................................................................................ 23 3.6. gevolgen van competentiegericht onderwijs..................................................................... 26 3.7. eigen verantwoording ....................................................................................................... 27 3.8. beoordeling in een werkschouw ....................................................................................... 29 3.9. beoordeling in een assessment........................................................................................ 29 3.10. Leren, Loopbaan en Burgerschap .................................................................................. 30 3.11. Engels ............................................................................................................................. 32 3.12. Nederlandse taal en rekenen.......................................................................................... 33 4. ROLLEN BIJ MMD&D .............................................................................................................................34
4.1. docent ............................................................................................................................... 34 4.2. SLB-er............................................................................................................................... 34 4.3. BPV-docent....................................................................................................................... 36 5. BUITEN SCHOOL WERKEN ..................................................................................................................37 6. BEROEPSPRAKTIJKVORMING BPV ....................................................................................................38
6.1. doel BPV ........................................................................................................................... 38 6.2. BPV en bijbaantje ............................................................................................................. 38
VOORWOORD Voor je ligt de “OPLEIDINGSGIDS MBO MultiMedia Design & Development” van het Drenthe College. Deze kun je gebruiken als naslagwerk bij onduidelijkheden en onzekerheden tijdens je opleiding MBO Mediavormgever. Dat korten we af met MM. De afdeling Multimedia Design & Development korten we af door MMD&D De opleidingsgids is ervoor bedoeld om eerste hulp te bieden. Een EHBO-boek als het ware: Eerste Hulp Bij Onduidelijkheden. Diverse onderwerpen hebben een plek gekregen. Er worden zoveel mogelijk onderwerpen besproken waar jij in de opleiding MM mee te maken hebt. Zo nu en dan geven we tips en doorverwijzingen, bij andere onderwerpen staat een korte definitie en soms gaan we uitgebreid op een onderwerp in. In het hoofdstuk 1 wordt de opleiding kort besproken. In de hoofdstukken erna wordt dieper op de zaken in gegaan.
1. DE OPLEIDING IN VOGELVLUCHT In dit eerste hoofdstuk wordt de opleiding kort besproken. Een aantal van de genoemde zaken en de gevolgen ervan zul je niet direct kunnen overzien. Deze worden in andere hoofdstukken dan verder uitgediept.
1.1. beeld van de beroepengroep Een mediavormgever houdt zich bezig met de vormgeving van allerlei media-uitingen. Dit kunnen zowel grafische, interactieve, animatie- als audiovisuele producten zijn. De mediavormgever grafisch geeft vorm aan media met stilstaande beelden en teksten. Denk bijvoorbeeld aan: advertenties, posters, huisstijldrukwerk, folders, brochures, kranten, boeken, foto’s, presentaties en verpakkingen. De mediavormgever animatie/audiovisueel werkt met media waarin bewegend beeld en geluid centraal staan. Hij maakt bijvoorbeeld computeranimaties, bedrijfs- of instructiefilms, documentaires, reclamespotjes en videopresentaties voor internet. Een mediavormgever kan werken bij een groot aantal verschillende bedrijven. Vaak zijn dat bureaus voor reclame, ontwerp of webdesign. Maar we vinden ze ook bij multimediabedrijven, audiovisuele bedrijven, drukkerijen en uitgeverijen. Een mediavormgever werkt vaak in een team waarin ook anderen op technisch en/of organisatorisch gebied aan hetzelfde product meewerken. Ook zijn er steeds meer mediavormgevers die als zelfstandig ondernemer of freelancer werken en zich laten inhuren door bedrijven. 1
Een mediavormgever heeft verschillende taken. Hij maakt het plan van aanpak; ontwikkelt het concept; creëert het ontwerp; bereidt de realisatie voor; begeleidt uitbestedingen en maakt de uiteindelijke media-uiting. Hierbij is van belang dat hij de opdrachtgever adviseert en aan hem zijn concepten en ontwerpen presenteert. Daarnaast beheert hij de hard- en software en beheert hij de database. Als zelfstandig ondernemer of freelancer stelt hij ook het ondernemingsplan op en voert dit uit, waarbij hij onder andere zijn bedrijf promoot en allerlei financiële zaken regelt. Een mediavormgever werkt meestal voor een opdrachtgever. Inspelen op zijn behoeften en wensen en hem adviseren, vereisen van de mediavormgever dat hij klantgericht, communicatief, sociaal vaardig en initiatiefrijk is. Voor het ontwerpen van de media-uiting is creativiteit een onmisbare eigenschap, terwijl het realiseren van de media-uiting vraagt om technische kennis en vaardigheden. Om vervolgens zijn werk te ‘verkopen’ moet de mediavormgever overtuigend kunnen presenteren. Een mediavormgever moet ook kunnen organiseren om de werkzaamheden gedaan te krijgen binnen de eisen aan kwaliteit, tijd en budget. Voor een mediavormgever met een eigen bedrijf zijn bovendien ondernemersvaardigheden van belang. Naam Opleidingsduur Crebocode
Niveau Studiebelasting
Mediavormgever 4 jaar 90400 basis 90411 animatie en audiovisueel 90413 grafisch 4 6400 SBU
De crebocode is een code die landelijk vastligt voor deze opleiding. De code 90400 is de algemene code, deze geldt voor de basisjaren. Nadat je een uitstroomrichting hebt gekozen geldt een andere code, 90411 of 90413. De SBU staat voor StudieBelastingsUren. Dat is het totaal aan uren die je geacht wordt aan de opleiding te besteden. Dat is inclusief lessen, workshops, zelfstudie-uren, stages en huiswerk. 1
Waar de mannelijke vorm gebruikt is wordt ook de vrouwelijke bedoeld.
Het niveau is niveau 4, het hoogste binnen het MBO. De opleiding kent bij het Drenthe College twee uitstroomrichtingen, officieel heet dat uitstroomdifferentiaties (in het KD zijn er vier omschreven):
1.2. kerntaken en werkprocessen Gedurende de opleiding werk je aan kerntaken en werkprocessen. Je kunt deze zien als een korte omschrijving van wat de mediavormgever zoal in zijn werk tegenkomt, moet kunnen doen. Naast de “technische” kerntaken zijn er de andere leerlijnen, te weten Leren, Loopbaan en Burgerschap (vaak afgekort LLB), Nederlands en een moderne vreemde taal, in ons geval Engels. In een zogenaamd kwalificatiedossier (KD) zijn alle eisen die aan de opleiding gesteld worden omschreven. Een voorbeeld hieruit zijn de kerntaken en werkprocessen: Kerntaak 1. Ontwerpt media-uitingen
Werkproces 1.1 Beoordeelt opdracht en adviseert opdrachtgever 1.2 Maakt plan van aanpak 1.3 Maakt concept 1.4 Maakt ontwerp 1.5 Presenteert ontwerp
2. Realiseert media-uitingen
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3. Voert ondernemerstaken uit
3.1 Stelt een ondernemingsplan op 3.2 Promoot het bedrijf 3.3 Regelt financiële zaken
Bereidt realisatie voor Begeleidt uitbestedingen Maakt de media-uiting Beheert hard- en software Beheert database
Elk kwalificatiedossier bevat alle kerntaken en werkprocessen, met de daarbij behorende prestatie-indicatoren en kennis en vaardigheden. Indicatoren zijn verdere uitwerkingen van de werkprocessen. Hierop zul je punt voor punt beoordeeld worden. Door deze indicatoren in de opleiding aan te houden zijn alle eisen dus “gedekt”, komen ze in je opleiding aan bod. In feite is het dus zo, dat als je al deze punten beheerst je klaar bent voor het examen. Tijdens het examen wordt er gekeken naar de werkprocessen in zijn totaliteit. Daarbij zal er minder op de prestatieindicatoren worden gelet. Zij zullen immers in je gedrag en producten te zien zijn. Het zal wel duidelijk zijn, dat je niet zomaar een van de indicatoren als voldoende beoordeeld krijgt. De docenten blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit. Ze zullen daarom niet na een enkele opdracht een werkproces voldoende vinden. Voordat je zover bent zullen er lessen of workshops hierover gegeven worden. Je zult het gaan oefenen en meerdere keren in een zo reëel mogelijke situatie oefenen en laten zien. Daarvoor is een stagebedrijf natuurlijk de meest aangewezen plek. Het examen zal dan ook voor een groot deel tijdens de diverse stages gaan plaatsvinden, maar kunnen in uitzonderingsgevallen op school gedaan worden.
1.3. Leren, Loopbaan en Burgerschap In het kwalificatiedossier van Leren, Loopbaan en Burgerschap (kortweg LLB) is beschreven, waaraan je zult moeten werken met betrekking tot je studiehouding, je (studie)loopbaan, je beroepshouding en de manier waarop je in de maatschappij staat. De eisen die hierbij gesteld worden vind je verderop. Het kwalificatiedossier van Leren, Loopbaan en Burgerschap is iets dat deel uit maakt van de gehele opleiding. Ook hieraan zul je gedurende je opleiding moeten werken. Het maakt deel uit van het examen en telt even zwaar als de beroepskwalificaties. Niet halen betekent dus geen diploma.
1.4. talen en rekenen Elke beroepsopleiding kent taaleisen waar je aan moet voldoen. Deze zijn uitvoerig beschreven volgens het (Europees) Referentiekader. We kennen taalniveaus en ze zijn moderne vreemde talen voor alle landen in Europa hetzelfde. In dat referentiekader zijn vijf taalvaardigheden te vinden: luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven. Van je leraar hoor je aan welke niveaus je moet voldoen voor de verschillende taalvaardigheden en welke taaltaken daarbij horen. Om je taalniveau in het algemeen te verbeteren, kunnen alle studenten van het Drenthe College de methode Taalblokken gebruiken. Ook het rekenen behoort sinds kort tot verplichte vakken. Evenals voor de Nederlandse taal worden hiervoor landelijke tentamens afgenomen.
1.5. onderwijsperiodes Elk jaar is verdeeld in vier onderwijsperiodes. Een onderwijsperiode telt ongeveer 9 lesweken. Schematisch ziet de indeling van het schooljaar er als volgt uit: Introductieweek 1 week Onderwijsperiode 1.1. 9 weken Onderwijsperiode 1.2. 9 weken Onderwijsperiode 1.3. 9 weken Onderwijsperiode 1.4. 9 weken Afsluitingsperiode Tussen de diverse periodes kan er een zogenaamde bufferweek zijn. In die week zijn er in principe geen lessen (je moet wel op school zijn), maar vinden presentaties (schouwen) en assessments (zie verderop) plaats. Als je achterstand hebt opgelopen, dan kun je in die week ook bijspijkeren en overleg met de SLB-er hebben. Anders dan je gewend was zullen de lesroosters per onderwijsperiode worden gewijzigd. Houd er ook rekening mee, dat er lessen kunnen worden verschoven, excursies worden gepland. Dan ziet een week er dus anders uit dan op het rooster staat. Hierdoor zou je in de knel kunnen komen met een bijbaantje of je sport. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat je voor het volgen van de lessen dagelijks aanwezig kunnen zijn tussen 8.30 en 16.30 uur! We gaan uit van een gemiddelde studiebelasting (lessen, stage, huiswerk en studie) van 40 uren per week en 1600 uren per jaar. In elk leerjaar zul je stages hebben. We spreken liever van BPV (BeroepsPraktijkVorming). Uitleg daarover vind je in een apart hoofdstuk. De verdeling van de lessen en BPV over de totale looptijd van vier jaar ziet er als volgt uit: Leerjaar
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
1 basis
leerlijnen
leerlijnen
leerlijnen
BPV*
2 basis
leerlijnen
leerlijnen
leerlijnen
BPV
3
BPV
leerlijnen
leerlijnen
leerlijnen
4
leerlijnen
BPV
BPV
afronden
* BPV: de beroepspraktijkvorming kan gedurende de opleiding flexibel worden ingezet. Dit schema bevat meer dan alleen de BPV. Het is afkomstig uit de OER. Een OER is een Opleiding- en ExamenRegelement. Daarin is omschreven hoe de opleiding er in grote lijnen uitziet, hoe er getoetst en geëxamineerd wordt en dergelijke. Deze OER vind je in de bijlage.
1.6. competentiegericht onderwijs Binnen het Drenthe College is gekozen voor Competentie Gericht Opleiden (CGO). Bij deze vorm van leren staat de student centraal. Als student moet je in staat zijn om in toenemende mate zelf sturing te geven aan je eigen leerproces. Dit betekent dat je uiteindelijk over voldoende studievaardigheden moet beschikken om keuzes te leren maken, te leren plannen en terug te kunnen kijken op je eigen handelen en ook hiervan te leren. Er wordt van je verwacht dat je een actieve rol hebt in het onderwijsproces. Het onderwijs dat je krijgt aangeboden is, zowel binnen- als buitenschools en is praktijkgericht. Dit houdt in dat het aanleren en demonstreren van vaardigheden en het ontwikkelen van een passende beroepshouding voorop staan. Je zult de kennis en de vaardigheden die je opdoet, moeten kunnen toepassen in je (toekomstige) beroepssituatie. Gedurende dit proces wordt je begeleid door een studieloopbaanbegeleider (SLB’er).
