ONTWERP PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT ‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED DE SOL – BLANKENBERGE’ Niet-Technische Samenvatting
Opdrachtgever:
Provincie West-Vlaanderen
Datum:
10-04-2014
Titel
Ontwerp Plan-MER ‘Strategisch projectgebied De Sol – Blankenberge’
Subtitel
Niet-technische samenvatting
Opdrachtgever
Provincie West-Vlaanderen - Dienst Ruimtelijke Planning
Contactpersoon opdrachtgever
Els Demeestere
Opdrachtnemer
Technum (Tractebel Engineering n.v.) Coveliersstraat 15 - 2600 Antwerpen T +32 3 270 92 92 -
[email protected]
Contactpersoon opdrachtnemer
Katelijne Verhaegen
Datum
10/04/2014
Versienummer
1
Projectnummer
P.000383-504-014-01
KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS Versie
Datum
Opmerkingen
01
10/04/2014
NTS Kennisgeving/Ontwerp-MER
DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Datum Auteur(s)
Eveline Hoppers, Kristin Bluekens, Bieke Cloet, Frederik Dams, Ine Darras, Chris Neuteleers, Jan Dumez, Katelijne Verhaegen, Ewald Wauters
10/04/2014
Datum Documentscreener(s)
Katelijne Verhaegen
10/04/2014
BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam
P.000383-504-014-01 Kennisgeving_ontwerp plan-MER De Sol_NTS
Laatst opgeslagen
10/04/2014
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING ONTWERP-PLAN-MER ‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED DE SOL – BLANKENBERGE’ 1.
INLEIDING De provincie West-Vlaanderen wenst aan de oostelijke zijde van het stadscentrum van Blankenberge een stadspark te ontwikkelen. De bedoeling is dit stadspark vorm te geven als een toegankelijke golf. Dit betekent dat er rondom en doorheen het golfterrein paden aangelegd worden die publiek toegankelijk zijn. Samen met het toegankelijke Zeebos wordt op die manier een attractieve groene pool uitgebouwd die goed dient gekoppeld te worden op het toeristisch circuit van de stad. Om de ecologische golf te kunnen realiseren dient een deel van de site te worden voorbehouden voor projectontwikkeling (woongelegenheden, hotelfaciliteiten, toeristisch-recreatieve voorzieningen, …).
Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, met andere woorden een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het plan goedgekeurd wordt of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de instantie die het plan vaststelt of de vergunningverlener die hierbij rekening houden met de bevindingen van het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het goedkeuringsof vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen
Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen realiseren is de opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) dat het gebied herbestemd noodzakelijk. Momenteel ligt nog geen definitief voorontwerp PRUP vast. Het is de bedoeling om via het plan-milieueffectrapport (plan-MER) nog een aantal alternatieven met elkaar te vergelijken en een verdere verfijning van het plan toe te laten, mede op basis van aanbevelingen en maatregelen geformuleerd in het plan-MER.
Op te merken is dat voor het Strategisch Projectgebied De Sol recent al een plan-MER is opgemaakt. Dit MER is volgens de procedure van het integratiespoor tot stand gekomen en werd door de Dienst Mer op 12 augustus 2013 goedgekeurd. Dit dossier kreeg bij de Dienst Mer het nummer PLIR0056. Omwille van recente juridische problemen met de toepassing van dit integratiespoor, heeft de initiatiefnemer van het plan er voor gekozen om de plan-MER procedure opnieuw te doorlopen, maar ditmaal volgens het rechtsgeldige generieke spoor. Op 31 juli 2013 vernietigde het Grondwettelijk Hof immers artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Dat artikel gaf rechtszekerheid aan ruimtelijke uitvoeringsplannen die volgens het zogenaamde integratiespoor tot stand kwamen. Het integratiespoor liet toe het RUP en het plan-milieueffectrapport samen op te maken. Dat bespaarde tijd en liet toe de bevindingen uit het MER onmiddellijk te integreren in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit integratiespoor werd echter onwettig bevonden omdat het aanleiding gaf tot discriminatie op het vlak van de mogelijkheid tot inspraak. Een volgens het integratiespoor opgemaakt plan-MER diende immers enkel via het internet aangekondigd te worden, voor een plan-MER volgens het generiek spoor moest dit ook aangekondigd worden in de geschreven pers en op de gemeentelijke aanplakborden.
