Ontwikkelingen in de zorg, deel II kwaliteit en doelmatigheid, een overzichtsartikel, 10.02.2012.
Versie 1.1., 07.03.2012. Stoa Organisatie-Adviseurs Postbus 210 1400 AE Bussum Tel: 035-6948485 Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 1 van 36
Ontwikkelingen in de zorg, deel II kwaliteit en doelmatigheid, een overzichtsartikel, 06.02.2012. Samenvatting. Het institutioneel kader. Er zijn veel organisaties die zich met kwaliteit in de zorg bezighouden, die organisaties voeren samen veel programma’s uit. De institutionele wereld van kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid is gefragmenteerd (zeggen de spelers zelf). Betere afstemming en wellicht uitdunning is gewenst. De kwaliteit. De kwaliteit in de zorg is – internationaal vergeleken – van hoog niveau. Uit landelijk onderzoek blijkt eveneens een goede kwaliteit. De sector verpleging/verzorging/thuiszorg vormt een vraagteken vanwege strijdige uitkomsten. De scores voor kwaliteit verschillen binnen de sectoren per organisatie en per organisatieonderdeel. Er is gelukkig geen lotsbestemming: mensen kunnen het verschil maken. Er zijn geen scores voor de kwaliteit van samenhang bij complexe ziektebeelden (veel transfers daardoor groot risico van gebrekkige afstemming). Vanaf het balkon bekeken vallen daar spaanders. Er lijkt veel geld te winnen op de terreinen “innovatie werkprocessen” en “administratieve procedures”. De aandacht. Op basis van de kwaliteit van zorg is er nauwelijks aanleiding voor de overweldigende aandacht voor het onderwerp. Aandacht voor kwaliteit is een systeemtechnische noodzaak van het gekozen stelsel De begrippen kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid worden in één adem en door elkaar gebruikt. Aanleiding voor de grote aandacht is (door de koppeling kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid) vooral zorg om toekomstig behoud van het zorgstelsel. Het is beter om uit die trits het begrip “kwaliteit” weg te laten. De top. De instelling die bij de top wil horen heeft het relatief simpel . Er is een uitgebreide ondersteuningsstructuur ontstaan, die best practices levert, mogelijkheden tot uitwisseling en feitelijke ondersteuning bij verbetering. Helaas is die structuur niet altijd even toegankelijk. En aanwezigheid leidt niet automatisch tot gebruik (zie par. 4.3.) 1. Vooraf. 1.1. Enorme belangstelling. Dit overzichtsartikel heeft de volgende opzet: Allereerst proberen we de structuur op een rij te zetten: welke organisaties houden zich bezig met kwaliteit, welke programma’s lopen er, hoe wordt kwaliteit inzichtelijk gemaakt. Vervolgens geven we oordelen weer die vanuit diverse invalshoeken (gebruikers, medewerkers) worden uitgesproken. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 2 van 36
Twee onderwerpen “innovatie van werkprocessen”en “administratieve procedures” worden gedetailleerder besproken. Aan het eind maken we een balans op. 1.2. Koppeling en onduidelijk gebruik van begrippen. De begrippen kwaliteit, doeltreffendheid, doelmatigheid, innovatie worden vaak in één adem gebruikt. Ter illustratie een citaat uit de brief VWS 2010 over de oprichting van het Kwaliteitsinstituut: “De afgelopen jaren is in toenemende mate het inzicht ontstaan dat een duidelijker koppeling van veiligheid en kwaliteit aan doeltreffendheid en doelmatigheid een belangrijke bijdrage kan leveren aan de houdbaarheid van de gezondheidzorg op langere termijn. Dat is niet alleen van belang voor patiënten zelf maar ook voor de beheersing van de collectieve uitgaven en dus voor alle burgers in dit land. Bovendien kan doelmatige kwaliteit in belangrijke mate bijdragen aan een zo doelmatig mogelijke inzet van schaarse zorgcapaciteit in de toekomst”. Ook in de Arbeidsmarktbrief 2011 blijkt de koppeling die wordt gelegd tussen productiviteit en kwaliteit. Een van de te ondernemen acties is de inrichting van een Kwaliteitsinstituut “dat een belangrijke rol kan vervullen om de productiviteit van het zorgstelsel te bevorderen”. En VWS Innovatie in preventie en zorg, 2008: Verbeteren van kwaliteit (meten, weten, evalueren, verbeteren) is een belangrijke stap in het proces om een kwalitatief goede zorg voor een goede prijs te kunnen bieden. Zie hieromtrent ook de brief Koers op Kwaliteit1. Dit is de intrinsieke motivatie om te innoveren, in alle onderdelen van de sector Dat er wat voor te zeggen valt om die begrippen in één adem te nomen, blijkt overigens uit onderzoek van ZonMw: “Kwaliteit en doelmatigheid gaan hand in hand. In een rapport over kostenbesparende projecten toonde ZonMw aan dat kwaliteitsverbetering meestal tot doelmatigheid leidt. Van de 100 afgeronde projecten bleken in 80% kwaliteitsverhoging en kostenverlaging samen op te gaan. Investeren in kwaliteit heeft dus een hoog rendement1”. Maar er is verschil tussen “in één adem noemen” en onduidelijk gebruik. En dat is meer dan een methodisch struikelpunt. KplusV2 verwoordt de gevolgen in een recent onderzoek naar “Innovatie in de care, over de kloof tussen het rijk en de zorg”. Onder innovatie wordt, volgens KplusV, van alles verstaan. Om vervolgens te concluderen: “Zo is het zeer moeilijk, als het al mogelijk is, om de mate van innovatie in kaart te brengen. Innovatie kan immers alles zijn. Dit betekent dat in principe geen uitspraken gedaan kunnen worden over de mate van innovatie van, in dit geval, zorginstellingen. Op basis daarvan is het dus ook niet gegrond om te zeggen dat zorginstellingen niet genoeg innoveren. Toch gebeurt dit. Weliswaar niet expliciet, maar impliciet worden, zowel door de overheid en de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg als door de media, verschillende signalen afgegeven die erop wijzen dat de mate van innovatie door zorginstellingen minder is dan wenselijk wordt geacht. ……… Tegelijkertijd ondernemen zorginstellingen talloze activiteiten om de zorg te verbeteren en hun organisatie aan te passen aan veranderende regelgeving. Deze 1 2
Kwaliteit van zorg, ZonMw 2010, p. 6. Innovatie in de care, KplusV, 2012, p. 9.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 3 van 36
activiteiten kunnen, volgens de eerdergenoemde definitie, als innovatie worden gezien, en worden door zorginstellingen ook zo gezien. Dit betekent dat zij van mening zijn dat er wel degelijk veel wordt geïnnoveerd. Hier ontstaat dus een discrepantie tussen het beeld dat de overheid lijkt te hebben van de mate van innovatie door zorginstellingen - overigens een beeld dat door de media in het algemeen wordt ondersteund - en het beeld dat zorginstellingen hier zelf van hebben”. In dit artikel sluiten we aan bij de praktijk en hanteren dus de verschillende begrippen in één adem en door elkaar. 1.2.1.
Aandacht voor kwaliteit is onderdeel van de gewenste gereguleerde marktwerking, niet op voorhand van een negatief oordeel. Hoe ook over de kwaliteit alszodanig wordt geoordeeld, aandacht voor kwaliteit is inherent aan de doorgevoerde stelselwijziging 2006. Het is een systeemtechnische noodzaak: Uit Zorgbalans 2010: In de Memorie van toelichting bij de Zorgverzekeringswet (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2004) staat waar het nieuwe stelsel toe moet leiden. Voor consumenten gaat het om meer keuzevrijheid, meer eigen verantwoordelijkheid en betaalbare zorg. Zorgverzekeraars zouden in het nieuwe stelsel meer als contractpartij moeten gaan optreden richting zorgaanbieders en doelmatige, kwalitatief hoogwaardige zorg afdwingen. Zorgaanbieders zouden geprikkeld moeten worden om meer prestatie- en vraaggericht te werken. Gereguleerde concurrentie wordt gezien als een middel om kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid te borgen. Kwaliteit (en vooral zichtbare kwaliteit) is een belangrijke voorwaarde, alle partijen hebben het nodig om binnen het nieuwe stelsel goed te kunnen functioneren”. Uit de brief van VWS over de oprichting van het Kwaliteitsinstituut, juni 2011: Een kader voor kwaliteit is nodig waarin patiëntgerichtheid, veiligheid, tijdigheid, transparantie, doelmatigheid en doeltreffendheid van zorg in samenhang worden bezien en waar artsen, verplegenden, verzorgenden en cliënten mee uit de voeten kunnen. Met behulp van dat kader (en de uitkomsten van de toepassing daarvan in de praktijk) kunnen cliënten hun keuzes maken, vinden professionals een uitdaging tot verbetering, baseren de Inspectie voor de Gezondheidzorg en de Nederlandse Zorgautoriteit het handhavingkader en het toezichtkader, en kunnen zorgverzekeraars of zorgkantoren hun inkoopbeleid baseren. 2. Organisaties, programma’s en inzichtelijk maken van kwaliteit en doelmatigheid. 2.1. 2.1.1.
Organisaties die zich met kwaliteit en doelmatigheid bezighouden. Zorgbreed.
