Raadsvoorstel Datum vaststelling voorstel door het college 9 september 2014
Datum raadsvergadering donderdag 27 november 2014
Bijbehorend veld van de programmabegroting Bestuurlijke zaken
Nummer raadsvoorstel 2014-073
Naam portefeuillehouder college / Initiatiefnemer raad G.F. Naafs
Wettelijke basis Artikel 149 Gemeentewet Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug 2013 Onderwerp Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug 2013
Samenvatting De Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug 2013 (APV 2013) dient te worden herzien naar aanleiding van: Het nieuwe model van de VNG De invoering van een nieuw artikel met betrekking tot een lokaal blowverbod (artikel 2:48A) Het aanpassen van de artikelen met betrekking tot loslopende honden (artikel 2:57) en verontreiniging door honden (artikel 2:58) De aanwijzing van politiemensen en buitengewoon opsporingsambtenaren als toezichthouder (artikel 6:2) Voorgesteld besluit De wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2013 vast te stellen. Financiële consequenties / wijze van dekking Er zijn geen kosten verbonden aan de uitvoering van het besluit.
Eerdere raadsbesluiten Besluit van 8 april 2013 tot vaststelling van de APV 2013. Besluit van 28 november 2013 tot vaststelling van de wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2013. Reacties van derden / communicatie Dit voorstel is tot stand gekomen door de afdeling Bestuursondersteuning in samenspraak met de afdeling Vergunning & Handhaving, politie en de Omgevingsdienst Regio Utrecht.
2
Participatie In verband met de totstandkoming van dit voorstel heeft overleg plaatsgevonden met de afdeling Vergunning & Handhaving, politie en de Omgevingsdienst Regio Utrecht. Vervolgtraject Na besluitvorming door uw raad wordt de wijzigingsverordening op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Tevens wordt de wijzigingenverordening opgenomen in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving. Van het besluit van uw raad worden de ondernemersverenigingen van de gemeente op de hoogte gesteld door de bedrijfscontactfunctionaris. De overige partijen met wie overleg is gevoerd ten behoeve van de wijzigingen worden op de hoogte gesteld door de afdeling Bestuursondersteuning. De verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking. Bijlage(n): 1.0: Overzicht voorgestelde wijzigingen 1.1: Geconsolideerde APV 2013 1.2: Brief VNG Wijziging Model-APV zomer 2014 1.3 Bijlage 1 bij ledenbrief VNG 1.4 Bijlage 2 bij ledenbrief VNG Nadere informatie te verkrijgen bij Bregje van de Water: 0343-565 738,
[email protected] Corinne van Dijk: 0343-565 630,
[email protected] Heleen Knibbe, hoofd afdeling Bestuursondersteuning: 0343 565 611,
[email protected] Toelichting op gevraagde beslissing De Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug 2013 (APV 2013) dient te worden herzien naar aanleiding van: Het nieuwe model van de VNG in verband met: - Een aantal tekstuele aanpassingen (artikel 1:2, 3:9, 4:3 en 5:9) - Het aanpassen van een aantal verwijzingen (artikel 2:10, 2:39, 3:5, 4:1 en 5:26) - De gewijzigde leeftijdsgrens in de Drank- en Horecawet (artikel 2:48) - De invoering van een nieuw artikel met betrekking tot gebiedsontzeggingen (artikel 2:78) - Het toevoegen van de lex silencio positivo (artikel 5:2) - De aanpassing van het ventverbod (artikel 5:15 en 5:16) De invoering van een nieuw artikel met betrekking tot een lokaal blowverbod (artikel 2:48A) Het aanpassen van de artikelen met betrekking tot loslopende honden (artikel 2:57) en verontreiniging door honden (artikel 2:58) De aanwijzing van politiemensen en buitengewoon opsporingsambtenaren als toezichthouder (artikel 6:2) Wij stellen u voor om de wijziging van de APV 2013 vast te stellen. Hieronder treft u de inhoudelijk wijzigingen aan. De tekstuele aanpassingen en de aanpassingen van een aantal verwijzingen treft u hieronder niet aan. Deze vindt u wel terug in bijlage 1.0: Overzicht voorgestelde wijzigingen. De gewijzigde leeftijdsgrens in de Drank- en Horecawet (artikel 2:48) Per 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet uitgebreid met een nieuw artikel 45, waarin is bepaald dat jongeren onder de 16 jaar strafbaar zijn als zij op een openbare plaats alcohol aanwezig hebben of voor consumptie gereed hebben. Met ingang van 1 januari 2014 geldt dit verbod ook voor jongeren die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
