Ontwerpatelier en Ontwerpstudio’s Masterproefvoorstellen vanuit het opleidingsonderdeel 'ontwerpen':
Ontwerpers die willen afstuderen met een ontwerpproject bieden we vanaf dit jaar een nieuwe stuctuur aan. Daarin ligt de nadruk op de ontwerp-ambitie en de mogelijkheden om ook als ontwerper een onderzoekende houding aan te nemen. Die ambitie kan gerealiseerd worden vanuit twee formules. Ofwel werk je aan je een (eigen) masterproef binnen het atelier (grootte-orde 16 studenten); ofwel werk je aan je (eigen) masterproef binnen een studio (grootte-orde 4 studenten):
HET EINDWERK-ATELIER: een eindwerkatelier is steeds opgebouwd rond een actueel thema en vraagstelling, waarin het ontwerp ingezet wordt om dat thema vanuit verschillende invalshoeken te benaderen; zowel vanuit de optie architectuurontwerp, stedelijk ontwerp als bouwtechnisch ontwerp, en aanvullend ook vanuit een theoretische benadering ('schrijfthesis'); er is altijd een basisteam dat het eindwerkatelier begeleidt en de inhoudelijke vraagstelling ervan bewaakt. Het basisteam zijn ontwerpers in architectuur/stedenbouw/landschap... Afhankelijk van de kleuring van de eindwerken (invalshoek die de studenten kiezen en/of de optie waaruit ze komen) zal de bestaffing uitgebreid worden met onderzoekers en ontwerpspecialisten door de schaal van het atelier (grootte-orde 16 studenten) krijgen we een kritische massa die interessant wordt om een meerwaarde te creëren, zowel in de begeleiding en de ondersteunende evenementen (bvb workshops en studiereizen) maar ook in de output doordat de eindprojecten samen een ontwerpend onderzoek kunnen vormen rond het actuele thema, mogelijks uitmondend in een publicatie, online publicatie of tentoonstelling (voorbeeld Breuckland expo en publicatie in deSingel en het Vlaams Architectuurinstituut 2013); DE EINDWERK-STUDIO'S: individuele projecten of projecten binnen een kleine groep (tot ±4personen), inhoudelijk gelinkt aan een reeds lopende onderzoeksagenda van een doctoraat of onderzoeksgroep wordt begeleid door onderzoekers binnen het departement, aangevuld met specifieke lezers en ontwerpers afhankelijk van de inhoud en het thema Het komende academiejaar worden de volgende onderwerpen aangeboden: BALKAN ATELIER (coörd: Ward Verbakel, Tom Thys) STUDIO DE VERKLEINDE WERELD (coörd: Henk De Smet, ism Aida en Ann Heylighen); STUDIO INSIDE - OUTSIDE (coörd: Mauro Poponcini, Leo Van Broeck, Mattias Schevenels, Staf Roels)
BALKAN ATELIER: TOWARDS A POST-SOCIALIST-AVANT-GARDE Promotoren: Tom Thys, Ward Verbakel
Since the dismantling of Yugoslavia in 1991, the term "Balkans" itself has been controversial and polarizing. Originally introduced in the early 19th century by a German geographer August Zeune to indicate a group of states on the peninsula between the Adriatic and Black Sea, the word Balkan acquired political connotations and became evermore associated with chaos, war, ethnic conflict and political instability. Many Slovenians and Croatians for example have tried to reject the Balkan label all together. The Balkan Peninsula is characterized by a rapid succession of strong political ideas and has resulted in numerous strong spatial expressions of those ideas. The Balkan Atelier accepts this region as a research context to test design approaches at multiple scales in search for new models. Weather architectural, urban project, regional strategy or meta level manifest space, the goal of the atelier is to push the limits and to demonstrate the potential of architectural design in the creation of new ideas. In a time where non-globalists, glocalism and regional awareness test our current modes of socio-economic processes, the spatial form that goes along with that is under stress as well. The era of large ideologies is long gone, but it's physical form remains in the urban landscape. This atelier addresses multiple scales between the socialist collectivity, European regionalism, capitalist individuality and local nationalism. Theme 01: state and estate (Architectural projects) The socialist nation has a long tradition of architectural experiments originating from a clear ideological point of view. Ljubljana and other former Yugoslavian cities have been developed since the Second World War by large scale socialist estates, followed by their capitalist equivalent during the last decade in the form of developers collective housing projects. The recent financial crisis and real estate bubble leaves us in search for new models of housing production and their architectural expression. In a context of over 50 years of housing experiments inspired by scandinavian and modernist discourse, we use the Balkan as a laboratory for cohousing. Somewhere in between the individualist villa and the anonymous socialist tower apartment, cohousing is tested as an architectural project at the intermediate scalem both individual and collective, with a sense of emancipatory space policy. The design projects are architectural co-housing experiments. Interventions.
