Op weg naar 2040
Bouwstenennotitie Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland
Inhoud Inleiding
3
DEEL I: KERNDISCUSSIE EN AANZET TOT SCENARIO’S Kerndiscussie Aanzet tot scenario’s
7 13
DEEL II: BELEIDSKADER EN THEMATISCHE ANALYSES 1. Het vigerende beleid als vertrekpunt 2. Externe processen 3. Bevolking en wonen 4. Werken 5. Toerisme en recreatie 6. Verkeer, vervoer en infrastructuur 7. Landschap, cultuurhistorie en natuur 8. Milieu en Duurzaamheid
21 23 27 36 44 48 54 63
Bijlagen Bijlage 1. Bevolkingsopbouw Bijlage 2. Bevolkings- en huishoudensprognose per gemeente Bijlage 3. Banen en vestigingen naar activiteit Bijlage 4. Kwantitatieve opgaven Noord-Holland Noord Bijlage 5. Lijst geïnterviewde organisaties
64
Ligging van Waterland in de Noordvleugel
Stedelijk gebied Geprojecteerde nieuwe woongebieden Geprojecteerde nieuwe werkgebieden Streekplancontour Bestaand spoor met stations Hoofdontsluitingswegen Grens ISW
Bron: Nieuwe Kaart van Nederland
Inleiding Hoe moet Waterland zich verder ruimtelijk ontwikkelen tot 2040? Wil de regio ook in de verdere toekomst nieuwe woon- en werkgebieden aanleggen om te blijven voorzien in de eigen behoefte? Hoe groot is die behoefte en is daar dan nog ruimte voor in de kernen? Of biedt de regio de helpende hand aan de Noordvleugel door bebouwing van de Purmer? En wat is daar dan voor nodig om de nu al problematische mobiliteit in betere banen te leiden? Los van deze stedelijke vraagstukken spelen er ook opgaven voor het landelijk gebied, zoals de toekomst van de agrarische sector, inrichting en beheer van het landelijk gebied, toeristische ontwikkelingsmogelijkheden en de toekomst van het Markermeer. Een nieuwe Regiovisie moet daar een koers voor aangeven.
Wonen, werken, verkeer en vervoer, maar ook landschap, natuur, cultuurhistorie en water komen aan de orde. In ieder thema wordt ingegaan op de huidige situatie, de toekomstige ontwikkelingen en de verwachte kansen en bedreigingen. Deze analyse mondt steeds uit in een aantal ontwikkelingsopties en keuzemogelijkheden vanuit dat thema.
Op dit moment is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de regio Waterland voor de middellange termijn vastgelegd in de Regiovisie Waterland (2000), de aanvullende RO-visie tot 2030 “Appel voor de dorst” (2001) en Waterlands Wonen (2006). Er is echter behoefte aan een regiovisie met een strategisch ontwikkelingskader voor de lange termijn.
Zowel de verschillende opties als de scenario’s dienen als input voor de discussie om te komen tot een breed gedragen regiovisie. Dat houdt in dat op dit moment de geformuleerde opties en scenario’s niet ‘af’ zijn. De opties en scenario’s zijn bediscussieerbaar en dus veranderbaar. Ook zijn de verschillende opties niet uitputtend. Het is mogelijk dat andere opties worden opgeworpen. In dit stadium is dat mogelijk en wordt het zelfs toegejuicht. Op deze manier krijg je een weloverwogen regiovisie.
Ook de provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam hebben het voornemen om een (structuur)visie op te stellen met een langetermijnperspectief. In dat kader zullen verschillende ruimtelijke keuzes worden gemaakt met betrekking tot de toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Hierbij gaat het onder andere om een standpuntbepaling over de IJmeerstudie en het opstellen van een Noordvleugelkaart tot 2040. De regiovisie Waterland zal in aansluiting op genoemde externe ontwikkelingen uitgaan van een planhorizon tot 2040. Op deze manier kunnen de samenwerkende gemeenten in Waterland hun positie bepalen in de (nog) te voeren discussies. Doel Bouwstenennotitie Deze Bouwstenennotitie vormt de eerste aanzet tot het formuleren van de regiovisie. Deze notitie behandelt verschillende thema’s, die cruciaal zijn bij het nadenken over de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de regio.
De verschillende opties staan niet op zichzelf. Een optie uit het ene thema heeft raakvlakken met een optie uit een ander thema. De onderlinge samenhang tussen thematische ontwikkelingsopties is min of meer al zichtbaar. Aan de hand daarvan kan op dit moment ook al een aantal denkrichtingen worden gecreëerd. Deze denkrichtingen vormen vervolgens een eerste aanzet tot scenario’s.
Proces en stappenplan Ten behoeve van deze Bouwstenennotitie is een interviewronde gehouden. De gemeenten, verschillende maatschappelijke organisaties, sleutelpersonen en raadsleden hebben input geleverd. Ambities, knelpunten, kansen en bedreigingen zijn aan de orde gesteld. De analyse en de geformuleerde opties en scenario’s zullen in de volgende fase verder worden uitgewerkt en aangescherpt. Dan volgt een diepgaande discussie over de gewenste hoofdrichting van de visie. Daarbij zullen opnieuw de betrokken organisaties worden geconsulteerd en alle raadsleden. De portefeuillehouders bepalen aan de hand van de uitkomsten van deze debatten de gewenste koers op hoofdlijnen. Op basis hiervan wordt vervolgens de Ontwerpvisie opgesteld.
3
Opbouw De Bouwstenennotitie bestaat uit twee delen; deel I de kerndiscussie en deel II de analyse. Dit tweede deel verhuist later naar de toelichting van de Regiovisie en dient dan als onderbouwing van de gemaakte keuzes. Deel I gaat allereerst in op de vier onderwerpen die de kerndiscussie vormen, en staat stil bij de belangrijkste dilemma’s die zich aftekenen. Zo gaat het bijvoorbeeld om het dilemma wel of niet verstedelijken in de Purmer. Ook andere thema’s als mobiliteit, vitaliteit, werkgelegenheid en landschap worden behandeld. De dilemma’s zullen vervolgens worden doorvertaald in een aanzet voor enkele scenario’s. Deel II bevat de uitkomsten van de analyse en draagt de bouwstenen aan voor de kerndiscussie. De analyse gaat in op relevant ruimtelijk beleid (hoofdstuk 1). Vervolgens gaat het tweede hoofdstuk in op de ruimtelijke processen die zich voltrekken buiten de regio en die van invloed zijn op de keuzemogelijkheden voor de regio Waterland.. De ontwikkelingen in de Noordvleugel en de ontwikkelingen in het kader van het IJmeer raken Waterland, letterlijk en figuurlijk. In de daarop volgende hoofdstukken (3 t/m 8) komen analyses per thema aan de orde. Daarin worden ook verschillende opties gepresenteerd, die als input dienen voor de kerndiscussie en de uit te werken scenario’s.
4
DEEL I: KERNDISCUSSIE EN AANZET TOT SCENARIO’S
5
6
Kerndiscussie In de regio Waterland zijn enkele fundamentele keuzevraagstukken aan de orde die bepalend zijn voor de inhoud van de regiovisie. Deze zijn te beschouwen als kerndiscussiepunten voor de Regiovisie. Binnen deze kerndiscussie speelt het mobliteitsvraagstuk een grote rol. De huidige situatie in de regio Waterland is zorgwekkend. Dagelijks staan er files veroorzaakt door het woon- werkverkeer uit de regio Waterland, de regio Zaanstreek en West-Friesland. Gezien deze dagelijkse problematiek is het opheffen van een aantal knelpunten dringend noodzakelijk. Het is daarmee geen keuzevraagstuk, maar een onafwendbare opgave. In de discussie over het bereikbaarheidsvraagstuk van de Noordvleugel lijkt scepsis te overheersen en leven er grote twijfels of dit oplosbaar is. Echte oplossingen komen wellicht pas in zicht als zich een fundamentele trendbreuk aan zou dienen: geheel andere vervoerswijzen en geleide verkeerssystemen, die door technische mogelijkheden vanuit de klimaatproblematiek in combinatie met het opraken van de olie op de markt zouden kunnen komen. Het doel is om vanuit de majeure vraagstukken en dilemma’s te komen tot mogelijke scenario’s. Het volgende hoofdstuk geeft daarvoor een eerste aanzet. Hierbij merken we op dat voor het thema verkeer en vervoer een zogenaamd basispakket wordt gemaakt waarin beschreven wordt welke ingrijpen sowieso nodig zijn. Bij elk scenario komt dit basispakket terug en afhankelijk van het type scenario worden extra maatregelen voorgesteld. De omschrijving/invulling van de discussiethema’s die hierna kort worden toegelicht is mede gevoed door de uitkomsten van de consultaties en de thematische analyses (zie deel II). A. Al dan niet Purmer verstedelijken Droogmakerij de Purmer is in de Nota Ruimte aangewezen als bundelingsgebied. Dit gebied biedt in principe mogelijkheden om in samenhang met cultuurhistorie, landschap, landbouw, sport, water, natuur en recreatie, stedelijke functies te ontwikkelen. In dit kader spelen vooral bovenregionale vraagstukken een rol. De Noordvleugel staat voor de opgave om 150.000 woningen (ondergrens) te ontwikkelen in de periode
2010-2030. Prognoses die aan deze opgave ten grondslag liggen worden op dit moment nader bekeken en mogelijk aangepast. Een centraal keuzevraagstuk is: Bouwen voor de eigen regio of (deels) bouwen voor de Noordvleugel! Uit de woningbehoefteberekeningen blijkt dat er vanaf 2020 tot 2040 voor de eigen regionale behoefte nog (maximaal) 2.200 woningen nodig zijn. Voor de ruimtelijke invulling van deze bescheiden opgave zijn er verschillende alternatieven denkbaar: verdere inbreiding en/of uitbreiding bij enkele kernen, transformatie van “rood naar rood” (bedrijventerrein wordt wonen) of van “groen naar rood” binnen de rode contouren (bos of sportcomplex wordt wonen). Op basis van de woningbehoefteanalyse is een uitbreiding in de Purmer voor de regio Waterland niet persé noodzakelijk. Intensieve verstedelijking in de Purmer is vanuit de regio Waterland daarom vooral te motiveren vanuit de wens of noodzaak om een bovenregionale woningbouwtaakstelling te accommoderen. In Noordvleugelverband is het uitgangspunt om te verstedelijken langs de as Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere. Uit interviews en publicaties blijkt dat zowel vanuit de Stadsregio Amsterdam als vanuit de Noordvleugel er geen behoefte bestaat aan een (forse) stedelijke impuls in de Purmer. Regio Waterland wordt gezien als oer-Hollands landschap en als een van de kernkwaliteiten van de regio Amsterdam. Vanuit die optiek wordt uitgegaan van het behoud van het open karakter van Waterland. In relatie tot de vraag of de Purmer al dan niet moet verstedelijken, speelt juist het mobiliteitsvraagstuk een rol. De verkeersafwikkeling in de spits is 1 een zeer groot probleem, waarvan de scheve woon-werkbalans een belangrijke oorzaak is. Om de kwetsbaarheid van de regio te verminderen is een aantal projecten in voorbereiding: verbreding van de A7, verbreding van de N244 en aanleg van de tweede Coentunnel. Met de realisatie 1
Scheve woon-werkbalans in de regio Waterland, maar ook breder in het hele gebied ten noorden van het Noordzeekanaal.
7
hiervan zal er enige verlichting komen, maar de situatie blijft naar verwachting problematisch. In het denken over verstedelijking van de Purmer en mobiliteit komen twee opvattingen naar voren: a) extra grootschalige verstedelijking in de Purmer ten behoeve van de Noordvleugel, omdat dit de kans biedt tot een fundamentele sprong voorwaarts in het verkeers- en vervoerssysteem door extra investeringen vanuit de Noordvleugel en het rijk. of b) Door opvang van een deel van de woningbehoefte voor de Noordvleugel na 2020 met verstedelijking van de Purmer verslechtert de verkeerssituatie verder tenzij de regio zelf de investeringskosten in betere verkeersafwikkeling en openbaar vervoer opbrengt. Ad a In deze opvatting is een forse investering in de infrastructuur en het openbaar vervoer alleen lonend, haalbaar en betaalbaar indien hier een forse woningbouwtaakstelling aan gekoppeld is. Hoewel voor het willen voorzien in de eigen regionale woningbehoefte intensieve verstedelijking van de Purmer niet noodzakelijk is, zou hier toch vanuit een doorbraak in het mobiliteitsvraagstuk op ingezet kunnen worden. In dat geval zou vanuit het Rijk en de provincie een garantie moeten komen om hier in te investeren. Ad b In deze opvatting leidt extra verstedelijking vooral tot verzwaring van een toch al ernstig mobiliteitsvraagstuk: meer woningbouw ten noorden van het Noordzeekanaal levert meer pendelverkeer op. Bovendien dragen opties als een tunnel door Broek in Waterland, opwaardering van het openbaar vervoer, het doortrekken van de Noord-Zuidlijn, een IJmeerverbinding met Almere en een gegarandeerde doorstroming van de N247 en de N235 door andere doelgroepen op de aanwezige busbaan toe te staan, marginaal bij aan de verbetering van de doorstroming. Als de regio verdere verbeteringen wil, zal het die zelf moeten betalen in deze opvatting.
B. Vitaliteit kernen en wijken & woningbouwopgave na 2020 De leefbaarheidsproblematiek in met name de kleinere kernen en stadswijken gaat over het op peil houden van voorzieningen, het op peil houden van de levendigheid en de sociale spankracht. Trends als vergrijzing en ontgroening in combinatie met de ontwikkelingen in de woningmarkt tenderen naar een meer eenzijdige sociale structuur. Wanneer er weinig kansen zijn voor starters, zal deze groep de regio verlaten, om elders een geschikte woning te zoeken. Door het vertrek van starters/jonge huishoudens wordt het draagvlak voor voorzieningen kleiner en gaat de spankracht van de lokale gemeenschappen (o.a. het bemensen en runnen van verenigingen, vrijwilligerswerk e.d.) achteruit. Hoewel er geen één op één relatie is tussen woningbouw en leefbaarheid is de vraag waar nog gebouwd kan worden en wat er gebouwd wordt (woningdifferentiatie) zeker van belang. De kwantitatieve woningbouwopgave is afhankelijk van de te kiezen strategie: bouwen voor de eigen behoefte van de regio Waterland of (ook) bouwen voor een deel van de behoefte van de Noordvleugel. Juist wanneer wordt uitgegaan van puur eigen opvang (vanaf 2020) is de keuze waar je de opgave gaat realiseren een belangrijk keuzevraagstuk voor de regiovisie. De volgende opties voor invulling van de (bescheiden) lange termijn woningbouwopgave zijn onder meer denkbaar en kunnen worden meegenomen in een of meer van de scenario’s. a) Verdere intensivering binnen de kernen (ICT) De resterende mogelijkheden binnen de huidige bebouwingscontouren worden na realisatie van “Waterlands Wonen” schaars en voor zover nog aanwezig, ook lastiger (financieel) uitvoerbaar. Enkele trefwoorden voor extra ICT-capaciteit zijn: meer de hoogte in en transformeren bedrijventerrein tot woongebied. b) Streekeigen groei bij enkele kernen In dit kader kan ook gedacht worden aan bepaalde identiteitsversterkende vormen van woningbouw op ruimtelijk verantwoorde locaties buiten de contouren, bijvoorbeeld in de geest van de studie van LA4Sale. - benutting restcapaciteit locatie Lange Weeren na 2020; - uitbreiding Zuidoostbeemster;
8
-
inrichting gebied tussen Purmerend en de kern Kwadijk.
c)Transformatie groen naar rood Een wellicht minder voor de hand liggende optie is transformatie van een (deel van een) groene functie naar een rode functie (wonen). Een voorbeeld daarvan is bebouwing van sportvelden of bebouwing van groenvoorzieningen (bijv. deel van het Purmerbos). Ook kan hierbij gedacht worden aan extensieve bebouwing in de Purmer. d) Selectieve concentratie à la Waterlands Wonen Na 2020 kan gekozen worden voor selectieve concentratie van bebouwing vergelijkbaar met het Waterlands Wonen. Het antwoord op de vraag “wat bouwen?” verschilt naargelang de reikwijdte van de woningbouwopgave. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan: Eigen opvang > krimp: herstructureringsopgaven: minder woningen meer groen Opvang regionale woningbehoefte+: accent op grondgebonden groene woonmilieus; ontwikkeling van niches. Bovenregionale opvang: stedelijk milieu in vrij hoge dichtheden; gedifferentieerde woningbouw met grote aantallen met meer mogelijkheden voor senioren en starters; ontwikkeling van niches (waterwonen, landgoederen).
C. Ontwikkeling werkgelegenheid Een van de invalshoeken in deze discussie is de lange termijn bedrijventerreinbehoefte. Voor de regio Waterland is een aanbodtekort geïndiceerd van 0-10 hectare tot 2020 aanvullend op de reeds afgesproken en in voorbereiding zijnde terreinen (o.a. Baanstee-Noord), 2 en van 50-55 hectare na 2020 (tot 2040). 2
Uitgaande van eigen regionale bedrijfsterreinbehoefte.
