Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Agenda en notulen Besluitvormende raadsvergadering Op donderdag 18 december 2014 vindt de openbare besluitvormende raadsvergadering plaats. Locatie: raadzaal gemeentehuis Brummen Aanvang: 20.00 uur De onderwerpen die op de agenda staan: Opening en mededelingen Vaststelling agenda Ingekomen en verzonden stukken Bespreekpunten Uitgangspuntennotitie PGB 2015 Verordening Maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ Brummen Verordening bestuursrechtelijke geldschulden sociale zekerheid 2015 Verordening Maatschappelijke Adviesraad Brummen Uitvoeringsplan van afval naar grondstof Vaststelling bestemmingsplan scholencluster Sweelickstraat Onroerende Zaakbelastingen woningen 2015 Aanpassen protocol Auditcommissie Benoeming lid rekenkamercommissie Brummen en Voorst Sluiting Inzage stukken De stukken van de besluitvormende raadsvergadering kunt u raadplegen via de raadswebsite. Ook zijn ze verkrijgbaar bij de centrale informatiebalie in het gemeentehuis. Spreekrecht Er is geen spreekrecht bij een besluitvormende raadsvergadering.
Omgevingsvergunning Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Boerenstraat 34 6964 CL Hall Locatie: Boerenstraat 34 Hall Voor: het kappen van 7 bomen Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum ontvangst: 17 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar _________________________________________________________________________________ 1
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevingsvergunning Charlotte van Bourbonlaan 27 6961 EP Eerbeek Locatie: Charlotte Van Bourbonlaan 27 Eerbeek Voor: het renoveren van de tuin, onder andere het kappen van twee berken, een spar en een blauwspar Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Verleende reguliere omgevingsvergunning De Zicht 23 6971 HR Brummen Locatie: De Zicht 23 Brummen Voor: het kappen van een boom Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Ingetrokken aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Engelenburgerlaan Brummen Locatie: Engelenburgerlaan Voor: het bouwrijp maken van een inbreidingslocatie Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevingsvergunning Gasfabriekstraat 39 6971 ZK Brummen Locatie: Gasfabriekstraat 39 Brummen Voor: het kappen van een acacia Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Verleende reguliere omgevingsvergunning Gravin van Burenlaan 13 6961 ES Eerbeek Locatie: Gravin Van Burenlaan 13 Eerbeek Voor: het kappen van twee loofbomen en een conifeer Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Verleende reguliere omgevingsvergunning Hazenberg 18 6971 LC Brummen _________________________________________________________________________________ 2
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Locatie: Hazenberg 18 Brummen Voor: het kappen van vier wilgen Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Verleende reguliere omgevingsvergunning Honingraat 39A 6961 PH Eerbeek Locatie: Honingraat 39 A Eerbeek Voor: het nieuw bouwen van een woning Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Datum verzonden: 3 december 2014
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Kloosterstraat 62 6961 WV Eerbeek Locatie: Kloosterstraat 62 Eerbeek Voor: het kappen van een linde Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum ontvangst: 18 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Knoevenoordstraat 51 6971 LH Brummen Locatie: Knoevenoordstraat 51 Brummen Voor: het bouwen van een schuilplaats voor dieren Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Datum ontvangst: 14 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verlenging beslistermijn voor een reguliere omgevingsvergunning Maria Stuartlaan 13 6961 GB Eerbeek B&W maken bekend dat de beslistermijn van de volgende aanvragen zijn verlengd: Locatie: Maria Stuartlaan 13 Eerbeek Voor: het kappen van vijf dennen Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Verlengingstermijn: 6 weken
Verleende reguliere omgevingsvergunning Oordweg 4 6961 KR Eerbeek _________________________________________________________________________________ 3
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Locatie: Oordweg 4 Eerbeek Voor: het kappen van een es Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Verleende reguliere omgevingsvergunning Prins Bernhardlaan 16 6971 GG Brummen Locatie: Prins Bernhardlaan 16 Brummen Voor: het kappen van een boom Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Rectificatie aanvraag reguliere omgevingsvergunning Ringlaan 26 6961 KK Eerbeek B&W maken bekend dat de volgende aanvraag is gerectificeerd: Locatie: Ringlaan 26 Eerbeek Voor: het kappen van een lindeboom Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Verleende reguliere omgevingsvergunning Ringlaan 26 6961 KK Eerbeek Locatie: Ringlaan 26 Eerbeek Voor: het kappen van een lindeboom Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 5 december 2014
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Voorsterweg 62 6971 KB Brummen Locatie: Voorsterweg 62 Brummen Voor: het uitbreiden van een ligboxenstal Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Strijd Gebr. gronden/bouww. met RO (art. 2.1 lid 1c) Datum ontvangst: 21 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Vosstraat 23 6964 BA Hall Locatie: Vosstraat 23 Hall Voor: het inrichten van bestaande gebouwen als een camper/caravanstalling _________________________________________________________________________________ 4
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Activiteiten: Strijd Gebr. gronden/bouww. met RO (art. 2.1 lid 1c) Datum ontvangst: 18 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Zutphensestraat 25 6971 EE Brummen Locatie: Zutphensestraat 25 Brummen Voor: het realiseren van een bed and breakfast Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Strijd Gebr. gronden/bouww. met RO (art. 2.1 lid 1c) Datum ontvangst: 17 november 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verordeningen en reglementen 1 t/m 3 Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp, Regionale Uitvoeringsnota zorg voor onze Jeugd en de Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen Burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen maken bekend dat de gemeenteraad in de vergadering van 16 oktober 2014 hebben vastgesteld: de Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015; Het lokaal Beleidsplan Jeugdhulp; de Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor onze Jeugd. Waar gaat het Beleidsplan Jeugdhulp, de Regionale Uitvoeringsnota zorg voor onze Jeugd en de Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen over? Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Volgens deze wet zijn vanaf die datum gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen. Ook worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en de advisering en verwerking van meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de vrijwillige en gedwongen jeugdzorg en de zorg voor jongeren met een verstandelijke beperking (de begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf). In het Lokale Beleidsplan jeugdhulp is beschreven hoe de gemeente Brummen op lokaal niveau de zorg voor jeugdigen gaat organiseren. Hierbij wordt nauwe afstemming gezocht met het preventieve jeugdbeleid, waarvoor de gemeente al verantwoordelijk was. Maar ook bevat het plan uitgangspunten _________________________________________________________________________________ 5
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
over nieuwe onderdelen zoals de toegang tot de nieuwe vormen van jeugdzorg waarvoor de gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk wordt. In het lokale beleidsplan jeugdhulp komen dus alle aspecten aan de orde die te maken hebben met jeugd. Denk bijvoorbeeld aan jeugdgezondheidszorg, preventie van opvoed- en opgroeiproblemen, onderwijs, veiligheid, en jeugdzorg. De afgelopen periode hebben de acht gemeenten in de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe samengewerkt om de regionale uitvoeringsnota jeugdhulp op te stellen. Dit regionale deel bevat de afspraken over die onderdelen die de gemeenten in de regio samen of eenduidig willen organiseren. Die gezamenlijke afspraken moeten bijdragen aan de efficiëntie en effectiviteit van het nieuwe jeugdstelsel. De afspraken voor de bovenlokale vormen van hulp hebben betrekking op de wijze van toegang tot individuele voorzieningen, de sturing en de bekostiging van de jeugdhulp, een overzicht van de budgetten, cliënt en kwaliteit, de inrichting van de monitoring en beleidsinformatie en de gemeentelijke bedrijfsvoering. De Verordening Jeugdhulp geeft het kader aan waarbinnen de gemeente Brummen de nieuwe Jeugdwet gaat uitvoeren. Deze verordening bevat onder ander regels over de toegang van jeugdigen tot individuele voorzieningen. De verordening treedt op 1 januari 2015 in werking. U kunt de verordening raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u de verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Wilt u meer informatie over het Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp en/of de Regionale Uitvoeringsnota? Neemt u dan contact op met mevrouw G. Bijlsma, tel.nr. (0575) 56 85 72. Wilt u meer informatie over de Verordening Jeugdhulp, dan kunt u contact opnemen met mevrouw A. Ribbers, tel.nr. (0575) 56 82 60.
4. Wijziging inspraakverordening B&W maken bekend dat de gemeenteraad in de vergadering van 27 november 2014 heeft besloten: 1. de Verordening tot wijziging van de Inspraakverordening gemeente Brummen vast te stellen; 2. om geen inspraak te verlenen voor de Verordening tot wijziging van de Inspraakverordening gemeente Brummen; Verder heeft de gemeenteraad kennis genomen van de nieuwe toelichting op de Inspraakverordening gemeente Brummen 2006. De Verordening tot wijziging van de Inspraakverordening gemeente Brummen treedt in werking op 18 december 2014. De wijzigingsverordening kunt u raadplegen in het publicatieblad van deze week. De integrale tekst van de Inspraakverordening en de toelichting daarop kunt u raadplegen via www.overheid.nl. Tegen het besluit om geen inspraak te verlenen kan door belanghebbenden binnen 6 weken na deze bekendmaking bezwaar worden gemaakt bij de gemeenteraad. Zie de rubriek ‘informatie over bezwaar en beroep” voor verdere informatie het indienen van een bezwaar. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (mw. M. Finkers) tel.nr. (0575) 56 85 74.
_________________________________________________________________________________ 6
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2015 B&W maken bekend dat de gemeenteraad in de vergadering van 27 november 2014 de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2015 heeft vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2015 worden een aantal nieuwe taken bij de gemeenten neergelegd. Dit betreffen taken die eerder onder de AWBZ werden uitgevoerd, zoals ondersteuning en een deel van de begeleiding. In de verordening zijn de regels vastgesteld over de wijze en op basis van welke criteria een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang in aanmerking komt. Tevens is bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning en worden regels gesteld voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. De verordening treedt op 1 januari 2015 in werking en vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014. De verordening kunt u raadplegen in het publicatieblad van deze week. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. J.P. Wehrmeijer), tel.nr. (0575) 56 85 83.
_________________________________________________________________________________ 7
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1. Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015
Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015 Kenmerk : INT14.2778 Vastgesteld : raadsvergadering van 16 oktober 2014 met kenmerk RB14.0069 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 8
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
INHOUDSOPGAVE
blz.
Artikelen Deel 1
10
Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14. Artikel 15.
Begripsbepalingen Vormen van jeugdhulp Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Toegang jeugdhulp via de gemeente Inhoud beschikking Regels voor pgb Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Vertrouwenspersoon Klachtregeling Bezwaar en mediation Inspraak en medezeggenschap Hardheidsclausule Inwerkingtreding Citeertitel
Toelichting
Deel 2
Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8.
Begripsbepalingen Vormen van jeugdhulp Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Toegang jeugdhulp via de gemeente Inhoud beschikking Regels voor pgb Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Vertrouwenspersoon Klachtregeling Bezwaar en mediation Inspraak en medezeggenschap Hardheidsclausule Inwerkingtreding Citeertitel
Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14. Artikel 15.
10 10 11 11 11 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14
15 17 18 20 20 21 21 22 23 24 24 25 25 25 26 26
_________________________________________________________________________________ 9
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikelen Deel 1 Artikel 1.
Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; beschikbaarheidsvoorziening: individuele voorziening die direct en voldoende voorhanden moet zijn vanwege a) het voorwaardelijke karakter om jeugdhulp in te zetten die valt onder de bouwstenen care en cure of b) het gedwongen karakter van hulpverlening middels een rechterlijke maatregel; hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid. Een individuele voorziening is niet vrij toegankelijk; melding: melding van een hulpvraag; overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid. Een overige voorziening is vrij toegankelijk; pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken; wet: Jeugdwet. Artikel 2.
Vormen van jeugdhulp
1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar: a. Preventie/basiszorg Het gaat om de functies: 1) informatie en advies 2) signalering 3) toeleiding naar vrij toegankelijke hulp (te onderscheiden van de bevoegdheid om toegang te verlenen) 4) licht pedagogische hulpverlening 5) coördinatie van zorg (lichte, enkelvoudige problematiek)
b. Basisdiagnostiek c. Toegangsfunctie (voor individuele voorzieningen) d. Meldpunt Spoedeisende Zorg e. Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) 2a. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar: a. Care licht b. Care middel c. Care zwaar d. Cure licht e. Cure middel f. Cure zwaar 2b. De volgende vormen van beschikbaarheidsvoorzieningen zijn beschikbaar: _________________________________________________________________________________ 10
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
a. Voortgezette diagnostiek b. Jeugdbescherming c. Jeugdreclassering 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3.
Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
1.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
2.
Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5. Bij een afwijzing volgt altijd een beschikking.
3.
De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders behandelen, stellen het college in kennis van hun verwijzing naar een jeugdhulpaanbieder.
Artikel 4.
Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen. Artikel 5. 1.
2.
3.
4.
Inhoud beschikking
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage, zoals bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet, worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.
_________________________________________________________________________________ 11
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 6.
Regels voor pgb
1.
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. a. als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. als de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening als persoonsgebonden budget geleverd wensen te krijgen; c. als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is; d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt; e. als de jeugdige of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het college adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen;
2.
De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
3. 4.
Artikel 7. 1.
2.
3.
Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
_________________________________________________________________________________ 12
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4. 5.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 8.
Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en e. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 9. 1. 2.
Vertrouwenspersoon
Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 10.
Klachtregeling
Het college behandelt klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening Klachtenregeling gemeente Brummen. Artikel 11.
Bezwaar en mediation
Als een belanghebbende (pro-forma) bezwaar heeft ingediend, informeert het college de indiener over de mogelijkheid mediation in te zetten als middel om tot een vergelijk te komen. Artikel 12. 1.
2.
3.
Inspraak en medezeggenschap
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede lid.
_________________________________________________________________________________ 13
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 13.
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 14. Inwerkingtreding Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2015. Artikel 15. Citeertitel Deze Verordening wordt aangehaald als “Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015”.
_________________________________________________________________________________ 14
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Toelichting
Deel 2
Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt: over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen; met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet; over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. _________________________________________________________________________________ 15
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Toeleiding naar de jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Vrij toegankelijk In de verordening is onderscheid gemaakt tussen overige (vrij-toegankelijke) en individuele (niet vrijtoegankelijke) voorzieningen op het gebied van jeugdhulp (zie artikel 2, eerste, respectievelijk tweede lid). Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Toegang jeugdhulp via de gemeente Ook kan een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder binnenkomen bij de gemeente. De beslissing door de gemeente welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige en de jeugdige en zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan zal eerst gekeken worden of dit een vrij-toegankelijke voorziening is of een niet vrij-toegankelijke voorziening. Is het laatste het geval dan neemt deze deskundige, namens het college, een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken zullen verder ook ingaan op hoe de artsen en de gemeentelijke toegang goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind, zodat de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 regisseur – 1 plan, met name bij multiproblematiek, kan worden geborgd en er geen nieuwe ‘verkokering’ zal plaatsvinden, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast zal de jeugdhulpaanbieder rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Deze verordening regelt welk aanbod van de gemeente alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk is (zie artikel 2). Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt in bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt deze slechts een enkel aspect met betrekking tot het proces (zie artikel 3). Artikel 5 en verder zijn wel van overeenkomstige toepassing.
_________________________________________________________________________________ 16
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente. Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. De gemeente is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Deze leveringsplicht van de gemeente vloeit voort uit het feit dat uitspraken van rechters te allen tijde moeten worden uitgevoerd om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te kunnen garanderen. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter juist omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Toegang via de advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening.
Artikelsgewijs Artikel 1.
Begripsbepalingen
Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet. De individuele voorzieningen en overige voorzieningen zijn opgenomen in artikel 2. Hoe individuele voorzieningen verkregen kunnen worden, is nader geregeld in artikel 3 [e.v.]. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in de verordening. Het betreft onder meer definities van centrale begrippen als ‘jeugdhulp’, ‘jeugdige’ en ‘ouder’. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de _________________________________________________________________________________ 17
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
jeugdige of zijn ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar). In artikel 1.1 van de wet is jeugdhulp als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal definitiebepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb) en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb). Artikel 2.
Vormen van jeugdhulp
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente. Het begrip 'voorziening' is een lastig te vatten begrip. De wetgever waagt zich dan ook niet aan een definitie, maar geeft wel in de memorie van toelichting aan dat de door de gemeente te treffen voorziening zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening kan zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal door de gemeente (artikel 4) of door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder (artikel 3) eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp (zie de toelichting op artikel 1). Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. Een beschrijving is gewenst omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de voorzieningen in het kader van jeugdhulp. Van zorgvormen naar bouwstenen: _________________________________________________________________________________ 18
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
In de beleidsnota inkoop zijn zorgvormen onderscheiden bij de individuele voorzieningen en overige voorzieningen. In deze beleidsnota staat de volgende opsomming van individuele voorzieningen: a.) Voortgezette diagnostiek b.) begeleiding/ambulante hulp c.) crisishulp/crisisopvang d.) dag- en deeltijdbehandeling (zonder verblijf) e.) pleegzorg f. ) verblijf 24-uurszorg g.) verblijf deeltijd h.) jeugdzorg plus i.) coördinatie j.) jeugdbescherming k.) jeugdreclassering Er is besloten om deze zorgvormen nader uit te werken in bouwstenen voor het gezinsplan. Wij hebben de zorgvormen doorontwikkeld tot de volgende bouwstenen: Care licht Care middel Care zwaar Cure licht Cure middel Cure zwaar Beschikbaarheidsbouwstenen: Naast de bouwstenen care en cure zijn er ook zogenoemde beschikbaarheidsbouwstenen. Dit zijn individuele voorzieningen die direct en in voldoende mate voorhanden moeten zijn. Ten eerste vanwege het voorwaardelijke karakter om jeugdhulp in te zetten die valt onder de bouwstenen care en cure. In dat geval moet eerst nog voortgezette diagnostiek worden ingezet om precies de vraag van het kind en/of gezin te onderzoeken en vast te stellen. Het Amhk kan het CJG (Centrum Jeugd en Gezin) bij de diagnostiek ondersteunen bij vermoedens van kindermishandeling. Ten tweede moet er altijd in voldoende mate jeugdbescherming en jeugdreclassering voorhanden zijn, in de vorm van voldoende voogden en reclasseerders die kinderen kunnen begeleiden na een rechterlijke maatregel. De beschikbaarheidsbouwstenen zijn dan ook: 1) Voortgezette diagnostiek 2) Jeugdbescherming 3) Jeugdreclassering Conversie: de eerste stap in 2015. In 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp zoals die nu geboden wordt door de provinciale jeugdzorg, de J-GGz en de J-LVB. In de huidige situatie is de financieringssystematiek van deze sectoren onderling sterk verschillend. Zo vindt de bekostiging plaats op grond van de Awbz, de Zvw of vanuit de provincie. Er is sprake van DBC’s (diagnose behandel combinaties), ZZP’s (zorgzwaartepakketten) en BKE’s (bekostigingseenheden). Ook de hoogte van de tarieven is onderling verschillend. Gemeenten willen toegroeien naar een sturingssystematiek die eenduidig is voor de verschillende sectoren om op die manier zowel inhoudelijke winst als efficiencyvoordelen te behalen zoals hierboven is gepresenteerd. De sturingssystematiek met de bouwstenen cure en care is onze stip op _________________________________________________________________________________ 19
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
de horizon. In 2016 willen wij dit systeem volledig invoeren. In 2015 zetten wij de eerste stap naar deze nieuwe sturingssystematiek. Daarvoor hebben wij de huidige zorgvormen, producten en prijzen in de Awbz, de Zvw en de provinciale jeugdzorg zoveel als mogelijk omgezet in het kader van de bouwstenen. Deze zullen uiteindelijk in de Raamovereenkomst worden opgenomen. Artikel 3.
Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrijtoegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2). Als de jeugdige of zijn ouders dit wensen òf in het uitzonderlijke geval dat het college een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Op die manier wordt de jeugdige en zijn ouders de benodigde rechtsbescherming geboden en wordt voorkomen dat het college talloze beschikkingen moet afgeven die hetzelfde luiden als hetgeen de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van de jeugdhulpaanbieder nodig hebben. Artikel 4.
Toegang jeugdhulp via de gemeente
Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. In deze verordening is ervoor gekozen dat de raad het vaststellen van de procedureregels, die de toegang tot de individuele voorzieningen en overige voorzieningen regelt, delegeert aan het college. Een zorgvuldige procedure dient hierbij gewaarborgd te zijn. Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. Ook op andere plaatsen in deze verordening en in de wet waar staat “het college”, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel nietondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Zoals in de algemene toelichting al is aangehaald hebben jeugdigen en ouders onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. _________________________________________________________________________________ 20
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 5.
Inhoud beschikking
Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag voor een individuele voorziening bij het college indienen of er overeenkomstig artikel 3, tweede lid, een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep op grond van de Awb kunnen indienen. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst door de jeugdige of zijn ouders bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb. Het eerste lid bevestigt de regeling van deze onderwerpen in de Jeugdwet en de Awb en is hier opgenomen in het belang van burgers om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daarop volgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen. Indien een jeugdige of zijn ouders in bezwaar en beroep willen gaan, hebben zij op grond van de Awb het recht op het indienen van een aanvraag, waarmee een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit kan worden uitgelokt. Ook de weigering, of het te lang uitblijven van een beschikking, geeft de burger op grond van de Awb de ingang van bezwaar en beroep. Lid 2 geeft aan welke elementen de beschikking, voor een voorziening in natura, dient te bevatten. Lid 3 vermeldt de inhoudseisen voor de pgb-beschikkingen. In lid 4 is bepaald dat in de beschikking alleen ter informatie wordt opgenomen dat een ouderbijdrage is verschuldigd. Deze dient reeds in de gespreksfase onder de aandacht te worden gebracht. Het vierde lid dient ertoe ouders te informeren. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt via het door het college daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. In artikel 8.2.3 van de wet is bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat (door Onze Ministers) met de vaststelling en de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. De ouderbijdrage geldt op grond van art. 8.2.1 van de wet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Een ouderbijdrage is verschuldigd voor alle jeugdhulp waarbij sprake is van verblijf buiten het gezin, dat wil zeggen waarbij een jeugdige gedurende een etmaal of een deel daarvan verblijf wordt geboden met een passend pedagogisch klimaat bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Artikel 6.
Regels voor pgb
Bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel MM) is de regeling in artikel 8.1.1 van de wet voor het pgb aangepast (“gestandaardiseerd”) aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), In deze regeling stond dat een pgb slechts wordt verstrekt indien aan de in het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan. Bij amendement Bergkamp/Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 109) is het woord ‘slechts’ geschrapt omdat dit een onnodige en overbodige inperking van het recht op een pgb leek te suggereren. Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is het vijfde lid zo aangepast dat duidelijk is geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.
_________________________________________________________________________________ 21
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar het centrale pgb-artikel (8.1.1) van de wet. Dit lid is opgenomen teneinde in de verordening een compleet beeld van rechten en plichten van de cliёnt te geven. In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen”). In de Wmo is een amendement aangenomen dat de zorgvrager zich gemotiveerd op het standpunt dient te stellen dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen. De eerder genoemde vereiste dat de zorgvrager moet motiveren waarom de zorg in natura niet passend is, is daarmee komen te vervallen. Aangezien de gemeente Brummen het persoonsgebonden budget voor zowel de Wmo als Jeugdhulp eenduidig wil invullen, nemen we de formulering van dit amendement Wmo over voor de jeugdhulp (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 103). We wijken hiermee, in positieve zin, af van artikel 8.1.1, lid 3, onderdeel b van de Jeugdwet. Wie zorg nodig heeft, hoort zoveel mogelijk ruimte te krijgen om die zorg naar eigen wens in te vullen. Om die keuzevrijheid te borgen is een gelijkwaardige toegang tot het persoonsgebonden budget en zorg in natura belangrijk. De positievere formulering van dit amendement geeft ook duidelijk aan dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een persoonsgebonden budget aan te vragen. Om het persoonsgebonden budget zo toegankelijk mogelijk te maken zal er ten aanzien van de motivatie van de aanvrager om de voorziening als pgb-vertrekking te willen geen extra toetsing/oordeelsvorming plaatsvinden. Op deze wijze komt duidelijk tot uiting dat wij het persoonsgebonden budget en de zorg in natura (ZIN) als gelijkwaardige vertrekkingsvormen zien, waar iemand zelf tussen kan kiezen. Het tweede tot en met vierde lid berusten op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. In artikel 8.1.1, vijfde lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat het college een pgb kan weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening. Zo wordt voorkomen dat inkoopvoordelen zouden wegvallen als te veel personen zelf ondersteuning willen inkopen met een pgb. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. Artikel 7.
Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Deze bepaling is een uitwerking van de bij nota van wijziging ( Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel D) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Ook deze bepaling beoogt het standaardiseren met de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Zie ook de toelichting onder artikel 6. In de toelichting op de nota van wijziging is voorts vermeld dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. _________________________________________________________________________________ 22
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan. De artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 (oorspronkelijk genummerd: 8.1.1a tot en met 8.1.1c) zijn eveneens bij nota van wijziging en ter standaardisering van de regelgeving aan het wetsvoorstel toegevoegd. Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Artikel 8.
Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.
_________________________________________________________________________________ 23
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 9.
Vertrouwenspersoon
In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven. Bij algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) zal een nadere uitwerking worden gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon. Ter verduidelijking; de vertrouwenspersoon dient niet verward te worden met de (onafhankelijke) cliëntondersteuning. De nieuwe Wmo biedt het kader voor het maken van beleid voor cliëntondersteuning. Daarmee is in één wet de cliëntondersteuning voor het gehele sociale domein (dus ook Jeugdwet en Participatiewet) en andere levensdomeinen (zoals de zorg) geregeld. In de wettekst van de nieuwe Wmo wordt vastgelegd dat: - Cliëntondersteuning inhoudt: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk in inkomen. De definitie in de nieuwe Wmo heeft dus een bredere reikwijdte dan in de huidige Wmo. - Dat de gemeente ervoor zorg dient te dragen dat voor de ingezetenen cliëntondersteuning beschikbaar is. In de nieuwe Wmo is het als verplichting geformuleerd. - Dat de gemeente ervoor zorgdraagt dat bij de cliëntondersteuning het belang van betrokkene uitgangspunt is. Op dit moment is de functie van cliëntondersteuning voor mensen met een beperking nog landelijk belegd bij de MEE-organisatie. We hebben afspraken gemaakt met MEE Oost – Veluwe om voor onze inwoners met een beperking de cliëntondersteuning te bieden in 2015. Naast de cliëntondersteuning zoals deze is geregeld in de nieuwe Wmo, kennen we ook de onafhankelijke cliëntondersteuning in het keukentafelgesprek (bij amendement in de Wmo geregeld). We zorgen voor een goede onafhankelijke cliëntondersteuning in het keukentafelgesprek. Veel inwoners kunnen prima hun “mannetje” staan, maar het is essentieel dat de meest kwetsbaren onder ons kunnen rekenen op iemand die naast hen staat. Iemand die hen helpt de hulpvraag te formuleren. Iemand die denkt en handelt vanuit hun belang. Dit kan een mantelzorger zijn, een vrijwilliger, zoals een ouderenadviseur, of een professionele cliëntondersteuner. Artikel 10.
Klachtregeling
Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de _________________________________________________________________________________ 24
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met een enkele bepaling worden volstaan. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht. Artikel 11.
Bezwaar en mediation
Zowel belanghebbende als gemeente hebben er baat bij dat zo veel mogelijk langdurige bezwaarprocedures worden voorkomen. Bij het niet eens zijn met de genomen beslissing kan mediation in een vroeg stadium een middel zijn om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Wordt er geen overeenstemming behaald dan blijft de weg open voor de bezwaarprocedure zoals in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) vermeld. Artikel 12.
Inspraak en medezeggenschap
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het derde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
Artikel 13.
Hardheidsclausule
Juist omdat het in de jeugdhulp om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de belanghebbende ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid op dat punt niet aangepast zou moeten worden. _________________________________________________________________________________ 25
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 14.
Inwerkingtreding
Dit artikel geeft aan wanneer de verordening in werking treedt. Artikel 15.
Citeertitel
Dit artikel regelt hoe deze verordening geciteerd kan worden.
_________________________________________________________________________________ 26
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
2. Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp
De nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van hulp en ondersteuning aan jeugd
Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp Kenmerk : INT14.2801 Vastgesteld : raadsvergadering van 16 oktober 2014 met kenmerk RB14.0069 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 27
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
28
1.
31
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
4.
Inleiding Aanleiding opstellen beleidsplan Doel beleidsplan Inbedding Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp Samenhang met Wmo 2015 en Participatiewet Samenhang beleidsplan met andere lokale gemeentelijke taken Regionale samenwerking Aanpak Looptijd beleidsplan 2 jaar Leeswijzer
Analyse huidige situatie gemeente Brummen
31 33 34 35 36 38 38 39 40
41
Inleiding Doelgroep en leeftijdsgrens Omvang doelgroep decentralisatie jeugdzorg Omvang aantallen cliënten
Wat willen we bereiken?
41 41 41 41
45
Inleiding De 6 kaderstellende uitgangspunten Visie op zorg en ondersteuning aan jeugd Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en CJG4Kracht Sociale kaart voor alle leeflijnen en domeinen Versterken van het preventieve jeugdbeleid Aanpak thuiszitters Aandacht voor zorgmijders Nazorg Uitvoeringsagenda
Hoe gaan de inzet van passende hulp organiseren?
4.1 Inleiding
45 45 46 48 48 49 50 50 50 50
52 52
_________________________________________________________________________________ 28
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4.2 Wat zijn overige en individuele voorzieningen?
52
4.3 Toeleiding en toegang tot jeugdhulp en ondersteuning
53
4.3.1
Gemeentelijke toegang
55
4.3.2
Integrale Vroeghulp (IVH)
56
4.3.3
Gewongen kader
56
4.3.4
Meldpunt spoedeisende zorg en crisishulp
58
4.3.5
Huisarts, medisch specialist en jeugdarts
58
4.4 Uitvoeringsagenda organiseren van de inzet van passende hulp
58
5.
60
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
7. 7.1 7.2 7.3 7.4
Samenwerking met het onderwijs Inleiding Passend Onderwijs Primair onderwijs Voortgezet onderwijs Beroepsonderwijs Passend onderwijs en herziening AWBZ Uitvoeringsagenda samenwerking met het onderwijs
Cliënt en kwaliteit
60 60 62 64 65 65 66
67
De cliënt centraal Inspraak, medezeggenschap en klachtregeling Cliëntenparticipatie Kwaliteitseisen, cliënttevredenheid en resultaat Clientvertrouwenspersoon en cliëntondersteuning Calamiteiten Het landelijk wettelijk kader Uitvoeringsagenda cliënt en kwaliteit
Financiële middelen Inleiding Beschikbaar budget Jeugdhulp Toedeling van de budgetten Persoonsgebonden budget (PGB)
67 67 67 67 68 69 69 69
71 71 71 72 73
_________________________________________________________________________________ 29
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
7.5 7.6
8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Risico's Uitvoeringsagenda financiële middelen
Monitoring en verantwoording
74 75
76
Rol van de gemeente Monitoringssysteem Beleidsinformatie Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) Privacy Uitvoeringsagenda monitoring en verantwoording
76 77 77 77 77 78
Bijlage 1 Vervolgstappen decentralisatie jeugdzorg
79
Bijlage 2 Lijst afkortingen
81
_________________________________________________________________________________ 30
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding opstellen beleidsplan
Alle kinderen hebben het recht gezond en veilig te kunnen opgroeien en zich te ontwikkelen tot burgers di naar vermogen volwaardig participeren in onze samenleving. Ouders hebben hierin de belangrijkste bijdrage. Ook de overheid heeft een grote verantwoordelijkheid, zeker wanneer extra zorg en ondersteuning of zelfs bescherming van kinderen nodig is. Vernieuwing van het jeugdzorgstelsel is nodig In 2009 en 2010 is de huidige Wet op de Jeugdzorg geëvalueerd en zijn de belangrijkste tekortkomingen van het huidige stelsel in beeld gebracht. De conclusie was dat het jeugdzorgstelsel leidt tot te snelle toeleiding naar gespecialiseerde (en dus dure) zorg in plaats van versterking van de eigen kracht van gezinnen en normalisatie van veelvoorkomende problematiek. Daardoor krijgen kinderen en gezinnen niet tijdig de juiste zorg, stijgen de kosten voor het jeugdzorgstelsel aanhoudend en wordt de zorg voor de jeugd onbetaalbaar als er geen structurele wijzigingen worden doorgevoerd. Hoofddoelen vernieuwing De hoofddoelen van de stelselwijziging zijn eerdere ondersteuning, zorg op maat, stimuleren van eigen kracht en betere samenwerking rond jeugdigen en gezinnen. Dit is vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet. Met de invoering van de Jeugdwet vervalt de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg en het CIZ. Reden overdracht van taken naar gemeenten per 1 januari 2015 Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle vormen van hulp aan jeugd. De jeugddetentie blijft onder verantwoordelijkheid van het Rijk. De huidige Wet op de Jeugdzorg vervalt. De taken uit deze wet worden, samen met een aantal taken uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) ondergebracht in de nieuwe Jeugdwet. Hiermee worden gemeenten zowel bestuurlijk als financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdhulp. De hoofdgedachte achter de nieuwe Jeugdwet is dat door de decentralisatie van de jeugdhulp gemeenten een regierol kunnen vervullen, dat zij integraal beleid ontwikkelen afgestemd op de lokale situatie en dat daardoor de kwaliteit van de jeugdhulp door het leveren van maatwerk aan jeugdigen en/of hun ouders zal verbeteren. Ook kan meer worden uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders. Van gemeenten wordt niet alleen verwacht dat zij preventieve dienstverlening, begeleiding, ondersteuning, persoonlijke verzorging en ambulante hulp intensiveren maar deze ook laagdrempelig voor cliënten organiseren. Complexere (en duurdere) zorg en behandeling blijven eveneens beschikbaar, maar het streven is om door een grotere focus op preventie en versterking van de 1e lijn/de voorkant, het voortdurend toenemend beroep daarop door jeugdigen en ouders terug te dringen.
_________________________________________________________________________________ 31
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Transitie èn transformatie van taken Er is dus niet alleen sprake van een transitie (overdracht) van taken richting gemeente, maar ook van een transformatie (vernieuwing). De decentralisatie van de jeugdzorg moet leiden tot zorginhoudelijke vernieuwing en daarmee tot vereenvoudiging en herinrichting van het stelsel op de jeugdzorg. Omslag van wettelijk recht op zorg naar voorzieningenplicht voor gemeenten In plaats van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) wordt een omslag gemaakt naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit is in lijn met de manier waarop dat eerder is gebeurd met de Wmo. De wettelijke aanspraken op jeugdzorg, jeugd-ggz en AWBZ voorzieningen worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Gemeenten al verantwoordelijk voor preventief jeugdbeleid Als gemeente zijn we al verantwoordelijk voor het preventieve jeugdbeleid (informatie, advies en signalering), licht ambulante hulpverlening en jeugdgezondheidszorg. Deze taken zijn vanaf 2010 ondergebracht in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Met de transitie van de jeugdzorg wordt dus de scheidslijn tussen preventieve en geïndiceerde jeugdzorg verlaten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het brede scala van preventie en jeugdhulp. Nieuwe taken vanaf 1-1-2015: Kinderen, jeugdigen en hun ouders die advies, ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging, hulpverlening en/of behandeling nodig hebben, moeten kunnen rekenen op een kwalitatief en kwantitatief toereikend preventie- en jeugdhulpaanbod. Met de invoering van de Jeugdwet komen de volgende taken naar de gemeente toe: de geïndiceerde jeugdzorg (waaronder advies- en meldpunt kindermishandeling, kindertelefoon, ambulante en residentiële zorg en pleegzorg); gesloten jeugdzorg (jeugdzorgplus); jeugdbescherming; jeugdreclassering, de zorg voor licht verstandelijk beperkten (jeugd LVB) en jeugd GGZ.
_________________________________________________________________________________ 32
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1
Een overzicht van de overheveling van taken naar de gemeente :
1.2
Doel beleidsplan
Het lokale beleidsplan kent de volgende doelstellingen:
Het beschrijven van de doelen die we als gemeente willen bereiken, in samenhang met de aanpak van de overige decentralisaties binnen het sociaal domein. Het beschrijven van de wijze waarop we de zorg voor jeugdigen willen organiseren. Het bepalen van de middelen die wij hiervoor in gaan zetten. Het beschrijven van de rol van de gemeente. Hoe vullen we het opdrachtgeverschap in. Inwoners kunnen met behulp van het beleidsplan zich een beeld vormen van de het beleid, de beschikbare voorzieningen en de toegang daartoe.
1
Gebruikte afkortingen: AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; GGZ Geestelijke Gezondheidzorg; LVG Licht verstandelijk beperkt; PGB Persoonsgebonden budget; ZIN Zorg in natura.