Theme 02: crisis and commerce (Architectural projects with an urban design component) A large swap of land, formerly used as rail-yard and warehouse district, was rezoned by the Ljubljana city administration as mixed commercial-residential district just before the crisis, linking a successful commercial peripheral district to the historic center. The BTC masterplan for that zone was rendered obsolete even before the smallest part could be executed. The approach is largely based on a neo-liberal space production - the capitalist equivalent of socialist estate – and deploys traditional urban model of axes, parks, perimeter blocks and boulevards. The real estate crisis and collapse of private developer initiative leaves us with a large ambitious masterplan, which will need alternative strategies in order to be implemented. The design projects start from a detailed analysis of the masterplan and original projects, and will produce alternative design proposals that can be seen as new types of city projects in between the masterplan and singular architectural gestures.
Theme 03: work and network (Urban Design projects with an architectural component) The city of Ljubljana has seen drastic shifts in the model of urbanisation throughout time. From the gridded roman military settlement, to the baroque riverbank city, the gridded city and eventually the green finger plan during socialist period. Lately we see a new model taking over, the ring city. The major highway ring road around the city is not only different in it's formal presence, it also follows a logic of social exclusion and the neo-liberal position of government in space production. Social housing, immigrant housing and elderly care is pushed outward in between the industrial ring city districts, leaving the more central area's open for higher end residential projects. Along with the circular ring city development, a new urban model is needed that is both inclusive and sustainable and tested at the architectural scale. Projects develop a wide urban vision, relating to the ecological, agricultural, industrial and logistic systems in search of new models of masterplanning, ending with a architectural project that demonstrates the urban vision.
Theme 04: power and policy (Urban projects with a theoretical manifest component) What was once a large and performant state operated production system of railway networks and large productive cities throughout the Balkan Peninsula, has rapidly fallen in disrepair once the Socialist nation was dismantled. Throughout the Balkan we find remarkable approaches to the creation of new political ideologies and the spatial expression they bring along, from the large scale Yugoslavian infrastructure network to the Skopje post-earthquake new urban model by Kenzo Tange and the drastic post-war expansion of Ljubljana. The creation of spatial symbols that can express the political evolution is crucial and remains an important challenge for designers. The definition of the Balkan states within an expanding Europe requires the development of new symbols, infrastructures and regional exchange networks always addressing the underlaying question: what is the role of government in space production. Projects start from a large regional analysis and political historical study, and will propose a manifest that addresses contemporary challenges of the balkan region as new European political space, followed by an experimental design proposal. These projects focus on new spatial models at the meta level.
Invalshoek 01: morphological engineering Promotoren: Leo Van Broeck, Mattias Schevenels De benaming “ingenieur-architect” verenigt het talent van de constructie-ingenieur met dat van de ruimtelijk vormgever. Al te vaak echter worden vormen enkel bedacht vanuit hun ruimtelijke en conceptuele kwaliteiten en wordt nadien pas hun constructie bedacht, als een soort van hulpmiddel dat ondergeschikt is aan de vorm. En als die structuur dan al bedacht is, dan wordt ze vaak herleid tot een tweedimensionaal raamwerk of tot een vereenvoudigd model dat gemakkelijker te berekenen is. Soms leidt de drang naar eenvoudige “berekenbaarheid” zelfs tot een bewuste vereenvoudiging van de constructie en tot een bewuste of onbewuste verarming van de vrijheidsgraden qua vormgeving en ruimtelijkheid. Morphological engineering (of constructief vormgeven) is één van de mogelijke invalshoeken binnen het eindwerkatelier. Het doel is thema’s te verkennen die zich in de overlappingszone bevinden tussen constructie en vorm. Wanneer is een constructie ook interessant als vorm of als ruimte? Welke vormen hebben tegelijk ook goede constructieve eigenschappen? Het spreekt vanzelf dat men dan - in de plaats van rekenkundige vereenvoudiging en tweedimensionaliteit - net de andere kant op kijkt en gaat zoeken naar de constructieve meerwaarde van driedimensionale structuren zoals schaaldaken, tentstructuren, tensegrity, getordeerde oppervlakken, enz. Concreet werk je binnen de context van het atelier, in samenwerking met de andere studenten, aan het ontwerp van een programma waarbinnen een interessante structuur nodig of wenselijk is. Het kan gaan om grootschalige museale ruimtes, concertzalen, een voetbalstadion, een voetgangersbrug, een sporthal, een overdekte markt, de overkapping van een busstation, enz. Naast het ontwerpgedeelte wordt ook steeds ingegaan op de stabiliteit, de dimensionering en berekening van de structuur, waarbij indien nodig een beroep wordt gedaan op rekenmethodes zoals de eindigeelementenmethode. Bovendien is er binnen de eindwerkstudio de gelegenheid (en wordt de nodige omkadering voorzien) voor het uittesten van state-of-the-art reken-, ontwerp-, of optimalisatietechnieken in het kader van een concrete ontwerpopdracht. Het onderwerp van de invalshoek "morphological engineering" is nauw verwant aan de theoretische thesisonderwerpen die voorgesteld worden door de afdeling Architectuur en Bouwtechniek. Hybride thesissen waarbij een ontwerp gecombineerd wordt met een theoretische studie verwant aan een van de voorgestelde onderwerpen zijn zeker mogelijk (in overleg met de promotoren).