1.7. verloop van de studie In het hieronder vermelde opleidingsplan vind je wat de inrichting is van je opleiding. De gehele opleiding ziet er als volgt uit:
Leerjaar
1
2
3
4
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4 lintvakken SLB, workshops, projecten BPV
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten
lintvakken SLB, workshops, projecten BPV
SLB, workshops, projecten BPV
SLB, workshops, projecten
SLB, workshops, projecten
SLB, workshops, projecten
SLB, workshops, projecten
SLB, workshops, projecten BPV
SLB, workshops, projecten BPV
SLB
Gedurende deze opleiding word je beoordeeld op je voortgang. Bij te weinig progressie kan de
e
SLB-er in overleg met de student en ouders en eventueel 2 lijnservice (SLS) besluiten dat de student de studie beëindigt, het jaar over doet of een andere opleiding gaat volgen. Wanneer je sneller door de opleiding te wilt gaan, kunnen de SLB’er en de docenten bekijken of dit voor jou mogelijk is en zo ja, welke mogelijkheden er zijn. De voorwaarden voor versneld afstuderen komen later in dit document uiteraard aan de orde.
advies of verzoek Het kan zijn dat blijkt dat je na het eerste leerjaar onvoldoende presteert, of volgens het team niet geschikt lijkt te zijn. Er kan dan een advies komen om een andere opleiding te zoeken. Een wat dwingender formulering is het ‘verzoeken’ om een andere opleiding te gaan volgen. Het is dan niet wijs dit in de wind te slaan. Het wordt dan tijd om je houding of je werkgedrag aan te passen aan dat wat wenselijk is. Een advies kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het feit dat je bepaalde opdrachten niet af hebt. Dan is het verstandig een PAP (persoonlijk activiteitenplan) te maken waarin je vastlegt hoe je de achterstand denkt te gaan inhalen. Helemaal als het advies wordt ondersteund met argumenten op het gebied van jouw kwaliteiten als (aankomend) mediavormgever, zeg maar op creatief gebied, zul je moeten bedenken of deze opleiding inderdaad wel de goede voor jou is. Een gesprek met je SLB-er (en vervolgens misschien iemand van SLS) hierover is dan natuurlijk wenselijk. Het verzoek komt misschien niet zo dwingend over, maar is wel als zodanig bedoeld. Om wat voor reden dan ook ziet het docententeam het niet zitten dat je de opleiding met succes zult afmaken en zien ze voor jou geen toekomst bij deze opleiding. Een andere opleiding zoeken is dan niet meer een vraagteken, maar zeer zeker het beste voor jou. Het is dan niet bedoeld om je van school te verwijderen, maar om je een zonnige toekomst te geven. Bedenk bij het bovenstaande, dat we in Nederland vrijheid van onderwijs hebben. Het blijft jouw keuze (en die van je ouders als je onder de achttien bent) of je raad wel of niet opvolgt.
1.8. inhoud van de opleiding Het examen is onderverdeeld in de onderstaande exameneenheden. Tevens vind je hierbij aangegeven op welke manier je dit examen moet afleggen: via het aanleveren van een bewijsmap. Voordat je zover bent dat je examinerend kunt afsluiten zul je het basisprogramma moeten doorlopen en werk je aan de kennis en vaardigheden die bij de uitstroomrichting horen. Naam exameneenheid Kerntaak 1 Kerntaak 2
Kerntaak 3
Vorm Bewijsmap
Bewijsmap
Kerntaken/ werkprocessen 1.1 t/m 1.5 2.1 t/m 2.5
3.1 t/m 3.3
Competenties EHIJKL MNOQR SVBKLQ RST
Onderdelen bewijslast
FIJNTX Y
Beoordelingsformulier 3.1, 3.2 en 3.3
Beoordelingsformulieren 1.1. t/m 1.5 en 2.1 t/m 2.5
Basisprogramma Mediavormgever (leerjaar 1 en 2)
advies plan van aanpak concept ontwerp media-uiting
ondernemingsplan calculatie offerte
In de eerste 2 jaar ben je bezig met het afsluiten van het basisprogramma. Voordat je met je uitstroomrichting gaat beginnen moet je eerst het basisprogramma volledig hebben afgesloten. Elke toets en elk project van het basisprogramma moet met een voldoende worden afgesloten. Elke periode in het eerste jaar sluit je af met een ‘schouw’: dit is een presentatie waarin je toelicht waar je trots op bent, moeite mee hebt of geleerd hebt. Je doet dit om te leren reflecteren: je zet daarbij ‘de tijd stil’. Je doet een pas op de plaats en kijkt terug naar wat er goed ging, minder goed, misschien helemaal verkeerd, wat je geleerd hebt, wat je nog moet leren, wat je mooi vindt en lelijk eventueel. Kortom, je reflecteert. Dat is niet makkelijk, zeker niet voor een groep docenten en medestudenten. Daarom moeten we daar ook vroeg mee beginnen. Een werknemer die kan reflecteren is waardevol voor een werkgever. Bovendien is het presenteren van het werk dagelijkse routine voor een mediavormgever. In jaar 2 en deels in 3 krijg je na elke periode een assessment. De uitkomst ervan stuurt de invulling van de leervraag (wat moet je nog leren), POP en PAP. Het assessment krijgt in het derde jaar wel steeds meer een groter gewicht, want we maken de omslag van portfolio naar bewijsmap. Officieel heet dat van formatief (oefenend) naar summatief (examinerend). Meer over de schouw en het assessment vind je in hoofdstuk 3. De eisen die bij het afsluiten van het basisprogramma gelden worden je tijdig gegeven.
Uitstroomrichting In jaar 3 start je met het werken aan de kennis, vaardigheden en houding die behoren bij de uitstroomdifferentiatie. Deze zaken worden je in workshops, lessen en projecten aangeleerd. Deze periode sluit je af door het uitvoeren van een soloproject.
Soloproject Op enig moment dan ben je zover, dat je veel zaken beheerst. Het wordt dan tijd om dat eens alleen te laten zien. Dat doe je dan in het zogenaamde soloproject. De naam zegt het al: je kunt hierbij niet meer op collega’s medestudent leunen. In overleg start je een eigen project op. Daarin laat je zien dat je de basale kennis en vaardigheden beheerst, die horen bij de uitstroomrichting die je gekozen hebt. In dit project kun je zonder strikte kaders laten zien wat je in je mars hebt. In een omschrijving van het soloproject vind je meer aanwijzingen. Het soloproject wordt met een assessment afgesloten. Gedurende deze ‘meting’ kan blijken dat je een of meerdere onderdelen nog niet voldoende beheerst. Daaraan ga je dan gedurende de rest van de periode werken en / of werk je daaraan gedurende de erop volgende stage. Dat gebeurt dan in overleg met het (docenten)team en je SLB-er.
Kerntaken uitstroomdifferentiatie (leerjaar 3 en 4) Gedurende leerjaar 3 werk je aan de werkprocessen en dus kerntaken die bij de uitstroomdifferentiatie horen. In projecten of gedurende een stage ga je bewijzen dat je de werkprocessen beheerst. Elk werkproces moet minimaal door twee beoordelaars zijn waargenomen in een ‘examensituatie’. Het kan hierbij gaan om kleine projecten of opdrachten met enkele werkprocessen en om grotere projecten, waarin mogelijk alle werkprocessen voorkomen. In beoordelingsformulieren wordt vastgelegd of je een bepaald werkproces voldoende beheerst en of het product aan de gestelde eisen voldoet. In het bovenstaande schema in de kolom ‘Onderdelen bewijslast’ vind je welke formulieren en producten je moet verzamelen om de bewijsmap te vullen.
Bewijsmap De bewijsmap bestaat uit twee delen. In het ene deel komen alle formulieren en min of meer officiële documenten en het andere de door jou geleverde bewijzen zelf; een examenproductmap.
Aantal momenten per jaar waarop je examen kunt afleggen
Het afleggen van een examen doe je door een bewijsmap in te leveren. Een bewijsmap mag 2 keer worden ingeleverd. Dat betekent, dat je de map nog één keer mag inleveren, als deze de eerste keer is afgekeurd door de examencommissie. De examencommissie bepaalt 4 tijdstippen per jaar waarop een bewijsmap ingeleverd kan worden. Deze vind je in de OER. De uitslag van een bewijsmap beoordeling wordt binnen 15 schooldagen na de vastgestelde inleverdatum bekend gemaakt.
Leren, Loopbaan en Burgerschap De eisen voor het onderdeel Leren, Loopbaan en Burgerschap zijn de volgende:
De bewijzen voor kerntaak 1 en 2 verzamel je in je portfolio. Deze bewijzen worden beoordeeld door je studieloopbaanbegeleider. Waaraan deze bewijzen moeten voldoen hoor je van je SLB. De kerntaak 4 wordt veelal in de stages beoordeeld. De bewijzen, die je verzamelt voor kerntaken 3, 5, 6 en 7 worden beoordeeld door de docent Burgerschap. Deze docent(e) zal je meedelen wat je voor deze kerntaken moet doen en aan welke eisen je moet voldoen.
Hieronder vind je een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van dit onderdeel. Kerntaken
Werkprocessen
Kerntaak 1: Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken.
1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling. 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren. 1.4 Plant zijn eigen leerproces en voert het uit. 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren.
Kerntaak 2: Stuurt de eigen loopbaan.
2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven. 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past. 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nog nodig zijn.
Kerntaak 3: Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding.
3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten worden genomen. 3.2 Vormt een eigen mening. 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen.
Kerntaak 4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie.
4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten. 4.3 Stelt zich collegiaal op.
Kerntaak 5: Functioneert als kritisch consument.
5.1 Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. 5.2 Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen.
Kerntaak 6: Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte.
6.1 Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in de openbare ruimte. 6.2 Voert activiteiten uit voor de leefbaarheid van zijn sociale omgeving.
Kerntaak 7: Zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap).
7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze. 7.2 Beslist op basis van informatie en handelt ernaar. 7.3 Onderneemt activiteiten om de gezondheid te bevorderen.
Taal en rekenen De staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft besloten om voor het mbo centraal ontwikkelde examens in te voeren voor Nederlandse taal en rekenen. Daarvoor is er een norm voor alle mboopleidingen gemaakt. Men noemt dat de Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Vanaf
de invoering zal er (generiek) vakoverstijgend getoetst worden. Welke beroepsopleiding studenten ook volgen, alle mbo-4 studenten vanaf cohort 2010 (het jaar dat je bent ingestroomd) doen examen voor Nederlandse taal en rekenen op niveau 3F. Voor niveau 4 studenten die in 20132014 of later hun mbo-4 opleiding afronden, zal dit een centraal ontwikkeld examen zijn, voor jou dus. Voor Engels (of een andere moderne vreemde taal) geldt het Europese Referentiekader. Zie paragraaf 3.10 voor uitleg hierover.
1.9. examen doen Om in aanmerking te komen voor je diploma, moet je twee mappen inleveren bij de examencommissie. Het gaat om een bewijsmap met daarin allerlei documenten en een examenproductmap, met daarin de bij het examen te leveren producten. Verdere uitleg vind je in de AFSTUDEERgids, die je ontvangt zodra je gaat afstuderen.
Oefenen of examineren? In het begin van je studie zul je eerst een aantal keren diverse werkprocessen en competenties gaan oefenen. Als uit jouw prestaties en bewijzen blijkt, dat je (een aantal) werkprocessen (bijna) op het examenniveau beheerst kun je aangeven bij degene, die jou beoordeelt, dat je deze werkprocessen wilt afsluiten. Op het hiervoor genoemde beoordelingsformulier wordt dan, voordat je met de examenopdracht begint, aangegeven dat je de betreffende werkprocessen in een ‘beoordelingssituatie’ laat beoordelen. De voorwaarden hiervoor zijn omschreven in de ‘examencondities’. De eerste 2 jaar van de opleiding bereid je je voor op je uitstroomrichting. Wat je in deze eerste 2 jaar met een voldoende moet afsluiten zal je gedurende deze periode verteld worden. Aan het e e e eind van het 2 leerjaar kies je voor een uitstroomrichting. In het 3 en 4 leerjaar oefen je en doe je de afsluitende projecten van de uitstroomrichting, waar je voor hebt gekozen. Regelmatig zullen er gesprekken plaatsvinden met je SLB-er. De SLB-er bespreekt met jou o.a. de voortgang van je studieloopbaan. Hij / zij begeleidt jou in je leerproces en ondersteunt je in je leerontwikkeling.
afstuderen Aan het eind van de opleiding ga je afstuderen. Je laat zien dat je een aankomend mediavormgever bent. Voor het afstuderen geldt een aantal regels. Uitgebreidere informatie hierover en hoe je gaat afstuderen tijdens een stage vind je in een aparte gids: de AFSTUDEERgids. Deze ontvang je zodra je daar aan toe bent.