2.1.1.1. In het publieke domein. College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Het CvZ is een zelfstandig bestuursorgaan. Uit de “corporate-brochure 2011”: “Onderlinge concurrentie tussen zorgverzekeraars is de aanjager om zorg zo doeltreffend, goedkoop en klantgericht mogelijk te maken. Maar de gezondheid van de burger is te belangrijk om alleen aan de markt over te laten. Vandaar dat de overheid
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 4 van 36
een aantal spelregels in het zorgstelsel heeft ingebouwd waardoor het goed kan functioneren: Het basispakket moet alle noodzakelijke zorg van goede kwaliteit bevatten (zorgplicht). Zorgverzekeraars moeten iedereen accepteren voor de basisverzekering (acceptatieplicht). Iedereen moet een zorgverzekering afsluiten en dus premie betalen (verzekeringsplicht). Het werk van het CVZ is deze spelregels zo vorm te geven dat zorgverzekeraars en burgers hun verplichtingen kunnen nakomen. We doen dit door drie taken uit te voeren: Pakketbeheer: adviseren over de samenstelling van het basispakket en verduidelijken wat daartoe behoort. Risicoverevening: verdelen van premiegeld onder de zorgverzekeraars, zodat verzekeraars iedereen kunnen verzekeren, ongeacht zijn of haar gezondheidstoestand. Regelingen voor bijzondere groepen: uitvoeren van voorzieningen en regelingen voor burgers die buiten het zorgverzekeringssysteem dreigen te vallen of hun verzekeringsplicht niet nakomen”. Nederlandse Zorgautoriteit (Nza). De Nza is een zelfstandig bestuursorgaan. Van de site: De druk op de gezondheidszorg neemt steeds verder toe. Zorg is kostbaar en er gaat veel geld in om. Om de zorg ook in de toekomst voor iedereen betaalbaar, bereikbaar en kwalitatief goed te houden, moet de zorgeuro zo goed mogelijk worden besteed. Via gereguleerde marktwerking in de zorg wil de overheid een beter systeem van gezondheidszorg bereiken dat stimuleert tot verhoogde efficiëntie en leidt tot betere kwaliteit, toegankelijkheid en transparantie. De NZa heeft de opdracht goed werkende zorgmarkten te maken en te bewaken. Dit doet zij samen met de sector. Daarbij staan de belangen van de consument centraal. Door de intrede van marktwerking hebben zorgaanbieders en zorgverzekeraars meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Zij kunnen vrij onderhandelen over de prijs van zorg. Regelgeving en vaste tarieven worden meer en meer losgelaten. Waar het kan, moet eigen verantwoordelijkheid worden genomen. Dat betekent echter niet dat er helemaal geen regels meer zijn en geen verantwoording meer hoeft te worden afgelegd. Als de belangen van de consument in het geding komen, grijpt de NZa in. De NZa houdt toezicht op het gedrag van alle zorgaanbieders en zorgverzekeraars op de curatieve en langdurige zorgmarkt en kijkt of zij de wet naleven. De NZa stelt regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor marktwerking vast, die geheel of gedeeltelijk geliberaliseerd kunnen worden. Inspectie Gezondheidszorg (IGZ). IGZ is onderdeel van VWS. IGZ houdt toezicht op de gezondheidszorg. Basis vormen wet- en regelgeving, (beroeps)normen en richtlijnen in de gezondheidszorg. Om haar werkzaamheden transparant te maken hanteert IGZ een Handhavingskader (2008). IGZ maakt gebruik van de kwaliteitsindicatoren en –informatie, criteria die binnen het programma Zichtbare Zorg (zie par. 2.3.) worden ontwikkeld en verzameld. Een aantal Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 5 van 36
indicatorensets zijn direct in beheer van IGZ. In enkele gevallen, zoals bij ziekenhuizen, definieert en/of verzamelt de inspectie zelf kwaliteitsinformatie. Van IGZ zijn ook initiatieven als het “Meldpunt ouderenmishandeling” en de “Zorgveiligprijs”(prijs voor het beste initiatief op het gebied van patiënt- en cliëntveiligheid in de zorg). IGZ heeft in 2011 samen met iBMG, EMGO+, IQ healthcare3 en NIVEL de Academische Werkplaats Toezicht opgericht. Aanleiding was het advies “Op weg naar evidence based toezicht “ van de Gezondheidsraad (maart 2011). Daarin adviseert de Gezondheidsraad om een Academische Werkplaats in te richten waarin de IGZ samenwerkt met externe onderzoekers en de interactie tussen onderzoek, praktijk en onderwijs vorm zal krijgen. ZonMw coördineert het onderzoeksprogramma, dat 4 thema’s kent: het burgerperspectief in het toezicht toezicht op ketens en netwerken systeemtoezicht toezicht op disfunctionerende beroepsbeoefenaren ZonMW (Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen). ZonMw is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft als hoofdopdrachtgevers: VWS NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) ZonMw financiert gezondheidsonderzoek en stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw werkt over de gehele breedte van de zorg (cure en care). ZonMw beheert ca 120 subsidie/onderzoeksprogramma’s4. De thema’s van ZonMw uit het beleidsplan 2012-2015: Kwaliteit van zorg. Doelmatigheid en kostenbesparing. Nieuwe technologieën, ICT en e-health Het beleidsplan 2012-2015 spreekt daarnaast nog van 5 speerpunten: Ruimte voor talent, excellent onderzoek en grensverleggende ideeën, Praktijkgericht programmeren Investeren in gebruik van kennis, Kennis verbinden door brede, langer lopende, open programma’s Internationalisering Uit het jaarplan 2012: “De programma’s van ZonMw zijn ondergebracht in vijf programmakaders. Deze programmakaders bundelen de aan de inhoudelijke programmering gerelateerde activiteiten door een speciale focus op een zorgsector en/of doelgroep. Daarmee bestrijken zij samen het hele ZonMw-speelveld. De programmakaders zijn meer dan een organisatorische indeling, zij voorzien ook in een manier van werken die het mogelijk maakt over een bredere horizon en langere termijn (8-12 jaar) pro-actief te programmeren. Programmakaders brengen overzicht en samenhang door onderwerpen inhoudelijk en budgettair te verbinden. Zoals uit de hierna volgende beschrijvingen blijkt, zetten de programmakaders waar nodig ook in op samenhang en verbinding over de grenzen van de programmakaders heen: Programmakader Wetenschap en innovatie…. 3
onderzoeksinstellingen universiteiten, zie par. 2.1.1.2. In de hierna volgende paragraaf over lopende programma’s worden deze uiteraard niet allemaal opgenomen. We beperken ons tot twee brede, algemene programma’s. 4
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 6 van 36
Programmakader Preventie…. Programmakader Langdurige Zorg…. Programmakader Zorg en Samenleving…. Programmakader Kwaliteit en Doelmatigheid” De koppeling tussen de thema’s en speerpunten uit het beleidsplan 2012-2015 en de programmakaders uit het jaarplan 2012 zijn niet duidelijk. Net zo min als de koppeling met de perspectieven en thema’s uit het Nationaal Programma Kwaliteit van zorg (zie par. 2.2.3.). Frieslab. Frieslab is een samenwerkingsverband tussen VWS, provincie Friesland, Vereniging Friese Gemeenten en De Friesland Zorgverzekeraar, m.n. gericht op samenwerking. Uit de samenwerkingsovereenkomst: “a) In Friesland wordt een experiment onder de naam “Frieslab” gestart met als doelstelling: - De systemen (AWBZ, Zvw, WMO, WJZ, Wcpv) maximaal ten dienste te stellen van de cliënt, waarbij uitgegaan wordt van wat de cliënt zelf nog kan (bevordering zelfredzaamheid). - Eventuele knelpunten en kansen die voorkomen op het terrein van integrale ketenzorg op het terrein van de AWBZ, Zvw, WMO, WJZ en Wcpv te signaleren, te analyseren en naar oplossingen te zoeken. b) Het “Frieslab” is een werkplaats waar kansen gesignaleerd worden en eventuele knelpunten geanalyseerd worden en waar naar mogelijke oplossingen voor deze knelpunten wordt gezocht. c) Binnen het “Frieslab” worden verschillende projecten ondergebracht die: - Inzicht geven in de eventuele knelpunten en kansen op het terrein van integrale ketenzorg en mogelijke oplossingswijzen. - Inzicht geven in de wijze waarop ketenzorg georganiseerd en geoptimaliseerd kan worden. - Inzicht geven in de wijze waarop de kwaliteit van dienst- en zorgverlening verbeterd kan worden”. Frieslab is een driejarig programma, dat in 2011 met nogmaals drie jaar is verlengd. Zie verder www.frieslab.nl. Regieraad Kwaliteit. De Regieraad is in 2009 ingesteld door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en bestaat uit onafhankelijke deskundigen die op persoonlijke titel zijn benoemd. De raadsleden hebben nadrukkelijk geen rol als belangenbehartiger. Volgens het instellingsbesluit heeft de Regieraad tot taak: het agenderen van knelpunten rond de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen voor zorgverlening; het faciliteren van beroepsorganisaties door handvatten en procedures te ontwikkelen waarmee de knelpunten zoals genoemd onder 2a van dit artikel kunnen worden opgelost; het stimuleren van beroepsorganisaties in het oplossen van de knelpunten. De Regieraad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. Die adviezen zijn merendeels het resultaat van meningsvorming naar aanleiding van uitgezette opdrachten en signalen uit het veld. De resultaten worden vervolgens als rapport gepubliceerd. Soms publiceert de Regieraad ook zelf in de vakliteratuur.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 7 van 36
Kwaliteitsinstituut i.o. Uit de brief van VWS juni 2010 over de oprichting van een kwaliteitsinstituut: “Kortom het sturen op doelmatige en doeltreffende kwaliteit gebeurt door vele partijen. Deze fragmentatie leidt ertoe, dat op het nationale niveau onvoldoende effectief wordt geopereerd om doelmatige kwaliteit van zorg de belangrijke drager te laten zijn van een houdbare gezondheidzorg op termijn met maximale baten voor de patiënt en de samenleving……… Daarom stel ik voor (delen van een aantal) bovengenoemde instituties te bundelen in een nationaal instituut dat krachtig stuurt op de brug tussen kwaliteit en doelmatigheid van de gezondheidzorg. Voorshands gaat het daarbij om taken en onderdelen van het CVZ (pakket/aanspraakbeheer), de IGZ (advies over normontwikkeling), de NZa (productautorisatie), ZonMW (ontwikkeling metastandaarden, multidisciplinaire richtlijnen), de Regieraad (bevordering richtlijnenontwikkeling), ZiZo5 (ontwikkeling kwaliteitsindicatoren) en DBCOnderhoud (productdefiniëring)”. Het ministerie wil met de oprichting van het instituut bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en de doelmatigheid van zorg door verminderde fragmentatie van activiteiten gericht op het verbinden van kwaliteit en doelmatigheid; het organiseren van doorzettingsmacht waar nodig publiekrechtelijke autorisatie van behandelrichtlijnen en -protocollen, veiligheidsnormen en kwaliteitsindicatoren; dat alles gesteund door een krachtig toezicht op de naleving door de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ), Uit de brief van juni 2010 blijkt dat mede aan de basis van de oprichting de conclusie van de Algemene Rekenkamer uit 2009 staat “dat de zelfregulering binnen de zorgsectoren niet tot het beoogde resultaat heeft geleid. De zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliënten zijn er tussen 1996 en 2006 onvoldoende in geslaagd een gedeelde visie (kwaliteitskaders met indicatoren en normen) te ontwikkelen over wat moet worden verstaan onder verantwoorde zorg. Daarnaast heeft de zelfregulering in die periode niet bij alle zorgaanbieders geleid tot goed functionerende kwaliteitssystemen”. 2.1.1.2. Het private/gemengde domein. CBO. Van de site: “Het CBO is in 1979 opgericht als Centraal BegeleidingsOrgaan voor de intercollegiale toetsing. De toenmalige Landelijke Specialisten Vereniging (LSV), de voorloper van de Orde van Medisch Specialisten, en de Geneeskundige Vereniging (GV) hebben de aanzet tot de oprichting gegeven. Van meet af aan richtte het CBO zich op de verbetering van de kwaliteit van zorg van medici en andere zorgprofessionals. Vanaf 1999 houdt het CBO zich daarnaast intensief bezig met de organisatorische aspecten van kwaliteit van zorg. Ook begeleidt het CBO organisaties bij het systematisch verbeteren van kwaliteitsdimensies als patiëntveiligheid, patiëntgerichtheid, effectieve en doelmatige zorg. De laatste jaren is de zorggebruiker zelf, de patiënt, een directe partner in het verbeteren van kwaliteit van zorg. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met patiëntenverenigingen en -organisaties. In november 2010 is de Stichting Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg 5
Zie par. 2.3.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 8 van 36