Technum
1 Inleiding
NTS 3
2.
SITUERING EN VERANTWOORDING VAN HET PLAN
2.1
Ruimtelijke situering, afbakening van het plangebied Het plangebied is een ruime zone ten oosten van de stadskern van Blankenberge en gelegen op grondgebied van Blankenberge en Brugge (Figuur 1). Het gebied beslaat de overgang tussen de gemengde stedelijke omgeving ter hoogte van de Koning Albert I-laan en de open ruimte tussen de campings, vakantiecentra en het Zeebos.
BRUGGE
BLANKENBERGE
Figuur 1
Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op het stratenplan
Het plangebied wordt in het westen afgebakend door de Astridlaan, de Koning Albert I-laan en de Polderlaan, in het noorden door de Koning Albert I-laan, in het oosten door de oostgrens van het Zeebos en in het zuiden door de Zeebruggelaan. Parallel aan de Koninklijke baan ligt de waterloop Graaf Jansader. In het oostelijk deel van het plangebied is het provinciaal domein het Zeebos gelegen. Het omvat: in het noorden buiten de afbakeningslijn weiden (graslanden) en voor het deel binnen de afbakeningslijn bebossing. Centraal in het gebied is er de voormalige Hoeve De Sol (accommodatie voor de jeugd met onder andere speelweiden, logies, enz.) als centraal (scharnier)punt en de waterloop Sint Jansader als huidige, oostelijke begrenzing van het Zeebos.
NTS 4
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Langs de Koninklijke baan en de Polderlaan liggen aan de rand van de open ruimte verschillende grootschalige toeristisch-recreatieve logiesfaciliteiten: de vakantiecentra Floreal en Duinse Polders en de campings Bonanza, Jamborée en Dallas (Figuur 2). Tussen deze campings en vakantiecentra en het provinciaal domein het Zeebos ligt een ingesloten agrarisch open-ruimtegebied. Het noordelijk deel ervan, tussen de vakantiecentra, wordt periodiek gebruikt voor evenementen zoals het Zandsculptuurfestival. Ten noorden ervan, langs de Koninklijke baan, ligt een proefbos (aangeplant als proefproject ter voorbereiding van het Zeebos). Foto’s 1 tot 4 geven een globaal zicht op het open-ruimte gebied vanuit de vier windrichtingen.
Proefbos
Figuur 2
Technum
Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op de luchtfoto
2 Situering en verantwoording van het plan
NTS 5
Foto 1 en 2 Zicht vanuit het noorden, met links het Zeebos (links) en Zicht vanuit het oosten vanaf de rand van het Zeebos (rechts)
Foto 3 en 4 Zicht vanuit het zuiden thv de Zeebruggelaan (links) en Zicht vanuit het westen thv de Polderlaan (rechts) Wijziging plancontour ten opzichte van vorige m.e.r.-procedure Zoals hoger aangegeven heeft voorliggend ontwerp-plan de plan-m.e.r.-procedure (volgens het integratiespoor) reeds doorlopen. Dit plan-MER werd in augustus 2013 goedgekeurd door de Dienst Mer. Op basis van verder overleg tussen de initiatiefnemer en de stad Blankenberge is er voor gekozen om de plancontour ter hoogte van de Polderlaan (beperkt) uit te breiden. In Figuur 3 wordt de uitbreiding weergegeven (stippellijn). Het betrokken gebied (ca. 0,26 ha) waar het huidig bodemgebruik weiland/grasland is, maakt deel uit van het RUP Polderlaan en is daarin reeds als woonzone bestemd (zie Figuur 5). De ontwikkeling van dit gebied kan echter niet los gezien worden van de ontwikkeling van het Strategisch Projectgebied De Sol en dient samenhangend bekeken te worden naar ontsluiting toe, oriëntatie van gebouwen, inkijk, … . Het is hierbij niet de bedoeling de bestemming van het gebied te wijzigen maar wel een wijziging van de inrichting van het gebied mogelijk te maken.