1.10. programmakosten Je ontvangt medio oktober een factuur voor programmakosten. Een overzicht van de programmakosten wordt uiterlijk in de eerste schoolweek uitgereikt of opgestuurd.
1.11. studentbegeleiding In de studentbegeleiding zijn een aantal niveaus te herkennen. Men noemt dat eerste-lijns, tweede-ijns enz.
1e lijns studentbegeleiding => door de teams = SLB Iedere student bij het Drenthe College krijgt gedurende de gehele schoolloopbaan een studieloopbaanbegeleider (SLB’er). Daarmee kun je alle onderwerpen bespreken die van belang zijn voor het opleidingstraject: intake, keuzes die gemaakt moeten worden, studievoortgang, het portfolio, de stages (zie ook verder bij ‘rollen’). Wanneer er in jouw privé situatie omstandigheden zijn die de studie beïnvloeden wordt dat ook in eerste instantie met de SLB-er besproken. Afhankelijk van de aard van de problemen kan e dan een adviseur 2 lijn of Studie Loopbaan Service (SLS) worden ingeschakeld. Het begeleiden van problemen begint met het signaleren dat er problemen zijn. Bij dat signaleren zijn docenten en SLB-er erg belangrijk, ze zijn er doorgaans ook heel bedreven in. Maar alle hulp valt en staat natuurlijk met het gegeven dat jij het moet melden als het niet ontdekt wordt en moet willen accepteren. Hoe eerder je dat doet hoe makkelijker het is om problemen te verhelpen. Als je er met de SLB-er niet uit komt, dan:
2e lijns studentbegeleiding => de adviseurs 2e lijn Het kan zijn dat je dreigt vast te lopen in de opleiding om redenen die betrekkelijk ver van de opleiding af staan. Denk bijvoorbeeld aan de vooropleiding die laag was, of door problemen e thuis. Dan kun je in overleg met, of op advies van, de SLB-er terecht bij de adviseurs 2 lijn. Daar kun je ook terecht voor voorlichting of advies over studie- en beroepskeuze, of met vragen over studiefinanciering. e
In geval van specifieke problematiek (dyslexie, faalangst en dergelijke) kan de adviseur 2 lijn voor advies of ondersteuning SLS inschakelen. e
Naast studentbegeleiding ligt er voor de adviseurs 2 lijn een taak bij het beantwoorden van vragen over specifieke opleidingen; doorgaans is de opleidingsmanager daarvoor echter de eerst aangewezene. e
De adviseur 2 lijn onderhoudt onder meer contacten met de Leerplichtambtenaar. Op basis van een door het Drenthe College met de leerplicht afgesloten convenant, moet dreigende uitval vooraf tijdig worden gemeld. Wanneer er sprake is van daadwerkelijke uitval, tekent de adviseur e 2 lijn als laatste het mutatieformulier; pas daarmee wordt de wijziging definitief. e Adviseurs 2 lijn kunnen studenten bij de zorgcoördinator aanmelden ter bespreking in het Zorgadviesteam (vooralsnog alleen Emmen).
3e lijns studentbegeleiding => StudieLoopbaanService (SLS) Binnen SLS zijn de volgende expertisegebieden ondergebracht:
• • • • •
Remedial Teaching (met name onderzoek en advies rond dyslexie); Steunpunt Studie & Handicap (met name Student Gebonden Financiering); Loopbaanadvies (o.m. advisering niet-weters en persoonlijkheidsonderzoek); Faalangstreductietraining; Zorgcoördinatie (o.m. ZorgAdviesTeam en instroom vanuit RMC).
Indien nodig kunnen externe deskundigen worden ingeschakeld. Bijvoorbeeld voor specifieke begeleiding en ondersteuning, voor het aanbrengen van voorzieningen, bijvoorbeeld als je gehandicapt bent. SLS onderhoudt intensieve contacten met deze instanties. Met name de Zorgcoördinatoren zitten midden in het netwerk van externe (hulpverlenende) instanties. Denk aan GGZ, Jeugdzorg, Maatschappelijk Werk, Leerplicht, verslavingszorg, wijkagent, enzovoort. Sommige instanties organiseren, om de onderlinge samenwerking te intensiveren, spreekuren binnen de muren van het Drenthe College.
2. HUISREGELS Bij MMD&D willen we een zo levensecht mogelijke bedrijfssituatie creëren. Daar horen ook regels bij die in het bedrijfsleven gelden. Het is daar ook gebruikelijk dat je een contract tekent, waarin de bedrijfsregels zijn opgenomen. Uiteraard zijn er ook de algemene fatsoensregels waaraan je je dient te houden en er is een aantal regels dat in elke situatie van toepassing is. In de Locatiegids van de locatie Anna Paulownalaan zijn ook andere zaken vermeld. Deze gids is te vinden op de internetsite: http://www.serviceatschool.nl/info/. Op die site vind je ook andere zaken die voor MMD&D gelden, waaronder de OER. De algemene regels voor de locatie Anna Paulownalaan van het Drenthe College zijn:
2.1. algemene regels Binnen het Drenthe College en dus ook op deze locatie geldt een aantal gedragsregels dat te maken heeft met respect voor jezelf, de ander en je omgeving.
Iedereen verdient respect; discriminatie, pesten en agressie passen daar niet bij Ongevraagd worden geen foto’s of andere opnames van medestudenten en/of personeel gemaakt Je bent op tijd in de les. Als je afwezig bent of ziek dan meld je dit bij de receptie Je draagt in het lokaal geen jas, pet of oortelefoon (muziek e.d.) en je mobiele telefoon staat uit, In alle gebouwen van het Drenthe College is roken verboden. Als je wilt roken doe je dit op de speciale rookplek buiten het gebouw Het onder invloed zijn van, als ook het gebruik en in het bezit hebben van drugs, alcohol en wapens op het Drenthe College-terrein is niet toegestaan
respect voor de omgeving
We hebben een schoon gebouw en dat willen we zo houden: gooi afval daarom in de daarvoor bestemde afvalbakken Je eet en drinkt op de daarvoor bestemde plekken Je parkeert je fiets, bromfiets, scooter of auto op de daarvoor bestemde plekken Voor motorvoertuigen geldt, op het terrein van deze locatie, een maximumsnelheid van 15 km/uur, Parkeren van voertuigen op de Drenthe Collegeterreinen is op eigen risico Als je schade veroorzaakt aan het gebouw of de inventaris dan meld je dit bij de receptie of de conciërge Voor het gebruik van computers gelden specifieke regels. Deze regels hangen in elke computerruimte en gelden voor iedereen. Je wordt geacht deze te kennen als je gebruik maakt van de computers Het gebruik van mobiele telefoons, mp-3 spelers, geluid van laptops, ipods en dergelijke is alleen toegestaan buiten de lessen en buiten de leslokalen. Ook daar mag geen hinder ontstaan voor anderen Spreek elkaar aan op verkeerd gedrag
veiligheid
Bezoekers aan de locatie Anna Paulownalaan melden zich altijd bij de receptie (hoofdingang) Voor de bescherming van jullie en onze eigendommen kan gebruik gemaakt worden van camerabeveiliging. Indien noodzakelijk worden de opnames overgedragen aan de politie en/of justitie
huisregels aan de Anna Paulownalaan 1
Het management is wettelijk verplicht aangifte te doen bij constatering van strafbare feiten die zijn gepleegd met computers van het Drenthe College of privé computers/laptops die zijn aangesloten op het netwerk van het Drenthe College. Dit geldt tevens voor computers/laptops die ter reparatie worden aangeboden bij de leerbedrijven. Het management behoudt zich het recht voor om in de tassen van studenten te (laten) kijken Het management behoudt zich het recht voor om bij vermoedens van onrechtmatig gebruik de kluisjes te (laten) doorzoeken
We hebben gekozen voor een beperkt aantal regels. Gedrag dat niet past bij de waarde “RESPECT”, wordt niet getolereerd, ook al is het niet verwoord in een regel. Je wordt erop aangesproken en er volgen sancties bij het niet nakomen van de regels en afspraken over je gedrag.
2.2. melden ziekte Als student moet een ziek- of herstelmelding telefonisch dezelfde dag (voor 10 uur) bij de locatie waar je lessen volgt doorgeven. Daar registreert men je melding in Magister (een programma hiervoor). Dit geldt ook als je stage loopt. Ook dan moet je ziek- of herstelmelding doorgeven. Iedereen wordt aan of afwezig gemeld door een docent in een speciaal programma. Als je afwezig bent zonder dat je dit hebt gemeld dan ben je ongeoorloofd afwezig. Je wordt dan gebeld om te controleren of de verzuimregistratie klopt. Wanneer je ongeoorloofd aanwezig bent, dan wordt dat gemeld aan de Informatie Beheer Groep. Het kan zijn dat er naar aanleiding van je verzuim contact met je wordt opgenomen door een leerplichtambtenaar. Wettelijk moet verzuim worden gemeld wanneer:
een leerplichtige student 3 achtereenvolgende dagen zonder opgave van reden verzuimt; een leerplichtige student meer dan 1/8 van het aantal uren gedurende een periode van 4 weken heeft verzuimd; een meerderjarige student tot 23 die niet in het bezit van een startkwalificatie is, over een periode van 4 weken heeft verzuimd.
Het onaangekondigd en ongemeld afwezig zijn wordt ook op gepaste wijze verwerkt in de beoordeling van het functioneren en de daaraan gekoppelde indicatoren.
2.3. presentie Het volgen van lessen en workshops en het aanwezig zijn bij momenten waarop zelfstandig wordt gewerkt is verplicht. Het uitvoeren van de aangegeven stages en het bijwonen van terugkomdagen op school zijn een wezenlijk deel van de opleiding en zijn dus ook verplicht.. Je bent aanwezig volgens het lesrooster. Als je geen stage loopt ben je aanwezig op school.
2.4. melden afwezigheid Bij afwezigheid door tandarts-, huisarts- of ziekenhuisbezoek, trouwerij of met andere geldige redenen, wordt dat minimaal één dag van tevoren gemeld. Daarvoor vul je dan een verzuimbriefje in dat door je SLB-er of door een andere docent wordt ingevuld. Tijdens een stage wordt dat in overleg met de praktijkopleider geregeld. In het weekverslag dat je maakt, wordt dit vermeld.
2.5. bijwonen workshops Het bijwonen van workshops of lessen is verplicht voor de eerste en tweede klas. Als je een les of workshop hebt gemist, dan zorg je er zelf voor dat je ‘wordt bijgepraat’ en dat je de opdrachten ervan uitvoert. Voor de derde- en vierdejaars geldt dat in overleg met de SLB-er en vakdocent afgeweken kan worden van het verplicht volgen van lessen of workshops.
2.6. gebruik bibliotheek en apparatuur Het lenen van boeken wordt in overleg met een docent gedaan. Daarbij geldt, dat het boek aan het einde van de dag weer ingeleverd dient te zijn. Mocht je het voor langere tijd nodig hebben, bijvoorbeeld tijdens stage of thuis, dan gebeurt dat in overleg met een docent. Apparatuur wordt ook alleen in overleg met de docent gebruikt.
2.7. werkplek en clean desk policy De medewerkers van de facilitaire dienst maken dagelijks de bureaus schoon. Dat betekent, dat het dan leeg dient te zijn. Zaken die niet op het bureau horen kunnen door het personeel worden verwijderd. De computer, het beeldscherm en de muis kunnen uiteraard blijven staan of liggen. Schuif de stoel aan het einde van de dag onder het bureau. Niemand heeft een vaste werkplek in het lokaal. Het op orde houden van het kastje onder het bureau is dan ook ieders verantwoordelijkheid.
2.8. producten De docenten van MMD&D blijven verantwoordelijk voor alles wat jullie doen gedurende schooltijd. Ook voor dat wat jullie afleveren. Daarom de volgende regel: Er wordt niets afgeleverd bij derden (externe opdrachtgevers van bedrijven of instellingen), zonder dat daar toestemming voor is van een docent.
2.9. printen Voor het printen en geleverde (opdracht)bladen betaal je een vast bedrag, dat via een thuisgestuurde studiekostenrekening wordt betaald. Het kopiëren van zaken is goedkoper dan het veelvuldig printen ervan. Vraag daarom om kopieën als je meerdere bladen van hetzelfde nodig hebt.