_________________________________________________________________________________ 33
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1.3
Inbedding Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp
De eerder vastgestelde lokale en regionale kadernotitie vormen samen met het integraal beleidskader en de beleidsnota inkoop de basis voor het nu voorliggende lokale beleidsplan. 1.3.1
Inbedding lokaal
Relatie met Integraal Beleidskader 3 Decentralisaties, de Lokale Kadernotitie Decentralisatie Jeugdzorg gemeente Brummen en de notitie Lokale Structuur 3 Decentralisaties Gemeente Brummen Integraal Beleidskader 3 Decentralisaties (januari 2014) De transitie en transformatie van de jeugdzorg is één van de drie grote opgaven voor gemeenten binnen het sociale domein, naast de decentralisatie van de taken rond Maatschappelijke Ondersteuning en Arbeidsparticipatie. De gemeente Brummen pakt de voorbereiding en uitvoering van de nieuwe taken binnen het Sociale Domein in samenhang op, om tot een integrale aanpak te komen. De visie en uitgangspunten bij de aanpak zijn beschreven in het Integraal beleidskader 3 Decentralisaties gemeente Brummen. Lokale Kadernotitie Decentralisatie Jeugdzorg (maart 2014) De lokale kadernotitie is een nadere uitwerking van het Integrale Beleidskader 3 Decentralisaties (INT13.2519). In de notitie zijn de visie en specifieke uitgangspunten beschreven, die leidend zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de lokale taken rondom de decentralisatie jeugdzorg. De lokale kadernotitie sluit aan op de Regionale Kadernotitie Jeugd. De overdracht en vernieuwing van de jeugdzorg is een omvangrijke en complexe operatie. In de kadernotitie wordt daarom op hoofdlijnen nader ingegaan/ingezoomd op de specifieke jeugdzorgtaken, rekening houdend met de integrale aanpak voor de 3 decentralisaties. Notitie Lokale Structuur 3 Decentralisaties Gemeente Brummen (juni 2014) In deze notitie worden de contouren beschreven waarop de gemeente Brummen toeleiding naar en toegang tot zorg en ondersteuning wil organiseren en is daarmee onlosmakelijk verbonden met dit beleidsplan. 1.3.2
Inbedding regionaal
Relatie met regionale startnotitie, regionaal transitiearrangement, regionale kadernotitie, regionale beleidsnota inkoop jeugd en regionale uitvoeringsnota Jeugd Startnotitie regionale samenwerking (maart 2013) De gemeente Brummen werkt op het gebied van jeugdzorg samen met de gemeenten Voorst, Apeldoorn, Epe, Hattem, Heerde, Zutphen en Lochem (samen regio Oost-Veluwe/Midden IJssel). In dit regionale verband is ter voorbereiding van de nieuwe taken een startnotitie opgesteld. In deze notitie is aangegeven op welke wijze regionaal wordt samengewerkt en tot welke resultaten dit moet leiden. Na de zomer is gezamenlijk een regionaal transitiearrangement en vervolgens een regionale kadernotitie opgesteld.
_________________________________________________________________________________ 34
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Regionaal transitiearrangement (november 2013) Ter voorbereiding van de decentralisatie heeft de gemeente Brummen samen met de 7 andere gemeenten een regionaal transitiearrangement (RTA) opgesteld. Aanleiding hiervoor was een bestuurlijke afspraak tussen Rijk/IPO/VNG. In het RTA zijn regionale (proces)afspraken vastgelegd over de continuïteit van zorg in de overgang (transitie) naar het nieuwe stelsel en over de wijze waarop we vorm willen geven aan de vernieuwing (transformatie). Regionale kadernotitie (maart 2014) De regionale kadernotitie ‘Samen sterk voor onze jeugd’ beschrijft op hoofdlijnen hoe de gemeenten in de regio Oost-Veluwe/Midden IJssel vanaf 2015 de bovenlokale vormen van zorg en ondersteuning aan jeugd vorm gaan geven. Het gaat hierbij om jeugdbescherming, jeugdreclassering, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, specialistische zorg en jeugdzorgplus. Regionale Beleidsnota Inkoop Jeugd (juni 2014) De Regionale Beleidsnota Inkoop Jeugd omvat de uitgangspunten en beleidskeuzes die nodig zijn om het inkoopproces individuele voorzieningen voor jeugd gezamenlijk voor te bereiden en te starten. Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd 2015 - 2016 In deze nota worden de eerder vastgestelde regionale kaders nader ingevuld en wordt het beleid op het terrein van de zorg voor jeugd voor de bovenlokale vormen van zorg voor de komende twee jaren beschreven. Het Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp wordt gelijktijdig met de Regionale Uitvoeringsnota Jeugd op 16 oktober ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Samen geven ze een compleet beeld hoe de gemeente Brummen in het nieuwe stelsel de ondersteuning en zorg aan jeugd wil inrichten. 1.4
Samenhang met Wmo 2015 en Participatiewet
Wmo Met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) moeten gemeenten ervoor zorgen dat volwassenen met een somatische aandoening, een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking en/of een psychiatrische aandoening kunnen meedoen in de samenleving. Het wetsvoorstel Wmo 2015 is een uitbreiding van de bestaande Wmo. Per 2015 gaan extramurale begeleiding (inclusief dagbesteding) en kortdurend verblijf voor volwassenen van de AWBZ over naar de Wmo. Jongeren die op deze vormen van ondersteuning zijn aangewezen, kunnen daarvoor vanaf 18 jaar een beroep doen op de Wmo. De gemeente toetst en beslist welke ondersteuning iemand krijgt op grond van deze wet. Cliëntondersteuning valt per 1 januari 2015 ook onder de Wmo en geldt voor alle jeugdigen, dus óók onder 18 jaar, en hun ouders. Participatiewet Iedereen die in staat is om te werken maar ondersteuning nodig heeft bij het verdienen van een inkomen en bij het vinden van werk, valt onder deze wet en daarmee onder verantwoordelijkheid van de gemeente Brummen. De Participatiewet voegt daartoe de “oude” Wet werk en bijstand (Wwb) en delen van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) samen. De Wajong is vanaf 2015 alleen nog maar toegankelijk voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn en dit gedurende hun gehele leven zullen blijven. Wie met de juiste en passende ondersteuning
_________________________________________________________________________________ 35
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
wel bij een (reguliere) werkgever kan werken, komt niet meer in aanmerking voor de Wajong en vormt daarmee een nieuwe doelgroep voor de gemeente Brummen. De instroom in Wsw sluit per 2015 volledig. Er kunnen vanaf dan geen mensen meer in deze regeling. Mensen met beperkingen die eerder in de Wsw zouden komen, vallen vanaf 2015 onder de Participatiewet. De rechten en plichten van inwoners uit Brummen die voor 2015 in de Wsw zijn gekomen, blijven wel in stand; zij behouden hun dienstbetrekking en bestaande CAO-rechten. Mensen op de wachtlijst voor de Wsw vallen wél onder de nieuwe Participatiewet. 1.5
Samenhang beleidsplan met andere lokale gemeentelijke taken
Het beleidsplan Jeugdhulp heeft raakvlakken met taken die op dit moment door het CJG worden uitgevoerd. Dit zijn het preventieve jeugdbeleid (informatie, advies en signalering), toeleiding naar hulp, licht ambulante hulpverlening en coördinatie van zorg en jeugdgezondheidszorg. Daarnaast hangt het beleidsplan samen met de invoering van het (Passend) onderwijs; de aanpak thuiszitters, leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting en de taken op het gebied van jeugdbeleid, sportbeleid, veiligheid, werk- en inkomen en minimabeleid. Huidige taken Centrum voor Jeugd en Gezin blijven bestaan, de taken worden vanaf 1 januari 2015 anders georganiseerd Vanaf 1 januari zijn we als gemeente verantwoordelijk voor preventie èn jeugdhulp. Omdat gemeente Brummen ervoor kiest om preventieve taken, de toeleiding en toegang tot zorg en ondersteuning 3D breed in te richten gaat het CJG als zodanig verdwijnen. De taken blijven bestaan maar worden geïntegreerd in lokale 3D brede structuur voor zorg en ondersteuning in de gemeente Brummen. De contouren van deze nieuwe lokale structuur zijn beschreven in de notitie lokale integrale structuur. De notitie is als bijlage bij deze beleidsplan gevoegd. De contouren worden in de tweede helft van het jaar nader uitgewerkt. Het bestaande preventieve jeugdbeleid wordt versterkt Het preventieve jeugdbeleid is erop gericht om problemen en stoornissen te voorkomen, dan wel deze vroeg te signaleren en bestaat uit versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; het bevorderen van de opvoedvaardigheden van ouders èn het bevorderen van de veiligheid van jeugdigen in de opvoedsituatie waarin deze opgroeien. Basistakenpakket jeugdgezondheidszorg wordt gemoderniseerd maar verandert niet ingrijpend De gemeente blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) op grond van de wet Publieke Gezondheid. De volgende taken van de JGZ blijven behouden in het basistakenpakket: alle kinderen in beeld houden, monitoren en signaleren, screenen, vaccineren, inschatten zorgbehoefte en tijdig hulp inschakelen. Er komt meer aandacht voor: versterken van de eigen kracht van ouders en jongeren en normaliseren, samenwerken, toeleiden tot zorg en adviseren ten behoeve van collectieve maatregelen. Het uitvoeren van specifieke programma’s, interventies en maatregelen wordt geen onderdeel van het basispakket JGZ. Dit zogeheten 'maatwerkgedeelte', gaat over naar de Jeugdwet en kan aangeboden worden in het kader van preventie dan wel jeugdhulp, afhankelijk van de aard, inhoud en zwaarte. Gelet op de verwijsbevoegdheid van de jeugdarts gaan we de jeugdarts en jeugdverpleegkundigen, die het basistakenpakket voor gemeenten uitvoeren, betrekken bij de inrichting van de toeleiding naar jeugdhulpvoorzieningen.
_________________________________________________________________________________ 36
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Huidige samenwerking met het onderwijs en samenhang met invoering (passend) onderwijs Op het gebied van aanpak uitvoering leerplicht, aanpak thuiszitters, leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting en in het CJG werken we al nauw samen met het onderwijs. In augustus 2014 wordt de zorgplicht voor scholen ingevoerd. Scholen hebben dan de plicht om ieder kind op zijn eigen niveau en in zijn eigen omgeving onderwijs aan te bieden. Zorg die niet door de school zelf geleverd kan worden, kan wellicht door een naburige school worden geleverd. Zorg die buiten de leerplandoelen van de scholen valt, wordt aanvullend door de gemeente geleverd. Dit betekent dat de transitie Jeugdzorg grote raakvlakken heeft met de invoering van het passend onderwijs. De samenwerking tussen gemeenten en onderwijs wordt nog belangrijker. Er bestond al overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden van schoolbesturen. Dit najaar is zowel voor het primair als het voortgezet onderwijs een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) opgericht om de wederzijdse plannen op elkaar af te stemmen. De gemeente Brummen voert voor het primair onderwijs overleg met het samenwerkingsverband IJssel/Berkel. Voor het voortgezet onderwijs zijn wij aangesloten bij het samenwerkingsverband Zutphen en omstreken. In hoofdstuk 5 gaan wij nader in op de samenwerking met het onderwijs. Relatie met bestaand sociaal beleid Binnen het sociale beleid zal via sport-, gezondheids- en alcoholmatigingsbeleid worden ingezet op preventie. Daarnaast zal met het jeugdbeleid worden ingezet op voldoende jeugdvoorzieningen voor de verschillende leeftijdsgroepen in de verschillende kernen. Met aanpalend beleid kan gestimuleerd worden dat kinderen meedoen in de samenleving (leefring 3). Het gaat daarbij bijvoorbeeld vooral om jeugdbeleid, sportbeleid en minimabeleid. Relatie met huidige taken op het gebied van veiligheid Dit betreft o.a. het terugdringen van overlast door individuele jeugdigen en jeugdgroepen en het doen 2 afnemen van jeugdcriminaliteit . Hierbinnen vallen thema's als jeugdoverlast, jeugdgroepen, jeugdcriminaliteit, uitgaansgeweld, alcohol en drugsgebruik, veiligheid in en om de school. De gemeente werkt voor deze thema’s nauw samen met politie. Andere belangrijke partners op het gebied van Jeugd en Veiligheid zijn, Bureau Jeugd zorg (BJZ), Leerplicht, Halt, Tactus, de jongerenwerker van de SWB en het Veiligheidshuis NOG (Noord- en Oost- Gelderland) met bijvoorbeeld de aanpak van jeugdige veelplegers, stelselmatige overlastplegers en jeugdgroepen. Daarnaast wordt samengewerkt met justitiepartners zoals de Raad voor de Kinderbescherming, HALT en de Reclassering, bij een opgelegde maatregel. Binnen het Veiligheidshuis NOG hebben we samen met de gemeenten Lochem, Voorst en Zutphen afspraken gemaakt over jeugd en veiligheid en de aanpak daarvan. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn: Aanpak jeugdoverlast en gebruik van de shortlistmethodiek van Beke om jeugdgroepen in beeld te brengen; Aanpak jeugdcriminaliteit; Aanpak Jeugd, alcohol en drugs: alcoholmatigingsbeleid, HALT leerstraf, boete of kanskaart Aanpak seksuele uitbuiting en jeugdprostitutie, aanpak loverboys.
2
zie het veiligheidsbeleid 2012-2015 district IJsselstreek
_________________________________________________________________________________ 37
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1.6
Regionale samenwerking
Samenwerking binnen de regio Midden-IJssel/Oost -Veluwe We werken regionaal samen voor wat betreft de voorbereiding van de decentralisatie jeugdzorg m.b.t. de bovenlokale taken. We nemen deel aan een regionale projectorganisatie. We bereiden de taken samen voor, wisselen kennis uit en bereiden beleid en inkoop van bovenlokale zorgvormen samen voor. De regionale samenwerking heeft tot nu toe geresulteerd in een regionale startnotitie, kadernotitie, beleidsnota inkoop jeugd, een concept-raamovereenkomst, een voorloopovereenkomst en een uitvoeringsnota . 1.7
Aanpak
In de gemeente Brummen worden de 3 decentralisaties in samenhang voorbereid. Daarom wordt het plan van aanpak gevolgd dat het integraal beleidskader 3 Decentralisaties is opgenomen. In het plan van aanpak zijn een viertal fasen beschreven, namelijk de ontwikkel-, ontwerp-, implementatie- en uitvoeringsfase.
Ontwikkelfase
Ontwerpfase
Implementatiefase
Uitvoeringsfase
De lokale kadernotitie decentralisatie Jeugdzorg en de regionale kadernotitie Jeugd waren afsluitende documenten in de ontwikkelfase. We bevinden ons nu in de afronding van de ontwerpfase waarin we bepalen op welke wijze we de nieuwe taken gaan uitvoeren. Het resultaat van deze fase is het lokale beleidsplan, de regionale uitvoeringsnota, de verordening jeugd en daarop volgende beleidsregels. De 3D brede voorbereiding heeft geresulteerd in een notitie lokale structuur 3D. Deze notitie is als bijlage bij dit beleidsplan gevoegd. De ontwerpfase en de implementatiefase overlappen elkaar deels. In de implementatiefase treffen we intern en samen met de maatschappelijke partners (extern) organisatorische voorbereidingen om op 1 januari 2015 de nieuwe taken te kunnen uitvoeren. Deze fase is medio 2014 gestart. Hierna start de uitvoeringsfase.
_________________________________________________________________________________ 38
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Voor het opstellen van het Lokaal Beleidsplan Jeugd zijn de volgende stappen gezet. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Verdiepingsgroepen rond een vijftal thema’s met deelname van cliënten, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke partners Vervolgbijeenkomst met maatschappelijke partners Informerende bijeenkomsten met raadsleden Intensieve betrokkenheid van de Maatschappelijke adviesraad Verkrijgen nader inzicht in wettelijk en financieel kader Verkrijgen van nader inzicht in doelgroepen en aantallen Vaststelling communicatieplan Nader verkennen regionale verbinding Voeren van een OOGO met de samenwerkingsverbanden Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs
Betrokkenheid cliënten, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke partners bij de totstandkoming van het beleidsplan In april en mei 2014 zijn verdiepingsgroepen georganiseerd rondom een vijftal thema´s. Hieraan hebben ca. 50 mensen deelgenomen De uitkomsten van deze verdiepingsgroepen zijn meegenomen bij het opstellen van dit beleidsplan. De verslagen van de verdiepingsgroepen zijn als bijlage bij dit beleidsplan gevoegd. Afstemming beleidsplan met het (passend) onderwijs Het plan wordt voor zover het afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet vastgesteld nadat over een concept van het plan een op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met de samenwerkingsverbanden Primair Onderwijs (PO) en Voortgezet Onderwijs (PO). Op 17 juli 2014 heeft een OOGO met samenwerkingsverband primair onderwijs en aansluitend een OOGO met het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs plaatsgevonden. Campagne ‘Samen goed voor elkaar’ Als we meer uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van ouders, vraagt dat een omslag van samenleving en professionals. Er wordt niet meer over ouders gepraat maar met ouders. Ouders worden op een andere manier in hun verantwoordelijkheid aangesproken. Een cultuurverandering die niet van de een op de andere dag gerealiseerd kan worden. Dit vraagt om intensieve voorlichting en communicatie. Er is voor de drie decentralisaties een overkoepelend communicatieplan opgesteld en inmiddels vastgesteld. Hierin wordt ook invulling gegeven aan de communicatie rond jeugdzorg. In het plan zijn communicatiedoelstellingen, doelgroepen en de in te zetten instrumenten uitgewerkt. De campagne Samengoed voor elkaar is van start gegaan op 24 juni 2014. 1.8 Looptijd beleidsplan 2 jaar Dit beleidsplan geeft de belangrijkste keuzes aan voor de komende jaren. De looptijd van het beleidsplan is 2 jaar: 2015 en 2016. Deze termijn loopt daarmee gelijk op met het RTA. In de Beleidsnota Inkoop is besloten de termijn van dat RTA met één jaar te verlengen. Ook de contracten 3 met de aanbieders op basis van de raamovereenkomst gelden voor twee jaar. Met deze termijn is 3
Met aanbieders bedoelen wij zowel de instellingen als de vrijgevestigden.
_________________________________________________________________________________ 39
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
sprake van een uniforme cyclus van beleid en inkoop. Evaluatie en bijstelling vinden uiterlijk eind 2016 plaats of zo nodig eerder. Tussentijds zullen de resultaten en effecten van het beleid worden gemonitord. De wijze waarop dat gebeurt staat in de hoofdstukken 6 en 8. 1.9 Leeswijzer Dit beleidsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 maken we een analyse van de huidige situatie en de toekomstige ondersteuningsvraag. We geven we inzicht in de huidige situatie binnen gemeente Brummen op basis van de beperkt beschikbare cijfers In hoofdstuk 3 gaan we verder in op wat we als gemeente willen bereiken voor de jeugd van onze gemeente met betrekking tot hun welzijn en hulpverlening. In hoofdstuk 4 beschrijven we hoe de inzet van passende hulp willen gaan organiseren. De samenwerking met het onderwijs komt in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 komen meerdere aspecten rondom cliënt en kwaliteit aan bod. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op een aantal financiële vraagstukken. De rol van de gemeente en de wijze waarop de monitoring en verantwoording vorm willen geven wordt beschreven in hoofdstuk 8.
_________________________________________________________________________________ 40
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
2.
ANALYSE HUIDIGE SITUATIE GEMEENTE BRUMMEN
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven we inzicht in de huidige situatie binnen gemeente Brummen op basis van de beperkt beschikbare cijfers. De cijfers betreffen het aantal jongeren dat nu zorg ontvangt vanuit (geïndiceerde) jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, Jeugd -GGZ, en AWBZ; het aantal jeugdigen dat buiten de regio, specialistische zorg ontvangt; het aantal gezinnen waarbij sprake is van meervoudige problematiek, waaronder problemen in de opvoeding met een of meerdere kinderen; het aantal gezinnen waar sprake is van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. 2.2
Doelgroep en leeftijdsgrens
In dit beleidsplan richten wij ons op alle jeugd tot 18 jaar, rekening houdend met de wettelijke uitzonderingen. ste
De leeftijdsgrens van 18 jaar is het uitgangspunt met doorloopmogelijkheid tot het 23 jaar In de Jeugdwet is de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Deze jeugdhulp kan echter wel doorlopen tot maximaal het 23ste jaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. Deze voorwaarden zijn omschreven in de Jeugdwet. Uit de definitie van “jeugdige” in artikel 1.1 van de Jeugdwet volgt dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor jeugdhulp waarvan nog voor de achttiende verjaardag was bepaald dat die noodzakelijk is, die al voor dat moment was gestart of waarvan noodzakelijk is om deze te hervatten binnen een half jaar nadat de jeugdige achttien is geworden. Na het 18e jaar vinden ondersteuning, hulp en zorg in de regel plaats vanuit een ander wettelijk kader, zoals Wmo, Zvw of AWBZ. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing geen leeftijdsgrens. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing geldt op basis van de wet geen leeftijdsgrens. 2.3
Omvang doelgroep decentralisatie jeugdzorg
Gemeente Brummen telt in totaal 21.245 inwoners. Hiervan zijn 4.245 inwoners (20%) in de leeftijd van 0-18 jaar, terwijl 1.165 inwoners (5%) tussen de 18 en 23 jaar oud zijn. Hieruit volgt dat 5.410 inwoners (25%) tussen de 0-23 jaar oud zijn. 2.4
Omvang aantallen cliënten
In het algemeen gaat het goed met de jeugd. Een beperkt aantal kinderen heeft voor korte of langere tijd hulp en ondersteuning nodig. Landelijk wordt er vanuit gegaan dat 15% van de gezinnen en kinderen hulpvragen heeft, waarvan 5% complex. Voor gemeente Brummen gaat het dan om circa 650 vragen per jaar (variërend van eenvoudig tot complex), waarvan ca. 200 meer complexe hulpvragen per jaar.
_________________________________________________________________________________ 41
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Tabel 1: Gebruik jeugdhulp 2012
4
De onderstaande tabel geeft een beeld van het zorggebruik in de gemeenten van de regio MIJ/OV. In deze tabel zijn de cijfers opgenomen van de huidige provinciale jeugdzorg, de AWBZ en de Zorgverzekeringswet (ZVW). De aantallen in de tabel betreffen géén unieke cliënten. Cliënten kunnen tegelijkertijd meerdere vormen van zorg krijgen en dus meerdere keren worden geteld in verschillende categorieën. Uit de tabel blijkt dat zo’n 10% van de jeugdigen in Brummen in 2012 gebruik hebben gemaakt van jeugdzorg. 2012 Provinciaal
Apeldoorn Brum m en Epe
Hattem
Heerde
Lochem
Voorst
Zutphen
Ambulante jeugdzorg
580
50
60
15
35
70
40
150
Dagbehandeling
120
10
10
5
5
15
5
30
Residentiële jeugdzorg
195
5
15
5
5
30
10
50
Pleegzorg
245
15
30
10
20
25
15
80
Ondertoezichtstelling (OTS)
465
35
50
20
25
40
40
140
Voogdij
110
15
10
5
5
15
20
40
Jeugdreclassering
145
15
25
5
15
20
10
55
1.860
145
200
65
110
215
140
545
Totaal alle vorm en van jeugdzorg AWBZ
Apeldoorn Brum m en Epe
Hattem
Heerde
Lochem
Voorst
Zutphen
Zorg die overgaat naar Jeugdw et
800
90
140
75
85
140
95
350
Zorg die niet overgaat naar Jeugdw et
135
20
20
10
20
20
15
45
ZVW
Apeldoorn Brum m en Epe
Hattem
Heerde
Lochem
Voorst
Zutphen
1e lijns geestelijke gezondheidszorg
750
105
105
15
35
140
110
250
2e lijns geestelijke gezondheidszorg
2.035
260
295
150
210
385
220
735
Let op! Het betreft hier geen unieke clienten! Het kan zijn dat er meerdere trajecten volgtijdig zijn of clienten die onder verschillende financieringsstromen vallen.
Overige verzamelde cijfers: Het aantal jongeren (bron: Regionale Branche Jeugdzorg Gelderland, beleidscijfer basisset 2012) dat in 2012 zorg ontving vanuit: (geïndiceerde) jeugdzorg: o totaal 48, waarvan 47: 0-18 en 1: 18+ o Het gaat hier om jeugdigen met een recht op zorg via een indicatiebesluit (géén AWBZ indicatie): 30 jeugdigen met Jeugd- en opvoedhulp (daadwerkelijk zorggebruik van Provinciaal Gefinancierde jeugdzorg) Jeugdbescherming: o 12 jeugdigen met jeugdbescherming en/of jeugdreclasseringsmaatregel onder mandateringsregeling BJZ; o 16 jeugdigen met jeugdbescherming (oorspronkelijk 32, maar waarvan de helft combineert met jeugdhulpverlening); Jeugdreclassering: o 8 jeugdigen met maatregel jeugdreclassering 4
CBS 2012
_________________________________________________________________________________ 42
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
-
Jeugd-GGZ: o totaal 300. Waarvan 10 met combi GGZ/PGJ. Inschatting op basis van ervaringscijfers: 2/3 deel 0-18 jaar en 1/3 deel: 18+ (bron cijfers Vektis bestand)
Het aantal gezinnen in onze gemeente waar sprake is van kindermishandeling en/of huiselijk geweld Steunpunt huiselijk geweld cijfers 2013 (bron: www.informatiehuiselijkgeweld.nl / jaarrapportage 2013): ASHG meldingen 2013: totaal 109 meldingen (waarvan 15 SHG melding en 92 politie melding); Van de 109, 5 wth (wet tijdelijk huisverbod), 9 complexe zaak; in 47 gevallen zijn er één of meer minderjarige kinderen bij betrokken. 6 daarvan zijn slachtoffer, 16 zijn getuige. Ter vergelijking: in 2011 waren er 78 meldingen van huiselijk geweld, waarvan kind als slachtoffer: 5 en als getuige: 28. Huiselijk geweld is dus toegenomen in de tijd, aantal kinderen dat daar slachtoffer van is geworden is, in Brummen, vergelijkbaar gebleven. Kindermishandeling: Landelijke cijfers laten zien dat (landelijk) het aantal meldingen van kindermishandeling is toegenomen (bron: RIVM/NCJ). -
-
Aantal jeugdigen 0 t/m 17-jarigen waarvoor een onderzoek bij het AMK is gestart in 2009: 23 (Bron: www.voordejeugd.nl / factsheet gemeenteBrummen. Met bronvermelding: Verwey Jonker Instituut). Let wel: de kinderen waarvoor het AMK alleen een consult of advies geeft zijn niet meegenomen n de aantallen. Doordat het onderzoek op meerdere kinderen betrekking kan hebben is het aantal kinderen hoger dan het aantal gestarte onderzoeken in dat jaar) Aantal kinderen 0-t/m 17 jarigen met jeugdbeschermingsmaatregel: 2009: 12 (Bron: www.voordejeugd.nl / factsheet gemeenteBrummen. Met bronvermelding: Verwey Jonker Instituut).
Aantal gezinnen met meervoudige problematiek met een of meerdere kinderen waar wij als gemeente verantwoordelijk voor worden Concrete cijfers hierover zijn lastig te vinden. Het aantal leerplichtige leerlingen waarbij meervoudige problematiek is geconstateerd is voor schooljaar 2010-2011: 28 en voor schooljaar 2011-2012: 5. (bron: www.apeldoorn.nl/leerplichtkerncijfersBrummen ) Aantal jeugdigen dat buiten de regio specialistische zorg ontvangt (bron Vektis 2012, tabellen jeugdzorg / extramurale functies (zin) met agb code): - Met agb code, totaal 32 cliënten. Het betreft dan met name instellingen voor verstandelijk gehandicapten, bijv. ’s Heerenloo in Apeldoorn/Zwolle of Passarel in Apeldoorn. Buiten de gemeente Brummen, maar dus nog wel binnen de regio. - De extramurale zorg zonder agb code: op basis van de beschikbare info is niet te herleiden waar exact de zorg is afgenomen.
_________________________________________________________________________________ 43
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
-
Voor wat betreft de jeugdbescherming uitgevoerd onder mandateringsregeling bij de William Schrikker Groep is het aantal jeugdigen op 1-1-2013: 12. Een landelijk werkende gezinsvoogdij instelling, maar die dus wel de zorg binnen de regio biedt.
_________________________________________________________________________________ 44
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.
WAT WILLEN WE BEREIKEN?
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we verder in op wat we als gemeente willen bereiken voor de jeugd van onze gemeente met betrekking tot hun welzijn en hulpverlening We benoemen in 3.2 de 6 kaderstellende uitgangspunten die vastgesteld zijn in het Integraal Beleidskader 3 Decentralisaties. Hierbij geven we aan wat dit voor de ondersteuning en hulp aan jeugd betekent. Deze uitgangspunten gelden zowel voor de decentralisatie ABWZ/Wmo, de Participatiewet als Jeugdzorg. In de lokale kadernotitie zijn deze kaderstellende uitgangspunten verder uitgewerkt voor de decentralisatie jeugdzorg. We hebben in deze notitie de kaders en randvoorwaarden beschreven die specifiek gelden bij de decentralisatie jeugdzorg en daarnaast de visie van de gemeente Brummen voor zorg en ondersteuning aan jeugd weergegeven. In 3.3 is de visie op zorg en ondersteuning en jeugd nogmaals opgenomen. De doorontwikkeling van het CJG en CJG4Kracht wordt in 3.4 besproken. In de paragrafen 3.5 t/m 3.9 worden specifieke doelen belicht o.a. het ontwikkelen van een sociale kaart, het versterken van het preventieve jeugdbeleid. In 3.10 is een uitvoeringsagenda opgenomen. 3.2
De 6 kaderstellende uitgangspunten
1
Eigen verantwoordelijkheid met een sociaal vangnet
Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Als dit niet vanzelf gaat, voorziet de gemeente erin dat we zo snel mogelijk passende zorg bieden. Wij willen daarbij niet problematiseren en medicaliseren maar zorg bieden op maat. Zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de “gewone leefomgeving” van het gezin. De omgeving wordt maximaal betrokken. De zorg sluit aan bij wat het gezin zelf kan en waar familie, vrienden en voorzieningen in de buurt ondersteuning kunnen bieden. Pas als blijkt dat hier onvoldoende mogelijkheden zijn worden andere vormen van 5 zorg en ondersteuning aangeboden (leefringenmodel ). Ouders bepalen in overleg met de regisseur welke ondersteuning passend is. Ouders hebben en houden de regie, tenzij de gezondheid en veiligheid van het kind dit niet toelaat. We waarborgen de veiligheid van de kinderen in de opvoedsituatie. We zetten in op het versterken van de opvoedingskracht van de ouders. De vraag van de inwoners staat centraal Het gezin en hun vraag staan centraal en niet het (zorg)aanbod. Oplossingen worden, zoveel mogelijk, gezocht in samenspraak met het gezin en gezamenlijk met het gezin ingezet. We bieden integrale zorg aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’. De regisseur opereert onafhankelijk en als generalist. De regisseur vormt de verbinding met de verschillende zorgverleners en instanties die zorg en ondersteuning bieden. We organiseren informatie, advies en regie onafhankelijk van het aanbod. De zorgvraag wordt integraal benaderd. Er wordt interdisciplinair samengewerkt.
5
Integraal Beleidskader 3 decentralisaties Gemeente Brummen
_________________________________________________________________________________ 45
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3
Investeren in probleemoplossend vermogen van de samenleving
We zetten extra in op preventie, vroegsignalering en lichte vormen van ondersteuning en zorg, ter voorkoming van zwaardere vormen van jeugdzorg. Het eigen probleemoplossend vermogen van het kind, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht) wordt ingeschakeld, hersteld en versterkt. De ondersteuning en zorg is gericht op demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren. We zetten in op het versterken van het opvoedkundig klimaat in wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. De omgeving van het gezin, familie, vrienden, voorzieningen in de buurt worden maximaal betrokken. Wij zorgen voor een sociale kaart met een overzicht van gegevens van alle voorliggende voorzieningen en zorgverleners. We stemmen af met het onderwijs, onder andere tijdens het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met het samenwerkingsverband. 4
Organiseren op de Brummense schaal
We doen lokaal wat lokaal kan, bovenlokaal wat bovenlokaal moet. De ondersteuning en zorg worden zoveel mogelijk lokaal uitgevoerd. De ondersteuning en zorg worden zo dichtbij mogelijk bij kind en ouders georganiseerd. Er is een laagdrempelige toegang tot jeugdzorg. Zorg wordt bovenlokaal geregeld, als dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de wet aangewezen is. 5
De gemeente voert regie en stuurt op resultaat
De gemeente voert de regie en schept voorwaarden om de zorg en ondersteuning aan jeugd zo optimaal mogelijk te laten uitvoeren. We bieden aan ouders en zorgaanbieders qua inhoud en opzet van zorg en ondersteuning zoveel mogelijk vrijheid om de afgesproken resultaten te behalen. We beperken we de administratieve belasting tot het meest noodzakelijke. Het door het Rijk beschikbare gestelde budget voor de decentralisatie jeugdzorg wordt samen met de budgetten van de andere 2 decentralisaties getotaliseerd en geoormerkt om de nieuwe taken voor te bereiden en uit te voeren. Bij het sturen op resultaat hoort een adequate evaluatie- en monitoringssystematiek. 6
Ruimte voor innovatie en een nieuw samenspel
Innovatie stimuleren we door te sturen op resultaat. Inkoop van zorg prevaleert boven subsidies. Subsidies blijven mogelijk in situatie waarin inkoop tot suboptimale resultaten kan leiden. We kiezen voor de uitvoerders die het best aan de voorwaarden voldoen. Er is ruimte voor nieuw ondernemerschap. Door cliënten en maatschappelijk partners bij de beleidsontwikkeling te betrekken komen we tot betere resultaten. 3.3
Visie op zorg en ondersteuning aan jeugd
De gemeente Brummen wil dat ieder kind in een gezonde en veilige omgeving kan opgroeien en zo zelfstandig mogelijk kan mee doen in de samenleving. Ouders zijn primair zelf verantwoordelijk voor een positieve en gezonde ontwikkeling van hun kinderen. Het kind moet in staat zijn deel te nemen aan de samenleving. We zetten extra in op preventie, vroegsignalering en lichte vormen van ondersteuning en zorg, ter voorkoming van zwaardere vormen van jeugdzorg. _________________________________________________________________________________ 46
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Soms gaat opvoeden en opgroeien niet vanzelf. Gezinnen hebben soms tijdelijk of structureel ondersteuning nodig. In dat geval voorziet de gemeente erin dat we zo snel mogelijk passende zorg bieden. Niemand in Brummen wordt aan het lot overgelaten. Voor het bepalen welke zorg en 6 ondersteuning passend is, hanteert de gemeente de zogenaamde leefringen.
Het model van de leefringen werkt van binnenuit naar buiten. Wij gaan uit van de hulpvraag van het kind/het gezin en bieden zorg op maat. Deze zorg sluit aan bij wat het gezin zelf kan (leefring 1). Professionals bieden ondersteuning om samen met de het gezin te bepalen wat nodig is. Oplossingen worden gezocht samen met het gezin. Biedt dit geen oplossing dan wordt tussen het gezin (eventueel betrokken familie, vrienden en mantelzorgers) en professional nagegaan welke zorg en ondersteuning vanuit het eigen netwerk mogelijk is (leefring 2). Is dat niet mogelijk dan wordt nagegaan of algemene voorzieningen een oplossing bieden (leefring 3). Als laatste mogelijkheid kunnen individuele voorzieningen worden ingezet (leefring 4). We bieden passende ondersteuning. Dit houdt in dat in situaties waarin dat nodig is ook direct individuele voorzieningen kunnen worden ingezet (zonder dat eerst alle ringen worden doorlopen). We bieden de zorg en ondersteuning de zorg domeinoverstijgend en integraal aan. De zorg en ondersteuning worden zoveel mogelijk lokaal, in het gezin, dichtbij huis, uitgevoerd. We willen de zorg en ondersteuning effectiever en efficiënter uitvoeren. Brummen investeert hiervoor in het probleemoplossend vermogen van de samenleving. Om dit te realiseren zorgen we voor een sterke sociale infrastructuur. Dit vraagt aandacht voor aanpalend beleid en voldoende financiële middelen om hieraan invulling te geven. Inzet op de leefringen 1, 2 en 3 kunnen er toe bijdragen dat duurdere individuele voorzieningen (leefring 4) minder vaak en kortduriger worden ingezet. Vanuit onze regiefunctie stellen wij kaders op voor de zorg en ondersteuning aan jeugd. We sturen op resultaat. Dit betekent dat we doelstellingen formuleren, de kaders uitzetten, maar de inhoudelijke uitwerking zoveel mogelijk overlaten aan inwoners en organisaties. Op detailniveau treden we als gemeente niet voorschrijvend op. De administratieve belasting beperken we zoveel mogelijk. Hierbij blijft wel een resultaatgerichte verantwoording noodzakelijk.
6
Integraal Beleidskader 3 decentralisaties Gemeente Brummen
_________________________________________________________________________________ 47
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.4
Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en CJG4Kracht
CJG De gemeente Brummen kent sinds maart 2010 een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG is en netwerk van organisaties en diensten die rond opvoeden en opgroeien in de gemeente Brummen actief zijn. Het CJG informatie- en adviespunt is geïntegreerd in het Wmo-loket Wegwijs. Diensten van het CJG zijn onder andere jeugdgezondheidszorg, preventie; voorlichting, informatie en advies; signalering; toeleiding naar vrij toegankelijke hulp en licht pedagogische hulpverlening. CJG4Kracht In de pilot CJG4Kracht sorteren we voor op de nieuwe situatie, bij de invoering van de Jeugdwet. Op dat moment vervalt de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg en het CIZ. Op 1 januari 2015 komt deze taak bij de gemeenten te liggen. De beoordeling voor het inzetten van passende zorg wordt overgenomen door bijvoorbeeld het CJG of door multidisciplinaire (wijk)teams. Daarnaast mogen de huisarts, medisch specialist, jeugdarts en instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering direct passende jeugdzorg voorschrijven. Het vormgeven van deze beoordeling vormt het hart van het lokale inrichtingsmodel en is een belangrijk transformatieonderdeel van het huidige stelsel. In onze regio is een methodiek CJG4Kracht ontwikkeld en geïmplementeerd en waaruit de toeleiding naar en de inzet van zwaardere vormen van zorg kan worden doorontwikkeld. Deze methodiek is aangehaakt bij de lokale CJG-structuur en werkt met generalisten versus specialisten en een CJG4Kracht kernteam, met daarnaast een ambulant team met specialisten. Er wordt al gewerkt volgens de uitgangspunten van het nieuwe stelsel. Binnen CJG4Kracht kan hulp aan het gezin sneller worden geregeld. De regie ligt bij het gezin. De zorg wordt zo kort als kan en zo lang als nodig geboden. Er is 1 zorgverlener in het gezin. Er wordt gewerkt met generalisten. Op 27 november 2013 is de gemeente Brummen gestart. In het eerste half jaar zijn zo’n 20 aanvragen binnengekomen, waarvan de helft (terug)verwezen kon worden naar voorliggende voorzieningen. Integrale, domeinoverstijgende benadering bij doorontwikkeling In het integraal beleidskader hebben we er voor gekozen dat we de zorg en ondersteuning aan inwoners integraal en domeinoverstijgend (Wmo, Particpatiewet en Jeugdzorg) willen gaan organiseren. Ook hebben we aangegeven dat we aan de slag willen gaan met gebiedsgerichte teams (ook wel wijkteams genoemd). Eind juni is een eerste uitwerking van deze lokale structuur in het college besproken. In en na de zomerperiode vindt een verdere uitwerking plaats. De taken die nu binnen het CJG en CJG4Kracht zijn belegd, blijven bestaan en worden geïntegreerd in de nieuwe lokale structuur. 3.5
Sociale kaart voor alle leeflijnen en domeinen
We ontwikkelen een kwalitatief goed en actueel overzicht, waarin de vormen van zorg en ondersteuning zijn opgenomen en stellen dit beschikbaar voor inwoners, informele netwerken en professionals. Dit zorgaanbod heeft betrekking op alle leeflijnen en domeinen. We werken hierin, voor zover mogelijk, samen met regiogemeenten in verband met regionaal werkende organisaties. Verder wordt nagegaan in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van de reeds bestaande informatiebronnen en de sociale kaart jeugd.