CBO overgegaan in CBO bv, dochteronderneming van TNO Management Consultants”. Het CBO profileert zich als “referentie- en kennisinstituut en als implementatiecentrum”. Ze benoemt als kerntaken: richtlijn- en indicatieontwikkeling implementatie en kwaliteitsinstrumenten patiëntgericht werken en zelfmanagement logistiek, arbeidsproductiviteit en integrale zorg patiëntveiligheid zorginformatie en business development Ofschoon het CBO zich heeft ontwikkeld tot een regulier adviesbureau (dochter TNO) heeft ze semi-publieke taken rond richtlijn- en indicatieontwikkeling. Ze voert dit type opdrachten uit in opdracht van ZonMw al dan niet samen met de Orde van Medisch Specialisten. Het NIVEL. Het NIVEL doet onderzoek naar de structuur en het functioneren van de gezondheidszorg. Het onderzoeksprogramma is verdeeld in 6 domeinen: Gezondheid en ziekte Verwachtingen en ervaringen van patiënten Het zorgproces Aanbod en organisatie van de zorg Structuur en sturing van de zorg Uitkomsten van de zorg Het NIVEL had in 2010 een omzet van ruim €13 miljoen. Ongeveer 6 miljoen daarvan was als instellingssubsidie (inclusief in 2010 toegevoegde projecten) afkomstig van VWS. Het meeste onderzoek vindt plaats met projectsubsidies. Onderzoeksinstellingen gekoppeld aan universiteiten. Genoemd worden: iBMG: Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (EUR), met als programma’s: o marktordening en stelselinrichting o kwaliteit en doelmatigheid van zorg o bedrijfsvoering van zorgorganisaties. EMGO: Institute for Health and Care Research (VU). Het EMGO concentreert zich op: o lifestyle, overweight and diabetes o mental health o quality of care o musculoskeletal health IQ healthcare: Scientific Institute for Quality of Healthcare (UMC St Radboud), met als speerpunten: o transparantie en financiële beloningen op basis van geleverde kwaliteit o verbeteren van de patiëntveiligheid o versterken van de rol en de positie van de patiënt o voorwaarden voor houdbare verbetering o innovatieve modellen voor ketenzorg en disease management voor ouderen en chronisch zieken o professionele ontwikkeling en scholing Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 9 van 36
o morele en ethische aspecten van zorginnovaties Tranzo (Universiteit van Tilburg). Tranzo heeft “academische werkplaatsen” ingericht, die zij omschrijft als “een duurzaam samenwerkingsverband (met instellingen uit het veld, ws) met als doel om te komen tot wetenschappelijke kennisontwikkeling en tot innovatie van het zorgaanbod in de betrokken sector”. Dergelijke werkplaatsen zijn er o.a. voor preventie, chronische zorg, ouderenzorg, verslaving. Certicificeringsinstituten: Stichting HKZ. Van de site: “De stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) is in 1994 opgericht. Initiatiefnemers waren de brancheorganisaties van patiënten/consumenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De drie partijen besloten hiertoe tijdens de Leidschendamconferentie van 1990. Daar stelden ze gezamenlijk de noodzaak vast van samenhangend kwaliteitsbeleid en kwaliteitsborging in de zorg. De Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht instellingen om 'verantwoorde zorg' te leveren. HKZ zorgt ervoor dat kwaliteit genormeerd en toetsbaar wordt. Zij stelt zorginstellingen daarmee in staat om hun aanbod voortdurend te verbeteren. Het doel van HKZ is harmonisatie van kwaliteitsbeoordeling in zorg en welzijn. Opdat kwaliteit in de verschillende sectoren op dezelfde manier beoordeeld wordt. Optimale transparantie van kwaliteit kan bereikt worden door certificatie. HKZ ontwikkelt daar samen met de belanghebbende partijen de normen voor. Er zijn normenstelsels (certificatieschema's) ontwikkeld voor diverse sectoren in zorg en welzijn”. Stichting Perspekt. Van de site: “Stichting Perspekt is in 2003 opgericht met als doel vanuit cliëntenperspectief bij te dragen aan kwaliteitsverbetering en maatschappelijke profilering en legitimering van organisaties binnen de sectoren zorg, welzijn en wonen. Het uitvoeren van audits, het ontwikkelen van kwaliteitssystemen en keurmerkschema’s en het bieden van ondersteuning via trainingen en (web-based) instrumenten zijn de kerntaken van Perspekt. Perspekt voert voornamelijk audits uit in het kader van het Perspekt bronzen, zilveren en gouden keurmerk in de zorg en het PREZO zilveren en gouden keurmerk in de zorg”. Centrum Klantervaring Zorg (CKZ). Van de site: “Het Centrum Klantervaring Zorg is een onafhankelijke stichting zonder winstoogmerk. De organisatie zorgt ervoor dat de ervaringen van consumenten met de gezondheidszorg de komende jaren systematisch in kaart worden gebracht en op een betrouwbare, wetenschappelijk verantwoorde wijze worden gemeten en openbaar gemaakt. Hierbij geldt een landelijke meetstandaard, de CQ-index of CQI. Met de CQ-index is het mogelijk om op gestandaardiseerde wijze de kwaliteit van de zorg vanuit patiëntenperspectief in kaart te brengen. De patiënten krijgen schriftelijk of via internet vragenlijsten voorgelegd of zij worden geïnterviewd. De antwoorden geven inzicht in twee dingen: wat patiënten belangrijk vinden én wat hun ervaringen zijn met de zorg. Metingen met de CQ-index leveren onder andere input voor de website www.kiesbeter.nl. ……. Het Centrum Klantervaring Zorg schrijft voor hoe vragenlijsten ontwikkeld moeten worden, accrediteert meetorganisaties, stelt richtlijnen op voor het uitvoeren van metingen en zorgt ervoor dat de resultaten van metingen worden gepubliceerd”. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 10 van 36
2.1.2. Sector- of regionaal gericht. Vilans. Vilans is een ondersteuningsorganisatie voor professionals en organisaties in de langdurige zorg. Op de site omschrijft Vilans het als volgt: “Vilans is hét onafhankelijke kenniscentrum voor langdurende zorg. Samen met professionals uit het veld ontwikkelen we praktijkgerichte kennis die de langdurende zorg helpt verbeteren. Zo bereiken we meer kwaliteit van leven voor mensen die deze zorg nodig hebben. Vilans helpt ontdekken waar blijvende verbeteringen in de langdurende zorg mogelijk zijn. Daarbij staat altijd de behoefte van mensen met een beperking voorop. Vilans helpt organisaties ook om deze verbeteringen toe te passen. Vilans is er voor de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, de zorg voor chronisch zieken en thuiszorg”. Vilans werkt in zes programma’s6: In voor zorg! (over werken aan bedrijfsvoering, zorg op afstand, professionals en ketenzorg). Kwaliteit & Innovatie Chronisch zieken Kwaliteit & Innovatie Gehandicaptenzorg Kwaliteit & Innovatie Ouderenzorg Zelfredzaamheid en Technologie Versterking Cliënt en Cliëntsysteem Vilans organiseert evenementen, levert diensten, producten en trainingen. Movisie. Movisie werkt aanpalend aan de zorg en is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. Van de site: “We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. Concrete producten zijn adviezen, trainingen en cursussen, publicaties en methodieken. Naast het overdragen van bestaande kennis ontwikkelen we ook nieuwe kennis. Bijvoorbeeld door professionals met elkaar in contact te brengen en ze actief kennis en ervaringen te laten delen. We zetten hierbij werkmethodes in zoals kennisuitwisselingbijeenkomsten, digitale hulpmiddelen als websites en nieuwsbrieven en een scala aan netwerkactiviteiten”. Movisie werkt vanuit de volgende vijf programma’s: Effectiviteit en vakmanschap Participatie en actief burgerschap Sociale zorg Huiselijk en seksueel geweld Gebiedsgericht werken Het Trimbos instituut. Van de site: “Het Trimbos-instituut zet zich met kennis en innovatie actief in voor het verbeteren van de geestelijke gezondheid in Nederland en daarbuiten”. Uit de brochure van het instituut de taken: 6
Ook voor Vilans beperken we ons bij de behandeling van de programma’s; in dit geval tot “In voor zorg”, zie par. 2.2.2.2. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 11 van 36
“Ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden, opstellen van richtlijnen en preventieprogramma’s Signaleren en monitoren van psychische problemen en verslavingsproblemen Onderzoek en evaluatie van de GGz- en verslavingszorg: organisatie, toegankelijkheid, kwaliteit e effectiviteit Informeren van beleidsmakers, politici en professionals over de geestelijke gezondheid van de Nederlandse bevolking Ontwikkelen en opzetten van cursussen en trainingen… Voorlichting geven… Organiseren van landelijke preventiecampagnes”. Het Trimbos instituut is actief op het gebied van eHealth. De ROS’en: ROS staat voor Regionale Ondersteuningsstructuur. ROS’en stimuleren integratie en samenwerking binnen de eerstelijnszorg. Alle ROS’en zijn bij de LVG aangesloten. Gezamenlijk vormen ze een landelijk dekkend netwerk. Van de site: “Omdat diensten op het vlak van belangenbehartiging en onderhandelingstrajecten niet in het takenpakket zitten, neemt de ROS een onafhankelijke positie in ten opzichte van zorgverzekeraars, zorgverleners en andere partijen. De meeste ROS’en hebben aanvullende taken. Bijvoorbeeld in de uitvoering van landelijke programma’s, zoals Zorg voor Veilig, de Beweegkuur, preventieprogramma’s e.d.” Speerpunten ROS-netwerk: Buurtgerichte zorg: helpen opzetten van gebiedsgerichte zorg in de buurt Voorkomen van zorg: stimuleren opzetten ketens / netwerken voor zelfmanagement, preventie en curatie Zorg op de juiste plek: faciliteren realisatie substitutie van specialistische zorg naar basiszorg Zorg (op de) agenda: faciliteren van totstandkoming Regionale Zorgagenda. Sectorgerichte Kenniscentra. Diverse koepels hebben of een kenniscentrum opgezet (variërend van een online bibliotheek als die van de GGZ-koepel of zoals het uitgebreide KenniscentrumWonen-Zorg van Actiz en Aedes) of bieden sectorgerichte trainingen (bijvoorbeeld NVZ Plus voor ziekenhuizen). Recent heeft de V&VN het Platform Ouderen7 opgericht. 2.2.
Programma’s gericht op kwaliteit en doelmatigheid, een selectief overzicht8.
2.2.1. Recent gestopt. Transitiebeweging in de zorg. Een inmiddels afgerond innovatieprogramma voor de langdurige zorg dat tal van praktische gedocumenteerde experimenten heeft opgeleverd (transitieprogramma.nl). Beter voorkomen. 7
www.platformouderen.nl. Van de site: “Dit is hét platform voor de ouderenzorg! Wil je op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen binnen de ouderenzorg, of ben je op zoek naar informatie, richtlijnen of meetinstrumenten Neem dan een kijkje op deze website!” 8 Een compleet overzicht van alle programma’s van alle boven genoemde organisaties is (in dit bestek?) compleet onmogelijk. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 12 van 36
Het kwaliteitsprogramma ‘Beter voorkomen’ ondersteunde gemeenten, GGD-en en thuiszorgorganisaties bij het opzetten en verbeteren van de kwaliteit van de publieke gezondheidszorg. Het programma liep tot begin 2008. De VNG, GGD Nederland en Actiz organisatie van zorgondernemers, voerden het programma uit in opdracht van het ministerie van VWS en onder regie van ZonMw. De evaluatie leverde geen duidelijke voortzetting. Sneller beter. Het programma werd gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Participanten zijn V&VN, Orde van Medisch Specialisten en NVZ vereniging van ziekenhuizen. Het werd in 2008 met enig enthousiasme afgesloten. Het programma heeft tenminste een boek “10 geleerde lessen uit de praktijk”opgeleverd. De verdere voorgang is niet duidelijk. De nieuwe praktijk. Eindigde in 2008. De Nieuwe Praktijk was een vernieuwingsprogramma van de LHV, het NHG en het ministerie van VWS. Op 1 juli 2011 is dit programma gestopt. Het programma heeft ruim 100 praktijkvoorbeelden opgeleverd. De praktijkvoorbeelden zijn nu te vinden op de site van de LHV. Voor opvolging zie HAweb, par. 2.2.2.2. Landelijk Dementie Programma (LPD). Uit het werkboek LPD: De beoogde resultaten van het gebruik van het LDP tijdens het implementatieproject zijn: • een overzicht van de sterke en zwakke punten van het aanbod in de regio; • een regionaal (meerjarig) verbeterplan, inclusief financiële paragraaf; • continue toetsing van het verbeterplan aan het cliëntperspectief: wat is de bijdrage van het verbeterplan aan het voorkomen en aanpakken van de belangrijkste problemen van cliënt en mantelzorger in de regio? Het programma is gestopt in 2008. De kennis en ervaring is – naast door de regionale deelnemers - overgenomen in Vilans, Zorgvoorbeter, Nationaal Programma Ouderenzorg (zie par. 2.2.2.2.). Zorginnovatieplatform (ZIP). Het ZIP is in 2004 gestart als een platform waarin een aantal mensen op persoonlijke titel zitting hadden. Het ZIP kende de volgende thema’s: De mens meer centraal: verbeteren positie van patiënten en professionals Meer toepassen van mogelijkheden ICT en technologie Slimmer organiseren en meer ondernemerschap in de zorg Het ZIP, inclusief het financiële instrumentarium, werd in 2011 stopgezet. 'We zijn nu in de volgende fase terechtgekomen, de fase van acteren', schrijft het ZIP op zijn website. Het ZIP is opgevolgd door “Zorg voor innoveren”, zie volgende paragraaf. 2.2.2. Lopende programma’s. 2.2.2.1. Zorgbreed. Zorg voor innoveren. CVZ, NZa, VWS en ZonMw werken samen binnen het initiatief “Zorg voor innoveren”. De partijen willen met “Zorg voor innoveren” de krachten bundelen om het proces van innoveren eenvoudiger en transparanter te maken voor zorgvernieuwers. Op 27 juni 2011 is de website “Zorg voor innoveren” van start gegaan. Daarmee is één gezamenlijke website gerealiseerd
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 13 van 36