2.10. verzuimbeleid en verzuimprotocol van het Drenthe College In 2006 zijn er in Drenthe afspraken gemaakt tussen leerplicht/RMC (gemeenten) en het MBO. Dat heeft geresulteerd in de ondertekening van een convenant waarin afspraken staan over de melding, registratie, aanpak van voortijdig schoolverlaten en de inzet van alle partijen. Behalve dit convenant zijn er wettelijke verplichtingen op basis van de leerplichtwet. Drenthe College wil met het verzuimbeleid en -protocol bewerkstelligen dat schooluitval wordt voorkomen. De in dit protocol opgenomen regeling geldt voor alle studenten, ongeacht leeftijd of leerplicht. De regeling bevat onder andere:
Meldprocedure DC voor iedere student 1. Student doet ziek- en herstelmelding telefonisch dezelfde dag (vóór 10 uur) bij de locatie waar hij/zij lessen volgt. Deelnemers Administratie registreert deze meldingen in Magister. 2. Iedere docent registreert bij aanvang van de les in Magister de aan- en afwezigheid van studenten. 3. Deelnemers Administratie maakt dagelijks (vóór 14 uur) een uitdraai van ‘afwezigheid zonder melding’ en neemt dezelfde dag of uiterlijk de volgende werkdag telefonisch contact op met de student (of diens ouders/verzorgers).
Preventieve aanpak De preventieve aanpak van (ongeoorloofd) verzuim vindt plaats aan de hand van duidelijke regels. • Beginnend verzuim (uurtjes of dagdelen spijbelen en structureel te laat komen): Een gesprek tussen student en SLB-er, waar nodig is kan de leerplichtambtenaar betrokken zijn bij dit gesprek. • Signaal verzuim (er is waarschijnlijk iets aan de hand, vaak met problematische achtergrond, ook ziekteverzuim): De SLB-er heeft een 1ste gesprek met student en kan evt. doorverwijzen naar de adviseur 2e lijn. • In bijzondere situaties kan melding in Zorg en Advies Team2 of bij externe diensten/ of hulpverleningsinstelling (b.v. GGD en schoolmaatschappelijk werk) plaatsvinden. • Van alle gesprekken vindt verslaglegging plaats door SLB-er i.c. de adviseur 2e lijn in het (digitale) dossier.
Wettelijke verplichting melding verzuim 1. Verzuimmelding DC door Deelnemers Administratie bij Verzuimportal IB-groep zodra: • een leerplichtige student 16 uur heeft verzuimd gedurende een periode van vier weken of • een meerderjarige student tot 23 en niet in het bezit van een startkwalificatie over een periode van 4 weken heeft verzuimd. 2. Leerplicht/RMC onderneemt na de digitale verzuimmelding actie door o.a. contact op te nemen met de contactpersoon van DC (: de SLB-er) en maakt afspraken over de vervolgstappen met student, ouders/verzorgers en andere betrokkenen. Vervolgafspraken en acties die leerplicht/RMC onderneemt worden teruggekoppeld naar de SLB-er.
Leerplicht/kwalificatieplicht Studenten zijn volledig leerplichtig (BOL/BBL) tot het eind van het leerjaar waarin ze 16 jaar worden. Studenten zijn kwalificatieplichtig als ze nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie hebben behaald.
Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) Gemeenten moeten voortijdige schoolverlaters tot 23 jaar registreren en zorgdragen voor een passend traject zodat als nog een startkwalificatie kan worden behaald. Per RMC regio coördineert een contactgemeente de melding en registratie van voortijdig schoolverlaters. Startkwalificatie: diploma op HAVO, VWO of MBO-2 niveau. Voortijdig schoolverlater: jongere die geen startkwalificatie heeft en die geen opleiding volgt. Jongere met een diploma MBO-1 niveau en die geen werk heeft, is eveneens een voortijdig schoolverlater.
Verzuim Relatief schoolverzuim Er is hiervan sprake als: een leerplichtige jongere staat wel ingeschreven bij een school/onderwijsinstelling, maar deze wordt ongeoorloofd gedurende een lange of korte periode niet bezocht. Geoorloofd verzuim Van geoorloofd verzuim kan sprake zijn bij gewichtige omstandigheden, b.v. huwelijk, jubileum, verhuizing, gezinsuitbreiding, ernstige ziekte, overlijden en wettelijke verplichtingen. In al deze gevallen geldt als voorwaarde dat het verlof moet zijn aangevraagd voorafgaande aan de gebeurtenis door betrokkene of ouders/verzorgers. Ongeoorloofd verzuim Het zonder geldige reden niet aanwezig zijn op school. Ongeoorloofd schoolverzuim is dus alle verzuim dat niet gemeld is en waarvoor geen toestemming is gegeven. De afwezigheid door ziekte wordt gemeld door ouders/verzorgers bij student <18 jaar en door student >18 jaar zelf.
3. DE OPLEIDING TOT MEDIAVORMGEVER In de afdeling MMD&D is gekozen voor het systeem van projectonderwijs. Je leert in een zo levensecht mogelijke situatie. Rond een thema wordt een projectopdracht gegeven. Resultaten daarvan zijn concrete resultaten, zoals een verslag, presentatie, demonstratie, instructie en ze kunnen fysiek (tastbaar) zijn, zoals een schets bijvoorbeeld. Daarnaast zul je vooral in het begin (theorie)lessen krijgen. Soms zul je in groepen van wisselende grootte en samenstelling werken. Je werkt dan samen aan een opdracht met een bepaald thema. Elk van de studenten vervult in deze groep een bepaalde rol, waarbij van een ieder een bijdrage verwacht wordt voor het bepalen van het einddoel. Deze bijdrage, maar daaraan gekoppeld ook het geleerde, zal per student verschillen. De rol van de docent verandert in sterke mate. Naast de normale ondersteunende (theorie) lessen, krijgt de docent een taak als “coach”. Dat wordt verder uitgelegd in het hoofdstuk “ROL DOCENTEN”. De opleiding Mediavormgever kent vier uitstroomprofielen. Dat zijn Mediavormgever grafisch, interactief, animatie/audiovisueel en art & design. Twee daarvan worden bij het Drenthe College (afgekort D.C) aangeboden, namelijk grafisch en animatie/audiovisueel.
3.1. competenties Competentie komt van Competent en dat woord kom je vaak tegen in het MBO. Competent zijn is te omschrijven als: berekend zijn voor een bepaalde taak. Een competentie is de optelsom van kennis, gedrag, houding en motivatie die van je verwacht wordt in een bepaalde werksituatie. “Een competentie is een samenspel van kennis en inzicht, vaardigheden, houding, persoonlijke eigenschappen en ervaring. Samen maken ze dat je toegerust bent je werk nu en in de toekomst goed uit te voeren. “ Omdat we je opleiden tot een competente mediavormgever, waarbij de competenties die je daarvoor nodig hebt uitgangspunt zijn, noemen we deze opleiding competentie gericht. Competentie Gericht Onderwijs (CGO) zegt dus meer over dat waaraan gewerkt en waarop je uiteindelijk beoordeeld wordt, dan de manier waarop de lessen worden gegeven.
3.2. kerntaken en werkprocessen We leiden je niet op tot iemand die alle toetsen, tentamens en examens met goed gevolg heeft afgelegd en daarom een diploma verdient. In plaats daarvan leiden we op tot mediavormgever. Iemand die bepaalde vaardigheden, kennis, gedrevenheid en persoonlijke stijl heeft. De benodigde kennis en vaardigheden, die een volwaardig mediavormgever moet hebben, zijn beschreven in het zogenaamde Kwalificatie Dossier (KD). Hierin zijn de te verwachten taken van een mediavormgever beschreven, men noemt dat kerntaken. Elke kerntaak heeft men weer onderverdeeld in werkprocessen. Deze werkprocessen omschrijven wat gerichter wat er bij die kerntaak behoort. Omdat ook dat nogal vaag is, heeft men de werkprocessen op hun beurt weer onderverdeeld in prestatie-indicatoren. Deze indicatoren geven precies(er) aan wat er van je verwacht wordt. Daarnaast is een globale omschrijving van bijbehorende kennis en vaardigheid gegeven.
Deze kerntaken en werkprocessen zijn als volgt omschreven:
Kerntaak 1: Ontwerpt media-uiting Werkprocessen die daarbij horen zijn: 1.1 Beoordeelt opdracht en adviseert opdrachtgever 1.2 Maakt plan van aanpak 1.3 Maakt concept 1.4 Maakt ontwerp 1.5 Presenteert media-uiting
Kerntaak 2: Realiseert media-uiting 2.1 Bereidt realisatie voor 2.2 Begeleidt uitbestedingen 2.3 Maakt de media-uiting 2.4 Beheert hard- en software 2.5 Beheert database
Kerntaak 3: Voert ondernemerstaken uit 3.1 Stelt een ondernemingsplan op 3.2 Promoot het bedrijf 3.3 Regelt financiële zaken Op de volgende bladzijde vind je een bladzijde uit het eerder genoemde Kwalificatie Dossier. Daarbij zie je de omschrijving van het werkproces: De mediavormgever verzamelt informatie over de behoeften en wensen van de opdrachtgever, hij beoordeelt ….. Datgene wat er verwacht wordt is omschreven in het gewenste resultaat. Daaronder zie je de prestatie-indicatoren en de benodigde vakkennis en vaardigheden.
3.3. uitleg van het kwalificatiedossier Het KD zit eigenlijk heel logisch in elkaar als je het bekijkt vanuit het werk dat een mediavormgever doet. Dat dat zo is kun je zien in de uitleg ervan, die je vindt in : ‘uitleg werkwijze en beoordeling’. Deze uitleg is er voor zowel de grafische als de animatie/audiovisueel uitstroom.
3.4. drie niveau’s In plaats van het ontvangen van een diploma nadat je een aantal toetsen en examens hebt gedaan, krijg je het diploma, als je kunt aantonen dat je het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar hebt. Dat aantonen gebeurt aan de hand van kerntaken, werkprocessen en prestatie-indicatoren. Hierin is omschreven wat je moet kunnen, kennen en wordt er iets over je houding daarbij verteld. Dat je bekwaam bent toon je aan in een examen. Dat zal echter niet in de gymzaal, maar juist in de praktijk plaatsvinden of een situatie die daar sterk op lijkt. In het onderstaande gedeelte vind je een aantal vragen en antwoorden daarop die vooral gaan over wat we van je verwachten met betrekking tot jouw manier van werken en je houding daarbij, maar ook wat je van de docenten kunt verwachten. In de opleiding bij de afdeling MultiMedia Design & Development (afgekort MMD&D of MM) gaan we uit van drie fasen in je ontwikkeling. Deze drie fasen zijn benoemd als beginner, junior en senior. In elk van die drie fasen verwachten we een bepaalde manier van werken van jou. De basisperiode (de leerjaren 1 en 2) is globaal je juniortijd. Daarbij werk je aan de basis. Als je een keuze hebt gemaakt over de uitstroomrichting hierna, dan ben je junior. In die periode begin je al met bepaalde delen van de opleiding af te sluiten. De senior (leerjaar 4 in principe) is aan het afstuderen: hij werkt aan het examen. Heb je het vereiste niveau bereikt dan ben je vakspecialist en kun je het diploma in ontvangst gaan nemen. De manier van onderwijs geven, de begeleiding, de manier van toetsen zijn daar in grote mate op afgestemd. Wat we van je verwachten en hoe we daarbij te werk gaan is dan ook vaak niet in één antwoord te vatten. Daarom zul je hieronder meestal drie antwoorden vinden; afgestemd op de fase van beginner, van junior en senior. Doordat we jou als individu zien en geen mens gelijk is, is maatwerk vanzelfsprekend voor ons en zullen dat dan ook zo veel mogelijk leveren. Dat wil zeggen dat we met jouw tempo, houding en manier van werken en leren rekening zullen houden. Helaas is dat, vooral in het begin, natuurlijk niet altijd mogelijk. Bij alles wat je doet zul je door een SLB-er begeleid en gecoacht worden. Hij is meer dan de mentor die je van je vorige school kent. Hij kijkt als het ware mee over je schouder, zonder inhoudelijk (zeg maar technisch) in te gaan op je werk of te beoordelen. Coachen kan alleen als deze persoon, maar ook de andere docenten gelijke tred met jou houden. Dat houdt in dat als jij hard gaat, de docent ook hard zal moeten gaan!
Wat zijn de drie niveau's? De opleiding is onderverdeeld in drie niveaus: - beginner, deze deelnemer werkt aan de werkprocessen uit de periodes één tot en met acht - junior, deze deelnemer werkt aan de werkprocessen uit de periodes één tot en met dertien - senior, deze deelnemer werkt aan de werkprocessen uit de periodes één tot en met zestien
Een vierde niveau is die van vakspecialist, je hebt dan recht op een diploma.
Wanneer gaat een deelnemer naar een ander niveau? Je kunt pas door naar het ‘junior’ niveau, wanneer je het ‘beginner’ niveau voldoende hebt afgerond. Omdat je niet kunt ‘blijven zitten’ blijft je administratief in dezelfde groep, ook wanneer je het ‘beginner’ niveau niet voldoende hebt afgerond. Dit betekent dat je een achterstand hebt ten opzichte van andere deelnemers in dezelfde groep die wel op het ‘junior’ niveau zitten. Je zult deze achterstand moeten inhalen.