_________________________________________________________________________________ 48
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.6
Versterken van het preventieve jeugdbeleid
Het preventieve beleid wordt in 2015 verder uitgewerkt We willen het huidige aanbod onder de loep nemen, wat werkt behouden en daarnaast nieuw aanbod ontwikkelen. We zetten extra in op preventie, vroegsignalering en lichte vormen van ondersteuning en zorg, ter voorkoming van zwaardere vormen van jeugdzorg. We willen het opvoedkundig klimaat in wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen versterken. We maken hierbij gebruik van de principes van positief opvoeden en oplossingsgericht denken. We denken aan het samen met maatschappelijke partners gebruiken van bestaande en eventueel creëren van nieuwe ontmoetingsplekken waar ouders hun vragen over opvoeden en omgaan met kinderen kunnen uitwisselen. We willen burgerinitiatieven die de gemeenschap versterken stimuleren en steunen. Binnen het sociale beleid zal via sport-, gezondheids- en alcoholmatigingsbeleid worden ingezet op preventie. Eerder signaleren van problemen Vroegtijdig signaleren is van belang om indien nodig snel te kunnen ingrijpen. Lichte voorzieningen zijn duurder dan zwaardere voorzieningen. We denken door vroegtijdige signalering zwaardere vormen van zorg te kunnen voorkomen. Hiervoor wordt in overleg met de professionals een aanpak opgesteld, waarbij gebruik gemaakt wordt van de bestaande instrumenten zoals zorgteams scholen, zorgoverleg risicojongeren. Er worden verbindingen gelegd met het informatie- en adviespunt en de sociale wijkteams. Het gaat dan bijvoorbeeld om zorgaanbieders zelf, onderwijs en kinderopvang, woningcorporaties, etc. Verder doorontwikkelen van de doorgaande lijn De doorgaande lijn vanuit het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is in de afgelopen jaren al goed neergezet. De verbinding met de zorgstructuur voor 0-4 jarigen wordt de komende periode doorontwikkeld, waarbij vroeg signalering en een doorgaande lijn binnen de hulpverlening geborgd zijn. We pakken dit op samen met onze maatschappelijke partners en stemmen hierover af met kinderdagverblijven/peuterspeelzalen. Zorgteams scholen, zorgoverleg risicojongeren en het analyseteam, ontwikkelingen 2012 – 2014 Binnen het CJG is de laatste jaren veel ingezet op het versterken van de relatie met onderwijs, politie en jongerenwerk. Hiertoe is in 2012 een doorontwikkeling gestart van de zorgnetwerken in de gemeenten Brummen. In 2013 en 2014 is ervaring opgedaan in deze nieuwe structuur. Op school waren zorgteams actief met betrokkenheid vanuit de school, jeugdgezondheidszorg en schoolmaatschappelijk werk. Voor de “straat” is er een zorgoverleg risicojongeren, ZOR, waarin gemeente, politie, jongerenwerk, NOG-veiligerhuis, Bureau Jeugdzorg, Halt, Leerplicht en Tactus zorgen rond jongeren delen en tot een aanpak komen. De bedoeling is om eerder problemen te signaleren en tot een ondersteuningsplan te komen. Een goede signaleringsstructuur kan helpen om zwaardere (en duurdere) zorg te voorkomen. In het Analyseteam integrale veiligheid en jeugd bespreken gemeente, jongerenwerk en politie meldingen en klachten over overlast met als doel preventieve maatregelen te kunnen nemen om herhaling te voorkomen. De diverse overleggen hebben er in de afgelopen jaren toe geleid dat de onderlinge relaties versterkt zijn, de lijntjes zijn korter geworden, men weet elkaar beter te vinden en er vindt meer afstemming plaats. Doorontwikkeling overlegstructuren in 2015 Eén van de uitgangspunten van de nieuwe structuur is dat we met ouders en kind spreken en niet over. Daarnaast willen we vindplaats gericht werken. _________________________________________________________________________________ 49
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Vanaf 1 augustus 2014, bij de invoering van Passend Onderwijs, wordt het zorgteam op de basisscholen doorontwikkeld naar een ondersteuningsteam. Een vertegenwoordiger van de jeugdhulp in Brummen sluit hierbij aan. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de samenwerking met het onderwijs. De bestaande integrale (casus)overleggen gaan in 2015 op in de nieuwe lokale structuur voor zover regelgeving en andersoortige bovenlokale afspraken dit toelaten (bijvoorbeeld rond veiligheid en bovenlokale vormen van jeugdzorg). We kiezen voor een netwerkbenadering zonder een vaste structuur. Voor bestaande netwerken zorgen we voor een “zachte landing”. De nieuwe opzet en structuur is op hoofdlijnen beschreven in de notitie ´Lokale Structuur 3 Decentralisaties Gemeente Brummen. 3.7 Aanpak thuiszitters We willen voorkomen dat kinderen thuiszitten, niet naar school gaan. Als er problemen in de opvoeding dreigen te ontstaan is het van belang vroegtijdig actie te ondernemen. De zorgplicht van schoolbesturen moet hier waarborgen voor bieden. Maar zij kunnen dit niet alleen. Het tegengaan van thuiszitten vraagt nadrukkelijk om een nauwe samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp en opvoedondersteuning. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan. 3.8 Aandacht voor zorgmijders Zorgmijders zijn via de reguliere wegen moeilijk te betrekken. We willen ook kinderen in deze gezinnen ondersteuning bieden. Als er problemen in de opvoeding dreigen te ontstaan is het van belang vroegtijdig actie te ondernemen. Bij langer wachten worden de problemen groter en de benodigde zorg langduriger en intensiever. Dit punt wordt in 2015 verder uitgewerkt. 3.9 Nazorg Het is van belang om jongeren die uit de jeugdzorg komen en nog een vorm van ondersteuning/ begeleiding nodig hebben warm over te dragen en ervoor te zorgen dat er binnen de ondersteuningsvormen verbinding op de leefgebieden komt. Belangrijk uitgangspunt hierbij is om jongeren zoveel mogelijk in hun eigen kracht te zetten. Het gaat met name om jongeren tussen 16-23 jaar, omdat deze de stap naar zelfredzaamheid zetten en hierbij extra kwetsbaar zijn vanwege het veelal ontbreken van een steunend netwerk. In het goed regelen van ondersteuning en begeleiding voor jeugd gaat het hierbij om de zogenaamde ‘lus terug naar de wijk’ voor jongeren die enige tijd vanuit de wijk elders verblijven vanwege problemen die niet ‘dichtbij in de wijk’ opgelost konden worden. We volgen de pilot die dit jaar in Apeldoorn wordt uitgevoerd m.b.t. de werkwijze voor de warme overdracht in samenwerking met CJG4kracht. Resultaten van deze pilot worden verwerkt in de werkwijze. Na de eindevaluatie volgt een globale vertaling naar de aanpak op wijk- en/of lokaal niveau (samen met de gemeentelijk projectleider van Apeldoorn, eventueel aangevuld met ambtenaren uit de regio) en een eindrapportage over de basisset van afspraken voor de regio aangaande nazorg jeugdzorg. 3.10 Uitvoeringsagenda De doorontwikkeling van het CJG en CJG4Kracht wordt geïntegreerd in de ontwikkeling van de integrale lokale structuur. In en na de zomerperiode vindt een verdere uitwerking van de lokale structuur plaats onder leiding van een kwartiermaker. We ontwikkelen voor 1 januari 2015 een sociale kaart, waarin de vormen van zorg en ondersteuning op alle leeflijnen en domeinen zijn opgenomen en stellen dit beschikbaar voor inwoners, informele netwerken en professionals. _________________________________________________________________________________ 50
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Het preventieve jeugdbeleid wordt in 2015 verder uitgewerkt Bij de aanpak van thuiszitters werken we samen met het onderwijs en de instellingen voor jeugdhulp en opvoedondersteuning (zie ook hoofdstuk 5). De aanpak m.b.t. zorgmijders wordt in 2015 nader uitgewerkt. We bepalen in 2015 een aanpak en werkwijze m.b.t. jongeren die uit de jeugdzorg komen en nog een vorm van ondersteuning/begeleiding nodig hebben.
_________________________________________________________________________________ 51
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4.
HOE GAAN DE INZET VAN PASSENDE HULP ORGANISEREN?
4.1
Inleiding
De kaders en uitgangspunten voor de lokale aanpak zijn beschreven in de lokale kadernotitie. De ondersteuning en zorg worden zoveel mogelijk lokaal uitgevoerd. De ondersteuning en zorg worden zo dichtbij mogelijk bij kind en ouders georganiseerd. Er is een laagdrempelige toegang tot jeugdzorg. Ook zijn uitvoeringsprioriteiten benoemd. In dit hoofdstuk vindt een eerste vertaling van de uitgangspunten plaats naar hoe we het nu als gemeente willen organiseren en beschrijven we de stand van zaken m.b.t. de uitvoeringsprioriteiten. Als eerste wordt beschreven welke hulp vrij toegankelijk is en voor welke hulp een beschikking nodig is. Aansluitend formuleren we hoe we de toegang tot zorg en ondersteuning aan jeugd willen organiseren in samenhang met de toegang tot hulp op de andere beleidsterreinen binnen het sociaal domein. We sluiten het hoofdstuk af met een uitvoeringsagenda, waarin we aangeven welke acties we gaan ondernemen. 4.2
Wat zijn overige en individuele voorzieningen?
De Jeugdwet maakt een onderscheid in overige voorzieningen en individuele voorzieningen. In de Beleidsnota Inkoop hebben we het onderscheid tussen overige en individuele voorzieningen bepaald. Overige voorzieningen Deze voorzieningen kenmerken zich doordat zij vrij toegankelijk zijn. Om gebruik te kunnen maken van een overige voorziening hoeft geen toegang te worden verleend en is géén verleningsbeschikking van de gemeente nodig. Overige voorzieningen kunnen worden gebruikt op eigen gelegenheid en naar eigen behoefte - zonder dat er eerst door een professional naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige gekeken hoeft te worden. Overige voorzieningen kunnen bestaan uit diensten of activiteiten, zoals de jeugdgezondheidszorg, het jeugd- en jongerenwerk, het opvoedadviesbureau en het (school)maatschappelijk werk. Overige voorzieningen zijn: 1. Preventie/basiszorg: lokaal preventief jeugdbeleid; huidige CJG-functies: informatie en advies; signalering; toeleiding naar vrij toegankelijke hulp (te onderscheiden van de bevoegdheid om toegang te verlenen); licht pedagogische hulpverlening; coördinatie van zorg (lichte, enkelvoudige problematiek). 2. Basisdiagnostiek 3. Toegangsfunctie 4. Meldpunt Spoedeisende Zorg 5. Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) Een aantal voorzieningen is vrij toegankelijk maar is in feite geen jeugdhulp Het gaat hierbij om de toegangsfunctie (die verschuift van het huidige Bureau Jeugdzorg en het Centraal Indicatieorgaan Zorg naar de gemeente), functies van het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK, meldpunt, onderzoek) en het crisismeldpunt. Individuele voorzieningen Individuele voorzieningen kenmerken zich doordat ze niet vrij toegankelijk zijn. Om er gebruik van te kunnen maken moet altijd eerst toegang worden verleend via een verleningsbeschikking. _________________________________________________________________________________ 52
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Bij de afweging of een individuele voorziening nodig is, kijkt een professional samen met de jeugdige goed naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en zijn netwerk. Een individuele voorziening is jeugdhulp die in groepsverband of individueel wordt aangeboden. Bijvoorbeeld 24-uurs opvang van jeugdigen in een leefgroep met pedagogische begeleiding of een op maat gesneden individueel hulptraject. In het geval van JeugdzorgPlus, jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt toegang verkregen doordat een rechterlijke machtiging wordt afgegeven. Individuele voorzieningen zijn: 1. Voortgezette diagnostiek 2. Begeleiding / ambulante hulp 3. Crisishulp / crisisopvang 4. Dag- en deeltijdbehandeling (zonder verblijf) 5. Pleegzorg 6. Verblijf 24-uurs zorg 7. Verblijf deeltijd 8. Jeugdzorg Plus 9. Coördinatie 10. Jeugdbescherming 11. Jeugdreclassering In de Beleidsnota Inkoop is besloten de zorgvormen nader uit te werken in bouwstenen voor het gezinsplan. In de regionale uitvoeringsnota worden de bouwstenen nader toegelicht. De vertaling van zorgvormen naar bouwstenen wordt vastgelegd in een conversietabel. Deze tabel is nu nog in ontwikkeling. De tabel wordt na de zomer definitief vastgesteld. De zorgvormen zijn doorontwikkeld tot de volgende bouwstenen: Bouwstenen care en cure: Care licht; Care middel; Care zwaar; Cure licht; Cure middel; Cure zwaar. Beschikbaarheidsbouwstenen: Ook zijn er zogenoemde beschikbaarheidsbouwstenen. Dit zijn individuele voorzieningen die direct en in voldoende mate voorhanden moeten zijn. De beschikbaarheidsbouwstenen zijn: 1) Voortgezette diagnostiek 2) Jeugdbescherming 3) Jeugdreclassering 4.3
Toeleiding en toegang tot jeugdhulp en ondersteuning
Toeleiding naar hulp is het proces vanaf het moment waarop een jeugdige, gezin of een volwassene met een ondersteuningsvraag (opnieuw) in beeld komt, tot het moment waarop passende ondersteuning wordt geboden. Toeleiding kan plaatsvinden via: o Website; sociale kaart; o informatie en adviespunt (loket); o (rechtstreeks via 1 van de leden van het) wijkteam; o Jeugdverpleegkundige, jeugdarts/consultatiebureau; _________________________________________________________________________________ 53
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
o o o o o o o
kinderopvang 0-4 jaar (kinderdagverblijven; peuterspeelzalen) en naschoolse opvang; het ondersteuningsteam op school (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, MBO); de huisarts (jeugdarts, medisch specialist),; wijkverpleegkundige; thuiszorg; buurthuis; (Sport)vereniging kinderrechter; gecertificeerde instelling.
Toegang heeft te maken het verlenen van toegang tot, het vaststellen van de noodzakelijke zorg. De hulpvrager krijgt toegang tot de zorg. Dit kan een lichte vorm van zorg zijn, een algemene voorziening of een combinatie van een vrij toegankelijke en een individuele voorziening. Toegang tot overige voorzieningen De toegang is vrij, er is geen beschikking nodig. Toegang tot individuele voorzieningen jeugdhulp (beschikking nodig) De bevoegdheid om toegang te verlenen tot individuele voorzieningen ligt, op grond van de Jeugdwet, bij: De gemeente: Gemeentelijke beleidsvrijheid. De gemeente bepaalt welke professionals, instellingen of netwerken zoals wijkteams of loketten vanaf 1-1-2015 verwijzingsbevoegdheid krijgen. o In de notitie Lokale structuur 3 decentralisaties zijn de contouren voor de lokale structuur neergezet. In de nadere uitwerking gaan we bepalen hoe we binnen deze lokale structuur de verwijzingsbevoegdheid voor individuele voorzieningen jeugdhulp invullen. Wettelijke verwijzingsbevoegdheid: o de huisarts o jeugdarts o medisch specialist; o kinderrechter; o gecertificeerde instelling; In het geval van JeugdzorgPlus, jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt toegang verkregen doordat een rechterlijke machtiging wordt afgegeven. Indien het gaat om toekenning van jeugdhulp ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering dan kan dat alleen bepaald worden door de rechter, het Openbaar Ministerie, de directeur van de Justitiële jeugdinrichting of de gecertificeerde instelling. Als, anderen dan de gemeente, een cliënt gebruik willen laten maken van een individuele voorziening, moeten zij dit melden bij de gemeente. Afgeven beschikkingen: Gemeente geeft beschikking af o.b.v. gespreksverslag en/of gezinsplan. De bevoegdheid tot het nemen van een besluit dat een jeugdige ‘recht’ heeft op een voorziening kan alleen door het college of namens het college via mandatering worden genomen.
_________________________________________________________________________________ 54
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4.3.1
Gemeentelijke toegang
We richten een laagdrempelige en herkenbare toegang tot ondersteuning en jeugdhulp in. Integrale en domeinoverstijgende aanpak In het integraal beleidskader hebben we er voor gekozen dat we de zorg en ondersteuning aan inwoners integraal en domeinoverstijgend (WMO, Particpatiewet en Jeugdzorg) willen gaan organiseren. Ook hebben we aangegeven dat we aan de slag willen gaan met gebiedsgerichte teams (ook wel wijkteams genoemd). Uitgangspunten bij de toeleiding en toegang De hulpvraag van de inwoner staat centraal wordt en integraal benaderd. De aanpak wordt bepaald conform het leefringenmodel en is oplossingsgericht. Bij een zorgvraag van een gezin wordt eerst gekeken wat ouders, het gezin zelf kan doen (leefring 1), hoe de eigen kracht kan worden versterkt. Ook worden mogelijkheden om het sociale netwerk te betrekken en in te zetten onderzocht. Op basis daarvan wordt nagegaan welke aanvullende ondersteuning eventueel nodig is. Benodigde hulp wordt zoveel en voor zover mogelijk ingezet vanuit voorliggende veld. De hulp wordt eenvoudig, snel en integraal ingezet. Er wordt gehandeld volgens model 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Team wordt op basis van de hulpvraag op maat samengesteld, smal waar mogelijk, breder (meerdere disciplines) waar nodig. Als verwijzing naar individuele (maatwerk)voorziening nodig is, wordt het team, zo nodig, uitgebreid met de benodigde specialisten; op- en afschalen; er wordt weer afgeschaald zodra dat kan. Lokale structuur Eind juni is door het college hierover de notitie Lokale structuur 3 Decentralisaties vastgesteld , waarin de contouren van de lokale structuur vanaf 1 januari 2015 worden omschreven. In en na de zomerperiode vindt een verdere uitwerking plaats. De contouren zien er als volgt uit: We willen binnen de nieuwe lokale structuur vindplaats gericht werken, zichtbaar zijn en laagdrempeligheid bevorderen (toeleiding). De bestaande loketten Wegwijs (inclusief CJG-loket) gaan op in 2 nieuwe (integrale en domeinoverstijgende) loketten. De lokatie van deze loketten blijft vanwege de herkenbaarheid- gevestigd bij de SWB op de lokaties Plein 5 in Brummen en Tjark Riks in Eerbeek. In beide grote kernen van de gemeente is een loket. De loketten worden bemenst door leden van het team “Samen goed voor elkaar”. Hier gaan we in 2015 mee starten. De 2 teams bestaan uit een aantal generalisten met een aantal nader te benoemen specialismen (zoals maatschappelijk ondersteuning, jeugd en participatie).Teamleden moeten voldoen aan op te stellen competentieprofielen. De teams werken vanuit de lokaties waar de loketten gevestigd zijn, maar ze voeren ook gesprekken in de bestaande voorzieningen en bij de mensen thuis. De teamleden hebben als taak om vragen naar de passende ondersteuning toe te leiden en toegang te bepalen. Hiervoor kan het team indien nodig gebruik maken van specifieke kennis en deskundigheid van specialisten. Bij complexe casussen wordt een passende cliëntregisseur benoemd. Deze regisseert, coördineert en consulteert richting andere professionals. We kiezen voor het inschakelen van specialisten voor een netwerkbenadering zonder een vaste structuur. De taken die nu binnen het CJG en CJG4Kracht zijn belegd, blijven bestaan en gaan op in de nieuwe lokale structuur. Werkwijze teams Teamleden werken conform het leefringenmodellen. Daarbij staat versterken van de eigen kracht en het bevorderen van de zelfredzaamheid voorop. Teamleden hebben ook een signalerende rol richting de opdrachtgever (gemeente) over de aard en omvang van de verschillende ondersteuningsvormen in _________________________________________________________________________________ 55
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
het leefringenmodel. Indien nodig stelt het teamlid een ondersteuningsplan/gezinsplan op. Binnen het team kunnen zorgvragen naar de teamleden met een bepaald specialismen worden toegeleid. Per zorgvrager met een ondersteuningsplan wordt (vanuit het team) de cliëntregisseur bepaald. Daar waar het gaat om individuele voorzieningen heeft het team(lid) een adviesrol richting de gemeente die de bevoegdheid houdt om beschikkingen af te geven. De gemeente volgt het advies van de professional en voert uitsluitend een administratieve toets uit. Bij ondersteuningsplannen kunnen teamleden de regierol bij zware en specialistische zorgvormen overdragen aan een andere professional. Keuzevrijheid Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Bij deze eigen verantwoordelijkheid hoort ook dat ouders zelf de vrijheid hebben om in overleg met de professional te bepalen welke ondersteuning -binnen de te stellen randvoorwaarden- passend is. Bij de uitwerking van de ondersteuningsvormen (inclusief individuele voorzieningen) hanteren we dit uitgangspunt. We betrekken hierbij de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget (PGB), binnen de wettelijke kaders. 4.3.2 Integrale Vroeghulp (IVH) Het regionale samenwerkingsverband IVH richt zich al 15 jaar specifiek op jonge kinderen tot 7 jaar met, een vermoeden van, ontwikkelingsproblematiek door een verstandelijke, lichamelijke en-of zintuiglijke beperking, een stoornis in het autistisch spectrum of een chronische ziekte. IVH is een multidisciplinair team en kan worden ingezet als vragen integraal en gecoördineerd aangepakt moeten worden, als snelle hulp en trajectbegeleiding nodig is, wanneer meerdere organisaties betrokken zijn en onderlinge afstemming onvoldoende is of ontbreekt. In 2013 is dit ingezet voor 5 kinderen in gemeente Brummen. MEE Veluwe coördineert in 2015 het regionale samenwerkingsverband Integrale Vroeghulp (Jeugd regio verband). In 2015 wordt onderzocht of en hoe we de werkwijze en expertise van IVH kunnen integreren in de lokale werkwijze en of en hoe we dit vanaf 2016 gaan voortzetten. Dit is mede afhankelijk van ontwikkelingen in de regio. 4.3.3
Gedwongen kader
Toelichting gedwongen kader Het gedwongen kader gaat over de onderdelen: jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast is sprake van raakvlakken tussen het gedwongen kader met de Jeugdzorg Plus en het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). We maken op regionale schaal afspraken over de invulling van deze taken. De afspraken zijn opgenomen in regionale uitvoeringsnota. Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jongere (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Jeugdzorg Plus of gesloten jeugdzorg is een vorm van zorg en behandeling voor jongeren met ernstige en gecompliceerde gedragsproblemen die tegen zichzelf beschermd moeten worden of zich aan de noodzakelijke zorg dreigen te onttrekken.
_________________________________________________________________________________ 56
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Het AMHK (Advies- en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling) richt zich op alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en op alle leeftijdsgroepen en heeft een eigen wettelijke bevoegdheid tot onderzoek. Dit wordt op grond van de nieuwe Wmo als regionale voorziening georganiseerd. Het meldpunt wordt ingesteld voor burgers en professionals voor (vermoedens) van huislijk geweld en kindermishandeling. Een melding bij het AMHK kan leiden tot een advies over hoe om te gaan met de situatie door bijvoorbeeld een inzet van een (vrij toegankelijke) overige voorziening zoals het maatschappelijk werk of een toeleiding naar de lokale toegang wanneer er toch een individuele voorziening nodig blijkt. Het raakvlak met het gedwongen kader zit hierin dat het AMHK een melding kan doen bij de Raad voor de Kinderbescherming wat uiteindelijk kan leiden tot een maatregel. Verzoek om een gezagsmaatregel bij de rechter Als ouders hun wettelijk gewaarborgd recht op het naar eigen inzicht opvoeden van hun kind zodanig verwaarlozen dat het kind daardoor in zijn ontwikkelingskansen ernstig wordt bedreigd en de ouders niet of onvoldoende bereid zijn hulp te accepteren, kan bij de rechter om een zogeheten gezagsmaatregel worden gevraagd. In dat geval wordt een verzoek tot onderzoek aan de raad voor de kinderbescherming gedaan. De raad beslist na onderzoek of de zaak wordt voorgelegd aan de rechter. De rechter kan vervolgens een ondertoezichtstelling (OTS) opleggen of een gezagsbeëindigende maatregel. Bevoegdheid burgemeester Indien de raad voor de kinderbescherming niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij een melding van de burgemeester van de woonplaats van de minderjarige heeft ontvangen dat een maatregel met betrekking tot het gezag dient te worden overwogen, kan de burgemeester de raad vragen het verzoek alsnog aan de rechter voor te leggen. De rechter neemt dan ambtshalve een beslissing. Uitvoering maatregel door een gecertificeerde aanbieder jeugdbescherming en jeugdreclassering In de praktijk betekent dat het inzetten van gezinsvoogdij of voogdij. Daarnaast kan in het kader van een strafzaak tegen een jeugdige begeleiding en toezicht door jeugdreclassering (vanuit een gecertificeerde aanbieder) worden opgelegd. Voor het gedwongen kader geldt een leveringsplicht We hebben als gemeente een leveringsplicht (open einde regeling) in het gedwongen kader. Het is de plicht van gemeenten om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van gecertificeerde instelling(en), dat wil zeggen voldoende voogden en reclasseerders die kinderen met een maatregel kunnen begeleiden. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling de bijzondere bevoegdheid om zelfstandig te bepalen welke jeugdhulp zij nodig acht voor een kind bij de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. We sluiten aan op de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) Om de informatie uitwisseling tussen de verschillende partijen te organiseren, is de CORV ontworpen. De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitiële partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, de gecertificeerde instellingen en de eventuele gemandateerden). De aansluiting van iedere gemeente op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet. _________________________________________________________________________________ 57
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4.3.4 Meldpunt spoedeisende zorg en crisishulp Een crisissituatie kan leiden tot een beroep op spoedeisende zorg en crisishulp. Spoedeisende zorg is dan ook bedoeld om snel te kunnen ingrijpen bij een crisissituatie. Het gaat om de 24/7 beschikbaarheid van een professional die interventiehulp biedt in het gezin. Het streven is uithuisplaatsing zoveel mogelijk te voorkomen. Als het nodig is in het belang van de veiligheid van het kind, dan kan het kind (tijdelijk) elders worden opgevangen. We onderscheiden de spoedeisende zorg (interventiehulp) van de crisishulp (bedden). In feite vormt de spoedeisende zorg de toegang tot de crisishulp. Wel is het belangrijk dat wijkteams relevante lokale voorzieningen optimaal benutten wanneer spoedeisende zorg geboden is. Opvang van een cliënt in crisishulp zou maximaal vijf werkdagen moeten duren, daarna stroomt een cliënt door naar een individuele voorziening, waarvoor een verleningsbeschikking is vereist. Spoedeisende zorg en crisishulp wordt bovenregionaal georganiseerd vanwege de benodigde expertise en de relatief beperkte omvang van het zorggebruik. Belangrijk is het tot stand brengen van verbinding met de lokale situatie. Afspraken rondom spoedeisende zorg en crisishulp worden verankerd in de lokale situatie. 4.3.5 Huisarts, medisch specialist en jeugdarts De huisarts heeft een centrale rol in het leven van jeugd en gezinnen. Daarom is het goed dat de huisarts naar alle jeugdhulp kan doorverwijzen. Naast de huisarts hebben ook de medisch specialist en de jeugdarts een directe verwijzingsmogelijkheid naar jeugdhulp. Het college maakt afspraken met de huisartsen, jeugdartsen en medische specialisten over de voorwaarden waaronder een verwijzing plaatsvindt en hoe het uitgangspunt van één gezin, één plan, één regisseur gewaarborgd is. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij zowel de vrij toegankelijke als individuele jeugdhulpvoorzieningen. 4.4
Uitvoeringsagenda organiseren van de inzet van passende hulp
De lokale toegang We werken de contouren van de lokale structuur nader uit en richten deze tijdig in. We leggen het onderscheid tussen overige voorzieningen en algemene voorzieningen vast in de Verordening Jeugdhulp en stellen nadere beleidsregels op voor de toegang. We trainen de professionals die werkzaam zijn in de lokale structuur in de nieuwe werkwijze (o.a. oplossingsgerichte aanpak, het versterken van eigen kracht). Hiervoor zijn we onder andere al betrokken bij de projecten “Methodieken voor de kanteling” en “Clientondersteuning vanuit eigen kracht” vanuit het Regiocontract van de Regio Stedendriehoek. Sociale kaart We ontwikkelen een kwalitatief goed en actueel overzicht van het beschikbare zorgaanbod voor inwoners van onze gemeente en de professionals. Dit aanbod heeft betrekking op alle leeflijnen en domeinen. Deze ontwikkeling wordt bij voorkeur samen opgepakt met regiogemeenten in verband met regionaal werkende organisaties. Verder wordt nagegaan in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van de reeds bestaande informatiebronnen en de sociale kaart jeugd.
_________________________________________________________________________________ 58
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Integrale vroeghulp MEE Veluwe coördineert in 2015 het regionale samenwerkingsverband Integrale Vroeghulp (Jeugd regio verband). In 2015 wordt onderzocht of en hoe we de werkwijze en expertise van IVH kunnen integreren in de lokale werkwijze en of en hoe we dit vanaf 2016 gaan voortzetten. Dit is mede afhankelijk van ontwikkelingen in de regio. Gedwongen kader We voeren de regionaal gemaakte afspraken over de aansluiting tussen de gecertificeerde instellingen en de lokale toegang tijdig in. Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn integraal onderdeel van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. De regie over het gehele traject vindt plaats vanuit de lokale toegangspoort. We zorgen voor de lokale inbedding van de regionaal gemaakte afspraken over de structuur en procedures voor zowel de drang als dwang voorzieningen en maatregelen. Het gaat om een verbijzondering van de afspraken over aansluiting tussen gecertificeerde instellingen en lokale toegang. De lokale toegangspoort beschikt over voldoende mogelijkheden om drang en dwang in te zetten en zo te voorkomen dat kinderen in het gedwongen kader terecht komen. We spreken in regionaal verband een samenwerkingsprotocol af met de Raad voor de Kinderbescherming. Dit gaat onder andere over procesafspraken rond de toeleiding, het raadsonderzoek, de overdracht en de samenwerking en de borging van de veiligheid van het kind. We ondertekenen als gemeente het samenwerkingsprotocol en stellen een lokale contactpersoon aan op beleidsniveau. Crisishulp en spoedeisende zorg We zorgen voor de inbedding van de, in regionaal verband, gemaakte afspraken over de routing, werkwijze en verdeling van taken en verantwoordelijkheden voor spoedzaken bij de betrokken lokale partijen. Ook zorgen we voor voorlichting aan ouders en jeugdigen hoe de spoedeisende zorg is georganiseerd. Aandachtspunt is het verstevigen en optimaal benutten van de kennis bij de lokale toegangspoort in het afwenden en/of stabiliseren van een crisissituatie. Huisarts, medisch specialist en jeugdarts We maken afspraken met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de invulling van het verwijsrecht, over de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt. We informeren de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gecontracteerde aanbieders in de regio en stellen hiervoor een digitale sociale kaart beschikbaar. We informeren huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gemeentelijke sturingssystematiek zoals beschreven. We monitoren het voorschrijf- en verwijsgedrag en de gehanteerde criteria bij verwijzing door huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen.
_________________________________________________________________________________ 59
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5.
SAMENWERKING MET HET ONDERWIJS
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de samenwerking met het onderwijs beschreven. Allereerst komt de relatie met de invoering van Passend Onderwijs aan bod. In daarop volgende paragrafen gaan we in op de samenwerking met het Primair Onderwijs, het Voortgezet Onderwijs en het Beroepsonderwijs. In 5.6 beschrijven we de veranderingen die de herziening van de AWBZ m.b.t. kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte betekent voor onderwijs en gemeenten. Tot slot in 5.7 de uitvoeringsagenda opgenomen. 5.2
Passend Onderwijs
‘Passend onderwijs’ heeft als doel te zorgen dat kinderen op school een zo passend mogelijke plek krijgen. Vanaf augustus 2014 wordt de zorgplicht voor scholen ingevoerd. Dit houdt in dat scholen iedere leerling (die zich aanmeldt) een passende onderwijsplek moeten bieden binnen het samenwerkingsverband. Kan een school de leerling niet de nodige extra ondersteuning bieden? Dan is de school verplicht om in overleg met de ouders te zorgen voor een passend aanbod op een andere (speciale) school. Hiermee wordt voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs gerealiseerd. De verantwoordelijkheid en regie hiervoor ligt bij het onderwijs: de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen. De opgave voor ‘passend onderwijs’ komt voort uit een aantal constateringen die gedeeltelijk ook gelden voor de jeugdzorg: steeds meer kinderen worden doorverwezen naar vormen van speciaal onderwijs en daarmee wordt het systeem onbetaalbaar; de huidige bekostigingssystematiek levert een aantal verkeerde prikkels voor het indiceren van ondersteuning en zorg; zorgstructuren in het reguliere onderwijs zijn te weinig in staat om kinderen met behoefte aan extra ondersteuning op te vangen; er is te weinig afstemming tussen zorg vanuit school en jeugdzorg; procedures en bekostigingssystematiek zijn (te) ingewikkeld. Zowel passend onderwijs als de decentralisatie jeugdzorg moeten de zorg voor jeugd goed regelen, zij het elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. Onderwijs en gemeente hebben een gezamenlijke missie: een samenhangend aanbod zijn van opvoeden, opgroeien en onderwijs. Afstemming tussen beide opgaven is dan ook van groot belang, ook vanwege de volgende redenen: Vroegsignalering en preventie: Onderwijs is een belangrijke vindplaats van jeugd. Leerkrachten en docenten kunnen problemen rondom jeugdigen vroegtijdig signaleren en zo complexere problematiek voorkomen. De kwaliteit van de zorgstructuur: Investeren in een goede zorgstructuur is de verantwoordelijkheid van het onderwijs, maar het inzetten van expertise en ondersteuning uit de jeugdzorg kan hierbij effectief zijn als het niet alleen gaat om school gerelateerde problematiek. De kwaliteit van de zorgstructuur in het onderwijs bepaalt mede de vraag naar hulp en ondersteuning die onder gemeentelijke regie vallen.
_________________________________________________________________________________ 60
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Profilering van scholen en bereikbaarheid: Scholen kunnen zich profileren op bepaalde ondersteuningsexpertise. De spreiding van deze expertise brengt mogelijk extra kosten met zich mee voor het (leerlingen)vervoer. Zowel in de jeugdzorg als in het onderwijs wordt besloten over de inzet van hulp: Voor een aantal jeugdigen is sprake van zowel onderwijs gerelateerde hulp (denk aan leerproblemen zoals dyslexie) als andere hulp. Daarnaast zijn problemen rondom jeugdige en gezin vaak van invloed op het functioneren van jeugdigen op school. Daarom is het belangrijk dat onderwijs en jeugdzorg hun kennis en expertise bundelen en samen beslissen over de inzet van hulp waarbij gewerkt wordt met één gezin, één plan, één regisseur.