NTS 6
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 3
Aanpassing plancontour ter hoogte van de Polderlaan
Momenteel is de bestemming van het betrokken gebied ‘woonzone’ volgens het RUP Polderlaan :
artikel 1: Zone voor wonen voor eengezinswoningen en er aan complementaire functies (horeca en diensten met uitsluiting van dancings). De woonfunctie moet steeds aanwezig zijn. Complementaire functies (horeca en dienstverlening) zijn toegelaten in zoverre niet schadelijk voor de omgeving en betrokken op de buurt. De voorziene inrichting voor bebouwing of bebouwingswijze is : alleenstaande of gekoppelde bebouwingen hetzij volgens de bestaande inplanting/perceelindeling, hetzij volgens een op te maken verkaveling. De nokhoogte bedraagt maximaal 11 meter voor 2 bouwlagen. De nieuwe bestemming blijft wonen met volgende (eerste aanzet van) voorschriften :
Hoofdbestemming: wonen (meergezinswoningen of geclusterde grondgebonden woningen), park Nevenbestemming: lokale diensten Het aantal bouwlagen wordt mogelijk opgetrokken tot 3 bouwlagen. …
Dit gebied wordt opgenomen in de deelruimte golf en sluit aan bij de zone a voor bijkomende bebouwing aan de rand van het golfterrein (zie paragraaf 3.1.1, 3.1.2 en 4.1.3). Deze zone blijft echter sowieso woonzone. In het ontwerpplan-MER is dit gebied in de contour van het plangebied opgenomen.
2.2
Verantwoording van het plan
2.2.1
Behoefte aan golf Het ontwikkelen van een publieke toegankelijke, ecologische golf (9 holes) wordt als actiepunt opgenomen in gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Blankenberge (GRS). Nieuwe golfterreinen openen perspectieven voor het inzetten van de golfsport als ondersteunende voorziening van het verblijfstoerisme in commerciële logiesvormen en bieden mogelijkheden om geïntegreerd te worden in een groen netwerk in de badplaatsen (strategisch beleidsplan voor toerisme aan de kust ‘Investeren in een dynamisch kusttoerisme’). In 2004 is er een Behoefteonderzoek golfsport Vlaanderen uitgevoerd. Recente cijfers golfclubs De populariteit van de golfsport heeft een sterke evolutie doorgemaakt. Op 31 december 2011 waren er in België een totaal van 56.444 golfspelers. Hiervan waren er 33.727 spelers aangesloten bij een VVG golfclub en meer dan 22.000 spelers bij een AFG golfclub (Association Francophone Belge de Golf). De 33.727 spelers aangesloten bij de VVG zijn verspreid over 52 golfclubs. Hiervan is meer dan
Technum
2 Situering en verantwoording van het plan
NTS 7
de helft 45-plusser. De populariteit van golfsport heeft een sterke evolutie doorgemaakt. Zo waren er in 1981 slechts 3618 spelers, in 1991 12.603 spelers en in 2001 22.000 spelers bij de VVG aangesloten (verspreid over resp. 13, 32 en 41 clubs). In Vlaanderen is de laatste 30 jaar dus een toename geweest van het aantal golfers van >800%. In de provincie West-Vlaanderen bevinden zich circa 15 % van de golfclubs. Het gewenste golfterrein betreft een type II terrein (9 holes). Van de 8 golfclubs in West-Vlaanderen behoren er reeds 3 tot de type II-terreinen. De dichtstbijzijnde is gelegen in Oostende op meer dan 20 km van het plangebied. In de omgeving (>10 km) zijn wel andere typen golf aanwezig, zoals in Knokke Heist, maar deze zijn minder toegankelijk. Bezettingsgraad Uit de behoeftestudie van 2004 kwam naar voor dat toen 84 % van de terreinen bezet waren en dat de praktische terreincapaciteit van alle clubs in Vlaanderen of Brussel in 2004 dus nog een groei mogelijk was van 16% aan ‘full members’. Vraag versus aanbod In 2004 waren er globaal gezien onvoldoende golfterreinen, ook naar de toekomst toe zou er volgens de studie een nood blijven aan golfterreinen door een verwachte stijging in de participatie, verdoken beoefenaars en wachtlijsten bij sommige golfclubs, groeiende overbezetting van de bestaande golfterreinen en een onevenwicht tussen vraag en aanbod. Het aantal golfers nam de afgelopen jaren jaarlijks toe met 1-3 % (500-1000 leden).De vraag naar meer holes is ook in West Vlaanderen hoog; zo heeft 1 club in West Vlaanderen al een ledenstop.