De overgang van ‘junior’ naar ‘senior’ werkt anders. In periode dertien krijgen alle studenten het ‘Soloproject’. Aan de hand van dit project wordt bekeken of je klaar bent om aan je laatste stage te beginnen. In deze laatste stage kun je bezig met zijn examenproductmap en bewijsmap. Met andere woorden je kunt de stage op examenniveau afsluiten. Het is dan ook daarom dat je laat zien, dat je niveau voldoende is. Is dit niveau niet voldoende, dan ga je niet naar het ‘senior’ niveau en kun je dus nog niet op stage. Zodra je bewezen hebt dat je niveau voldoende is, kun je alsnog op stage.
Kan een nieuwe deelnemer instromen op een hoger niveau dan beginner? In principe zou dat mogelijk moeten zijn, maar gezien het aantal werkproces-onderdelen dat op ‘beginner’ niveau wordt behandeld, zal dat niet gemakkelijk zijn. Je moet zelf aangeven dat je versneld door de opleiding wilt. Wanneer een nieuwe deelnemer kan aantonen dat hij bepaalde delen van werkprocessen al beheerst, kan hij daarvoor vrijstelling krijgen en zodoende sneller door de opleiding gaan. De verantwoordelijke docenten bepalen middels een instaptoets, of een nieuwe deelnemer voldoet aan de eisen. Deelnemers die rechtstreeks van het VMBO of HAVO komen kunnen slechts bij hoge uitzondering vragen om aan het begin versneld door de opleiding te gaan.
Kan ik de opleiding versnellen? De projecten en workshops van het ‘beginner’ niveau zijn dusdanig ingericht, dat het vooral de eerste vier periodes, waar een basis wordt gelegd voor de techniek en de creativiteit, moeilijk zal zijn om versneld door de opleiding te gaan. Zodra er meer projectmatig gewerkt wordt heb je kans om sneller door de opleiding te gaan. Je moet je hierbij wel houden aan de projecten die door de opleiding worden aangeboden, of werken aan andere projecten die qua zwaarte overeenkomen met de schoolprojecten. Dit alles uiteraard in overleg met de verantwoordelijke docent.
3.5. omschrijving niveau’s In dit gedeelte vind je de omschrijving van hetgeen van je verwacht wordt in elk niveau.
Beginner Het aanvang niveau van de opleiding, waarbij er van uit wordt gegaan dat je nog weinig tot geen ervaring hebt met het gekozen beroep waarvoor je zult worden opgeleid. In het begin, van deze fase van de opleiding, ligt de nadruk op het aanleren van basisvaardigheden. Hieronder wordt o.a. verstaan het aanleren van relevante software, creatieve technieken, creatief leren omgaan met taal etc. Door middel van workshops, opdrachten en projecten leer je omgaan met deze vaardigheden. De projecten op ‘Beginner niveau’ zijn in het begin bedoeld als schouwmiddel/presentatie, beoordeling op werkhouding, oefenmiddel/verdieping. Halverwege het ‘Beginner niveau’ zal het accent verschuiven naar het toepassen van de opgedane kennis. De nadruk komt dan meer te liggen op het werken met projecten. De informatie die je krijgt bij deze projecten zal steeds minder zijn. De gedachte hierachter is, dat je steeds meer leert om zelfstandig een project te realiseren. Je zult nu zelf de ontbrekende informatie moeten verzamelen en verwerken. De projecten worden nu ook beoordeeld aan de hand van een deel van de kerntaken zoals we die vinden in het kwalificatie dossier voor ‘Mediavormgever’. De beoordelingen vinden aan het eind van iedere periode plaats middels een schouw. Tijdens de schouw vertel je wat je hebt geleerd. Het docentpanel geeft feedback op de resultaten en het waargenomen gedrag. De uitkomst van de schouw wordt vastgelegd in het feedbackdocument. Dit feedbackdocument is een instrument om met de SLB’er een POP of PAP te maken. Je laat in de volgende periodes zien dat je vooruitgang hebt geboekt. Als je laat zien dat je het ‘Beginner niveau’ beheerst, kun je door naar het ‘Junior niveau’.
Van de student op ‘Beginner niveau’ wordt het volgende verwacht: - aanleren relevante software - ontwikkelen van technieken die zijn creativiteit bevorderen - goed kunnen luisteren naar de opdrachtgever - begrijpend kunnen lezen - kunnen presenteren van eigen producten - organisatievermogen (plannen) - sociaal vaardig - initiatiefrijk - positieve houding t.o.v. de opleiding en het toekomstige beroep - goede werkhouding/de wil tot het leren
Junior Halverwege de opleiding komt de gemiddelde student normaal gesproken op het ‘Junior niveau’. Wanneer je hier bent aangekomen wordt er van je verwacht dat je een verdiepingsslag gaat maken en een professionele beroepshouding gaat aannemen. Je gaat nu aan het werk met de conceptuele kant van de opleiding. Je zult trends moeten leren herkennen, kennis vergaren van verschillende opmaakstijlen en leren wat de technische eisen zijn. Dit alles om onderscheidend en vernieuwend te kunnen vormgeven. Verder zal er aandacht worden geschonken aan de meer organisatorische en financiële kant van het beroep. De projecten zijn nu alleen nog maar werkopdrachten. Dit betekent dat je in staat moet zijn om het gehele project te overzien. De projecten op vaktechnisch gebied richten zich vooral op kerntaak 1 en 2. De projecten kunnen zowel individueel als groepsmatig zijn. Aan het eind van het ‘Junior niveau’ is er een afsluitend project (soloproject) waarin je de mogelijkheid hebt om te laten zien dat je in staat bent om op een professionele manier om te gaan met de opdrachten die je krijgt. Tijdens dit project heb je de mogelijkheid om te overleggen met en advies te vragen aan de docenten. Hiermee wordt direct duidelijk dat je het soloproject niet kunt gebruiken als examenproduct. De opdracht wordt namelijk niet onder examencondities gemaakt. Ook in de ‘Junior niveau’ verantwoord je aan het eind van elke periode je producten, manier van werken en werkhouding.
Van de student op ‘Junior niveau’ wordt het volgende verwacht: - klantgerichtheid - in staat zijn om opdrachten te kunnen beoordelen - in staat zijn om een opdrachtgever te adviseren - het kunnen maken en werken volgens en plan van aanpak - creatieve concepten/oplossingen kunnen bedenken en verantwoorden - het maken en presenteren van ontwerpen - het uitwerken van een ontwerp tot een eindproduct - goed kunnen archiveren - kennis van ondernemerschap - kennis van de financiële kant van een opdracht - flexibiliteit - organisatievermogen - professionele beroepshouding - sociaal vaardig - initiatiefrijk - de wil tot het leren
Senior De laatste fase van de opleiding. Je hebt tijdens het soloproject op school bewezen dat je in staat bent om op een professionele manier te werken. Nu is de tijd aangebroken om dit in de praktijk aan te tonen. Je moet in staat zijn om media-uitingen te maken die de gewenste communicatiedoelstellingen bij de doelgroep bewerkstelligen. Bij kleine opdrachten kun je hierin de ‘hoofdaannemer’ zijn, bij grotere opdrachten werkt je vaak onder begeleiding van een projectleider (Art director). Het ‘Senior niveau’ is gericht op het examen en zal grotendeels bestaan uit BPV. Tijdens de BPV werk je aan de hand van je afstudeerplan aan je examen. Je overlegt met de praktijkopleider hoe en wanneer je de onderdelen die je moet bewijzen, onder examencondities kunt maken. Tijdens deze fase van de opleiding werk je aan een ‘examenproductmap’ (portfolio van de examenproducten) en een ‘bewijsmap’ (document met beoordelingsformulieren). De praktijkbegeleider van de school wordt op de hoogte gehouden van de voortgang. De student op ‘Senior niveau’ laat dus tijdens de BPV zien dat hij in staat is om op een professionele manier zijn werk te doen. Wanneer de student zijn examenproduct- en bewijsmap heeft ingeleverd resten hem nog een assessment en een examen op school. De verantwoording voor dit proces staat in het document ‘AFSTUDEERgids’ van Multimedia’.
Van de student op ‘Senior niveau’ wordt het volgende verwacht: - voldoet aan de eisen zijn gesteld in het KD en het OER - goede professionele beroepshouding - creatieve concepten/oplossingen kunnen bedenken en verantwoorden - sociaal vaardig - initiatiefrijk - communicatief vaardig
Op welke manier ga ik daarmee aan het werk? Van de vakdocent krijg je lessen en opdrachten die je binnen de gestelde tijd uitvoert, waarbij je werkt via een rooster en met een planning. Je voert een aantal projecten uit en je leert in het competentie gericht onderwijs te functioneren. Junior: Het aantal projecten dat je krijgt wordt groter en je krijgt steeds meer verantwoordelijkheid bij het uitvoeren van deze projecten. Het aantal lessen is minder en het aantal workshops neemt toe. De complexiteit van de opdrachten neemt toe doordat er meerdere vakken worden samengevoegd. Je krijgt hierbij steeds meer de kans om zelf zaken te bedenken en je eigen draai eraan te geven. Senior: Je bepaalt nu volledig zelf hoe je leermomenten indeelt en vormgeeft. Daarbij kun je wel hulp van je SLB-er verwachten. De manier en het moment waarop je gaat bewijzen dat je klaar bent voor het examen bepaal je zelf.
Wat moet ik weten over de inhoud van de opleiding en het bijbehorende programma? Beginner: In het begin zul je je misschien “in het diepe gegooid” voelen, de manier van werken bij Competentie Gericht Onderwijs (CGO) is immers anders dan je gewend was. Toch is er veel structuur te herkennen bij de lessen, opdrachten en projecten. Een vakdocent legt vast wat er gedaan wordt, wanneer het klaar moet zijn en bepaalt wanneer iets voldoende afgerond is volgens vaststaande eisen. Cijfers zullen daarbij echter zelden gegeven worden. Het programma van de te behandelen kennis en vaardigheden ligt van te voren vast. Deze zijn vooral gericht op de op “technische” kant van het beroep. We kennen twee uitstroommogelijkheden; grafisch en animatie / audiovisueel. Je werkt in het begin aan beide uitstroomrichtingen, zodat je later een goede keuze kunt maken en de benodigde basiskennis hebt voor een mediavormgever.
Er zullen ook momenten zijn dat je in een open ruimte zelfstandig aan een opdracht of project werkt, onder begeleiding van een vakdocent. Ook al zul je het niet direct herkennen: er wordt altijd aan de benodigde kennis en vaardigheden die in kerntaken en werkprocessen opgenomen zijn gewerkt. Als junior krijg je bij de opdrachten en projecten meer te maken met algemene vaardigheden. De opdrachten en projecten maak je nog steeds (een deel daarvan ligt vast in het programma), maar er is ook meer vrijheid om andere zaken aan te pakken. Bovendien kun je in grotere mate zelf bepalen aan welke prestatie-indicatoren je wilt werken. Deze krijgen dan ook meer aandacht. Je bent nog wel steeds aan een rooster gebonden. Het rooster geeft de instructie momenten aan, maar het aantal uren dat je zelfstandig werkt neemt toe. Senior: Op enig moment ben je senior. Je hebt aangetoond zelfstandig te kunnen werken en je aan afspraken te kunnen houden. Dan wordt het tijd dat je meer zelf je opleiding kleur gaat geven. Je gaat nu zelf bepalen op welke manier en op welke prestatie-indicatoren je je wilt richten. Je bepaalt zelf wanneer en hoe je naar je examen wilt toewerken.
3.6. gevolgen van competentiegericht onderwijs Het zal je inmiddels duidelijk zijn, dat het competentiegericht onderwijs totaal anders is dan je gewend was. Er wordt met projecten en opdrachten gewerkt en toetsing vindt in een totaal andere vorm plaats. De daarbij aan de orde zijnde kennis en kunde wordt je anders aangeleerd en gecontroleerd. De verantwoording voor heel veel zaken komt ook bij jou te liggen. Je bepaalt in grotere mate zelf hoe de opleiding er voor jou uit gaat zien. In de loop van de opleiding zul je veel vaker in aanraking komen met een echte situatie. Daarbij wordt geprobeerd zo veel mogelijk het bedrijfsleven te betrekken, ook buiten de stages. Je bent zelf verantwoordelijk voor je opleiding. Je gaat zelf zorgen voor bewijzen, dat je bepaalde zaken hebt gedaan en gehaald. Dat houd je bij in een zogenaamd portfolio. Het op orde houden en bewaren ervan is jouw verantwoordelijkheid. Bij de projecten en opdrachten wordt meestal vermeld aan welke werkprocessen je werkt. Dat wil echter niet in alle gevallen zeggen, dat je ze daarmee ook kunt afsluiten. Je bent dan bezig met het stapsgewijs komen tot kwalificering. Dat wil zeggen dat het met voldoende niveau afgesloten kan worden.