Doorgaande lijn Juist voor kinderen met extra ondersteuningsbehoeften is een doorgaande lijn in de ondersteuning van kind en gezin van groot belang. Dit vraagt onder meer om een effectieve overdracht van informatie over de ontwikkelingsmogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van het kind. Dit loopt van de voorschoolse voorziening naar de basisschool en vervolgens naar het voorgezet onderwijs. Deze overdracht vindt plaats in de vorm van aanmeldings- en overdrachtsgesprekken van de scholen met de ouders en kinderen. De school betrekt de ouders actief bij de schoolkeuze en overgang naar een andere school. Ouders ontvangen een kopie van het onderwijskundig rapport en het leerling dossier. Aanpak thuiszitters We willen voorkomen dat kinderen thuiszitten, niet naar school gaan. Als er problemen in de opvoeding dreigen te ontstaan is het van belang vroegtijdig actie te ondernemen. Al eerder is aangehaald dat we onder andere met het passend onderwijs het ‘thuiszitten’ van kinderen willen voorkomen. De zorgplicht van schoolbesturen moet hier waarborgen voor bieden. Maar zij kunnen dit niet alleen. Het tegengaan van thuiszitten vraagt nadrukkelijk om een nauwe samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp en opvoedondersteuning. Het is de taak van alle professionals (jeugdhulp en onderwijs) om thuiszittende leerlingen, of leerlingen bij wie thuiszitten dreigt, direct te melden. Dit wordt gemeld bij het bestuur, het samenwerkingsverband en bij de leerplichtambtenaar. Het samenwerkingsverband organiseert direct de benodigde samenwerking voor bemiddeling en ondersteuning met specifieke onderwijsvoorzieningen, de leerplichtambtenaar en de eventuele jeugdhulp-partners. Door deze aanpak kan thuiszitten worden voorkomen. Het samenwerkingsverband sluit drie keer per jaar aan bij een regionale overleg van leerplichtambtenaren om de samenwerking in de afgelopen periode te bespreken en te verbeteren. Binnen het samenwerkingsverband primair onderwijs hebben we momenteel slechts incidenteel en voor een korte periode te maken met thuiszittende leerlingen. Dit laat zien dat er in de regio al een dekkend onderwijsaanbod is voor de huidige leerlingenpopulatie. De grootste uitdaging in het dekkende netwerk is niet het creëren van nieuwe voorzieningen, maar het sneller kunnen schakelen tussen voorzieningen. Met het samenwerkingsverband primair onderwijs hebben we hier al duidelijke afspraken over. Met het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs wordt de aanpak nader uitgewerkt. Op overeenstemming gericht overleg (OOGO) over plannen De nieuwe werkwijze van het onderwijs is vastgelegd in zogenaamde ondersteuningsplannen. Deze zijn besproken met de gemeenten in het Op Overeenstemming Gerichte Overleg (OOGO). Via deze weg kan de gemeente inzetten op optimale afstemming met de decentralisatie jeugdzorg, hoewel ze _________________________________________________________________________________ 61
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
formeel geen instemmingsrecht heeft. Omgekeerd geldt ook dat de samenwerkingsverbanden in het OOGO hun inbreng mogen hebben in het beleidsplan jeugd van de gemeente. 5.3 Primair onderwijs De gemeente Brummen heeft voor wat betreft het primair onderwijs (PO) te maken met één samenwerkingsverband namelijk het Samenwerkingsverband IJssel | Berkel. Op 22 januari 2014 is het eerste OOGO Passend Onderwijs gehouden. Daarbij waren het samenwerkingsverband IJssel | Berkel en de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen bestuurlijk vertegenwoordigd. In het OOGO is het concept Ondersteuningsplan 2014 – 2018 besproken en de gezamenlijke ambitie om te komen tot een passende verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp. De bestuurders vanuit onderwijs en gemeenten hebben de intentie uitgesproken tot verdere samenwerking om Passend onderwijs en Jeugdhulp aan elkaar te verbinden.
Uit ondersteuningsplan 2014 – 2018 SWV IJssel Berkel Gezamenlijke visie Onderwijs en gemeenten hebben ten aanzien van de veranderingen die beide transities met zich meebrengen een gezamenlijke missie: alle kinderen groeien gezond en veilig op en gaan succesvol naar school. Zodat zij zich maximaal kunnen ontplooien tot zelfstandige en evenwichtige burgers. Gedeelde uitgangspunten voor de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten zijn:
ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kind(eren); versterken van het gewone, positieve opgroeien en opvoeden; we gaan uit van wat het kind en het gezin nodig hebben (en niet van wat ze hebben); lichte ondersteuning waar het kan, zwaarder als het moet; de ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid van kind en gezin; kinderen, ouders en professionals zijn betrokken en bepalen samen welke ondersteuning passend en haalbaar is; de ondersteuning wordt zoveel mogelijk dicht bij huis geboden, met zoveel mogelijk gebruik van het eigen sociale netwerk; er zijn geen thuiszitters; er is een doorgaande lijn; een effectieve en samenhangende aanpak (één gezin, één plan, één casuscoördinator).
Gedeelde verantwoordelijkheden: Naast de eigen wettelijke taken en verantwoordelijkheden, hebben onderwijs en gemeenten een gedeelde verantwoordelijkheid als het gaat om de ontwikkeling van kinderen. Samen moeten zij de ondersteuning aan kinderen afstemmen met andere voorzieningen op het gebied van onderwijs, opvoeden en opgroeien. Deze gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijs en gemeenten komt concreet naar voren in:
het signaleren van ondersteuningsbehoeften; het versterken van het opvoedkundige klimaat op scholen; de samenwerking met ouders; het bieden van een samenhangend aanbod rondom onderwijs, opvoeden en opgroeien, bedoeld voor kinderen en ouders met ondersteuningsbehoeften.
_________________________________________________________________________________ 62
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
7
Afspraken In het ondersteuningsplan 2014-2018 zijn daarvoor onder andere de volgende afspraken gemaakt: Deelname jeugdhulp aan ondersteuningsteams 1. Gemeenten zorgen voor de structurele inzet van een gezinscoach in elk ondersteuningsteam; 2. De gezinscoach concentreert zich op de opvoed- en opgroeiomgeving van kinderen en het gezin. Over de invulling van de gezinscoach (es) zijn de gemeentes nog met het samenwerkingsverband in gesprek. 3. Het samenwerkingsverband levert jaarlijks een verantwoordingsrapportage aan gemeenten, met hierin kengetallen en informatie over de behaalde resultaten. Bij de invulling van de gezinscoach door de gemeente Brummen wordt de aansluiting gezocht bij de door het college vastgestelde lokale zorgstructuur. Toewijzing van extra ondersteuning bij opvoeden, opgroeien en onderwijs Over de toewijzing van extra ondersteuning is het samenwerkingsverband nog in gesprek met de gemeenten. Uitgangspunt is één gezin, één plan, één casuscoördinator. Mede op basis van opgedane ervaringen in pilots zal duidelijk worden hoe de organisatie en structuur per gemeente vorm krijgt. Inzet van preventieve en lichte ondersteuning op de scholen Kinderen brengen een groot deel van hun tijd door op school. Het is dan ook vaak de plek waar ondersteuningsbehoeften van kinderen en hun ouders worden gesignaleerd. Door vroege signalering en het tijdig inzetten van passende ondersteuning kan worden voorkomen dat vragen van kinderen en ouders uitgroeien tot een probleem. Het samenwerkingsverband en de betrokken gemeenten zien scholen als een belangrijke en natuurlijke plek voor het bieden van informatie, advies en ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien. Zo bieden scholen al verschillende kinderactiviteiten aan gericht op een gezonde en veilige ontwikkeling, bijvoorbeeld als het gaat om sociale vaardigheden, gezonde leefstijl en weerbaarheid. Daarnaast wordt op enkele scholen informatie en advies geboden aan ouders om hen te ondersteunen bij hun opvoedtaak, bijvoorbeeld in de vorm van inloopspreekuren en themabijeenkomsten. Naast dit collectieve, preventieve aanbod zijn er individuele arrangementen, bedoeld voor kinderen en ouders met specifieke ondersteuningsbehoeften. Dit zijn de afspraken: 1. De gemeente is (eind)verantwoordelijk voor het bieden van een collectief, preventief aanbod rondom opvoeden en opgroeien; 2. Het onderwijs is verantwoordelijk voor het bieden, volgen en evalueren van het onderwijsarrangement; 3. De gemeente is (eind)verantwoordelijk voor het bieden van het jeugdhulparrangement; 4. Onderwijs en gemeenten zijn beiden verantwoordelijk voor de onderlinge afstemming.
7
Bron: Ondersteuningsplan 2014 – 2018 SWV IJssel | Berkel
_________________________________________________________________________________ 63
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5.4
Voortgezet onderwijs
De Gemeente Brummen heeft voor het Voortgezet Onderwijs te maken met het samenwerkingsverband Zutphen. Anders dan bij het primair onderwijs gaat het bij het voortgezet onderwijs om scholen met leerlingen uit meerdere gemeenten. In het OOGO van 27 februari 2014 is het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband besproken. We hebben als gemeenten en samenwerkingsverband een gezamenlijk doel, namelijk het bieden van een zo goed mogelijke zorg en ondersteuning. De school is verantwoordelijk voor onderwijsarrangementen en de gemeenten voor jeugdhulparrangementen. We streven met elkaar naar een gezamenlijke werkwijze. Het samenwerkingsverband werkt al een aantal jaren met een eigen ondersteuningsstructuur. Het is belangrijk dat een goede verbinding tot stand komt tussen deze ondersteuningsstructuur en de nieuwe lokale zorginfrastructuur voor jeugdhulp in de gemeente. Sinds 2009 is in elke school of locatie een Onderwijs Zorg Steunpunt (OZS) aanwezig, waarin onderwijs en jeugdzorg samenwerken. Vanuit deze OZS-en wordt de voor de leerling en docenten noodzakelijke ondersteuning en begeleiding geboden. We stellen ons de volgende route voor om de afstemming met de lokale jeugdhulp vorm te geven. In het overleg van het onderwijssteunpunt worden signalen over leerlingen besproken en wordt bepaald of er verdere actie nodig is. Indien nodig kan er worden besloten om een afstemmingsoverleg te organiseren met het gezin met het doel om hulp zowel op school als in het gezin met behulp van de aanpak van één gezin, één plan, één regisseur in te zetten. In dat geval neemt een lid van het ondersteuningsteam contact op met het CJG/sociaal (wijk) team in de gemeente waar de leerling woont om, met instemming van de hulpvrager, deel te nemen aan het afstemmingsoverleg en de ondersteuning op het gebied van jeugdhulp af te stemmen. Het afstemmingsoverleg wordt altijd in samenspraak met ouders en leerling vormgegeven. Door gezamenlijk een plan te maken en relevante informatie te delen wordt vroegtijdig en gelijktijdig ondersteuning ingezet en kan het aantal hulpverleners zoveel mogelijk worden beperkt. Binnen het samenwerkingsverband is sinds 2006 een centraal Onderwijs Zorg Centrum (OZC), met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Het OZC biedt integrale ondersteuning voor zowel onderwijs als jeugdzorg, daghulp voor jongeren met problemen, twee schakelklassen, huiswerkbegeleiding en ambulante trajecten. Het OZC biedt ook ondersteuning aan de OZS-en. Vanuit deze gedachte heeft het samenwerkingsverband in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met het verbinden van jeugdhulp en onderwijs. De gemeenten gaan in gesprek met het samenwerkingsverband over of en hoe de werkzaamheden van het OZC in de nieuwe situatie een plek kunnen krijgen. Daarbij worden de regionale en lokale structuren in het onderwijs en de wijk, waaronder de ondersteuningsteams in het onderwijs en de (sociale) teams in de wijken betrokken.
_________________________________________________________________________________ 64
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5.5
Beroepsonderwijs
Met het beroepsonderwijs zijn nog geen afspraken gemaakt over passend onderwijs. Dit heeft echter wel onze aandacht. We blijven ons hard maken om vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. Signalering van vroegtijdige schoolverlaters biedt mogelijkheden om deze jongeren te ondersteunen om ze op een andere wijze een start te laten maken op de arbeidsmarkt. Onderwijs is noodzakelijk om een goede startkwalificatie op de arbeidsmarkt te krijgen. Daar gaan we in 2015 met de Regionale Opleidingscentra over in gesprek. 5.6
Passend onderwijs en herziening AWBZ
Kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte kunnen in de huidige situatie naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of regulier onderwijs volgen met leerlinggebonden financiering, het zogenoemde ‘rugzakje’. Er zijn kinderen en jongeren met ernstige beperkingen die, om onderwijs te kunnen volgen, daarnaast AWBZ-zorg op school nodig hebben, zoals verpleging of begeleiding. Deze extra ondersteuning komt bovenop wat een school zelf redelijkerwijs kan bieden. Met de komst van passend onderwijs en de herziening van de AWBZ verandert de organisatie en bekostiging van onderwijs én zorg. Zo veranderen ook de regels voor leerlingen die nu op school op zorg krijgen op basis van een AWBZ-indicatie. Met ingang van 2015 is voor jeugdigen jonger dan 18 jaar f de 8 Jeugdwet en/of de Zorgverzekeringswet (Zvw), f de Wet langdurige zorg (Wlz) van toepassing . Dat onderscheid valt als volgt te schetsen: Een deel van de zorg voor deze leerlingen, die nu betaald wordt via de AWBZ (begeleiding en persoonlijke verzorging), wordt per 1 januari 2015 overgeheveld naar de Jeugdwet. Een ander deel van de zorg voor deze leerlingen betreft verpleging. De AWBZ-verpleging wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. De nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet betekent dat per 2015 verpleging voor kinderen in de klas mede kan worden bekostigd door de zorgverzekeraar. In het geval van blijvende zeer ernstig beperkingen bij leerlingen, is niet de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet van toepassing, maar wordt dat de Wet langdurige zorg (Wlz). Met de invoering van passend onderwijs verdwijnt het ‘rugzakje’. Ook de wijzigingen in de AWBZ en de nieuwe Jeugdwet hebben gevolgen voor de extra ondersteuning en zorg die kinderen tijdens onderwijs kunnen krijgen. Om te voorkomen dat kinderen die zonder de extra inzet van AWBZ-zorg niet deel kunnen nemen aan onderwijs, de dupe worden van deze wijzigingen, is het noodzakelijk de gevolgen daarvan te onderzoeken. Het onderwijs onderzoekt onder andere om hoeveel kinderen dit gaat en welke zorg dit betreft. Daarbij wordt onderscheid gemaakt voor ondersteuning en zorg vanuit onderwijsbekostiging en vanuit zorgbekostiging. Na afronding van dit onderzoek zullen er in samenwerking tussen de samenwerkingsverbanden, het (voortgezet) speciaal onderwijs en de gemeente, rekening houdend met de mogelijke inzet vanuit de Zvw en Wlz, aanvullende afspraken worden gemaakt om er voor te zorgen dat alle kinderen die gebaat zijn bij een deelname aan het onderwijs, hier ook gebruik van kunnen maken.
8
Bron: Handreiking ‘Onderwijs, ondersteuning en zorg’, door PO-Raad, VO-raad, VNG, VWS en OCW, mrt 2014, zie voor een overzicht ook bijlage 5. _________________________________________________________________________________ 65
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5.7
Uitvoeringsagenda samenwerking met het onderwijs
Wat gaan we daarvoor doen? Primair onderwijs: de gemeente garandeert de inzet van de gezinscoach in de ondersteuningsteams van de scholen en gaat in gesprek over de invulling hiervan. Voortgezet onderwijs: over afstemming ondersteuningsteams scholen en gemeenten worden nadere afspraken gemaakt Beroepsonderwijs: In 2015 gaan we in gesprek met de ROC over de invulling van passend onderwijs. AWBZ / Passend onderwijs Overleg met samenwerkingsverbanden over gevolgen verandering AWBZ voor passend onderwijs. Zorgstructuur 0 tot 4 jaar doorontwikkelen en integreren in de lokale structuur
Wanneer schooljaar 2014/2015 en 2015/2016, tussentijds evalueren of inzet voortgezet wordt schooljaar 2014/2015 en 2015/2016, tussentijds evalueren of inzet voortgezet wordt 2015
2014/2015
2014/2015
_________________________________________________________________________________ 66
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
6.
CLIËNT EN KWALITEIT
6.1 De cliënt centraal Het gezin en hun vraag staan centraal. Er wordt niet meer over jeugdigen en ouders gesproken, maar met hen. Oplossingen worden, zoveel mogelijk, gezocht in samenspraak met het gezin en gezamenlijk met het gezin ingezet. Een goede match tussen cliënt en hulpverlener is belangrijk. Ouders hebben zelf de vrijheid om in overleg met de professional te bepalen welke ondersteuning -binnen de te stellen randvoorwaarden- passend is (keuzevrijheid). Ze voeren, waar mogelijk, zelf de regie. 6.2
Inspraak, medezeggenschap en klachtregeling
Het klachtrecht en inspraak en medezeggenschap bij de gemeente is niet expliciet in de Jeugdwet geregeld. Voor klachtrecht en inspraak bestaan al algemene regelingen, voor klachtrecht geldt hoofdstuk 9 van de Awb en voor inspraak geldt artikel 150 van de Gemeentewet. Gemeenten zijn in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. In de Verordening Jeugd worden in het kader van de rechtszekerheid bepalingen opgenomen over klachtrecht, inspraak en medezeggenschap. Deze bepalingen zijn zoveel mogelijk gelijk aan de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2015. Bij de voorbereiding van de decentralisaties zijn daarnaast cliënten, de Maatschappelijke Adviesraad en maatschappelijke partners intensief betrokken. Resultaten van bijeenkomsten en werkgroepen zijn betrokken bij het opstellen van beleidsplannen. Ook in het vervolg zullen we de voorbereiding van beleid nadrukkelijk met deze partijen oppakken. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in de Jeugdwet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtenregeling in zicht en geldt de gemeentelijke klachtenverordening. 6.3
Cliëntenparticipatie
Jeugdigen en hun ouders weten waar mogelijkheden en knelpunten liggen en hebben waardevolle ideeën over oplossingen. We regelen de betrokkenheid van cliënten en inwoners op lokaal niveau. In de gemeente Brummen hebben we een Maatschappelijke Adviesraad (MAR). De MAR adviseert het college bij beleidsbeslissingen. Daarnaast hebben we in de voorbereiding van de 3 decentralisaties diverse bijeenkomsten en werkgroepen georganiseerd waaraan inwoners hebben deelgenomen. Bij toekomstige beslissingen gaan we deze participatie op een zelfde wijze vormgeven. Op deze manier kunnen inwoners meedenken en betrokken worden bij beleidsbeslissingen. Op regionaal niveau worden mogelijkheden als een jongerenraad en een regionale Kinderombudsman verkend. Cliënten kunnen ook hun invloed uitoefenen binnen jeugdhulporganisaties en gecertificeerde instellingen. Grotere organisaties hebben (verplicht) een cliëntenraad en/of ouderraad. 6.4
Kwaliteitseisen, cliënttevredenheid en resultaat
In het landelijk wettelijk kader zijn algemene kwaliteitseisen opgenomen die gelden voor alle organisaties die jeugdhulp bieden. Op een aantal onderdelen worden specifieke normenkaders _________________________________________________________________________________ 67
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
ontwikkeld. Als gemeente zijn wij vooral geïnteresseerd in de kwaliteit van de dienstverlening (bijvoorbeeld via een cliënttevredenheid onderzoek) en het effect van de geboden zorg (resultaat van de interventie). In 2015 ontwikkelen we een systematiek om de resultaten rond de uitvoering van de nieuwe jeugdzorg taken vanaf 2015 goed te kunnen meten. We vinden van belang dat de verzamelde gegevens zicht geven op de tevredenheid van de cliënt en het effect van de geboden hulp. Dit geeft ons inzicht in de resultaten en mogelijkheden om bij te sturen. 6.5
Cliëntvertrouwenspersoon en cliëntondersteuning
Cliëntvertrouwenspersoon We zijn als gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de inkoop van onafhankelijk vertrouwenswerk. Op grond van de jeugdwet is het college ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen, ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn wettelijke vereisten. Vertrouwenspersonen dienen het belang van de jeugdige en/of de verzorger/ouder en werken uitsluitend op hun verzoek. Ze geven informatie over rechten, plichten en regels binnen de zorg voor jeugd. De vertrouwenspersoon kan ondersteunen bij het bespreekbaar maken van onvrede of indienen van een klacht. De inhoud van het vertrouwenswerk varieert van informatie en advies geven tot intensieve begeleidingstrajecten. In de huidige situatie bestaat het onafhankelijk vertrouwenswerk al in de provinciale jeugdzorg en de jeugd-GGZ. De gehandicaptenzorg heeft wel cliëntvertrouwenspersonen, maar die zijn meestal in dienst van de zorginstelling. Met de Jeugdwet gaat dit veranderen. Vertrouwenswerk wordt nu nog door verschillende organisaties uitgevoerd, die op verschillende manieren en met verschillende wettelijke kaders werken. In 2014 wordt een begin gemaakt met een harmonisatie. Gemeenten hebben besloten om het vertrouwenswerk gedurende drie jaar landelijk in te kopen. De VNG zal daartoe met een voorstel komen. Cliëntondersteuning Naast de vertrouwenspersoon bestaat ook een recht op cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning valt per 1 januari 2015 onder de WMO en geldt voor alle jeugdigen en hun ouders. Cliëntondersteuning wordt op een nieuwe wijze gedefinieerd in het wetvoorstel. Dat betekent onder meer we er als gemeente er zorg voor moeten dragen dat burgers kunnen worden geholpen met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving. Burgers moeten in het toegangsproces tot voorzieningen een beroep kunnen doen op een cliëntondersteuner die hem of haar bijstaat bij het behartigen van zijn of haar belangen en bij het verhelderen van zijn of haar ondersteuningsvraag. Dat geldt voor alle doelgroepen op alle levensgebieden. De ondersteuning kan diverse leefdomeinen van de cliënt betreffen: preventieve zorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De verwachting is dat voornamelijk kwetsbare burgers hiervan gebruik willen maken. Dit recht wordt opgenomen in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2015.
_________________________________________________________________________________ 68
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
6.6
Calamiteiten
We onderscheiden calamiteiten die plaatsvinden bij aanbieders / gecertificeerde instellingen en de gemeenschap als geheel. De Jeugdwet schrijft voor dat de aanbieder of de gecertificeerde instelling een melding doet van calamiteiten aan de inspectie. De inspectie kan deze partijen verzoeken een feitenonderzoek naar de situatie te doen en een verbeterplan op te stellen. In bepaalde situaties zal de inspectie zelf onderzoek verrichten en bekijken hoe de handhaving verder moet worden ingericht om doelgericht tot verbetering te komen. Soms hebben calamiteiten waarbij kinderen betrokken zijn grote impact op de lokale gemeenschap. Gemeenten kunnen direct aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid bij eventuele calamiteiten en geweld. De gemeenten zullen hiervoor elk lokaal een aanpak moeten ontwikkelen over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. Daarbij kan worden aangesloten bij het bestaande 9 calamiteitenprotocol van de Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland . 6.7
Het landelijk wettelijk kader
Hierin zijn algemene kwaliteitseisen opgenomen die gelden voor alle organisaties die jeugdzorg bieden. Op een aantal onderdelen worden specifieke normenkaders ontwikkeld. Toezicht op wettelijke kwaliteitseisen De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) ziet toe op de kwaliteit van de jeugdhulp. Daarnaast houdt zij samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht op de naleving van de wet door de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen. De handhaving gaat plaatsvinden op een vergelijkbare wijze als de IGZ nu handhaaft. Daarnaast zal de Inspectie Veiligheid en Justitie toezicht uitvoeren op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. 6.8
Uitvoeringsagenda cliënt en kwaliteit
De cliënt centraal In de lokale afspraken met partijen rondom toeleiding, toegang en verlenen van hulp leggen we vast dat het maken van keuzes voor hulp en ondersteuning en het opstellen van een jeugdhulpplan altijd in samenspraak met jeugdigen en ouders wordt gedaan, met uitzondering wanneer er sprake is van een maatregel die is opgelegd door de rechter. Ook bij partijen die rechtstreeks mogen verwijzen naar jeugdhulp proberen we deze werkwijze te bewerkstelligen. Cliënten hebben keuzevrijheid van aanbieders die deelnemen aan de raamovereenkomst. We zorgen als gemeente voor een divers aanbod van zorg in natura. Inspraak, medezeggenschap, klachtregeling en cliëntenparticipatie We hanteren de gemeentelijke klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen.
9
Voor meer informatie zie de website: http://www.vnog.nl/index.php/ghor/zorgcontinuiteit/1409-handboekzorgcontinuiteit.html
_________________________________________________________________________________ 69
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen zijn bij wet verplicht een regeling voor de behandeling van klachten te treffen over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen tegenover een jeugdige, ouder of pleegouder. Wij zien er op toe dat de klachtenprocedure volgens de wet wordt georganiseerd en dit maakt onderdeel uit van de contractering met deze aanbieders. Verder maken wij afspraken met aanbieders dat zij informatie aan ons beschikbaar stellen over klachten(afhandeling). Wij verwerken en implementeren de regionaal verzamelde en geanalyseerde informatie voor wat betreft het uitvoeren van de deze klachtenprocedure. De gemeente Brummen is voorstander van een informele behandeling van klachten en bezwaren en staat open voor de toepassing van mediation. We gaan eerst zelf in gesprek. Als het geschil blijft bestaan kan mediation worden ingezet. Bij de voorbereiding van beleid betrekken we cliënten, de Maatschappelijke Adviesraad en maatschappelijke partners.
Kwaliteitseisen, cliënttevredenheid en resultaat We meten de cliënttevredenheid met bijzondere aandacht voor de bejegening en het behaalde resultaat en stellen hiervoor een werkwijze vast. Cliëntvertrouwenspersoon en cliëntondersteuning We voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerkpleegouders. De vertrouwenspersonen hebben geen banden met de zorgaanbieder. Gemeenten hebben besloten om het vertrouwenswerk gedurende drie jaar landelijk in te kopen. De VNG zal daartoe met een voorstel komen. Calamiteiten We stellen een calamiteitenprocedure op die aansluit bij de verantwoordelijkheden op lokaal niveau en is afgestemd met de calamiteitenprotocollen van aanbieders.
_________________________________________________________________________________ 70
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
7.
FINANCIËLE MIDDELEN
7.1
Inleiding
Rondom de jeugdhulp zijn diverse financiële aspecten te onderkennen: Beschikbaar budget ( middelen van het Rijk voor de jeugd, middelen voor aanpalend beleid.) Uitgaven binnen budget en realiseren bezuinigingen.. Verdeling budgetten over de verschillende taken/opgaven en ondersteuning die daar bij hoort Verdeling budgetten over doelgroepen. Financiële consequenties afspraken waarborgen continuïteit van zorg? Financiële risico’s voor de gemeente? Hoe gaan we hier mee om? Zelf, in samenwerking met andere gemeenten? Solidariteit, risicoverevening? Deze aspecten worden in dit hoofdstuk nader geduid. 7.2
Beschikbaar budget Jeugdhulp
Definitieve budget in meicirculaire 2014 van het gemeentefonds Met ingang van 2015 krijgen gemeenten op basis van de Jeugdwet de beschikking over een budget voor jeugdhulp. In de meicirculaire van 2014 van het gemeentefonds (het financiële instrument waarmee de algemene overdracht van geld vanuit het rijk richting de gemeenten is geregeld) is het definitieve budget voor de uitvoering van de jeugdhulp voor 2015 opgenomen. Het budget is voor 2015 ‘historisch’ verdeeld. Vanaf 2016 wordt toegewerkt naar een objectief verdeelmodel. Het uitvoeringsbudget van de gemeente Brummen bedraagt in 2015 € 4.980.980. Voor de jaren na 2015 zijn nog geen budgetten bekend. Wel is duidelijk dat we in 2016 nog met een korting van 5% rekening moeten houden en in 2017 nog eens met een korting van 5%. Indicatief kan op basis daarvan de uitkering Brummen 2016 berekend worden op circa € 4.750.000 en vanaf 2017 op € 4.500.000. De verandering van de grondslag voor de verdeling van de budgetten richting de gemeenten vanaf 2016 naar een objectief model kunnen nog tot beduidende verschuivingen in de budgetten leiden. Dit kan zowel positief als negatief voor een gemeente uitpakken. Macro gezien, dus voor alle gemeenten samen, zal dit niet tot een ander totaalbedrag aan budget leiden. Geen eigen bijdrage, wel kan in specifieke gevallen een ouderbijdrage worden gevraagd Andere inkomsten dan het geld uit het gemeentefonds heeft de gemeente niet. Van de ouders van de jongere in jeugdhulp kan geen eigen bijdrage gevraagd worden, zoals dat bijvoorbeeld binnen de WMO wel kan. Wat binnen de jeugdhulp wel mogelijk is dat er in specifieke situaties een ouderbijdrage gevraagd kan worden, te vergelijken met ouderbijdragen die scholen voor kinderen kunnen vragen. Hoe deze mogelijkheid binnen de Jeugdhulp toegepast gaat worden moet nog nader uitgewerkt worden binnen de Verordening Jeugdhulp. De gedachte achter de mogelijkheid van een ouderbijdrage is het verband met de kosten van de aan een jeugdige geboden jeugdhulp, voor zover deze jeugdhulp verblijf buiten het gezin inhoudt, of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige. De ouderbijdrage is ingegeven door het besparingsmotief: ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben minder kosten voor die kinderen. _________________________________________________________________________________ 71
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Het geld voor de Jeugdhulp vanuit het gemeentefonds maakt deel uit van het sociaal deelfonds Daartoe behoren ook de gemeentefonds gelden voor de arbeidsparticipatie en voor de nieuwe WMOtaken vanaf 2015. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat het rijk en de gemeenten een grote relatie zien tussen deze drie onderdelen van het sociale domein. Desondanks zal er beheersmatig onderscheid gemaakt moeten blijven worden tussen de drie verschillende onderdelen. Dat betekent dat de gemeentefondsgelden voor arbeidsparticipatie en voor de WMO-taken 2015 niet als budget ten behoeve van de jeugdhulp gezien kan worden. Het denken in de samenhang is wel van groot belang bij het beoordelen van de hulpvraag. In de prijsstelling van de kosten van Jeugdhulp zal met dit breed denken rekening worden gehouden. Het sociaal deelfonds is ingesteld voor een periode van 3 jaar om de bestedingen van de afzonderlijke gedecentraliseerde taken te monitoren. In het Regionaal Transitie Arrangement hebben de acht gemeenten in de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe uitgesproken om het jeugdhulpbudget in 2015 beschikbaar te houden voor de ondersteuning en hulp voor jeugd. Gelden voor gemeentelijke taken van preventie in de zorg in brede zin Naast de genoemde drie onderdelen van het sociale deelfonds behoren ook de gelden die beschikbaar zijn gesteld door het rijk aan de gemeenten voor de taak van preventie in de zorg in brede zin. Het geld dat de gemeenten hiervoor krijgen betreffen de uitkering WMO-taken voor 2015 en de uitkering voor het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daarnaast krijgen de gemeenten binnen het algemene deel van het gemeentefonds geld om de jeugdgezondheidzorg in goede banen te leiden. Ook dit zijn allemaal middelen die niet direct aan de Jeugdhulp te koppelen zijn, maar wel vanuit het in samenhang denken door gemeenten ingezet kunnen worden om kosten van jeugdhulp te voorkomen dan wel te beperken. Uiteraard met als doel dat jeugdhulp minder nodig is en niet om kostenbesparing op zich. 7.3
Toedeling van de budgetten
Uitgangspunt is het beschikbare budget volledig inzetten voor jeugdhulp De toedeling van het beschikbare budget gaat uit van het volledig inzetten ten behoeve van de jeugdhulp. Structureel betekent dit dat het niveau aan budget vanaf 2017 het echte uitgangspunt is. Dit betekent dat in 2015 en 2016 theoretisch de kans bestaat dat de gemeente wat gaat overhouden. De afspraak is dat als dit gebeurt het geld voor de jeugdhulp beschikbaar blijft door het overschot toe te voegen aan de bestemmingsreserve Jeugdzorg. Het structurele niveau is vanaf 2017 15% lager dan de beschikbare middelen voor 2015. Dit moet voor de gemeenten haalbaar zijn door optimaal gebruik te maken van de samenhang van beleidsinstrumenten daarmee instroom in omvang en of duur te beperken. De toedeling aan de verschillende vormen van jeugdhulp kan bij dit alles dus uitgaan van 100% beschikbaarheid van het jaarlijkse budget. De navolgende uitwerking met 2015 als basis is daarmee in verhouding op alle jaren van toepassing.
_________________________________________________________________________________ 72
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
De toedeling kent geen onderscheid in doelgroep De jeugdhulp heeft 1 totale doelgroep en dat is de hulp nodig hebbende jongeren tot 18 jaar. De toedeling gaat daarmee alleen over de verschillende vormen van Jeugdhulp. De afkorting ZIN staat voor Zorg In Natura. Afgesproken is dat 80% van de budget ZIN bedoeld is voor instellingen die per 1-1-2015 jongeren al hulp bieden en voor jongeren die zij vanaf 1-1-2015 hulp gaan bieden. Hiermee wordt maximaal meegedacht in de continuïteit van hulpverlening. Mogelijke frictiekosten voor bestaande instellingen als gevolg van de decentralisatie kunnen daarmee zoveel mogelijk vermeden worden. De gemeenten nemen geen verantwoordelijkheid voor frictiekosten. De overige 20% van het budget voor ZIN is voor nieuwe situaties waarbij zowel bestaande instellingen als nieuwe instellingen gebruik van kunnen maken. Begroting Budget meicirculaire Budget woonplaatsbeginsel buiten woonplaats Landelijk transitiearrangement Transformatiebudget Uitvoeringskosten Bijdrage AMHK Garantstelling BJzG Jeugdzorgplus (niet landelijk) PGB Vektis (2011) Beschikbaar voor ZIN
7.4
€ 4.980.980 2% 3.76% 2,5% 3% inw Gebruik Gebruik Gebruik
€ 99.620 € 187.285 € 124.525 € 149.429 € 45.085 € 358.453 € 0 €545.325 € 3.471.258
Persoonsgebonden budget (PGB)
Het PGB is naast ZIN, een goed instrument is om tot individueel maatwerk te komen Voordelen van het PGB zijn dat mensen met een beperking de regie over hun eigen leven behouden. Zij hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij de zorg wensen te ontvangen. Daarnaast kan het PGB innovatie bevorderen in het beschikbare zorgaanbod, doordat aanbieders kunnen worden gefinancierd die niet door de gemeente zijn gecontracteerd. Aandachtspunten en nadelen in de afgelopen jaren De afgelopen jaren is echter gebleken dat het PGB ook een aantal aandachtspunten en nadelen met zich meebrengt. Zo is het aantal PGB’s de laatste jaren sterk gestegen. Hiermee is de financiële houdbaarheid van het PGB onder druk komen te staan. Ook is het PGB in sommige gevallen gebruikt voor het financieren van informele zorg die voorheen door dezelfde persoon zonder financiële _________________________________________________________________________________ 73
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
tegemoetkoming werd geboden. Ook bleek dat er in de praktijk niet altijd voldoende zicht was op de kwaliteit van de zorg die werd ingekocht met het PGB. Tot slot zijn er signalen die wijzen op oneigenlijk gebruik en fraude van het PGB. Op weg naar een solide PGB regeling De regering is al enkele jaren bezig om een solide PGB regeling in de AWBZ te realiseren. Dit is gedaan door onder meer de invoering van het zorgplan en het afleggen van huisbezoeken. De wijzigingen in de WMO 2015 en Jeugdwet zijn een volgende stap om de continuïteit van het PGB te garanderen. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid om het PGB-beleid af te stemmen op de lokale behoeften. Aanvullend hierop worden er wettelijke criteria gesteld om in aanmerking te komen voor een PGB en tevens wordt het trekkingsrecht ingevoerd als een manier om oneigenlijk gebruik van het PGB tegen te gaan. Met deze maatregelen beoogt de wetgever de voordelen van het PGB te behouden en te stimuleren, waardoor de vrijheid van de cliënt om te kiezen voor een PGB behouden blijft. Overgangsrecht huidige PGB-houders De huidige PGB houders hebben recht op continuïteit van hun aanspraak, uiterlijk tot en met 31-122015. 7.5
Risico´s
Rondom de uitvoering van de jeugdwet zijn diverse risico’s te benoemen. De uitvoering heeft in principe het karakter van een open eind regeling Het budget is economisch gezien gebaseerd op het principe van hoeveelheid maal prijs. De hoeveelheid hebben we niet direct in de hand. Hulp geven mag niet afhankelijk zijn of er nog budget is. Wel kunnen er situaties zich voordoen dat er bij instellingen wachtlijsten zich gaan ontstaan. Dan zullen er tussenoplossingen gevonden moeten worden. Als de vraag hoger is dan het budget toelaat, dan zullen de meerkosten ten laste van de algemene middelen komen. Eventuele voordelen zouden dan ten gunste van de algemene middelen komen. Omdat geen jaar hetzelfde zal zijn zal gewerkt worden met een egalisatiereserve. Desalniettemin zal de gemeente via haar eigen weerstandreserve het risico op een min of meer structureel tekort aan budget rekening moeten houden. Het risico op een overschot op het budget Als tegenhanger van voorstaand negatief risico moet ook het positief risico op een overschot op het budget benoemd worden. Het is daarbij dan wel zo dat bij een overschot de kans op een negatieve bijstelling van budget via de nieuwe objectieve verdeling groot is.
_________________________________________________________________________________ 74
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Zorgcontinuïteit huidige cliënten en overgangsrecht huidige PGB houders In 2015 geldt het overgangsrecht voor huidige cliënten in de jeugdhulp en voor PGB-houders . Dat beperkt de ruimte voor gemeenten in het sturen op de vraagontwikkeling en bij de contractering van aanbieders van bestaande cliënten. Het is de vraag of het macrobudget toereikend is voor alle taken die uit de Jeugdwet voortvloeien Met de sturingsprincipes van de Jeudgwet betreden gemeenten onbekend juridisch terrein. Op de inzet van jeugdhulp door onder andere huisartsen en gecertificeerde instellingen heeft de gemeente weinig invloed. Kortom, de financiële risico’s voor gemeenten zijn op dit moment moeilijk in te schatten, maar zeker niet uit te sluiten. Het betalen voor prestaties die niet geleverd worden Tot slot brengt de af te geven zekerheid op zorgcontinuïteit en de hiervoor benodigde infrastructuur in de vorm van afspraken m.b.t. zowel oude als nieuwe cliënten het risico met zich mee dat uiteindelijk betaald wordt voor prestaties die niet geleverd worden. De weerstandreserve van de gemeente moet op dit punt aangevuld worden, waarbij op dit moment het bedrag hiervoor nog niet duidelijk is. 7.6
Uitvoeringsagenda financiële middelen
We reserveren een risicoreserve (2% van het gemeentelijke budget) om een onverwacht stijgende vraag naar jeugdhulp en onvoorziene gebeurtenissen, mogelijk naar aanleiding van toepassing van het woonplaatsbeginsel, op te vangen (afhankelijk van wel/geen regionale afspraken over solidariteit) . We bieden de mogelijkheid van een PGB zoals bepaald in de Jeugdwet. We voeren het PGB volgens de wettelijke voorschriften uit. De mogelijkheid wordt opgenomen in de verordening en we stellen nadere regels vast. We gaan in 2015 met alle PGB-houders in gesprek over hun ondersteuningsbehoefte. Alle personen voor wie blijkt dat ondersteuning uit de Jeugdwet noodzakelijk is, krijgen uiterlijk 1-12016 een verleningsbeschikking. Op grond van de wettelijke bepalingen leggen we een ouderbijdrage op. De regels nemen we op in de Verordening Jeugdhulp.