Voor het accommoderen van deze ruimteclaims van het eigen bedrijfsleven zijn verschillende opties te noemen. Intensiveren bestaande terreinen Een van de mogelijkheden om de capaciteit te vergroten is het toepassen van efficiënter en intensiever ruimtegebruik. Dit kan gevonden worden in het bebouwingspercentage, de bebouwingshoogte en dubbel grondgebruik. Zowel bestaande als nog te ontwikkelen bedrijfsterreinen zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen. De opgave zou dan moeten zijn om een deel van de extra behoefte van 50 hectare na 2020 door slimmer ruimtegebruik te accommoderen binnen de huidige bedrijventerreinen. Verdere uitbreiding lokale bedrijventerreinen, bijvoorbeeld uitbreiding van het bestaande bedrijfsterrein Oosthuizerweg richting het noorden (gemeentegrond Zeevang); e invulling 4 kwadrant Middenbeemster in combinatie met wonen. Locatie(s) in de Purmer of Wijde Wormer Als intensivering en herstructurering onvoldoende ruimtewinst oplevert en de regio na 2020 toch wil voorzien in de verwachte behoefte, resulteert dat in een zoekopgave voor nieuwe locaties voor bedrijvigheid. Daarbij zouden de volgende locaties in beeld kunnen komen: oostelijke uitbreidingsrichting Baanstee Oost/Noord in de Pumer; langs een afslag in de Wijde Wormer; Monnickendam/Katwoude; klein deel van het gebied tussen Purmerend en West-Kwadijk. Een dilemma is dat de realisatie van bedrijventerreinen in de Purmer-oost en/of in de Wijde Wormer het karakteristieke open landschap aantast. De vraag is, als je hier niet voor wilt kiezen, of je met het intensiveren van bestaande bedrijfsterreinen op de lange termijn voldoende aanbod creëert. Met het oog op het terugdringen van de scheve woon-werkbalans is ook de keuze aan de orde om al dan niet in te zetten op het creëren van meer kleinschalige vormen van werkgelegenheid, die zich goed laten mengen in een woonomgeving of het landelijk gebied.
9
Vier opties zijn in dat kader interessant en kansrijk: inzetten op vormen van “Waterlands werken”, kleinschalig en identiteitsversterkend (bijv. woonwerkfuncties in de linten, bedrijfskorrels op bestaande percelen, benutten vrijkomende stolpen)3; werken aan huis (telewerken) binnen bestaande wijken, bijvoorbeeld in herstructureringsprojecten. uitbouwen van de sector recreatie en toerisme (o.a. congresfunctie, ontwikkelen leisure, meer verblijfsrecreatie); agrarische bedrijventerreinen buiten de korrel.
D. Kwaliteit landschap, water en cultuurhistorie De agrarische sector is beeldbepalend voor het cultuurhistorische landschap waar de regio Waterland om bekend staat. Echter deze sector staat onder druk en daarmee ook het beheer van het karakteristieke landschap. Deze situatie doet zich voornamelijk voor in de veenweidegebieden. Vanwege de matige productieomstandigheden is het moeilijk boeren en bieden veenweidegebieden daarom vanuit agrarisch oogpunt een onzeker perspectief. Aan de andere kant levert de aantrekkende vraag op de wereldmarkt ook weer nieuwe kansen voor de rundveehouderij en de akkerbouw. Daarnaast speelt het vraagstuk van bodemdaling. De veenweidegebieden dalen met circa 3mm per jaar. Ten behoeve van de landbouw dienen waterpeilen laag gehouden te worden. Lage oppervlaktewaterpeilen resulteren in lage grondwaterstanden, waardoor het veen ‘verbrandt’. Door verbranding van het veen klinkt het veen in waarna de waterpeilen verder worden verlaagd, waarna het proces zich herhaalt. Fundamentele keuzes die zich aandienen in het toekomstige beheer van het Waterlands Landschap zijn de volgende. Wetlands Wanneer de agrariërs wegvallen als beheerder van het veenweidegebied dan is een transformatie naar wetlands een optie. Een wetland is een
gebied op het grensvlak van land en water. Een moeras is meestal extreem drassige grond, terwijl een wetland een afwisseling van droog en nat kan zijn. Wetlands bieden vele soorten biotopen. Dit brede scala aan leven trekt veel vogels en andere roofdieren aan. Ook wetlands moeten worden beheerd. De natte delen moeten opengehouden worden. Transformatie naar moerasbos? Deze optie gaat uit van een verdere achteruitgang in de agrarische sector. Gezien deze achteruitgang is het beheer van deze gebieden als open cultuurhistorisch landschap wellicht op den duur niet houdbaar. Een antwoord op het wegvallen van het beheer van het landelijk gebied kan zijn de transformatie naar moerasbos. Deze optie vergt nog wel enige vorm van onderhoud. Krijgt de natuur de vrije hand dan zal moerasbos geleidelijk verlanden. Water Tevens bestaat er de mogelijkheid van transformatie van landelijk gebied naar grootschalig open water. Van boeren naar plattelandsondernemers Agrariërs kunnen zich inzetten op nevenactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn boerencamping, agrotoerisme en de productie van nieuwe producten als knoflook en koolzaad. Met deze neveninkomsten kunnen agrariërs hun primaire functie blijven uitoefenen en blijft het landschap met het open karakter bestaan. Opleving agrarische sector De stijging van de prijzen van melk en graan geeft de agrarische sector nieuwe perspectieven. In de huidige prijsstijgingen voor zuivel en graan zit een structureel element. De FAO (wereldvoedselorganisatie) stelt dat de voedselproductie in de wereld moet verdubbelen om aan de behoefte te kunnen voldoen. Waterland kan daarop actief inspelen. Landgoederen Op specifieke locaties buiten de rode contour zou een woon- of 4 werkfunctie in de vorm van landgoederen ontwikkeld kunnen worden. Met 4
3
Multi-mediabedrijven en ICT-bedrijven zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Een nieuw landgoed is een openbaar toegankelijk boscomplex, al dan niet met overige gronden, met daarin een woongebouw ‘van allure’ met maximaal twee àdrie wooneenheden
10
de ontwikkeling van landgoederen kan vrijkomend agrarisch gebied worden opgenomen. Windturbines Windturbines leveren aan de ene kant een bijdrage aan een duurzame energiestructuur, maar hebben aan de andere kant een behoorlijke impact op landschap en ecologie. In een of meer van de scenario’s zal het al dan niet realiseren van windturbines worden meegenomen. Recreatie-transferia Plaatsen waar de infrastructuur voor auto’s en openbaar vervoer aansluit op recreatief, langzaam verkeer. Dit zijn ook ideale plaatsen voor voorzieningen (zoals informatieverstrekking, verhuur, verkoop van streekproducten, excursies, horeca). Extensieve bebouwing landelijk gebied Om het landelijk gebied (gedeeltelijk) in stand te houden kan gedacht worden aan extensieve bebouwing als financieringsmiddel. Markermeer Op het gebied van onder andere natuur, landschap, waterhuishouding, recreatie, visserij en cultuurhistorie vervullen het IJmeer en het Markermeer een belangrijke rol. De kwaliteiten die met deze functies samenhangen zoals bijvoorbeeld rust, ruimte, weidsheid, schoon water, gevarieerde natuur en bereikbare plekken om te recreëren, moeten bewaard en versterkt worden. Om dat op termijn te bereiken moet de waterkwaliteit omhoog, moet worden gewerkt aan natuurlijke vooroevers en binnendijkse natuurontwikkeling. Door uitgekiende zonering van het gebied kan de ecologische kwaliteit worden versterkt en kunnen de recreatieve mogelijkheden optimaal worden ontwikkeld. Het gebied moet voor recreatie en natuurbeleving bereikbaar en beleefbaar zijn.
en een minimale omvang van de bebossing van minimaal 5 hectares. Bovendien vormt het woonhuis een architectonische eenheid met het omringende groen.
11
Bovenregionale behoefte
2
3 Contrastrijk Waterland
Mee met de Noordvleugel
Instandhouding landschap
Verandering landschap Authentiek Waterland
Innoveren in het l@ndschap
1
4 Regionale behoefte
12
Aanzet tot scenario’s Op basis van de analyses, de geschetste kerndiscussie en de keuzevraagstukken kunnen scenario’s worden gemaakt. Scenario’s zijn zeer geschikt als middel om op een goed afgewogen manier tot een lange termijnstrategie te komen. Vanuit een ‘assenkruis’ kunnen duidelijk van elkaar verschillende scenario’s worden gecreëerd (zie figuur). De verticale as geeft de dynamiek weer, van boven naar onder: veel respectievelijk weinig dynamiek, hier vertaald als de regionale behoefte of de eigen behoefte aan wonen en werken. De horizontale as gaat over het landschap, met als ene uiterste het ‘in stand houden van het landschap’ en als andere uiterste ‘verandering van het landschap’. Op basis van dit assenkruis zijn vier scenario’s onderscheiden. Ontwikkelingsopties en keuzemogelijkheden vanuit de thema’s krijgen een plaats toegedeeld binnen het assenkruis. Hierbij gaat het erom te zoeken naar samenhang en onderlinge consistentie (integratie) binnen een scenario. Op deze manier passen binnen een scenario verschillende componenten als puzzelstukjes in elkaar. Het is overigens goed mogelijk dat een bepaalde thematische ontwikkelingsoptie onder het ene scenario ook mogelijk is onder een ander scenario. Maar de strategische ruimtelijke hoofdkeuzes verschillen nadrukkelijk van elkaar. In het tweede figuur met assenkruis is een voorzet gedaan voor een eerste invulling van vier Waterlandse scenario’s, met daarin verschillende combinaties van ontwikkelingsopties. Hierbij merken wij op dat de opgestelde scenario’s, de vier denkrichtingen, bedoeld zijn als voeding voor de discussie. Dit betekent dat er nog geen keuze gemaakt hoeft te worden voor 1 scenario. Tevens is het mogelijk om afhankelijk van de discussie te komen tot mengvormen. Hierna zal in het kort worden ingegaan op de kern van deze vier scenario’s.
13
1) Authentiek Waterland In dit scenario is sprake van een lage dynamiek en is er weinig verandering in het landschap. Er wordt uitgegaan van (maximaal) opvang van de eigen Waterlandse behoefte. Handhaving van het open landschap staat hoog in het vaandel. Bouwen binnen de contouren is het uitgangspunt. Het nog te realiseren bouwvolume (voor wonen en bedrijven) wordt begrensd door de capaciteit binnen de contouren. Het dorpse woonmilieu wordt vastgehouden en er wordt ingespeeld op de vraag van woningen voor starters en senioren. Niet de aantallen zijn leidend maar handhaving van huidige kwaliteiten en karakteristieken. De agrarische sector blijft beheerder van het landelijk gebied. Andere elementen in dit scenario kunnen bijvoorbeeld zijn: agrarisch natuurbeheer; extensieve recreatie (wandelen, fietsen, kanoën); agrotoerisme; ICT; geen extra impuls in de infrastructuur boven hetgeen nu al nodig is.
14
2) Contrastrijk Waterland Binnen dit scenario draait het om contrasten. Uitgangspunt is dynamiek, maar wel in relatie tot instandhouding van het landschap. Hierbij is ook een zekere instroom vanuit de Stadsregio aan de orde, boven op de eigen behoefte. Dit betekent dat er wel veranderingen mogelijk zijn, maar binnen de contouren en in de linten, met handhaving kwaliteit en karakteristiek van de linten. Contrasten worden gecreëerd door meer hoogbouw binnen de contouren. Trefwoorden zijn intensief ruimtegebruik en een sterk accent op herstructurering (van woon- en werkgebieden). Feitelijk is dus de druk vanuit de Noordvleugel de extra aanjager voor stadsvernieuwing. Het landelijk gebied behoudt zijn open en groene karakter met florerende primaire landbouw, maar op sommige plaatsen is ruimte voor verblijfsrecreatie. Elementen in dit scenario kunnen bijvoorbeeld zijn: compacte stedelijkheid; ‘harde’ overgangen stad en land; extra investeringen in infrastructuur en openbaar vervoer; enkele hotels in kernen en aan rand van bebouwing; mogeljjk in combinatie met wellness. ontwikkeling Waterland als congresregio.
15
3) Mee met de Noordvleugel De opvang van een deel van de opgaven van de Noordvleugel vormt de voeding voor dit scenario. De Purmer-Oost wordt verstedelijkt, ter gedachtebepaling: 15.000 woningen of meer. Daarnaast is er voldoende ruimte voor een nieuw bedrijventerrein. Er wordt zwaar ingezet op uitbreiding van de verkeers- en vervoersinfrastructuur (o.a. doortrekking noord-zuidlijn). Het landelijk gebied transformeert in een soort stadspark. Andere elementen in dit scenario kunnen bijvoorbeeld zijn: aanleg waterpartijen en waterrecreatie; duurzame energie, windturbine; aanleg Almereboog; rood voor groen.
16
4) Innoveren in het l@ndschap In dit scenario voorziet de regio in zijn eigen woningbehoefte en transformeert een deel van het landelijk gebied in een parklandschap. Een omzetting naar wetlands (o.a. moerasbos) past binnen dit scenario. Ook wordt ingezet op innovatieve stedelijke ontwikkelingen op een fijnmazige korrel. Hierbij kan worden gedacht aan waterwoningen en Waterlands Werken. De Waterlandse behoefte wordt opgevangen in uitbreidingsgebieden bij enkele bestaande kernen. Andere elementen in dit scenario kunnen bijvoorbeeld zijn: geleide verkeerssystemen die de druk op het fileprobleem verminderen; duurzame energie, windturbines, biogasinstallaties; landgoederen.
17
Bovenregionale behoefte
2
3
Binnen contouren bouwen De hoogte in Transformatie van groen naar rood Landelijk gebied met primaire landbouw
Instandhouding landschap
Dorps milieu Binnen contouren bouwen Bedrijventerreinen intensiveren Woningbouw temporiseren Purmerend herstructureren Extensieve recreatie Handhaving karakter landelijk gebied met landbouw en agrotoerisme
1
Opvang Noordvleugel 15.000 woningen in de Purmer Impuls infrastructuur Nieuw bedrijventerrein Almereboog Transformatie landelijk gebied naar stadspark
Fijnkorrelige woningbouw buiten de contouren Waterlands werken Waterwoningen Geleide verkeerssystemen Landelijk gebied wordt parklandschap
Verandering landschap
4
Regionale behoefte 18
DEEL II: BELEIDSKADER EN THEMATISCHE ANALYSES
19
20
1. Het vigerende beleid als vertrekpunt Nota Ruimte Vertrekpunt voor de visievorming is een aantal belangrijke landelijke, provinciale en regionale beleidsrapporten. De nota Ruimte is het belangrijkste rijksdocument. De regio Waterland is hierin aangemerkt als Nationaal Landschap, met uitzondering van de droogmakerij de Purmer en het stedelijk gebied van Purmerend en Edam-Volendam. Bedoeld gebied is aangemerkt als bundelingsgebied. In een bundelingsgebied ligt het accent wel op verstedelijking, maar er moet in samenhang daarmee ook ruimte worden gepland voor andere thema’s als water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie.
Het gebied tussen Amsterdam en Purmerend/Edam-Volendam is in de nota Ruimte aangewezen als rijksbufferzone (zie kaart). Hier geldt restrictief beleid en in principe geen verdere verstedelijking. Het regime van bufferzone (‘vrijwaring van verstedelijking’) heeft betrekking op het oostelijk en zuidelijk deel van Waterland (Landsmeer, Wormerland, Beemster en Waterland). Voor de regio Waterland gelden dus twee regimes Kaart Rijksbufferzones (gearceerd)
Kaart Begrenzing Nationaal Landschap Laag Holland
Bron: Nota Ruimte, 2006
Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid
Streekplan en streekplanuitwerking Waterlands Wonen Op provinciaal niveau is het streekplan Noord-Holland Zuid (2003) het beleidskader. Hierin staat beschreven dat met Waterland zorgvuldig moet worden omgegaan. De belangrijkste ruimtelijke opgaven voor Waterland
21
tot 2020 zijn: ruimte voor water; behoud van de veen(weide)gebieden, met adequaat (agrarisch) beheer van het cultuurlandschap; Intensiveren, Combineren en Transformeren (ICT) binnen bestaande kernen; ruimte voor vestiging van bedrijven; woningen voor de Waterlandse behoefte; landbouw als drager van het landschap; handhaven en versterken van de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten. Daarnaast hanteert de provincie de streekplanuitwerking Waterlands Wonen (2006) als beleid. Hierin staat opgenomen dat de bouwopgave voor Waterland in de periode 2000-2020 6.000 woningen bedraagt. Een deel van het programma komt tot stand door inbreiding (Intensiveren, Combineren en Transformeren). Streekplanuitwerking biedt ook bepaalde mogelijkheden voor woningbouw in de hiervoor genoemde bufferzone. Een voorbeeld daarvan zijn de “bufferwoningen”, waarbij wel bijzondere eisen worden gesteld aan landschappelijk inpassing. Cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden van het gebied moeten in stand worden gehouden. De mogelijkheid om bufferwoningen in te zetten komt pas in beeld na 2012. Deze bufferwoningen betekenen een kwaliteitsimpuls voor de regio op het gebied van leefbaarheid en een vitaal platteland, waarbij de recreatieve structuur versterkt wordt (Waterlands Wonen, 2006). De regiovisie uit 2000 De regio heeft in 2000 een eigen regiovisie opgesteld. De regiovisie Waterland gaat uit van een bescheiden ambitie; selectieve concentratie ten behoeve van de vitaliteit is de leidraad. Daarnaast heeft de regio Waterland een aanvullende visie opgesteld, het zogenaamde ‘Appeltje voor de dorst’. Hierin staat beschreven dat de Purmer potentieel biedt voor de ontwikkeling van wonen, werken, recreëren en water. De locatie betekent een appel voor de dorst die slechts kan worden aangesproken onder strikte voorwaarden en indien noodzakelijk en/of gewenst. Conclusie Het beleidskader biedt enerzijds een aantal ruimtelijke mogelijkheden en anderzijds sluit het een aantal opties uit. Duidelijk is dat de Purmer een belangrijk discussiepunt vormt. Deze locatie biedt de mogelijkheid om een aantal ruimtelijke opgaven op te vangen. Hierbij kan gedacht worden aan functies als wonen, werken en recreatie.