Wat is de functie van de stage binnen de opleiding? Wellicht zul je de stage beschouwen als een verplicht onderdeel van de opleiding, maar we willen graag dat je het ziet als middel om je doel (het behalen van je diploma) te bereiken. Het leren functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar op zaken die we je op school niet kunnen leren, leer je juist binnen een stageomgeving. Mede omdat je daar veel mogelijkheden tot het verwerven van competenties hebt, kun je dat juist op een versnelling van je opleiding ombuigen. Als je je bewust bent van wat je wilt leren kun je daar zelf een passend stagebedrijf voor zoeken. Misschien heb je inmiddels een eigen netwerk opgezet of kun je gebruik maken van dat van je docenten voor een connectie die aansluit op jouw ontwikkeling. Meer over de BPV vind je in een speciaal hoofdstuk.
Ik heb een baantje. Kan ik daar ook competenties mee behalen? Jawel, we juichen het zelfs toe en zullen het beoordelen aan de hand van gesprekken met de betreffende werkgever. Stage in het MBO wordt vaak Beroeps Praktijk Vorming genoemd en is dus meer dan een stage. Het is verstandig om je bijbaantje in de multimediale sector te zoeken, want ook dat kan meehelpen aan je ontwikkeling. Zelfs je vrijwilligerswerk of hobby kan daartoe bijdragen.
Ik heb al eerder opleidingen gedaan. Tellen de daar behaalde competenties ook mee? Natuurlijk. We spreken dan over Eerder Verworven Competenties, oftewel EVC’s. Bewijzen daarvan zijn natuurlijk wel nodig. Bij het ‘vak’ Leren, Loopbaan en Burgerschap wordt hier meer aandacht aan besteed.
3.7. eigen verantwoording Naarmate je in de opleiding vordert, zal er steeds meer ruimte worden geboden om eigen keuzen te maken. Je kunt dan steeds meer zelf bepalen hoe je bepaalde competenties wilt behalen. Je zult dan zelf sturing aan je opleiding kunnen geven en legt dat vast in een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP) en Persoonlijk ActiePlan (PAP). Je zult ook je eigen vorderingen bijhouden. Jij bent daarvoor verantwoordelijk. Het verzamelen van bewijzen van competent zijn is jouw taak. Uiteraard word je daar in gecoacht. Je zult het niet alleen hoeven te doen. Als je eenmaal aan het systeem gewend bent, zul je zien dat het minder moeilijk is dan het nu lijkt. Ook anders dan je misschien gewend was, is de taak van de docent. Ook dat zal wel duidelijk zijn geworden. De docent is niet meer vanzelfsprekend de “allesweter”. Hij zal je meer begeleiden in het proces, in plaats van sturend op te treden. Op een aantal vragen krijg je van de docenten dan ook niet altijd het door jou verwachte antwoord. Het zal soms een verwijzen zijn naar lesstof zijn of een opmerking van “Hoe denkt de groep erover?“. Kortom als het een vraag is die je redelijkerwijze zelf kunt oplossen zullen de docenten je het ook zelf laten doen. Wel zullen ze aanwijzingen geven in welke richting je moet zoeken (desgevraagd), geven ze tips, verwijzingen naar boeken en dergelijke. Dat je met een andere manier van lesgeven in aanraking komt, zal je inmiddels ook wel duidelijk zijn. Soms krijg je het gevoel dat je aan je lot wordt overgelaten. In dat geval functioneer je meestal niet naar wens en ontstaat er een vervelende werksituatie, die niet nodig is. Jij bent verantwoordelijk voor je resultaten, dus jij moet actie ondernemen als je dat nodig vindt. Doe er wat aan om dit gevoel kwijt te raken en blijf niet afwachten tot er door de docenten actie wordt ondernomen. Tijdens gesprekken met je begeleider of SLB-er is er in elk geval de mogelijkheid dat aan te kaarten. Belangrijk in dit proces zijn daarom ook evaluatie en reflectie. In gesprekken kun je altijd commentaar kwijt op welk gebied dan ook. Natuurlijk kun je in de evaluatie ook jouw kritiek kwijt. De docent wil met respect behandeld worden, hij zal dat met jou ook moeten doen. Dus: opbouwende kritiek is altijd welkom. Spreek over de zaken die je dwars zitten.
Wat verwachten de docenten van mij bij de beoordeling? Het werken met een kwalificatiedossier is nieuw. Je bent nog niet volledig op de hoogte van de beoordelingscriteria, maar dat is niet erg want je docent, SLB-er en BIO’er zijn hiervan wel op de hoogte en werken daar ongemerkt aan en jij dus ook. Het beoordelen vindt waarschijnlijk op een andere manier plaats dan je gewend bent. Het aantal schriftelijke toetsen bijvoorbeeld is veel minder dan bij je vorige opleiding. Omdat je als junior nu beter op de hoogte bent van de prestatie-indicatoren, beoordelingssituatie en de manier waarop je beoordeeld wordt, ga je nu voorbereid naar de toetsing, weet je hoe het gaat bij een ‘schouw’ en assessment . Bovendien weet je nu waar op gelet wordt kom je geen verrassingen meer tegen. De manier waarop je je competenties moet aantonen is bekend en je doet dit automatisch. Senior: Beoordelingssituaties zijn gesneden koek en je hebt je goed voorbereid, door vooraf te oefenen en te evalueren waarbij je anderen hebt ingeschakeld (360° beoordeling). De exameneisen zijn goed bekend en je weet wat er van je verwacht wordt en handelt hiernaar.
Hoe moet ik omgaan met kritiek? In het begin zul je de neiging hebben om je kritiek voor je te houden, toch is dit niet verstandig. Beter is om dit wel te uiten want dan pas kunnen er samen wat aan doen. In de eerste plaats is je SLB-er de aangewezen persoon voor het aanhoren en oplossen van het probleem. Trouwens, weet je dat als je wijst er drie vingers jouw kant op wijzen? Weet je dat dat voor iedereen geldt, dus ook voor een docent? Ook hij of zij zal bij zichzelf te rade moeten en zich afvragen “wat heb ik er zelf aan gedaan om dit probleem te voorkomen en hoe gaan we dat nu oplossen?” Natuurlijk zul je ook kritisch beoordeeld worden. De bedoeling hiervan is dat je als mediavormgever maar ook als persoon groeit en bloeit. Zie kritiek niet als iets negatiefs, maar als het aangeven van verbeterpunten waar je alleen maar beter van wordt. Junior: Het is inmiddels normaal geworden dat je je kritiek uit en dat je kritiek van anderen omzet in positieve acties. Ook ben je kritischer ten opzichte van je eigen producten, houding en functioneren en kun je dit onder woorden brengen. Senior: Je uit kritiek op de juiste manier en hebt een gezonde kritiek op je eigen functioneren. Daarbij ken je je eigen sterke en zwakke kanten. Het reflecteren op je werk is vanzelfsprekendheid geworden.
Reflectie Reflecteren betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt en naar je eigen gedrag kijkt. De methode om te reflecteren van ‘van Korthagen’ is gebaseerd op 5 fasen, waaruit een reflectie op je eigen gedrag naar voren komt. Fase 1: Handelen / ervaring opdoen In deze fase ben je aan het handelen, je voert opdrachten uit en je bent het bezig met het portfolio. Fase 2: Terugblikken Je kijkt terug op fase 1, waar je aan het handelen was. Je kunt jezelf een aantal vragen stellen:
wat wilde ik? wat voelde ik? wat dacht ik? wat deed ik?
Fase 3: Formuleren van essentiële aspecten Je denkt na over wat je wil veranderen:
wat vond ik tijdens het handelen belangrijk? hoe hangen de antwoorden op fase 2 met elkaar samen? wat is daarbij de invloed van de context / de school als geheel? wat betekent dit voor mij? wat is de kern van het probleem?
Fase 4: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen Hier geef je aan wat je voornemens voor de volgende keer zijn? Stel jezelf de vraag:
tot welke voornemens of leerwensen leidt dit?
Fase 5 en fase 1: Uitproberen in nieuwe situatie Voor de volgende keer:
wat wil ik bereiken? waar wil ik op letten? wat wil ik uitproberen?
Brondocument: Van Korthagen. Geraadpleegd op 26 okt. 09, http://209.85.129.132/search?q=cache:H3ZB72QYId4J:www.ontwerpatelier.nl/digitaleopleidings school/binnen/uploads/26/Reflectiecirkel%2520van%2520Korthagen.doc+van+korthagen&cd=1 &hl=nl&ct=clnk&gl=nl&client=firefox-a Aangepast voor gebruik binnen de opleiding Multimedia Vormgeving van het Drenthe College door J.Holtes.
3.8. beoordeling in een werkschouw Aan het eind van een lesperiode worden de resultaten die je tot nu toe hebt verwezenlijkt door je docenten beoordeeld. Dit gebeurt middels een zogenaamde werkschouw. Werkwijze Bij een schouw is het de bedoeling dat jij in een korte presentatie van vijf minuten jouw werk zo volledig mogelijk aan je docenten toont. Je toont niet alleen proces en eindproducten, maar je probeert de docenten met een kort verhaal te vertellen wat je hebt gedaan en waarom. Daarnaast probeer je voor je zelf te benoemen wat je hebt geleerd en waardoor je dat hebt geleerd. Nadat je jouw verhaal hebt gedaan is er korte tijd voor het docentenpanel om vragen te stellen. Deze vragen kunnen gaan over je voortgang, je proces of producten, maar kunnen ook gaan over jouw studie- / beroepshouding. De hele werkschouw duurt dus ongeveer tien minuten. Op basis van de door jou verstrekte informatie zal het beoordelingspanel aan het eind van de dag een beoordeling over het blok geven. Naast het docenten panel zijn je klasgenoten ook bij jouw presentatie aanwezig. Zij krijgen op deze wijze een indruk van de kwaliteiten die jij in huis hebt, maar leren tegelijkertijd ook van goede punten, jouw fouten en delen in jouw kennis. Let op! Heb je geen presentatie dan worden de onderdelen als onvoldoende beoordeeld. Bedenk wel dat een goed voorbereide presentatie vaak voor minder vragen zorgt. Aanpak Ondanks dat alle leerjaren en leerlingen andere opdrachten en andere producten zullen hebben, kun je gebruik maken van reflectiemethoden om je werkschouw voor te bereiden. Door deze methoden voor jezelf in te vullen krijg je een overzicht in je aanpak van de opdrachten en kun je leren benoemen wat je van de lesstof hebt geleerd. Ook kun je door terug te kijken soms ontdekken wat je nog meer van een onderwerp zou willen leren. Nadat je dit voor jezelf hebt verwerkt, bedenk je wat je graag zou willen vertelen in je korte presentatie. Wat vind jij dat het belangrijkste is wat je dit blok hebt geleerd en waarom heb je een opdracht op deze manier vertaald in een beeld? Naast ‘het verhaal’ dat je vertelt, moet je ook bedenken dat je toont wat je hebt gedaan. Bedenk een goede manier waarin het docentenpanel duidelijk inzicht krijgt in jouw denkwereld. Je hoeft niet altijd een PowerPoint-presentatie in elkaar te zetten om een goede of duidelijke presentatie te maken. Denk eraan dat je ook je schetsen kan uitstallen, prints aan de muur mag hangen of je films kunt vertonen. Let op! Neem wel alle producten en schetsen van het hele blok mee, ondanks dat je deze misschien niet allemaal gaat tonen. Er kan naar gevraagd worden of het kan soms achteraf je verhaal alsnog aanvullen.
3.9. beoordeling in een assessment Naast je bewijs te tonen op papier of computer, krijg je ook te maken met een zogenaamd assessment. Met een assessment wordt er op de arbeidsmarkt beoordeeld of jij als sollicitant geschikt bent voor een functie. Binnen het onderwijs kijkt een panel docenten naar de prestaties van de student. Het panel beoordeelt je competenties en kijkt of je de verworven kennis, vaardigheden en beroepshouding ook kunt toepassen in het hele ontwerpproces.
Werkwijze In een assessment is het jouw taak om op constructieve wijze aan te tonen dat jij je competenties op niveau kunt gebruiken of toepassen. Dus dat je niet alleen reproduceert wat je tot nog toe hebt geleerd. Je krijgt de kans om je producten met een presentatie stap voor stap aan het panel voor te leggen. Je vertelt dan over je ontwikkelingen en keuzes die je tijdens het ontwerpproces bent tegengekomen. Daarna is er ruimte voor het docentenpanel om vragen te stellen. Zij zullen zich hoofdzakelijk focussen op de vraag hoe je bent gekomen tot het eindproduct wat er voor hun neus ligt. Vragen die het panel je kunnen voorleggen zijn bijvoorbeeld:
‘Waarom sluit het getoonde product aan bij de vraag van de klant?’ ‘Welke problemen kwam je tegen?’ en ‘Hoe heb je die opgelost?’ ‘Wat heb je geleerd?’ ‘Waarom is het logo rood met oranje en niet blauw en grijs?’ ‘Hoe ben jij bij je onderzoek te werk gegaan?’ ‘Ben je tevreden over het eindresultaat?’ en ‘Kun je vertellen waarom?’