3
Omdat dit verbod is opgenomen in de DHW, kan dit verbod niet ook nog eens in de APV (lagere regelgeving) opgenomen worden. Vandaar dat wij u voorstellen artikel 2:48 aan te passen. Het verbod uit artikel 2:48 geldt hiermee alleen voor personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Jongeren die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, vallen onder het verbod van artikel 45 DHW. De invoering van een nieuw artikel met betrekking tot een lokaal blowverbod (artikel 2:48A) Op grond van jurisprudentie was het tot voor kort niet toegestaan om een lokaal blowverbod op te nemen in de APV, in verband met het uitputtende karakter van de Opiumwet. Begin 2014 is hier echter verandering in gekomen en heeft de rechter geoordeeld dat de parlementaire geschiedenis bij de Opiumwet aantoont dat deze primair gericht is op de preventie en beheersing van de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik. De rechter is van mening dat ruimte is voor aanvulling door de gemeentelijke wetgever indien deze regelgeving vanuit het motief van de openbare orde wordt vastgesteld. De Opiumwet bevat geen vergelijkbare bepaling waarmee een dergelijke bepaling in de APV in strijd zou kunnen komen. Het voorgaande betekent dat gemeentes toch mogelijkheden hebben in hun APV om maatregelen te nemen in het kader van hun drugsbeleid. Gemeentes kunnen in hun APV opnemen dat het verboden is op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben. Hiermee geldt een lokaal blowverbod voor alle openbare gebieden / gebouwen in een gemeente. Wij stellen u echter voor artikel 2:48A in de APV op te nemen. Hiermee wordt de mogelijkheid gegeven aan ons college om gebieden aan te wijzen waar het verboden is, in het belang van de openbare orde, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben. Het lokale blowverbod geldt hiermee alleen in de door ons college aangewezen gebieden. Dit is beter handhaafbaar dan een algemeen blowverbod in de hele gemeente. Bovendien is deze systematiek meer proportioneel dan een algemeen blowverbod in de hele gemeente. Alleen voor die gebieden waar het noodzakelijk wordt geacht in het belang van de openbare orde, kunnen wij besluiten dat het blowverbod van toepassing is. Uiteraard zal bij de aanwijzingsbesluiten een goede en deugdelijke motivering moeten worden opgenomen waarom het betreffende gebied wordt aangewezen. Loslopende honden (artikel 2:57) en verontreiniging door honden (artikel 2:58) Eén van de grootste ergernissen binnen onze gemeente is hondenpoep. Er is daarom gekeken op welke wijze de artikelen met betrekking tot loslopende honden en verontreiniging door honden aangepast kunnen worden, met als doel om ergernissen te verminderen. Honden op kinderspeelplaatsen Wij stellen u voor een nieuw verbod op te nemen om honden te laten verblijven op plekken die specifiek zijn ingericht voor kinderen. Het is hierdoor ook niet meer toegestaan om aangelijnde honden te laten verblijven op kinderspeelplaatsen. De reden hiervan is dat het vanuit hygiënisch oogpunt niet wenselijk is dat honden op dergelijke plaatsen verblijven. Bovendien is gebleken dat honden, ook aangelijnd, hun behoefte doen op dergelijke plekken en dat de eigenaar of houder van de hond dit vervolgens niet opruimt. Aangezien handhaving op dit punt lastig is, er moet sprake zijn van ‘heterdaad’, en aangezien hondenpoep op kinderspeelplaatsen zeer onwenselijk is, stellen wij u voor een verbod op te nemen om honden op dergelijke plaatsen te laten verblijven. Een uitzondering is opgenomen voor geleidehonden en sociale hulphonden. Algemene opruimplicht Momenteel wordt veel overlast in verband met hondenpoep ervaren door inwoners binnen onze gemeente. Hondenpoep is één van de grootste ergernissen. Dit is de reden dat wij u voorstellen een algemene opruimplicht op te nemen voor alle gebieden binnen de bebouwde kom. De eigenaar of houder van een