22
2. Externe processen Noordvleugelkaart 2040 De samenwerkende overheden (Amsterdam, Noord-Holland, Stadsregio, Almere, Flevoland, Haarlem en Haarlemmermeer) in de Noordvleugel organiseren de zoektocht naar de ontwikkelingspotentie van de regio Amsterdam. De Noordvleugelpartijen willen de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel verbeteren en kiezen daarom voor een metropolitane strategie. Deze strategie wordt vertaald naar de Noordvleugelkaart 2040. Lange termijn doel van deze strategie is een vitale en leefbare randstedelijke metropool die kan concurreren met andere grootstedelijke gebieden. Acties De Noordvleugelpartijen geven invulling aan deze ambitie door een groot aantal acties. De partijen willen de economische potenties van de Noordvleugel benutten door de ontwikkeling van goede kantoorlocaties en bedrijventerreinen die in samenhang met elkaar en de infrastructuur gezien worden. Schiphol en de Zuidas zijn complementair en versterken elkaar. Het functioneren van de economische centra dient bevorderd te worden. Ook wil de Noordvleugel investeren in de mainport Schiphol zelf en in andere hubs5, in de HSL en het Havenindustrieel complex en in marktsegmenten die de hubfunctie6 van Schiphol ondersteunen en gebruiken (herkomst en bestemmingsverkeer). Daarnaast wordt ingezet op de A4 zone als een multimodaal ontsloten internationale toplocatie voor mainportgebonden logistiek. De Noordvleugel houdt vast aan zijn doelstelling van de Zuiderzeelijn. De regionale bereikbaarheid per openbaar vervoer op de corridor Haarlemmermeer/Schiphol – Amsterdam- Almere moet worden verbeterd.
5 6
Knoop in een netwerk Draaischijf of knooppunt van goederenstromen.
Belangrijk voor de regio Waterland zijn de ambities van de Noordvleugelpartijen voor wat betreft woningbouw. De partijen willen onder meer tussen 2010 en 2030 150.000 woningen realiseren. Van deze woningen worden er circa 84.000 gerealiseerd in de periode 2010-2020 en circa 66.000 in de periode 2020-2030. Hierbij wordt uitgegaan van een fasering binnen de Noordvleugel van zuid-west (Haarlemmermeer) naar noord-oost (Almere). Achtergrond Vertrekpunt van Noordvleugel 2040 zijn de resultaten van de Noordvleugelconferenties. De zoektocht naar het ontwikkelingsbeeld voor de Noordvleugel 2040 is een denk- en ontwerpoefening7. Tijdens de eerste conferentie stonden de woningbouwaantallen en de fasering centraal. De besluiten van deze eerste conferentie zijn opgenomen in het document “Noordvleugelconferentie 9 oktober 2001”. Een van de opgenomen besluiten gaat over de keuzes binnen de richting van verstedelijking. Voor die verstedelijkingsrichting is er een voorkeur voor concentratie van woningbouwlocaties, met gebruikmaking van de mogelijkheden die spreiding biedt. In tabel 2.1 zijn de locaties en aantallen opgenomen. Uitgangspunt was te zoeken naar ruimte voor 190.0008 woningen, waarvan ongeveer 60.000 woningen op binnenstedelijke locaties en 130.000 woningen daarbuiten. Daarnaast was opgenomen dat in het (toen nog genoemde) gebied ROA boven het Noordzeekanaal ruimte wordt gevonden voor een 7
Eind 2007 zal tijdens een bestuurlijke conferentie de agenda voor de middellange termijn worden vastgesteld. Op deze gezamenlijke basis zal vanaf 2008 worden gewerkt door de deelnemende overheden aan hun op te stellen structuurvisies. 8 De Noordvleugel zet op een hoger aantal in om verzekerd te zijn van zoekruimte om het aantal van 150.000 (komt voort uit de opgave in de Vijfde Nota) woningen te kunnen realiseren.
23
woningbouwlocatie van 10.000 woningen indien tevens in dezelfde periode 150 hectare netto bedrijventerrein kan worden gerealiseerd. Deze samenhang is voorwaarde om een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan de verbetering van de onbalans tussen wonen en werken in het gebied en bij te dragen aan het opwaarderen van de werkgelegenheidsmogelijkheden. Tabel 2.1 Woningbouwlocaties en woningbouwaantallen
Stadsregio Amsterdam als vanuit de Noordvleugel geen behoefte bestaat aan een forse stedelijke investering in de Purmer, ondanks de mogelijkheid door de status als bundelingsgebied. Het open agrarisch gebied zou als kernkwaliteit moeten blijven bestaan, voor zowel voor de regio Waterland als voor de regio Amsterdam. Figuur 2.1 Woningaantallen model van zuidwest naar Almere 20102030
Locaties Aantal woningen Binnenstedelijk 60.000 Zuidelijk Flevoland* 60.000 Bollenstreek 40.000 Haarlemmermeer 10.000 ROA-Noord 10.000 Amstelveen/Uithoorn/Aalsmeer 6.500 Bloemendalerpolder 5.000 Totaal 191.500 Bron: Noordvleugelconferentie 9 oktober 2001 In het conferentiedocument “Groei met kwaliteit. De Noordvleugel op weg naar een internationale concurrentiepositie” (4 februari, 2005) is het vertrekpunt de besluiten van de vorige Noordvleugelconferenties. Vast wordt gehouden aan de noodzaak om 150.000 woningen te bouwen. In dit document is de ontwikkeling van 5.000 woningen in Purmerend en omstreken opgenomen (zie figuur 2.1). Hierbij is ook aandacht voor mogelijke niet realiseerbare locaties vanwege geluidscontouren. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat andere locaties een extra opgave krijgen. Bron: Derde Noordvleugelconferentie, september 2003 In figuur 2.1 is een indicatieve woningbouwopgave van 5.000 woningen (Purmerend e.o.) opgenomen. Het concept ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 laat een beeld zien van een zuidelijk deel van regio Waterland als potentiële locatie voor groene woonmilieus. De woningbouwopgave/locatie zoals in figuur 2.1 is in dit ontwikkelingsbeeld niet opgenomen. Hoewel de invuloefeningen van het ontwikkelingsbeeld nog niet definitief zijn uitgekristalliseerd is de laatste stand van zaken dat er zowel vanuit de
24
Concept Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 Bron: Noordvleugel 2040)
25
IJmeerstudie In de huidige en toekomstige situatie is de ruimtedruk op het IJmeer groot vanwege de verstedelijkingsgraad van het rondom gelegen gebied. De ruimtedruk is minder op het Markermeer en neemt verder af richting het noorden op het IJsselmeer. De druk op de ruimte zal in de toekomst toenemen, vanwege de vraag naar verstedelijking, betere bereikbaarheid en toenemende recreatie. Figuur 2.3 Ruimtelijk perspectief: invulling van de nieuwe opgave in het oosten en in het westen
Bron: Toekomst Almere Integraal Ontwikkelingsplan, 2003 De toenemende druk van verstedelijking en recreatie is vooral in het compartiment Markermeer/IJmeer een probleem. Almere staat voor de opgave om (binnen- en/of buitendijks) 60.000 woningen te realiseren tussen 2010 en 2030. Hierbij zetten de Noordvleugelpartijen in op een IJmeerverbinding. De brug vormt de drager van een nieuwe, snelle OVverbinding tussen Almere en Amsterdam IJburg (mogelijk als onderdeel van de Zuiderzeelijn). Almere vindt aanleg van de IJmeerverbinding een noodzakelijke voorwaarde om na 2010 invulling te kunnen geven aan de groeiopgave . Tevens kan door de aanleg van een nieuwe IJmeerverbinding Almere Pampus uitgroeien tot een nieuw zaken- en congresmilieu met een hoogstedelijk verblijfsklimaat en culturele voorzieningen. Langs de uitgestrekte IJmeerkust ontwikkelt zich een grootschalig, maritiem en
recreatief centrummilieu. De potenties van het IJmeer als ‘interstedelijke baai’ worden optimaal benut. Kop van Noord-Holland / West-Friesland Ten noorden van de regio Waterland spelen eveneens ontwikkelingen die van invloed zijn. De Kop van Noord-Holland en West-Friesland hebben eveneens een onevenwichtige verhouding tussen werkgelegenheid en beroepsbevolkling. Dagelijks vindt er een uitgaande pendel plaats richting en door de regio Waterland. Dit verhoogt de druk op de infrastructuur en draagt bij aan de fileproblematiek in de regio Waterland (zie ook hoofdstuk 6). Verschillende ambities zijn neergelegd in het streekplan op het gebied van wonen, werken en recreëren. In bijlage 4 zijn kwantitatieve opgaven voor deze gebieden opgenomen. Conclusie De zoektocht die moet leiden tot de Noordvleugelkaart 2040 is nog niet afgerond. In de streekplanuitwerking “Waterlands Wonen” is opgenomen dat op bestuurlijk niveau in Noordvleugelverband afspraken zijn gemaakt, om de verstedelijking op de as Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere in te zetten en niet te kiezen voor verdere verstedelijking in de regio Waterland. Wanneer, als gevolg van 20 Ke-contour, onverhoopt minder woningen in de Haarlemmermeer gebouwd kunnen worden, wordt bij het zoeken naar alternatieve locaties primair gekeken naar locaties die een positieve bijdrage leveren aan een goede woon- werkbalans en aan het oplossen van economische vraagstukken die zich in het gebied voordoen. In eerste aanleg wordt gezocht in en nabij de Haarlemmermeer en niet ten noorden van het Noordzeekanaal.
26
3. Bevolking en wonen De regio Waterland heeft na 2020, na realisatie van het woningbouwprogramma zoals beschreven in de streekplanuitwerking Waterlands Wonen, nog te maken met een eigen regionale woningbehoefte. Vragen die bij dit thema aan de orde zijn: Hoe gaan we met die woningbehoefte om, nu de grootste kern met regionale centrumfunctie Purmerend letterlijk de grenzen van de groei heeft bereikt? Welke andere locaties kunnen worden aangewezen? Hoe gaan we met de ontwikkeling van woningbouw om in relatie tot het Nationaal Landschap?
3.1. Uitgangssituatie Gestage bevolkingsgroei in de regio tot heden De regio Waterland wordt gevormd door de gemeenten Beemster, EdamVolendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland, Wormerland, en Zeevang. De regio heeft een inwonertal van 164.546 per 1.1.2007 (CBS, 2007). Het aantal woningen ligt rond de 67.500 woningen. De gemiddelde woningbezetting ligt in de regio rond 2,4. Tussen de gemeenten bestaan onderling kleine verschillen wat betreft de bezettingsgraad. Tabel 3.1 Bevolking en woningvoorraad regio Waterland Gemeente Beemster Edam-Volendam Landsmeer Purmerend Waterland Wormerland Zeevang Regio Waterland Bron: CBS, 2007
Inwonertal 8.476 28.494 10.264 77.955 17.183 15.856 6.318
Woningvoorraad 3.385 11.260 4.252 32.700 7.069 6.365 2.468
Gemiddelde woningbezetting 2,5 2,5 2,4 2,4 2,4 2,5 2,6
164.546
67.499
2,4
Voor de regio als geheel zijn er geen grote verschillen in leeftijdsopbouw in vergelijking met de provincie. Ook in vergelijking met Nederland is het beeld vergelijkbaar. Tussen gemeenten onderling zijn er overigens wel verschillen (zie bijlage 1). Tabel 3.2 Bevolking van regio Waterland, provincie Noord-Holland en Nederland naar leeftijd in 2007 Leeftijdsgroep 0-19 20-64 65+ totaal Bron: CBS, 2007
Regio Waterland 24,9% 61,0% 14,0% 100%
Noord-Holland 23,4% 62,7% 13,9% 100%
Nederland 24,2% 61,3% 14,5% 100%
In onderstaande figuren is de ontwikkeling in inwonertal, huishoudens en woningvoorraad weergegeven vanaf 1995. Als we kijken naar de ontwikkeling in inwonertal dan zien we dat de groei de laatste jaren is afgevlakt. Deze afvlakking zou een voorbode kunnen zijn van krimp.
27
Figuur 3.1 Ontwikkeling inwonertal regio Waterland, 1995-2007
Figuur 3.2 Ontwikkeling huishoudens en woningvoorraad 1995-2007 70000
170000
68000
165000
66000
160000
64000
155000 Inwonertal
62000
Aantal huishoudens
60000
Woningvoorraad
150000 58000
145000
56000 54000
140000
52000 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07
135000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Bron: CBS, 2007
Bron: CBS, 2007
Wat betreft de ontwikkeling in het aantal huishoudens zien we een gestage groei. Dit geldt min of meer ook voor de woningvoorraad, hoewel deze de laatste jaren geen gelijke tred meer houdt met de huishoudensontwikkeling. Realisatie van de geplande woningbouw kan hierin wellicht verandering brengen.
Woningbouwafspraken tot 2020 De planning is in de periode tot 2020 6.0009 nieuwe woningen in de regio Waterland te realiseren. Dit is opgenomen in de Streekplanuitwerking Waterlands Wonen 2006. De woningbouwtaakstelling in nieuwe uitleggebieden bedraagt voor de regio in totaal 3.000 woningen tot 2020 (zie tabel 3.3).
9
Dit is een aanvulling op de reeds bekende en ingeplande woningbouwcapaciteit: vanaf 2000 7.000 woningen in de pijplijn, waaronder 4.600 woningen in Weidevenne Purmerend.
28
Tabel 3.3 Uitleglocaties per gemeente in de regio Waterland
Tabel 3.4 Aantal ICT-woningen tot 2012
Gemeente Beemster
Gemeente Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland
Locatie Middenbeemster Zuidoostbeemster Edam-Volendam Zuidpolder Lange Weeren Landsmeer Locatie Purmerland Oostzaan Purmerend Waterland Marken Broek in Waterland Z.O. Ilpendam-Noord Wormerland Neck Zeevang Watering IV Totaal Bron: Waterlands Wonen, 2006
Aantallen 240 450 1.050 740 40 0 0 90 50 80 60 200 3.000
De streekplanuitwerking heeft de ambitie om 50% (3.000) woningen binnenstedelijk te realiseren door middel van Intensiveren, Combineren en Transformeren (ICT). De gemeenten hebben tot en met 2012 als resultaatsafspraak een aantal van 2.000 via ICT te bouwen woningen (zie tabel 3.4). In een cultuurhistorische verkenning is verder een aantal potentiële bouwlocaties benoemd die belemmeringen ondervinden. Van deze locaties is de realiteitsgehalte laag. De overige 1.000 ICT-woningen zullen daarom worden ingezet als zogenaamde ’bufferwoningen’ (zie tabel 3.5). Deze woningen komen pas in beeld nadat de 2.000 ICT-woningen zijn gerealiseerd. Op zijn vroegst zal dit na 2012 aan de orde zijn.
Aantallen 200 290 200 100 350 250 600
Zeevang 50 Totaal 2.040 Bron: Waterlands Wonen, 2006
Tabel 3.5 Verdeling van ‘1.000 bufferwoningen’ Gemeente
Locatie Aantallen Klaterbuurt, N-Beemster, WBeemster, O-Beemster, Beemsterlinten Beemster 200 Edam-Volendam 0 Van Beekstraat, Den Ilp, Landsmeer Landsmeer, Purmerland 150 Oostzaan De Haal, De Heul, Oostzaan 150 Purmerend 0 Ilpendam, Broek in Waterland, Watergang, Zuiderwoude, Waterland uitdam, Overleek 150 Jisp, Wijdewormerlinten + Wormerland Oostknollendam, Neck 200 Middelie Noord en Zuid, Beets, Kwadijk, Hobrede 150 Zeevang Totaal 1.000 Bron: Waterlands Wonen, 2006
29
Bron: Provincie Noord-Holland, 2005
3.2 Ontwikkelingen
Figuur 3.4 Huishoudensontwikkeling regio Waterland tot 2030
Voor inzicht in de toekomstige ontwikkelingen wat betreft bevolking en huishoudens en daaraan gekoppeld de behoefte aan woningen is gebruik gemaakt van prognoses van de Provincie Noord-Holland. Ook RBOI heeft met een eigen prognosemodel vooruitberekeningen gemaakt.
80.000
3.2.1 Provinciale prognose: afvlakkende groei vanaf 2015/2020 De provinciale bevolkingsprognose voor de regio Waterland (loopt tot 2030) laat een beeld zien van afvlakkende groei vanaf 2015/2020, en vanaf 2025 een lichte afname in de bevolking (zie figuur 3.3). Ondanks het feit dat het bevolkingsaantal op termijn daalt, zal het aantal huishoudens in de regio Waterland nog toenemen (zie figuur 3.4). Dat het aantal huishoudens blijft toenemen terwijl de bevolking stabiliseert is het gevolg van het proces van individualisering en vergrijzing. Dat werkt vooral door in een toename van het aantal één- en tweepersoonshuishoudens. Volgens de provinciale prognose zal in 2030 het aantal huishoudens in de regio ongeveer 77.900 bedragen (figuur 3.4).