Het presenteren en beantwoorden van die vragen kan heel spannend zijn. Je kunt je onzeker voelen omdat al die vragen misschien impliceren dat je niet goed hebt nagedacht of dat je iets fout hebt gedaan. Ook kan het lijken of er strikvragen worden gesteld. Toch is dit in geen van de gevallen waar. De vele vragen die in een assessment naar voren komen, helpen het panel inzicht te geven in jouw keuzen en het product. Zij kunnen op basis van jouw antwoorden beoordelen of je de kennis of vaardigheden op de juiste manier toepast en of je kwaliteit van je kennis voldoende op niveau is.
Wel doen! Om je assessment goed te laten verlopen, is het wel belangrijk dat je dit zorgvuldig voorbereidt:
je kunt je hele ontwerpproces nog eens goed bij langs lopen. In feite is jouw taak niet meer dan vertellen wat je hebt gedaan en wat je daarbij dacht. Je hebt dus het hele proces als het goed is al bewust doorgelopen tijdens het maken. En dus kun jij je keuzen verantwoorden. bedenk voor jezelf kort waarom je bepaalde stappen hebt ondernomen en wat de resultaten waren. beschrijf nog eens voor je zelf kort waarom het product aansluit bij de vraag van de klant. een goed en zo volledig mogelijk verhaal vertellen. Probeer het panel te overtuigen van je vakkennis. Bereid een overzichtelijke nette presentatie voor waarin je het hele proces toont; niet alleen het eindresultaat.
Niet doen!
achteraf proberen fouten in je proces te verdoezelen. Bedenk vooral wat je volgende keer anders zou willen doen en vertel dit. je presentatie voorlezen. Uiteindelijk gaat het erom dat je zelf vertelt wat je beweegredenen zijn. Er wordt ook veel gevraagd. alleen de bovenstaande vragen beantwoorden. Het assessment bestaat niet uit een stel vragen die het panel van te voren heeft vast gesteld. Zij zullen proberen zoveel mogelijk van jouw capaciteiten te weten te komen en dus veel verschillende vragen stellen. probeer je niet van te voren helemaal op te vreten. Probeer jezelf te zijn.
3.10. Leren, Loopbaan en Burgerschap Het is een ambitie van de Europese landen dat Europa de meest concurrerende economie van de wereld wordt. Om dat te realiseren moet Europa een kenniseconomie worden met mensen die een hogere opleiding voltooien en een leven lang leren, met mensen die hun talenten willen
en kunnen ontwikkelen. Zelfsturing van jou, waarbij je je richt op je eigen ontwikkeling, speelt daarbij een centrale rol. Zelf sturing geven aan jouw leren en je eigen loopbaan vormen twee kapstokken die in dit document verder zijn uitgewerkt als doelen voor het beroepsonderwijs en dus ook voor jou. Ze zijn terug te vinden in kerntaak 1 en 2 (zie de onderstaande tabel). Omdat ze direct met jouw manier van werken en studeren te maken hebben zullen we kerntaak deze twee in een apart boekwerk behandelen. Kerntaak 4 gaat over jouw functioneren is een arbeidssituatie. Daar wordt vooral gedurende stages aan gewerkt. De dynamische en multiculturele Nederlandse samenleving stelt hoge eisen aan haar burgers en inwoners. In de beschrijving van burgerschap zijn deze eisen terug te vinden. Maar wat is burgerschap nu eigenlijk? Je bent Nederlander of hebt een andere nationaliteit. Met zijn allen (in Nederland of nog groter: Europa) hebben we te maken met een complexe hoeveelheid van rechten en plichten. Ze zijn niet los te zien van het hebben van de nationaliteit van een bepaalde staat, of het zijn van staatsburger van die staat. Je zult bereid moeten zijn deel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Kerntaken
Werkprocessen
Kerntaak 1: Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken.
1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling. 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren. 1.4 Plant zijn eigen leerproces en voert het uit. 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren.
Kerntaak 2: Stuurt de eigen loopbaan.
2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven. 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past. 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nog nodig zijn.
Kerntaak 3: Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding.
3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten worden genomen. 3.2 Vormt een eigen mening. 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen.
Kerntaak 4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie.
4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten. 4.3 Stelt zich collegiaal op.
Kerntaak 5: Functioneert als kritisch consument.
5.1 Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. 5.2 Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen.
Kerntaak 6: Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte.
6.1 Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in de openbare ruimte. 6.2 Voert activiteiten uit voor de leefbaarheid van zijn sociale omgeving.
Kerntaak 7: Zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap).
7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze. 7.2 Beslist op basis van informatie en handelt ernaar. 7.3 Onderneemt activiteiten om de gezondheid te bevorderen.
Deze aspecten van burgerschap vind je terug in de drie domeinen van burgerschap, dat via aparte lessen aandacht krijg. De kerntaken daarbij zijn: Het politieke domein dat `je bewust maakt van de rechten en plichten van de burger om deel te nemen aan de politieke besluitvorming (bijvoorbeeld bij verkiezingen). Zie kerntaak 3.
Het sociaal- cultureel domein heeft betrekking op het deel uitmaken van de gemeenschap. Je zult bereid moeten zijn daar een bijdrage aan te leveren. Dat houdt in dat je ook je gezondheid in acht neemt en daaraan werkt (door sport bijvoorbeeld). Zie daarvoor kerntaak 6 en 7. Het economisch domein spitst burgerschap toe op twee deelterreinen. In de eerste plaats lever je een bijdrage door te werken (kerntaak 4). In de tweede plaats op jou als consument (kerntaak 5). Daar heb je het recht toe en eigenlijk ben je dat ook wel verplicht om op dat op verantwoorde manier te doen. Je maakt immers deel uit van een ingewikkeld raderwerk: de maatschappij. Het gaat er bij dit examendeel om, dat je je persoonlijke ontwikkeling zichtbaar kunt maken. Dat moet je dan doen op 7 gebieden (kerntaken). Deze kerntaken met de erbij behorende werkprocessen zie je in de tabel. In de onderstaande tabel zie je op welke manier het leren en loopbaan (kerntaken 1 en 2) terug te vinden zijn in de opleiding. Omdat er een sterke binding is tussen dit onderwerp en jouw studieloopbaan zal is dat hier in combinatie met de taak van de SLB-er weergegeven. Jaar
Periode 1
Invulling Intake Uitleg opleiding
Organisatie
1
2 Studievaardigheden 3 Coaching & BPV 4
Portfolio, POP en PAP Leren plannen, studievaardigheden (o.a. leerstijlen) Persoonlijke gesprekken, coaching, intervisie Voorbereiding BPV, coaching
Producten Stamkaart - Programma - Didactisch Plan - Pedagogisch dossier DC showportfolio Planning, reflectie
Stage plus wekelijkse terugkomdag
Intervisie
2
3
4
Accent op portfolio Individueel Beroepskeuze
Excursies Bewijsmap Solo-project Plan van afstuderen Summatieve beoordeling
Studiehouding, -voortgang Beroepshouding (gastlessen van oud leerlingen en toekomstige werkgevers) Examinering voorbereiden
- praktijk - theorie
SLB’er in relatie tot examinering
3.11. Engels Om een vergelijking tussen verschillende landen mogelijk te maken is een systeem ontwikkeld van zes niveaus van A1 tot C2 voor alle vaardigheden: luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven. Alle landen in Europa hebben dit systeem aanvaard. Dit systeem heet het Europees Referentiekader. Het voordeel van dit systeem is dat iedereen in Europa weet welk niveau iemand in een bepaalde taal heeft behaald. Concreet: als B1-niveau voor het lezen in het Engels is aangegeven, dan weet men in bijvoorbeeld Portugal wat dit betekent, wat je dan kunt. Voor de meeste cursisten binnen het MBO-niveau 4 geldt dat ze ergens in niveau A2 binnenstappen.
Een taalportfolio maakt het mogelijk precies aan te geven wat je kunt. Dat kan door de taalscores er in bij te houden en voorbeelden op te nemen van dingen die je in een vreemde taal hebt gedaan. Denk aan het schrijven van brieven, het uitvoeren van een e-mail project op school of het opnemen van een telefoongesprek. Het Europees taalportfolio speelt een rol in heel Europa. Een taalportfolio bestaat uit drie delen: het talenpaspoort, de talenbiografie, het dossier. De functie van deze drie delen: •
•
•
in een talenpaspoort kun je je eigen ervaringen met het leren van talen opschrijven; welke talen je thuis spreekt, met familie en vrienden, de talen die je op school hebt geleerd en de contacten die je hebt met mensen die een andere taal spreken. Eventueel kun je hier nog diploma’s die je hebt behaald toevoegen; in de talenbiografie geef je aan welk niveau je hebt bereikt in de verschillende talen. Dat wordt gedaan met behulp van checklists die gebaseerd zijn op de Europese schaal van taalvaardigheid (selfassessment). De talenbiografie is eigenlijk de 'werkplaats'. Daar schrijf je op wat je zoal geleerd hebt, waarover je tevreden bent en bijvoorbeeld wat je je voor de komende tijd hebt voorgenomen. Hierin neem je ook de checklists op van de opdrachten bij de thema’s in het eerste en het tweede jaar; in het dossier neem je je eigen werk op. Het beste kun je een tweedeling maken: deel 1: in het eerste deel de beste producten op B1-niveau; deel 2: in het tweede deel de producten op A2-niveau. Daarmee geef je inzicht in wat je zoal gedaan hebt op school, tijdens stages, op vakantie, enz. Ook kun je er nuttige leerervaringen in opschrijven, waarvoor op school niet altijd een beoordeling gegeven wordt, zoals een lijst met boeken die je gelezen hebt in een vreemde taal of films die je gezien hebt, uitwisselingen waaraan je hebt deelgenomen, enz. Neem in dit dossier ook de beoordeling (meestal door je docent) op.
3.12. Nederlandse taal en rekenen De staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft besloten om Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in te voeren. Daarbij worden er vakoverstijgend getoetst. Voor niveau 4 studenten die in 2013-2014 of later hun mbo-4 opleiding afronden, zal dit een centraal ontwikkeld examen zijn, voor jou dus. De op de beroepsgroep gerichte vaardigheden blijven zaak van de opleiding en zullen niet centraal getoetst worden, maar door de school zelf. Het centraal examen Nederlandse taal voor mbo-4 bestaat uit een toets over de onderdelen lezen en luisteren. Voor Nederlandse taal zal de school zelf toetsen afnemen voor de onderdelen spreken, gesprekken voeren, schrijven en begrippenlijst/taalverzorging. Het centraal ontwikkelde examen rekenen omvat alle onderdelen van rekenen (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, verbanden). Vanaf het moment dat er een verplicht centraal examen is, is er voor rekenen dus geen generiek instellingsexamen meer. De centraal ontwikkelde examens kun je op verschillende momenten in het jaar doen. Ze worden namelijk digitaal aangeboden. Hoe dit allemaal in zijn werk gaat, welk niveau je moet hebben uiteindelijk, of je vrijstellingen kunt krijgen en dergelijke, zal door de desbetreffende docent worden uitgelegd. In het begin van de opleiding zul je een zogenaamde nul-meting krijgen om te bepalen wat je niveau is.
4. ROLLEN BIJ MMD&D De volgens het rooster voor de klas staande docent, die een thema van een vak uitlegt, zul je nog steeds tegenkomen. Daarnaast zal hij je begeleiden bij het uitvoeren van opdrachten en projecten. Zijn of haar rol is een heel andere geworden. Wel blijven de volgende taken aan de docent toebedeeld:
het scheppen van randvoorwaarden overdragen van kennis de voortgang en diepgang van het leerproces van groep en individu bevorderen en in de gaten houden de doelstellingen van het werken in projecten bewaken en beoordelen er voor zorg dragen dat afgesproken procedures worden gevolgd conflictsituaties tijdig signaleren en bespreken begeleiden van de leden van de groep(en) realiseren van competenties het verlenen van ondersteuning bij het zoeken van een stageplaats
Bij alles wat er bij MMD&D gedaan wordt blijft de docent verantwoordelijk voor de resultaten. Alles wat voor de “buitenwereld” wordt geleverd, wordt pas vrijgegeven als er een goedkeuring op rust van de verantwoordelijke docent.
4.1. docent Er blijft iemand nodig, die kennis overdraagt. Dat kan individueel, maar ook groepsgewijs gebeuren. De groep kan uit het projectgroepje bestaan, maar ook alle studenten van MMD&D, met alles wat daartussen ligt qua grootte. De vorm waarin dat plaatsvindt heeft ook meerdere mogelijkheden, afhankelijk van wat er overgebracht moet worden. Het kan zijn dat er frontaal wordt gewerkt. De docent praat, jij luistert en krijgt mogelijk een kans om vragen te stellen. Een andere vorm is de workshop: de docent vertelt iets, waarna de studenten een opdracht gaan uitvoeren, die erop gericht is het zojuist vertelde toe te passen, onder begeleiding van de docent. Je werkt ook zelfstandig in een grote ruimte. Daarbij is er altijd een docent aanwezig. Het kan zijn dat hij je bij een specifiek probleem kan helpen, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Dan zul je met die vraag moeten wachten tot een mogelijkheid om deze bij de specialist te stellen. Als er vragen zijn, dan is er altijd iemand, die vanuit zijn specialisme antwoord kan geven.