Figuur 1. Ontwerp en berekening van een voetbalstadion op de Heizelsite in Brussel.
Invalshoek 02: sustainable building Promotoren: Karen Allacker, Frank De Troyer
Sustainable building is een tweede mogelijke invalshoeken binnen het eindwerpatelier. Het doel is thema’s te verkennen die een link leggen tussen innovatieve bouwconcepten en de duurzaamheid van de gebouwen. Hoe kan het gebouwontwerp – grootte, layout, compactheid, oriëntatie, materiaalkeuze, keuze van de installaties, etc. – de duurzaamheid beïnvloeden. Binnen de duurzaamheidsanalyse worden zowel milieu-impact als kosten geëvalueerd en wordt de volledige levensduur van het gebouw in rekening gebracht. De analyse gebeurt op verschillende schaalniveaus van materiaalniveau, over gebouwelementniveau, gebouwniveau en de hogere schaalniveaus. Indien gewenst, kan een student focussen op één (of meerdere) van deze schaalniveaus. Met behulp van analytische tools wordt de milieu-impact en kost berekend van mogelijke ontwerpbeslissingen die op basis daarvan eventueel kunnen bijgestuurd worden. Concreet werk je binnen de context van het atelier, in samenwerking met de andere studenten, aan het ontwerp van een programma waarbinnen een interessant duurzaam concept nodig of wenselijk is. Het kan gaan om dynamische bouwoplossingen (demonteerbaar bouwen – zie figuur 2), optimaliseren van de isolatiegraad, renovatie van bestaande woningtypes, zoeken naar innovatieve bouwconcepten. Naast het ontwerpgedeelte wordt ook steeds ingegaan op de berekening van de levenscyclus milieuimpact en financiële kost. Het onderwerp van de invalshoek "sustainable building" is nauw verwant aan de theoretische thesisonderwerpen die voorgesteld worden door de afdeling Architectuur en Bouwtechniek. Hybride thesissen waarbij een ontwerp gecombineerd wordt met een theoretische studie verwant aan een van de voorgestelde onderwerpen zijn zeker mogelijk (in overleg met de promotoren).
Figuur 2. Ontwerp en milieu-impact berekening van sociale huisvesting in Mechelen.
STUDIO DE VERKLEINDE WERELD Promotoren: Henk De Smet, - Ann Heylighen.
zorgende architectuur – de verkleinde wereld - de hortus conclusus. Mensen die ondersteuning nodig hebben, ouderen met dementie of met beperkte mobiliteit maar ook jongeren, ervaren de omgeving vaak als bedreigend en onsamenhangend. Voor deze mensen moet de gebouwde omgeving intuitief en inzichtelijk zijn. Gebouwen moeten hen inzicht bieden in plaats, identiteit, tijd en activiteit. De gebouwde omgeving moet een “verkleinde wereld” zijn met eenvoudiger spelregels dan deze van de echte wereld . Vooral de zwaksten hebben de grootse nood aan een vereenvoudigde leefomgeving. Door een zorgvuldige uitgekiende samenhang kan de verkleinde wereld hen duidelijkheid verschaffen over plaats en identiteit. Bevind ik me in een ruimte om in te eten of in te slapen, voor verzorging of voor ontspanning? Wie is de persoon die mij nu aanspreekt? Onverwachte voorvallen - in de echte wereld schering en inslag - kunnen in de verkleinde wereld gedoseerd worden. Door de omgeving zo te ordenen waarbij “onbekenden” slechts via een bepaalde toegang de ruimte binnenkomen, kunnen we veel onnodige verwarring uitsluiten. Door een ruimte of een leefgroep in te delen in een dag- en nachtgedeelte kunnen we de tijd voor slapen en de tijd om wakker te zijn opdelen. En wat met de badkamer bijvoorbeeld? Hoort die bij de dag of bij de nacht? Elementen van ruimtelijke transitie zoals een trap, een gang of een deur kunnen er voor zorgen dat de overgang van de ene activiteit naar de andere op een inzichtelijke manier ondersteund wordt. Voor een woonzorgcentrum zorgen we voor een logisch geordende gradient van publiek naar privé. Gemeenschappelijke ruimten kijken uit naar een publiek plein maar grenzen ook aan een veilige patio. Bezoekers kunnen naar de residentenkamers zonder de andere residenten te storen. Leefgroepen voor mensen met