2.2.2
Behoefte aan woningen Het huidige woonaanbod in Blankenberge beantwoordt onvoldoende aan de vraag naar kwaliteitsvolle woonomgevingen. Het woonaanbod bestaat in hoofdzaak uit appartementen en gesloten en halfopen bebouwing. Een zeker aanbod van wonen in een groene omgeving is nodig om te voldoen aan de specifieke behoeften van jonge gezinnen. De motivatie voor de bijkomende woongelegenheden in het strategisch projectgebied De Sol kan gevonden worden in het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen. Voor de periode 20072017 wordt de woningbehoefte voor Blankenberge geraamd op 578 bijkomende woongelegenheden (inclusief sociale woningen), waarvan er nog voor 200 woongelegenheden nood is aan ruimte. De andere woningen worden reeds via andere projecten voorzien. Daarnaast fungeren de appartementen in de kustregio vaak als tweede verblijf. De permanente bewoning heeft echter voorrang. Het doel voor de bebouwingsruimte binnen het plangebied is een mix van residentieel, betaalbaar en sociaal wonen met een mix van functies. Door gemiddeld kleinere woongelegenheden te realiseren kan een breder scala aan doelgroepen worden bereikt. Het voorzien in 250 woongelegenheden in alternatief 1 en 2 geeft invulling aan bovenstaande taakstelling. Vanwege de financiële participatie vanuit de overheid is echter besloten, in overleg met de Vlaamse Bouwmeester, om het aantal woongelegenheden binnen het plangebied van 250 naar 400 te verhogen (alternatief 1bis en 2bis). Die verhoging was ook noodzakelijk ten behoeve van de financiële haalbaarheid van het project. Daarmee wordt de taakstelling uit de afbakening van het kleinstedelijk gebied Blankenberge overschreden.
2.2.3
Behoefte aan hotel, congresfaciliteiten en toeristisch-recreatieve voorzieningen De kustregio heeft een toeristisch-recreatieve functie. In de nabije omgeving van het plangebied is geen gebrek aan hotels. Echter is er een dalende trend in hotelcapaciteit. Indien er een hotel komt zal dit hoogst waarschijnlijk een familiehotel (charmehotel) zijn. Daarvan zijn er globaal gezien te weinig aan de kust. Voor wat betreft de congresfaciliteiten bieden de vakantieverblijven Floreal en Duinse polders deze reeds aan. Voor de elkweerinfrastructuur (zoals een binnenspeeltuin) is wel nog nood aan bijkomende ruimte. Bij de definitieve invulling van het plangebied dient dit wel afgestemd te worden op de reeds aanwezige functies in de omgeving.