74.000
78.000 76.000
72.000 Aantal huishoudens 70.000 68.000 66.000 64.000 62.000 2005
2010
2015
2020
2025
2030
Figuur 3.3 Bevolkingsontwikkeling regio Waterland tot 2030 Bron: Provincie Noord-Holland, 2005
180000
175000
Op basis van de bevolkings- en huishoudensprognose heeft de provincie een woningbehoefteprognose gemaakt. Deze is weergegeven in tabel 3.5
170000
Tabel 3.6 Woningbehoefteprognose regio Waterland (2005-2030)
165000
Inwonertal
160000
155000
150000 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2005 2010 2015 Woning68.112 72.237 75.207 behoefte Bron: Provincie Noord-Holland, 2005
2020 77.199
2025 78.377
2030 78.565
We zien dat in de periode 2005-2020 er een toename in woningbehoefte is van ongeveer 9.000 woningen. De plannen die in de pijplijn zitten en de resterende woningbouwopgave voorzien in de behoefte tot 2020. Daarbij tekenen we aan dat in deze woningbouwopgave nog een stuk instroom zit
30
(positief migratiesaldo). Voor de periode 2020-2030 is toename in de woningbehoefte berekend op circa 1.400 woningen. 3.2.2 Lange termijnontwikkeling: krimp of stabilisatie inwonertal In aanvulling op de provinciale prognose is door RBOI een vooruitberekening gemaakt die doorloopt tot 2040. Hiervoor zijn provinciale gegevens als input gebruikt. De vooruitberekening gaat uit van een bevolkingsontwikkeling vanaf 2030 uitgaande van puur natuurlijke aanwas: saldo van geboorte en sterfte, migratiesaldo = 010 (variant a). (In bijlage zijn de prognoses per gemeente opgenomen). Uitgaande van puur natuurlijke aanwas en migratiesaldo 0 is de verwachting een daling in bevolking: krimp. Daarnaast is gekeken naar een beleidsvariant waarbij op lange termijn toch rekening gehouden wordt met enige instroom/vestiging zodanig dat het inwonertal niet daalt maar op het niveau blijft van 2025/2030: stabilisatie inwonertal (variant b). Beide varianten zijn weergegeven in figuur 3.6. Figuur 3.6 Vooruitberekening bevolkingsontwikkeling, “natuurlijke aanwas vanaf 2030” (a) en “stabilisatie inwonertal” (b)
180000
175000
170000 Natuurlijke aanwas vanaf 2030
165000
Stabilisatie
160000
155000
150000
145000 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Bron: RBOI, 2007
3.2.3 Vertaling naar kwantitatieve woningbehoefte In het navolgende hebben wij de vertaling gemaakt naar de woningbehoefteontwikkeling. Wederom is gerekend met eerder genoemde varianten. Het omslagpunt in de woningbehoefteprognose ligt rond 2030. Vanaf 2030 is er geen groei meer in het aantal huishoudens en in de woningbehoefte, maar een tendens tot daling. Per saldo zou voor de gehele periode 2020-2040 sprake zijn van een afname in de woningbehoefte van circa 500 woningen, uitgaande van puur een natuurlijke aanwasontwikkeling (vanaf 2020, variant a, zie tabel 3.7). Tabel 3.7 Woningbehoefte op basis van huishoudens (natuurlijke aanwas vanaf 2030, variant a) 2005 2010 2015 2020 68.112 72.237 75.207 77.199 Woningbehoefte 10
Migratiesaldo 0 gaat uit van instroom die gelijk staat aan de uitstroom. Met andere woorden er vestigen evenveel mensen in de regio dan dat er mensen vertrekken uit de regio.
2025
2030
2035
2040
31
78.377 78.565 Woningbehoefte Bron: provincie Noord-Holland en RBOI
78.078
76.663
45.000 40.000
Uitgaande van de stabilisatievariant (variant b) zou voor de periode 20202040 nog rekening te houden zijn met een toename in de woningbehoefte van circa 2.200 woningen.
35.000
Tabel 3.7 Toename woningbehoefte 2020-2040 (varianten a en b) Periode Variant a: natuurlijke Variant b: stabilisatie aanwas vanaf 2020 inwonertal vanaf 2025/203011 2020-2030 + 1366 + 1491 2030-2040 - 1902 + 718 Totaal vanaf 2020 - 536 + 2209 Bron: RBOI
25.000
Uiteraard zijn vanaf 2020 ook ontwikkelingsopties denkbaar waarin Waterland vanaf 2020 opvanggebied is voor een deel van de woningbehoefte van de stadsregio of Noordvleugel. In de volgende paragraaf komen we daar op terug. 3.2.4 Kwalitatieve woningbehoefte Vraagzijde Naast de kwantitatieve woningbehoefte is het ook belangrijk om indicaties te geven van de kwalitatieve woningbehoefte. Voor dat doel is onder meer gekeken naar de leeftijdsopbouw en de verschuivingen die daarin te verwachten zijn (zie figuur 3.7). De prognoses komen uit op een verhoudingsgewijs sterke toename van de huishoudens in de leeftijdsgroep 75 jaar en ouder. De vergrijzing is hierin herkenbaar. Daarnaast zien we dat ook de leeftijdsgroep 65-74 jaar toeneemt. Na 2030 neemt deze leeftijdsgroep licht af. De in Waterland zeer sterk aanwezige middengroep qua leeftijd (35-64 jaar) neemt duidelijk in omvang af in de loop der jaren. Voor de middellange (tot 2020) is rekening te houden met een duidelijke stijging van de groep jonge huishoudens. Figuur 3.7 Huishoudens naar leeftijd, regio Waterland 11
30.000 15 t/m 34 35 t/m 64 65 t/m 75
20.000
75 e.o.
15.000 10.000 5.000 0 2005
2020
2030
2040
Aanbodkant Het aantal koopwoningen is het laatste decennium toegenomen ten opzichte van het aantal huurwoningen. De bestaande koophuurverhouding ligt nu in de regio Waterland op 62%/38%. Ongeveer 32% valt in de sociale huursector. In de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang liggen de koophuurverhoudingen anders. In Zeevang en Edam-Volendam is het meer dan 70%. Purmerend en Wormerland hebben relatief weinig koopwoningen (tussen de 50% en 60%), hoewel het percentage koopwoningen ook hier toeneemt. Vanwege de meer moeilijke realisering van ICT-gebieden, willen de gemeenten zich inspannen om in uitleggebieden te bouwen in een verhouding van 60% koop (waarvan een deel goedkope koop voor starters) (Regionale Woonvisie Waterland, 2004). Er is sprake van stagnatie in de sociale huursector. De gemiddelde wachttijd voor een huurwoning is hoog (gemiddeld 6 jaar). Daarnaast zijn de afgelopen jaren de prijzen van koopwoningen enorm gestegen. Dit
In dit geval dus voorkomen van daling van het inwonertal in de regio vanaf 2025/2030.
32
vormt een belemmering voor de doorstroming van de huursector naar de koopsector. Vooral jongeren trekken vanwege het gebrek aan doorstroming weg. Zij zoeken een geschikte woningen in een stad als Amsterdam. De groep starters verdient daarom extra aandacht in het woonbeleid. Conclusie van vooruitblik bevolking en wonen Tot 2020 kan worden uitgegaan van de afspraken zoals opgenomen in de streekplanuitwerking Waterlands Wonen. De plannen die in de pijplijn zitten en de resterende woningbouwopgave voorzien in de woningbehoefte van ongeveer 9.000 huishoudens in de periode 2005-2020. Uitgaande van de opvang van natuurlijke aanwas en migratiesaldo 0 verwachten we na 2025/2030 krimp. Ook de woningbehoefte wordt negatief. In de periode 2030-2040 gaan we uit van een verwachte afname in behoefte van circa 1.900 woningen. Uitgaande van een stabilisatie, waarbij naast natuurlijke aanwas ook een klein deel regionale opvang is meegenomen, bedraagt de woningbouwopgave maximaal nog circa 2.200 woningen voor de periode 2020-2040 (stabilisatievariant).
3.3 Dilemma’s en opties Als vervolg op de analyse geven we in deze paragraaf een aanzet voor verschillende ontwikkelingsopties (in globale termen) voor het thema wonen. Deze opties hebben betrekking op zowel de kwantitatieve opgave en de kwalitatieve opgave als op de ruimtelijke invulling van deze opgaven. Duidelijk zal zijn dat de verschillende opties samenhang vertonen. 3.3.1 Kwantitatieve opgave Wat betreft de kwantitatieve opgave onderscheiden we voorshands drie opties. De eerste gaat uit van opvang natuurlijke aanwas. De tweede gaat uit van de hier genoemde regionale woningbehoefte+. De derde optie behelst naast opvang van eigen behoefte ook een bovenregionale opvang. Hierbij komt de Noordvleugel in beeld. Eigen woningbehoefte: krimp Wanneer puur wordt uitgegaan van eigen opvang dan zal de regio na 2025-2030 te maken hebben met een afname in bevolkingsaantal ofwel krimp. Uit tabel 3.7 is af te lezen dat in de periode 2030-2040 een afname in woningbehoefte zal zijn van ongeveer 1.900. Met deze optie zal worden ingezet op herstructureringsopgaven en het terugbrengen van meer kwaliteit door groen (zie ook kwalitatieve opgave). Regionale woningbehoefte+ Het woningbouwprogramma tot 2020 zoals voorgenomen in de streekplanuitwerking Waterlands Wonen sluit aan op de behoefte (inclusief enige vestiging). Vanaf 2020 kan wederom worden gekozen voor opvang eigen woningbehoefte met enige vestiging. Met deze optie wordt gekozen voor de stabilisatie van het aantal inwoners. De kwantitatieve opgave die daar bij hoort is ca 1.400 woningen tot maximaal 2.200 woningen in de periode 2020-2040. Óók opvang Noordvleugel De Noordvleugel heeft de ambitie te transformeren van een regionale netwerkstad naar een volwaardig Europese metropool. De Noordvleugel heeft een opgave van 150.000 woningen voor de periode 2010-2030. Eerder is in Noordvleugelverband gekozen voor verstedelijking op de as Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere en niet voor verdere verstedelijking
33
in de regio Waterland. Wanneer de realisatie van de opgaven daar stagneert vanwege het gebrek aan ruimte of andere belemmeringen zou een beroep kunnen worden gedaan op de regio Waterland. Bundelingsgebied de Purmer zou dan een mogelijkheid zijn voor de opvang van de kwantitatieve woningbehoefte vanuit de Noordvleugel. De omvang van een dergelijke opvang zal vooral afhangen van het “maximale laadvermogen” van de regio (denk bijvoorbeeld aan afwikkelingscapaciteit infrastructuur en capaciteit van de Purmer). Ter gedachtebepaling: bij onverkort doortrekken van het voorziene woningbouwvolume in de periode tot 2020 resulteert een bouwvolume van ongeveer 12.000-15.000 woningen voor de periode 2020-2040. 3.3.2 Kwalitatieve opgave Naast de kwantitatieve opgave is het belangrijk de kwalitatieve opgave in beeld te hebben. Op basis van demografische trends en ontwikkelingen in de woningmarkt kunnen accenten worden aangegeven die corresponderen met een kwantitatieve keuze zoals hierboven genoemd. Krimp: brengen van groen in de wijken Hierbij gaat de aandacht uit naar herstructureringsopgaven, waarbij wordt ingezet op minder woningen terug in de wijk en meer groen. Op deze manier wordt een kwaliteitsimpuls gerealiseerd. Hoewel deze optie is meegenomen, is de vraag wat de realiteitsgehalte hiervan is. De trend is een toenemende vraag naar kwaliteit in de woningmarkt. Hierdoor blijft er druk op de Waterlandse woningmarkt vanuit de regio Amsterdam bestaan. Opvang regionale woningbehoefte+ met accent op groene woonmilieus Bijzondere aandacht is dan te geven aan bijvoorbeeld groene, grondgebonden woonmilieus en bepaalde “niches” in de woningmarkt. Bovenregionale opvang met accent op senioren en starters Wanneer wordt uitgegaan van een deels bovenregionale opvang dan biedt dat kansen voor een meer gedifferentieerd programma, dat mede inspeelt op kwalitatieve tekorten in de stadsregio. Gezien de vergrijzing en de nu beperkte kansen in de woningmarkt voor starters, zijn dit de doelgroepen die bij een op termijn beperkt bouwprogramma bijzondere aandacht vragen.
In de gedachte van een opvang van de woningbehoefte vanuit de Noordvleugel kan naast de kwantitatieve opvang ook de kwalitatieve opvang als optie worden aangedragen. In deze gedachtelijn vervult de regio Waterland in een aanbod van niches, landelijk wonen en wonen à la LA4Sale. Op kleinschalige wijze wordt een kleine bijdrage geleverd aan de (boven-)regionale opvang. 3.3.3 Ruimtelijke concepten Ook de opties voor bepaalde ruimtelijke concepten of ruimtelijke invullingen kunnen variëren met de eerder besproken basiskeuzen (“eigen opvang” en “opvang regionale woningbehoefte+” en “opvang Noordvleugel”). Eigen opvang Deze optie gaat uit van een negatieve woningbehoefte vanaf 2030. Dit kan inhouden dat wordt ingezet op herstructurerings van wijken in bijvoorbeeld Purmerend, waarbij de nadruk ligt op het terugbrengen van minder woningen en investeren in groen. Regionale woningbehoefte+ Uitgaande van “regionale woningbehoefte+” kunnen verschillende opties worden onderscheiden die ook vanaf 2020 in beeld kunnen zijn. Verdere intensivering binnen de kernen (ICT) De resterende mogelijkheden binnen de huidige bebouwingscontouren worden na realisatie van “Waterlands Wonen” schaars en voor zover nog aanwezig ook lastiger (financieel) uitvoerbaar. Enkele trefwoorden voor extra ICT-capaciteit zijn: meer de hoogte in en transformeren bedrijfsterrein tot woongebied. Extensieve transformatie Purmer In dit kader kan ook gedacht worden aan extensieve vormen van wonen in de Purmer á la de studie van LA4Sale. Om de oude ontginningslijnen in stand te houden wordt in deze studie het voorstel gedaan om “in de korrel” bebouwing toe te staan. Dit houdt in dat op bestaande percelen de mogelijkheid wordt geboden om woningbouw te realiseren. Transformatie groen naar rood
Bovenregionale opvang met een accent op niches
34
Een wellicht minder voor de hand liggende optie is transformatie van een (deel van een) groene functie naar een rode functie (wonen). Zo zou een deel van het Purmerbos in aanmerking kunnen komen voor nieuwbouwontwikkelingen, of bijvoorbeeld de locatie van het golfterrein in Purmerend. Door de verplaatsing van laatstgenoemd terrein naar de Purmer kan woningbouw worden gerealiseerd in aansluiting op het bestaand stedelijk gebied van Purmerend. Nieuwe woonvormen De mogelijkheid van nieuwe woonvormen kan zowel in de variant “eigen opvang” als in de variant “opvang Noordvleugel” toegepast worden. Met nieuwe woonvormen kunnen bepaalde niches worden aangesproken. De ontwikkeling van nieuwe woonvormen is een aanvulling op het bestaande in de regio Waterland. Je biedt iets bijzonders aan wat alleen in deze regio te vinden zal zijn. Op die manier kun je als regio Waterland zowel regionaal als bovenregionaal naar buiten treden en andere doelgroepen aanspreken. Dit kan een verrijking zijn voor het gebied. Een voorbeeld van een nieuwe woonvorm zouden waterwoningen kunnen zijn. Het gaat hierbij om drijvende woningen, die bij laag water op een fundering van palen rusten. Bij hoog water stijgt het huis mee aangezien het voorzien is van een drijflichaam (een caisson), palen houden de woning op zijn plaats áls het gaat drijven. De flexibele leidingen voor elektra, water en riolering bewegen dan mee. Met waterwoningen wordt rekening gehouden met de cultuurhistorie (vroeger was dit gebied immers water) en daarnaast draag je bij aan de waterbergingsopgave waar de regio voorstaat.
Opvang Noordvleugel Als we uitgaan van een opvangfunctie voor de Noordvleugel dan komt de locatie de Purmer in beeld. Deze locatie leent zich in beginsel voor een stedelijke ontwikkeling als wonen. Intensieve verstedelijking Purmer Architect en stedenbouwkundige Tjeerd Dijkstra heeft het plan PurmerMeer gelanceerd. Dit plan gaat uit van behoud door ontwikkeling. In deze studie is het bundelingsgebied tussen Purmerend en Edam-Volendam gedacht als locatie waar de bouw van 36.000 woningen in geconcentreerde vorm plaats vindt, in combinatie met functies als water, ecologie en cultuurhistorie. Deze of een vergelijkbare ontwikkeling waarbij wordt ingezet op intensieve verstedelijking van de Purmer is een optie die in een scenario van bovenregionale opvang aandacht verdient. Extensieve transformatie Purmer Ook wanneer de regio inzet op niches voor de (boven-)regionale behoefte kan de Purmer in beeld komen. Hierbij kan wederom gedacht worden aan verstedelijking à la LA4Sale, bebouwing in de korrel.
35
4. Werken Het thema werken wordt niet alleen bezien in de context van de regio Waterland zelf. We kijken ook naar bovenregionale ontwikkelingen en opgaven. Deze zijn van invloed op het in te zetten beleid van de regio Waterland. Net als het thema wonen zullen er keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de bedrijfsterreinopgaven. Hierbij is tevens de vraag aan de orde: Gaat de regio Waterland uit van de opvang van de eigen regionale bedrijfsterreinbehoefte of fungeert de regio ook als opvang voor een bovenregionale behoefte?
De regio Waterland kent een verdeling van bedrijvigheid over de diverse marktsectoren (landbouw, industrie, bouw, handel en dienstverlening). Diensten, detailhandel en industrie hebben ongeveer een gelijk aandeel en nemen samen bijna drie kwart van de werkgelegenheid voor hun rekening. Bouw en groothandel zijn goed voor de overige 25%. Industrie en bouw zijn sterk geconcentreerd in Edam-Volendam (ruim 3.700 werkzame personen tegenover 2.700 in Purmerend), terwijl Purmerend een duidelijke concentratie vertoont van handelsactiviteiten en (zakelijke) dienstverlening.