zware dementie kunnen we opvatten als woningen in het gebouw met een eigen buitenruimte en ingangsruimte. Aanleunflatjes kunnen hun eigen voordeur hebben maar krijgen ook een achterdeur naar het woonzorgcentrum. Dit is de wereld van de zwaksten. Ze leven veelal in het nu, zonder toekomst en zonder verleden. Hun buitenruimte moet een hortus conclusus zijn. De overgang naar de straat en vervolgens naar de complexere publieke buitenruimten moet gestuurd worden: van de kleinste wereld naar de grote wereld, een huis in een huis in een dorp. Maar een zorgdorp is er ook voor ouderen die wel nog helder van geest zijn maar iets minder goed te been. Of jongeren die nood hebben aan extra begeleiding. Ook voor deze groepen kunnen we opeenvolgende omhullende werelden maken met een afnemende beschermingsgraad. Uiteindelijk wordt het centrum van het echte dorp de laatste omhulling. In veel zorggebouwen wordt de organisatie van het plan gestuurd door de efficiëntie van de zorgverlening en te weinig door de zorgvraag van de bewoners. In deze studio willen we een bijdrage leveren om aan deze patstelling te ontsnappen. We willen werken met de premisse dat aandacht voor zorg geen belemmering hoeft te zijn voor architecturale ambitie. Deze thesis legt bij voorkeur de klemtoon op ontwerpend onderzoek. Maar een mengvorm van theoretisch en ontwerpend onderzoek wordt evenzeer aangemoedigd. Het theoretische aspect wordt begeleid door prof. Ann Heylighen.
STUDIO INSIDE – OUTSIDE Promotoren: Mauro Poponcini – Leo Van Broeck – Mattias Scheveneels – Staf Roels
Evolutie van de gevelhuid als volwaardige drager van programma en functies. privaat / publiek – de buffer De laatste jaren maakt de gevel als onderdeel van een gebouw zeer sterke veranderingen mee. Door het verhogen van de densiteit, wint privacy aan belang en wordt het zoeken naar de juiste overgang tussen buiten en binnen, tussen privé, semi-privé en publiek steeds belangrijker. Door verdichting is het bewonen van minder evidente plekken een tendens waardoor meer problemen qua geluid, wind, lichten en zichten moet opgelost worden in de gebouwschil. Verdichting stelt ook de vraag naar nieuwe typologieën: gezinsvriendelijke hoogbouw, terrassen, veranda’s, “bigger and cheaper”, tuinkamers,… Sommige van die wintertuinen kunnen ook ingezet worden voor warmtewinsten. Wat ons voert naar de hele EPB problematiek: de eisen qua energiegebruik in gebouwen worden elk jaar strenger, wat zich vooral in de gevelhuid manifesteert (isolatie, luchtdichtheid, zonwering, enz.). Verdichting impliceert verstedelijking: het bewonen, werken in- en beleven van- de stad is pas echt mogelijk wanneer de gevel als buffer, overgang en tussenzone herdacht wordt, problemen oplost en mogelijkheden aanbiedt. In deze studio kunnen diverse thema's aan bod komen:
Het inzetten van “parametric design” (Grasshopper plugin samen met Rhino) in de ontwerpmethode om gecontroleerd verschillende ontwerpparameters te manipuleren en op snellere wijze te komen tot soorten van vormgeving die èn morfologisch zeer interessant zijn èn technisch en inhoudelijk onderbouwd (abstractie mèt een eigen logica). De gevel als mediërende huid tussen binnen en buitenklimaat. De huid met een dikte, een tussenzone, “in between”, de bewoonbare gevel... Structuur en gevelhuid, duurzaamheid met twee snelheden. Iconische gevels, abstracte gevels – functionele gevels. Expressie, ambitieniveau, semiotiek van de gevel, poreuze transparantie versus gesloten omhulsel. Architectuurtheoretisch en filosofisch onderzoek naar de diverse betekenissen van de gevel. Ontwerpend onderzoek met één specifieke insteek betrokken op de gevel. Eén specifiek gebouw met een nieuw gevelconcept... Constructieve, technische, energetische, akoestische aspecten van gevels; klimaatgevels. Impact van EPB en passiefbouw op de gevel. Rekenmodellen, detaillering, enz. Begroeide gevels, vertical urban farming, enz.