NTS 8
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
2.2.4
Bestendiging bestaande functies Bestendiging Zeebos en de jeugdterreinen met accommodatie Het Zeebos en de jeugdterreinen met accommodatie betreffen de bestaande situatie die nu ook in het PRUP zal worden vastgelegd. Bestendiging landbouwgebied Het gebied ten oosten van het Zeebos (deelgebied 6) is op het huidig gewestplan ingekleurd als toeristisch-recreatief park (TRP), maar in landbouwgebruik en zal in het plan worden bestendigd als landbouwgebied (3 ha). Dit past in het ruimtelijk beeld doordat de Sint-Jansader de duidelijke grens vormt van het Zeebos. Het is daarnaast niet wenselijk om hier een toeristisch-recreatief park te voorzien.
2.3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Blankenberge wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen afgebakend als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. De stedelijke ontwikkeling is geënt op de toeristische en recreatieve ontwikkelingen. In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen wordt het strategisch projectgebied De Sol in Blankenberge aangeduid. Het ontwikkelen van een publieke toegankelijke, ecologische golf (9 holes) wordt ook als actiepunt opgenomen in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Blankenberge. Het beleid van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Brugge wil voorkomen dat verstedelijkte gebieden tussen Zeebrugge en Blankenberge verder aan elkaar groeien tot ongestructureerde gebieden door oprukkende toeristische infrastructuur vanuit Blankenberge. Het gebied heeft volgens het gewestplan in hoofdzaak een bestemming als toeristisch-recreatief parkgebied (Figuur 4). Een deel van het gebied is eveneens gelegen in het BPA 14 Polderlaan te Blankenberge (Figuur 5). Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de kampeerterreinen gelegen langs de Polderlaan (RUP Polderlaan) is in september 2012 goedgekeurd. Het plangebied maakt deel uit van het PRUP ‘Afbakening van het kleinstedelijk gebied Blankenberge en cluster van bestaande zonevreemde regionale bedrijven langs de Brugse Steenweg’. Het oostelijk deel van het plangebied maakt deel uit van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’. Ten noorden van de Koning Albert I-laan en de Kustlaan is het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin’ gelegen, welke tevens is aangeduidt als VEN-gebied ‘De Fonteintjes en Oudemaarspolder’ en erkend natuurreservaat ‘De Fonteintjes’. Ten zuiden van de Kustlaan en grenzend aan het plangebied ligt het Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ (Figuur 6).
Technum
2 Situering en verantwoording van het plan
NTS 9
Figuur 4
NTS 10
Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op het gewestplan
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 5
Technum
PRUP, GRUP en BPA
2 Situering en verantwoording van het plan
NTS 11
Figuur 6
3.
Vogel- en Habitatrichtlijngebieden
PLANBESCHRIJVING De bedoeling is om een stadspark in de vorm van een toegankelijke golf aan de oostelijke zijde van het stadscentrum van Blankenberge te realiseren. Dit betekent dat er rondom en doorheen het golfterrein paden aangelegd worden die publiek toegankelijk zijn. Om de golf te kunnen realiseren dient een deel van de site te worden voorbehouden voor projectontwikkeling. Het strategisch projectgebied ‘de Sol’ vormt samen met de strategische projectgebieden rond de Jachthaven en de Stationsomgeving, een belangrijke schakel in de uitbouw van de stedelijke structuur van Blankenberge. Omdat de beschikbare (vrije) ruimte in het plangebied beperkt is (ongeveer 30 ha bruto wanneer men het vrije landbouwgebied tussen de Koning Albert I-laan en de Zeebruggelaan in beschouwing neemt), zal er zuinig met de beschikbare ruimte omgesprongen moeten worden. Het plangebied wordt opgedeeld in verschillende deelruimten. Met betrekking tot de ligging en oriëntatie van de deelruimte ‘woonontwikkeling en toeristisch recreatieve voorzieningen’ worden twee alternatieven bestudeerd. De residentiële ontwikkeling verloopt in meerdere fasen. Een eerste fase voor de woonontwikkeling wordt voorzien in de periode 2016-2017. Dan wordt de golf gerealiseerd in de periode 2017-2018, waarna diverse fasen van de residentiële ontwikkeling er op volgen tot mogelijks 2025.