_________________________________________________________________________________ 75
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
8. 8.1
MONITORING EN VERANTWOORDING Rol van de gemeente
Met de nieuwe integrale lokale structuur sluiten we zorg en ondersteuning beter aan bij de behoeften van onze inwoners. We stellen de behoefte van de inwoners centraal. De gemeente vervult in deze lokale structuur rond de decentralisaties een drietal rollen, namelijk een opdrachtgevende, regisserende en juridische rol. Deze rollen belichten we hieronder. Opdrachtgevende rol In de eerste plaats heeft de gemeente een opdrachtgevende rol. De gemeente is bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de nieuwe taken. Hier hoort bij dat de gemeente, met consultatie van inwoners en maatschappelijke partners, bepaalt welke doelstellingen worden nagestreefd. Dit resulteert in contracten, subsidieovereenkomsten of voorwaardenscheppende beleid. De door derden uit te voeren onderdelen van de sociale structuur kennen wel een gemeentelijke (ambtelijke) regievoerder alias contractbeheerder. Als opdrachtgever voor alle inspanning zoals loketten en teams treedt de bestuurlijk verantwoordelijk wethouder op. Regisserende rol In de tweede plaats heeft de gemeente een regisserende rol. Hieronder verstaan we dat de gemeente na het bepalen van de doelstellingen deze vertaalt naar meer concrete subdoelstellingen. Aan deze subdoelstellingen verbinden we indicatoren die we opnemen in een monitoringssysteem. De gemeente richt zich zoveel mogelijk op output en outcome sturing. We zijn terughoudend met input- en processturing. Vanuit de regierol, integraliteit van beleid en financiële risico’s kunnen we hiervan afwijken. De gemeente vervult ten aanzien van de zorgaanbieders zoveel mogelijk de rol van regievoerder en opdrachtgever. De gemeente gaat over het ‘wat’ en de zorgaanbieders gaan over het ‘hoe’ binnen de daarvoor door de gemeenteraad gestelde kaders. De gemeente beslist niet over het beschikbaar stellen van jeugdzorg voor een individuele cliënt. De zorgaanbieders bepalen hoe zij de zorg realiseren. Daarbij worden in overleg met de zorgaanbieders inhoudelijke afspraken gemaakt over prestatie indicatoren en monitoring. Op detailniveau treden we als gemeente niet voorschrijvend op. De administratieve belasting beperken we zoveel mogelijk. Hierbij blijft wel een resultaatgerichte verantwoording noodzakelijk. Juridische rol De derde rol die we onderscheiden is de juridische rol. De gemeente geeft formeel de beschikkingen af voor de individuele voorzieningen die aan zorg en ondersteuning worden geboden. Het advies hiervoor - de indicatie- mandateren we zoveel mogelijk aan de professionals. De gemeente voert wel een administratieve toets uit. Daarnaast heeft de gemeente als taak om bezwaar- en beroepsprocedures te organiseren. _________________________________________________________________________________ 76
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
8.2
Monitoringssysteem
Het monitoringssysteem integreren we in de systemen voor informatievoorziening en financiële administratie. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk. Vooraf bepalen we wie de monitoringsgegevens oplevert. De uitvoerende partijen verplichten zich de benodigde monitoringsgegevens op de gewenste momenten op te leveren. De gemeente beoordeelt de doelrealisatie aan de hand van de monitoringsgegevens. Dit kan aanleiding geven tot bijstelling van de opdracht, bijstelling van de uitvoering of bijstelling van doelstelling en monitoringssystematiek. Bij zorg en ondersteuning spreken zorgvrager en zorgaanbieder (incl. onderdelen lokale structuur) een beoogd resultaat af. Hiervoor bepalen zij een aanpak conform het leefringenmodel (ondersteuningsplan). Hieraan wordt een einddatum verbonden. Dit wordt onderdeel van de monitoringssystematiek. Meten van klanttevredenheid De klanttevredenheid wordt gemeten. We houden hierbij rekening met de bijzondere aspecten bij het meten van niet-vrijwillige zorg. Klanttevredenheid wordt zoveel mogelijk integraal beoordeeld op oplossingsgerichtheid voor de klant als prestatie van het gehele zorg- en ondersteuningstraject. 8.3
Beleidsinformatie
Vanaf 1 januari 2015 levert het CBS beleidsinformatie aan gemeenten. De informatie is gebaseerd op gegevens afkomstig van de aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen, die dit twee keer per jaar moeten aanleveren. Omdat het CBS wettelijk de mogelijkheden heeft om op BSN-niveau te koppelen met andere statistieken, kan het CBS een schat aan informatie opleveren over de toestand van kinderen en hun ouders op gemeente en wijkniveau en is het mogelijk te kijken naar het verband tussen jeugdhulp en kenmerken van gezinnen in een gemeente of wijk. 8.4
Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV)
De CORV is een digitaal knooppunt. De CORV zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitiële partijen en het gemeentelijke domein. Het betreft de uitwisseling van daadwerkelijke opdrachten waarbij van de ontvangende partij actie wordt verwacht. De digitale berichtuitwisseling via de CORV is veilig en snel, met gegarandeerde aflevering. Meer informatie is te vinden in de factsheet CORV. Elke gemeente is wettelijk verplicht op 1 januari te zijn aangesloten op de CORV. 8.5
Privacy
Cliënten moeten kunnen rekenen op een zorgvuldige omgang met privacy. Gegevens worden alleen met toestemming van de cliënt gedeeld met andere betrokkenen. Alleen als het de hulp en veiligheid van het kind in de weg staat, kan hier van worden afgeweken. VNG en het Rijk zijn bezig met opzetten van een project op het gebied van privacy. Er zal een aantal referentiemodellen voor gegevensuitwisseling worden opgesteld en deze zullen in de zomer juridisch worden getoetst. Dit najaar zullen gemeenten een handreiking Privacy ontvangen en worden trainingen georganiseerd voor mensen bij gemeenten en voor hulpverleners die hiermee te maken krijgen. Daarnaast wordt op korte termijn een praktische handreiking ontwikkeld waar informatie in staat over hoe nu wordt omgegaan met gegevensuitwisseling door professionals. _________________________________________________________________________________ 77
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
8.6
Uitvoeringsagenda monitoring en verantwoording
Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde instrumenten voor beleidsinformatie en zorgen voor de implementatie hiervan. Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde prestatie-indicatoren die door VNG/KING en het Rijk worden opgesteld. Dit zijn; de mate van uitval, (cliënt)tevredenheid en doelrealisatie. Lokaal werken we een monitoring- en evaluatiesystematiek nader uit. Bij het bepalen van gemeentelijke outcomecriteria maken we o.a. gebruik van data die het CBS verzamelt. We zorgen voor een veilige technische aansluiting op CORV via digikoppeling melding (EBMS). Hiermee is sprake van een goede technische aansluiting tussen de lokale situatie en het gedwongen kader. We bepalen welke werkwijze we willen hanteren voor gegevensuitwisseling en privacy. Wij stellen, op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens, een privacy protocol op en implementeren dit.
_________________________________________________________________________________ 78
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
BIJLAGE 1
VERVOLGSTAPPEN DECENTRALISATIE JEUGDZORG
In deze bijlage geven we aan hoe de verdere aanpak voor de voorbereiding en uitvoering van de decentralisatie jeugdzorg eruit ziet. We geven inzicht in de vervolgstappen . De vervolgstappen worden steeds gezet in samenhang met de vervolgstappen voor de andere 2 decentralisaties. Dit lokale beleidsplan maakt samen met de regionale uitvoeringsnota onderdeel uit van ontwerpfase. We zijn inmiddels ook gestart met het treffen van voorbereidingen voor de implementatiefase. Dit hebben we gedaan omdat het korte voorbereidingstraject tot de invoering van de nieuwe taken het niet toestaat om stil te staan. Hieronder geven we de verschillende fasen schematisch nogmaals aan . De fasen en de werkwijzen zijn in het integraal beleidskader 3 decentralisaties nader toegelicht. Hier beperken we ons tot een korte beschrijving en de belangrijkste resultaten. De ontwikkelfase is inmiddels afgerond.
Ontwikkelfase
Ontwerpfase
Implementatiefase
Uitvoeringsfase
Ontwerpfase De ontwerpfase heeft als doel om te bepalen op welke wijze we de nieuwe jeugdzorg taken gaan uitvoeren. Dit doen we aan de hand van de visie, uitgangspunten en uitvoeringsprioriteiten. In juni is de beleidsnota Inkoop Jeugd door de raad vastgesteld. Naast dit lokale beleidsplan en de regionale uitvoeringsnota leidt de ontwerpfase tot de Verordening Jeugd en nader uit te werken beleidsregels en kwaliteitskaders. De Jeugdwet geeft de gemeente een verordeningsplicht over te verlenen individuele voorzieningen, de voorwaarden voor toekenningen en over de wijze waarop de individuele voorziening is afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Ook in deze fase is er samenwerking met de regiogemeenten. Ook zetten we in de zomer verdere stappen in de inkoop van zorg- en ondersteuningsvormen. Implementatiefase: zomer en najaar 2014 In de implementatiefase treft de gemeente (intern) en maatschappelijke partners (extern) organisatorische voorbereidingen om op 1 januari 2015 de nieuwe taken te kunnen uitvoeren. Hiervoor is het van belang dat de inkoop en de mogelijke subsidie(toekennings)trajecten worden afgerond. We richten onze bedrijfsvoering in op de uitvoering van de Jeugdwet in samenhang met de andere 2 decentralisaties. We regelen de benodigde capaciteit, bevoegdheden en mandaten. We zorgen voor een goede ICT-voorziening (facturatie; administratie van verleningsbeschikkingen en verplichtingen). Ook wordt de wijze waarop we de procesbewaking vormgeven uitgewerkt en bereiden we de monitoring- en evaluatiesystematiek verder voor. Ook in deze fase kunnen besluiten worden voorgelegd rondom de benodigde verordeningen en beleidsregels.
_________________________________________________________________________________ 79
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Uitvoeringsfase: vanaf 1 januari 2015 In de uitvoeringsfase start de uitvoering. We gaan deze uitvoering intensief volgen en stellen waar nodig bij. De opzet hiervan werken we nader uit. Als wetgeving op deelterreinen dit vereist, zullen we waar nodig aanvullende beleidsstukken opstellen.
_________________________________________________________________________________ 80
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
BIJLAGE 2 Agb code AMK AMHK ASHG AWBZ BJZ 3D DBC CIZ CJG GGZ jeugd GGD ICT IVH MAR MBO NCJ NOG OOGO OTS OZC OZS PGB PGJ PO RIVM ROC RTA SBO SGJ SHG SWV TLV VB VNG VO VOG (V)SO Wlz Wmo Wth ZIN Zvw
LIJST AFKORTINGEN Algemeen gegevensbeheer code Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg 3 Decentralisaties, te weten werk, Wmo, Jeugdzorg en Participatie Diagnose behandel combinatie Centraal Indicatieorgaan Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (ook jeugd-ggz, j-ggz) Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Informatie- en communicatietechnologie Integrale Vroeghulp Maatschappelijke Adviesraad Middelbaar beroepsonderwijs Nederlands Centrum Jeugdgezondheid Noord- en Oost Gelderland Op overeenstemming gericht overleg Ondertoezichtstelling Onderwijs Zorg Centrum Onderwijs Zorg Steunpunt Persoonsgebondenbudget Provinciaal Gefinancierde Jeugdzorg Primair onderwijs Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Opleidingscentrum Regionaal Transitie Arrangement Speciaal Basisonderwijs Stichting Gereformeerd Jeugdwerk Steunpunt Huiselijk geweld Samenwerkingsverband Toelaatbaarheidsverklaring Verstandelijke beperking Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voortgezet onderwijs Verklaring omtrent gedrag (Voortgezet) Speciaal Onderwijs Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet tijdelijk huisverbod Zorg in natura Zorgverzekeringswet
_________________________________________________________________________________ 81
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3. Regionaal Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd
Regionaal Uitvoeringsnota Zorg voor jeugd Kenmerk : INT14.2803 Vastgesteld : raadsvergadering van 16 oktober 2014 met kenmerk RB14.0069 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 82
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Inhoudsopgave
1. Inleiding
85
2. Zorggebruik in de gemeenten van de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe
87
3. Toegang tot individuele voorzieningen
88
A) Gemeentelijke toegang
88
B) Gedwongen kader
89
C) Crisishulp en spoedeisende zorg
91
D) Huisarts, medisch specialist en jeugdarts
91
4. Sturing en bekostiging
92
5. Budgetten
96
6. Cliënt en kwaliteit
102
7. Monitoring en beleidsinformatie
106
8. Gemeentelijke bedrijfsvoering
106
9. Bijlage I: uitvoeringsagenda
108
10. Bijlage II: risico-paragraaf
115
11. Bijlage III: conversietabel.
117
_________________________________________________________________________________ 83
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Samenvatting Op 1 januari 2015 is de transitie een feit en gaat het oude stelsel over naar een nieuw stelsel van zorg voor jeugd onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dit nieuwe stelsel geeft gemeenten de kans om de zorg en ondersteuning veel eerder en dichterbij gezinnen in de wijk te organiseren. Het lokaal preventief jeugdbeleid en de zwaardere vormen van zorg komen onder één verantwoordelijkheid van de gemeente en dit biedt de mogelijkheid om daadwerkelijk een verschuiving van inzet van zwaardere naar lichtere vormen van zorg te bereiken. In de afgelopen periode is een groot aantal documenten opgesteld die een goed beeld geven van de ontwikkelingen en keuzes die de gemeenten in de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe (MIJ/OV) hebben gemaakt. In oktober 2013 is het Regionaal transitiearrangement (RTA) vastgesteld met daarin de waarborg van de continuïteit van zorg voor de kinderen in zorg en het behoud van de regionale zorginfrastructuur. In maart 2014 is vervolgens de Regionale Kadernotitie vastgesteld met de inhoudelijke hoofdlijnen van de inrichting van het nieuwe stelsel. Daarna is de Beleidsnota inkoop jeugd in juni/juli 2014 vastgesteld waarin de kaders voor het inkoopproces zijn vastgelegd. Deze Regionale uitvoeringsnota is de laatste nota in deze reeks en bevat de concrete uitwerking van de beslispunten uit de vorige nota’s, aangevuld met die onderwerpen die geregeld moeten zijn op het moment van transitie. Een wezenlijke verandering ten opzichte van het oude stelsel is de inrichting van de toegang. De huidige indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg (Bjz) vervalt en de toegangstaak wordt op lokaal niveau ingevuld zodat veel sneller en laagdrempelig de juiste hulp en ondersteuning kan worden geboden. De uitvoeringsnota gaat als eerste in op de inrichting van de lokale toegang, naast de andere mogelijkheden van toegang tot de jeugdhulp. De gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp zoals die nu geboden wordt door de provinciale jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (J-GGz) en de zorg voor jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking (J-LVB). Voor het eerst komen deze sectoren, die allemaal hulp en ondersteuning bieden aan kinderen, onder één aansturing. Deze integratie biedt inhoudelijke kansen om betere zorg te bieden aan kinderen maar ook om efficiency winst te behalen, noodzakelijk om de opgelegde bezuinigingen te halen. In deze uitvoeringsnota geven wij de aanzet voor een nieuwe sturings- en financieringssystematiek die geleidelijk zal worden geïntroduceerd en in de komende jaren verder doorontwikkeld zal worden. Vanzelfsprekend zijn in de uitvoeringsnota ook overzichten opgenomen van de beschikbare budgetten voor de zorg voor jeugd. Het onderdeel cliënt en kwaliteit gaat onder andere in op de inspraak, het klachtrecht en de ondersteuning van cliënten in het nieuwe jeugdstelsel. De (rechts)positie van cliënten zoals opgenomen in de nieuwe Jeugdwet is grotendeels een voortzetting van de huidige situatie. Wel kunnen gemeenten veel directer hun inwoners betrekken bij de vormgeving van het jeugdbeleid en zijn gemeenten veel directer aanspreekbaar op de resultaten van het beleid. De uitvoeringsnota sluit af met de inrichting van de monitoring en beleidsinformatie en de gemeentelijke bedrijfsvoering. Monitoring en beleidsinformatie zijn essentieel voor de gemeentelijke sturing en regie op de zorg voor jeugd. Het geeft inzicht in de behaalde resultaten en biedt mogelijkheden voor bijsturing. Tot slot zal de uitvoering van deze nieuwe taak op het terrein van de zorg voor jeugd gevolgen hebben voor de inrichting van de gemeentelijke bedrijfsvoering. De uitvoering van de zorg voor jeugd wordt, samen met alle andere nieuwe taken binnen het sociaal domein, een belangrijke en omvangrijke kerntaak van de gemeenten. _________________________________________________________________________________ 84
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1. INLEIDING Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van hulp en ondersteuning voor de jeugd. Deze overdracht van taken naar gemeenten is één van de grootste decentralisatie opgaven van de laatste jaren. Samen met de andere decentralisaties van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Awbz) naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de invoering van de Participatiewet wordt het sociale domein, inhoudelijk en financieel, een groot onderdeel van het takenpakket van gemeenten. Deze nieuwe taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten bieden goede kansen voor een beleid waarbij burgers directer en beter worden geholpen. Tegelijkertijd worden de financiële risico’s voor gemeenten groter en nemen de budgetten af die vanuit het Rijk voor deze taken beschikbaar worden gesteld. Participatiesamenleving Ook verandert de verhouding tussen de overheid in het algemeen en haar inwoners: de eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers staan centraal. Bij iedere hulpvraag worden de mogelijkheden van het sociale netwerk onderzocht. Pas wanneer de problemen zo groot worden dat ze de mogelijkheden van het gezin en het netwerk te boven gaan en ook de inzet van algemene voorzieningen niet voldoende zijn, kan een beroep worden gedaan op individuele voorzieningen. Inzetten op preventie en het daarmee voorkomen van een zwaardere hulpvraag blijft van groot belang. De andere verhouding tussen de gemeente en haar inwoners betekent voor alle betrokkenen (cliënten, aanbieders en gemeenten) een forse cultuuromslag. Samenwerking met onderwijs: Naast de drie decentralisaties in het gemeentelijk domein is ook ‘passend onderwijs’ relevant voor de jeugdzorg. Het onderwijs is een belangrijke vindplaats voor jeugd, en de samenwerkingsverbanden en gemeenten hebben afgesproken om samen te werken met als doel: passend onderwijs en passende zorg voor elke jeugdige die dat nodig heeft. Lokale en regionale context De transitie van de jeugdzorg heeft als doel op lokaal niveau, zo dicht mogelijk bij de burgers de passende hulp en ondersteuning te bieden. Op die manier richten wij, de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen, het nieuwe stelsel in: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat moet. De regie op de uitvoering ligt op lokaal niveau en de gemeenten in de regio werken op niveau van de regio MIJ/OV samen, bijvoorbeeld op het gebied van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Zeer specialistische hulpverlening zoals de Jeugdzorg Plus wordt op nog grotere schaal georganiseerd. Het kind en/of gezin met een vraag naar hulp of ondersteuning op lokaal niveau staat steeds centraal en dit betekent dat er goede schakels moeten zijn tussen al die verschillende vormen van hulp en ondersteuning op lokaal, regionaal en bovenregionaal niveau. Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd Gemeenten zijn wettelijk verplicht om uiterlijk op 31 oktober 2014 een door de gemeenteraad goedgekeurd beleidsplan te hebben. Dat is deze Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd, aangevuld met een Lokale Uitvoeringsnota per gemeente. Al eerder hebben de verschillende gemeenteraden nota’s vastgesteld die gezamenlijk in de regio zijn ontwikkeld. Dit zijn het Regionaal
_________________________________________________________________________________ 85
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
10
transitiearrangement, de Regionale Kadernotitie Jeugd en de Beleidsnota Inkoop Jeugd . Deze uitvoeringsnota bouwt daarop voort. Deze uitvoeringsnota is het resultaat van regionale samenwerking. Het bevat afspraken over die onderdelen die wij samen of eenduidig willen organiseren. Die gezamenlijke afspraken moeten bijdragen aan de efficiëntie en effectiviteit van ons nieuwe jeugdstelsel. Daarnaast heeft iedere gemeente afzonderlijk de taak en ruimte om invulling te geven aan zijn eigen lokale beleid waar het regionale beleid op aansluit. Specifiek lokale taken zoals de informatie en adviesfunctie, signalering, 11 de toeleiding naar vrij toegankelijke hulp, de licht pedagogische hulpverlening en de coördinatie van zorg, blijven een lokale verantwoordelijkheid. De transitie van de zorg voor jeugd is onder grote tijdsdruk uitgevoerd. Dit betekent dat de uitvoering van veel voornemens van de Uitvoeringsagenda noodgedwongen parallel loopt aan de opstelling van deze nota. Zo moesten wij naar aanleiding van een bestuursopdracht van het Rijk al voor 1 februari 2014 afspraken maken met Bureau Jeugdzorg Gelderland. Die afspraken met BJzG gelden voor 1 jaar. Met de aanbieders zijn uiterlijk 1 juli 2014 afspraken gemaakt gelet op behoud van continuïteit van zorg in 2015. Hiervoor zijn tegelijkertijd met het opstellen van deze Uitvoeringsnota de overeenkomsten (raam- en voorloopovereenkomst) met de aanbieders opgesteld. Binnen die krappe marges en alle onduidelijkheden over budgetten hebben wij deze bestuurlijke opdrachten uitgevoerd. Looptijd Deze Uitvoeringsnota geldt voor de jaren 2015 en 2016. Deze termijn loopt daarmee gelijk op met het RTA: in de Beleidsnota Inkoop is besloten de termijn van dat RTA met één jaar te verlengen. Ook de 12 overeenkomsten met de aanbieders op basis van de raamovereenkomst gelden voor twee jaar. Met deze termijn is sprake van een uniforme cyclus van beleid en inkoop. Tijdens de uitvoering van de nieuwe wettelijke taken zullen wij telkens bekijken hoe de voortgang verloopt en hoe het nieuwe e stelsel in de praktijk werkt. Een officiële evaluatie zal in het 2 kwartaal van 2016 plaatsvinden als opmaat naar een nieuwe uitvoeringsnota die eind 2016 aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd. Opbouw en leeswijzer De opbouw van deze Uitvoeringsnota is als volgt: ieder hoofdstuk kent dezelfde driedeling: Waar gaat het over: wat zegt de Jeugdwet over het onderwerp en wat is de actualiteit in de regio; Wat is eerder besloten: welke besluiten zijn al genomen in de Regionale Kadernotitie, het Regionaal transitiearrangement en de Beleidsnota Inkoop; Uitvoeringsagenda (wat gaan we doen): dit deel beschrijft de taken die uitgevoerd moeten worden om op 1 januari te kunnen starten met het nieuwe stelsel van zorg voor jeugd. Daar waar in de tekst “wij” of “gemeenten” staat, wordt bedoeld de samenwerkende gemeenten in de 13 regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe . 10
De volledige naamgeving van deze nota’s is: - Samenwerken aan betere jeugdzorg, Regionaal transitiearrangement “transformatie centraal” regio MiddenIJssel/Oost-Veluwe, oktober 2013. - Samen sterk voor onze jeugd! Kadernotitie jeugd regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe, maart 2014. - Beleidsnota inkoop jeugd, regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe, juni/juli 2014. 11 Het gaat met name om “lichte” ondersteuning zoals scholing, lezingen, cursussen of trainingen die vrij toegankelijk zijn. 12 Met aanbieders bedoelen wij zowel de instellingen als de vrijgevestigden. 13 Dit zijn de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen
_________________________________________________________________________________ 86
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 2 start met een overzicht van het zorggebruik in de gemeenten in de regio. Hoofdstuk 3 gaat over de verschillende onderdelen van de toegang tot de jeugdhulp. Hoofdstuk 4 beschrijft de sturing en bekostiging op grond waarvan wij de jeugdhulp inkopen. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de budgetten en meer inzicht waaraan het budget voor de zorg voor jeugd wordt besteed. Hoofdstuk 6 gaat in op cliënt en kwaliteit. Hoofdstuk 7 beschrijft de beleidsinformatie en monitoring. De Uitvoeringsnota sluit af met de gemeentelijke bedrijfsvoering in hoofdstuk 8. In bijlage I is een overzicht opgenomen van de volledige uitvoeringsagenda. Daarbij is ook aangegeven op welk niveau de afspraak wordt uitgevoerd, of door elke gemeente afzonderlijk of door regionale samenwerking. In bijlage II is ook een risicoanalyse van de transitie van de jeugdzorg opgenomen met mogelijke beheersmaatregelen.
2. ZORGGEBRUIK IN DE GEMEENTEN VAN DE REGIO MIDDEN-IJSSEL/OOSTVELUWE De onderstaande tabel geeft een beeld van het zorggebruik in de gemeenten van de regio MIJ/OV. In deze tabel zijn de cijfers opgenomen van de huidige provinciale jeugdzorg, de Awbz en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De aantallen in de tabel betreffen géén unieke cliënten. Cliënten kunnen tegelijkertijd meerdere vormen van zorg krijgen en dus meerdere keren worden geteld in verschillende categorieën. 2012 Provinciaal
Apeldoorn Brum m en Epe
Hattem
Heerde
Lochem
Voorst
Zutphen
Ambulante jeugdzorg
580
50
60
15
35
70
40
150
Dagbehandeling
120
10
10
5
5
15
5
30
Residentiële jeugdzorg
195
5
15
5
5
30
10
50
Pleegzorg
245
15
30
10
20
25
15
80
Ondertoezichtstelling (OTS)
465
35
50
20
25
40
40
140
Voogdij
110
15
10
5
5
15
20
40
Jeugdreclassering
145
15
25
5
15
20
10
55
1.860
145
200
65
110
215
140
545
Totaal alle vorm en van jeugdzorg AWBZ Zorg die overgaat naar Jeugdw et ZVW
Apeldoorn Brum m en Epe 800
90
Hattem 140
Apeldoorn Brum m en Epe
Heerde 75
Hattem
Lochem 85
Heerde
Voorst
140 Lochem
Zutphen 95
Voorst
350 Zutphen
1e lijns geestelijke gezondheidszorg
750
105
105
15
35
140
110
250
2e lijns geestelijke gezondheidszorg
2.035
260
295
150
210
385
220
735
Totaal alle zorgvorm en
5.445
600
740
305
440
880
565
1.880
Let op! Het betreft hier geen unieke clienten! Het kan zijn dat er meerdere trajecten volgtijdig zijn of clienten die onder verschillende financieringsstromen vallen.
_________________________________________________________________________________ 87
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3. TOEGANG TOT INDIVIDUELE VOORZIENINGEN Wat zijn overige en individuele voorzieningen? De Jeugdwet maakt een onderscheid in overige voorzieningen en individuele voorzieningen. Overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk en dit betekent dat burgers géén beschikking van de gemeente nodig hebben om hiervan gebruik te maken. De gemeente hoeft dus geen toegang te verlenen tot deze vrij toegankelijke voorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn de diensten of activiteiten van de jeugdgezondheidszorg, het algemeen jeugd- en jongerenwerk en het (school)maatschappelijk werk. Een voorbeeld uit de Wmo 2015 is dat iedere gemeente verplicht is om cliëntondersteuning als kostenloze overige voorziening te organiseren voor alle (groepen) burgers. Individuele voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk en vereisen een verleningsbeschikking van de gemeente voordat burgers daarvan gebruik kunnen maken. Voorbeelden van individuele voorzieningen zijn ambulante zorg, pleegzorg of 24-uurs zorg. Dit hoofdstuk gaat over de verschillende wegen om toegang te krijgen tot deze individuele voorzieningen. In de Beleidsnota Inkoop is het onderscheid bepaald welke voorzieningen tot de overige en individuele voorzieningen behoren. De toegang tot de individuele voorzieningen is vanuit verschillende wegen mogelijk: a) Zo kunnen ouders en hun kinderen met hun hulpvraag zichzelf aanmelden voor hulpverlening op vrijwillige basis; b) In plotselinge crisissituaties waarbij direct spoedeisende zorg nodig is voor de borging van de veiligheid van het kind is direct toegang mogelijk tot een individuele voorziening; c) Verder kan toegang tot een individuele voorziening vanuit het gedwongen kader plaatsvinden: de kinderrechter kan bepalen dat ingeval van een ondertoezichtstelling en mogelijke uithuisplaatsing ook een individuele voorziening noodzakelijk is; d) En tot slot heeft de Jeugdwet bepaald dat ook huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen toegang kunnen verlenen tot een individuele voorziening. Deze vier mogelijkheden van toegang tot individuele voorzieningen zijn hieronder beschreven. A) Gemeentelijke toegang Waar gaat het over? Gemeenten moeten een laagdrempelige en herkenbare toegang tot ondersteuning en jeugdhulp inrichten. Daarbij hebben gemeenten de vrijheid om de toegang in te richten op een manier die past bij de lokale omstandigheden. Hoe de toegang wordt vormgegeven, bijvoorbeeld als (CJG) loket of wijkteam kan per gemeente verschillen. De gemeenten stemmen de criteria af waaraan de lokale toegang moet voldoen. Wat is eerder besloten? We spreken samen af welke zorg niet-vrij toegankelijk is en richten op een eenduidige manier de toeleiding naar de bovenlokale zorgvormen in. Uitvoeringsagenda 1) Wij hebben afspraken gemaakt over de inrichting van de toegang waarbij: _________________________________________________________________________________ 88
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
a.
2)
Elke gemeente op lokaal niveau de vrijheid heeft om de vorm van de toegang te bepalen en zelf verantwoordelijk is voor een tijdige inrichting van deze toegang; b. Wij stemmen het competentieprofiel met elkaar af waaraan de toegangsverleners (de gemandateerde professionals) tot de individuele voorzieningen moeten voldoen. Wij stemmen de criteria met elkaar af die gelden bij de toegangsverlening tot de individuele voorzieningen (niet vrij toegankelijk).
B) Gedwongen kader Het gedwongen kader gaat over de onderdelen: jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast is sprake van raakvlakken tussen het gedwongen kader en de Jeugdzorg Plus en het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jeugdigen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Waar gaat het over? Gemeenten moeten afspraken maken met de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling(en) over de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Instellingen moeten aan kwaliteitseisen voldoen en een certificaat halen voordat zij deze taken mogen uitvoeren. De huidige uitvoerders van de jeugdbescherming en jeugdreclassering zoals BJzG, de William Schrikker groep (WSG) en het Leger des Heils zullen naar verwachting hun taken voortzetten maar ook kunnen nieuwe instellingen zich aanmelden voor de uitvoering van deze taken. Een bijzondere verantwoordelijkheid voor de gemeenten is de leveringsplicht (open einde regeling) in het gedwongen kader. Het is de plicht van gemeenten om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van gecertificeerde instelling(en), dat wil zeggen voldoende voogden en reclasseerders die kinderen met een maatregel kunnen begeleiden. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling de bijzondere bevoegdheid om zelfstandig te bepalen welke jeugdhulp zij nodig acht voor een kind bij de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Gemeenten maken op regionale schaal afspraken over de invulling van deze taken. AMHK Het AMHK richt zich op alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en op alle leeftijdsgroepen en heeft een eigen wettelijke bevoegdheid tot onderzoek. Gemeenten krijgen in de nieuwe Wmo de plicht om een AMHK als regionale voorziening te organiseren. In essentie gaat het om een fusie van het huidige Steunpunt Huiselijk Geweld (uitgevoerd door Stimenz) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling bij BJzG. Door het ministerie van VWS is aan de 35 centrumgemeenten een trekkersrol toebedeeld. Tot en met in elk geval 2016 zal het AMHK bekostigd worden uit de decentralisatieuitkering van de 35 centrumgemeenten en een AMK-deel uit de huidige jeugdzorgbudgetten.
_________________________________________________________________________________ 89
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Een melding bij het AMHK kan leiden tot een advies over hoe om te gaan met de situatie door bijvoorbeeld een inzet van een (vrij toegankelijke) overige voorziening zoals het maatschappelijk werk of een toeleiding naar de lokale toegang wanneer er toch een individuele voorziening nodig blijkt. Het raakvlak met het gedwongen kader zit hierin dat het AMHK een melding kan doen bij de Raad voor de Kinderbescherming wat uiteindelijk kan leiden tot een maatregel. Jeugdzorg Plus Jeugdzorg Plus of gesloten jeugdzorg is een vorm van zorg en behandeling voor jeugdigen met ernstige en gecompliceerde gedragsproblemen die tegen zichzelf beschermd moeten worden of zich aan de noodzakelijke zorg dreigen te onttrekken. Jeugdigen worden ongeacht of ze dit willen opgenomen en krijgen in hun eigen belang hulp in een gesloten omgeving. Dit gebeurt op besluit van de kinderrechter (na toetsing door een onafhankelijke gedragswetenschapper). De lokale toegang kan als gemandateerde van het college een beschikking afgeven voor de Jeugdzorg Plus. Bij de hulpverlening in de Jeugdzorg Plus moet de lokale toegang nadrukkelijk worden betrokken. Wat is eerder besloten? We maken uniforme afspraken met de jeugdbescherming en jeugdreclassering en trekken samen op in de afstemming met de kinderrechters. Uitvoeringsagenda 1) In de regio MIJ/OV zijn meerdere gecertificeerde instellingen werkzaam. Wij contracteren en garanderen, gelet op de geldende leveringsplicht, een voldoende aanbod voor de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering; 2) Wij maken afspraken over de aansluiting tussen de gecertificeerde instellingen en de lokale toegang. Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn integraal onderdeel van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. De regie over het gehele traject vindt plaats vanuit de lokale toegang. Elke gemeente zorgt voor een tijdige lokale invoering van deze afspraken; 3) Wij maken afspraken over de structuur en procedures voor zowel de drang als dwang voorzieningen en maatregelen. De lokale toegang moet over voldoende mogelijkheden beschikken om drang en dwang in te zetten en zo te voorkomen dat kinderen in het gedwongen kader terecht komen. Elke gemeente zorgt voor een goede lokale inbedding van deze afspraken; 4) Wij hebben een samenwerkingsprotocol afgesproken met de Raad voor de Kinderbescherming. Dit gaat onder andere over procesafspraken rond de toeleiding, het raadsonderzoek, de overdracht en de samenwerking en de borging van de veiligheid van het kind; 5) Het AMHK noordoost Gelderland krijgt een werkgebied dat synchroon loopt met de Veiligheidsregio (waarmee de relatie is gelegd met openbare orde en veiligheid), de GGD-regio en de jeugdzorgregio’s Noord-Veluwe, Midden-IJssel/Oost-Veluwe en de Achterhoek; 6) De centrumgemeenten voor vrouwenopvang en huiselijk geweld (Apeldoorn, Arnhem, Ede en Nijmegen) werken samen om een basismodel voor het AMHK te ontwikkelen. Met het model gaan de betrokken organisaties proefdraaien. Eind 2014 moeten de 22 gemeenten met een bedrijfsplan en bijbehorende begroting ingestemd hebben; 7) Gemeenten maken werkafspraken met partijen (zoals de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en de officier van Justitie) die een verzoek kunnen doen bij de rechter voor een machtiging gesloten jeugdhulp.
_________________________________________________________________________________ 90
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
C) Crisishulp en spoedeisende zorg Waar gaat het over? Een crisissituatie kan leiden tot een beroep op spoedeisende zorg en crisishulp. Spoedeisende zorg is dan ook bedoeld om snel te kunnen ingrijpen bij een crisissituatie. Het gaat om de 24/7 beschikbaarheid van een professional die interventiehulp biedt in het gezin. Het streven is uithuisplaatsing zoveel mogelijk te voorkomen. Als het nodig is in het belang van de veiligheid van het kind, dan kan het kind (tijdelijk) elders worden opgevangen. We onderscheiden de spoedeisende zorg (interventiehulp) van de crisishulp (bedden). In feite vormt de spoedeisende zorg de toegang tot de crisishulp. Wel is het belangrijk dat wijkteams en/of het CJG en relevante lokale voorzieningen optimaal worden benut wanneer spoedeisende zorg geboden is. Opvang van een cliënt in crisishulp zou maximaal vijf werkdagen moeten duren, daarna stroomt een cliënt door naar een individuele voorziening, waarvoor een verleningsbeschikking is vereist. De zeven Gelderse jeugdzorgregio’s (G7) werken samen op bovenregionale vraagstukken binnen de 14 transitie jeugdzorg . De inkoop van spoedeisende zorg wordt bovenregionaal voorbereid vanwege de benodigde expertise en de relatief beperkte omvang van het zorggebruik. Zoals in het RTA is besloten continueren wij de spoedeisende zorg in 2015 bij BJzG. Daarbij moet in 2015 een goede afstemming plaatsvinden met het AMHK. Vanaf 2016 kan de spoedeisende zorg anders worden ingericht waarbij aanhaking bij het AMHK een mogelijkheid is. Ook dan blijft onze inzet het totstandbrengen van verbinding met de lokale situatie en het zoveel als mogelijk benutten van de lokale structuur en voorzieningen. Wat is eerder besloten? We ontwikkelen op bovenlokaal niveau het beleid ten aanzien van de spoedeisende zorg. Uitvoeringsagenda 1) De routing en werkwijze voor spoedzaken is expliciet uitgeschreven en uitgewerkt in protocollen, zodat taken en verantwoordelijkheden voor (professionals van) alle betrokken partijen helder zijn. Hierin is duidelijk aangegeven hoe de toegang tot de bovenregionale spoedeisende zorg werkt in relatie tot de lokale toegang en de toegang vanuit de huisarts, medisch specialist en jeugdarts; 2) Iedere gemeente zorgt voor inbedding van deze informatie bij de betrokken lokale partijen. Ook zorgt iedere gemeente voor voorlichting aan ouders en jeugdigen hoe de spoedeisende zorg is georganiseerd; 3) Wij maken afspraken over de samenwerking in 2015 tussen de spoedeisende zorg die BJzG uitvoert en het AMHK; 4) In 2015 borgen wij de spoedeisende zorg bij BJzG. Op termijn streven wij naar verbreding omdat daar inhoudelijke winst kan worden behaald. Wij onderzoeken dan ook de mogelijkheden voor verbreding naar een intersectorale en integrale crisisdienst voor jeugd en volwassenen. D) Huisarts, medisch specialist en jeugdarts Waar gaat het over? De huisarts, medisch specialist en jeugdarts mogen toegang verlenen tot alle individuele voorzieningen van jeugdhulp. Deze verwijsbevoegdheid staat naast elke lokaal ingerichte toegang van het 14
Achterhoek, Arnhem, FoodValley, Nijmegen, Noord-Veluwe, Midden-IJssel/Oost-Veluwe, Rivierenland
_________________________________________________________________________________ 91
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
CJG of het sociaal wijkteam. Dit is een financieel risico voor gemeenten waar niet direct invloed op uit kan worden geoefend. Gemeenten maken afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt. Korte lijnen over en weer tussen huisartsen en de lokale toegang en een goed zicht op de ondersteuningsmogelijkheden van de overige voorzieningen kunnen daarbij helpen. Juist deze verwijzing naar de 15 overige voorzieningen willen wij stimuleren. Ook kan de praktijkondersteuner (POH GGz ) bij de huisarts een belangrijke schakel vormen met de lokale toegang. Wat is eerder besloten? In de Regionale kadernota en de Beleidsnota Inkoop zijn geen specifieke afspraken gemaakt over dit onderwerp. Uitvoeringsagenda 1) Iedere gemeente maakt afspraken met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de invulling van het verwijsrecht; 2) Wij informeren de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gecontracteerde aanbieders in de regio; 3) Wij informeren huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gemeentelijke sturingssystematiek zoals beschreven in hoofdstuk 4; 4) Wij monitoren het voorschrijf- en verwijsgedrag en de gehanteerde criteria bij verwijzing door huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen; 5) In 2015 onderzoeken wij welke rol de POH GGz kan vervullen in de samenwerking tussen huisartsen en de lokale toegang.