waar zorginnovatoren terecht kunnen voor informatie, met vragen en voor netwerkmogelijkheden. Het netwerk heeft op dit moment 4000 leden. Zorg voor innoveren biedt inzicht in de processtappen voor innoveren en biedt verwijzingsmogelijkheden naar andere instanties (NZa, ZonMw) bij problemen. “Zorg voor innoveren” beschikt over een groot bestand aan lopende innovaties die door de leden worden ingebracht. Werken aan de zorg. Een initiatief van VWS. Van de site: “Er zijn grote veranderingen gaande in de zorg. Het ministerie van VWS heeft opdracht gegeven tot een brede inventarisatie naar de resultaten van het beleid. Iedereen die betrokken is bij de zorg is nadrukkelijk uitgenodigd om hieraan deel te nemen. In een reeks van zes inventarisaties kijken we naar de landelijke resultaten en trends, maar we hebben ook oog voor de zorgaanbieders en projecten die er in positieve zin uit springen. Hun aanpak kan oplossingen bieden voor problemen waar anderen tegenaan lopen. Tegelijkertijd brengen we in kaart wat er beter kan, wat hiervoor de beste aanpak is, en bij wie de verantwoordelijkheid ligt om in actie te komen; om te Werken aan de Zorg” De inventarisaties zijn: Kosten en kwaliteit Bouwen Tijd voor cliënt Arbeidsmarkt De patiënt centraal Waardecreatie. Iedere inventarisatie heeft eenzelfde structuur. Iedere inventarisatie bevat een uitgebreid datarapport over het onderwerp en een samengevat publieksrapport. Over het materiaal is interactie mogelijk. Er zijn/worden bijeenkomsten georganiseerd. De site bevat een schat aan informatie. eHealthNu. Dit programma is een publiek-private samenwerking van Philips, Menzis, KPN, Rabobank, Achmea, VWS en TNO. Het is eind 2009 gestart. Van de site: “eHealthNu heeft tot doel de toepassing van eHealth-diensten als onderdeel van zorginnovatie aan te jagen, zodanig dat deze in 2020 landelijk beschikbaar zijn. In het consortium worden de krachten van partijen in eHealth gebundeld. Partijen vormen Philips, Menzis, KPN, Rabobank, Achmea, VWS en TNO. Samen werken zij aan oplossingen om de breed ervaren barrières voor opschaling van eHealth uit de weg te ruimen. Concreet ligt er de doelstelling eHealth-diensten voor patiënten met diabetes mellitus en chronisch hartfalen binnen drie jaar landelijk beschikbaar te hebben”. De initiërende partijen hebben ieder €100.000 ter beschikking gesteld voor de eerste twee jaar. Er zijn inmiddels een groot aantal partners (koepels, patiëntenorganisaties) en deelnemers (bedrijven) bij het programma betrokken. Het belang van het programma wordt als volgt benoemd:
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 14 van 36
“Op technologisch en ICT-gebied is al heel veel mogelijk, ons land kent een uitstekende dekking van internetfaciliteiten en zowel het kabinet als vele bedrijfstakken onderschrijven het belang van innovatie. Toch slagen we er in Nederland niet of nauwelijks in om geslaagde lokale eHealthinitiatieven verder op te schalen. Ze blijven veelal hangen in de pilotfase, worden niet geïntegreerd in de reguliere zorg, en er volgt geen landelijke uitrol”. Als (op te ruimen) barrières worden gezien: Niet passende financiering Niet passende wet- en regelgeving Cultuur en draagvlak bij zorgvrager Te weinig draagvlak medische professionals Aanbod- i.p.v. vraaggericht Medical evidence is beperkt of ontbreekt Te weinig uniformering en standaardisatie. KiKK. Een initiatief van ZonMW en Skipr9. KiKK staat voor Koplopers in Kwaliteit en Kostenbesparing. Het is een community waar zorgkwaliteit en kostenbesparing centraal staan. Het idee is om een plaats te creëren waarin iedereen die in de zorg met kostenbesparingen met behoud van kwaliteit bezig is inspiratie kan vinden, maar ook anderen inspiratie kan geven. Van de site: “Op de community presenteren de zorgorganisaties zich die ZonMw ondersteunt in het KiKK initiatief. Deze organisaties hebben zich gecommitteerd om kostenbesparingen te realiseren in hun praktijksituatie. Zij willen hiermee een voorbeeld geven die anderen kunnen volgen. Ook zijn op de community voorbeeld projecten te vinden. Dit zijn projecten die het afgelopen jaar gebundeld zijn in het rapport “Kostenbesparende projecten - Quickscan van ZonMw programma's”. (zie par. 4). Programma Doelmatigheidsonderzoek. Een programma van ZonMw, gestart in januari 2012. Het programma wil een bijdrage leveren aan kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg tegen aanvaardbare kosten voor de samenleving. Om dat te bereiken staan in het programma drie kenmerken centraal: “Allereerst is het onderzoek praktijkgericht….. Dit betekent dat doelmatigheidsvragen worden onderzocht die daadwerkelijk leven bij de zorgprofessional, organisaties van patiënten en/of beleidspartijen…... Het tweede kenmerk is dat de onderzoekresultaten altijd de te behalen doelmatigheidswinst aantonen. Dit is gezondheidswinst in relatie tot kosten….. Het derde kenmerk is dat de onderzoeksresultaten een goede kans hebben op implementatie……. Hiervoor werkt het programma intensief samen met relevante eindgebruikers zoals VWS, CVZ, beroepsverenigingen, patiëntenorganisaties en het op te richten Kwaliteitsinstituut”. Er worden twee onderzoekslijnen onderscheiden: een open ronde voor het beantwoorden van doelmatigheidsvragen uit de praktijk een gerichte ronde, die ruimte biedt voor gericht onderzoek om vernieuwingen in de zorg te stimuleren en om flexibel in te spelen op actuele ontwikkelingen. Meer specifiek:
9
Skipr is een “crossmediaal communicatieplatform voor beslissers in de zorg”, uitgegeven door Bohn Stafleu van Loghum. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 15 van 36
Onderzoek gekoppeld aan interventies met een voorwaardelijke toelating tot het basispakket door CVZ Doelmatigheidsonderzoek gekoppeld aan experimenten binnen de beleidsregel Innovatie van de NZa Onderzoek naar actuele doelmatigheidsvragen in interactie met relevante eindgebruikers 2.2.2.2. Sectorgericht. Zorg voor beter. Zorg voor Beter is een initiatief van het ministerie van VWS, in samenspraak met de brancheorganisaties, beroepsverenigingen en cliëntorganisaties gericht op de langdurige zorg. Doel is “een kwalitatief betere, efficiënte en duurzame zorg met tevreden cliënten”. ZonMw heeft de regie. Het programma subsidieert projecten, beheert een kennisbank met lopende en gerealiseerde innovaties, geeft trainingen, ontwikkelt meetinstrumenten om kosten en baten van voorgenomen innovaties te analyseren. In voor zorg! Het programma In voor zorg! ondersteunt organisaties in de langdurige zorg die willen werken aan hun toekomstbestendigheid en cliëntgerichtheid. Het ministerie van VWS is initiatiefnemer. Vilans is verantwoordelijk voor de uitvoering. De organisatie van deelnemers aan het programma wordt gescand. De scan brengt het verbeterpotentieel van de organisatie in kaart. Vervolgens wordt een plan van aanpak vastgesteld en uitgewerkt. Ondersteuning bij de scan en de uitwerking wordt via het programma geboden. Daarvoor beschikt “In voor zorg!” over een groot/vast netwerk van externe adviseurs. Verder levert het programma achtergrondinformatie, praktijkvoorbeelden, nieuws, bijeenkomsten rond de belangrijkste thema’s: bedrijfsvoering, professionals, zorg op afstand en ketenzorg. Landelijk actieprogramma zelfmanagement (LAZ). Een programma van CBO en NPCF10 om zelfmanagement bij chronisch zieken te stimuleren. Van de site: “Dankzij zelfmanagement kunnen patiënten hun chronische ziekte beter inpassen in hun leven. Zo blijven ze zo actief en gezond mogelijk. Het veronderstelt wel dat ze weten wat hun ziekte inhoudt, wat de consequenties zijn en waar ze de juiste zorg kunnen ontvangen. Dit programma reikt hiervoor alle kennis, instrumenten en ondersteuning aan. De centrale vraag is: wat is er nodig om chronisch zieke patiënten (beter) in staat te stellen aan zelfmanagement te doen? Niet alleen versterking van de patiënt zelf, maar ook toerusting van professionals met de juiste houding, kennis en vaardigheden. Verder is het essentieel om bepaalde randvoorwaarden te scheppen, zoals financiële kaders of kennisnetwerken. Daarvoor zorgt het LAZ. Samen met de patiëntenorganisaties van zeven specifieke ziektebeelden (COPD/astma, depressie, diabetes, hartfalen, kanker, reuma en spierziekten) zetten het CBO en de NPCF zich in om alle betrokkenen meer houvast te geven………… Het uiteindelijke doel is een gezamenlijke beweging op gang te brengen, die werkt aan het verbeteren, vernieuwen en verspreiden van zelfmanagement. HAweb. 10
NPCF: Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 16 van 36
Het online netwerk HAweb is vanaf eind oktober 2011 live en volgt het programma De Nieuwe Praktijk op (zie par. 2.2.1.). Alle leden van LHV en NHG beschikken hiermee over één professioneel (sociaal) netwerk. Het is een online platform voor samenwerking. Huisartsen kunnen discussiëren, documenten delen en/of samen aan teksten werken. Ook kunnen in de groep nieuws- en agenda-items worden gedeeld. Op dit moment zijn 5000 huisartsen aangesloten. Het programma De Nieuwe Praktijk leverde praktische voorbeelden van innovaties. Het is – voor de buitenstaander - onduidelijk of HAweb dat ook doet. Zorgalliantie.nu. Zorgalliantie.nu is een voorbeeld van een regionaal netwerk gericht op innovatie. Het is een netwerk van ca 20 ondernemingen in de langdurige zorg met ondersteuning door Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en KplusV Organisatieadvies. Het netwerk is gericht op innovatie in de zorg in met name Gelderland en omringende provincies. Zorgalliantie.nu richt zich o.a. op: vraaggestuurde zorg en dienstverlening; zorggericht bouwen en domotica; innovatie en ondernemerschap; arbeidsmarktvraagstukken. Nationaal programma ouderenzorg (NPO). Het programma wordt gedragen door VWS, ZonMw, alle UMC’s, CSO (Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties) en tal van regionale partners (op het gebied van wonen, welzijn en zorg). De aanleiding voor het programma wordt als volgt omschreven: “Ouderen kampen vaak met meerdere aandoeningen tegelijk. Bijvoorbeeld vergeetachtigheid, hartproblemen, mobiliteitsstoornissen, verminderde eetlust, somberheid, angst en/of eenzaamheid. Tegelijkertijd neemt hun kwetsbaarheid toe. Kleine incidenten kunnen hun zelfredzaamheid ingrijpend verstoren. Juist deze ouderen krijgen vaak niet de zorg die zij nodig hebben. Zorgverleners richten zich nog te vaak uitsluitend op hun eigen deelexpertise. Er is nog weinig kennis over goede samenhangende ouderenzorg en te weinig samenwerking tussen organisaties”. “Het Nationaal Programma Ouderenzorg wil de kwaliteit van de zorg voor ouderen verbeteren door samenhangende zorg te ontwikkelen, die beter is afgestemd op de individuele behoeften van ouderen: door samenwerking….. door projecten en experimenten….. door het betrekken van ouderen…..” De volgende knelpunten vormen de basis voor de gestarte projecten: dat gezondheidsproblemen niet tijdig genoeg worden opgespoord (tekort aan vroege signalering), dat ouderen niet actief betrokken zijn bij tegengaan van chronische ziekten (te weinig prikkels tot gezond gedrag of tot zelf omgaan met een ziekte), dat allerlei behandelingen onvoldoende op elkaar zijn afgestemd (gebrekkige samenhang in de medische zorg, tussen huisartsen, specialisten, ziekenhuizen); dat ouderen weliswaar gemakkelijk toegang hebben tot de zorg maar dat er te weinig aandacht is voor het activeren van ouderen en het vergroten van zelfredzaamheid; dat in een leven met blijvende beperkingen wel de langdurige verpleging & verzorging binnen bereik zijn maar de sociale participatie vaak achterop raakt; dat zorgverleners zeker het beste voor hebben met hun cliënten maar dat ouderen bij de invulling van zorg en ondersteuning nog te weinig regie hebben. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 17 van 36
Er zijn 9 regionale netwerken, die ieder 6 tot 10 projecten runnen. Het programma loopt in 2012 af. Er wordt gewerkt aan een doorstart11. De opbrengst wordt als volgt verwoord: In vier jaar NPO zijn in de regionale netwerken 75 projecten gestart gericht op kwaliteitsverbetering in de ouderenzorg, vergezeld van onderzoek naar effecten en doelmatigheid. De (voorlopige) opbrengsten laten zien hoe de kernwaarden binnen het NPO geoperationaliseerd zijn. Zeggenschap is vormgegeven in projecten die eigen regie bij ouderen stimuleren en daarnaast door ouderenparticipatie in alle netwerken. Bij de kernwaarde voorzorg is de aandacht primair uitgegaan naar signaleringsinstrumenten om kwetsbaarheid bij ouderen tijdig te signaleren. Vele projecten rond het thema ketensamenhang weerspiegelen hoe het belang van de kernwaarde samenhang breed wordt onderkend. Daarbij lag het accent op samenhang in de zorg. Hoewel er al verschillende projecten gericht zijn op wonen en welzijn, verdient de verbinding zorg, welzijn en wonen nog verdere actie. En de vierde kernwaarde, kwaliteit en doelmatigheid, wordt zichtbaar in de bouwstenen voor de systeemdiscussie en financieringsmogelijkheden, maar ook in de inzet van technologie en de vertaling van kennis in onderwijsmodules en handleidingen. Vilans, Best Practices12. Niet direct een programma, maar een aantal goede initiatieven die door Vilans ter bestudering en ter informatie onder één titel zijn beschreven. “Per sector zijn tussen de 20 en 30 Best Practices gevonden. Opvallend was dat meerdere Best Practices dezelfde, actuele thema’s adresseren. Na een brede inventarisatie bleek bij het ordenen dat een aantal actuele thema’s te benoemen waren. Voor de verschillende sectoren zijn dat de volgende thema’s”:
11
Toekomstige ouderenzorg; kernwaarden, opbrengsten en perspectief. De visie van CSO, NFU en ZonMw, januari 2012. 12 “Een inventarisatie van Best Practices in de intramurale ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en langdurende GGZ” (Vilans, januari 2011) Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 18 van 36
Een van de aanbevelingen uit het rapport wordt met graagte overgenomen: “Net zoals bij richtlijnen zou er ook een herkenbare (digitale) vindplaats gecreëerd moeten worden voor Best Practices. Het mooiste zou zijn als ook hier een koppeling gezocht wordt met de bestaande kwaliteitskaders voor de verschillende sectoren. Wanneer een organisatie wil gaan verbeteren op bijvoorbeeld een onderwerp uit de Normen voor Verantwoorde Zorg, zouden richtlijnen en Best Practices ten aanzien van dat betreffende onderwerp bijeengebracht moeten zijn. De geïnventariseerde Best Practices uit dit project kunnen daarvoor als basis dienen, maar er moet ook een mogelijkheid gecreëerd worden voor nieuwe Best Practices om in deze vindplaats opgenomen te worden. Er moet een eenduidig format zijn om Best Practices te beschrijven. De formats die binnen dit project zijn ontwikkeld om een Best Practice te beschrijven en te toetsen kunnen hierbij dienen als hulpmiddel of voorbeeld”. De aanbeveling kan breder worden geformuleerd en van toepassing worden verklaard op innovaties in de breedte. 2.2.3. Te starten programma’s? Nationaal Programma Kwaliteit van Zorg. In opdracht van het ministerie van VWS heeft ZonMw in 2009 een opzet gemaakt voor een breed en overkoepelend Nationaal Programma Kwaliteit van Zorg. Na al het bovenstaande lijkt dit een uitermate boeiend programma te kunnen worden. Het integrerend kader dat ZonMw voorstelt, bestaat uit 4 perspectieven met daarbinnen een aantal thema’s (de indeling is overigens geleend van het consortium, zie onder):
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 19 van 36
Het beleidsplan 2012 ZonMW over dit programma: “De vraag naar een breed programma kwaliteit van zorg, is meermalen vanuit het veld, het beleid en het toezicht gesteld. Voor zo’n programma zijn inhoudelijke voorbereidingen, in overleg met vele veldpartijen en het ministerie VWS getroffen. Met een dergelijk breed programma kan samenhang met en een betere aansluiting op het kwaliteitsbeleid worden gerealiseerd. De agenda voor het programma zal worden afgestemd op de thema’s en prioriteiten van het op te richten Kwaliteitsinstituut. Eind 2011 is een concreet uitgewerkt programmavoorstel gereed”. Geen aandacht wordt besteed aan de vraag waarom de agenda van het programma niet ook zal worden afgestemd op de thema’s en prioriteiten van ZonMw zelf. Beleidsagenda Consortium Opgericht juni 2011. Aanleiding zoals op de site geformuleerd: “Nederland heeft behoefte aan structurele kennis en een samenhangende kennisinfrastructuur voor kwaliteit van zorg. Daar is een visionaire onderzoeksagenda voor nodig, afgestemd op nationaal gezondheidszorgbeleid. Daarom hebben drie grote Nederlandse onderzoeksinstellingen, iBMG, IQ healthcare en NIVEL een consortium gevormd met een gezamenlijk onderzoeksplan dat erop is gericht knelpunten op te lossen en te voorkomen in de toekomst. Doel van het consortium is duurzaam kennis op te bouwen rondom kwaliteit van zorg en daarmee structureel bij te dragen aan evidence based kwaliteitsverbeteringen in de Nederlandse zorg, niet alleen voor kwaliteitsvraagstukken die nu de beleidsagenda domineren maar ook voor kwaliteitsvraagstukken en uitdagingen van de toekomst. Om deze ambities waar te maken is een langjarig perspectief voor de activiteiten van het Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 20 van 36
consortium noodzakelijk, met een looptijd van 5 tot 10 jaar. Het consortium gaat in 2011 van start met de ambitie om, door een bundeling van onderzoeks- en kennisinfrastructuur op dit terrein, in de komende jaren uit te groeien tot het kenniscentrum over kwaliteit van zorg in Nederland, dat behoort tot de wereldtop op dit terrein”. Echte voortgang is nog niet zichtbaar. Mede - volgens een van de initiatiefnemers – vanwege de ontwikkelingen rond het Kwaliteitsinstituut. Een moderne eend in de bijt, en niet echt een programma maar toch: Co-creatie Zorginnovatieboek13 Van de site: “De aandacht voor de zorg wordt steeds groter en groter. De betaalbaarheid staat steeds meer ter discussie. De komende jaren wordt er daarom een beroep gedaan op ons innovatieve vermogen om veranderingen in de zorg door te voeren welke bijdragen aan zowel de kwaliteit, de kosten en de toegankelijkheid. Met het schrijven van het Co-creatie Zorginnovatieboek kan elke Linkedin-relatie coauteur worden van dit boek. Door het aanleveren van een stuk tekst over je visie en je concrete gerealiseerde verandering/innovatie conform een vooraf afgesproken inhoudsopgave en format kunnen co-auteurs elkaar inspireren en uitdagen. Het uiteindelijke zorginnovatieboek zal op 1 juli 2012 worden aangeboden aan zorgverleners, gemeenten, zorgverzekeraars, koepels en de minister. Het is daarna openbaar en gratis te downloaden op internet. Als co-auteur kun je het natuurlijk ook verspreiden naar al je andere relaties via social media”.
2.3. Zichtbaar maken van kwaliteit en doelmatigheid. Zichtbare zorg. Sinds 2007 ondersteunt het Programma Zichtbare Zorg (onderdeel van IGZ) elf zorgsectoren bij het zichtbaar en vergelijkbaar maken van hun zorgkwaliteit. Per sector bepalen patiëntenen cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, professionals, verzekeraars en de inspectie wat kwaliteit is en hoe die moet worden gemeten. De afgelopen jaren heeft Zichtbare Zorg de zorgsectoren ondersteund bij het ontwikkelen van indicatoren, het opzetten van een datainfrastructuur om de gegevens te verzamelen (de 'ZiZo-portal') en het bewerken van de gegevens tot vergelijkbare kwaliteitsgegevens. De zorginhoudelijke en cliëntgebonden indicatoren zijn opgenomen in het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg (verschillend per sector). In het Kwaliteitskader zijn ook rollen en verantwoordelijkheden (RvB, RvT, cliëntenraad, zorgkantoor14, enz) m.b.t. kwaliteit vastgelegd. Er is een jaarlijkse planning vastgelegd voor het aanleveren en publiceren van de kwaliteitsgegevens van instellingen aan Zichtbare Zorg. De gegevens die het programma op deze wijze verzamelt zijn openbaar toegankelijk. D.w.z. professionals kunnen deze opvragen, cliënten niet. Cliënten krijgen inzicht in deze informatie via de website Kiesbeter.nl. De gegevens voor ziekenhuizen zijn voor iedereen en per ziekenhuis opvraagbaar via de Databank ZKH (Ziekenhuizen)Trans(parant). De CQ-index (zie CKZ par. 2.1.1.2) maakt onderdeel uit van de ZiZo-informatie. Het programma Zichtbare Zorg stopt per 2012 en gaat over in het Kwaliteitsinstituut Zorg. 13
Dutch Health Network: het platform voor zorg en welzijn in Nederland en België. Bij de contractering eisen de zorgkantoren dat de organisatie een werkend kwaliteitssysteem heeft, zoals ook is omschreven in de kwaliteitswet. Dat kwaliteitssysteem kenmerkt zich door het meten, evalueren en verbeteren van de zorg volgens de thema’s, de instrumenten en werkwijze uit het kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. 14
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 21 van 36
KiesBeter. Voor burgers wordt de kwaliteit van aanbieders in de zorg inzichtelijk gemaakt via de website www.kiesbeter.nl, een vergelijkings-site waarin naast feitelijke informatie over omvang, locatie, wachttijden, de te bieden diensten ook informatie wordt gegeven over de kwaliteit van de dienstverlening aan de hand van ervaringen van cliënten. De gegevens zijn gebaseerd op de informatie Zichtbare zorg. KiesBeter.nl wordt gemaakt door het RIVM in opdracht van VWS. Independer.nl. Een particuliere variant is Independer.nl. Ook hier beoordeling van zorgaanbieders (ziekenhuizen, huisartsen, fysiotherapeuten). Basis vormen uitsluitend de beoordelingen/reviews van gebruikers voorzover zij hun beoordeling doorgeven. De Zorgbalans. De Zorgbalans wordt gemaakt in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en vormt, volgens informatie op de site, een fundament voor de beleidsagenda. De Zorgbalans is een product van het RIVM met bijdragen van diverse wetenschappelijke instituten en organisaties. De gegevens zijn gebaseerd op meer dan 65 gegevensbronnen. De Zorgbalans laat de prestaties van de gezondheidszorg zien aan de hand van 125 indicatoren over kwaliteit, toegankelijkheid en kosten. Waar mogelijk worden deze indicatoren weergegeven in tijdreeksen en vergeleken met andere landen en met beleidsnormen. Barometer vertrouwen in de gezondheidszorg. De barometer wordt uitgevoerd door het Nivel aan de hand van consumentenpanels. Het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het NIVEL verzamelt onder de algemene bevolking in Nederland informatie over de meningen over de gezondheidszorg en de ervaringen hiermee. Het panel bestaat uit circa 6.000 personen van 18 jaar en ouder. Het bestaat niet (per definitie) uit gebruikers van zorg. Onderzoek van het SCP heeft meermalen aangetoond dat gebruikers van zorg in hun beoordeling verschillen (vaak positiever zijn) van de waarnemers van zorg. In de beoordeling van het consumentenpanel zit een component “ïmago” van de zorg. Benchmarking. Een aantal sectoren beschikken over benchmarking van hun resultaten. Voor sommige (zoals de Verpleging/verzorging/thuiszorg) is de benchmarking breed opgezet en openbaar. Voor andere (ziekenhuizen) is de benchmarking beperkt (analyse financiële en productiegegevens) en slechts tegen betaling openbaar. Excellente zorg. De beroepsvereniging V&VN kent het programma Excellente Zorg, in de basis een meetinstrument om de kwaliteit van zorg in de eigen instelling zelf te beoordelen en verder te ontwikkelen. Het instrument sluit zoveel mogelijk aan op andere bestaande metingen. Het mikt vooral op betere omstandigheden voor de professionele dienstverlening. 2.4. Tot slot. De wereld van organisaties en programma’s is minstens zo divers als de echte werkelijkheid. Dan zou het moeten werken volgens de Wet van de Vereiste Verscheidenheid. Toch lijkt dat niet het geval.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 22 van 36
Als het gaat om innovatie constateert KplusV15 uit onderzoek onder bestuurders van zorginstellingen: “Ten eerste zit er geen duidelijke structuur in het web van al deze instanties en maatregelen. ….. Hierdoor komt informatie en geld via verschillende kanalen bij zorginstellingen terecht. Bovendien streven deze ‘tussenorganisaties’ vaak meerdere doelen na en kennen ze ook meerdere doelgroepen. Daarnaast variëren maatregelen om innovatie te stimuleren van zeer breed inzetbaar tot zeer specifiek, waarbij de administratieve lasten voor specifieke maatregelen hoger zijn dan voor breed inzetbare maatregelen. …… Ten tweede ervaren zorginstellingen een hoge mate van bureaucratie bij het aanvragen en besteden van subsidies, wat sommige instellingen ervan weerhoudt om hiervan gebruik te maken……… Bovendien hebben verschillende bestuurders aangegeven weinig vertrouwen te hebben in bepaalde maatregelen. Dit geldt zowel voor subsidies als voor programma’s. Ook dit heeft te maken met de grote hoeveelheid aan maatregelen en het gebrek aan structuur hierin”. KplusV constateert een kloof tussen VWS en het veld en wijst op het gevaar van een neerwaartse spiraal die kan ontstaan als zaken niet worden verbeterd. De aanbevelingen van KplusV: Begrippen goed definiëren Samen (VWS en veld) ontwikkelen16 Anders organiseren. T.a.v. dat laatste: “In extreme mate betekent dit dat er één centrale organisatie is die als taak heeft innovatie in de zorg te stimuleren en te faciliteren. Een andere mogelijkheid is om het aantal organisaties dat zich hiermee bezighoudt terug te brengen, duidelijke domeinen aan te geven per organisatie, en deze domeinen goed op elkaar af te stemmen”. Nog wat citaten van anderen: “Nederland heeft behoefte aan structurele kennis en een samenhangende kennisinfrastructuur voor kwaliteit van zorg. Daar is een visionaire onderzoeksagenda voor nodig, afgestemd op nationaal gezondheidszorgbeleid”. (consortium , iBMG, IQ healthcare en NIVEL). “De vraag naar een breed programma kwaliteit van zorg, is meermalen vanuit het veld, het beleid en het toezicht gesteld. (ZonMw). “Kortom het sturen op doelmatige en doeltreffende kwaliteit gebeurt door vele partijen. Deze fragmentatie leidt ertoe, dat op het nationale niveau onvoldoende effectief wordt geopereerd om doelmatige kwaliteit van zorg de belangrijke drager te laten zijn van een houdbare gezondheidzorg op termijn met maximale baten voor de patiënt en de samenleving (brief VWS juni 2010 over kwaliteitsinstituut).