NTS 12
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
3.1.1
Deelruimte 1 : golfterrein Deze deelruimte is bestemd voor de inrichting van een democratische ecologische 9-holes golf. Het golfterrein wordt publiek toegankelijk gemaakt door middel van langzaam verkeersroutes. Het eigenlijke golfterrein (9-holes) inclusief bijbehorende faciliteiten beslaat minstens 30 ha:
Golfterrein: minstens 25 ha Driving Range: ca. 0,5-3 ha1 Approach-golf: ca. 0,5-3 ha Parking + clubhuis, opslagruimtes: ca. 0,5 ha Publiek toegankelijke paden rondom en door golf: ca. 1 ha
Daarnaast kunnen er een aantal bijkomende complementaire functies worden ingeplant :
driving range (ca. 0,5-3 ha) met open en overdekte afslagplaatsen. Rond de driving range worden knooploze netten voorzien van 8 m hoog. approach-golf (ca. 0,5-3 ha): Op een terrein minimaal ter grootte van een voetbalveld worden 6-9 kleine holes in kunstgras voorzien. Iedere deelnemer krijgt een wedge en een putter. Voordeel van dit systeem is dat men zeer snel golf kan spelen op een terrein en niet enkel moet starten op de driving range. Deze infrastructuur zou extra kunnen worden voorzien bovenop de 9 holes. langzaam-verkeersvoorzieningen: gezien het publieke karakter van het golfterrein is het noodzakelijk goede paden te voorzien zowel voor golfers als voor wandelaars en een probleemloze en gedirigeerde samenhang mogelijk te maken. Voor elk van hen zijn er immers wederzijdse veiligheidsaspecten in aanmerking te nemen. 40 m veiligheidsafstand tussen holes en paden is zeker voldoende. Deze 40 meter dient vooral te worden voorzien ter hoogte van ‘landingsszones’ (waar de bal hoort te vallen). Veel wordt ook bepaald door de slagrichting. Wanneer men van de wandelpaden wegslaat kan deze veiligheidsafstand beperkter zijn. Belangrijkste is dat de wandelpaden zeer zichtbaar zijn. toegankelijke parkzone rond de bestaande en nieuwe bebouwing
Een golfaccommodatie heeft tevens nood aan bijkomende gebouwen welke noodzakelijk zijn voor een volledige exploitatie :
een clubhuis: secretariaat en boekhouding, kleedkamers, cafetaria/restaurant, speeltuin aansluitend bij clubhuis/cafetaria/restaurant, opslag en archief, sanitaire ruimtes enz. Het clubhuis kan ook, als onderdeel van een groter bouwproject, in deelruimte 2 opgenomen worden. woongelegenheid voor de concierge stalplaats voor onderhoudsmachines: deze stalplaats is tegelijkertijd ook een werkplaats voor onderhoud, revisie, opslag van goederen en herstellingen. Eventueel kunnen deze faciliteiten samen met de conciërgewoning ook ondergebracht worden in een bestaande boerderij gelegen in het plangebied. parking voor leden/bezoekers (ca. 80 plaatsen (ca. 0,2 ha))
Binnen deze deelruimte kan aan de randen van het golfterrein op een drietal plaatsen een bijkomende bebouwing gerealiseerd worden (zones a, b en c, zie verder hierna bij de beschrijving van de deelruimte 2 en ook paragraaf 4.1.3).
3.1.2
Deelruimte 2 : woonontwikkeling en toeristisch recreatieve voorzieningen Deze ruimte is voorzien voor projectontwikkeling die (financieel) gerelateerd is aan de oprichting van een 9-holes golfterrein. De hoofdfunctie binnen het gebied is wonen. De zone heeft een oppervlakte van ca. 2 ha. De Provincie West-Vlaanderen wil voor deelruimte 2 geen massieve blokken oprichten,
1
Technum
De oppervlakte van de driving range en approach golf zijn schattingen en kunnen variëren tussen ca. 0,5 en 3 ha. Bij de verdere concrete uitwerking van het golfterrein op projectniveau zal de precieze omvang vastgelegd worden.
