Opdrachten
Bij het maken van een sectorwerkstuk 10e klas VMBO-TL
Geert Grote College Klas 10 VMBO-tl 2011-2012
NAAM:««««««««««««««««««««««««««««««««««««««««««« KLAS:«««««««
Inhoudsopgave Inleiding _________________________________________________________ 3 Opdracht 1: Het kiezen van een onderwerp ______________________________ 4 Opdracht 1.2: Hoe ver ben jij met het kiezen van je onderwerp voor je sectorwerkstuk? ___________________________________________________ 5 Stroomdiagram ____________________________________________________ 6 Opdracht 1.3 Brainstormen __________________________________________ 7 Wat is brainstormen? ____________________________________________________________ 7 Stappenplan brainstormen ________________________________________________________ 7 Opdracht 1.4 Mindmapping ___________________________________________ 9 Wat is mindmapping? ____________________________________________________________ 9 Hoe maak je een mindmap? _______________________________________________________ 9 Stappenplan voor het maken van een mindmap ______________________________________ 10 Voorbeeld van een mindmap _____________________________________________________ 11 Opdracht 1.5 Lijst met onderwerpen __________________________________ 13 Opdracht onderwerp uit de lijst kiezen ______________________________________________ 13 Lijst _________________________________________________________________________ 14 Opdracht 2
Een onderzoeksplan maken _______________________________ 17
Wat is een onderzoek? __________________________________________________________ 17 Wat heb je nodig? ______________________________________________________________ 17 Opdracht 2.1 het formuleren van je onderzoeksvraag en deelvragen __________ 18 Stappenplan voor het maken van een onderzoeksplan _________________________________ 18 Opdracht onderzoeksplan invullen _________________________________________________ 20 Opdracht 2.2 : Plannen en organiseren_________________________________ 22 Stap 4 plan van aanpak opstellen __________________________________________________ 22 Opdracht 2.3 bijhouden van je (leer)proces _____________________________ 25 Stap 5 een logboek bijhouden _____________________________________________________ 25 Bijhouden van je leerproces _________________________________________ 27 Stap 6 het schrijven van een procesverslag __________________________________________ 27 Opdracht 3 presentatie voorbereiden en houden _________________________ 28 Adviezen voor de mondelinge presentatie ___________________________________________ 30 De voorbereiding _______________________________________________________________ 30 Gebruik van hulpmiddelen tijdens de presentatie _____________________________________ 30 Na afloop van de presentatie _____________________________________________________ 31 Duopresentatie ________________________________________________________________ 31 Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
2
Inleiding Je bent bezig in de oriëntatiefase van je sectorwerkstuk. In deze fase wordt er al meteen van je verwacht dat je keuzes maakt. Waarschijnlijk ken je het gevoel wel, je docent vraagt je om een onderwerp te kiezen voor je werkstuk. Er komen dan allemaal vragen bij je naar boven, zoals waar moet ik het over gaan hebben? Is het onderwerp niet al te breed? etc. Deze handleiding hoort bij het informatieboekje over hoe een sectorwerkstuk moet maken. In dit boekje staan opdrachten die je kunnen helpen bij het maken van je sectorwerkstuk. In dit opdrachtenboekje staan opdrachten om een onderwerp voor je sectorwerkstuk te kiezen en tevens is dit opdrachtenboekje een handreiking om je te leren hoe je een onderwerp kunt afbakenen. Het afbakenen van het onderwerp is belangrijk voor je voorgang van je profielwerkstuk, want wanneer je hiermee klaar bent, heb je een goede richting gevonden hoe je het werken aan je meesterproef moet voortzetten en begint het werken aan je meesterproef pas echt. De opdrachten zijn zo opgebouwd dat je in kunt stappen waar jij dat nodig vind. Je start bij een keuzeflow afhankelijk van de uitkomsten van deze flow wordt je doorverwezen naar de opdracht brainstormen, mindmappen of naar de lijst. Als je eenmaal een onderwerp hebt dan kun je dit gaan afbakenen door er een onderzoek aan te verbinden. Heel veel plezier met het maken van je sectorwerkstuk!
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
3
Opdracht 1: Het kiezen van een onderwerp
Zonder onderwerp is er geen onderzoek. Een onderwerp wordt geboren uit dingen die je gezien of meegemaakt hebt. Gebeurtenissen of ontwikkelingen waarover je iets in de krant hebt gelezen, of zo maar van horen zeggen. Soms is het moeilijk een keuze te maken uit al die onderwerpen die er zijn. Hoe kies je een onderwerp en hoe schat je in dat dat onderwerp een uitvoerbaar onderzoek gaat opleveren? In deze handleiding kom je 3 methoden tegen die jou kunnen helpen bij het bedenken van een onderwerp. x x x x
Keuzeflow Brainstormen methode Mindmap methode (HQOLMVWPHWWKHPD·VHQRQGHUZHUSHQ
Heb uiteindelijk een keuze kunnen maken dan helpt de laatste opdracht om je onderwerp af te bakenen en een start te maken naar een onderzoek voor je sectorwerkstuk. Dit onderzoeksplan geeft al een grof beeld van wat je wilt gaan doen om je sectorwerkstuk voldoende af te ronden en wat je voor je sectorwerkstuk nodig hebt om het onderzoek te kunnen uitvoeren.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
4
Opdracht 1.2: Hoe ver ben jij met het kiezen van je onderwerp voor je sectorwerkstuk?
Keuzeflow
Deze opdracht gaat over de keuze flow. De opdracht is uitermate geschikt om je tijdens het keuzeproces te leiden, met als doel je naar de opdracht te leiden waarmee je tot een gefundeerde keuze van je onderwerp van je sectorwerkstuk komt. Hoe moet je te werk gaan? Het is een vrij gemakkelijk proces. Je leest de vraag en hebt dan een keuze te maken. Via de vragen en jouw keuzes die je maakt kom je bij een opdracht uit. Deze opdracht ga je dan uitvoeren. Heb je de opdracht gedaan en nog geen onderwerp gevonden, ga dan weer naar de flow terug en vervolg je vragen/keuze route. Aan het eind van de opdracht heeft flow jou geleidt tot de volgende opdracht die je moet gaan maken. Als je al precies weet wat je onderwerp is dan kun je bijvoorbeeld je onderzoeksplan helemaal gaan opstellen tot in de details. Heel veel succes met het flowen!
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
5
Stroomdiagram
Start
Heb je een thema?
Ja
Heb je een onderwerp?
Ja
Ga naar de opdracht Afbakenen
Einde
Nee Nee
Voer de opdracht Brainstormen uit voor een thema
Heb je een thema gevonden?
Ja
Voer de opdracht Mindmapping uit voor het onderwerp
Nee
Kies een thema uit de lijst
Legenda bij de flow
Vierkant (blauw) betekend een proces Ruit (geel) betekend een beslissing Pijl betekend de richting die je opgaat na je beslissing Start (Groen) betekend beginpunt Eind (oranje) betekend eindpunt Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
6
Opdracht 1.3 Brainstormen
Deze opdracht gaat over brainstormen. De opdracht is ook geschikt om een thema te vinden voor je sectorwerkstuk. Op deze wijze kun je uiteindelijk voor een groot deel erachter komen welk thema je wilt gaan uitwerken voor je meesterproef en hoe je het sectorwerkstuk wilt gaan uitvoeren.
Wat is brainstormen? Brainstormen ook wel vrije associatie (dat wil zeggen dat er in principe van alles mag worden bedacht, gezegd en worden opgeschreven) genoemd is een werkvorm waarbij door middel van groepsproces of alleen oplossingen of ideeën worden opgedaan en geïnventariseerd voor /over een vooraf gestelde(e) probleem of vraag.
Stappenplan brainstormen Stap 1 Stel je een tijdje voordat de keuze van het thema gemaakt moet worden, open voor ideeën en indrukken die je opdoet bij verschillende vakken. Stap 2 2SVFKRROZRUGHQYHUVFKLOOHQGHWKHPD·VRQGHUZHUSHQELMYerschillende vakken behandeld. 0LVVFKLHQ]LMQHUWKHPD·VRQGHUZHUSHQELMGLHMHZHOLQWHUHVVHHUWYLQGW Stap 3 Er kunnen ook dingen in je omgeving zijn die je meer opvallen doordat je je ervoor openstelt. Je herinnert je mogelijk nog een vraag die je eerder bezig heeft gehouden. Stap 4 Haal ideeën uit (regionale) kranten, uit tijdschriften of van het internet. Schrijf ideeën op. Bedenk dat een onderwerp dat je niet interesseert nooit een goed onderzoek kan opleveren.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
7
Stap 5 Denk na over voorwaarden waaraan moet worden voldaan om verschillende ideeën uit te voeren. Zijn alle materialen aanwezig en is een plek waar het onderzoek uit te voeren is? Bedenk ook welke resultaten de verschillende ideeën zullen opleveren. Kortom, je zet voor- en nadelen op een rij en zet achter de voordelen ++ en achter de nadelen --. Stap 6 Geef punten aan elk voor ² en nadeel van een onderwerp en tel de punten op. Het onderwerp met het hoogste aantal punten komt het meest in aanmerking om onderzocht te worden. Stap 7 Schrijf meer dan één onderwerp op die je interesseert. Tot slot! Heb je na de brainstormopdracht een thema, ga dan naar de opdracht mindmappen. Heb je nog geen idee welk onderwerp je wilt gebruiken voor je meesterproef, ga dan naar de lijst en kies een onderwerp uit de lijst.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
8
Opdracht 1.4 Mindmapping
Deze opdracht gaat over mindmapping. Deze opdracht is uitermate geschikt om uit te voeren als je al een thema hebt gevonden en je wilt dit thema ordenen in kleinere onderwerpen. Op deze wijze kun je uiteindelijk voor een groot deel erachter komen welk onderwerp je wilt gaan uitwerken voor je meesterproef en hoe je de meesterproef wilt gaan uitvoeren.
Wat is mindmapping? Een mindmap is een grafisch schema of een informatieboom, dat begint met een centraal onderwerp. Het centrale onderwerp wordt daarna gelinkt aan bijzaken en verwante ideeën. Een mindmap zou bij het studeren helpen details van hoofdzaken te onderscheiden en informatie logisch te ordenen in het geheugen. Door kleuren en kleine tekeningetjes te maken in de vorm van een mindmap kan je volgens meneer T Buzan de informatie beter ordenen en beter onthouden. Meneer T Buzan is de bedenker van het maken van mindmaps.
Hoe maak je een mindmap? Benodigdheden x x x x x
Gekleurde stiften en of verf, krijt etc. A3 papier wit Pen Knutselspullen (gekleurd papier, lijm, schaar etc.) Fantasie
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
9
Stappenplan voor het maken van een mindmap 1. Begin met een centraal onderwerp Pak het A3 papier en schrijf in het midden een centraal onderwerp op. Dit is het onderwerp waar de Mind Map om draait. Maak van dit onderwerp ook een kleine tekening. In dit voorbeeld gaan we uit van een Mind Map die je persoonlijke vaardigheden uiteen zet. Zet onder de tekening je naam. In het midden van de mindmap (de start) zou je kunnen beginnen met een van de onderstaande punten. Midden (start) Een vraag
Een idee Een taak Een concreet object
Thema (voorbeelden) :HONHWKHPD·VXLWPLMQSURILHOYLQGLNOHXN"2IDOVMHDOHHQWKHPD hebt: Welke onderwerpen horen er bij het thema dat ik gekozen heb? Het gedrag van olifanten in de dierentuin of een ontwerp maken Tellen van het aantal huismussen in Amsterdam De microscoop
2. Verbind takken aan het onderwerp Kies een gekleurde stift en teken een tak van de middelste afbeelding naar buiten. Schrijf op deze tak een woord dat te maken heeft met je persoonlijke vaardigheden die te maken hebben met het onderwerp dat je gekozen hebt dit zijn de sleutelwoorden. Teken met andere kleuren ook nog een aantal andere takken, zoals bijvoorbeeld doelen (wat wil je met het onderwerpen of profielwerkstuk bereiken?) en ervaring die je hebt met het onderwerp. 3. Gebruik één woord per tak Je hoeft voor iedere tak maar één woord te gebruiken. Zet sleutelwoorden op de verbindingslijnen in HOOFDLETTERS .Een enkel woord kan beter gedachten aanspreken dan woordgroepen of zinnen. Zorg ervoor dat alle takken het middelste beeld raken, zodat de verbinding ook in je hoofd gelegd wordt. Door één woord per tak te gebruiken houd je jouw Mind Map ook overzichtelijk. Als jouw Mind Map overzichtelijk is op papier, dan is hij dit ook in je hoofd. 4. Verbind grote takken met subtakken Aan de grote takken die je net getekend hebt kun je nu subtakken toevoegen. Die subtakken ontwikkelen het thema verder. Deze subtakken kunnen laten zien hoe je jouw profielwerkstuk kunt voortzetten. Als je bijvoorbeeld denkt dat je goed bent in informatie verzamelen, dan kan een Mind Map dat uitlichten. Waaruit blijkt dat je goed bent in informatie verzamelen en hoe behaal jij je resultaten? Door subtakken te plaatsen vertaal je jouw vaardigheden in concrete acties en resultaten. Jij staat dus niet meer met je mond vol tanden als iemand vraagt: waarom ben je goed in het zoeken van informatie?
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
10
5. Blijf tekenen Het is belangrijk om plaatjes te blijven tekenen terwijl je een Mind Map maakt. De Illustraties helpen je om je fantasie aan te sporen. Het hoeven geen kunstwerkjes te zijn. Grove kleine schetsjes zijn al goed genoeg. Het is vooral belangrijk dat het beeld je geheugen aan kan spreken. Teken plaatjes bij de subtakken, maar vervang ook woorden door plaatjes. Plaatjes spreken je hersenen erg aan en zijn daarom perfect voor in een Mind Map. 6. Vul je Mind Map regelmatig aan Wanneer je de eerste opzet voor je Mind Map af hebt, zul je merken dat er steeds meer ideeën in je opkomen die je in je Mind Map kunt verwerken. Dankzij de Mind Map heb je namelijk een beter overzicht en meer ruimte in je hersenen om na te denken over nieuwe dingen die je wilt toevoegen. Hang daarom de Mind Map bijvoorbeeld in je kamer of in het klaslokaal en vul hem aan als het je uitkomt. De Mind Map geeft een vollediger beeld van jou als persoon en laat alles zien dat jij te bieden hebt en waar je heen wilt gaan. Dit is belangrijk voor een goed voltooiing van je profielwerkstuk en je presentatie. Het is dus belangrijk om echt de tijd te nemen voor het maken van je Mind Map. 7. Gebruik de Mind Map! Een Mind Map helpt je om je gedachten op orde te krijgen en zorgt ervoor dat je over alle aspecten van een onderwerp nadenkt. In het voorbeeld van de Mind Map over het zenuwstelsel (zie hieronder) biedt de kaart een uitstekende basis voor het creëren van je eigen Mind Map. Je hebt dankzij de Mind Map niet alleen een goed overzicht van je kennis en ervaring, maar ook van de vaardigheden die je inmiddels hebt opgedaan. Wat je vooral wel moet doen! x Gebruik gekleurde stiften;; kleuren kun je beter onthouden, waardoor de Mind Map nog beter blijft hangen x Houd je Mind Map bij de hand, zodat je hem regelmatig aan kunt passen x Probeer ook eens voor andere dingen een Mind Map op te zetten, bijvoorbeeld voor de voorbereiding van je presentatie of het maken van een verslag Wat je beter niet kunt doen! x Maak er geen rommeltje van: slechts één woord per tak en iedere tak moet verbonden zijn aan de hoofdtak x Raffel je Mind Map niet af, maar ga er rustig voor zitten en neem er echt de tijd voor Tot slot! Nu je jouw onderwerp hebt geordend in de vorm van een mindmap kan je opdracht afbakenen gaan uitvoeren.
Voorbeeld van een mindmap
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
11
http://www.learningfundamentals.com.au/wp-content/uploads/human-biology-map.jpg
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
12
Opdracht 1.5 Lijst met onderwerpen
Sectoren: landbouw en techniek ,zorg en welzijn en economie Vakken: x Biologie x Scheikunde x Natuurkunde x Verzorging x Wiskunde x Geschiedenis x Aardrijkskunde x Economie x Talen Een sectorwerkstuk begint met het zoeken naar een onderwerp, dat je leuk en interessant JHQRHJYLQGWRPMHHUVWHYLJLQWHYHUGLHSHQ+LHURQGHUWUHIMHYHUVFKLOOHQGHWKHPD·VDDQLQ de vorm van een lijst, je kunt ze allemaal bekijken. Elke thema is opgedeeld in diverse onderwerpen die tot de betreffende thema hoort, misschien zit er iets voor je tussen of helpt het je zelf een onderwerp te verzinnen! Onderstaande onderwerpen zijn bedoeld als startpunt voor de keuze van een onderwerp voor het sectorwerkstuk. Als je een onderwerp hebt gekozen uit de lijst ben je er nog niet, want dan moet je de opdracht mindmappen uitvoeren om je onderwerp in kaart te brengen en te ordenen. Het is belangrijk dat het onderwerp dat je kiest bij je past. Je bent namelijk lang met dit ondHUZHUSEH]LJ]LMQ(HQ]RUJYXOGLJHNHX]HLVGXVRS]·QSODDWV We hopen dat je hier voldoende inspiratie vindt om een onderwerp voor je sectorwerkstuk te kiezen.
Opdracht onderwerp uit de lijst kiezen Kies een onderwerp uit de lijst. Ga vervolgens de opdracht mindmappen uitvoeren. Heb je opdracht mindmappen uitgevoerd dan kun je verder gaan met de opdracht afbakenen. Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
13
Lijst Vak: Biologie Thema 1: Voortplanting en ontwikkeling: 1. 2. 3. 4. 5.
Zwangerschap en geboorte Embryonale ontwikkeling Sexualiteit levens cyclus van de mens HIV en AIDS
Thema 2: Voeding en vertering 1. Voeding & Voedingsstoffen 2. Eetstoornissen 3. het verteringsstelsel van mens 4. de verteringssappen Thema 3: Erfelijkheid 1. 2.
chromosomen fenotype en genotype
Thema 4: Ziekten en afwijkingen 1. Borstkanker 2. Auto- immuun ziekten 3. Kleurenblindheid 4. Epilepsie 5. Reuma 6. Depressie 7. Hart en vaat ziekten 8. Vergeetachtigheid Thema 5: DNA 1. 2. 3. 4.
Planten Bacteriën en schimmel dieren evolutie De geschiedenis van de organenleer
Thema 7:Regeling 1. Zenuwstelsel 2. hersenen 3. strijd met de brein 4. spieren en beweging 5. hormonstelsel
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
1. 2. 3. 4.
Gedrag van dieren liefde gedrag van mensen sociale gedrag
Thema 9:Bescherming 1. 2. 3.
afweer immuniteit transplantatie en bloed transfusie
Thema 10:Stofwisseling (ook scheikunde) 1. Stofwisseling fysiologie 2. atomen en moleculen 3. organische stoffen 4. eiwitsynthese 5. fotosynthese 6. enzymen 7. de koolstofkringloop 8. de stikstofkringloop Thema 11:Gaswisseling en uitscheiding 1. 2. 3. 4.
het ademhalingssteles van de mens longventilatie gezonde longen en luchtwegen de lever
Thema 11:Ecologie
Biotechnologie mitose en celdeling mutaties erfelijkheid onderzoek
Thema 6: Ordening en evolutie 1. 2. 3. 4. 5.
Thema 8:Gedrag (Maatschappijleer)
1. 2. 3. 4.
populaties voedselrelaties ecosysteem in Nederland abiotische factoren
Thema 12:Mens en milieu 1. de relatie mens en milieu 2. de lucht 3. het water 4. de bodem 5. milieubeleid en milieubeheer 6. klimaat 7. energiebalans Practicum Biologisch practicum: in overleg
14
Geschiedenis en Maatschappijleer Geschiedenis x x x x x
Oude culturen Egyptenaren Grieken en Romeinen Kelten Germanen Vikingen
Oorlog
x x x x x x x x x x
1e wereldoorlog
x
Industriële revolutie (Nederland, Engeland, Frankrijk, Duitsland)
x x x x x x x x x x
Napoleon
x x x x x
2e wereldoorlog Vietnam 80 jarige oorlog Golfoorlog Vechttechnieken Wapens
Maatschappijleer Macht & zeggenschap
x x x x x x
macht
x x
politiek systeem in een land naar keuze
x x x x x x x
macht van de media
politieke partijen grenzen Verenigde Naties Europese Unie regels in een samenleving (bijvoorbeeld: klas, school, sportclub, land, wereld)
maatschappelijk probleem naar keuze (criminaliteit, milieuproblematiek, overgewicht bij kinderen, uitgaansgeweld, etc.) Beeldvorming & stereotypering communicatie vooroordelen discriminatie (van een bepaalde groep in de samenleving) stereotypen sociale media reclame
Oorlogstrategie Koude oorlog Berlijn Andere onderwerpen
Karel de Grote Nederlands Indie VOC Koloniën (kolonie vorming, kolonisatie) Staatsinrichting Europose unie (eenwording) Israël Ontstaan van de mens Geschiedenis van Amerika
Tijdvakken Prehistorie Grieken en romeinen Middeleeuwen Renaissance Gouden eeuw
Cultuur & socialisatie
x x x x x x x x x x x x x x
aangeboren of aangeleerd gedrag geloof/godsdienst emigreren/immigreren fundamentalisten normen & waarden (sub)cultuur naar keuze jongerenculturen bedrijfscultuur identiteit trends puberteit multiculturele samenleving integratie relaties
Sociale verschillen
x x x x x
Werk Bezuinigingen Geld Achterstandswijken/sloppenwijken rechtzaak
Religies x x x x x x
Religie in de prehistorie Christendom Islam Boeddhisme Hindoeïsme Ontstaan van religies
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
15
Economie x x x x x x x
Eigen winkel/bedrijf runnen Crisis van de jaren 30 (beurskrach) Piramide spellen Onderzoek naar winstkansen bij loterijen De euro Economische crisis Devaluatie van een munt
Aardrijkskunde x x x x x x x x
Luchtverontreiniging in Amsterdam (oorzaken/ gevolgen/ oplossingen) Klimaatsverandering (oorzaken/ gevolgen/ oplossingen) Weersverschijnselen (waar komen ze voor/ waarom daar?) Transport en infrastructuur (hoe is dit de laatste eeuw ontwikkeld in Nederland?) Internationalisering van de kleding- en schoenenindustrie (hierbij betrekken kinderarbeid) Leefbaarheid eigen woonomgeving onderzoeken Natuurlijke hulpbronnen (wat zijn het/ raken ze uitgeput/ wat kunnen we daaraan veranderen/ mondiale voetafdruk) Geologie
Vakken: Scheikunde en Natuurkunde Scheikunde Drinkwater (zuiveren van water, installaties)
x
Biochemie (moleculen en chemische reacties in levende wezens) Chemische processen in de natuur
x
Het fabriceren van producten (zoals, wijn, kaas, plastic, wasmiddelen etc.) Vervuiling (grondwater of oppervlakte water, lucht) Chemisch practicum: in overleg
x
Krachten: vleugel bouwen, windtunnel bouwen testen/meten 'lift", zeilen/windkracht. Energie: rendement en duurzaamheid energie winning binnen het onderwerp energieproblematiek. Radioactiviteit: stralingsrisico's, gezondheidsproblematiek en veiligheidsmaatregelen Sterrenkunde: in overleg.
x
Natuurkundig practicum: in overleg
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
Natuurkunde
x
16
Opdracht 2
Een onderzoeksplan maken
Een onderwerp afbakenen
Deze opdracht gaat over het afbakenen van je gekozen onderwerp. Een onderwerp alleen is niet genoeg. Want een onderwerp heeft vele kanten. Jij wilt slechts een deel van dit onderwerp bespreken of onderzoeken. Daarom is het handig om eerst tot je precieze doel te komen voor je begint aan je onderzoek voor je sectorwerkstuk. Zonder erover na te denken eindig je vaak heel ergens anders dan je van plan bent. Ook komt het vaak voor dat je onnodig veel werk verricht en sneller fouten maakt. Dit is zonde van je tijd en in sommige gevallen kost het onnodig veel geld. Door middel van de komende opdracht heb je een veel beter beeld van wat je allemaal moet gaan doen en wat je precies wilt doen.
Wat is een onderzoek? Bij een onderzoek onderneem je een aantal activiteiten om een bepaalde vraag te beantwoorden. Die activiteiten kunnen sterk verschillen: bestuderen van boeken, interviewen, observeren, veldonderzoek, laboratoriumexperiment doen, berekeningen maken enz. Vaak kosten onderzoeken enorm veel tijd en zijn de resultaten teleurstellend. Dit wordt in de meeste gevallen veroorzaakt doordat het onderzoek niet planmatig wordt aangepakt. Deze studiewijzer geeft je daarvoor een aantal tips. Een onderzoek duurt meestal een aantal weken of maanden. Het is daarom van groot belang de gegevens die je al gevonden hebt goed vast te leggen. Dit kan in de vorm van een ]RJHQDDPG´ORJERHNµ'LWLVHHQDSDUWVFKULIWZDDULQMHLHGHUHNHHUZDQQHHUMHDDQMH onderzoek hebt gewerkt, noteert wat je hebt gevonden, met daarbij de datum en de bron van je informatie. Je kunt ook werken met losse blaadjes, maar waak er dan voor dat je geen blaadjes kwijt raakt! Bewaar je papieren dan bij voorkeur in een aparte dossiermap.
Wat heb je nodig? x x x
Pen Kladpapier De formulieren onderzoeksplan en logboek (zie onderstaande opdrachten) Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
17
Opdracht 2.1 het formuleren van je onderzoeksvraag en deelvragen Stappenplan voor het maken van een onderzoeksplan Stap 1 (HQRQGHU]RHNEHJLQWDOWLMGPHWHHQQDXZNHXULJH´IRUPXOHULQJ YDQMHRQGHU]RHNVYUDDJµ Beschrijf zo precies mogelijk wat je te weten wil komen. Dit is nodig om de tijd die je moet gaan besteden aan je onderzoek te beperken. Een onnauwkeurige onderzoeksvraag leidt vrijwel altijd tot veel tijdsverlies en een slecht resultaat. Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om de meesterproef tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Deze kleinere stappen zijn de deelvragen. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:
beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat ...'. waarde bepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
18
In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het volgende:
wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom,
wie, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe
enzovoort.
Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen: x x x x x x x x x x x x x x
Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Waar is het een onderdeel van? Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk? Welke maatregelen vereist het? Welke gevolgen heeft het? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Welk doel dient het? Welke taak heeft het? Waar komt het voor?
x x x x x x x x x x x x x x
Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naartoe? Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Hoe ontwikkelt het zich? Wie of wat doet het? Wie of wat is erbij betrokken? Wie of wat ondergaat het?
Stap 2 Het aan het begin formuleren van een voorlopig antwoord op je vraaJHHQ´K\SRWKHVHµ, kan je verder helpen je onderzoek zo gericht mogelijk te doen. Je schrijft op wat jij denkt dat de uitkomst van je onderzoek zal zijn. Je spreekt dus een verwachting uit. Je onderzoekt dan in feite in hoeverre je hypothese of verwachting klopt. Stap 3 0HHVWDO]LMQXLWGHRQGHU]RHNVYUDDJHHQDDQWDO´GHHOYUDJHQµ af te leiden die eerst beantwoord moeten zijn om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Als je die deelvragen in een logische volgorde zet, heb je meestal al een goede opzet voor je onderzoek en je verslag. Zie RRN´6WDSµYRRUKHWPDNHQYDQGHGHHOYUDJHQHQKRHMHGLWKHWEHVWHNXQWDDQSDNNHQ
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
19
Dit is een voorbeeld van een ingevuld onderzoeksplan Onderzoeksplan (voorbeeld!) Hoofdvraag Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde) Deelvragen Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter? Hypothese/ verwachting
Informatiebronnen Hulpmiddelen Taakverdeling
We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces. Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G.P. Können. Tijdschriften. Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de experimentele opstellingen op school. Tom zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen.
Opdracht onderzoeksplan invullen Vul nu zelf zo volledig mogelijk het lege onderzoeksplan in. Het lege onderzoeksplan kun je vinden op de volgende pagina. Als je deze opdracht serieus doet dan heb je het belangrijkste deel voor het uitvoeren van je sectorwerkstuk al gedaan.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
20
Onderzoeksplan Naam:
Klas:
Hoofdvraag
Deelvragen
Hypothesen/ Verwachting
Informatie-bronnen Hulpmiddelen
Taakverdeling
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
21
Opdracht 2.2 : Plannen en organiseren Stap 4 plan van aanpak opstellen Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdplan. In het onderzoeksplan wordt achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, hypothesen/verwachtingen, werkwijzen/methode, informatiebronnen/hulpmiddelen, presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In het tijdplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je er per activiteit het aantal benodigde uren bij wat je denkt nodig te hebben om de activiteit uit te voeren. Daarna plan je aan de hand van een tijdbalk de doorlooptijd (tijdstip van de start en het einde) per activiteit. Wanneer je het sectorwerkstuk met één of meer medeleerlingen maakt, is het van belang te ZHWHQ¶:LHYRHUWZDQQHHUZDWXLW" 8LWKHWSODQYDQDDQSDNPRHWGXLGHOLMNQDDUYRUHQNomen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Hiervoor moet je je activiteiten gedetailleerd beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. Bij het maken van je onderzoeksplan moet je denken aan: welke onderzoekjes je gaat doen om je deelvragen te beantwoorden;; wanneer, waar en met wie(taakverdeling) je die onderzoekjes gaat doen;; wanneer je voorbereidingen treft voor je onderzoekjes (bijvoorbeeld afspraken met de Docent/TOA, boeken halen uit bibliotheek;; wanneer je je onderzoek afrondt en conclusies trekt;; wanneer je je verslag schrijft;; wanneer het verslag moet worden ingeleverd. +LHURQGHULVDOVYRRUEHHOGHHQGHHOYDQ]R·QRQGHU]RHNVSODQZHHUJHJHYHQHQRRNHHQ voorbeeld van het tijdplan. Vanzelfsprekend moet het plan van aanpak en het logboek met elkaar sporen. Toch kan het gebeuren dat je van het oorspronkelijk plan van aanpak afwijkt. In de kolom 'Opmerkingen' van het logboek motiveer je dan waarom je bent afgeweken van je oorspronkelijke plan. Spreek met je docent af waar en op welke tijdstippen het logboek en het plan van aanpak voor je docent beschikbaar is. Je docent moet in principe te allen tijde in de gelegenheid zijn het logboek en het plan van aanpak in te zien.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
22
Tijdplan (voorbeeld!) Activiteit
Hoe lang? (uren)
Wanneer? (maand)
sep.
okt.
nov.
x
x
Opmerkingen
dec.
Inlezen
3,5
x
Onderzoeksplan uitwerken
1
x
Onderzoeksplan en tijdplan bespreken met docent en begeleider
0,5
x
Gegevens verzamelen / onderzoek doen
5
Gegevens / onderzoek bespreken met docent (1e keer)
1
x
Gegevens ordenen en verwerken
5
x
Gegevens / onderzoek bespreken met docent (2e keer)
1
x
Gegevens analyseren / conclusie trekken
5
x
Onderzoeksverslag schrijven
10
x
Onderzoeksverslag bespreken met docent 1
Presentatie maken
2
Presentatie opzet/verzorgen
0,5
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
jan.
feb.
mrt.
Herfstvakantie gebruiken !!
In kerstvakantie !
x
x x
23
Tijdplan Activiteit
Hoe lang? (uren)
Wanneer? (maand)
sep.
Opmerkingen
okt.
nov.
dec.
jan.
fe
ma
Inlezen Onderzoeksplan uitwerken
Onderzoeksplan en tijdplan bespreken met docent
Gegevens verzamelen / onderzoek doen
Gegevens / onderzoek bespreken met docent (1e keer)
Gegevens ordenen en verwerken
Gegevens / onderzoek bespreken met docent (2e keer)
Gegevens analyseren / conclusie trekken
Onderzoeksverslag schrijven
Onderzoeksverslag bespreken met docent
Presentatie maken Presentatie opzet/verzorgen
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
24
Opdracht 2.3 bijhouden van je (leer)proces Stap 5 een logboek bijhouden Een logboek is een handig middel om goed overzicht te houden over het verloop van het werkproces. In een logboek staan zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Het logboek omvat niet meer dan een enkele pagina A4. Hiervoor is een standaardformulier weergeven op de volgende bladzijden.
Hieronder staat een voorbeeld van een stukje logboek. Logboek (Voorbeeld!) datum
tijd
plaats
verrichte werkzaamheden
opmerkingen
16-4 17-4
1 uur 1 uur
Aula Lok 212
Voorlichting profielwerkstuk Gesprek over onderwerpkeuze
23-4
1 uur
Aula
Onderwerp bepaald: zie plan van aanpak
Thuis inlezen, Afspr. Maken met TOA
26-4
½ uur
220
Gesprek met TOA
Uitwerken onderzoeksmethode
paraaf docent
23-3 verder praten
In de kolom 'Opmerkingen' kun je kort de opbrengst van de activiteit, of een persoonlijke ervaringen bij de betreffende activiteit weergeven. Bij groepswerk kun je elk een eigen logboek maken of kun je in overleg met je docent afspreken dat jullie voor de gehele groep één logboek bijhouden. In het laatste geval moet de bijdrage van elke leerling wel goed zichtbaar zijn in het logboek. Op de volgende bladzijde is een leeg logboek toegevoegd. Dit kun je gebruiken voor het bijhouden van je eigen activiteiten.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
25
Logboek Naam: Datum
Klas: Tijd
Plaats
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
Verrichte werkzaamheden
Opmerkingen
Paraaf Docent
26
Bijhouden van je leerproces Stap 6 het schrijven van een procesverslag Een tweede manier om je proces bij te houden is in een verslag schrijven van hetgeen dat je leert tijdens de uitvoering van je sectorwerkstuk. Dit is het bijhouden van een procesverslag. In je procesverslag staat een beschrijving van de activiteiten die je hebt verricht tijdens het uitvoeren van je sectorwerkstuk. In je logboek schrijf je alleen wanneer je wat met wie hebt gedaan. Onderstaande vragen kunnen je helpen bij het bijhouden van je procesverslag x Was de opdracht makkelijk, moeilijk of goed te doen? Leg uit. x Waarom heb je voor deze presentatievorm gekozen en zou je deze volgende keer weer nemen? x Hoe verliep de gemaakte planning? x Hoe verliep het maken van het verslag? x Wat vond je van de gesprekken met je begeleider? x Hoe verliep de samenwerking? Leg uit met voorbeelden. (indien van toepassing) x Heb je nog verdere op- of aanmerkingen? x Zijn je doelen behaald? Welke? x Heb je iets nieuws geleerd? Zo ja wat? Zo nee, waarom niet? x Wat ga je volgende keer anders aanpakken? Zo ja wat? Zo nee, waarom niet? Verdere tips Hoe je je onderzoek uitvoert is natuurlijk sterk afhankelijk van de aard van het onderzoek. Bij een literatuuronderzoek moet je vooral zoekend lezen. Je wil zo snel mogelijk feiten vinden die je helpen je onderzoeksvragen goed te beantwoorden. Noteer de gegevens in je logboek, geordend per deelvraag en met bronvermelding. Bij een veldonderzoek of laboratoriumexperiment zijn je voorbereidingen erg belangrijk, omdat je je onderzoek meestal niet over kunt doen. Kijk eerst de theorie over je onderzoeksonderwerp nog eens door. Noteer de stappen van je onderzoek en maak zonodig een tekening van je proefopstelling en maak formulieren waarop je de uitkomsten van je experimenten, waarnemingen of enquête kunt noteren. Draai voordat je met je onderzoek begint even proef. Kun je met de meetinstrumenten omgaan? Levert de enquête of het onderzoek echt de gegevens op waarmee je de onderzoeksvraag kunt beantwoorden? Noteer de uitkomsten van je onderzoek nauwkeurig!
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
27
Opdracht 3 presentatie voorbereiden en houden Het definitieve eindproduct mondeling presenteren
Het sectorwerkstuk kent een breed scala aan mogelijke presentatievormen: - Power point presentatie - posterpresentatie, - het presenteren en toelichten van een ontwerp, een maquette, een modeshow, een tentoonstelling - een toneeluitvoering, - een multimediale computerpresentatie. - Een gesprek met 2 docenten waarin je je onderzoek uitvoerig toelicht en vragen beantwoordt (mogelijk als herkansing of inhalen) Wat voor presentatie je ook doet, voor elke presentatie moet je je de volgende vier basisvragen stellen: - - - -
Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef?
Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je je presentatie gaan voorbereiden. Bepaal je presentatievorm in overleg met je docent. Kies te allen tijde een presentatievorm die goed past bij de onderzoeksvraag. Op de volgende bladzijde staat een tabel. Vul deze tabel in ter voorbereiding van je presentatie.
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
28
Voorbereiding van je presentatie Welke presentatievorm heb je gekozen?
Om welke reden heb je deze presentatie vorm gekozen?
Wat heb je allemaal nodig voor de presentatie?
Hoe ga je presentatie voorbereiden?
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
29
Adviezen voor de mondelinge presentatie Voor mondelinge presentaties zijn veel variaties te bedenken, zoals een betoog of een posterpresentatie met mondelinge toelichting. Elke presentatievorm kent een aantal aandachtspunten waarmee je de kans op succes vergroot. Afhankelijk van de vorm die je gebruikt, maak je een selectie van de punten die hierna staan genoemd. Het is niet zo dat alle presentaties hetzelfde zullen zijn. Elke leerling zal een eigen manier van presenteren ontwikkelen die het beste bij hem of haar past.
De voorbereiding De voorbereiding is het halve werk. Zorg dat je goed op de hoogte bent van het onderwerp van je presentatie. -
-
-
-
Je kunt de tekst van de mondelinge presentatie op papier zetten, maar lees de tekst tijdens de presentatie niet voor. Leer de tekst ook niet van buiten. Daar wordt de presentatie snel saai van. Zet bij voorkeur een paar trefwoorden op papier (niet meer dan een half A-4) en gebruik dat tijdens je presentatie als geheugensteuntje. Oefen van tevoren de presentatie. Oefen eerst alleen, bijvoorbeeld thuis voor de spiegel en daarna voor een aantal mensen (familie of vrienden). Houd daarbij de tijd in de gaten. Wanneer je tijdens je oefenen je presentatie kunt opnemen met een videocamera, doe dat dan! Je ziet direct wat wel en niet goed gaat en daar leer je veel van. Regel minstens een week van tevoren het tijdstip van je presentatie, de ruimte, stoelen, tafels, geluidsapparatuur, overheadprojector en scherm, sheets, beamer, videospeler, posters, flap-over, viltstiften en dergelijke. Zorg dat op de dag van de presentatie alles op tijd klaar staat en de apparatuur werkt. Het is jouw verantwoordelijkheid dat de presentatie goed verloopt.
Gebruik van hulpmiddelen tijdens de presentatie Gebruik je sheets en andere hulpmiddelen doelmatig, als ondersteuning. Beperk de hoeveelheid tekst op een sheet. Probeer je sheets van tevoren uit op leesbaarheid. Als je sheets gebruikt, doe dit dan ook rustig: geef je publiek de tijd om de sheet te lezen en ga deze niet voorlezen. Let erop dat iedereen in de zaal de sheets kan lezen. Werk je met sheets of met een beamer en spreek je met een klasgenoot af dat deze de sheets voor je verwisselt of met de beamer werkt tijdens je presentatie, oefen dat dan van tevoren. Als je tijdens je presentatie een video laat zien, praat er dan niet doorheen: het publiek hoort jou niet, maar ook de video niet. Zorg dat de video goed is ingesteld, zodat je niet hoeft te zoeken waar het programma begint. Gebruik je een beamer met een computerprogramma, zorg dan dat een medeleerling dit voor je doet, zodat jij voor je publiek kunt blijven staan. Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
30
Na afloop van de presentatie Direct na afloop van de presentatie is een goed moment om materiaal uit te delen, bijvoorbeeld een samenvatting van je presentatie. Zorg dat je voor iedereen genoeg materiaal bij je hebt.
Duopresentatie Wanneer je met twee personen een presentatie houdt is het belangrijk dat je goed van elkaar weet wat ieder moet doen, zowel vooraf en tijdens als na de presentatie. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd ieder krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Bij een mondelinge presentatie is de zogenaamde non-verbale communicatie minstens zo belangrijk als de verbale communicatie. Het overkomen van de boodschap wordt voor het grootste deel bepaald door de manier waarop je communiceert: het publiek onthoudt maar matig wat je vertelt, maar onthoudt wel goed hoe je je beweegt, hoe je je sheets gebruikt, of je de zaal inkijkt en of je vriendelijk en enthousiast bent!
Geert Grote college sectorwerkstuk 2011-2012
31