4
hond wordt hiermee verplicht hondenpoep op te ruimen. Doet hij dit niet onmiddellijk na het doen van de behoefte door de hond, dan handelt hij in strijd met de APV. De verwachting is dat hiermee een groot aantal ergernissen wordt weggenomen. Bovendien biedt dit duidelijkheid voor eigenaren en houders van honden. In de huidige APV is een opruimplicht opgenomen voor het gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd is voor het verkeer van voetgangers. Hier was nog wel eens onduidelijkheid / discussie over. Nu een algemene opruimplicht binnen de bebouwde kom wordt voorgesteld, schept dit voor iedereen duidelijkheid. Daarnaast stellen wij u voor een nieuw lid 4 op te nemen. In onze APV werd voor wat betreft de opruimplicht geen uitzondering gemaakt voor geleidehonden of sociale hulphonden. Het is echter wel wenselijk om een dergelijke uitzondering te maken. Bovendien is dit conform het model van de VNG. De invoering van een nieuw artikel met betrekking tot gebiedsontzeggingen (artikel 2:78) In onze huidige APV is een artikel opgenomen inhoudende verblijfsontzeggingen (artikel 2:1C APV). De burgemeester kan gebieden aanwijzen waar hij aan personen een verblijfsontzegging kan opleggen. Dit artikel was niet opgenomen in het model van de VNG. De VNG heeft nu in haar model een artikel opgenomen inhoudende gebiedsontzeggingen. Wij stellen u voor deze bepaling in onze APV op te nemen en de huidige bepaling betreffende verblijfsontzeggingen te laten vervallen. Hiermee wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het model van de VNG. De VNG heeft in haar model een tweetal varianten op het artikel opgenomen: Bij variant 1 wordt in de bepaling zelf bepaald bij overtreding van welke bepalingen de gebiedsontzegging kan worden ingezet. Voordeel hiervan is dat er een zekere voorzienbaarheid geboden wordt en dat er democratische legitimatie is. Nadeel van variant 1 is dat iedere wijziging langs uw raad moet. Bij variant 2 wordt niet in de bepaling zelf bepaald bij welke overtredingen de gebiedsontzegging ingezet kan worden, maar zal dit in een beleidsregel (of een dan noodzakelijke waarschuwing) vastgelegd moeten worden. Daarin zal dan in ieder geval neergelegd moeten worden wat er onder ‘openbare orde verstorende handelingen’ wordt verstaan. Voordeel van variant 2 is dat er een zekere flexibiliteit is ingebouwd, nadeel is dat uw raad minder controle heeft over de invulling. Na overleg met de politie stellen wij u voor variant 1 op te nemen. Variant 1 biedt de meeste duidelijkheid en het genoemde nadeel (minder flexibiliteit) is gezien de frequentie waarmee wijzigingen aan uw raad worden voorgesteld (minimaal 1 keer per jaar) acceptabel. Tenslotte stellen wij u voor om voor wat betreft de invulling van variant 1, zoveel mogelijk aan te sluiten op het huidige artikel met betrekking tot verblijfsontzeggingen (artikel 2:1C). Het toevoegen van de lex silencio positivo (artikel 5:2) Bij vaststelling van de APV 2013 (op 8 april 2013) is bij een groot aantal artikelen een keuze gemaakt voor of tegen een lex silencio positivo (positieve beschikking bij niet tijdig beschikken). Bij de ontheffing zoals opgenomen artikel 5:2 was echter nagelaten deze keuze te maken. Daarom stellen wij u voor een vijfde lid toe te voegen waarin dat alsnog wordt geregeld. Gezien het milieubelang dat hier speelt wordt uw raad voorgesteld de lex silencio positivo niet