4.2. SLB-er Naast de kennis overdrager en de begeleider van het proces, is er een docent die jouw studieloopbaan met je bespreekt: de StudieLoopbaanBegeleider, afgekort SLB-er. Je krijgt een SLBer toegewezen, waar je gedurende lange tijd aan gekoppeld blijft.
Wat is een SLB-er en wat doet hij of zij? Deze begeleider helpt je in eerste instantie om naar je eigen functioneren te kijken, je te coachen in je teamwerk en in je werk aan beroepsproducten, in je plannings- en timemanagement2 vaardigheden en in je vermogen tot kritische reflectie . Tevens is de SLB-er een gesprekspartner als het gaat om de vraag welke competenties je wilt gaan ontwikkelen, of verkregen hebt,
2 Reflecteren betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je werkt, welke keuzes je daarbinnen maakt, welke vaardigheden je bezit en inzet en hoe dat voel, wat goed ging, minder goed en hoe je het de volgende keer beter gaat doen.
maar is ook de vraagbaak bij persoonlijke problemen en aanspraakpunt voor de docenten, ouders en verzorgers. De SLB-er is als loopbaanbegeleider gericht op succesvolle en doorlopende schoolloopbaan. Hij werkt individueel of met een groep studenten om informatie over de opleiding te geven in de fase van beginner. Je leert om op de juiste manier te leren en leer je allerlei andere vaardighe3 4 den, zoals het omgaan met kritiek, het naar jezelf kijken, leer je een POP en PAP maken, bereidt hij je voor op de stage en begeleidt je tijdens de stage. Daarnaast zal hij ook op jou als individu gericht zijn en heeft ongeveer eens per 2 weken een gesprek over de voortgang met betrekking tot het maken van toetsen en opdrachten met jou alleen en begeleidt hij je bij het opstellen en vullen van het portfolio en het maken van de keuze voor de uitstroomrichting die je gaat kiezen. Indien je ouders daar prijs op stellen zal hij eens per 9 weken een gesprek hebben met je ouders, over jouw voortgang, houding en gedrag. Regelmatig zal hij contact hebben met je docenten en wanneer dat nodig is zullen begeleiders die op de achtergrond werken (bijvoorbeeld door dyslexie, verkeerde beroepskeuze) er door hem bij worden betrokken. Het werken in SLBgroepen komt bij jou als junior bijna niet meer voor en dan alleen in kleine groepen. Het bij beginner genoemde blijft verder in hoofdzaak het zelfde. Wat verandert is: Hij is nu meer de coach en richt zich meer op jou alleen; op jouw manier van leren en jouw ontwikkeling. Hij helpt je bij het zoeken naar een voor jou geschikt leersysteem en gaat na of dat ook echt werkt bij jou. Met andere woorden er wordt door jou geëvalueerd en vertel je over wat er goed en minder goed gaat. Belangrijk wordt het nu dat hij je gaat leren om zelf het roer in handen te nemen. Hoe ga je je ontwikkelen en op welke manier denk je dat te gaan doen? Daartoe wordt je geholpen om een POP en PAP op te stellen en helpt de SLB-er je bij het vinden van de juiste projecten en een BPV die daarop aansluit. Dat wordt dan (ongeveer) eens per twee weken met jou besproken. Kortom hij richt zich veel meer op jouw ontwikkeling. Als je ouder dan 18 bent, spreekt de SLB-er alleen nog met je ouders als je ouders dat willen, maar belangrijker: als jij dat ook wilt. De fase waarin jij grotendeels aan het roer staat is de fase van senior. Af en toe wordt je nog bijgestaan door de SLB-er als loods en coach. Groepswerk heb je in deze fase vaak niet meer nodig als het gaat om jouw ontwikkeling als persoon. Heel vaak zal het contact zelfs plaats vinden in de echte wereld: met ervaren beroepsbeoefenaars in veel wisselende situaties. Daarbij wordt er met jou en de buitenwereld gesproken over hoe werken en leren bij jou bijdragen aan een succesvolle (school)loopbaan. Samen met de SLB-er maak je keuzen en neem je daarover beslissingen. Het examen komt in zicht. In de BPV, maar eventueel ook in school werk je daaraan. Je gaat bewijzen dat je een competente beginnend beroepsbeoefenaar bent. Er worden examens aangevraagd en vinden beoordelingen plaats. Hierbij is de SLB-er weer de vraagbaak, coach en steun. Deze SLB-er helpt je in eerste instantie om naar je eigen functioneren te kijken, je te coachen in je teamwerk en in je werk aan beroepsproducten, in je plannings- en timemanagementvaardigheden en in je vermogen tot kritische reflectie. Tevens is de SLB-er een gesprekspartner als het gaat om de vraag welke competenties je wilt gaan ontwikkelen, of verkregen hebt, maar is ook de vraagbaak bij persoonlijke problemen en aanspraakpunt voor de ouders en verzorgers.
3 4
POP: persoonlijk ontwikkelingsplan PAP: persoonlijk actieplan
Zaken die ter sprake komen zijn:
EVC’s POP, PAP, leerloopbaan, -route, -doelen en -proces Portfolio, het verzamelen van bewijsstukken Voortgang studie Persoonlijke zaken Problemen van welke aard dan ook
Hij of zij is ook de persoon waar je met problemen van welke aard ook terecht kunt. Als mentor behartigt hij of zij de belangen van de individuele student en heeft een rol in die situaties waarin bemiddeling nodig is. Daarbij kan worden gedacht aan conflicten van de student met docenten, opleidingsmanager, medestudenten etc., maar ook daar waar problemen bij gedrag, het leren en dergelijke optreden. De SLB-er geldt als eerste aanspreekpunt voor vragen vanuit de ouders. Naarmate je in de opleiding vordert wordt de rol van de SLB-er steeds minder zichtbaar: je begeleider zal je ondersteunen in de keuze van je stages, opdrachten, het opstellen van het afstudeerplan en bij het vaststellen van het door jou gewenste uitstroomprofiel.
Wat mag ik verder verwachten van de begeleiding? Je wordt in het begin nog volledig begeleid. Daarbij werken we aan je werkhouding, persoonlijke vorming, professionaliteit en leerhouding. We letten ook sterk op je voortgang in je doen van opdrachten en projecten. We maken je bewust van je eigen leerstijl en laten je zien hoe je dit kunt toepassen in je manier van leren. Hierdoor proberen we er het maximale uit te halen van wat in je zit. Inspiratie en motivatie zijn hierbij de trefwoorden die wij hoog in het vaandel dragen. De intensiteit van de begeleiding neemt voor jou als junior af en richt zich meer op jou als student. Je bepaalt nu zelf in hogere mate je voortgang bij je opdrachten en projecten. Je hebt minder begeleiding nodig bij het vormen van je persoon, je professionele houding is gegroeid en je leerhouding straalt veel meer zelfstandigheid uit. Je voortgang bij het behalen van je prestatie-indicatoren heb je al veel meer zelf in de hand, je weet waarvoor je werkt: werkprocessen en kerntaken en natuurlijk het diploma. Je bent meer gemotiveerd en ook de inspiratie komt van binnen uit. Daar waar mogelijk richt je je leren in op een manier die jij zelf als prettig ervaart en met een diepgang die bij jou past. 5
De senior werkt zelfstandig en proactief . Je hebt nog wel je SLB-er om op terug te vallen. Zo af en toe raadpleeg je de vakdocent die op loopafstand op bepaalde momenten beschikbaar is. Je persoonlijke voortgang (reflectie op kerntaken, werkprocessen, portfolio en bewijsmap) houdt je zelf bij en je bent op de hoogte van de eisen en randvoorwaarden voor examinering en werkt hieraan. Zelfreflectie wordt sturend gebruikt in je eigen leerproces, je kent je eigen sterke en zwakke kanten. Dit zorgt voor optimaliseren van je eigen ontwikkeling. Je inspiratie en motivatie breng je over op andere studenten die je zelf gaat begeleiden.
4.3. BPV-docent Tijdens je opleiding zul je ook stages doen. Men noemt dat liever BPV (Beroeps Praktijk Vorming) omdat het meer dan stage alleen is. Vooraf begeleidt de BPV-coördinator je bij het vinden van een stageplaats. Gedurende die stage zul je door een BPV-docent begeleid worden. In ons geval is dat de SLB. Hij of zij houdt ook contact met de praktijkopleider, maakt afspraken over de opdracht(en) houdt procedures in de gaten, zorgt voor verwerking van competenties en dergelijke. De praktijkopleider is iemand van het bedrijf of instelling waar je stage loopt. Hij begeleidt je bij het werk en zal aan het eind van een stage een beoordeling invullen.
5
Proactief: Zonder aansporing van buitenaf denk je vooruit en ontwikkel je jezelf.
5. BUITEN SCHOOL WERKEN Bij diverse projecten kan het voorkomen dat je buiten school bepaalde opdrachten uitvoert. Als de medewerking van een bedrijf nodig is dien je hiervoor op tijd afspraken te maken. Wees duidelijk in je vraag zodat het bedrijf weet wat je bedoelt. Het buiten school werken mag nooit ten koste gaan van andere lessen. Dus als je voorafgaande aan een les in de stad bent voor een project dan dien je op tijd te zijn voor de les. Het excuus dat je voor school bezig was, geldt niet. Verder dien je altijd in overleg met de docent buiten school je activiteiten te plannen. De docent moet weten waar je bent, met wie en wanneer. In een uitzonderlijk geval kan het mogelijk niet anders dan dat er lessen in het gedrang komen. In dat geval neem je contact op met de desbetreffende docent(en) en overlegt over oplossingen. Het bijhouden van presentie kan op deze manier ook op de juiste manier: je hebt gemeld dat je wel bezig bent voor school, maar dat ergens anders doet. Veel studenten hebben een bijbaantje of volgen rijlessen. Dat juichen we toe, omdat je daar ook ervaringen op allerlei gebied op kunt doen en het hebben van een rijbewijs is ook heel handig. Het is echter wel logisch dat je dat niet plant gedurende de schooluren. In principe ben je van maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 16.30 uur beschikbaar om aan lessen, workshops, projecten, excursies en dergelijke mee te doen.
6. BEROEPSPRAKTIJKVORMING BPV Het in contact komen met bedrijven is belangrijk voor je ontwikkeling. Soms kom je tijdens de verschillende thema’s in bedrijven en andere organisaties. Dit kan in de vorm van een excursie zijn. Soms voer je in school opdrachten uit voor een bedrijf. Bij een stage ben je gedurende een langere tijd in het bedrijf.
6.1. doel BPV Beroepspraktijkvorming (BPV), een beter woord voor stage, is een belangrijk onderdeel van je opleiding. Je moet leren keuzes te maken en verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen leerproces. BPV is een verplicht onderdeel van een beroepsopleiding dat leidt tot een praktische kwalificatie. Het is dé mogelijkheid om praktijkervaring op te doen. Je kunt wat je geleerd hebt op school toepassen in de praktijk en daarnaast door de praktijk dingen leren die je nauwelijks op school kunt leren. Als er sprake is van de laatste stageperiode in je opleiding is het tevens de bedoeling, dat je een aantal onderdelen van je opleiding afsluit (examineren) tijdens deze stageperiode. De praktijkopleider zal daarbij de beoordelaar zijn. Een stageplaats (een BPV-plaats) voldoet aan de volgende kwaliteitsregels:
Er is een begeleider op het werk. Het werk past bij jouw fase van de opleiding qua inhoud en niveau. De organisatie waar je bent geplaatst, is goedgekeurd door je school en door een kenniscentrum. Men noemt dat met een mooi woord accrediteren. Hierdoor wordt voorkomen dat je op een te moeilijke of te makkelijke plek, of op een plek zonder begeleiding terechtkomt. Als het bedrijf nog niet is geaccrediteerd, dan worden er door de school stappen ondernomen om dat te verwezenlijken. Je voert een liefst afgebakende projectopdracht uit, net als tijdens de andere opdrachten en projecten.
6.2. BPV en bijbaantje Sommige competenties kun je ook in andere situaties behalen. Als je een bij- of vakantiebaantje hebt, zijn daar wellicht ook zaken, die je met betrekking tot het kwalificatiedossier kunt aantonen. Andersom is het dus verstandig dat je op zoek gaat naar een baantje in onze branche, een bedrijf of instelling dat zich op de een of andere manier bezig houdt met (Multi)media. Als je denkt dat je daar werk doet, dat voldoende niveau heeft om het als een examen te laten gelden, dan kun je contact opnemen met je SLB-er en overleggen of het ook daadwerkelijk mogelijk is. Dat wordt per geval bekeken. Bij voldoende kwaliteit worden ze aan je examendossier (bewijsmap) toegevoegd.