3 Planbeschrijving
NTS 13
maar gebruik maken van hoogteverschillen. Vanwege het behalen van de nodige densiteit is het noodzakelijk om in de hoogte te bouwen. De maximale bouwhoogte van het bouwveld bedraagt 7 bouwlagen met een mogelijkheid van architecturale accenten tot 35 m. Deze hoogte is bepaald enerzijds vanuit de binnen de financiële haalbaarheidsstudie opgegeven vloeroppervlaktes en anderzijds vanuit een wens van de gemeente Blankenberge om niet hoger te gaan dan het strikt noodzakelijke. Er worden 250 tot maximaal 400 woongelegenheden voorzien (gemiddeld 75 m² netto vloeroppervlakte per wooneenheid). Het bouwveld zal niet volledig worden ingenomen. De mogelijkheid voor het realiseren van architecturale accenten maakt het mogelijk om de globale bouwhoogte lager te houden. Het is tevens de bedoeling om nog voldoende ontwerpvrijheid toe te laten bij de uiteindelijke opmaak van een concreet ontwerp voor het ontwikkelingsveld. Binnen deze deelruimte is de waterloop Graaf Jansader gelegen, die in het inrichtingsplan geïntegreerd zal worden. Aanvullend op het wonen en het golfterrein kunnen (als nevenfunctie) toeristisch recreatieve voorzieningen een plaats krijgen binnen deze ruimte :
3.1.3
hotel: binnen het PRUP wordt de mogelijkheid voorzien om een hotel te kunnen oprichten geïntegreerd binnen het bouwvolume dat voorzien is voor wonen. Er wordt uitgegaan van een capaciteit van maximum 50 kamers (ca. 55 m² bruto hoteloppervlakte per kamer (= incl. bijhorende functies zoals trappen, lift, receptie, eetzaal, bar,...)). Indien er een hotel wordt voorzien, wordt deze vloeroppervlakte in mindering gebracht van de mogelijke te voorziene vloeroppervlakte voor woongelegenheden (=20 woonheden). cafetaria/restaurant elkweerinfrastructuur: het betreft hier infrastructuur met een beperkte omvang zoals een binnenspeeltuin. golfclubhuis
Deelruimte 3 : toeristisch recreatieve cluster In deze ruimte wordt de bestaande verblijfsaccommodaties Floreal en Duinse Polders bestendigd. Naast de verblijfsaccomodatie bevinden zich in deze zone een aantal ondersteunende functies die complementair zijn met de verblijfsfunctie (elkweerinfrastructuur, congresfaciliteiten, sport- en ontspanningsterreinen en parkeerplaatsen voor bezoekers). Momenteel zijn er geen plannen om in deze zone de infrastructuur te wijzigen. De ontsluiting van deze deelruimte wordt zoveel mogelijk geclusterd met de ontsluiting van deelruimte 2.
3.1.4
Deelruimte 4 : jeugdrecreatie Ten noorden van het Zeebos wordt de bestaande infrastructuur voor jeugdverenigingen en jeugdverblijf (gebouwen en naastliggende open speelterreinen) bestendigd.
3.1.5
Deelruimte 5 : bos Het Zeebos wordt bestendigd als een volwaardig bos. Langzaam-verkeersvoorzieningen kunnen worden voorzien om het bos toegankelijk te houden. Het bestaande speelbos (grenzend aan de zuidzijde van deelruimte 4) wordt bestendigd. Ten oosten en ten zuiden van deze deelruimte bevindt zich de waterloop St-Jansader, welke blijft behouden.
3.1.6
Deelruimte 6 : landbouw Het huidige gebruik van deze zone als landbouwgebied wordt bestendigd.
NTS 14
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
3.1.7
Overig Rondom de golfinfrastructuur wordt in beide alternatieven een wandelpad aangelegd. