Gerald Hüthers pleidooi voor spelen:
[14.03.2015]
Opdat er geen verliezers zijn Spelen is niet uw ding? En u kunt zich ook niet voorstellen dat de ernst van het leven speels te benaderen is? Prima, dan bied ik u met mijn Weimar-‐rede de mogelijkheid om uw mening veranderen. 'De wereld als spel? Kansen en risico's van onze vrijheid.', luidt het motto van de Weimar-‐ rede van dit jaar. Gerald Hüther eiste op 8 maart 'Een beetje meer hersens alsjeblieft' en legde uit hoe wij ons potentieel alleen speels kunnen ontvouwen. Vier argumenten heb ik daartoe naar Weimar meegebracht. Ik ben benieuwd met welke van het me het beste lukt om u te overtuigen. TEN EERSTE doe je met je hersenen, wanneer en hoe u het ook met denken benut, niets anders dan juist in uw gedachten alle voorstelbare mogelijkheden doorspelen, voor een oplossing van een probleem, of voor het bereiken van een doel, of voor het realiseren van een voornemen. Voordat je zo handelt, overlegt u eerst, waarschijnlijk zelfs heel zorgvuldig, hoe dat wat u beoogt, zou kunnen gaan. U doet vooralsnog nog niets, in ieder geval als u enigermate bij uw verstand bent. Precies hetzelfde heeft u ook al als klein kind gedaan, toen u destijds in moeders keuken alle mogelijke kookspullen tevoorschijn heeft gehaald en u zich afvroeg wat daarmee zou kunnen worden gedaan. Omdat uw voorstellingskracht toentertijd nog helemaal niet zo
goed ontwikkeld was als tegenwoordig, heb je de mogelijkheden niet alleen bedacht, maar ze ook praktisch uitgeprobeerd. Als kinderen zoiets doen, noemen wij dat spelen. Wat u dus vandaag, zoals alle denkende volwassenen, doet, is niets anders: nl. gedachtenspelletjes. Hartelijk welkom in de wereld waarin de mens pas dan geheel mens is, als hij speelt. Moeilijk voorstelbaar dat u een leven zonder dit gedachtenspel zou kunnen ambiëren. U zou dan precies zo reageren als een of andere computer. Die kunnen, omdat ze niet in gedachtenspellen kunnen, ook steeds slechts dát produceren wat iemand bij hen heeft in geprogrammeerd. TEN TWEEDE Het speelse uitproberen van wat allemaal mogelijk is, is niet enkel de bepalende voorwaarde dat u zichzelf als denkend wezen kunt beleven. Het is ook datgene wat voor onze aapachtige voorouders de weg naar menswording heeft mogelijk gemaakt. Niets van datgene wat tijdens dit lange proces is bereikt, had de mens kunnen uitvinden, ontdekken, bouwen en benutten, als dit vermogen in uw hersenen niet vanaf de oorsprong als potentie in aanleg aanwezig zou zijn. Getuigen van dit vroege spelen vinden we vandaag nog terug in grottekeningen; ze zijn in de mythen van onze voorvaderen overgeleverd. Zelfs zoiets vergelijkbaars als wij tegenwoordig Bingo noemen, speelden de Chinezen al 2000 jaar geleden. Mensen spelen dus sinds er mensen zijn. Hadden ze dat niet gedaan, dan waren ze niet in staat geweest om de hele aardbol te bevolken en al datgene uit te vinden en te ontdekken wat voor ons als mens heden ten dage zo vanzelfsprekend is geworden. Zonder de steeds weer speelse verkenning van onze terugkerende mogelijkheden hadden wij ons mensen helemaal niet verder kunnen ontwikkelen. Dat we de uitdagingen van een voortdurend veranderende leefwereld toch aankunnen, ons aan nieuwe gelegenheden aan te passen, ons voor nieuwe mogelijkheden kunnen openstellen, en niet onderweg uitgestorven zijn, danken we aan onze speel-‐vaardigheid, dus op speelse wijze uitproberen wat er zoal mogelijk is. Maar dat is nog niet alles! TEN DERDE Wij mensen hebben het spelen helemaal niet zelf uitgevonden. dat doen dieren toch ook. Niet allemaal, maar wel die, die met een leervaardig, niet door genetische programma's strak bekabelde hersenen, ter wereld komen; kraaien bijvoorbeeld, of kleine katten en honden. Hoe leer-‐vaardiger uw hersenen zijn, des te intensiever speelt u. Het spel is dus vanaf het begin alles behalve een nutteloze bezigheid als tijdverdrijf. Het maakt het voor dieren al mogelijk en juist voor ons mensen, om alles uit te proberen wat voor het desbetreffende dier of mensenkind mogelijk is. Spelenderwijs vindt u uit wat u met uw lichaam, de armen, de benen, de handen, of, in het geval van de kleine kat, met de staart allemaal kunt doen.
En later gaat het speelse ontdekkingsproces van mogelijkheden door in de relatie met ouders, broers en zussen en andere levende wezens. Tot een ieder heeft uitgevonden wat wel en wat niet functioneert. De leer-‐psychologen noemen dat 'Zelf-‐georganiseerd, intrinsiek gestuurd leren' en ondertussen hebben ze begrepen dat deze wijze van leren bepaalt hoe goed een dier of een mensenkind later in de maatschappij zijn weg kan vinden. En wat maakt dit leren mogelijk? Het spel. En wanneer kan een kind dit allemaal niet meer zelf leren? Als het voortdurend les krijgt en er vroeg eisen worden gesteld, zodat voor hem geen tijd meer overblijft om te spelen. Nog steeds niet overtuigd? OK, dan nog even dit, maar wel heel kort…. TEN VIERDE Creativiteit zou er ook zijn niet zonder de mogelijkheid van het speels uitproberen van alle wat denkbaar is. Duidelijk, alleen maar een beetje verder denken dan wat al is bedacht, kunnen we allemaal. Werkelijk interessant zijn de zogenaamde 'break-‐through innovations', dus daadwerkelijk nieuwe creatieve oplossingen. De ontdekking van de Alpha-‐Helix-‐ structuur van het DNA was zoiets, of de relativiteitstheorie, of de straalmotoren, of de verbrandingsmotor. En als men dan terughaalt wat het heeft mogelijk gemaakt, dat iemand zo'n nieuwe, tot nu toe nog niet bedachte en voor mogelijk gehouden oplossing kon vinden, dan stuit men steeds weer op hetzelfde fenomeen: Het beslissende idee kwam niet aan het bureau en ook niet kort voor de deadline of het dreigende ontslag, maar 's morgens in de halfslaap, of 's middags tijdens de wandeling, of 's avonds onder de douche. Dus: alleen dan, toen er geen druk heerste, toen in de hersenen speels het ene en het andere kon worden uitgeprobeerd, tot zich plotseling iets tot een beeld samenvoegde en paste. De doorbraak in het nieuwe was toen geheel uit zichzelf ontstaan, voorafgegaan door het spel van de gedachten. Zo, wie er nu nog steeds van overtuigd is dat het onzin is om de ernst van het leven speels tegemoet te kunnen treden, die kan ik enkel mijn excuses aanbieden dat ik jullie of hem zo lang heb opgehouden. Maar ik ben nog niet aan het einde van mijn betoog. Er is nog iets dat bij het spel hoort, maar wat velen zo kwalijk opbreekt, als hij probeert om iets positiefs aan het spel toe te voegen: overal waar mensen spelen, zijn er ook spelbedervers. Niet alles dat in onze huidige wereld als spel wordt geduid en benut wordt, is een spel. Zoals alles wat wij mensen uitvinden, kan ook het spel worden misbruikt voor bepaalde doelen en geïnstrumentaliseerd worden bij het najagen van bepaalde voornemens. Als kinderen dat thuis doe bij het dobbelspel dan noemen we ze 'spelbedervers'.
Als het tegenwoordig gaat, bij dat wat wij spelen noemen, om klimmen en vallen, om overwinning en nederlaag, om economische interesse, of, zoals bij het voetbal of de Olympische "Spelen", of om het aanzien van hele volkeren en vooral om miljoenenwinst, gaat het niet meer om SPEL; dan heeft iemand het spel veranderd in bittere ernst en het tot bedrijf gemaakt. Het gegeven dat zulke ontwikkelingen ondertussen ook te zien zijn als je een blik werpt op een willekeurige speelplaats, maakt duidelijk dat het de hoogste tijd is om het spel terug te geven aan zijn oorspronkelijke bedoeling. Want wat die kleintjes daar aan het doen zijn, is toch niets anders dan wat die groten, dus wij zelf, maar ook de 'groten' van deze wereld, van Barack Obama via Angela Merkel naar Wladimir Putin, hen dagelijks voordoen: machtsspelletjes. Daar gaat het ook om uitproberen van wat er mogelijk is, maar altijd op kosten van anderen. Die heten dan verliezers en daarvan zijn er veel te veel op de wereld, ook hier bij ons. Velen schikken zich in hun lot en spelen de rol als slachtoffer, zo goed als ze kunnen. Velen komen echter ook in opstand en verlangen dat de kaarten opnieuw worden geschud; in Griekenland bijvoorbeeld, of in de Oekraine of in Syrie. En velen proberen dan zelfs deze gebeurtenissen, wat allang geen spel meer is en er nooit één was, met wapengeweld ten gunste van zichzelf te beslissen. Als onze machtspelletjes zo afglijden, wordt het tijd om na te denken. Want: spelen betekent dat je elkaar ontmoet. Wie in het spel is, heeft medespelers en tegenspelers waarmee hij een levendige relatie heeft. Dat betekent echter dat spelers elkaar niet nodig hebben of gebruiken om een of ander bedoeling na te streven of doelen te bereiken die buiten het spel liggen. Als ze met elkaar spelen bejegenen ze elkaar van subject tot subject, of, zoals Martin Buber zegt: "Van ik naar jou, maar niet van ik naar het", waarmee ze elkaar tegengesteld in-‐strumentaliseren. De ontmoeting van-‐ik-‐naar-‐jij opent de ruimte voor potentie-‐ontwikkeling. Buber zegt: "De mens wordt door JIJ tot IK". Dat gebeurt ook als mensen samen spelen. Wie speelt, consumeert niet. Wie speelt, gebruikt niet. Wie speelt, ontmoet de ander echt face-‐to-‐face. Daarom heeft het spel in een door het instrumentele vernuft van de door economie beheerste wereld een ondermijnende kracht. Spelen open ruimten van volkomen zinvolheid, juist omdat geen doel wordt nagestreefd en geen nut wordt geadviseerd. Spelen opent ruimten voor creativiteit, preciezer: voor co-‐creatie; in het gezamenlijke spel kunnen mogelijkheden worden beproefd en potentie kan worden uitgevouwen. Spelen maakt ontwikkeling mogelijk en vernieuwing. Speelplaatsen zijn landingsplaatsen waarop het nieuwe in de wereld kan komen. Als we ophouden te spelen, houden we op het leven in al haar mogelijkheden te verkennen. En wie het leven niet verkennend tegemoet treedt, die stikt in zijn ernst. Het leven is geen
spelletje; dat ervaren we elke dag aan den lijve en in alle duidelijkheid, aan de hand van de dagelijkse meldingen van verschrikkingen vanuit de hele wereld. Maar als we niet meer kunnen spelen, dan verliezen we juist dátgene wat ons als mens onderscheidt. Ik ben nu al vele jaren hersen-‐wetenschapper. Er was een tijd waarin ik nog heb geloofd dat er, met nieuwe inzichten over het serotone systeem of dopaminereceptoren en wat er verder nog in de hersenen te vinden is, nog wat bewogen kon worden. Ondertussen heb ik echter allang bemerkt dat de beslissende bewijzen, ook in het hersenonderzoek, diegenen zijn die slechts dát bevestigen wat slimme mensen altijd al hebben geweten. En daarom mag ik u juist hier in Weimar en in dit theater precies dat op het hart drukken, wat Friedrich Schiller in zijn artikel over de "Esthetische opvoeding van het menselijke geslacht" zo wondermooi uitgewerkt heeft: "De mens is alleen dan mens, als hij speelt". Daaraan zou, in het licht van de ontwikkelingen tot nu toe, alleen nog kunnen worden toegevoegd: "maar met een beetje meer hersens alsjeblieft." Gerald Hüther / 14.03.2015 / TLZ [vertaald, geplaatst en verspreid met persoonlijke toestemming van Gerald Hüther]