4. STURING EN BEKOSTIGING Knoppen voor de inrichting van het stelsel, financiële prikkels binnen het stelsel en beheersing van budgetten. Waar gaat het over? Op grond van de invoering van de Jeugdwet krijgen de gemeenten de inhoudelijke en financiële sturing op het jeugdzorgstelsel. Het biedt de gemeenten de mogelijkheid het stelsel zo in te richten dat het bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van de transitie en transformatie. In de Beleidsnota Inkoop zijn de kaders voor inkoop en contractering van individuele voorzieningen van jeugdhulp beschreven. Dit hoofdstuk is daarvan een verdere uitwerking. Gemeenten sturen op een stelsel waarbij: De eigen kracht van jeugdigen en/of gezinnen maximaal wordt benut. Waar mogelijk moeten problemen in de eigen sociale context worden opgelost. Daarbij kan altijd een beroep worden gedaan op overige, vrij toegankelijke voorzieningen. Pas daarna kan, wanneer het probleem van het kind en/of gezin nog niet is opgelost, een beroep worden gedaan op een individuele voorziening; 15
POH GGz staat voor praktijkondersteuner huisartsenpraktijk geestelijke gezondheidszorg. De praktijkondersteuner werkt als sociaal psychiatrisch verpleegkundige in de huisartsenpraktijk. De POH GGz regelt alle GGz zaken voor de huisarts en verzorgt onder andere de voorlichting, diagnostiek, kortdurende hulpverlening en begeleiding.
_________________________________________________________________________________ 92
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Sprake is van goede samenwerking en ontschotting tussen de sectoren Jeugd GGz, Jeugd LVB en Jeugdhulpverlening en samenhangende domeinen zoals de WMO; Professionals die werkzaam zijn in de zorg voor jeugd ruimte wordt geboden om passende hulp in te zetten die zo effectief en zo efficiënt mogelijk is: aansluitend op de vraag en binnen het budget. Deze ruimte voor de professional gaat gepaard met zo min mogelijk bureaucratie: er wordt niet meer, zoals in het huidige systeem, in een indicatiebesluit voorgeschreven hoeveel en welke zorg precies moet worden ingezet.
Van zorgvormen naar bouwstenen In de Beleidsnota Inkoop zijn zorgvormen onderscheiden bij de individuele voorzieningen en overige 16 voorzieningen. Er is besloten de zorgvormen nader uit te werken in bouwstenen voor het gezinsplan . Wij hebben de zorgvormen doorontwikkeld tot de volgende bouwstenen: Care licht Care middel Care zwaar Cure licht Cure middel Cure zwaar In het onderstaande schema zijn de bouwstenen verder toegelicht: Bouwsteen: CARE: Licht Zorg, ondersteuning en begeleiding met mogelijke vormen van verblijf van kind staan centraal. De mate van intensiteit kan licht, middel of zwaar zijn. In de prijsstelling van deze bouwstenen is ruimte voor behandeling. Zorg, ondersteuning en begeleiding is echter de eerste insteek.
Middel
Zwaar
Inhoud: Tijdelijke duur van zorg, ondersteuning en begeleiding Geboden in thuissituatie of kortdurend verblijf Goed perspectief van volledige terugkeer naar huis Langere duur van zorg, ondersteuning en begeleiding Langerdurend verblijf Beperkt perspectief van terugkeer naar huis of lichtere vormen van zorg, ondersteuning en begeleiding Zeer lange duur van zorg, ondersteuning en begeleiding Zeer langdurig verblijf Geen perspectief van terugkeer naar huis of
16
Wij spreken van gezinsplan, voortbouwend op de term “jeugdhulpplan” uit de Beleidsnota Inkoop. In een gezinsplan staat namelijk ook aangegeven wat de inzet is vanuit het eigen sociale netwerk om de problemen aan te pakken. Daarmee is gezinsplan een beter dekkende term dan jeugdhulpplan.
_________________________________________________________________________________ 93
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
CURE:
Licht
Behandeling van kind en/of gezin staat centraal. De ernst van de problematiek (enkelvoudig, meervoudig) bepaalt de interventie: licht, middel of zwaar.
Middel
Zwaar
andere vormen van zorg, ondersteuning en begeleiding Enkelvoudige problematiek Een kortdurende, lichte interventie van zeer beperkte omvang moet voldoende zijn om de problematiek op te lossen of beheersbaar te maken Enkelvoudig, complexe problematiek Meerdere (combinaties van) interventies voor een langere periode zijn noodzakelijk om de problematiek op te lossen of beheersbaar te maken Meervoudig, complexe problematiek Zware en intensieve (combinaties van) interventies voor een langere periode zijn noodzakelijk om de problematiek op te lossen of beheersbaar te maken
Beschikbaarheidsbouwstenen Naast de bouwstenen care en cure zijn er ook zogenoemde beschikbaarheidsbouwstenen. In tegenstelling tot bij de bouwstenen care en cure gaat het bij beschikbaarheidsbouwstenen niet om het bieden van zorg/jeugdhulp. Maar gaan zij vooraf aan de inzet van jeugdhulp. Beschikbaarheidsbouwstenen zijn dan ook individuele voorzieningen die direct en in voldoende mate voorhanden moeten zijn. Bij voortgezette diagnostiek moet eerst nog worden onderzocht wat precies de vraag van het kind en/of gezin is, juist vanwege het complexe karakter van de zorgvraag. Ten tweede moeten er altijd in voldoende mate jeugdbescherming en jeugdreclassering voorhanden zijn, in de vorm van voldoende voogden en reclasseerders die kinderen kunnen begeleiden na een rechterlijke maatregel. De beschikbaarheidsbouwstenen zijn dan ook: 1) Voortgezette diagnostiek; 2) Jeugdbescherming; 3) Jeugdreclassering. Waarom deze bouwstenen care en cure De budgetten voor de zorg voor jeugd worden in de komende jaren fors minder. De financiële taakstelling die het Rijk oplegt zal in 2017 zijn opgelopen tot 15%. De gemeentelijke sturing is erop gericht de zorg voor jeugd binnen die financiële kaders uit te voeren. De bouwstenen schrijven niet voor welk aanbod door de aanbieder wordt ingezet. De aanbieder mag alle hulp en ondersteuning, in combinatie met de eigen kracht vanuit het sociale netwerk, inzetten om de doelen te behalen zoals die zijn geformuleerd in het gezinsplan. Dit plan wordt opgesteld voor de start van de hulpverlening en beschrijft de situatie in het gezin en de inzet vanuit het gezin zelf en de eigen sociale omgeving, _________________________________________________________________________________ 94
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
aangevuld met de inzet vanuit de professionele hulpverlening. De professional heeft daarbij dus ruimte om in samenspraak met de jeugdige en/of het gezin de passende hulp te bieden, van lichte tot zeer specialistische hulp. Deze wordt op maat toegesneden op de vraag van het kind en/of gezin. Per bouwsteen wordt een prijs bepaald en door de gemeenten vastgesteld en periodiek bijgesteld. De prijs voor de bouwsteen cure licht zal bijvoorbeeld lager zijn dan de prijs voor de bouwsteen cure zwaar. De vaststelling en bijstelling van de prijs per bouwsteen geeft de gemeenten een financiële prikkel in handen, om zowel de budgetten te beheersen als te stimuleren dat meer lichtere en goedkopere vormen van zorg worden ingezet. Hoe werkt het, een voorbeeld Een gezin met een kind ervaart problemen bij het opvoeden en opgroeien en wendt zich tot het CJG. Het blijkt dat inzet van het eigen netwerk en een beroep op overige (vrij toegankelijke) voorzieningen niet meer voldoende zijn om de problemen aan te pakken. Er is meer nodig om dit gezin te helpen. Het CJG als lokale toegangspoort maakt een inschatting van de problematiek. Zij beoordeelt dat het gaat om een enkelvoudige problematiek waarbij een lichte interventie zal kunnen volstaan. Kortom; het gaat over de bouwsteen cure licht. Samen met het gezin wordt het gezinsplan met de te behalen doelen opgesteld. Het CJG en het gezin zoeken samen uit welke aanbieder het beste deze zorg zou kunnen leveren. Met de prijs die voor een traject cure licht is vastgesteld gaat de aanbieder aan het werk om de gestelde doelen te behalen. Wanneer de doelen uit het gezinsplan zijn behaald en dit door het CJG en het gezin is bevestigd, wordt het traject afgesloten. Gezamenlijke inkoop Wij kopen gezamenlijk de individuele voorzieningen voor jeugdhulp en jeugdbescherming en jeugdreclassering in, door middel van bestuurlijk ingericht aanbesteden. Aanbieders kunnen intekenen op een raamovereenkomst, waarin de randvoorwaarden, kwaliteitseisen en de prijsstelling is opgenomen van de afzonderlijke bouwstenen. Conversie: de eerste stap in 2015 In 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd zoals die nu geboden wordt door de provinciale jeugdzorg, de J-GGz en de J-LVB. In de huidige situatie is de financieringssystematiek van deze sectoren onderling sterk verschillend. Zo vindt de bekostiging plaats op grond van de Awbz, de Zvw of vanuit de provincie. Er is sprake van DBC’s (diagnose behandel combinaties), ZZP’s (zorgzwaartepakketten) en BKE’s (bekostigingseenheden). Ook de hoogte van de tarieven is onderling verschillend. Gemeenten willen toegroeien naar een sturingssystematiek die eenduidig is voor de verschillende sectoren om op die manier zowel inhoudelijke winst als efficiencyvoordelen te behalen zoals hierboven is gepresenteerd. De sturingssystematiek met de bouwstenen cure en care is onze stip op de horizon. In 2016 willen wij dit systeem volledig invoeren. In 2015 zetten wij de eerste stap naar deze nieuwe sturingssystematiek. Daarvoor hebben wij de huidige zorgvormen, producten en prijzen in de Awbz, de Zvw en de provinciale jeugdzorg zoveel als mogelijk omgezet in het kader van de bouwstenen. Deze conversietabel is in de bijlage opgenomen. Wat is eerder besloten? We richten voor de bovenlokale taken een gezamenlijk sturings- en financieringssystematiek voor jeugdhulp in en onderzoeken aansluiting bij sturingskeuzes in samenhangende domeinen; We kiezen voor een uniforme aanpak van specialistische zorg en jeugdzorgplus op bovenlokaal niveau; We kiezen voor een financieringsmodel waarmee we kunnen sturen op resultaat; _________________________________________________________________________________ 95
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
We kopen de bovenlokale zorg gezamenlijk in; In te stemmen met de gemaakte indeling van overige voorzieningen (vrij toegankelijk) en individuele voorzieningen (niet vrij toegankelijk); In te stemmen met de zorgvormen die nader uitgewerkt worden in bouwstenen voor het gezinsplan; In te stemmen met het aangaan van een raamovereenkomst voor een periode van twee jaren met de optie voor de gemeenten om de overeenkomst voor maximaal zes maal 1 jaar stilzwijgend te verlengen; In te stemmen de looptijd van het RTA met 1 jaar te verlengen en met de bestaande aanbieders contracten voor een periode van twee jaar af te sluiten, zodat de zorginfrastructuur wordt geborgd en frictiekosten worden beperkt; In te stemmen met sturing op kwaliteit en resultaat bij de inkoop van individuele voorzieningen voor jeugdhulp.
Uitvoeringsagenda 1) Wij voeren een gezamenlijke sturings- en financieringssystematiek in die, in de uiteindelijke situatie, uitgaat van 6 bouwstenen die de basis zijn voor het gezinsplan; 2) Het gezinsplan vormt de basis voor de verleningsbeschikking; 3) Wij stellen gezamenlijk jaarlijks de afzonderlijke prijzen vast van de 6 bouwstenen. 4) Om te kunnen sturen op vernieuwing en verbetering van jeugdhulp, stellen wij gezamenlijk een transformatieagenda op.
5. BUDGETTEN Waar gaat het over? Met ingang van 2015 krijgen de gemeenten, samen met het bestaande budget voor het preventieve jeugdbeleid, de beschikking over één budget voor de zorg voor jeugd. Deze middelen zijn afkomstig uit de verschillende financieringsbronnen van het huidige systeem (provinciale jeugdzorg, Awbz en Zvw). Deze middelen worden geoormerkt als een speciaal deelfonds voor het sociale domein en mogen alleen worden uitgegeven binnen het sociale domein. Macrobudget De definitieve budgetten voor de uitvoering van de Zorg voor jeugd, zoals opgenomen in de meicirculaire 2014, per gemeente in de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe zijn: Gemeente Apeldoorn Brummen Epe Hattem Heerde Lochem Voorst Zutphen Regio totaal
Meicirculaire 2014 € 42.901.414 € 4.980.980 € 6.003.961 € 2.570.600 € 3.211.003 € 6.469.316 € 4.358.633 € 15.274.972 € 85.770.879
_________________________________________________________________________________ 96
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
De overdracht van de budgetten gaat gepaard met een korting oplopend van 5% in 2015, 10% in 2016 en 15% in 2017. Het macrobudget 2015 is beschikbaar voor de volgende onderdelen: Inkoop/financiering van jeugdhulp bij aanbieders voor continuïteit van zorg voor jeugdigen die per 31-12-2014 in zorg zijn en jeugdigen die vanaf 1-1-2015 nieuwe of aanvullende zorg nodig hebben; Het Landelijk Transitie Arrangement (LTA): op landelijk niveau heeft de VNG afspraken gemaakt met aanbieders over de inkoop van zeer specialistische zorg voor specifieke doelgroepen. Elke gemeente reserveert voor het LTA op voorhand 3,76% van het gemeentelijke budget; Garantiestelling van de nieuwe organisatie Bureau Jeugdzorg. Deze garantstelling is in opdracht van het Rijk uitgevoerd en is uitgewerkt in een intentieovereenkomst met BJzG van 27 februari 2014 (inclusief de bijdrage aan de financiering van het AMHK). Financiering PGB’s: de Jeugdwet biedt de mogelijkheid om PGB’s te verstrekken, behalve voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering; Transformatiebudget: budget voor de vernieuwing van de jeugdhulp. JeugdzorgPlus: kosten voor deze specialistische hulp die niet onderdeel zijn van het LTA; Uitvoeringskosten: kosten voor beleid, bedrijfsvoering en inrichting van de toegang. De aanbeveling van de VNG is om hier vooralsnog 3% van het budget voor te reserveren. Wanneer meer nodig is voor de uitvoeringskosten, is elke gemeente vrij om hiervoor een hoger percentage te hanteren; Onvoorzien/woonplaatsbeginsel: een budget bedoeld voor de opvang van onvoorziene kosten zoals bijvoorbeeld als gevolg van toepassing van het woonplaatsbeginsel. Woonplaatsbeginsel De verantwoordelijke gemeente voor de financiering van de zorg voor jeugd die een kind ontvangt is 17 in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont (woonplaatsbeginsel ). Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Op dat moment moet opnieuw worden bepaald welke gemeente financieel verantwoordelijk is. Over de toepassing van dit woonplaatsbeginsel in die situaties zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt. De toepassing van het woonplaatsbeginsel is, voorzover mogelijk, verwerkt in de beschikbare budgetten voor gemeenten zoals opgenomen in de meicirculaire 2014. Wij zijn in overleg met aanbieders om zoveel als mogelijk grip te krijgen op de gevolgen van dit woonplaatsbeginsel. Toch kunnen er in 2015 onduidelijkheden blijven bestaan welke gemeente precies financieel verantwoordelijk is. Met name in onze regio kan dit voorkomen omdat hier veel instellingen al van oudsher zijn gevestigd en de gemeenten met veel instellingen binnen zijn grenzen een groter financieel risico dragen. Gemeenten monitoren de gevolgen hiervan en signaleren eventuele knelpunten. Het is de verantwoordelijkheid van het Rijk om bij financiële problemen daarin tegemoet te komen. Budgetverdeling Dit leidt doorgerekend tot de volgende budgetverdeling, op basis van een optelsom van de middelen van de individuele gemeenten. Een toelichting op de genoemde onderdelen is hiervoor opgenomen.
17
Voor meer informatie zie de factsheet over het woonplaatsbeginsel: http://www.voordejeugd.nl/actueel/nieuwsberichten/1373-nu-beschikbaar-factsheet-woonplaatsbeginsel-inclusiefmindmap
_________________________________________________________________________________ 97
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
€ 85.770.879
Budget meicirculaire Onvoorzien/woonplaatsbeginsel Landelijk transitiearrangement Transformatiebudget Uitvoeringskosten Garantstelling BJz (inclusief bijdrage AMHK) Jeugdzorgplus (niet landelijk) PGB Vektis (2011)
2% 3,76% 2,5% 3% Gebruik Gebruik Gebruik
€ 1.715.418 € 3.224.985 € 2.144.272 € 2.573.126 € 6.910.700 € 2.760.000 € 15.769.637 € 50.672.741
Beschikbaar voor ZIN
De definitieve hoogte van de onderdelen transformatiebudget, uitvoeringskosten en het budget onvoorzien/woonplaatsbeginsel is uiteindelijk een lokale keuze. De opgenomen percentages zijn dan ook richtpercentages. Met name de hoogte van de uitvoeringskosten wordt mede bepaald door de schaalgrootte van een gemeente: kleine gemeenten maken relatief hogere kosten dan grotere gemeenten. De budgetverdeling in figuur: Onvoorzien/woonplaatsbeginsel
Landelijk arrangement
Transformatiebudget
Uitvoeringskosten
Garantstelling BJZ (inclusief bijdrage AMHK) Jeugdzorgplus (niet landelijk)
PGB Vektis (2011)
Beschikbaar voor ZIN
Voor de uitvoering van de zorg voor jeugd en de continuiteit van de zorginfrastructuur is meer dan 97% van het budget beschikbaar _________________________________________________________________________________ 98
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Van de optelsom van de middelen van de individuele gemeenten is 59% beschikbaar voor de inkoop van zorg in natura. Het zorg in natura budget per gemeente is weergegeven in onderstaande figuur. De percentages per gemeente verschillen: dit komt doordat het PGB gebruik verschilt. Bij een hoger PGB gebruik in een gemeente betekent dit dat een lager bedrag (en percentage) beschikbaar is voor zorg in natura. Wij verwachten dat het PGB gebruik in de komende jaren zal afnemen en een verschuiving zal plaatsvinden naar meer zorg in natura. Dit komt omdat veel kleine aanbieders ook de Raamovereenkomst zullen ondertekenen. Daarmee wordt het voordeliger om zorg in natura te leveren in plaats van via een PGB. Gemeente Apeldoorn Brummen Epe Hattem Heerde Lochem Voorst Zutphen Regio
ZIN
% Budget
€ €
26.903.662 3.522.327
63% 71%
€ €
2.835.178 1.268.825
47% 49%
€ €
1.843.673 3.736.651
57% 58%
€
2.908.965
67%
€
7.653.461
50%
€ 50.672.741
59%
In het RTA hebben wij garanties afgegeven voor de continuïteit van de kinderen in zorg en de kinderen die op 31-12-2014 op de wachtlijst staan, voor zowel het PGB als de zorg in natura. Voor de zorg in natura betekent dit dat: 42% van de optelsom van de middelen van de individuele gemeenten is voor het behoud van deze continuïteit van zorg. Een tweede opdracht uit het RTA betreft het behoud van de noodzakelijke zorginfrastructuur. Hiervoor stellen wij 38% van de optelsom van de middelen van de individuele gemeenten beschikbaar. Daarmee wordt 80% (42% + 38%) van de inkoop van zorg in natura gerealiseerd door bestaande aanbieders.
_________________________________________________________________________________ 99
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Daarmee resteert 20% van de optelsom van de middelen van de individuele gemeenten voor zorg in natura. Deze kunnen lokaal worden ingevuld, ofwel bij bestaande of nieuwe aanbieders. Dit is in onderstaande tabel weergegeven: Garantie RTA Continuïteit van zorg Behoud zorginfrastructuur Nieuwe/Bestaande aanbieders
Bedrag
Percentage
€ 21.282.552 € 19.255.642 € 10.134.549
42% 38% 20%
€ 50.672.743
100%
In figuur:
Continuïteit van zorg
Behoud zorginfrastructuur
Nieuwe/Bestaande aanbieders
Persoonsgebonden budget (PGB) Het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de jeugdige en zijn ouder(s) een voorziening in natura krijgen. De mogelijkheid van het toekennen van een PGB is op voorwaarden mogelijk. Dit zijn: De aanvrager (de jeugdige of zijn ouders) moet in staat zijn de taken omtrent het PGB op een verantwoorde manier te kunnen uitvoeren; De aanvrager moet motiveren dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van individuele voorzieningen niet passend is bij zijn specifieke situatie; De diensten moeten van goede kwaliteit zijn. De aanvrager krijgt zelf de regie en ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. In dat geval wordt een budget toegekend, waarmee de jeugdige en zijn ouder(s) zelf kunnen bepalen bij wie ze de individuele voorziening willen inkopen. In de verleningbeschikking voor een individuele voorziening wordt aangegeven of de hulp in natura of als PGB wordt verstrekt. De gemeente stelt de hoogte van het PGB vast, waarbij het PGB nooit hoger kan zijn dan het budget van de zorg in natura zoals geldt op grond van de raamovereenkomst. Het bedrag wordt niet op de rekening van de cliënt gestort. Het PGB wordt door de gemeente overgemaakt naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). _________________________________________________________________________________ 100
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Deze voert, na goedkeuring van de cliënt, namens de gemeente de betalingen uit ten laste van verstrekte budgetten (trekkingsrecht). Jeugdigen en ouders met een PGB toegekend vóór 1 januari 2015 hebben op grond van de Jeugdwet recht op voortzetting van de bestaande situatie gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, doch uiterlijk tot en met 31 december 2015. Naar verwachting zijn de gegevens over PGB-houders per gemeente in september 2014 bekend. Solidariteit en financiële verevening In de Regionale kadernotitie is besloten dat een solidariteitsprincipe wordt gehanteerd en verder zal worden uitgewerkt. Solidariteit betekent dat de gemeenten onderling een vorm van financiële verevening toepassen. Overschotten en tekorten die optreden als gevolg van een hoog zorggebruik worden dan onderling tussen de gemeenten in de regio verrekend. Gemeenten in de regio MIJ/OV kiezen voor solidariteit en onderlinge financiële verevening voor de kosten van het zorggebruik van de doelgroep die gebruik maakt van de voorzieningen die behoren tot het Landelijk transitiearrangement 18 (LTA) . Deze afspraak geldt voor een periode van twee jaar (2015 en 2016). Daarna zijn nieuwe afspraken en andere vormen van solidariteit en financiële verevening mogelijk. In het LTA heeft de VNG op landelijk niveau afspraken gemaakt met aanbieders over de inkoop van zeer specialistische zorg voor specifieke doelgroepen. Het gaat om zorgfuncties met de volgende kenmerken: Een zodanig klein aantal cliënten dat het per regionaal samenwerkingsverband moeilijk is daarvoor een goed aanbod te contracteren. Het aanbod is zodanig landelijk georganiseerd en klein in omvang dat er risico’s bestaan op extra hoge (transactie)kosten bij het maken van inkoopafspraken. De inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau niet mogelijk is. De VNG heeft een raamovereenkomst voor de landelijke functies opgesteld. Die raamovereenkomst bevat de volgende onderdelen: Het contractdocument waarin onder andere de rechten en plichten van de opdrachtnemer en opdrachtgever staan opgenomen. Het programma van eisen: een inhoudelijke beschrijving van de zorgfunctie. In het programma van eisen worden ook inhoudelijke afspraken over de ontwikkelrichting, in het kader van de transformatie, van de functie opgenomen. De prestaties en de tarieven. De individuele gemeenten zijn gehouden aan deze landelijke raamovereenkomst bij zorggebruik van de voorzieningen van het LTA. De VNG heeft berekend dat elke gemeente 3,76% van het gemeentelijk budget moet reserveren voor zorggebruik van het LTA. Dit percentage is een gemiddelde en zou voldoende moeten zijn. De uiteindelijke kosten van het zorggebruik zijn afhankelijk van het daadwerkelijke gebruik. Dit kan betekenen dat een gemeente met een hoger percentage kosten wordt 18
De doelgroep van het LTA bestaat uit: jeugd GGz met een landelijke functie (inclusief gespecialiseerde universitaire J-GGz), expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder de 18 jaar, specialistische autismezorg, Jeugd sterk gedragsgestoord verstandelijk beperkt, gespecialiseerde diagnostiek, observatie en behandeling aan jeugd verstandelijk beperkt, jeugd GGz met bijkomende problematiek en forensische jeugdzorg, voedselweigering bij jonge kinderen en adoptienazorg.
_________________________________________________________________________________ 101
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
geconfronteerd dan 3,76%. Wij volgen de toegangscriteria die op landelijk niveau worden ontwikkeld die gelden voor toegang tot deze voorzieningen. Wij kiezen voor deze vorm van solidariteit en verevening omdat de kosten van dit zorggebruik onvoorspelbaar zijn en dus ook onverwacht hoog kunnen oplopen voor een individuele gemeente. Met deze vorm van verevening voorkomen wij dat een individuele gemeente in onze regio geconfronteerd wordt met onevenredig hoge kosten. Eigen bijdrage Gemeenten kunnen op grond van de Jeugdwet geen eigen bijdragen opleggen. Er is wel sprake van een ouderbijdrage in verband met de kosten van verblijf van een jeugdige buiten het gezin of in een justitiële jeugdinrichting. Ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben immers minder kosten voor die kinderen. Wat is eerder besloten? Wij hanteren het solidariteitsprincipe en werken dit verder uit. Uitvoeringsagenda 1) Op grond van de voorloopovereenkomst verplichten de bestaande aanbieders de dienstverlening aan bestaande cliënten (geïndiceerd voor 31 december 2014) te continueren dan wel te verlenen conform de bepalingen zoals vastgesteld in de Raamovereenkomst. 2) De bestaande aanbieder is verplicht zo spoedig mogelijk gemeenten te informeren over het aantal cliënten in zorg dan wel geïndiceerd op 31 december 2014. Deze gegevens dienen uiterlijk eind januari 2015 aan de gemeenten beschikbaar te worden gesteld. 3) Gemeenten kiezen voor een vorm van solidariteit en financiële verevening voor de kosten van het zorggebruik van de doelgroep die gebruik maakt van de voorzieningen die behoren tot het LTA. Hierover zullen verdere uitvoeringsafspraken (zoals over de registratie) worden gemaakt. 4) Elke gemeente biedt de mogelijkheid van een PGB zoals bepaald in de Jeugdwet. De gemeenten voeren het PGB volgens de wettelijke voorschriften uit en stellen het bij voorkeur onder gelijke condities beschikbaar voor jeugdhulp. Er kunnen bij de uitvoering van het PGB verschillen ontstaan tussen de gemeenten in de regio. 5) De huidige PGB houders hebben recht op continuïteit van hun aanspraak, uiterlijk tot en met 3112-2015. Elke gemeente zal in 2015 met alle PGB houders in gesprek gaan over hun ondersteuningsbehoefte. Alle personen voor wie blijkt dat ondersteuning op grond van de Jeugdwet noodzakelijk blijft, krijgen uiterlijk 1-1-2016 een verleningsbeschikking. 6) Iedere gemeente bepaalt zelf de definitieve hoogte van de onderdelen uitvoeringskosten, onvoorzien/woonplaatsbeginsel en het transformatiebudget. 7) Op grond van de wettelijke bepalingen leggen gemeenten een ouderbijdrage op. De regels hierover zijn opgenomen in de Verordening Zorg voor Jeugd.
6. CLIËNT EN KWALITEIT Waar gaat het over? De hele transitie (en transformatie) is bedoeld om te komen tot een voor jeugdigen en hun ouders beter, eenvoudiger en toegankelijker stelsel van zorg voor jeugd, waarin de cliënt en de kwaliteit van zorg centraal staat. Vandaar dat op deze onderdelen uitgebreider wordt ingegaan.
_________________________________________________________________________________ 102
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
1) Cliënt centraal Eén van de uitgangspunten voor de zorg voor jeugd is dat gezinnen waar mogelijk zelf regie voeren op de zorg die zij ontvangen. Bij het centraal stellen van de cliënt en het versterken van zijn positie kan het niet anders dan dat jeugdigen en ouders actief worden betrokken bij het inventariseren van en de keuze voor de gewenste vormen van hulp die passend zijn bij hun hulpvraag. Uitgaande van eigen regie en keuzevrijheid heeft het gezin, naar mate van zijn eigen kracht en binnen grenzen van veiligheid (bijvoorbeeld bij een kinderbeschermingsmaatregel), kwaliteit en budget, zo veel mogelijk inbreng in de keuze voor de hulpverlening. 2) Inspraak, medezeggenschap en cliëntparticipatie Jeugdigen en hun ouders weten waar mogelijkheden en knelpunten liggen en hebben waardevolle ideeën over oplossingen. Het moet duidelijk zijn hoe jeugdigen en ouders kunnen participeren in het beleid van de gemeenten (transitie, transformatie en ‘daarna’) en hoe de gemeenten zich informeren over wat zij belangrijk vinden als het gaat om het vormgeven van beleid. Hierbij is een rol weggelegd voor (gemeentelijke) Wmo adviesraden, jongerenraden en mogelijk een regionale Kinderombudsman. Verder vinden wij belangrijk dat cliënten hun invloed kunnen uitoefenen binnen jeugdhulporganisaties en gecertificeerde instellingen. Grotere organisaties hebben verplicht een cliëntenraad en/of ouderraad. 3) Kwaliteitseisen, cliënttevredenheid en resultaat In het landelijk wettelijk kader zijn algemene kwaliteitseisen opgenomen die gelden voor alle organisaties die jeugdhulp bieden. Op een aantal onderdelen worden specifieke normenkaders ontwikkeld. Voor de gemeenten is het van belang dat de verzamelde gegevens zicht geven op de tevredenheid van de cliënt en het effect van de geboden hulp. Gemeenten zetten in op sturing op cliënttevredenheid (deze moet toegankelijk en vindbaar zijn), kostenbeheersing en resultaat zonder daarbij een aanvullend kwaliteitskader in te richten. 4) Cliëntvertrouwenspersoon Als jeugdigen en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situaties moeten jeugdigen en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bijstaat. De VNG heeft besloten vanaf 2015 voor de 19 periode van twee jaar het onafhankelijk vertrouwenswerk landelijk in te kopen . Dit besluit maakt het de vijf landelijke organisaties van het huidige vertrouwenswerk en gemeenten mogelijk om gezamenlijk te werken aan meer uniforme kwaliteit, geënt op de nieuwe situatie: één gezicht voor de burger en eenduidige en vergelijkbare signalering en rapportages. Een kinderombudsman/vrouw controleert of rechten van kinderen worden nageleefd en adviseert hierover. Ondanks zorgvuldige voorbereiding en uitvoering kan de overgang naar het nieuwe stelsel hulpbehoevende jeugdigen en hun ouders meer kwetsbaar maken. Het aanstellen van een regionaal kinderombudsman/vrouw dient te worden overwogen, met inachtneming van de aansluiting op dan wel overlap met het cliëntvertrouwenswerk.
19
Voor een aantal zorgfuncties bestaat de behoefte om op landelijk niveau afspraken te maken om de continuïteit te borgen. Het betreft de Kindertelefoon, Stichting Opvoeden, Stichting Adoptievoorziening en Vertrouwenswerk. In opdracht van gemeenten wordt de VNG opdrachtgever. De landelijke inkoop wordt rechtstreeks gefinancierd vanuit het gemeentefonds.
_________________________________________________________________________________ 103
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5) Klachten Het moet duidelijk zijn voor jeugdigen en hun ouders waar zij terecht kunnen met eventuele klachten. Voor klachten over de geboden hulp moeten zij zich kunnen wenden tot de aanbieders. De inspectie controleert aanbieders op een gedegen klachtenafhandeling. Voor klachten over de afhandeling van meldingen en aanvragen moeten zij zich kunnen wenden tot een gemeentelijk klachtenloket. Het gaat hier om de bejegening vanuit de gemeente. Als het gaat over het aantekenen van bezwaar tegen een beschikking, kunnen jeugdigen en ouders gebruik maken van de gemeentelijke bezwaar- of beroepsprocedure. 6) Calamiteiten We onderscheiden calamiteiten die plaatsvinden bij aanbieders / gecertificeerde instellingen en de gemeenschap als geheel. De Jeugdwet schrijft voor dat de aanbieder of de gecertificeerde instelling een melding doet van calamiteiten aan de inspectie. De inspectie kan deze partijen verzoeken een feitenonderzoek naar de situatie te doen en een verbeterplan op te stellen. In bepaalde situaties zal de inspectie zelf onderzoek verrichten en bekijken hoe de handhaving verder moet worden ingericht om doelgericht tot verbetering te komen. Soms hebben calamiteiten waarbij kinderen betrokken zijn grote impact op de lokale gemeenschap. Gemeenten kunnen direct aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid bij eventuele calamiteiten en geweld. De gemeenten zullen hiervoor elk lokaal een aanpak moeten ontwikkelen over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. Daarbij kan worden aangesloten bij het bestaande 20 calamiteitenprotocol van de Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland . 7) Toezicht en handhaving Toezicht en handhaving van de wet en de kwaliteit voor jeugdhulp zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ). De Inspectie voor Veiligheid en Justitie (IV&J) houdt toezicht bij tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (maatregelen voor jeugdbescherming, jeugdreclassering, Jeugdzorg Plus). Deze drie toezichthouders treden bij het toezicht op de Jeugdwet gezamenlijk op. De samenwerking tussen de 21 inspecties en gemeenten worden vastgelegd in het Afsprakenkader Toezicht . Het toezicht van de inspecties na 1 januari 2015 blijft risicogebaseerd. Dit wil zeggen dat de inspectie toezicht houdt op die plaatsen waar naar eigen inschatting de kwaliteitstekorten of de onveiligheid voor jeugdigen het grootst zijn.
Wat is eerder besloten? We ontwikkelen voor de bovenlokale taken een uniform beleid ten aanzien van cliëntparticipatie, vertrouwenspersoon en klachtafhandeling. We ontwikkelen op regionaal niveau zo nodig een aanvullend kwaliteitskader waarbij we ons richten op cliënttevredenheid en resultaat.
20
Voor meer informatie zie de website: http://www.vnog.nl/index.php/ghor/zorgcontinuiteit/1409-handboekzorgcontinuiteit.html 21 Voor meer informatie zie de factsheet over het landelijk toezicht op de Jeugdwet http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/factsheet/Factsheet_Landelijk_Toezicht_Jeugdwet.pdf
_________________________________________________________________________________ 104
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Uitvoeringsagenda Cliënt centraal 1) In de overeenkomsten met aanbieders leggen gemeenten over “eigen regie” vast dat een gezinsplan en keuzes voor hulp en ondersteuning altijd in samenspraak met jeugdigen en ouders worden gemaakt, met de uitzondering wanneer sprake is van een maatregel die is opgelegd door de rechter; 2) Cliënten hebben keuzevrijheid van aanbieders die deelnemen aan de raamovereenkomst. Het is voor aanbieders mogelijk om op ieder moment deel te nemen aan de raamovereenkomst, als zij aan de voorwaarden voldoen. Gemeenten spannen zich in om tot een divers aanbod van zorg in natura te komen.
Inspraak, medezeggenschap en cliëntparticipatie 3) Iedere gemeente regelt de betrokkenheid van cliënten en inwoners op lokaal niveau. Iedere gemeente bepaalt zelf op welke wijze hun inwoners kunnen meedenken, beslissen en/of betrokken worden bij de beleidsbeslissingen.
Kwaliteitseisen, cliënttevredenheid en resultaat 4) Er komt geen aanvullend regionaal kwaliteitskader op het landelijke kwaliteitskader, zoals opgenomen in de Jeugdwet; 5) Gemeenten meten, na de afsluiting van de hulp en ondersteuning, de cliënttevredenheid (deze moet toegankelijk en vindbaar zijn) met bijzondere aandacht voor de bejegening en het behaalde resultaat; 6) De gemeenten wijzen bij het contracteren van aanbieders voor overige en individuele voorzieningen op hun verantwoordelijkheid voor een adequate toerusting van beroepskrachten, zodat zij voldoen aan professionele vereisten. Daarbij denken wij aan de eis van het signaleren en handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld en de eis om de Verwijsindex te gebruiken.