4.1 Uitgangssituatie
In bijlage 3 is een tabel opgenomen met gegevens over het aantal vestigingen naar activiteit in de regio Waterland. De regio is sterk in de sector commerciële dienstverlening. De landbouw, bosbouw en visserij is wat betreft het aantal vestigingen het minst vertegenwoordigd. Kijken we afzonderlijk naar de gemeenten dan constateren we dat Beemster en Zeevang echte plattelandsgemeenten zijn, waar de agrarische sector (nog) sterk vertegenwoordigd is, dit in tegenstelling tot Purmerend en EdamVolendam. Deze gemeenten scoren hoog in de sector commerciële dienstverlening. De sector nijverheid is met 39% ook sterk vertegenwoordigd in Edam-Volendam.
Economische karakteristiek regio Waterland In de regio Waterland ligt het aantal banen rond 44.000 (CBS, 2007). Van deze banen wordt driekwart ingevuld door de eigen beroepsbevolking. Opvallend is dat het merendeel van de mensen uit Waterland is aangewezen op werk buiten de regio. Purmerend en Amsterdam-Noord verzorgen (al van oudsher) de regionale functie voor onder meer werken, onderwijs en gezondheidszorg. In Edam-Volendam zijn ook regionale onderwijs, winkel- en sportvoorzieningen aanwezig. De overige kernen hebben qua verzorging met name een lokale functie. Reeds in de uit 2000 daterende Regiovisie Waterland "Levend landschap met kwaliteit door contrast" is gesignaleerd dat een groot probleem voor het totale gebied ten noorden van het Noordzeekanaal de scheve verdeling is tussen de beroepsbevolking en de aanwezige werkgelegenheid. Volgens het Economisch Actieprogramma Regio Waterland (2006) is slechts circa 43% van de werkzame beroepsbevolking ook werkzaam binnen de regio (22% in Purmerend en 21% in de rest van de regio). Het overig deel is werkzaam buiten de regio, waarvan 36% in Amsterdam. Vooral in Edam-Volendam zijn veel bedrijven die werkverkeer opleveren. Het zijn voornamelijk bedrijven in de bouwsector die, vanwege opdrachten buiten de gemeente, hieraan bijdragen. Dit neemt niet weg dat er sprake is van een aanzienlijke werkgelegenheid in de regio. Met 19.700 arbeidsplaatsen (Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003) ligt in Purmerend een duidelijk zwaartepunt.
Kijken we naar het aantal banen naar activiteit in de regio (zie bijlage 2), dan zien we dat Edam-Volendam en Purmerend het grootste aandeel hebben in de totale regio. Ook hier is sprake van een verdeling waarbij de commerciële dienstverlening het meest is vertegenwoordigd, gevolgd door de sector niet-commerciële dienstverlening en nijverheid. Het aandeel van de agrarische sector in het totaal aantal banen in de regio is met slechts 12 1% laag . Een algemene tendens is dat de agrarische sector terugloopt. Ook in regio Waterland is dit het geval (zie figuur 4.1). De overige sectoren zijn vanaf 1995 gegroeid. De verwachting is dat ook in de toekomst deze trend zal
12
Wel met de aantekening dat in dit percentage de zelfstandigen (ondernemer) niet zijn begrepen.
36
doorzetten. De agrarische sector zal in die zin voornamelijk in de veenweidegebieden nog verder terrein gaan verliezen. Figuur 4.1 Ontwikkeling aantal vestigingen naar activiteit in de regio Waterland (1995-2006) 4500 4000 3500 3000 2500
Landbouw, bosbouw en visserij Nijverheid
2000
Commerciële dienstverlening
1500
Niet-commerciële dienstverlening
1000
industrie, nutsbedrijven en bouwnijverheid flink zullen teruglopen, terwijl de sectoren handel, horeca, transport (24%) en met name zakelijke en overige diensten (45%) flinke potentiële groeiers zijn. Onderzoek door de Kamer van Koophandel heeft uitgewezen dat kleinschalige dienstverlenende bedrijvigheid (architecten, reclamebureaus, zakelijke diensten) zich niet alleen in de traditionele stedelijke (centrum) milieus vestigt. In woonwijken van steden, maar vooral ook in kleinere kernen met een aantrekkelijk woonmilieu is forse groei van dit type werkgelegenheid waar te nemen. In de meeste gevallen gaat het om werken aan huis. Een verdere groei van dit type werkgelegenheid is zeker positief te waarderen (Economisch Actieprogramma regio Waterland, 2003).
500
19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06
0
Bron: CBS, 2007 In figuur 4.2 zijn nog eens de ontwikkeling in het aantal banen en het aantal vestigingen vanaf 1995 weergegeven. De groei van het aantal vestigingen is vanaf 1995 min of meer gestabiliseerd. De groei van het aantal banen laat een ander patroon zien. Tussen 1998 en 2001 heeft de regio een relatief flinke groei gekend. Vanaf 2001 is de groei eruit. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de economische conjunctuur die vanaf 2001 weinig florissant was. Trends De potenties voor werkgelegenheidsgroei van de regio Waterland worden als positief beoordeeld en gunstiger dan die van de regio's Zaanstreek en Amsterdam (NEI, 1999, Buck Consultants 2003). De werkgelegenheid in Waterland zou, zo blijkt uit de meest behoudende prognose, met 29% kunnen groeien tussen 1998 en 2020. Indien naar sectorale prognoses wordt gekeken, valt op dat de sector landbouw, alsmede de sector
37
Figuur 4.2 Totaal aantal banen en vestigingen (absoluut) in de regio Waterland (1995-2006) 50000 45000 40000 35000 30000 Vestigingen
25000
Banen
20000 15000 10000 5000 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Bron: CBS, 2007 Afspraken bedrijventerreinaanbod Volgens het streekplan bedroeg de vraag naar gemengd lokaal/regionaal terrein 164 ha voor de periode 2000-2020. Een deel van de vraag is inmiddels gehonoreerd (Baanstee-Oost, Oosthuizerweg en Kolkweg-Zuid). De resterende planningsopgave zou volgens het streekplan 144 ha bedragen, waarvoor met name Baanstee-Noord in beeld is gekomen. In het streekplan werd ervan uitgegaan dat, na realisering van in de in tabel 1 genoemde terreinen, er nog een tekort zou resteren van 24 ha tot 2020.
Tabel 4.1 Nieuwe en bestaande bedrijfsterreinen die voor uitbreiding/ontwikkeling zijn aangewezen Achtergrond Locatie Bedrijventerrein Hectare regionaal bedrijventerrein, dat ook opvang zal bieden 150 ha bruto, voor (grotere) lokale Purmerend Baanstee-Noord 81 ha netto bedrijven. om herstructurering in Edam8 ha bruto, 5 de kern mogelijk te maken Volendam Oosthuizerweg ha netto Waterland Dollard 3 ha bruto t.b.v. bedrijven Meijn en Rep Oostzaan Kolksloot-zuid 4 ha bruto Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003 Door de aan het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland deelnemende gemeenten is indertijd de Regiovisie Waterland “Levend landschap met kwaliteit door contrast” vastgesteld. Daarin is gesteld dat in ieder geval ruimte gevonden zou moeten worden voor de uitbreidingswensen van de in de regio gevestigde bedrijven. De regio heeft daartoe ingezet op ontwikkeling van het (regionale) bedrijventerrein Baanstee-Noord, uitbreiding van het terrein Oosthuizerweg in EdamVolendam en een paar kleinere terreinen in de regio om ruimte te bieden aan de groei van de lokale en regionale bedrijvigheid. Daarbij gaat het er onder meer om ruimte te scheppen voor verplaatsingen van verkeersaantrekkende en milieubelastende bedrijven uit de diverse Waterlandse kernen. Kantoorruimte is vooral in Purmerend beschikbaar. Zo wordt er circa 30.000 m2 kantoorruimte ontwikkeld in relatie tot het stationsgebied van Purmerend.
38
4.2 Ontwikkelingen Stadsregio Amsterdam Het verkrijgen van een evenwichtige en duurzame economie in de regio Amsterdam, dat is het doel van het Ontwikkelingsplan Economie Regio Amsterdam (OPERA). De ontwikkeling van Schiphol, de havens en de kenniseconomie spelen hierbij een belangrijke rol. Om verdere economische groei te garanderen, zal het internationaal vestigingsmilieu moeten worden versterkt, de samenhang tussen verschillende economische activiteiten vergroot en verschillende typen bedrijven beter over de regio verspreid. Een leidraad hierbij is het zo efficiënt mogelijk gebruiken van de schaarse ruimte en infrastructuur. Om de ambities en de daaruit volgende opgaven te kunnen faciliteren heeft de regio Amsterdam tot 2020 ruim 1000 ha nieuw bedrijfsterrein nodig. Een aantal bedrijventerreinen zal worden geherstructureerd, met name in Zaanstad, Amsterdam en in de gemeente Haarlemmermeer. Regio Zaanstreek/Waterland Plabeka (Platform Bedrijven en Kantoren Noordvleugel) heeft vanuit de Noordvleugel als opdracht gekregen te komen tot regionale afstemming op het gebied van onder andere bedrijventerreinen. Ten behoeve van het structuurschema Plabeka is een vraag-aanbod analyse gedaan op basis van verschillende scenario’s (Gemeente Amsterdam, 2005). De Noordvleugel is bij deze analyse onderverdeeld in verschillende deelgebieden. Zaanstreek/Waterland is er een van. Dit deelgebied laat op basis van het hoge CPB-scenario het grootste absolute en relatieve tekort zien. Tot 2030 is er sprake van een vraag van 444 hectare tegenover een aanbod van 194 hectare. Dat levert een tekort op van circa 250 hectare. Voor de periode tot 2020 gaat het om een vraag van 288 hectare en een aanbod van 165 hectare, met als resultaat een tekort van 123 hectare. Deze vraagraming is gebaseerd op productievolume. Er wordt uitgegaan van fysieke productie om ruimtebeslag op te baseren. Hierbij is aangenomen dat de werkgelegenheidsgroei vanaf 2020 weliswaar zal afnemen, maar de groei van de productie zal toenemen. Met trends als informatisering, digitalisering en robotisering is wel de vraag of deze aanname van een toename in fysieke productie en dus een toename in
fysieke uitbreiding (behoefte) wel houdbaar is. De genoemde trends leiden er namelijk toe dat op een meer efficiënte manier met ruimte om kan worden gegaan. Bij het tekort van 250 hectare zoals gesteld door PLABEKA zijn dus kanttekeningen te plaatsen. Tabel 4.2 Vraag-aanbodconfrontatie bedrijventerreinen Zaanstreek/ Waterland Tot 2020 2006-2030 Vraag 288 ha 444 ha Aanbod uitvoeringsstrategie 165 ha 194 ha Aanbod-vraag uitvoeringsstrategie -123 ha -250 ha Bron: PLABEKA Regio Waterland Voor de regiovisie is het ook van belang te weten wat de behoefteramingen betekenen voor enkel de regio Waterland. Wanneer we uitgaan van de gegevens voor de periode 2006-2030 dan zien we voor regio Waterland een aanbod van 81 hectare (Baanstee-Noord). Het overig deel van het aanbod is afkomstig van de regio Zaanstreek (Uitvoeringsstrategie Plabeka). Kijken we vervolgens naar de vraag dan zien we dat de regio Waterland, wanneer wordt uitgegaan van het hoogste CPB-scenario, uitkomt op ongeveer 150 hectare tot 2030. Dit zou betekenen dat zich voor de regio Waterland een tekort aan bedrijventerrein aandient van ongeveer 70 hectare tot 2030. Uitgaande van een gemiddelde van de CPB scenario’s (meest en minst gunstig economisch perspectief) dan is de verwachting dat er tot 2020 een vraag is van 80 hectare en tot 2030 nog eens een vraag van circa 50 hectare. Tegenover een aanbod van circa 80 hectare van Baanstee-Noord zou dit betekenen dat tot 2020 er geen sprake zou zijn van een tekort. Voor de periode daarna bestaat dan nog wel een zoekopgave (50 ha). Hoewel er verschillende verwachtingen zijn ten aanzien van de bedrijfsterreinbehoefte tot 2020 en verder (2030), is de conclusie dat de regio Waterland na realisering van de eerder genoemde bedrijfsterreinen (inclusief Baanstee-Noord) geconfronteerd wordt met nog een zoekopgave.
39
Bedrijventerreinbehoefte De historische uitgifte van bedrijfsterreinen laat zien dat er de laatste jaren een stagnatie is geweest (zie tabel). In de periode 2002-2006 is slechts 3,77 hectare bedrijfsterrein ontwikkeld. In voorgaande jaren lag het tempo van uitgifte aanzienlijk hoger. In totaal is tussen 1992 en 2006 ongeveer 79 hectare bedrijfsterreinen uitgegeven. Tabel 4.3 Bedrijfsterreinuitgifte vanaf 1992 in de regio Waterland Jaar 1992-1996 1997-2001 2002-2006 Uitgifte in ha 26,29 48,68 3,77 Bron: Bedrijvenlocaties, 2007 Om een globaal beeld te krijgen van de mogelijke toekomstige gemiddelde bedrijfsterreinbehoefte in de regio over een langere periode, kijken we naast de scenario’s van PLABEKA naar de bedrijfsterreinuitgifte en passen een (beredeneerde) extrapolatie toe. De uitgifte in de periode 1992-2006 lag in de orde van grootte van 5,5 ha per jaar. Uitgaande van een inhaalslag (bij gebrek aan uitgeefbaar bedrijfsterrein vanaf 2002) komt voor de periode tot 2020 de behoefte uit op ongeveer 100 hectare netto. Rekenen we vanaf 2006 zonder inhaalslag dan komt de behoefte uit op ongeveer 80 hectare netto. Trekken we deze trend door dan komt de behoefte na 2020 tot 2040 uit op nog eens ongeveer 100 hectare netto. Echter om een aantal redenen is op termijn een dalende lijn in de regionale bedrijfsterreinbehoefte aannemelijk: optredende stabilisatie van bevolkingsaantal, vergrijzing en daling beroepsbevolking; een stabilisatie van afzetmarkten; een accentverschuiving in de aard van de bedrijvigheid: minder bedrijfsterreingebonden, meer werkgelegenheid in “schone” industrie, zorg en commerciële dienstverlening, waaronder toerisme. Als aanname voor de periode vanaf 2020 gaan wij in deze “beredeneerde trendextrapolatie” uit van een ombuiging naar ongeveer een halvering van de behoefte. De doorkijk voor de periode 2020-2040 zou met deze aanname dan nog een extra behoefte opleveren van circa 55 hectare netto.
Zoals eerder geconstateerd zijn de bestaande bedrijventerreinen in de regio Waterland bijna volledig uitgegeven. Daarnaast kan op de locaties Baanstee-Oost, Baanstee-Noord, Oosthuizerweg, Dollard en KolkslootZuid in totaal nog ongeveer 90 hectare worden ontwikkeld. Dit betekent dat tot 2020, wanneer we uitgaan van een inhaalslag, een tekort zou resteren van ongeveer 10 hectare netto. Rekenen we zonder inhaalslag dan zou tot 2020 de realisatie van Baanstee-Noord ongeveer voldoende kunnen zijn voor de opvang van de regionale vraag. Onderwijs, maatschappelijke en culturele voorzieningen In het Economisch Actieprogramma Regio Waterland is gebleken dat het aanbod van beroepsonderwijs in Waterland allesbehalve compleet is. Een van de aandachtspunten is de zwakke aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven verbeteren. Ingezet moet worden op een breed geschakeerd MBO dat aansluit op de branches in de regio. Vanuit de regio bestaat de intentie om meer MBO-opleidingen aan te trekken gericht op potentiële groeisectoren als toerisme en techniek. Ook mist de regio hoger onderwijs. Dit heeft tot gevolg dat scholieren die willen studeren, wegtrekken uit de regio. De regio heeft onder andere met de gemeente Purmerend als centrumgemeente verschillende maatschappelijke en culturele voorzieningen te bieden. Hiebij kan gedacht worden aan een ziekenhuis, bibliotheek, bioscoop, theater, restaurants, zwembad en een concert- en cultuurpodium. De golfbaan heeft een bovenregionale functie. Detailhandel In opdracht van de Kamer van Koophandel en het MKB Noordwest Holland is door WPM een detailhandelsstructuuronderzoek uitgevoerd. Daarin komt voor de regio Waterland het beeld naar voren van een relatief gering aanbod (1,39 m² winkelvloeroppervlak per hoofd van de bevolking). Dat wordt verklaard door de sterke concurrentie in de omgeving van de regio door centra als Amsterdam-Noord, Amsterdam Centrum en – in mindere mate – Zaanstad. Ondanks de relatief lage bewinkeling, moet worden vastgesteld dat in de regio Waterland weinig ruimte is voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen.
40
300.000
Re gio Wate rland
250.000
Ge m idde lde in re gio's m e t ve rge lijk baar inw one rtal
200.000
150.000
100.000
50.000
0 Totaal
Totaal dage lijk s
Totaal nie t-dage lijk s
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
Pe
Fi et s -H et -Z el f W on en O ve rig oe
A
ut o
&
it g
D W & in ru
D
ie
oe d
r
ia ed M
an t& Pl B
e ijk
rs
oo nl
Le
ve
ns
ve
m
id
de l
en rz or gi ng W ar en Sc K le hu ho di is ng en en & M & od Le e de Ju rw w ar el en ie H r& h& O Lu pt ie xe k A r t ik A nt el ie en k en ku ns Sp t or t& Sp el H ob by
0
41
Conclusie Een belangrijke factor in de toekomstige behoefte aan “ruimte voor werken” kan worden beredeneerd vanuit de eigen bedrijfsterreinbehoefte. In onderstaand schema zijn de bevindingen uitgaande van “eigen bedrijfsterreinbehoefte” samengevat:
Om een impuls en kwaliteitsverbetering aan het gebied te geven voor wat betreft het thema werken kan worden ingezet op verschillende mogelijkheden. Hierbij maken we een onderscheid in de opgave “accommoderen ruimteclaims eigen bedrijfsleven” en de opgave “extra ambitie/impuls voor economische groei/banen groei en rechttrekken scheve woon-werkbalans”.