15
Innovatie in de care. Over de kloof tussen het Rijk en de Zorg, 2010. Het ontbreekt VWS in ieder geval niet aan de intentie. Uit VWS Innovatie in preventie en zorg, 2008: “Innovatie is een breed begrip waarover vele opvattingen, omschrijvingen en definities bestaan. Om tot effectieve beleidsvorming te komen is het noodzakelijk om focus aan te brengen. In lijn met de sturingsfilosofie zoals hiervoor aangegeven, ligt het voor de hand om de keuze voor de focus op het terrein van innovatie niet als overheid alleen te maken, maar de keuze in samenspraak met het veld”. 16
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 23 van 36
We weten wel hoe het moet, we doen het nog niet. De druk is kennelijk nog niet groot genoeg. 3. En hoe is het – na al het institutionele lawaai - nu echt met die kwaliteit? 3.1. Algemeen. The European Health Consumer Index 200917. Persbericht september 2009: “Volgens de vandaag in Brussel gepresenteerde Euro Health Consumer Index (EHCI) 2009 heeft Nederland het beste gezondheidszorgsysteem van Europa. Het jaarlijkse onderzoek naar de Europese gezondheidszorg, dit jaar verricht onder 33 landen, betitelde het Nederlandse systeem als uitstekend. Nederland behaalde 863 van de 1000 te behalen punten. Met dit recordaantal punten voert Nederland voor het tweede jaar op rij de ranglijst aan, gevolgd door Denemarken (819), nieuwkomer IJsland (811) en Oostenrijk (795). “Nederland is het enige land dat sinds de invoering van de EHCI door Health Consumer Powerhouse in 2005 elk jaar nog in de top drie heeft gestaan. Dit wijst op een hoog niveau in alle geledingen van de gezondheidszorg. Het door Nederland behaalde puntenaantal van 863 is veruit het hoogste tot nu toe”, aldus dr. Arne Björnberg, directeur van de EHCI. “Het Nederlandse gezondheidssysteem lijkt maar weinig echt zwakke plekken te hebben, op de lange wachtlijsten na. De mogelijkheid tot directe toegang tot een specialist zou een verbetering kunnen zijn.” Uit het onderzoek van dit jaar blijkt dat de best scorende landen patiënten betrekken bij beslissingen door hen voor te lichten over de gezondheidszorg en hun keuzemogelijkheden te bieden. Zo ontstaat er van onderaf een stimulans voor verbetering. Onderaan de ranglijst zijn de landen te vinden die blijven vasthouden aan de ouderwetse gezondheidszorg met een sterk hiërarchische indeling en een gebrek aan transparantie. Dit verschil is in tegenspraak met de EUbeginselen van gelijkheid en solidariteit”. De oorzaak van de hoge score nog anders samengevat: “one important net effect of the NL healthcare system structure would be that healthcare operative decisions are taken, to an unusually high degree, by medical professionals with patient co-participation. Financing agencies and healthcare amateurs such as politicians and bureaucrats seem farther removed from operative healthcare decisions in the NL than in almost any other European country. This could in itself be a major reason behind the NL landslide victory in the EHCI 2009(Report, p. 6)”. Prettige uitspraken. Uit ander onderzoek (zie onder) blijken uitspraken over “de zorg” te algemeen zijn. De verschillen tussen de sectoren zijn daarvoor te groot. Bovendien blijkt uit de indicatoren van de EHCI dat scores (uitgezonderd patiëntenrechten en –informatie) zwaar leunen op typische cure-kenmerken. 17
De EHCI is een meetinstrument voor de Europese gezondheidszorg. De index beoordeelt 33 nationale Europese gezondheidsstelsels aan de hand van 38 indicatoren. Deze bestrijken zes gebieden die voor patiënten cruciaal zijn: rechten en voorlichting van de patiënt, e-health, wachttijden voor behandeling, resultaten, aanbod en dekking van geleverde diensten en toegang tot medicatie. De index wordt samengesteld uit een combinatie van overheidsstatistieken, patiëntenpolls en onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door de oprichter, de denktank Health Consumer Powerhouse in Brussel. De EHCI 2009 stelt de consument centraal en komt tot stand met steun van de Europese Commissie - directoraat-generaal Informatiemaatschappij en media – (voor e-health) en medewerking van het Zweedse EUvoorzitterschap. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 24 van 36
Zorgbalans december 2011 kwaliteit cure en de stelselwijziging: De kwaliteit van de curatieve zorg ontwikkelt zich in Nederland niet opvallend anders dan in de ons omringende landen In kwaliteit en toegankelijkheid hebben zich geen opvallende trendbreuken voorgedaan sinds 2006; de macrokosten stijgen de afgelopen jaren wel sterker dan voor 2006 Aan de voorwaarden voor gereguleerde concurrentie is niet volledig voldaan, daardoor zijn de beoogde effecten nog niet zichtbaar Kwaliteit speelt bij de zorginkoop nog een beperkte rol, de prijs geeft de doorslag Informatie en transparantie over kwaliteit is essentieel en is nog onvoldoende beschikbaar; concurrentie alleen op prijs kent risico’s De stelselwijziging is een kwestie van lange adem, voortgaande evaluatie en continue monitoring van de effecten op kwaliteit, toegankelijkheid en kosten is wenselijk De stelselwijziging heeft – vooralsnog – de kwaliteit niet verbeterd, maar ook niet verslechterd. 3.2.
Klant- of gebruikersoordeel.
Zorgbalans 2011:
80 tot 90% van de bewoners in de langdurige zorg ervaren de lichamelijke verzorging als “meestal tot altijd” goed. Vertegenwoordigers van cliënten in de psychiatrie zijn iets kritischer. ’t Kan beter, maar de uitkomst is niet echt verkeerd. Vergelijkbare gegevens voor andere sectoren zijn niet beschikbaar
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 25 van 36
Op de vraag of cliënten in de langdurige zorg de zorg doorgaans als veilig en professioneel wordt ervaren, is het gemiddelde antwoord 3,5 op een schaal van 1 (nooit) tot 4 (altijd). Vertegenwoordigers van cliënten in de psychiatrie zijn iets kritischer (gem 3,3). In de cijfers van 2007 en 2009 zijn nauwelijks veranderingen waarneembaar. Ook deze uitkomst is niet verkeerd. Ook hiervan zijn geen gegevens uit andere sectoren voorhanden.
“Negen van de tien patiënten zijn positief over de wijze waarop zij worden bejegend door zorgverleners (geen onderscheid tussen sectoren, ws). Dit percentage is over de jaren heen tamelijk stabiel. Ongeveer een derde van de respondenten geeft de kwalificatie ‘meestal’. Deze cijfers zijn gebaseerd op vragen over de mate waarin zorgverleners beleefd en respectvol zijn, patiënten serieus nemen, aandachtig luisteren, voldoende tijd nemen en dingen begrijpelijk uitleggen”. Als de onderwerpen worden uitgesplitst (zie bijvoorbeeld hieronder “tijd hebben”) gaan de scores per sector uit elkaar lopen.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 26 van 36
De uitkomsten over meebeslissen zijn minder positief voor verpleeg- en verzorgingshuizen “In de verpleeg- en verzorgingshuizen geven patiënten het vaakst aan niet te kunnen meebeslissen (over de zorg die zij ontvangen, ws). Meer dan de helft (58%) geeft hier aan nooit of soms te kunnen meebeslissen. Voor de overige patiëntengroepen (cure en thuiszorg, ws) geldt dat minimaal tweederde van de patiënten aangeeft meestal of altijd mee te kunnen beslissen. Er zijn niet alleen verschillen in de mate waarin patiënten ervaren dat zij mogen meebeslissen tussen zorgvormen, maar ook tussen zorgaanbieders binnen de verschillende zorgvormen. Het blijkt dat de onderlinge verschillen tussen verpleeg- en verzorgingshuizen veel groter zijn dan tussen bijvoorbeeld ziekenhuizen of thuiszorgaanbieders”. Ook tijd hebben is een gevoelig item: “Een kwart van de bewoners van verpleeg- of verzorgingshuizen geeft aan dat zorgverleners nooit of soms voldoende tijd voor hen nemen (zie figuur 1). Dat geldt tevens voor de vertegenwoordigers van psychogeriatrische patiënten waarvan een kwart aangeeft dat zorgverleners onvoldoende tijd nemen voor de bewoner. Voor het merendeel van de overige patiëntengroepen geldt dat minder dan 10% van de ondervraagden vindt dat zorgverleners nooit of soms voldoende tijd nemen. De meest positieve ervaringen zien we bij de patiënten van fysiotherapeuten”. Benchmark VVT 2011:
Uit de achterliggende cijfers blijkt dat de “ervaren beschikbaarheid van personeel” een zwak punt is in de intramurale sector (score 6,5). Actiz concludeert: “Ten opzichte van het benchmarkjaar 2010 zijn de cliënten (nog) positiever geworden dan al het geval was. Ook vorig jaar kon melding gemaakt worden van een stijging. Het is een prestatie waar de branche trots op mag zijn”. Overigens blijkt uit de benchmark dat er rondom het gemiddelde nog veel verschil zit: “De benchmark heeft acht koplopers opgeleverd. Dat zijn organisaties die op alle drie de onderdelen – Cliënten, Medewerkers en Bedrijfsvoering – goed presteren. Tot de koplopers behoren zowel kleine als grote organisaties……………. Het zijn vooral intramurale organisaties die koploper zijn. Vier organisaties behoren tot de bezemwagen, de groep met de minst goede prestaties. Ook hieronder zijn zowel kleine als grote organisaties. Een organisatie in de bezemwagen is een intramurale organisatie, twee zijn extramuraal en een organisatie is gemengd intra- en Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 27 van 36
extramuraal. De overige 74 organisaties behoren tot de middenklasse, het peloton. Daaronder ook de zeven allergrootste organisaties, met een omzet van > € 100 miljoen. SCP 2007, Publieke prestaties in perspectief. Memorandum quartaire sector 2006-2011. Om te beginnen een overzicht van het oordeel van burgers over een groot aantal overheidsdiensten:
Gemiddeld genomen komen sectoren als onderwijs, gezondheidszorg, de belastingdienst er goed af (>60% goed en zeer goed). De sector verzorgings- en verpleeghuizen scoort relatief laag (<40% goed en zeer goed). Een uitsplitsing is mogelijk naar het oordeel van gebruikers en niet-gebruikers van medische zorg (ziekenhuis, specialist, huisarts) en van langdurige zorg (ggz, gehandicaptenzorg, ouderenzorg). Het oordeel over de medische zorg is positief (ca 80% “goed” en “zeer goed”) en in de vergelijking tussen de metingen van 2002 en 2006 beter geworden. Er is iets verschil tussen gebruikers en niet-gebruikers. Het oordeel van de respondenten over de langdurige zorg is beduidend slechter. In de GGZ en de gehandicaptenzorg is ca 50% van oordeel dat de prestaties “goed” en “zeer goed” zijn. In de ouderenzorg is dat percentage ca 35%. Een onderscheid tussen gebruikers en niet-gebruikers is niet gemaakt. De Barometer vertrouwen in de gezondheidszorg van het Nivel (consumentenpanel, geen onderscheid gebruikers en niet –gebruikers) Veel en heel veel vertrouwen Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 28 van 36
Huisarts Ziekenhuizen Verpleeghuizen Thuiszorg Verzorgingshuizen
2000 91,3% 73,4% 45,2% 50,4% 48,7%
2008 87,0% 68,3% 27,5% 39,2% 31,0%
De cure scoort relatief goed (ofschoon iets minder dan in 2000). De care scoort relatief slecht (en in 2008 nog slechter). Conclusies Ernst &Young uit “Onderzoeksresultaten ICT Barometer over ICT en gezondheidszorg, 7 december 2011”: o De Nederlandse gezondheidszorg behaalt met het rapportcijfer 7,1 een ruime voldoende in de waardering van de ondervraagden. De prestaties van de Nederlandse zorg vallen ook in vergelijking met andere westerse landen positief uit. o Over de vraag of de kwaliteit van de zorg de afgelopen tien jaar is verbeterd (33 procent), verslechterd (36 procent) of gelijk gebleven (32 procent), lopen de meningen sterk uiteen. Meer eensgezindheid is er over de toekomst van de Nederlandse zorg. Bijna de helft van alle ondervraagden is van mening dat de kwaliteit van de Nederlandse zorg de komende tien jaar zal verslechteren. De eerdere cijfers laten overigens al zien dat algemene oordelen over “de zorg” niet veel houvast bieden. Er zijn onderling teveel verschillen. Samenvattend: Uit de onderzoeken blijken relatief goede beoordelingen voor de cure. Uit sommige onderzoeken (Zorgbalans en benchmark Actiz) blijken eveneens goede beoordelingen voor de care (met enige zwakke punten), uit ander onderzoek (SCP, NIVEL) blijken relatief slechte beoordelingen voor de care. Variëteit in beoordeling binnen een sector is relatief groot. Het is ook de organisatie die er toe doet (vgl begrip “koplopers” in de benchmark Actiz). 3.3.
Medewerkersoordeel.
Wederom de Zorgbalans: “In de periode 2003-2007 nam de tevredenheid onder verpleegkundigen en verzorgenden over de kwaliteit van zorg die in hun instelling werd verleend af. In de periode 2007-2009 is deze dalende trend afgevlakt ………. Op een schaal van 1 (zeer ontevreden) tot en met 5 (zeer tevreden) is de gemiddelde score 3,46; ongeveer 60% van de maximale schaalscore. Twee deelsectoren wijken statistisch significant naar beneden af van de rest, namelijk het personeel in verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Bij deze categorieën zien we een gemiddelde schaalscore van net iets boven de 3. Binnen deze deelsectoren bestaat nog altijd veel ontevredenheid over kwaliteit”. Dat is een magere score. En daarbinnen voor personeel in verzorgings- en verpleeghuizen nog magerder. Uit de benchmark Actiz 2011: Professionals, medewerkers, zijn de spil in de transitie. Hoe denken zij over hun werk? Uit de MedewerkerMonitor in de benchmark blijkt dat zij anno 2010 positiever oordelen over hun werk dan in de vorige benchmarkronde. Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 29 van 36
De stijging doet zich voor bij bijna alle onderliggende indicatoren. Het meest positief zijn het topmanagement (8,0) en medewerkers die huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo leveren (7,5). Ook de medewerkers in de leeftijdsklasse tot 25 jaar of minder dan een jaar in dienst, geven hogere cijfers; hier zijn de verschillen echter minder groot. Datzelfde geldt ook voor medewerkers met een dienstverband van 29 uur of meer. De vertrekgeneigdheid van medewerkers blijkt niet groot te zijn: slechts 8,1% van de medewerkers oriënteert zich momenteel op ander werk. ActiZ beschouwt deze uitkomsten als een tweede fundament onder de transitie: niet alleen oordelen cliënten en medewerkers positief over de directe zorg, maar ook zijn de medewerkers – gemiddeld genomen – goed te spreken over hun werk. Uit de Nationale enquête Werken in de zorg 201118: Uit het persbericht: “Over de hele linie een lichte verbetering, maar tegelijkertijd zorg over de kwaliteit van zorg en de zwaarte van het werk in deze sector. Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van de nationale enquête Werken in de Zorg. In navolging van 2010 heeft Menzis in nauwe samenwerking met de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) onderzoek gedaan onder zorgprofessionals. In vergelijking met vorig jaar zijn de werknemers iets positiever over de kwaliteit van de zorg; de werkdruk is licht gedaald en de mensen hebben een fractie meer werkplezier. 94% van de respondenten waardeert de eigen organisatie met een 6 of hoger. Het zijn slechts kleine verbeteringen. Evenals in 2010 verwachten veel medewerkers dat de kwaliteit de komende jaren zal afnemen en overweegt een deel van hen om van baan te veranderen en buiten de zorg aan de slag te gaan. Het merendeel van de mensen vindt de werkdruk ook dit jaar te hoog. Bijna de helft vindt dat zij minder zorg kunnen leveren door tijdgebrek. Ronduit alarmerend is de situatie dat een op de vijf zorgverleners, in de thuiszorg is dat zelfs 1/3 van de werknemers, fysieke pijn heeft na het werk. Ouderzorg en ggz scoren wat lager op plezier in het werk”. Nog enkele cijfers:
18
In opdracht van Menzis en V&VN uitgevoerd door Motivaction
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 30 van 36
Barometer zorg Volkskrant (november 2011) over medewerkers in de zorg: 86% is trots op eigen werkzaamheden 82% haalt voldoening uit eigen werkzaamheden 26% vindt salaris iom zwaarte eigen werk Uit de Benchmark 2011: de Net Promotor Score. In de benchmark wordt de Net Promotor Score berekend, een indicator voor het oordeel van de cliënt. Actiz legt dat als volgt uit: “ De stelling die voor het berekenen van de Net Promotor Score is gebruikt, luidt: ‘Ik zou met een gerust hart mijn familie en vrienden door mijn organisatie laten verzorgen’. Dat is een van de stellingen die behoort bij de indicator ‘cultuur van de organisatie’. Met die stelling was 45% van de medewerkers het eens, maar voor de Net Promotor Score worden de percentages ‘eens’ niet meegeteld, zoals in het begin van dit hoofdstuk is toegelicht. Alleen de percentages ‘helemaal eens’ worden meegeteld. In dit geval ging het om 17% van de medewerkers. Daarop zijn in mindering gebracht de 10% medewerkers die het er niet mee eens waren en de 4% die het er helemaal niet mee eens waren. Dat betekent dat de gemiddelde Net Promotor Score in de branche 3 bedraagt. De conclusie luidt daarmee dat het er in de branche zeker niet slecht voorstaat met de loyaliteit van medewerkers, maar dat er voor een echt onderscheidende kwaliteit nog een slag gemaakt moet worden”.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 31 van 36
Actiz over de cijfers: Twee zaken vallen op. In de eerste plaats dat ook hier de organisaties in de kopgroep duidelijk beter scoren. In de intramurale zorg is het verschil het grootst. Het zou de moeite waard zijn om te onderzoeken wat precies het geheim van deze organisaties is. In de tweede plaats is het verschil per product aanzienlijk: van -6% voor de intramurale zorg tot 45% voor de kraamzorg. Net als de cliënten zijn ook de medewerkers in de intramurale zorg het minst positief. Producten waar sprake is van één-op-één-zorg, scoren duidelijk beter. Samenvattend: De medewerkers lijken meer zorg te hebben over de kwaliteit van zorg dan de cliënten. Uit de benchmark van Actiz blijkt dat de functie een relevante variabele is in de beoordeling. En uit de NPS blijkt wederom dat er weliswaar een sectorprofiel is, maar dat de organisatie er ook behoorlijk toe doet. Ook bij medewerkers scoort de intramurale sector – net als bij de cliënten - minder positief. 4. Drie kwaliteitsonderwerpen uitgelicht. 4.1. Innovatie werkprocessen. In 2009 doet ZonMW onderzoek naar de vraag van VWS welke ZonMW-projecten bij landelijke invoering kosten kunnen besparen19. De beantwoording wordt met de nodige omzichtigheid omgeven. Niettemin worden de volgende conclusies geformuleerd: Er zijn projecten gevonden waarmee kosten te besparen zijn in elke sector. Kostenbesparingen kunnen behaald worden zonder verlies van kwaliteit van de zorg. In de curatieve sector zijn het vooral nieuwe diagnostische tests en behandelwijzen die per saldo lagere kosten vergen dan care as usual. Er zijn voorbeelden uit een divers aantal medisch specialismen en deelspecialismen. In de langdurige zorg lijken eveneens aanzienlijke kostenbesparingen mogelijk bij landelijke invoering van de opgesomde projecten. De grootste kostenbesparingen kunnen worden gehaald door arbeidstijd te besparen. Het betreft interventies die relevant zijn voor de totale groep aan ouderen onafhankelijk van de verblijfsplaats en interventies die relevant zijn voor 1 of meer settingen als verpleeghuis, verzorgingshuis of thuiszorg. De besparingen in instellingen laten zich indelen in een aantal clusters die te maken hebben met basale cliëntgebonden werkprocessen: voor het wassen, eten, medicatie verstrekken aan, en verplaatsen van cliënten zijn interventies aangegeven die aanzienlijke kosten kunnen besparen omdat zij arbeidstijd besparen. Daarnaast valt er veel te winnen in het verbeteren van logistieke processen zoals dossiervorming en registratie. De vraag rijst of de besparingen ook gerealiseerd kunnen worden in andere settingen dan in onze projecten getest, bijvoorbeeld in de ziekenhuizen en thuiszorg. In de thuiszorg kan de inzet van simpele domotica de zelfredzaamheid van cliënten verhogen en daardoor een hoeveelheid arbeidstijd, reistijd en dus kosten besparen. In de instellingen voor langdurige GGZ en voor mensen met een verstandelijke beperking zijn kostenbesparingen te behalen van miljoenen euro’s per jaar door het 19
Kostenbesparende projecten. Quickscan van ZonMw programma’s, ZonMW, 2009.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 32 van 36
verhogen van zelfredzaamheid, cliënten (waar mogelijk) uit langdurige zorg te ontslaan en door het inzetten van digitale zorgvormen. Van maar weinig projecten in de preventieve sector zijn potentiële kostenbesparingen met robuuste cijfers aan te geven. Dat komt doordat de baten vaak pas op langere termijn behaald worden en vaak voor andere partijen besparingen opleveren dan degene die de investering heeft gedaan. Bijvoorbeeld door GGD of thuiszorg aangeboden beweegprojecten zouden kunnen bijdragen aan minder hart en vaatziekten en minder zorggebruik in de curatieve zorg op lange termijn. De hier aangereikte potentieel kostenbesparende interventies betreffen veelal leefstijlprogramma’s waar meer bewegen, betere voedingsgewoontes en andere vormen van gezond leven aan de orde zijn. Daarnaast zijn er een aantal vroege opsporings- en screeningsprogramma’s doorgerekend. De grootste kostenbesparingen in de langdurige zorg kunnen worden gehaald door arbeidstijd te besparen. De kostenbesparingen kunnen ook worden uitgedrukt in het aantal bespaarde FTE’s. Deze gegevens zijn relevant aangezien de komende jaren een groot arbeidstekort voor de zorg wordt verwacht In het rapport worden in een bijlage ramingen in euro’s gegeven van mogelijke besparingen. Het gaat bij elkaar om honderden miljoenen. Er valt nog het nodige te verdienen. 4.2. Vereenvoudiging administratieve procedures. Zorgbalans 2010 meldt: ‘Op macroniveau ontbreekt een totaalbeeld van de administratieve lasten in het zorgsysteem; het aandeel van de uitvoeringskosten voor de zorgverzekeringen in de totale uitgaven is internationaal gemiddeld”. Uit PWC onderzoek onder zorgaanbieders in de AWBZ20: “Opvallend vonden de onderzoekers het feit dat de lastendruk voor minder dan de helft bleek te worden veroorzaakt door de regelgeving op zich (omvang en inhoud van de regelgeving of als overbodig ervaren regelgeving), en voor meer dan de helft door andere factoren. Een daarvan is de wijze van invoering: teveel veranderingen tegelijk, onvoldoende gelegenheid tot implementatie. Ook bleek de irritatie soms veroorzaakt te worden doordat het de instellingen niet duidelijk is waarom de regel is zoals die is. In een aantal gevallen lijkt het er verder op of vooral het achter de regelgeving liggende zorgsysteem de ervaren last veroorzaakt; een voorbeeld is de opvatting dat de zorgaanbieder geen taak zou moeten hebben in de eigenbijdrageregeling. Voor de regelgeving op decentraal niveau, bijvoorbeeld de verantwoording aan de zorgkantoren, doet de lastendruk zich vooral voelen voor de instellingen die met meerdere zorgkantoren te maken hebben. De druk wordt veroorzaakt doordat elk zorgkantoor op een andere manier informatie opvraagt. Samengevat leidt dit tot de volgende vijf irritatiefactorengroepen: o Structuurfactoren: onvrede en onduidelijkheid; o Aantal veranderingen: verandermoeheid en scepsis; o Wijze waarop veranderingen worden doorgevoerd: regie ontbreekt; o Samenhang: versnippering van decentrale regelgeving en dubbele uitvraag; o Overbodige regelgeving: controles gebaseerd op wantrouwen, regels zonder nut.
20
Reduceren administratieve lasten: meer dan schrappen van regelgeving, PWC 2007.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 33 van 36
Daarmee tekent zich een aantal generieke oplossingen af, die niet zijn gebonden aan een specifiek onderwerp maar die voor nagenoeg alle onderwerpen kunnen gelden”. De oplossingsrichtingen uit het rapport: o Stimuleer het zelfregulerend vermogen en de ontkokering van de keten o Onderhoud aan wet- en regelgeving o Versterken van het verandermanagement In 2008 berekent VWS de door haar veroorzaakte administratie druk op €452.00021. Er worden voorstellen gedaan om de regeldruk met 26% te verminderen. In 2009 rapporteert VWS22: “Op dit moment tellen de maatregelen op tot een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven van 32%, terwijl de vermindering op het terrein van burgers circa 26% in uren en meer dan 80% in kosten bedraagt. Een mooie tussenstand, maar tegelijkertijd zullen de ook door uw Kamer wenselijk geachte maatregelen gericht op vergroting van transparantie en kwaliteit gepaard kunnen gaan met de verhoging van de regeldruk”. Actal23 heeft in 2010 onderzoek verricht naar de regeldruk voor de zorgcliënt en de zorgverlener bij aanvraag, indicatiestelling en het verlenen van zorg. Het onderzoek maakt duidelijk dat de regeldruk sterk naar beneden kan, indien de huidige processen en werkwijzen (meer) vanuit vertrouwen zouden zijn worden ontworpen en ingericht. Het onderzoek is verricht aan de hand van vijf verschillende profielen van oudere chronisch zieken en richt zich specifiek op de regeldruk van de chronisch zieke oudere en zijn zorgprofessional. Een daarop volgende casestudy, specifiek gericht op een COPD-patient, laat zien dat de reductiemogelijkheden zeer fors zijn. Gerichte adviezen: o Gebruik bij ontwerp en inrichting van de processen risico-, cliënt- en behoefteprofielen; o Schaf de verantwoordings- en informatieplichten zoveel als mogelijk af en richt de verplichtingen op de outcome (kwaliteit en effectiviteit van de zorg) en niet op het proces; o Harmoniseer de informatieverplichtingen en hanteer slechts één set aan verantwoordingsinformatie voor alle publieke en private uitvoerenden en toezichthouders ("single information, single audit"); o Voorkom versnippering in het toezicht op de kwaliteit van de zorgverlening; o Voeg zo mogelijk wettelijke regelingen (Zvw, Wmo en AWBZ) samen; o Voeg samen of fuseer onderscheiden functies als die van budgethouder en indicatiesteller. Actal veronderstelt dat de reikwijdte van de bevindingen zich aanzienlijk verder uitstrekt dan de case-study. Advisering over vermindering regeldruk voor verpleegkundigen is een van de strategische topics in het werkplan 2012 van Actal.
21
VWS-programma vermindering regeldruk, 2008. Voortgang vermindering regeldruk VWS, 2009. 23 Actal, het Adviescollege toetsing regeldruk: “adviseert de regering en Staten-Generaal om de regeldruk voor bedrijven, burgers, en beroepsbeoefenaren in de zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid, zo laag mogelijk te maken. Actal wil daarmee bijdragen aan een samenleving waarin de overheid haar doelen verwezenlijkt en tegelijk mensen zo min mogelijk door regels worden belemmerd. Actal kiest de onderwerpen waarover het advies uitbrengt, op basis van signalen uit de samenleving”. 22
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 34 van 36
Uit de brief VWS Aanpak experiment regelarme instellingen en minutenregistratie, juli 2011 “Het regeer- en gedoogakkoord stelt dat de verpleging en verzorging hun vak terug moeten krijgen zonder overbodige administratieve belasting. Om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de overbodige administratieve belasting weg te nemen start het kabinet een experiment met regelarme zorginstellingen”. “ Vorig jaar is het rapport ‘Meer tijd voor de cliënt’ verschenen waarin in beeld is gebracht wat de afgelopen ca. 10 jaar het overheidsbeleid met betrekking tot aanpak administratieve lasten is geweest en wat dit heeft opgeleverd. Het rapport is te downloaden op www.werkenaandezorg.nl. Dit rapport bevat o.a. de volgende conclusies. - De eerste conclusie is dat het grootste gedeelte van de administratieve lasten waarmee professionals te maken hebben, niet samenhangen met overheidsregels, maar de wijze waarop zorgaanbieders zelf het werk organiseren. De manier waarop zorgaanbieders roosters maken, zorgprocessen ondersteunen met goed secretariaat, de mate van automatisering, enz. maken veel uit voor administratieve lasten waarmee professionals te maken hebben. Er zijn bij dezelfde zorgprocessen grote verschillen in administratieve lasten tussen zorgaanbieders onderling in beeld gebracht, die niet zijn terug te voeren op overheidsregelgeving. Dit is een relevante conclusie voor de verwachtingen die wij mogen koesteren met betrekking tot de resultaten van het experiment. - De tweede conclusie gaat wel over de inrichting van het overheidsregels en sluit derhalve rechtstreeks aan op het experiment. Regelgeving is nu veelal vanuit wantrouwen opgebouwd waardoor de (verantwoordings)plichten waarmee zorgaanbieders worden geconfronteerd fors zijn. Het advies dat voortvloeit uit deze conclusie is dat uitgaan van vertrouwen kan leiden tot een sterke vermindering van administratieve lasten. Geadviseerd wordt om over te gaan van wantrouwen op high trust, high penalty. Dit advies wil ik ter harte nemen bij het inrichten van het experiment regelarme instellingen”. Het experiment is in januari 2012 van start gegaan. “Er doen 28 instellingen mee. Zorgaanbieders in de langdurige zorg gaven eerder massaal gehoor aan de oproep van de staatssecretaris toen zij in juli 2011 vroeg hinderlijke regels te melden. Door circa 230 zorginstellingen zijn in 2 maanden tijd 700 meldingen gedaan. (persbericht VWS januari 2012)”. Ook op dit terrein valt dus nog het nodige te verdienen. Wat opvalt is dat vooral de regeldruk van de rijksoverheid onderwerp van experiment is. Niet de regeldruk van gemeenten (Wmo), noch die van aanbieders zelf. 4.3. Ketensamenwerking. Mirella Minkman24 beschrijft (zijdelings) het belang van systematische aandacht voor kwaliteit in haar proefschrift over ketenvorming. Ze geeft als reden voor de start van het verbeterprogramma voor CVA-zorg dat ondanks de aanwezigheid van goede voorbeelden, richtlijnen en wat dies meer zij de CVA-ketens die onvoldoende gebruikten. Ze concludeerde in haar onderzoek dat het “gestructureerde verbeterprogramma” als katalysator werkte voor de deelnemende teams. Methodiek, ondersteuning, tijdsdruk, focus op resultaat stimuleerden tot betere samenwerking.
24
M. Minkman, Developing integrated care. Towards a Development Model for Integrated Care, 2011.
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 35 van 36
5. Samenvatting. Het institutioneel kader. Er zijn veel organisaties die zich met kwaliteit in de zorg bezighouden, die organisaties voeren samen veel programma’s uit. De institutionele wereld van kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid is gefragmenteerd (zeggen de spelers zelf). Betere afstemming en wellicht uitdunning is gewenst. De kwaliteit. De kwaliteit in de zorg is – internationaal vergeleken – van hoog niveau. Uit landelijk onderzoek blijkt eveneens een goede kwaliteit. De sector verpleging/verzorging/thuiszorg vormt een vraagteken vanwege strijdige uitkomsten. De scores voor kwaliteit verschillen binnen de sectoren per organisatie en per organisatieonderdeel. Er is gelukkig geen lotsbestemming: mensen kunnen het verschil maken. Er zijn geen scores voor de kwaliteit van samenhang bij complexe ziektebeelden (veel transfers daardoor groot risico van gebrekkige afstemming). Vanaf het balkon bekeken vallen daar spaanders. Er lijkt veel geld te winnen op de terreinen “innovatie werkprocessen” en “administratieve procedures”. De aandacht. Op basis van de kwaliteit van zorg is er nauwelijks aanleiding voor de overweldigende aandacht voor het onderwerp. Aandacht voor kwaliteit is een systeemtechnische noodzaak van het gekozen stelsel De begrippen kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid worden in één adem en door elkaar gebruikt. Aanleiding voor de grote aandacht is (door de koppeling kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid) vooral zorg om toekomstig behoud van het zorgstelsel. Het is beter om uit die trits het begrip “kwaliteit” weg te laten. De top. De instelling die bij de top wil horen heeft het relatief simpel . Er is een uitgebreide ondersteuningsstructuur ontstaan, die best practices levert, mogelijkheden tot uitwisseling en feitelijke ondersteuning bij verbetering. Helaas is die structuur niet altijd even toegankelijk. En aanwezigheid leidt niet automatisch tot gebruik (zie par. 4.3.)
Stoa Organisatieadviseurs
Willem Schoof
pag 36 van 36