Cliëntvertrouwenspersoon 7) Cliënten kunnen altijd een beroep doen op een cliëntvertrouwenspersoon. Deze is onafhankelijk van de gemeenten, aanbieders, gecertificeerde instelling(en) en AMHK. 8) De gemeenten onderzoeken de mogelijkheid en de meerwaarde van het aanstellen van een regionaal kinderombudsman/vrouw.
Klachten 9) Elke gemeente heeft een klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen; 10) De jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen zijn bij wet verplicht een regeling voor de behandeling van klachten te treffen over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen tegenover een jeugdige, ouder of pleegouder. Wij zien er op toe dat de klachtenprocedure volgens de wet wordt georganiseerd en dit maakt onderdeel uit van de contractering met deze aanbieders. Verder maken wij afspraken met aanbieders dat zij informatie aan ons beschikbaar stellen over klachten(afhandeling).
Calamiteiten 11) Gemeenten hebben een calamiteitenprocedure opgesteld die aansluit bij de verantwoordelijkheden op lokaal niveau en is afgestemd met de calamiteitenprotocollen van aanbieders.
_________________________________________________________________________________ 105
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
7. MONITORING EN BELEIDSINFORMATIE Waar gaat het over? Goede beleidsinformatie is essentieel voor de gemeentelijke sturing en regie op de zorg voor jeugd. Het geeft inzicht in de behaalde resultaten. Beleidsinformatie heeft verschillende invalshoeken: ten eerste kan het gaan over informatie over de behaalde prestaties door de gecontracteerde aanbieders. Ten tweede levert beleidsinformatie ook inzicht in de trends en de ontwikkelingen in de vraag naar zorg, zowel op lokaal als regionaal niveau. Op basis van deze informatie kan, indien nodig, het gemeentelijk inkoop- en kwaliteitsbeleid worden bijgesteld. Voor het verkrijgen van goede beleidsinformatie moet structurele monitoring plaatsvinden van de effecten van de gemeentelijke en regionale sturing. Daarbij ligt ook het accent op de beheersing van de budgetten voor de zorg voor jeugd, in relatie tot de omvangrijke financiële taakstelling die de gemeenten moeten realiseren in de komende jaren. De inspectie jeugdzorg heeft een toezichthoudende rol op de kwaliteit van het geleverde aanbod en verricht daarvoor het nodige onderzoek en treedt ook op bij incidenten. Op die manier verzamelt de inspectie jeugdzorg veel informatie over de knelpunten en werking van het zorgaanbod. Wat is eerder besloten? We stellen voor de bovenlokale taken gezamenlijk een monitor op en hanteren daarbij dezelfde indicatoren voor het meten van het resultaat. Uitvoeringsagenda 1) Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde instrumenten voor beleidsinformatie. Elke gemeente zorgt zelf voor de implementatie hiervan; 2) Wij monitoren de resultaten van de gecontracteerde aanbieders op basis van de raamovereenkomst; 3) Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde outcome-criteria die door VNG/KING en het Rijk zijn opgesteld. Dit zijn: de mate van uitval, (cliënt)tevredenheid en doelrealisatie; 4) Wij monitoren de kwaliteit van de gecontracteerde en geleverde zorg, waar nodig, in samenhang met de taak van de Inspectie Jeugdzorg; 5) Wij maken afspraken met de inspecties over de frequentie en wijze van terugkoppeling van hun bevindingen na onderzoek bij de aanbieders en de uitvoering van verbeteracties; 6) Elke gemeente zorgt voor een veilige technische aansluiting op CORV (collectieve opdracht routeer voorziening). Hiermee is sprake van een goede technische aansluiting tussen de lokale situatie en het gedwongen kader; 7) Wij staan voor het behoud van de privacy van onze inwoners. Wij stellen, op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens, een privacy protocol op dat aan de hoogste eisen zal moeten voldoen.
8. GEMEENTELIJKE BEDRIJFSVOERING Waar gaat het over? De decentralisatie jeugd betekent dat gemeenten verantwoordelijk worden voor aanzienlijk grotere en nieuwe doelgroepen. De taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten nemen dan ook fors toe en deze moeten zorgvuldig en tijdig worden uitgevoerd. Deze decentralisatie heeft dan ook grote _________________________________________________________________________________ 106
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
gevolgen voor de hele gemeentelijke organisatie die daarop moet worden ingericht. De zorg voor jeugd wordt een substantiële taak en moet worden ingebed in de Planning & Control cyclus en de interne processen van beleidsvorming, budgettering, verantwoording en samenwerking. Wat is eerder besloten? We onderzoeken in 2014 op welke overige taken bovenlokale samenwerking efficiënt is; Vanuit het zorg voor jeugdbudget reserveren wij voor de inrichting van het stelsel de benodigde uitvoeringskosten en volgen daarbij de richtlijnen van de VNG; We onderzoeken hoe wij vanaf 2015 de regionale uitvoering vorm gaan geven. Uitvoeringsagenda 1) Iedere gemeente heeft haar bedrijfsvoering ingericht op de uitvoering van de Jeugdwet. Bedrijfsvoering gaat onder andere over: inregelen van deze taken in de lijnsturing, het regelen van taken en bevoegdheden, de realisatie van een goede ICT voorziening (facturatie, administratie van verleningsbeschikkingen en verplichtingen) en de monitoring en beleidsinformatie; 2) Elke gemeente heeft voldoende capaciteit georganiseerd voor de uitvoering van de nieuwe taken.
_________________________________________________________________________________ 107
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
9. BIJLAGE I: UITVOERINGSAGENDA In het schema hieronder staat aangegeven welke punten uit de uitvoeringsagenda lokaal (door de individuele gemeenten) worden opgepakt en welke regionaal (door de gemeenten gezamenlijk). In een aantal gevallen is zowel een lokale als regionale inzet nodig. De verdeling lokaal – regionaal betreft een voorlopige werkagenda. Als het gewenst is dat uitvoeringsvraagstukken regionaal worden opgepakt, vraagt dit om een expliciet verzoek of opdrachtformulering vanuit de samenwerkende (acht) gemeenten. Uitvoeringsagenda
A 1
Toegang tot individuele voorzieningen Gemeentelijke toegang Wij hebben afspraken gemaakt over de inrichting van de toegang waarbij: a. Elke gemeente op lokaal niveau de vrijheid heeft om de vorm van de toegang te bepalen en zelf verantwoordelijk is voor een tijdige inrichting van deze toegang.
Lokaal
Regionaal
X
b.
2
Wij stemmen het competentieprofiel met elkaar af waaraan de toegangsverleners (de gemandateerde professionals) tot de individuele voorzieningen moeten voldoen. Wij stemmen de criteria met elkaar af die gelden bij de toegangsverlening tot de individuele voorzieningen (niet vrij toegankelijk).
B 1
Gedwongen kader In de regio MIJ/OV zijn meerdere gecertificeerde instellingen werkzaam. Wij contracteren en garanderen, gelet op de geldende leveringsplicht, een voldoende aanbod voor de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering.
2
Wij maken afspraken over de aansluiting tussen de gecertificeerde instellingen en de lokale toegang. Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn integraal onderdeel van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. De regie over het gehele traject vindt plaats vanuit de lokale toegang. Elke gemeente zorgt voor een tijdige lokale invoering van deze afspraken. Wij maken afspraken over de structuur en procedures voor zowel de drang als dwang voorzieningen en maatregelen. De lokale toegang moet over voldoende mogelijkheden
3
X Het functieprofiel is reeds beschikbaar X De uitwerking zal met prioriteit worden opgepakt
X Lokale implementatie van de gemaakte afspraken
X Met het oog op continuïteit van zorg gaat het om afspraken met BJzG, WSG, SGJ en LdH X Afspraken over inzet van consultatie en advies naar lokale veld
X Lokale uitwerking, tenzij expliciet regionale inzet gewenst. Het gaat om
_________________________________________________________________________________ 108
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
beschikken om drang en dwang in te zetten en zo te voorkomen dat kinderen in het gedwongen kader terecht komen. Elke gemeente zorgt voor een goede lokale inbedding van deze afspraken.
4
Wij hebben een samenwerkingsprotocol afgesproken met de Raad voor de Kinderbescherming. Dit gaat onder andere over procesafspraken rond de toeleiding, het raadsonderzoek, de overdracht en de samenwerking en de borging van de veiligheid van het kind.
5
Het AMHK noordoost Gelderland krijgt een werkgebied dat synchroon loopt met de Veiligheidsregio (waarmee de relatie is gelegd met openbare orde en veiligheid), de GGD-regio en de jeugdzorgregio’s Noord-Veluwe, OostVeluwe/Midden-IJssel en de Achterhoek. De centrumgemeenten voor vrouwenopvang en huiselijk geweld (Apeldoorn, Arnhem, Ede en Nijmegen) werken samen om een basismodel voor het AMHK te ontwikkelen. Met het model gaan de betrokken organisaties proefdraaien. Eind 2014 moeten de 22 gemeenten met een bedrijfsplan en bijbehorende begroting ingestemd hebben. Gemeenten maken werkafspraken met partijen (zoals de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en de officier van Justitie) die een verzoek kunnen doen bij de rechter voor een machtiging gesloten jeugdhulp. Crisishulp en spoedeisende zorg De routing en werkwijze voor spoedzaken is expliciet uitgeschreven en uitgewerkt in protocollen, zodat taken en verantwoordelijkheden voor (professionals van) alle betrokken partijen helder zijn. Hierin is duidelijk aangegeven hoe de toegang tot de bovenregionale spoedeisende zorg werkt in relatie tot de lokale toegangspoort en de toegang vanuit de huisarts, medisch specialist en jeugdarts. Iedere gemeente zorgt voor inbedding van deze informatie bij de betrokken lokale partijen. Ook zorgt iedere gemeente voor voorlichting aan ouders en jeugdigen hoe de spoedeisende zorg is georganiseerd.
6
7
C 1
2
een verbijzondering van de afspraken over aansluiting tussen gecertificeerde instellingen en lokale toegang (punt 2) X Het samenwerkingsprotocol vraagt om ondertekening per gemeente en om het aanstellen van een lokale contactpersoon op beleidsniveau
X
X
X
X
Aandachtspunt is het optimaal benutten van de kennis bij de lokale toegangspoort in het afwenden en/of stabiliseren van een crisissituatie
X
X
_________________________________________________________________________________ 109
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3
4
D 1
2
3
4
5
1
2
Wij maken afspraken over de samenwerking in 2015 tussen de spoedeisende zorg die BJzG uitvoert en het AMHK. In 2015 borgen wij de spoedeisende zorg bij BJzG. Op termijn streven wij naar verbreding omdat daar inhoudelijke winst kan worden behaald. Wij onderzoek dan ook de mogelijkheden voor verbreding naar een intersectorale en integrale crisisdienst voor jeugd en volwassenen. Huisarts, medisch specialist en jeugdarts Iedere gemeente maakt afspraken met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de invulling van het verwijsrecht. Wij informeren de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gecontracteerde aanbieders in de regio. Wij informeren huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de gemeentelijke sturingssystematiek zoals beschreven in hoofdstuk 4. Wij monitoren het voorschrijf- en verwijsgedrag en de gehanteerde criteria bij verwijzing door huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen.
In 2015 onderzoeken wij welke rol de POH GGz kan vervullen in de samenwerking tussen huisartsen en de lokale toegang. Sturing en bekostiging Wij voeren een gezamenlijke sturings- en financieringssystematiek in die, in de uiteindelijke situatie, uitgaat van 6 bouwstenen die de basis zijn voor het gezinsplan.
Het gezinsplan vormt de basis voor de verleningsbeschikking.
X
X
X Kan per doelgroep verschillen Lokaal verspreiden van de boodschap X Een lokale aangelegenheid die desgewenst regionaal kan worden georganiseerd Lokaal feitelijk monitoren, aansluitend op afspraken over verwijsrecht (zie 1)
X Kan per doelgroep verschillen X Regionaal formuleren van de boodschap
Bijvoorbeeld in de vorm van een algemene informatiebijeenkomst X Regionaal ontwikkelen van een format monitoring X
Lokaal implementeren om volgens deze systematiek te gaan werken (komen tot een verleningsbeslissing)
X Regionaal realiseren van de systematiek
X Uitgaande van gewenste eenduidigheid in format gezinsplan en format verleningsbeslissing is het voorstel om dit regionaal te ontwikkelen
_________________________________________________________________________________ 110
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3
Wij stellen gezamenlijk jaarlijks de afzonderlijke prijzen vast van de 6 bouwstenen. Om te kunnen sturen op vernieuwing en verbetering van jeugdhulp, stellen wij gezamenlijk een transformatieagenda op. Budgetten Op grond van de voorloopovereenkomst verplichten de bestaande aanbieders de dienstverlening aan bestaande cliënten (geïndiceerd voor 31 december 2014) te continueren dan wel te verlenen conform de bepalingen zoals vastgesteld in de Raamovereenkomst. De bestaande aanbieder is verplicht zo spoedig mogelijk gemeenten te informeren over het aantal cliënten in zorg dan wel geïndiceerd op 31 december 2014. Deze gegevens dienen uiterlijk eind januari 2015 aan de gemeenten beschikbaar te worden gesteld. Gemeenten kiezen voor een vorm van solidariteit en financiële verevening voor de kosten van het zorggebruik van de doelgroep die gebruik maakt van de voorzieningen die behoren tot het LTA. Hierover zullen verdere uitvoeringsafspraken (zoals over de registratie) worden gemaakt. Elke gemeente biedt de mogelijkheid van een PGB zoals bepaald in de Jeugdwet. De gemeenten voeren het PGB volgens de wettelijke voorschriften uit en stellen het bij voorkeur onder gelijke condities beschikbaar voor jeugdhulp. Er kunnen bij de uitvoering van het PGB verschillen ontstaan tussen de gemeenten in de regio. De huidige PGB houders hebben recht op continuïteit van hun aanspraak, uiterlijk tot en met 31-12-2015. Elke gemeente zal in 2015 met alle PGB houders in gesprek gaan over hun ondersteuningsbehoefte. Alle personen voor wie blijkt dat ondersteuning op grond van de Jeugdwet noodzakelijk blijft, krijgen uiterlijk 1-12016 een verleningsbeschikking.
4
1
2
3
4
5
X X
X
X
X
X Er wordt nog gekeken naar de mogelijkheid om pgb-beleid (op onderdelen) regionaal 22 te formuleren X
22
Acties pgb-beleid: Uitwerken criteria toekenning (bekwaamheid, motivatie en kwaliteit) Wijze vaststellen hoogte pgb Uitwerken criteria pgb voor hulp uit sociale netwerk Uitwerken mogelijkheden uitsluiten pgb’s Overgangsrecht: informeren budgethouders (2014), plannen individuele gesprekken (2015) en komen tot verleningsbeschikking (vóór 2016)
_________________________________________________________________________________ 111
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
6
7
1
2
3
4
5
6
X
Iedere gemeente bepaalt zelf de definitieve hoogte van de onderdelen uitvoeringskosten, onvoorzien/woonplaatsbeginsel en het transformatiebudget. Op grond van de wettelijke bepalingen leggen gemeenten een ouderbijdrage op. De regels hierover zijn opgenomen in de Verordening Zorg voor Jeugd. Cliënt en kwaliteit Cliënt centraal In de overeenkomsten met aanbieders leggen gemeenten over “eigen regie” vast dat een gezinsplan en keuzes voor hulp en ondersteuning altijd in samenspraak met jeugdigen en ouders worden gemaakt, met de uitzondering wanneer sprake is van een maatregel die is opgelegd door de rechter. Cliënten hebben keuzevrijheid van aanbieders die deelnemen aan de raamovereenkomst. Het is voor aanbieders mogelijk om op ieder moment deel te nemen aan de raamovereenkomst, als zij aan de voorwaarden voldoen. Gemeenten spannen zich in om tot een divers aanbod van zorg in natura te komen. Inspraak, medezeggenschap en cliëntenparticipatie Iedere gemeente regelt de betrokkenheid van cliënten en inwoners op lokaal niveau. Gemeenten bepalen zelf op welke wijze hun inwoners kunnen meedenken, beslissen en/of betrokken worden bij de beleidsbeslissingen Cliënttevredenheid, kwaliteitseisen en resultaat Er komt geen aanvullend regionaal kwaliteitskader op het landelijke kwaliteitskader, zoals opgenomen in de Jeugdwet. Gemeenten meten, na de afsluiting van de hulp en ondersteuning, de cliënttevredenheid met bijzondere aandacht voor de bejegening en het behaalde resultaat. De gemeenten wijzen bij het contracteren van aanbieders voor overige en individuele voorzieningen op hun verantwoordelijkheid voor een adequate toerusting van beroepskrachten, zodat zij voldoen aan professionele vereisten.
X
X
X
X
n.v.t.
X Lokaal uitvoeren
Regionale ontwikkeling van een eenduidig instrument t.b.v. het meten van cliënttevredenheid X
_________________________________________________________________________________ 112
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
7
8
9
10
11
1
2
3
Daarbij denken wij aan de eis van het signaleren en handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld en de eis om de Verwijsindex te gebruiken. Cliëntvertrouwenspersoon Cliënten kunnen altijd een beroep doen op een cliëntvertrouwenspersoon. Deze is onafhankelijk van de gemeenten, aanbieders, gecertificeerde instelling(en) en AMHK. De gemeenten onderzoeken de mogelijkheid en de meerwaarde van het aanstellen van een regionaal kinderombudsman/vrouw. Klachten Elke gemeente heeft een klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen. De jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen zijn bij wet verplicht een regeling voor de behandeling van klachten te treffen over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen tegenover een jeugdige, ouder of pleegouder. Wij zien er op toe dat de klachtenprocedure volgens de wet wordt georganiseerd en dit maakt onderdeel uit van de contractering met deze aanbieders. Verder maken wij afspraken met aanbieders dat zij informatie aan ons beschikbaar stellen over klachten(afhandeling). Calamiteiten Gemeenten hebben een calamiteitenprocedure opgesteld die aansluit bij de verantwoordelijkheden op lokaal niveau en is afgestemd met de calamiteitenprotocollen van aanbieders. Monitoring en beleidsinformatie Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde instrumenten voor beleidsinformatie. Elke gemeente zorgt zelf voor de implementatie hiervan. Wij monitoren de resultaten van de gecontracteerde aanbieders op basis van de raamovereenkomst. Wij sluiten aan bij de landelijk ontwikkelde outcomecriteria die door VNG/KING en het Rijk zijn opgesteld. Dit zijn: de mate van uitval, (cliënt)tevredenheid en doelrealisatie.
Lokaal implementeren
X Regionaal organiseren (inkoop door VNG) X
X
X Op lokaal niveau verwerking en implementatie van informatie
X Actiepunt is het organiseren van verzameling en analyse van deze informatie
X Eventueel regionale voorzet
X
X
X
_________________________________________________________________________________ 113
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4
5
6
7
1
2
Wij monitoren de kwaliteit van de gecontracteerde en geleverde zorg, waar nodig, in samenhang met de taak van de Inspectie Jeugdzorg. Wij maken afspraken met de inspecties over de frequentie en wijze van terugkoppeling van hun bevindingen na onderzoek bij de aanbieders en de uitvoering van verbeteracties. Elke gemeente zorgt voor een veilige technische aansluiting op CORV (collectieve opdracht routeer voorziening). Hiermee is sprake van een goede technische aansluiting tussen de lokale situatie en het gedwongen kader. Wij staan voor het behoud van de privacy van onze inwoners. Wij stellen, op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens, een privacy protocol op dat aan de hoogste eisen zal moeten voldoen. Gemeentelijke bedrijfsvoering Iedere gemeente heeft haar bedrijfsvoering ingericht op de uitvoering van de Jeugdwet. Bedrijfsvoering gaat onder andere over: inregelen van deze taken in de lijnsturing, het regelen van taken en bevoegdheden, de realisatie van een goede ICT voorziening (facturatie, administratie van verleningsbeschikkingen en verplichtingen) en de monitoring en beleidsinformatie. Elke gemeente heeft voldoende capaciteit georganiseerd voor de uitvoering van de nieuwe taken.
X
X
X
Lokaal implementeren (in toegang)
X Regionaal ontwikkelen
X
X
_________________________________________________________________________________ 114
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
10. BIJLAGE II: RISICO-PARAGRAAF De stelselwijziging van de Jeugdzorg is zeer ingrijpend. Het is duidelijk dat aan een dergelijke stelselwijziging grote onzekerheden en dus ook risico’s verbonden zijn. Als regio kiezen wij er voor niet passief te wachten tot onzekerheden verdwijnen, maar willen wij risico’s scherp in beeld hebben en zo actief mogelijk managen. Daartoe hebben wij in het RTA al een inventarisatie gemaakt van de risico’s die wij lopen. In de Uitvoeringnota hebben we deze risico’s geactualiseerd. Wij classificeren risico’s naar de volgende typen: A. Politiek-bestuurlijke en juridische risico’s; B. Cliënt- en zorgkwaliteitsrisico’s; C. Financiële risico’s; D. Personele risico’s; E. Informatierisico’s. In de onderstaande tabel is een compacte opsomming te vinden van de risico’s in de regio MIJ/OV. De meeste risico’s zijn overigens niet uniek voor onze regio, maar gelden ook voor andere samenwerkende gemeenten. NR. 1.
2.
3.
4.
RISICOGEBEURTENIS Pijnlijke incidenten als gevolg van decentralisatie Jeugdzorg krijgen media-aandacht en roepen publieke reacties op Moeizame of trage samenwerking en besluitvorming in (boven)-regionaal verband. Oorzaken: - enorme tijdsdruk - individuele gemeenten willen eigen identiteit/couleur locale terugzien - onbekendheid met voor gemeenten geheel nieuwe taken - onvoldoende bestuurlijk vertrouwen in alle betrokken partijen
TYPE Politiek-bestuurlijk
Privacy van cliëntgegevens wordt onvoldoende geborgd, omdat hierover onvoldoende afspraken zijn gemaakt of deze afspraken niet goed worden nageleefd Gewenst zorgaanbod kan (kwalitatief en/of kwantitatief) voor een deel van de cliënten onvoldoende worden geleverd.
Juridisch
Politiek-bestuurlijk
-
Cliënt en zorgkwaliteit
-
BEHEERSMAATREGELEN Bestuur actief voorbereiden Communicatieprotocollen Pro actief communiceren met media en burgers Bestuur (raad en college) actief betrekken bij voortgang Adequate planning en voortgangsbewaking Rollen/verantwoordelijkheden betrokken partijen zijn helder Op bovenregionaal niveau goede contacten voor inkoop specialistische zorg Blijven investeren in regionale contacten en samenwerking Duidelijke afspraken op het vlak van informatiebeveiliging Afspraken vertalen in heldere protocollen Uitvoeren audits Huidige zorgaanbieders goed blijven betrekken en tijdig informeren over veranderingen
_________________________________________________________________________________ 115
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Oorzaken: - deel huidige zorgaanbieders haakt af - verschillen tussen RTA’s belemmeren instellingen die bovenregionaal/nationaal werken - vrijgevestigden en instellingen blijken niet in alle gevallen tijdig te zijn aangehaakt - overdracht lopende zorgtrajecten blijkt onvoldoende 5.
Geen zicht op de financiële herverdeeleffecten m.i.v. 2016. In de meicirculaire 2014 is aangegeven dat per 2016 niet het historische verdeelmodel, zoals in 2015 gebruikt wordt, maar het objectief verdeelmodel.
Financieel
6.
Gemeenten en zorgorganisaties beschikken bij aanvang niet over voldoende expertise en capaciteit om nieuwe taken goed te kunnen uitvoeren. Gemeenten hebben nieuwe expertise nodig en bij zorgorganisaties neemt de vraag naar generalisten toe. Expertiseverlies in zorgsector (onzekerheid doet personeel vertrekken). Kwaliteit gegevens huidig zorgverbruik van onvoldoende niveau voor ontwikkelen nieuw jeugdzorg-beleid en opstellen jeugdzorgbegroting.
Personeel
ICT is bij de start nog onvoldoende gereed om het zorgverbruik en de kosten juist en volledig te registreren (informatieanalyse, software en koppelingen nog niet gereed).
Informatie
7.
8.
Informatie
- Bilaterale gesprekken met bestaande cliënten voeren - Lopende zorgtrajecten helder in beeld en afspraken per traject over continuïteit - Vangnet creëren voor mogelijke incidenten - Budget vrijmaken voor financiële dekking van jeugdzorgtrajecten door aanbieders die buiten de regio gevestigd zijn - Leveren actieve bijdrage aan lobbytrajecten door VNG, G32 en anderen om het objectieve verdeelmodel gefaseerd te implementeren. - In 2015 extra middelen reserveren om tekorten vanaf 2016 financieel te dekken - Gemeenten informeren en betrekken zorgorganisaties zo goed mogelijk over inrichting nieuwe stelsel. - Functiehuizen, formatie- en scholingsplannen zo snel als mogelijk opstellen. - Contractering zorgverleners (lokaal/regionaal/landelijk) z.s.m. regelen - Kritische analyse beschikbare data en heldere uitvraag ontbrekende data. - Creëren sturingsmogelijkheden zorgverbruik in aanpak en overeenkomsten. - In begroting rekening houden met onzekerheden - Aansluiten bij lCT-initiatieven op nationaal niveau (KING) - Keuze voor “proven technology” en beperkte programma’s van eisen (maximaal 80%!)
_________________________________________________________________________________ 116
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
11. BIJLAGE III: CONVERSIETABEL. In de onderstaande tabel zijn de huidige zorgvormen en producten in de Awbz, de Zorgverzekeringswet en de provinciale jeugdzorg omgezet naar de bouwstenen care en cure.
_________________________________________________________________________________ 117
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
_________________________________________________________________________________ 118
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
4. Verordening tot wijziging van de inspraakverordening gemeente Brummen
Verordening tot wijziging van de inspraakverordening gemeente Brummen Kenmerk : INT14.2825 Vastgesteld : raadsvergadering van 27 november 2014 met kenmerk RB14.0070 Inwerkingtreding : 18 december 2014 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 119
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel I De Inspraakverordening gemeente Brummen wordt als volgt gewijzigd. A. Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst Artikel 2 Onderwerp van inspraak 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht. 3. Geen inspraak wordt verleend: a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen; b. indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten; c. indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft; d. inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet; e. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht; f. indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.
Nieuwe tekst Artikel 2 Onderwerp van inspraak 1. Indien een bestuursorgaan inspraak wenst te verlenen, neemt het daartoe een besluit en stelt tevens een inspraakprocedure vast. Bij beleidsvoornemens van de raad beslist het college tot het verlenen van inspraak, met inachtneming van aanwijzingen van de raad. 2. Inspraak wordt verleend voor alle beleidsvoornemens, met uitzondering van: a. ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid; b. beleidsvoornemens waarvoor inspraak bij of krachtens de wet uitgesloten is; c. beleidsvoornemens ter uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft; d. de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en de belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet; e. beleidsvoornemens waarvan de uitvoering dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht; f. beleidsvoornemens waarbij het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving; g. een besluit dat bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid wordt met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb; h. een besluit dat rechtstreeks voortvloeit uit eerder vastgesteld beleid; i. beleidsvoornemens over de interne organisatorische aangelegenheden van de gemeente. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2, sub g kan het bestuursorgaan besluiten wel inspraak te verlenen ter aanvulling van de voorbereiding
_________________________________________________________________________________ 120
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. B. Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst Artikel 4 Inspraakprocedure
Nieuwe tekst Artikel 4 Inspraakprocedure
1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.
2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens deels afwijken van de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of een geheel andere inspraakprocedure vaststellen, zoals het houden van een hoorzitting of inspraakbijeenkomst, het regelen van overleg of het houden van een facultatief referendum.
Artikel II Dit besluit treedt in werking op de achtste dag na de bekendmaking.
_________________________________________________________________________________ 121
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
TOELICHTING OP DE INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE BRUMMEN 2006
Toelichting op de Inspraakverordening gemeente Brummen 2006 Kenmerk : INT14.2826 Vastgesteld : B&W-vergadering van 16 september 2014 met kenmerk BW14.0500 Inwerkingtreding : 18 december 2014 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 122
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
ALGEMEEN In artikel 150 Gemeentewet is aan de gemeenteraad de verplichting opgelegd een Inspraakverordening vast te stellen. Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. In Brummen is gekozen voor een globale raamregeling die het mogelijk maakt dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers. In de Inspraakverordening geldt de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: de Awb) als de primair te volgen procedure voor inspraak. Wel kunnen bestuursorganen afwijken van die afdeling of een andere inspraakprocedure vaststellen. Hierdoor kan het bestuursorgaan de meest adequate procedure voor het beleidsvoornemen gebruiken. Op onderdelen wordt afgeweken van de modelverordening van de VNG, omdat de modelverordening sinds jaren niet meer geactualiseerd is. ARTIKELGEWIJS Artikel 1 Begripsomschrijvingen a. Inspraak: er zijn veel omschrijvingen voor het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het de bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. b. Inspraakprocedure: de verantwoordelijkheid voor het regelen van inspraak (in een verordening) ligt, zo volgt uit de tekst van de wet, bij de raad. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak wordt bij deze verordening neergelegd bij de bestuursorganen zelf, elk ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden. Om efficiency redenen is voor beleidsvoornemens van de raad bepaald dat het college het besluit tot het verlenen van inspraak neemt. c. Beleidsvoornemen: het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Artikel 2 Onderwerp van inspraak Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het bestuursorgaan neemt alleen een besluit indien besloten wordt om inspraak te verlenen. Indien de bepaling uit de modelverordening overgenomen zou zijn, zou ook een besluit vereist zijn als wordt besloten om geen inspraak te verlenen. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting (hierna: de MvT) (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is ver_________________________________________________________________________________ 123
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
meld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Het besluit om inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. In dit lid is tevens opgenomen dat voor beleidsvoornemens van de raad het college besluit tot het verlenen van inspraak, met inachtneming van aanwijzingen van de raad. Deze bepaling is opgenomen om efficiencyredenen. In het tweede lid is opgenomen dat inspraak wordt verleend voor alle beleidsvoornemens, met uitzondering van negen categorieën van beleidsvoornemens. Die negen categorieën van beleidsvoornemens zijn uitgezonderd van inspraak. De eerste zes categorieën zijn overgenomen uit de modelbepaling van de VNG. De overige categorieën betreffen een lokale toevoeging. Het gaat om: beleidsvoornemens over de interne bedrijfsvoering, besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit eerder vastgesteld beleid en besluiten die bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid worden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Beleidsvoornemens over de interne bedrijfsvoering zijn bijvoorbeeld regelingen voor personele aangelegenheden (onder i). Personele regelingen raken niet de burger, maar de ambtenaar. Deze voornemens hebben betrekking op de relatie werkgever - werknemer en niet op de relatie overheid burger. Voor deze beleidsvoornemens gelden andere kaders. Ook besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit eerder vastgesteld beleid zijn uitgezonderd van inspraak, omdat het eerder vastgestelde beleid vaak al na een inspraakprocedure tot stand is gekomen. Bij besluiten die bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid worden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is de overweging dat bij de voorbereiding van die besluiten de belanghebbenden al worden betrokken. Indien een bestuursorgaan het wenselijk acht dat ook anderen in kunnen spreken, bijvoorbeeld ingezetenen die geen belanghebbende zijn, dan bestaat de mogelijkheid om via het derde lid van dit artikel alsnog inspraak te verlenen. Artikel 3 Inspraakgerechtigden De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
_________________________________________________________________________________ 124
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 4 Inspraakprocedure Indien een bestuursorgaan geen andere inspraakprocedure vaststelt voor inspraak, geldt de procedure van afdeling 3.4 van de Awb als de standaard inspraakprocedure. In het tweede lid zijn mogelijke alternatieven voor afdeling 3.4 van de Awb genoemd. Ook is de mogelijkheid vermeld om deels af te wijken van de procedure van afdeling 3.4 van de Awb, bijvoorbeeld indien een kortere termijn voor terinzagelegging wenselijk wordt geacht. Artikel 150, lid 2 Gemeentewet bepaalt dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Er is voor gekozen om de formulering voor de te volgen inspraakprocedure uit de VNGmodelverordening aan te vullen. De reden daarvoor is dat de modelbepaling alleen een mogelijkheid biedt voor het volgen van een andere procedure dan die van afdeling 3.4 van de Awb, zonder aan te duiden wat mogelijk als alternatief gezien kan worden. De in onze formulering genoemde alternatieven zijn gebaseerd op datgene wat in de parlementaire stukken bij artikel 150 van de Gemeentewet is vermeld: -
-
In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) staat: “Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij staten- of raadsvergaderingen, blijft de mogelijkheid bestaan dat in de inspraakverordening voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Aldus wordt ook recht gedaan aan het indertijd aan deze artikelen ten grondslag liggende uitgangspunt dat niet bij alle verschillende bestuurshandelingen altijd op dezelfde wijze inspraak moet worden verleend (vgl. kamerstukken II 1988/1989, 19 403, nr. 10, blz. 59 en 203).” Verder is in de MvT (TK 1999-2000, 27 023 nummer 3, artikelsgewijze toelichting bij artikelen II en III) het volgende vermeld: “Duidelijkheidshalve wordt tenslotte opgemerkt dat de zinsnede «voor zover in de verordening niet anders is bepaald» betekent dat in de provinciale of gemeentelijke verordening niet alleen geheel, maar ook gedeeltelijk kan worden afgezien van toepassing van afdeling 3.4. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen.”
Artikel 5 Eindverslag Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Voor welke inspraakprocedure is gekozen en hoe is de procedure feitelijk verlopen? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd, enz.? Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
_________________________________________________________________________________ 125
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Onder c wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan. In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om vooraf al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen. Artikel 6 Intrekking oude verordening Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7). Artikel 7 Inwerkingtreding Behoeft geen nadere toelichting. Artikel 8 Citeertitel Behoeft geen nadere toelichting.
_________________________________________________________________________________ 126
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5. Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Brummen 2015
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Brummen 2015 Kenmerk : INT14.3426 Vastgesteld : raadsvergadering van 27 november 2014 met kenmerk RB14.0082 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 10 december 2014
_________________________________________________________________________________ 127
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
INHOUDSOPGAVE
Blz.
Hoofdstuk 1. Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen
130 130
Hoofdstuk 2. Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag Artikel 3. Cliëntondersteuning Artikel 4. Persoonlijk plan Artikel 5. Informatie en identificatie Artikel 6. Onderzoek Artikel 7. Advisering Artikel 8. Aanvraag
132 132 132 132 132 132 133 134
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening Artikel 10. Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen Artikel 11. Aanvullende criteria maatwerk vervoersvoorzieningen Artikel 12. Aanvullende criteria maatwerk kortdurend verblijf in een instelling Artikel 13. Aanvullende criteria maatwerk opvang Artikel 14. Voorwaarden en weigeringsgronden Artikel 15. Beschikking Artikel 16. Persoonsgebonden budget
134 134 135 135 135 135 136 137 137
Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten Artikel 17. Bijdrage in de kosten
138 138
Hoofdstuk 5. Kwaliteit en veiligheid Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
139 139 139 139
Hoofdstuk 6. Waardering mantelzorgers Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
140 140
Hoofdstuk 7. Procedurele regels Artikel 22. Controle Artikel 23. Medezeggenschap Artikel 24 Privacy Artikel 25. Bezwaar en mediation
140 140 140 140 140
Hoofdstuk 8. Klachten en inspraak Artikel 26. Interne Klachtenregeling Artikel 27. Klachtregeling Artikel 28. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
140 140 140 141
Hoofdstuk 9. Overgangsrecht en slotbepalingen 141 Artikel 29. Evaluatie 141 Artikel 30. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering141 Artikel 31. Nadere regels en hardheidsclausule 142 Artikel 32. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 142 _________________________________________________________________________________ 128
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
142
TOELICHTING OP DE VERORDENING
143
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen
143 143
Hoofdstuk 2: Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag Artikel 3. Cliëntondersteuning Artikel 4. Persoonlijk plan Artikel 5. Informatie en identificatie Artikel 6. Onderzoek Artikel 7. Advisering Artikel 8. Aanvraag
146 146 147 147 147 147 148 149
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor maatwerkvoorziening Artikel 10. Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen Artikel 11. Aanvullende criteria maatwerk vervoersvoorzieningen Artikel 12. Aanvullende criteria maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf Artikel 13. Aanvullende criteria maatwerk opvang en beschermd wonen Artikel 14. Voorwaarden en weigeringsgronden Artikel 15. Beschikking Artikel 16. Persoonsgebonden budget Artikel 17. Bijdrage in de kosten
149 149 150 150 150 150 151 153 153 155
Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
155 155 156 156
Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
156 156
Hoofdstuk 7: Procedurele regels Artikel 22 Controle Artikel 23. Medezeggenschap Artikel 25. Bezwaar en mediation
157 157 157 157
Hoofdstuk 8: Klachten, medezeggenschap en inspraak Artikel 27. Klachtregeling Artikel 28. Betrekken van ingezetenen bij beleid
157 157 158
Hoofdstuk 9: Overgangsrecht en slotbepalingen 158 Artikel 29. Evaluatie 158 Artikel 30. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering158 Artikel 31. Nadere regels en hardheidsclausule 159 Artikel 32. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 159 Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel 159
_________________________________________________________________________________ 129
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 1. Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Aanbieder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren; Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning; Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken; Begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2015; Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; Cliёntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken; Gebruikelijke hulp: Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten; Hoofdverblijf: de woonruimte, (bestemd en geschikt voor permanente bewoning) waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft; Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; Ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Brummen; Instelling: elke in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin maatschappelijke ondersteuning wordt verleend in de vorm van dienstverlening; _________________________________________________________________________________ 130
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Mantelzorg: Verlenen van hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang, rechtsreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep; Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet; Normaal gebruik van de woning: de mogelijkheid om normale (elementaire) woonfuncties te kunnen verrichten. Hieronder valt slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, koken en keukengebruik, horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning en toegang tot de woning; Onderzoek: het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, van de wet; Onverwijld: zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen; Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen; Persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken; Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt; Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; Vervoersvoorziening: een maatwerkvoorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn directe leefomgeving kan verplaatsen; Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Woning: besloten ruimte die bereikbaar is door een eigen toegang al dan niet samen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden; Woonplaats: de plaats waar iemand aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden woonachtig is; Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning. 2.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.