Samenvatting bedrijfsterreinbehoefte (saldotekort) regio Waterland 2005/2020 2020/2030-2040 PLABEKA* -50 ha Beredeneerde extrapolatie
0-10 ha
55 ha
* Gemiddeld CPB-scenario De uitkomst van de verschillende benaderingen voor “eigen” regionale bedrijfsterreinopgave liggen dus dicht bij elkaar. De vraag is vervolgens: Hoe kunnen we invulling geven aan deze opgave? Daarnaast is er de vraag of en hoe invulling te geven aan de extra ambitie, waarbij ook wordt ingezet op het rechttrekken van de scheve woonwerkverhouding. Beide vragen komen hierna aan de orde.
4.3 Dilemma’s en opties Sterke punten van de regio zijn de gunstige ligging nabij Amsterdam en de aantrekkelijke omgeving. Daarnaast is er in de regio van oudsher sprake van een ondernemerstraditie. Een ander sterk punt is de aanwezigheid van sterke sectoren. Tevens biedt de regio zeer interessante mogelijkheden voor toerisme en recreatie die de positie van werkgelegenheid en bedrijvigheid kunnen versterken (zie verder thema toerisme en recreatie). Zwakke punten van de regio zijn de zeer scheve woon-werkbalans, de bereikbaarheid, een zwak bovenregionaal profiel en de schaarste aan fysieke ruimte voor economische groei.
42
Accommoderen ruimteclaims eigen bedrijfsleven Intensiveren bestaande terreinen Een van de mogelijkheden om de capaciteit te vergroten is het toepassen van efficiënter en intensiever ruimtegebruik. Dit kan gevonden worden in het bebouwingspercentage, de bebouwingshoogte en dubbel grondgebruik13. Zowel bestaande als nog te ontwikkelen (Baanstee-Noord) bedrijfsterreinen kunnen hiervoor in aanmerking komen.
Nekkerzoom in de gemeente Beemster kan hier als voorbeeld dienen. Ook Kloosterdijk in de gemeente Waterland kan hiervoor in aanmerking komen. Verder zouden voor het “Waterlands Werken” vrijkomende stolpen benut kunnen worden. Dit kan aantrekkelijk zijn voor multimediabedrijven en ICTbedrijven. Bedrijven zitten in een inspirerende omgeving en op een steenworp afstand van Amsterdam en t Gooi.
Locatie(s) in de Purmer Zoekopgave voor nieuwe locaties voor bedrijvigheid, bijvoorbeeld in de Purmer: oostelijke uitbreidingsrichting Baanstee Oost/Noord; (lokaal) bedrijventerrein aan de zuidkant van de Purmer (Kloosterdijk/Katwoude). Verdere potentiële uitbreiding lokale bedrijventerreinen uitbreiding van het bestaande bedrijfsterrein Oosthuizerweg richting het noorden (gemeentegrond Zeevang); invulling 4e kwadrant Middenbeemster met wonen en werken; bedrijfskorrelsysteem. Locatie(s) in de Wormer Eerder hebben in het kader van het streekplan discussies plaatsgevonden over een mogelijke locatie voor een regionaal bedrijfsterrein in de Wijde Wormer. Deze optie is toen van tafel verdwenen. Echter, in relatie tot de opvang van de bedrijfsterreinbehoefte op lange termijn (na 2020), zou hier opnieuw aan gedacht kunnen worden. Extra ambitie/impuls Waterlands Werken Op een aantal gebieden in de regio zou een vorm van Waterlands Werken kunnen worden gerealiseerd. Kleinschaligheid en identiteitversterkend zijn de kernbegrippen die hierbij horen. Gedacht kan worden aan woonwerkfuncties in de linten. Zogenaamde bedrijfskorrels kunnen worden gerealiseerd op bestaande percelen. De verder te ontwikkelen 13
Uitbouwen toerisme en recreatie De sector toerisme en recreatie is een potentiële groeisector. In deze sector zitten voldoende mogelijkheden om verder uit te bouwen (zie volgend hoofdstuk). Uitbouwen maatschappelijke en culturele voorzieningen Inzetten op versterking en verbreding van het MBO en inzetten op het HBO. Ook wordt ingezet op nieuwe trends als leren in combinatie met werken op bedrijventerreinen.
Denk aan toepassing van taakstellende minimumpercentages.
43
5. Toerisme en recreatie Het thema toerisme en recreatie biedt bijzonder interessante perspectieven. De regio Waterland heeft zich op bepaalde terreinen goed weten te ontwikkelen en andere terreinen zijn onderbelicht gebleven. In dit gebied liggen veel kansen, ook in relatie tot het creëren van extra werkgelegenheid.
5.1 Uitgangssituatie Wat betreft toerisme en recreatie heeft de regio Waterland veel te bieden. Internationaal en nationaal gezien zijn bijvoorbeeld Edam, de Volendamse Dijk en Marken grote toeristische trekpleisters. Ook is de Beemster als Unesco Werelderfgoed een grote trekker. Andere trekpleisters zijn: de watersport (Markermeer en binnenwateren); wandelen, fietsen en kanoën in een schitterend landschap met veenweidegebieden, droogmakerijen en wetlands; beleving van een rijkdom aan cultuurhistorisch erfgoed. In tabel 4.1 is het aantal ligplaatsen voor boten bij de “Markermeergemeenten” weergegeven. Vooral de gemeente Waterland heeft veel te bieden qua watersportaccommodatie/lidplaatsen. Tabel 4.1 Aantal ligplaatsen Markermeergemeente Gemeente Waterland Markermeerstrook Zeevang Edam-Volendam Bron: Wetlands in het IJsselmeer, 2006
Aantal ligplaatsen 2.176 40 377
Figuur 4.1 geeft het aantal overnachtingen aan de IJsselmeerkust weer. Er valt af te lezen dat het aantal overnachtingen in 2006 ruim 3 miljoen was. Over de periode 1998-2006 is het aantal overnachtingen hoog geweest, behalve in 2001 wat te maken heeft gehad met de algemene economische malaise. Voor de eigen inwoners voorzien gebieden als het Purmerbos, het gebied Hemmeland in een (regionale) behoefte Daarnaast is het ook voor de eigen inwoners interessant de regio te beleven te voet, per fiets en per boot. Hetzelfde geldt uiteraard voor de IJsselmeerkust.
44
Figuur 4.1 Aantal overnachtingen IJsselmeerkust 1998-2006
Bron: DTNP, 2007
Verblijfstoerisme is tot nu toe onderontwikkeld. In Edam-Volendam zijn reeds recreatiewoningen gerealiseerd op de Pieterman locatie, maar er liggen meer kansen. Om mensen langer in het gebied te houden, zou meer gedaan kunnen worden in het aanbod van arrangementen en accommodaties. Zo kent het gebied al bed&breakfast en Hotel De Boerenkamer, maar hier liggen meer mogelijkheden. Recreatie De infrastructuur van fiets- en wandelpaden is een punt van verbetering. Naast uitbreiding van deze paden, moeten deze beter worden voorzien van rust- en knooppunten. Op deze punten zou de recreant de mogelijkheid moeten hebben om wat te drinken en te eten, maar ook zou informatie over het gebied verkrijgbaar moeten zijn. Met het Recreatieplan Waterland (2002) en het Recreatieplan Laag Holland (2005) is reeds een programma ter verbetering van de ontsluiting van groengebieden opgenomen.
5.2 Ontwikkelingen 5.3 Dilemma’s en opties Algemene trends De ontwikkelingen in toerisme en recreatie staan onder invloed van een aantal trends. Deze trends bepalen mede de vraag naar specifieke product-marktcombinaties. De behoeften van de consument spelen hier als vanzelfsprekend een belangrijke rol in. De laatste jaren is er een toename in de vraag naar authenticiteit en intimiteit. De consument heeft behoefte aan een herkenbare regionale identiteit, streekeigenheid, traditie en cultuurhistorie, maar ook behoefte aan gezelligheid en ruimte. Daarnaast heeft de consument een groter kwaliteitsbesef, is de consument pluriformer, vitaler en grenzelozer. Ook ‘beleving’ is voor de consument belangrijk. De consument is op zoek naar unieke ervaringen. In dit laatste is de gevoelswaarde van groot belang. Toerisme Een sterk punt van de regio is het dagtoerisme. Vele Amerikanen en Chinezen bezoeken vanuit Amsterdam Edam, Volendam en Marken. Dit bezoek blijft echter beperkt tot een paar uur, hooguit een dag. Daarna keren deze mensen weer terug naar hun hotel in Amsterdam. Het oerHollandse landschap laat men links liggen, terwijl dit een van de krachten is van het gebied.
Een aantal zaken die in aanmerking komen voor verdere uitbouw geven wij hierna kort weer. Deze opties vormen bouwstenen die meegenomen (kunnen) worden in een of meer van de op te stellen scenario’s. Promotie / Marketing Voor de verbetering van toerisme en recreatie is, in principe bij alle opties, promotie en marketing belangrijk. Mensen moeten geïnformeerd worden over de mogelijkheden die het gebied te bieden heeft. Dit moet zowel lokaal als regionaal, maar ook bovenregionaal opgepakt worden. De promotie van de regio in samenhang met de omliggende regio´s is van groot belang. Op die manier worden verschillende doelgroepen aangesproken en wordt het gebied voor die mensen meer toegankelijk. Agrotoerisme Door onder andere Laag Holland en de Agrarische Natuurvereniging wordt ingezet op het agrotoerisme. Deze vorm van toerisme kan uitgebreid worden. De regio zou zich moeten inzetten op een samenhangend aanbod en bundeling van agrotoeristische activiteiten. Hierbij kan gedacht worden
45
aan boerencampings, excursies en rondvaarten. Deze vorm van toerisme is kleinschalig, waarbij cultuurhistorie en landschap centraal staan. Deze vorm draagt tevens bij aan het beheer van het landelijk gebied (zie hoofdstuk 7). Toegankelijk Waterland Om de recreatieve toegankelijkheid te vergroten zou meer aansluiting gezocht kunnen worden op fiets- voet- en vaarroutes op de stedelijke gebieden en met name op Amsterdam. Daarnaast zouden deze routes kunnen worden voorzien van knooppunten. In het Recreatieplan Waterland (2003) zijn dergelijke initiatieven opgenomen. Tevens zou in navolging van de gemeente Beemster een GPS-systeem kunnen worden opgezet. Dit systeem leidt de bezoeker door het gebied.
46
Accommodatie van congressen Regio Waterland lijkt een ideale plek om congressen te organiseren. Op steenworp afstand van Amsterdam zit je in een inspirerende omgeving. De gemeente Purmerend is voornemens om op de locatie Kop van West en Vurige Staart op de ontwikkeling van dergelijke economische functies in te zetten. Leisure Een algemene trend is dat meer wordt ingespeeld op gezondheid en leisure. De gemeente Purmerend neemt hiervoor al initiatieven op de eerder genoemde locaties Kop van West en Vurige Staart. De gehele regio Waterland zou zich meer kunnen inzetten op de ontwikkeling van leisure. Voorbeelden hiervan zijn sauna’s, spa’s, fitness etc. Belevingseconomie In relatie tot de genoemde trends kan meer worden ingezet op de zogenaamde belevingseconomie. De consument wordt onderdeel van het product. Het landschap met al zijn kwaliteiten wordt beleefd. Hierbij kan gedacht worden aan georganiseerd avontuur en outdooractiviteiten. Het prikkelen van zintuigen speelt hierin een belangrijke rol. Regio Waterland moet je zien, horen, ruiken, proeven en voelen. Wetlands De creatie van moerassen, eilanden, luwtes, rietlanden, zogenaamde wetlands, biedt de mogelijkheid om met een hovercraft het gebied te verkennen. Recreatie-transferia Knooppunten waar aansluiting is van infrastructuur voor auto’s en openbaar vervoer op recreatief, langzaam verkeer. Op deze plaatsen kunnen voorzieningen als informatieverstrekking, verhuur, verkoop van streekproducten, excursies en horeca worden gefaciliteerd.
47
6. Verkeer, vervoer en infrastructuur 6.1 Uitgangssituatie In de huidige situatie wordt de regio dagelijks geconfronteerd met knelpunten in de verkeersafwikkeling. De mogelijkheden tot verstedelijking hangen voor een belangrijk deel af van de infrastructurele mogelijkheden om een goede bereikbaarheid en doorstroming van het verkeer te kunnen garanderen. Amsterdam (en omliggende regio) heeft een grote aantrekking op de inwoners van regio Waterland. Van de beroepsbevolking is 57% werkzaam buiten de regio, waarvan 36% in Amsterdam (Economisch Actieprogramma Regio Waterland, 2006). Als gevolg van deze scheve woon-werk balans vindt dagelijks in de spits een pendel plaats tussen woonen werkgebieden, hetgeen de files oplevert. Het opheffen van een aantal knelpunten is dringend noodzakelijk.
Vooral het oostelijk deel van de regio trekt nogal wat toeristisch verkeer aan. Dit verkeer wikkelt zich echter vooral af buiten de spitsen en leidt niet tot knelpunten op de regionale verkeersstructuur. In de regio zijn er diverse fietsroutes gelegen die de verschillende kernen met elkaar verbinden. Toch vormt de infrastructuur van fiets- en wandelpaden een punt van verbetering. Naast uitbreiding van deze paden, moeten deze beter worden voorzien van rust- en knooppunten.
De A7-A8 doorsnijdt de regio Waterland en ontsluit de regio naar Amsterdam, de Randstad en in de richting van de Afsluitdijk. In zuidelijke richting treedt congestie op voor de knooppunten Coenplein, Zaandam en Purmerend-Zuid. De verkeersdrukte wordt niet alleen veroorzaakt door het woon-werkverkeer uit de regio Waterland en regio Zaanstreek, maar ook pendelverkeer vanuit o.a. Westfriesland draagt bij aan de fileproblematiek in de regio Waterland. De N235 en N247 zijn hoofdzakelijk voorzien van vrije busbanen. Desondanks is de druk op deze wegen hoog en lopen in de ochtend- en avondspits deze wegen vast. Vooral de kern Broek in Waterland wordt gezien als bottleneck. Door deze kern heen liggen geen vrij busbanen, waardoor een goede doorstroming wordt belemmerd. Verkeer vanuit Heerhugowaard en Alkmaar kiest vanwege de overbelaste verkeersstructuur rond Alkmaar voor een deel een route door de Beemster en veroorzaakt daar overlast. Tevens wordt de Enge Wormer gebruikt als sluiproute. De geëigende route naar Purmerend en naar de A7 wordt vanuit Wormer ontweken via de kortere route over de Bartelsluis en over de Engewormer Ringdijk naar de A7.
48
6.2 Ontwikkelingen In het rapport Netwerkanalyse Noordvleugel (2006) is beschreven dat de onevenwichtige woon-werkbalans in de regio Waterland het grootst is van het ROA gebied. Het personen- en goederenvervoer zal de komende jaren alleen nog meer toenemen. Zonder aanvullend beleid zal dit de reistijd en betrouwbaarheid van regionale verplaatsingen verder aantasten. In het RVVP staat de bereikbaarheid van de regio voorop maar ook de leefbaarheid en de veiligheid dienen niet te verslechteren. Vooral de doorstroming van/naar de Randstad en de ontsluiting van bestaande kernen en nieuwe ontwikkelingen binnen de eigen regio dienen te verbeteren. Er staan al verschillende ontwikkelingen op het programma om deze verkeerssituatie in de regio te verbeteren. Hieronder wordt ingegaan op de voorgenomen ontwikkelingen. Figuur 6.1 Prognoses (2020) van pendel werkgebieden in de ochtend- en avondspits
tussen
woon-
en
Ochtendspits
Avondspits
49
Bron: Netwerkanalyse Noordvleugel, 2006 Doorstroming A7-A8 De belangrijkste doorstroomroute wordt gevormd door de A7. De totstandkoming van de tweede Coentunnel heeft de hoogste prioriteit met daaraan gekoppeld de verbreding van de A7 tot Hoorn. Kaart Beheersgebied Rijkswaterstaat
Regionale
Directie
Noord-Holland
van
Realisatie Tweede Coentunnel Met de aanleg van de Tweede Coentunnel wordt de bereikbaarheid van de Noordelijke Randstad beter. Nu is de Coentunnel nog een bottleneck in de verbinding tussen gebieden ten noorden en ten zuiden van het Noordzeekanaal. Dagelijks staan aan beide kanten lange files, vooral in de ochtend- en avondspits. Een tweede tunnel is niet voldoende. Om ervoor te zorgen dat het probleem zich niet verplaatst naar de A10 west, wordt tussen de Coentunnel en knooppunt Raasdorp de Westrandweg aangelegd. De verwachting is dat de bouw in 2008 van start zal gaan. De oplevering is gepland in 2012. Verdubbeling N244 Om de kwetsbaarheid van de regio te verminderen is het de bedoeling dat de N244 tussen de A7 en Baanstee Noord wordt verdubbeld. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het bedrijventerrein de Baanstee-Noord en de te verwachten toename van verkeer door de tweede Coentunnel, kan de N244 gezien worden als de hoofdontsluiting van Purmerend en deels ook voor Volendam/Edam. Verbreding is derhalve essentieel om de bereikbaarheid van dit gebied te garanderen. Bezien moet worden of de verdubbeling op het deel Baanstee Noord-N247 noodzakelijk is. Dijk tussen Almere en Waterland Naast deze ontwikkelingen die al min of meer in de pijplijn zitten, moet ook rekening worden gehouden met een mogelijke verbinding met Almere vanuit de regio Waterland. Door de aanleg van de IJmeerverbinding kan Almere Pampus uitgroeien tot een nieuw zaken- en congresmilieu met een hoogstedelijk verblijfsklimaat en culturele voorzieningen. Tevens wordt hiermee de wens van een stadsmeer in vervulling gebracht. Deze IJmeerverbinding kan tevens een bijdrage leveren aan de verbetering van de bereikbaarheid tussen met name Amsterdam en Almere. Waar de mogelijke verbinding vanuit Almere wordt gemaakt is nog onduidelijk. Een verbinding met de regio Waterland is een van de mogelijke opties.
6.3 Dilemma’s en opties Bron: Verkeer en Rijkswaterstaat
Het thema verkeer, vervoer en infrastructuur staat in nauwe relatie met stedelijke ontwikkeling op het gebied van wonen, werken en recreëren. De volgende opties zijn denkbaar, variërend van incidentele aanpassingen tot het inzetten op een ‘trendbreuk’.
50
Incidentele aanpassingen Om in te springen op de fileproblematiek kunnen een aantal opties worden genoemd. Dit zijn incidentele aanpassingen, waarbij een steentje wordt bijgedragen aan de verlichting op de filedruk. Het is echter een illusie dat deze aanpassingen op lange termijn soelaas kunnen bieden. Doorstroming N247 Een van de mogelijkheden om de capaciteit van de N247 te vergroten is de busbaan gescheiden van de rijbaan aan te leggen. In de avondspits kan de bus dan tegendraads langs de N247 rijden. Ook kan worden bezien of de optimalisatie van de verkeersregelinstallaties op de N247 bij Monnickendam mogelijk is. Doortrekken N244 als 3e ontsluitingsweg voor Edam/Volendam Een 3e ontsluitingsweg is noodzakelijk om op lange termijn een goede verkeersafwikkeling te verzekeren en knelpunten op te lossen. De N244 zal hierbij worden doorgetrokken tot aan de Dijkgraaf Poschlaan. Opwaardering openbaar vervoer De afgelopen jaren heeft de ontwikkeling van het openbaar vervoer stilgestaan ten opzichte van de gerealiseerde woningbouw. Daardoor voldoet deze in capaciteit en kwaliteit niet meer als alternatief voor de auto. Om deze achterstand in te halen kan er gedacht worden aan een snelle realisering van een NS-station Weidevenne in Purmerend. Daarnaast is een light-rail verbinding vanuit Amsterdam een optie om de bereikbaarheidsachterstand in te halen. Hierbij kan gedacht worden aan het doortrekken van de Noord-Zuidlijn langs de N235 waar in Purmerend aangesloten kan worden op de bestaande spoorlijn. Vervolgens kan de light-rail verbinding afgetakt worden langs de N244 naar Edam/Volendam of doorgetrokken worden naar Hoorn of zelfs Enkhuizen. Hierbij kunnen er op de lijn diverse haltes, bijvoorbeeld in Zeevang, gesitueerd worden. Het beleid toegankelijk openbaar vervoer is erop gericht om ook minder valide reizigers van het openbaar vervoer gebruik te laten maken. Door een goede samenhang van de infrastructuur en het materieel kan er een optimale fysieke toegankelijkheid gecreëerd worden. Om dit te bereiken zijn er diverse ontwikkelingen op het gebied van het openbaar vervoer te noemen zoals lage vloerbussen en verhoogde perrons.
Uitbreiding fietsnetwerk Het fietsgebruik in de regio kan gestimuleerd worden door het aantrekkelijker maken van het fietspadennet. Dit kan onder andere door het toevoegen van nieuwe verbindingen. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleggen van korte verbindingsroutes vanuit/naar de kernen. Tevens kunnen er nieuwe voorzieningen aangelegd worden zoals een fietsbrug over het Noordhollandsch Kanaal in Ilpendam. Het is de bedoeling dat er langs de N244 een fietspad aangelegd zal e worden. Indien de 3 ontsluitingsweg aangesloten wordt door middel van een turborotonde of verkeersregelinstallatie kan het fietspad hier niet op aangesloten worden, omreden van verkeersveiligheid of vanwege een te lange cyclustijd die dan ontstaat. Een oplossing is dan om een fietstunnel aan te leggen. Ook kan het fietsverkeer gestimuleerd worden door de aanleg van snelfietspaden. Deze routes onderscheiden zich door breedte, comfort en directheid van de verbinding. Ongelijkvloerse kruisingen moeten onnodig oponthoud voorkomen. Ook kan gedacht worden aan een gedeeltelijke overkapping van de route. Deze fietspaden zijn een alternatief als de bestemming binnen 15 km is gelegen. Broek in Waterland Om de doorstroming te bevorderen is het wenselijk een oplossing te bieden voor de congestieproblematiek in Broek in Waterland. Een tunnel onder deze kern of een weg langs deze kern behoren tot de opties. Ook kan, mits er voldoende ruimte kan worden gecreëerd, gedacht worden aan het aanleggen van vrije busbanen door de kern heen. Trendbreuk Juist omdat incidentele aanpassingen weinig effect hebben op de algehele druk, zou in het kader van stijgende olie- en grondstoffenprijzen, aan een trendbreuk gedacht kunnen/moeten worden: -Æ inzetten op nieuwe vervoerswijzen die door technologische innovaties in de toekomst mogelijk zijn. Nieuwe methoden om de mobiliteit te verbeteren kan bijvoorbeeld gezocht worden in “slimme auto’s”. De voertuigen hebben hierbij apparatuur aan boord die ervoor zorgt dat er voldoende afstand gehouden wordt en
51
waarmee de auto binnen de belijning blijft. Door dit systeem rijdt het verkeer veel gelijkmatiger. Hierdoor verbetert de doorstroming en ook het aantal ongevallen, welke vaak files tot gevolg hebben, neemt af. Een andere oplossing is gehele automatische voertuiggeleiding. Hierbij nemen computers de taak van de bestuurders over. Op korte afstanden rijdt de bestuurder zelf, maar op snelwegen klikt de bestuurder in op een geleidesysteem. Tevens kan er bij nieuwe vervoerswijze gedacht worden aan de vliegende auto. Hierbij moeten er diverse vliegveldjes aangelegd worden waarop de auto’s kunnen stijgen en landen. Ook dient er aandacht te zijn voor de af te leggen routes en voor de geluidhinder. - Æ Dynamisch verkeersmanagement Dit zijn maatregelen die erop gericht zijn om de benutting van de capaciteit te vergroten. Hiervoor zijn een aantal maatregelen te noemen, zoals snelheidsregulering, dynamische route informatie en dynamische baantoewijzing voor bepaalde gebruikersgroepen. Op deze wijze kan de vervoersvraag beter worden gespreid over de dag met het doel de doorstroming te verbeteren.
52
Groene- en cultuurhistorische waarden en milieubeschermingsgebieden
53
7. Landschap, cultuurhistorie en natuur De kwaliteit van het plangebied wordt in sterke mate bepaald door het landschap, de cultuurhistorie, de natuur en het water. De agrarische sector speelt in dit verband een belangrijke rol. Dit is de drager van het landelijk gebied en van de genoemde kernkwaliteiten.
Figuur 7.1 Landschapstypen
7.1 Uitgangssituatie, kansen en bedreigingen De regio Waterland is voor het grootste deel aangemerkt als Nationaal Landschap. Laag-Holland is een uniek oer-Hollands landschap. Het gebied kenmerkt zich door de afwisseling tussen de waterrijke veenweiden en de dieper gelegen droogmakerijen. Beide landschapstypen zijn rijk aan verschillende karakteristieke dorpen. Deze dorpen zijn gekoppeld aan het landschap. Dit komt tot uitdrukking in de bouwstijl en de verschillende dorpsvormen. Nationaal Landschap Laag Holland is opgericht om de toekomst van dit gebied veilig te stellen. Laag Holland is een samenwerkingsverband van provincie, waterschap, gemeenten, natuurbeschermers en agrarische organisaties. De missie van Laag Holland is 'behoud, duurzaam beheer en waar mogelijk versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten van het Nationale Landschap Laag Holland'. Karakteristieken en tevens kernkwaliteiten zijn de openheid van het gebied, het geometrisch inrichtingspatroon in droogmakerijen en de strokenverkaveling. Het gebied wordt tevens gekenmerkt door karakteristieke steden en dorpen, beschermde stadsgezichten en lintdorpen. Ook kent de regio de afwisseling van zeer open veenweidelandschappen naast de droogmakerijen. Hoofdproblemen in het gebied zijn het verdwijnen van de openheid van het landschap en het dunner worden van het veenpakket. Andere knelpunten liggen op het vlak van de waterkwaliteit, de teruglopende weidevogelpopulatie en versnippering van het landschap.
Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003 Veenweidegebieden Het veenweidegebied is van nature zeer nat en het laagveenpakket is van natuurhistorisch belang. Het veenweidegebied wordt gekenmerkt door een strokenverkaveling vanuit ontginningslinten. Daarnaast worden deze gebieden omzoomd door dijken en ringvaarten. De veenweidegebieden zijn van groot nationaal en internationaal belang voor weidevogels. De veenweidegebieden zijn uit oogpunt van natuur en landschap van bijzondere betekenis. De veehouderij is de belangrijkste grondgebruiker én beheerder van het waardevolle open landschap en van de voorkomende natuurwaarden.
54
Droogmakerijen De 17e eeuwse droogmakerijen vormen een onderdeel van het Nederlands Cultureel Erfgoed. De Beemster is opgenomen als werelderfgoed op de UNESCO-lijst. Naast de Beemster, kent het gebied de Purmer en de Wormer als droogmakerijen.
Figuur 7.3 Archeologische monumenten
Cultuurhistorische waarden Regio Waterland is rijk aan verschillende cultuurhistorische waarden. Naast de veenweidegebieden en de droogmakerijen zijn Waterland en Zeevang Belvédèregebied. Regio Waterland bezit daarnaast belangrijke cultuurhistorische monumenten, waaronder (delen van) de Stelling van Amsterdam, de Beemster, het eiland Marken, de Zaans-Waterlandse houtbouw en het Noordhollands kanaal. Ook zijn er veel archeologische vindplaatsen, vooral aan de westkant van het gebied waar ooit de Oer-IJ stroomde. In dit gebied zijn allerlei archeologische resten te vinden die teruggaan tot de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Figuur 7.2 Stelling van Amsterdam
Bron: Kich.nl Agrarische sector De agrarische sector is beeldbepalend voor het cultuurhistorische landschap waar de regio Waterland om bekend staat. Echter deze sector staat onder druk en daarmee ook het beheer van het karakteristieke landschap. Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003
55
Een aantal algemene ontwikkelingen doen de grondprijzen stijgen en zijn derhalve bedreigend voor het bestaan van deze sector. Deze bedreigingen zijn: 1) mogelijke afschaffing melkquota 2) verscherping mestwetgeving 3) economische opleving akkerbouw 4) stijgende welvaart De eerste twee bedreigingen zijn van invloed op de hoeveelheid hectaren die nodig zijn voor een goede economische bedrijfvoering. Met het wegvallen van het melkquotum en de verscherping van de mestwetgeving, stijgt het benodigde aantal hectaren voor een goede bedrijfsvoering. Bedrijven kopen niet meer grond aan omdat veelal de investeringscapaciteit ontbreekt. Een derde bedreiging is dat de laatste jaren de akkerbouw een economische groei heeft doorgemaakt. De druk van de akkerbouw is van invloed op de melkveehouderij. De concurrentie om agrarisch grond wordt hiermee vergroot. Ten slotte bewegen projectontwikkelaars en zogenaamde verplaatsers zich, door de stijgende welvaart, op de markt. Ook deze groep doet de concurrentie om agrarisch grond stijgen.
posities ingenomen rond de Oosterweg. Richting Edam-Volendam is de druk van projectontwikkelaars minder. Daar zitten nog actieve agrariërs. Veenweidegebieden De landbouw in de veenweidegebieden heeft te maken met specifieke, moeilijke omstandigheden. De veehouderij in het veenweidegebied wordt gekenmerkt door een relatief extensief grondgebruik, uitgaande van de veebezetting en productieomvang per hectare. Daarnaast zijn productieomstandigheden zoals draagkracht, ontwatering en verkaveling in het gebied matig. Gelet op uitsluitend de agrarische productiefunctie hebben de bedrijven in veenweidegebieden een relatief slechte concurrentiepositie. De veenweidegebieden bieden derhalve vanuit agrarisch oogpunt weinig perspectief.
Het functioneren van de agrarische sector is daarnaast afhankelijk van het type gebied waar de agrariërs werken. De regio Waterland wordt gekenmerkt door droogmakerijen en veenweidegebieden waar verschillende condities gelden en van invloed zijn op de economische bedrijfsvoering van agrariërs. Droogmakerijen Droogmakerijen bieden goede vooruitzichten op de economische bedrijfsvoering. In de Beemster zijn de omstandigheden het meest gunstig. Er is sprake van vruchtbare grond, waarbij naast akkerbouw ook in de tuinbouw wordt geïnvesteerd. Tevens specialiseren de agrariërs zich op streekproducten in combinatie met zuivelverwerking, zoals bijvoorbeeld in de Beemster met de Beemster kaas. Hoewel ook de Purmer goede grond biedt, is door de druk van mogelijke stedelijke uitbreiding, een groot deel van het gebied al ingenomen door projectontwikkelaars. Verschillende projectontwikkelaars hebben al
56
Neven- en verbredingsactiviteiten Om de kansen in de agrarische sector te vergroten wordt door verschillende agrariërs ingezet op andere producten. In biologische producten echter is het perspectief niet heel gunstig. Het verschil tussen reguliere en biologische bedrijvigheid is te klein, waardoor het minder interessant is om biologische producten te produceren.
Figuur 7.4 Natura 2000-gebieden
Naast agrarische activiteiten worden steeds meer nevenactiviteiten opgepakt. Steeds meer veehouders verlenen diensten op het terrein van natuur- en landschapsbeheer, recreatie, toerisme, educatie en zorg. Beheer van het landschap De agrarische productiefunctie van de waterrijke vaargebieden (Oostzanerveld, Wormer- en Jisperveld, en Varkensland) is afgestemd op het behoud van landschappelijk, ecologische en cultuurhistorische waarden. Met de integratie van landbouw en natuur kan het cultuurhistorisch landschap met al haar karakteristieke elementen en waarden worden beheerd. Agrariërs hebben derhalve een groot aandeel in het beheer van het cultuurhistorisch landschap. Organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Laag Holland spelen hierin een belangrijke rol. Zij bieden agrariërs subsidies, daarnaast hebben deze organisaties ook zelf als particulier delen van het landschap in bezit, met als doel het karakter te behouden. Desondanks worden steeds meer delen van het landelijk gebied niet of nauwelijks meer beheerd. Hierdoor raken graslanden met pitrus en riet begroeid, waarna uiteindelijk moerasbos ontstaat. Hierdoor verdwijnt de openheid van het landschap. Twee oorzaken liggen hieraan ten grondslag: 1.
2.
Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003
Vanwege de vermindering van het bedrijfseconomisch rendement uit de agrarische bedrijfsvoering neemt het aantal boeren jaarlijks af, terwijl het beheer van de vrijkomende stukken grond niet meer wordt overgenomen. De natuurbeheerders hebben niet voldoende financiële middelen, waardoor grote stukken van hun grond ‘verruigen’.
Een knelpunt is dat zonder agrarisch beheer geen open agrarisch cultuurlandschap houdbaar is.
57
Water Waterkwantiteit Om wateroverlast nu en in de toekomst te voorkomen, is het van belang dat elk peilgebied voldoende waterbergend vermogen heeft, ook met het oog op klimaatsverandering. In dat kader is voor elke polder berekend hoeveel open water moet worden aangelegd om het waterbergend vermogen op orde te krijgen: wateropgave. Periodiek bestaat in sommige gebieden echter ook een tekort aan water, in dat geval wordt water ingelaten van buiten het betreffende gebied. Inlaat van gebiedsvreemd water heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Vrijwel alle oudere bebouwing in het gebied ligt op boezempeil. De kwetsbare fundering wordt bij peilverlaging aangetast, peilverhoging leidt echter ook tot problemen met kelders en kruipruimtes. Dit betekent dat het boezemsysteem zeer sterk verbonden is met de bebouwing. Waterkwaliteit De waterkwaliteit gaat achteruit omdat het gebied kampt met de afzetting van relatief grote hoeveelheden slib. Deze hoeveelheid slib hangt samen met de mineralisatie van het veen, het inlaten van gebiedsvreemd en voedselrijk water in droge perioden en de verzoeting van het watersysteem. Dit heeft nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit en leidt tot een verarming van het waterecosysteem. De opgave bestaat daarmee uit het verbeteren van de waterkwaliteit door middel van intensivering van de baggerwerkzaamheden. Daarnaast is het van belang om te zorgen dat de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water in de toekomst verminderd wordt. Voorts zijn lokaal aanvullende maatregelen nodig op het gebied van onder meer visstand- en ecologisch oeverbeheer. De waterkwaliteit in het Markermeer en IJmeer laat te wensen over. Ten zuiden van de toegang tot de haven van Edam is een ondiep rietland met daarvoor havenhoofden beoogd om de waterkwaliteit in het Markermeer te verbeteren en de slibvang van de haven te verminderen. Ondanks de positieve effecten zal dit gezien de omvang van het rietland in relatie tot de grootte van het Markermeer, slechts zeer beperkte invloed hebben op de waterkwaliteit. De rietlanden zullen in ieder geval positieve gevolgen hebben voor de ecologische potenties van dit specifieke gedeelte van het Markermeer.
Markermeer Tot enige jaren geleden was het Markermeer gereserveerd voor de aanleg van de laatste IJsselmeerpolder, de Markerwaard. In 2006 is in de Nota Ruimte vastgelegd dat de Markerwaard niet wordt aangelegd. Daarom willen Rijk, provincies en gemeenten nieuwe plannen maken voor het IJsselmeergebied. De ontwikkeling van het gebied omvat verschillende aspecten. Zo gaat het om het verbeteren van de waterkwaliteit en het verzekeren van de veiligheid in relatie tot waterspiegelstijging. Daarnaast wordt gedacht aan de ontwikkeling van recreatieve functies als het aanleggen van nieuwe jachthavens, en een mogelijke verbinding tussen Amsterdam en Almere door bijvoorbeeld een brug. Om hierin duidelijke richtlijnen en keuzes te maken is een project opgericht Toekomst Markermeer / IJmeer. Het jaar 2007 wordt gebruikt om in kaart te brengen wat de wensen zijn voor het gebruik van het gebied en welke mogelijkheden er zijn om die wensen te realiseren. Begin 2008 moeten de betrokken organisaties afspraken maken over de keuzes op hoofdlijnen voor de inrichting van het Markermeer en IJmeer. Bodemdaling Het veenweidelandschap is een kenmerkend cultuurlandschap voor Laag Holland. Ten behoeve van de landbouw dienen waterpeilen laag gehouden te worden. Lage oppervlaktewaterpeilen resulteren in lage grondwaterstanden, waardoor het veen ‘verbrandt’. Door verbranding van het veen klinkt het veen in (circa 3 mm per jaar), waarna de waterpeilen verder verlaagd dienen te worden ten behoeve van een goede agrarische bedrijfsvoering, waarna het proces zich herhaalt. Op meerdere plaatsen is het veenpakket hierdoor al sterk afgenomen. De opgave bestaat uit het vinden van een balans tussen het gewenste peil voor het veen en daarbij te zorgen dat het gebied beheerd en beheerbaar blijft. Hierbij is de centrale vraag per deelgebied of de mineralisatie van het veen gestopt dan wel afgeremd moet worden. Daarbij zou de vraag gesteld kunnen worden wat de toekomstperspectieven voor de landbouw zijn in het veenweidegebied waar de waterhuishouding problemen met zich meebrengt. Duurzaam beheer
58
Nederland staat bekend om zijn kunstmatige waterhuishoudkundige ingrepen. Mede daardoor bevinden veenweidengebieden met een agrarische functie zich in een vicieuze cirkel. Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt is het dan ook duurzamer om het veenweidelandschap terug te geven aan de natuur. Hiermee gaat op termijn dan wel het open cultuurlandschap verloren, op termijn wordt het echter ook steeds lastiger om dit landschap in stand te houden. Zonder beheer zal het veenweidelandschap verruigen en op termijn overgaan in moerasbos. Verbranding van het veen resulteert ook in een netto uitstoot van CO2 naar de atmosfeer. Door hogere waterstanden toe te staan, kan verbranding van het veen tegen worden gegaan en mogelijk kan het veen dan zelfs aangroeien zodat de bodem fungeert als CO2-opslag. Ook bestaat de mogelijkheid om hogere waterstanden te realiseren op bepaalde percelen, terwijl op andere percelen de waterstanden kunstmatig laag gehouden worden ten behoeve van de landbouw. In een cyclus van een aantal jaren kunnen de betreffende percelen dan wisselen, op deze manier wordt inklinking vermeden of zelfs voorkomen en ontstaat nieuw perspectief voor de landbouwsector. Aangezien hierbij de randvoorwaarde geldt dat het om grote percelen gaat, is schaalvergroting een vereiste.
7.2 Dilemma’s en opties Van boeren naar plattelandsondernemers Agrariërs kunnen zich inzetten op nevenactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn boerencamping, agrotoerisme en de productie van nieuwe producten als knoflook en koolzaad. Met deze neveninkomsten kunnen agrariërs hun primaire functie blijven uitoefenen en blijft het landschap met het open karakter bestaan. Opleving agrariërs? Door de stijging van de prijzen van melk en graan wordt het boeren wellicht weer interessant. In de huidige prijsstijgingen voor zuivel en graan zit een structureel element. De FAO (wereldvoedselorganisatie) heeft gesteld dat de voedselproductie in de wereld moet verdubbelen om aan de behoefte te kunnen voldoen. Waterland kan daarop inspelen.
Landgoederen Op enkele specifieke locaties buiten de rode contour kan een woon- of werkfunctie in de vorm van landgoederen14 worden ontwikkeld. Met de ontwikkeling van landgoederen kan vrijkomend agrarisch gebied worden opgenomen. Het gebied behorend bij landgoederen is (voor 90%) vrij toegankelijk voor het publiek. Op deze wijze wordt het land beheerd en draagt het bij aan de recreatieve structuur van de regio. De ruimtelijke meerwaarde van landgoederen is in die zin groot uit oogpunt van landschap, groen en recreatie. Door de wijziging per 1 juni 2007 van de Natuurschoonwet is de definitie van natuur verruimd met natuurlijke graslanden en behoeft een landgoed dus niet meer grotendeels uit bos te bestaan. Juist in het veenweidegebied vormen nieuwe landgoederen daardoor een extra aantrekkelijke optie. Naar een nieuwe plattelandseconomie? Natuur en landschap waren altijd bijproducten van het agrarisch grondgebruik. De plattelandseconomie draaide en draait om de productie van melk. Om te kunnen concurreren op de wereldmarkt was en is voortdurende intensivering noodzakelijk met ernstige schade voor natuur, landschap en milieu. In deze optie is, ondanks alle inspanningen, de concurrentieslag op de wereldmarkt vrijwel verloren en resteert een sterk aangetast veenweidegebied waaruit de grutto over tien jaar verdwenen is. Datzelfde veenweidegebied vormt echter nog steeds een hooggewaardeerd woon- en recreatiegebied, sectoren van de regionale economie waarin vele miljoenen omgaan maar waarvan slechts een marginaal deel terecht komt bij de beheerders van de groene omgeving (landbouw en natuurbeheerders). In de nieuwe plattelandseconomie zal daarom een veel groter deel van deze miljoenen bij de beheerders terecht moeten komen; een kleine verhoging van lokale belastingen en huizenprijzen dient direct doorgesluisd te worden naar een regionaal groenfonds waarmee boeren en natuurbeheerders betaald worden om bij een hoger waterpeil pas in juni te maaien en hun grasland niet meer te scheuren. Berekend is dat een 14
Een nieuw landgoed is een openbaar toegankelijk boscomplex, al dan niet met overige gronden, met daarin een woongebouw ‘van allure’ met maximaal twee a drie wooneenheden en een minimale omvang van de bebossing van minimaal 5 hectares. Bovendien vormt het woonhuis een architectonische eenheid met het omringende groen.
59
goede agrarische beloning van duurzaam en succesvol natuur- en landschapsbeheer in veenweidegebied neerkomt op een subsidiering van gemiddeld € 250 per hectare per jaar (voor vaarland € 500 per ha/jr) (bron: Alterra (2006): Haalbaarheidstudie nieuw weidevogelbeleid). Inmiddels zijn er in de regio verschillende initiatieven voor de financiering van groenblauwe diensten door de agrarische sector gestart, die als verkenning kunnen dienen voor een meer completere transformatie naar een nieuwe plattelandseconomie. Van alle partijen vergt dit een omslag in het denken, een andere manier van (samen)werken en voor een deel van de bewoners en recreanten ook bescheiden financiële offers. Het resultaat is echter alle moeite waard: een blijvend aantrekkelijke woon, werk- en recreatieomgeving met een gezond, veerkrachtig watersysteem, een boeiend, deels historisch landschap en een immens rijke natuur waar ook komende generaties van kunnen genieten. Agrariërs kunnen een rol spelen in het beheer van al dit moois maar in de eerste plaats als producenten van natuur en landschap en daarna pas als voedselproducent. Moerasbos? Deze optie gaat uit van een verdere achteruitgang in de agrarische sector. Gezien deze achteruitgang is het beheer van deze gebieden als open cultuurhistorisch landschap wellicht op den duur niet houdbaar. Een antwoord op het wegvallen van het beheer van het landelijk gebied kan zijn de transformatie naar moerasbos. Deze optie vergt nog wel enige vorm van onderhoud. Krijgt de natuur de vrije hand dan zal moerasbos geleidelijk verlanden. Wetlands? Een andere optie is de veenweidegebieden over te laten gaan naar wetlands. Een wetland is een gebied op het grensvlak van land en water. Wetlands bieden vele soorten biotopen. Dit brede scala aan leven trekt veel vogels en andere roofdieren aan. Ook wetlands moeten worden beheerd. De natte delen moeten opengehouden worden. Water? Tevens bestaat er de mogelijkheid van transformatie naar water.
60
Milieubelemmeringen
61
8. Duurzaamheid Er is een toenemend besef dat we naar een duurzame samenleving toe moeten. Duurzaamheid houdt onder andere in dat we nu en in de toekomst goed en veilig in het gebied kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Maar ook dat het hele gebied kwaliteit behoudt, ruimtelijk én ecologisch. Dit onderwerp kent dan ook een sterke verwevenheid met tal van andere onderwerpen als water en ecologie en landschap die eerder aan de orde zijn gesteld.
gevolgen van het schaarser en duurder worden van fossiele brandstoffen en de zeespiegelstijiging in relatie tot waterbergingsmogelijkheden. Thema’s als milieu, water en klimaat staan hoog op de agenda.
Megatrends Het denken over duurzaamheid staat onder invloed van een aantal megatrends: - klimaatverandering; - voortgaande groei van de wereldbevolking; - opraken van goedkope en makkelijk winbare fossiele brandstoffen.
Intensief ruimtegebruik Intensief ruimtegebruik is ook voor Waterland een belangrijk thema. Met name de ligging nabij natuurlijk waardevolle gebieden geeft aan dat zorgvuldig met de ruimte omgegaan dient te worden. Uitbreiding van de stedelijke contour dient in deze optie zoveel mogelijk voorkomen te worden. Dit komt de kwaliteit van het landschap en de omgeving ten goede. Uitbreiding van stedelijke functies dient daarom primair te worden gezocht binnen de bestaande kernen (cq. contouren).
Deze megatrends kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden gezien. De voortgaande demografische groei in de wereld zet druk op de winning van fossiele brandstoffen. En het gebruik van deze brandstoffen heeft weer effect op het klimaat. Er komt echter een eind aan de voorraden aan brandstoffen. Uit de literatuur blijkt dat op basis van uiteenlopende scenario’s uit het laatste decennium te verwachten valt dat het hoogtepunt van de wereldwijde olieproductie – de totale productiepiek van alle bronnen wordt bereikt rond 2010. Met het opraken van fossiele brandstoffen zullen prijzen stijgen. Vervoerswijzen worden onbetaalbaar. Het is dan ook nog maar de vraag of in het denken over duurzaamheid niet moet worden afgestapt van oude gewoontes; een breuk in het denken en in het doen. Klimaatverandering heeft negatieve effecten op deltagebieden als Nederland. De zeespiegelstijging is slechts één factor in een complex van waterproblemen. De problemen komen van de zee, van de rivieren, van grotere extremen in regenval en droogte, en van een taai complex van bodemproblemen als inklinking, grondwaterdruk en verzilting. Het laagland komt steeds meer in de knel. Dit geldt ook voor de regio Waterland. Maar ook de Noordvleugelpartijen houden zich bezig met vraagstukken als de
Dilemma’s en opties Om Waterland klimaatbestendig en duurzaam te maken moet gedacht worden aan verschillende opties:
Duurzame energiestructuur Het creëren van een duurzame energiestructuur dient enerzijds gericht te zijn op het reduceren en efficiënter maken van de energievoorziening en anderzijds op het stimuleren van duurzame energiebronnen. Gedacht moet bijvoorbeeld worden aan kansen voor windenergie, zonne-energie, warmtepompen biogasinstallaties en gebruikmaking van restwarmte. Hierbij dient de afweging gemaakt te worden tussen zowel voor- als (ruimtelijke en/of milieuhygiënische) nadelen. Zo is het gebruik maken van restwarmte afhankelijk van aanbod en vraag en toepassing van zonnecellen ondermeer afhankelijk van de stedenbouwkundige opzet. Bij het plaatsen van windturbines dient vooral gedacht te worden aan de landschappelijke en/of ecologische verstoring en de mogelijke milieuhinder die dit met zich meebrengt. In opdracht van de gemeente Wormerland is medio maart 2006 een onderzoek gestart om in beeld te brengen wat de effecten zijn op onder meer de natuur en het landschap wanneer een zevental windturbines langs de A7 in de polder De Wijde Wormer geplaatst zouden worden. Ook
62
elders in de regio Waterland zouden windmolens kunnen worden geplaatst.
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen komt onder meer tot uiting op bouwplanniveau en is met name interessant wanneer het gaat om (mogelijke) kleinschalige nieuwbouw en herstructureringsopgaven. Kansrijke thema’s zijn bijvoorbeeld het afkoppelen van regenwater en het toepassen van duurzame materialen en duurzame energievoorzieningen. Water als energieopwekker Middels waterniveauverschillen kan energie opgewekt worden. Duurzame warmtewinning uit asfalt en bodem Aardwarmte wordt gewonnen door gebruik te maken van het temperatuurverschil tussen de aardoppervlakte en diep in de aarde gelegen warmtereservoirs. Aardwarmte kan zowel direct gebruikt worden, maar ook voor de opwekking van elektrische stroom of in een
63
Bijlage 1. Bevolkingsopbouw Tabel 1 Bevolking van gemeenten in regio Waterland naar leeftijd in 2007 0-19 jaar 20-64 jaar 65+ jaar Beemster 25,1% 59,6% 15,5% Edam-Volendam 26,1% 62,2% 11,8% Landsmeer 24,2% 59,3% 16,4% Purmerend 24,6% 61,6% 13,7% Waterland 24,3% 60,1% 15,8% Wormerland 25,1% 59,0% 15,8% Zeevang 26,4% 61,1% 12,5% Bron: CBS, 2007 Figuur 1 Bevolkingsprognose Nederland 2010-2050 17400000 17300000 17200000 17100000 17000000 Inwonertal
16900000 16800000 16700000 16600000 16500000 16400000 2010
2020
2030
2040
2050
Bron: CBS, 2007
64
Bijlage 2. Bevolkings- en huishoudensprognose per gemeente Bevolkingsprognose
90.000 80.000 70.000 Beemster
60.000
Edam-Volendam Landsmeer
50.000
Purmerend 40.000
Waterland Wormerland
30.000
Zeevang
20.000 10.000 0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040 65
Huishoudensprognose
45.000 40.000 35.000 Beemster
30.000
Edam-Volendam Landsmeer
25.000
Purmerend 20.000
Waterland Wormerland
15.000
Zeevang
10.000 5.000 0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
66
Bijlage 3. Banen en vestigingen naar activiteit Tabel 1. Aantal banen naar activiteit in de regio Waterland 2004 (aantallen en %)
Beemster EdamVolendam Landsmeer Purmerend Waterland Wormerland Zeevang Regio
Landbouwbosbouw en visserij 170 7%
Nijverheid 590 23%
Commerciële dienst-verlening 1.160 45%
Niet-commerciële dienstverlening 640 25%
Totaal 2.560
30 50 60 310
3.490 230 2.610 540 1.320 370 9.150
4.600 960 9.460 1.420 1.450 270 19.320
2.080 510 9.980 770 760 200 14.940
10.200 1.700 22.050 2.780 3.590 840 43.720
1% 0% 0% 2% 2% 0% 1%
34% 14% 12% 19% 37% 44% 21%
45% 56% 43% 51% 40% 32% 44%
20% 30% 45% 28% 21% 24% 34%
Bron: CBS, 2007
Tabel 2. Aantal vestigingen naar activiteit in de regio Waterland 2006 (aantallen en %) Landbouw Commerciële Niet-commerciële bosbouw en visserij dienst-verlening dienst-verlening Nijverheid Beemster 220 100 220 70 36% 16% 36% 12% EdamVolendam 45 625 755 180 3% 39% 47% 11% Landsmeer 40 115 325 95 7% 20% 57% 17% Purmerend 25 1% 550 18% 1.910 62% 585 19% Waterland 165 17% 160 16% 500 52% 145 15% Wormerland 110 195 340 105 15% 26% 45% 14% Zeevang 105 90 145 55 27% 23% 37% 14% Regio 710 1.835 4.195 1.235 9% 23% 53% 15%
Totaal 610 1.605 575 3.070 970 750 395 7.975
Bron: CBS, 2007
67
Bijlage 4. Kwantitatieve opgaven Noord-Holland Noord
68
69
Bijlage 5. Lijst geïnterviewde organisaties Interviews
Telefonisch geraadpleegde personen
Sjaak Swart, LTO Vastgoed
Rina van Rooij, Wooncompagnie
Karel Bruin, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Joost Smit, Dienst Ruimtelijk Ordening Amsterdam
Cees Mantel, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Marijn Fraanje, Regionale Samenwerking Amsterdam
Tjeerd Dijkstra, Stichting Purmer-Meer
Peter Paul Kleinlooh, Provincie Noord-Holland
Willem Opmeer, Intergemeentelijke Samenwerking Waterland
Kees Joustra, Provincie Noord-Holland
Juriaan Jansen, Milieufederatie Noord-Holland
Bert Jan de Boer, Rijkswaterstaat Noord-Holland
Tjeerd Bosma, Natuurmonumenten
Joost Hagens, Bureau Buiten
Gerrit van der Plas, Stadsregio Amsterdam
Koosje Lever, Laag Holland
Michel Bezuijen, Stadsregio Amsterdam
Jasper Groebe, Provincie Noord-Holland Thijs Penning, Kamer van Koophandel Joost
Smit,
Dienst
Ruimtelijke
Ordening
Amsterdam
70