van toepassing te verklaren. De aanpassing van het ventverbod (artikel 5:15 en 5:16) In het huidige verbod met betrekking tot venten, is het verbod afhankelijk gesteld van het in gevaar komen van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu (artikel 5:15 lid 1). Daarnaast is in lid 2 een ventverbod opgenomen voor bepaalde dagen / tijden, alsmede op door ons college aan te wijzen plaatsen. De algemene norm uit artikel 5:15 lid 1 blijkt in de praktijk voor handhavers lastig hanteerbaar. Vandaar dat wij u voorstellen het artikel inhoudende het ventverbod aan te passen. Er is, aansluitend op het model van de VNG, gekozen voor de mogelijkheid ons college gebieden en / of dagen en uren te laten aanwijzen waar het ventverbod van de APV van kracht is. Hiermee kan het ventverbod op eenvoudige wijze worden uitgebreid / verkleind; er is immers geen aanpassing van de APV meer nodig. Er kan dan ook op snelle wijze worden gehandeld, mocht dat noodzakelijk zijn. Door artikel 5:15 lid 1 zo te formuleren kunnen wij
5
tevens meerdere gronden hebben voor (gebieds)aanwijzingen, zoals overlast (wat waarschijnlijk verreweg de meest voorkomende grond zal zijn) of verkeersveiligheid. Het is dus niet zo dat wij alleen gebieden / dagen en uren aan kunnen wijzen in het belang van de openbare orde. Het venten van meningsuitingen wordt overigens beschermd door artikel 7 van de Grondwet, daarom is daarvoor in artikel 5:15 lid 5 een aparte regeling over opgenomen. Artikel 5:16 kan hiermee komen te vervallen. Gezien het voorgaande stellen wij u voor het artikel inhoudende het ventverbod (5:15) aan te passen en artikel 5:16 te laten vervallen. Op 9 september 2014 hebben wij dagen en uren aangewezen als bedoeld in artikel 5:15. Hierbij is aangesloten bij de dagen en uren waarop het momenteel op grond van de APV verboden is om te venten. Dit betreft de zondag de hele dag (met uitzondering van het venten met consumptie-ijs) en de overige dagen vóór 9:00 uur in de ochtend en na 18:00 uur in de avond. Dit besluit van ons college kan en zal echter pas in werking treden nadat uw raad bijgevoegde wijzigingsverordening heeft vastgesteld. De aanwijzing van politiemensen en boa’s als toezichthouder (artikel 6:2) Bij de laatste wijzigingsverordening APV 2013 zijn de politiefunctionarissen van de regionale eenheid Midden-Nederland aangewezen als toezichthouder. Dit was noodzakelijk in verband met het verkrijgen van opsporingsbevoegdheden om strafbare feiten uit de APV op te kunnen sporen. In de praktijk is echter gebleken dat ‘de politiefunctionarissen van de regionale eenheid Midden-Nederland’ te beperkt is voor de politie, in verband met inzet van politiefunctionarissen van andere eenheden. Wij stellen u daarom voor om ‘regionale eenheid Midden-Nederland’ te wijzigen in ‘nationale politie’. Daarnaast stellen wij u voor, in verband met de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), ook boa’s, beëdigd voor het grondgebied van de Utrechtse Heuvelrug, met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de APV bepaalde te belasten. Overzicht wijzigingen Voor een overzicht van alle wijzigingen wordt verwezen naar bijlage 1.0: Overzicht voorgestelde wijzigingen. Evaluatie van de regels met betrekking tot paracommerciële horeca Bij de laatste wijzigingsverordening APV 2013 (Besluit Raad 28 november 2013), zijn in de APV regels opgenomen met betrekking tot paracommerciële horeca. Er is toen toegezegd dat een jaar na het inwerking treden van de betreffende regels, een gesprek plaats zal vinden met Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en Heuvelrug Sport Initiatief (HSI), waarin de regels geëvalueerd worden. De betreffende regels zijn op 13 december 2013 in werking getreden en zullen dan ook begin 2015 geëvalueerd worden. Ons college en uw raad worden van deze evaluatie op de hoogte gesteld en indien noodzakelijk wordt een wijzigingsvoorstel voorgelegd.