_________________________________________________________________________________ 131
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 2. Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag 1. 2. 3.
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. 2.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.
Artikel 4. Persoonlijk plan 1.
2.
Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Het college wijst cliënt op de mogelijkheid om hiervoor gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze Verordening.
Artikel 5. Informatie en identificatie 1. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. 2. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Artikel 6. Onderzoek 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie. 2. Het college onderzoekt in een gesprek de wettelijke voorgeschreven onderdelen: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van
_________________________________________________________________________________ 132
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.
4. 5.
6.
7. 8. 9.
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, h. te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; i. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; j. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en k. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze. Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn. Het college wijst de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen. Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek als bedoeld in het eerste lid. De cliënt ondertekent het verslag voor gezien of akkoord en stuurt een ondertekend exemplaar naar het college. De cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger kan feitelijke gegevens corrigeren en kan zijn/haar opmerkingen bij het onderzoeksverslag kenbaar maken. Correcties en opmerkingen worden aan het onderzoeksverslag toegevoegd. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is. Als de cliënt in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in dit artikel.
Artikel 7. Advisering 1.
2.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten: a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen. b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien: a. Het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd. b. Het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden. c. Het college dat overigens gewenst vindt.
_________________________________________________________________________________ 133
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Artikel 8. Aanvraag 1.
2. 3. 4.
Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een cliënt schriftelijk bij het college worden ingediend. De cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Een ondertekend verslag van het gesprek wordt beschouwd als aanvraagformulier, tenzij de cliënt een afzonderlijk aanvraagformulier wenst in te vullen.
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening 1. 2.
Het college neemt het voor akkoord ondertekende verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van chronische psychische of psychosociale problemen of de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen i. op eigen kracht; ii. met gebruikelijke hulp; iii. met mantelzorg; iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; v. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of vi. met gebruikmaking van algemene voorzieningen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen i. op eigen kracht; ii. met gebruikelijke hulp; iii. met mantelzorg; iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of v. met gebruikmaking van algemene voorzieningen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
_________________________________________________________________________________ 134
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.
Recht op een maatwerkvoorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.
Artikel 10. Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen 1.
2.
3.
In aanvulling op artikel 9 kan een cliënt voor een woonvoorziening in aanmerking komen indien deze woonvoorziening bestaat uit het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimten in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft. De woonvoorziening heeft betrekking op de bereikbaarheid, toegankelijkheid en gebruik van de woning. In aanvulling op artikel 9 kan een cliënt voor verhuis- en/of inrichtingskosten in aanmerking worden gebracht indien de kosten van een noodzakelijke woningaanpassing niet als goedkoopst compenserende voorziening is aan te merken. Het college neemt in het Besluit een bedrag op waarboven het verhuisprimaat beoordeeld wordt.
Artikel 11. Aanvullende criteria maatwerk vervoersvoorzieningen 1.
2.
In aanvulling op artikel 9 kan een maatwerkvoorziening worden getroffen ten aanzien van het lokaal verplaatsen. De te verstrekken voorziening wordt afgestemd op de individuele vervoersbehoefte die lokale maatschappelijke participatie per vervoermiddel mogelijk maakt, met een omvang van maximaal 1500 kilometer per jaar. Het college kan in individuele gevallen hiervan afwijken. Onder lokaal verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving van de cliënt wordt verstaan het verplaatsen met een vervoersvoorziening in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning.
Artikel 12. Aanvullende criteria maatwerk kortdurend verblijf in een instelling 1.
2. 3. 4.
In aanvulling op artikel 9 kan een cliënt in aanmerking komen voor kortdurend verblijf in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, indien het kortdurend verblijf noodzakelijk is ter ontlasting van de mantelzorger én de cliënt in dat geval aangewezen is op ondersteuning dat gepaard gaat met permanent toezicht. Het kortdurend verblijf in als bedoeld in het eerste lid omvat een dagdeel of een etmaal per week. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het vorige lid. Het te bereiken resultaat van kortdurend verblijf wordt slechts geboden indien deze gericht is op het ontlasten van de mantelzorger met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen laten wonen van de cliënt.
Artikel 13. Aanvullende criteria maatwerk opvang 1.
2.
In aanvulling op artikel 9 kan een cliënt voor nachtopvang in aanmerking komen als hij: a. feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en b. beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en c. niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen. Een cliënt kan als slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor crisisopvang als deze:
_________________________________________________________________________________ 135
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
a.
3.
4.
slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en b. 18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en c. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien. Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen als: a. hij een psychiatrische aandoening heeft, en b. er voor hem sprake is van noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en c. hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen. Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeentes over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot de opvang en beschermd wonen.
Artikel 14. Voorwaarden en weigeringsgronden 1.
2.
3.
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt: a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat. b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen; c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen; d. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is; e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld; f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; g. voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht; h. indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond; i. indien de voorziening op therapeutische basis wordt aangevraagd. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt: a. als deze niet langdurig noodzakelijk is (bijv. langer dan zes maanden); b. indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Brummen. Geen woonvoorziening wordt verstrekt: a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
_________________________________________________________________________________ 136
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
c.
4.
voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting; d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is; e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college; f. Indien de voorziening uitgaat van een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw. Een cliënt kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.
Artikel 15. Beschikking 1.
2.
3.
4.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. de ingangsdatum en duur van de verstrekking; c. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget; c. wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 16. Persoonsgebonden budget 1.
2.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een zaak wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst compenserende voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan. Voor zover dit geen onderdeel is van het persoonsgebonden budget, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.
_________________________________________________________________________________ 137
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
3.
4.
5. 6.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. Een cliënt ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk: a. deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld; b. tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald. Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt; Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten Artikel 17. Bijdrage in de kosten 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning; b. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een persoonsgebonden budget. 2. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening. 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald: a. door een aanbesteding; b. na een consultatie in de markt, of c. in overleg met de aanbieder. 4. De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het verstrekte bedrag. 5. De bedragen en percentages die gelden voor een bijdrage als bedoeld in het eerste lid onder a. in de kosten zijn gelijk aan de bedragen en percentages opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. 6. De bijdragen in de kosten voor opvang worden door de aanbieder/instelling vastgesteld en geïnd. Het college wijst deze insteling(en) aan. 7. Als een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door: a. de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en, b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt. 8. In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet. 9. In afwijking van het eerste lid onder a. en b. kan het college nadere regels stellen in welke gevallen de cliënt geen bijdrage verschuldigd is.
_________________________________________________________________________________ 138
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 5. Kwaliteit en veiligheid Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1.
2. 3.
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten inbegrepen, door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg; c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten inbegrepen. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1.
2.
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en e. kosten voor bijscholing van personeel. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met: a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: i. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; ii. instructie over het gebruik van de voorziening; iii. onderhoud van de voorziening, en iv. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.
Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. 2. 3.
4.
Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
_________________________________________________________________________________ 139
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 6. Waardering mantelzorgers Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Hoofdstuk 7. Procedurele regels Artikel 22. Controle 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. 2. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding. Artikel 23. Medezeggenschap 1. Aanbieders dienen voor zover mogelijk te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 24 Privacy 1. Het college verwerkt geen gegevens betreffende een cliënt, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is. 2. Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een cliënt zonder daartoe van de cliënt toestemming te verkrijgen. 3. In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een cliënt verwerken zonder daartoe de toestemming van die cliënt te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de cliënt of een wettelijke plicht. 4. Het college verwerkt bijzondere persoonsgegevens niet stelselmatig. 5. Het college beveiligt de persoonsgegevens die zijn verkregen ten behoeve van de uitvoering van de wet deugdelijk en adequaat. Artikel 25. Bezwaar en mediation Als een belanghebbende (pro-forma) bezwaar heeft ingediend, informeert het college de indiener over de mogelijkheid mediation in te zetten als middel om tot een vergelijk te komen.
Hoofdstuk 8. Klachten en inspraak Artikel 26. Interne Klachtenregeling Het college beschikt over een regeling voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. Artikel 27. Klachtregeling 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen
_________________________________________________________________________________ 140
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 28. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Hoofdstuk 9. Overgangsrecht en slotbepalingen Artikel 29. Evaluatie Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens een jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Artikel 30. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten; d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden, of e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget. 4. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. _________________________________________________________________________________ 141
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
5. 6.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van persoonsgebonden budgetten.
Artikel 31. Nadere regels en hardheidsclausule 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening. 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 32. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014 wordt ingetrokken. 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen. 3. In afwijking van het tweede lid houdt een cliënt recht op huishoudelijke hulp categorie I. in natura of een Persoonsgebonden budget, verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014, tot het einde van de in de beschikking toegekende periode of tot de ingangsdatum van de herindicatie met een maximum van twee jaar tot uiterlijk 1 januari 2017. 4. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 5. Van het in lid 4 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken. 6. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt. 7. Van het in lid 6 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken. Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Brummen 2015.
_________________________________________________________________________________ 142
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
TOELICHTING OP DE VERORDENING Artikelsgewijze toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2015
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen Aanbieder Natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren. Algemene voorziening Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; Dit zijn bijvoorbeeld de verbetering van de toegankelijkheid van gebouwen en voorzieningen, het lokale vervoer en de toegankelijkheid van informatie. Andere algemene voorzieningen met een iets specifieker karakter zijn bijvoorbeeld een klussendienst, een was- en strijkservice, een maaltijdvoorziening, sociaal vervoer, informele buurtzorg, sociaal-culturele voorzieningen. Algemeen gebruikelijke voorziening Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie o.a. CRvB 03-07-2001, nr. 00/764 WVG, CRvB 16-04-2008, nr. 06/4668 WVG, CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank Arnhem 1608-2012, nr. AWB 11/5564). Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt (zie CRvB 17-11-2009, nr. 08/3352 WMO). De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt ziet op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: Is de voorziening gewoon te koop? Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Begeleiding Activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven Besluit Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2015 Bijdrage in de kosten Uit artikel 2.1.4 van de wet vloeit de bevoegdheid voort tot het vragen van een bijdrage in de kosten. Cliënten zullen voor hun ondersteuning, als de gemeente daarvoor kiest, een bijdrage moeten _________________________________________________________________________________ 143
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
betalen. Deze bijdrage kan, als het een maatwerkvoorziening betreft, afhankelijk worden gesteld van het inkomen en het vermogen. Op grond van artikel 2.1.4 lid 4 van de wet zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) gesteld. Daarin is bepaald wat de ruimte is die de gemeenteraad (het college bij delegatie door de gemeenteraad) heeft voor het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage. Ook voor een algemene voorziening kan eventueel een bijdrage van de cliënt in de kosten worden gevraagd (m.u.v. cliëntondersteuning), maar deze bijdrage kan, anders dan die voor een maatwerkvoorziening, niet inkomensafhankelijk zijn. Cliёntondersteuning Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Dit leidt tot regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) en bevordert de zelfredzaamheid en participatie. De informatie en het advies houden ook in uitgebreide vraagverheldering evenals kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen. Het gaat om informatie en advies aan mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de persoon het niet zelf of met zijn omgeving op kan lossen.; Gebruikelijke hulp Als in een leefeenheid meerdere personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft voor personen van 18 jaar of ouder een verplichtend karakter. Gemeenschappelijke ruimte Het gaat hier om een gedeelte(n) van een woongebouw niet behorend tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende vanaf de toegang tot de woning te bereiken. Hoofdverblijf De vraag in welke gemeente de belanghebbende woonplaats heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden; bijvoorbeeld aan de hand waar iemand de meeste nachten doorbrengt. Hulpvraag De hulpvraag is de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 1 van de wet. Als iemand die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning zich tot het college wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet is noodzakelijk. Ingezetene De cliënt kan als hij ingezetene is van een gemeente in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie (artikel 1.2.1 Wmo). Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen en opvang in aanmerking te komen moet de cliënt in ieder geval ingezetene van Nederland zijn, maar niet persé van de gemeente. Uit de _________________________________________________________________________________ 144
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot het college van de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is niet verder uitgelegd. Uit de jurisprudentie bij de Wmo 2007 (CRvB 22-09-2010, nr. 09/1743 WMO ) volgt dat het gaat om de feitelijke verblijfplaats, waarbij een inschrijving in het Basisregistratie Personen (BRP) belangrijk is maar niet doorslaggevend. Instelling Binnen een instelling wordt ondersteuning in de vorm van dienstverlening geboden. Het kan gaan om beschermd wonen, maar bijvoorbeeld ook om een instelling waar kortdurend verblijf wordt geboden. Hierbij kan gedacht worden aan volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling Subsidies AWBZ/Wlz. Mantelzorg Verlening van hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. Bij het verlenen van mantelzorg gaat het om het bieden van iets extra's dat qua duur en qua intensiteit de normale gang van zaken overstijgt. Melding Eenieder kan zich melden bij zijn gemeente met een hulpvraag. Door het melden maakt de cliënt of de melder de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien een ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. Normaal gebruik woning Onder het normale gebruik van de woning wordt in de jurisprudentie het verrichten van elementaire woonfuncties verstaan. Voorbeelden hiervan zijn: wonen, douchen en slapen. Onverwijld De wet en deze verordening spreken op verschillende momenten van ‘onverwijld’. Het ligt altijd aan de concrete omstandigheden van een zaak wat daaronder moet worden verstaan. Het is echter ook van belang voor de cliënt dat hij een indruk heeft waar hij vanuit kan gaan. Het is daarom van belang, dat deze passage in de verordening wordt opgenomen. Het komt de rechtszekerheid ten goede en laat binnen de drie werkdagen voldoende ruimte voor maatwerk. Persoonlijk plan In het plan kan de cliënt – al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk - de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e Wmo, worden onderzocht door het college. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van cliënten in de Wmo versterkt. Sociaal netwerk _________________________________________________________________________________ 145
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt. Dit omvat ook de mantelzorger. Met dat laatste worden personen bedoeld andere personen met wie hij regelmatig contacten onderhoudt zoals buren, medeleden van een vereniging etc.Uit de definitie als zodanig vloeit geen verplichting voor deze personen voort om iemand bij te staan. Uitvoeringsbesluit Utvoeringsbesluit Wmo 2015 Vervoersvoorziening Een maatwerkvoorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn directe leefomgeving kan verplaatsen Wet Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Woning Besloten ruimte die bereikbaar is door een eigen toegang al dan niet samen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden. Daarbij worden geen elementaire woonfuncties, zoals woon-, en slaapkamer, keuken, badkamer en toilet met andere woningen gedeeld. Met uitzondering van de kamers die zelfstandig verhuurd worden.; Woonplaats Onder de Wmo 2007 heeft de CRvB bepaald dat een redelijke uitleg van Wmo meebrengt dat de compensatieverplichting van het college uitsluitend bestaat jegens degenen die in de betreffende gemeente woonplaats hebben (zie ook CRvB 11-12-2013, nr. 11/46 WMO). Dit zal onder de Wmo 2015 niet anders zijn. De CRvB is verder van oordeel dat iemand niet in meerdere gemeenten tegelijkertijd woonplaats kan hebben en dat de vraag in welke gemeente de belanghebbende woonplaats heeft, beantwoord dient te worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden; Woonvoorziening Een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning.
Hoofdstuk 2: Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag De cliënt doet een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, de hulpvraag. De melding is, zo blijkt uit de Memorie van Toelichting, niet gebonden aan een vorm of locatie. De melding kan schriftelijk, elektronisch of telefonisch worden gedaan. Het eerste lid van artikel 2 is nog eens benadrukt dat de melding het middel is van een cliënt om zijn hulpvraag bij het college neer te leggen en dat deze vorm vrij is. De melding kan door of namens de cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden. In het tweede lid is voor de volledigheid nog vermeld dat het college de ontvangst bevestigt, ofschoon dit ook blijkt uit artikel 2.3.2 lid 1 van de wet. Uit de Memorie van Toelichting blijkt bovendien dat het college het tijdstip van de melding moet registreren. Uit wet noch toelichting blijkt dat de bevestiging _________________________________________________________________________________ 146
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
van de ontvangst van de melding schriftelijk moet. De gemeente kan hier wel voor kiezen in verband met de registratie en zorgvuldigheid. Derhalve is de schriftelijke bevestiging in dit artikel opgenomen. In het derde lid is overeenkomstig artikel 2.3.3 van de wet een uitzondering vervat voor spoedeisende gevallen, bijvoorbeeld direct na ziekenhuisopname. Het college is op grond van de wet verplicht in dergelijke gevallen een passende tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding. Artikel 3. Cliëntondersteuning De verplichtingen die in dit artikel genoemd worden, zijn ook neergelegd in de artikelen 2.2.4, lid 1 onderdeel a en 2.3.2 lid 3 van de wet. Met name het wijzen op de beschikbare cliëntondersteuning zal een specifieke plek gaan innemen in de procedure na de melding. Cliëntondersteuning is gedefinieerd in artikel 1.1.1 van de wet. De cliëntondersteuning moet kosteloos zijn en er kan dan ook geen bijdrage in de kosten voor worden gevraagd. Artikel 4. Persoonlijk plan De verplichtingen voor het college die hier genoemd worden, zijn ook opgenomen in artikel 2.3.2 van de wet. Omdat het een specifieke plaats inneemt in de volgorde van de procedure, is het hier op de plaats in de procedure nogmaals ingevoegd. Het persoonlijk plan is in de wet opgenomen door middel van een amendement (TK 2013-2014, 33841 nr. 70). Doordat de cliënt voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Hiermee komt de regie bij de cliënt te liggen. Artikel 5. Informatie en identificatie Ook voor deze bepaling geldt dat de verplichtingen al voortvloeien uit de wet, concreet de artikelen 2.3.2 lid 7 en 2.3.4 lid 1. Analoog aan artikel 4:2 Awb, dat voor de aanvraagfase van een besluit regelt dat de aanvrager de nodige gegevens moet verstrekken, is met lid 1 van artikel 4 geregeld dat de cliënt daartoe ook in de voorafgaande onderzoeksfase gehouden is. In de Memorie van Toelichting op artikel 2.3.4. lid 1 Wmo is beschreven welke documenten onder artikel 1 Wet op de identificatieplicht vallen, zoals bedoeld in lid 2 van artikel 4. Artikel 6. Onderzoek Het onderzoek vormt de kern van de procedure. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 lid 4 de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. Het gesprek wordt in de wet niet expliciet genoemd, maar impliciet wordt er vanuit gegaan dat persoonlijk contact tussen gemeente en cliënt plaatsvindt. In artikel 6 wordt benadrukt dat een gesprek deel uitmaakt van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de cliënt zoveel mogelijk bij betrokken wordt. Het college onderzoekt in een gesprek de wettelijke voorgeschreven onderdelen: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
_________________________________________________________________________________ 147
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
d.
e. f.
g.
h. i. j. k.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4 aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek. In lid 5 is bepaald dat de weergave van het onderzoek ook een verslag van het gesprek bevat. Dit kan een beknopte weergave zijn van hetgeen besproken is. Als de cliënt aangeeft geen prijs te stellen op het ontvangen van de weergave van het onderzoeksresultaat en/of het verslag kan verzending daarvan achterwege blijven. In het kader van de zorgvuldigheid dient het college hier niet te snel vanuit te gaan. De cliënt zal ondubbelzinnig en schriftelijk moeten verklaren geen prijs te stellen op het ontvangen van de genoemde bescheiden. In lid 8 wordt een brug geslagen tussen de melding en de aanvraag. Het zorgt ervoor dat de cliënt vrijwel drempelvrij doorstroomt van de onderzoeksfase naar de aanvraagfase en voorkomt onnodige handelingen en juridisering. Artikel 7. Advisering Lid 1 van dit artikel in de verordening bepaalt dat het college bevoegd is degene door of namens wie een melding is gedaan of door of namens wie een aanvraag is ingediend, alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn van de beoordeling van de aanspraak op een voorziening. Afdeling 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht, geeft in een aantal artikelen enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Artikel 3:5 lid 1 Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat in deze afdeling onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. In de wet is niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de wet echter vaak onontbeerlijk zijn. Het college dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In de verordening wordt niet opgenomen wie de adviseur is. Men kan immers _________________________________________________________________________________ 148
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
meer adviseurs in verschillende, zelfs wisselende situaties hebben, wat een eenduidige vermelding onmogelijk maakt. Artikel 8. Aanvraag In het kader van de volgorde van de procedure herhaalt artikel 8 in lid 1 de wet: de aanvraag kan pas worden ingediend na het onderzoek of na het verstrijken van de zes wekentermijn. Artikel 2.3.5, lid 1 van de wet maakt duidelijk dat de aanvraag ziet op een maatwerkvoorziening. Andere oplossingen die tot tevredenheid kunnen bijdragen aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie kunnen zonder aanvraag en dus zonder beschikking worden ingezet In lid 4 is opgenomen om voor de aanvraag een formulier vast te stellen dat de cliënt dient te gebruiken en is de mogelijkheid geopend dat ook een ondertekend verslag als aanvraagformulier kan dienen). Met dit artikel wordt ook uitgewerkt de verplichting, neergelegd in artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor maatwerkvoorziening In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder de Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning. In artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel a van de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In de memorie van toelichting op deze bepaling (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, blz. 134) wordt aangegeven dat het bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening op maatwerk aankomt. Gemeentelijke vrijheid is nodig omdat de behoeften van inwoners per gemeente kunnen verschillen en de sociale en fysieke infrastructuur per gemeente anders is. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het is daarom niet mogelijk of wenselijk dat in de verordening limitatief wordt geregeld welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt. De gemeente moet wel aan de hand van geschikte en toepasbare criteria meer in detail en concreet nader afbakenen in welke gevallen iemand een maatwerkvoorziening kan krijgen. In dit artikel is deze verplichting uitgewerkt. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat het college kan volstaan met de goedkoopst compenserende voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel compenserend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip compenserend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer compenserend maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is.
_________________________________________________________________________________ 149
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een compenserende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen. Het begrip goedkoopst compenserend geeft het college mogelijkheden tot sturen binnen het beleid. Artikel 10. Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen In dit artikel zijn aanvullende criteria opgenomen voor een maatwerkwerkvoorziening woonvoorzieningen. Het verhuisprimaat op zichzelf is als voorwaarde gesteld in artikel 9, lid 2, namelijk dat slechts de goedkoopst compenserende voorziening wordt verstrekt. Omwille van de duidelijkheid is bij het onderdeel woonvoorzieningen nogmaals het primaat van de verhuizing opgenomen. In het Besluit zal een bedrag worden opgenomen om te beoordelen of het verhuisprimaat moet worden toegepast. Artikel 11. Aanvullende criteria maatwerk vervoersvoorzieningen Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de cliënt zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen. Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag in de directe woon- en leefomgeving (voorbeelden: bezoek familie, vrienden, kennissen, doen van boodschappen, bezoek buurtcentrum, etc.). In lid 2 is opgenomen dat te verstrekken vervoersvoorziening voor maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen per vervoermiddel een omvang van maximaal 1500 kilometer per jaar kan hebben. Voor het bovenregionaal vervoer heeft het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wet te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones (= 15-20 kilometer) vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. Artikel 12. Aanvullende criteria maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf Kortdurend verblijf is slechts gedurende maximaal een dagdeel of een etmaal per week mogelijk. Als er behoefte is aan meer etmalen per week, dan moet de cliënt een beroep doen op de Wet langdurige zorg. Er moet permanent toezicht noodzakelijk zijn in verband met de beperkingen van de cliënt. Daarnaast moet duidelijk zijn dat ontlasting van de mantelzorger noodzakelijk is. Daarbij is het verhaal van de mantelzorger leidend. Artikel 13. Aanvullende criteria maatwerk opvang en beschermd wonen Opvang kan allereerst betrekking hebben op het bieden van onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. Maar opvang kan ook in diverse vormen worden geboden aan personen die zich in verband met psychische of psychosociale problemen, verslaving of een combinatie daarvan niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving. Er kan sprake zijn van dag- of nachtopvang of begeleid wonen.
_________________________________________________________________________________ 150
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Voor personen met ernstige psychische of psychosociale problemen die zich niet zelfstandig kunnen handhaven, kan beschermd wonen worden geboden in een accommodatie van een instelling. De begeleiding die wordt geboden is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Artikel 14. Voorwaarden en weigeringsgronden In rechtbankjurisprudentie is inmiddels herhaaldelijk bepaald dat afwijzingsgronden, wil er een beroep op kunnen worden gedaan, een grondslag in de verordening moeten hebben. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 8-11-2013, nr. ZUT 12/1823. Ook in het kader van rechtszekerheid is hier iets voor te zeggen: bij het ontbreken van afwijzingsgronden of het hanteren van zeer ruime afwijzingsgronden is het voor de cliënt niet mogelijk om zijn rechtspositie te bepalen of te voorzien. Bovendien is met dit artikel invulling gegeven aan de verplichting van artikel 2.1.3, tweede lid onder a van de wet, omdat is aangegeven op grond van welke criteria iemand voor een maatwerkvoorziening in aanmerking kan komen. Ad. a De wet kent niet een bepaling zoals die wel was opgenomen in artikel 2 van de Wmo 2007. Het is echter wel van belang om een duidelijke afbakening te hebben met andere wetten. Vandaar dat deze bepaling in de verordening is opgenomen. Voor zover er met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat, wordt er geen maatwerkvoorziening toegekend. Uit de jurisprudentie tot stand gekomen ten tijde van de Wmo 2007 volgt dat de cliënt aanspraak moet hebben op de voorziening, om te kunnen spreken van een voorliggende voorziening (CRvB 09-112011, nr. 11/3583 WMO en CRvB 28-09-2011, nr. 10/2587 WMO). Dat wil niet zeggen dat cliënt de voorziening daadwerkelijk moet hebben, maar dat hij daarop aanspraak heeft. Er is geen sprake van een voorliggende voorziening indien de voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling is afgewezen (CRvB 03-08-2011, nr. 11/517 WMO) of indien vaststaat dat cliënt daarvoor niet in aanmerking komt (CRvB 19-04-2010, nr. 09/1082 WMO). Indien de voorziening op grond van een andere specifieke wettelijke regeling slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt, is er sprake van een voorliggende voorziening (CRvB 22-05-2013, nr. 10/6782 WMO). De cliënt kan dan niet voor het overige gedeelte van de kosten een beroep doen op de Wmo. Ad. b Dit betreft de herhaling van het algemene toetsingskader, zoals dat in de wet centraal staat. Door het hier te herhalen kan het dienst doen als afwijzingsgrond. Ad. c Een algemene voorziening gaat voor op verstrekking van een maatwerkvoorziening. Ook dit is een uitvloeisel van het algemene toetsingskader van de wet. Het is hier opgenomen om dienst te doen als afwijzingsgrond. Ad. d Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie o.a. CRvB 03-07-2001, nr. 00/764 WVG,
_________________________________________________________________________________ 151
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
CRvB 16-04-2008, nr. 06/4668 WVG, CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank Arnhem 1608-2012, nr. AWB 11/5564). Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt (zie CRvB 17-11-2009, nr. 08/3352 WMO). De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt ziet op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: Is de voorziening gewoon te koop? Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Ad. e Hier wordt gedoeld op de situatie dat de cliënt een voorziening aanvraagt nadat deze reeds door de cliënt gerealiseerd of aangekocht is. Omdat het college dan geen mogelijkheden meer heeft de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken, noch anderszins invloed heeft op de te verstrekken voorziening, kan in deze situatie de voorziening worden geweigerd. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als goedkoopst compenserende voorziening beschouwt. Ad. f In dit onderdeel wordt aangegeven dat de aanvraag geweigerd kan worden als het gaat om een vergoeding of verstrekking die reeds eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de cliënt verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid, dus niet indien de cliënt geen schuld treft. Ook hier kan de eigen verantwoordelijkheid van een cliënt een rol spelen. Indien bijvoorbeeld in een woning een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien vervolgens bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan. Ad. g De maatwerkvoorziening is gericht op een individuele cliënt. Het past hier niet om generieke voorzieningen te treffen. Daarvoor zijn de algemene maatregelen en algemene voorzieningen geschikte instrumenten. Ad. h De eigen verantwoordelijkheid van cliënten speelt een prominentere rol in de Wmo, getuige bijvoorbeeld CRvB 21-5-2012, nr. 11/5321 WMO. Onderdeel h is optioneel opgenomen om de eigen verantwoordelijkheid daadwerkelijk weer te geven in de verordening zodat het kan dienen als beoordelings- en afwijzingsgrond. De CRvB heeft echter herhaaldelijk (zo ook in de hier genoemde uitspraak) geoordeeld dat de eigen verantwoordelijkheid binnen de Wmo een grote rol speelt, zodat een grondslag niet expliciet nodig lijkt te zijn. Ad. i Hier wordt aangeven dat de aanvraag geweigerd kan worden als het gaat om een voorziening op therapeutische basis. Voorzieningen op therapeutische basis zijn voorzieningen die nodig zijn vanwege een behandelplan gericht op genezing of instandhouding van de gezondheid op een bepaald niveau. Deze worden op een andere wijze vergoed. Soms ontstaat er verwarring omdat vanuit twee verschillende regelingen aanspraak mogelijk is op eenzelfde soort voorziening. Het verschil zit hem _________________________________________________________________________________ 152
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
dan in het doel waarvoor de voorziening nodig is. Te denken valt aan een ligbad. Een Wmowoonvoorziening zal altijd gericht zijn op het normale gebruik van de woning. Indien een ligbad primair nodig is voor bijvoorbeeld het langdurig inweken vanwege psoriasis, wordt een dergelijke voorziening als therapeutisch beschouwd en vanuit de Wet afgewezen. De in het tweede lid opgenomen gronden zijn specifiek van toepassing op maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. De voorzieningen of diensten moeten langdurig noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Dat wil allereerst zeggen dat er een noodzaak voor compensatie moet zijn. Er moet worden vastgesteld dat er sprake is van beperkingen waardoor belanghebbende niet kan deelnemen aan het leven van alle dag. Hierbij speelt de medisch adviseur (arts in dienst van een door de gemeente gecontracteerd bureau voor sociaal medisch advies) een belangrijke rol om te bepalen of voorzieningen medisch noodzakelijk zijn of dat deze juist antirevaliderend werken. De medisch adviseur kan tevens uitsluitsel geven over de vraag of er sprake is van een langdurige noodzaak. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan. Voor sommige maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal per situatie verschillen. Als de verwachting is dat belanghebbende na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan. Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak. In het derde lid zijn enkele afwijzingsgronden opgenomen die specifiek zien op een maatwerkvoorziening die onder de Wmo 2007 zouden worden aangeduid met de term 'woonvoorziening', een term die binnen de Wmo 2015 ook gebruikt kan worden. In het vierde lid heeft het primaat van collectief vervoer een grondslag gekregen. Wanneer dit in de gemeente niet aanwezig is, hoeft het artikellid uiteraard niet overgenomen te worden. Artikel 15. Beschikking De cliënt moet op basis van de beschikking die hij ontvangt de informatie krijgen die nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de cliënt goed en volledig informeert. In dit artikel zijn de essentialia opgenomen die in ieder geval in de beschikking moeten worden opgenomen. Artikel 16. Persoonsgebonden budget Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een persoonsgebonden budget verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b). Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een persoonsgebonden budget aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103). In de volgende leden wordt gehoor gegeven aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een _________________________________________________________________________________ 153
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van compenserende ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Het vorenstaande is nader uitgewerkt in het Besluit. Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget kan geweigerd worden voor zover de kosten van het persoonsgebonden budget hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het persoonsgebonden budget om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het persoonsgebonden budget slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een persoonsgebonden. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen. Een persoonsgebonden budget is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een persoonsgebonden budget is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Ten aanzien van het vierde lid is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder dit sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet).
_________________________________________________________________________________ 154
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Het derde lid is een ‘kan’-bepaling. In dit lid is geconcretiseerd welke termijn is verbonden aan de besteding van het persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van het persoonsgebonden budget nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing geheel of gedeeltelijk in te trekken. Dit dient de rechtszekerheid en voorkomt de situatie waarin het recht oneindig open zou moeten staan. Deze bepaling is ook te zien als een verbijzondering van de bepaling in het tweede lid, onder e van artikel 28 van de verordening (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet). Artikel 17. Bijdrage in de kosten De gemeente mag van cliënten een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van een persoonsgebonden budget alsmede voor algemene voorzieningen. In het tweede lid is de mogelijkheid geopend om specifieke groepen korting te verlenen op de bijdrage. In het derde lid is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet mag overstijgen: de gemeente mag geen winst maken op de bijdragen. In het vierde en vijfde lid is uiteengezet hoe de kostprijs tot stand komt. In het zesde lid zijn de bedragen en percentages van het uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard. In lid 7 en lid 8 is de mogelijkheid van artikel 2.1.5, om de bijdrage ook aan de ouders van minderjarige cliënten op te leggen, benut. De mogelijkheid is opgenomen om nadere regels te stellen in welke gevallen de cliënt geen eigen bijdrage verschuldigd is
Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 e.v. van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van cliënten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning.
_________________________________________________________________________________ 155
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
In het eerste lid is een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt. Het in het derde lid genoemde jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek is verplicht op grond van artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet. Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In artikel 6.1 van de wet is bepaald dat het college personen aanwijst die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet. In aanvulling op het bovenstaande regelt dit artikel dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Overeenkomstig het vierde lid kan het college bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald dat het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Het college is bevoegd dit nader te regelen. Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen. _________________________________________________________________________________ 156
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
Hoofdstuk 7: Procedurele regels Artikel 22 Controle Op grond van artikel 2.3.6 vierde lid dienen in de verordening regels te worden gesteld over de bestrijding van ten onrechte ontvangen van maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budget alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Essentieel daarbij is dat het college periodiek controles uitvoert naar het gebruik en de besteding van voorzieningen op grond van deze wet. Artikel 23. Medezeggenschap Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder f, van de wet, waarin is bepaald dat in ieder geval moet worden bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. In de verordening is gekozen voor medezeggenschap van cliënten van alle (dus niet bepaalde)voorzieningen. In dit artikel gaat het dus om medezeggenschap van cliënten tegenover de aanbieder. Voorheen moest de aanbieder voldoen aan de in de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gestelde regels. Onder de Wmcz werd inspraak tegenover de aanbieder reeds verwezenlijkt via de cliëntenraad. Onder de Wmo 2015 is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten. In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders voor zover mogelijk een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een medezeggenschapsregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder b, van de wet). Omdat we mogelijk ook te maken krijgen met ZZP’ers hebben we ‘voor zover mogelijk’ opgenomen. Van een ZZP’ er kan namelijk niet gevraagd worden een medezeggenschapregeling op te nemen. In het tweede lid is een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd. Artikel 25. Bezwaar en mediation Zowel belanghebbende als gemeente hebben er baat bij dat zo veel mogelijk langdurige bezwaarprocedures worden voorkomen. Bij het niet eens zijn met de genomen beslissing kan mediation in een vroeg stadium een middel zijn om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Wordt er geen overeenstemming behaald dan blijft de weg open voor de bezwaarprocedure zoals in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) vermeld.
Hoofdstuk 8: Klachten, medezeggenschap en inspraak Artikel 27. Klachtregeling In het eerste lid is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. Een dergelijke bepaling is verplicht op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder e, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten is vereist. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid,
_________________________________________________________________________________ 157
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
onder a, van de wet). In de verordening is gekozen voor een afhandeling van klachten van cliënten van alle (dus niet bepaalde) voorzieningen. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 57-58) staat dat cliënten in beginsel moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen. De cliënt kan ontevreden zijn over het gedrag van een lid van het sociale team wijken, bijvoorbeeld over de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid. Is de cliënt niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder). Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open. In het tweede lid is een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd Artikel 28. Betrekken van ingezetenen bij beleid Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het Wmo-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van inspraak vorm te geven.
Hoofdstuk 9: Overgangsrecht en slotbepalingen Artikel 29. Evaluatie Deze evaluatie is niet hetzelfde als de evaluatie die op centraal niveau (zie artikel 7.10 van de wet) zal plaatsvinden, maar kan wel de daarin verzamelde gegevens benutten. Artikel 30. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het eerste, tweede en vierde lid bevatten een herhaling van hetgeen al in de tekst van de wet is opgenomen (artikel 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Met opname van deze wettekst in de verordening wordt beoogd een compleet beeld te geven van de regels voor de bestrijding van het ten onrechte _________________________________________________________________________________ 158
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 10 december 2014 Weeknummer: 50
ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; ‘omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.’ In het vijfde lid is dan ook een bepaling opgenomen die het college de bevoegdheid geven tot terugvordering van in eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen. Artikel 31. Nadere regels en hardheidsclausule Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden. Artikel 32. Intrekking oude verordening en overgangsrecht De wet zelf bevat overgangsrecht voor cliënten die vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo, zie de artikelen 8.1 tot en met 8.4. In dit artikel is het overgangsrecht op gemeentelijk niveau geregeld. In het tweede lid is duidelijk gemaakt dat bestaande rechten doorlopen, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. In lid 3 is een overgangsregeling huishoudelijke hulp opgenomen. In het vierde lid is als hoofdregel neergelegd dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit voor de cliënt nadelige gevolgen kan hebben, is in het vijfde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit moet voorkomen dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdverloop wordt aangetast. Dezelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid. Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze verordening en legt vast hoe de verordening dient te worden aangehaald.
_________________________________________________________________________________ 159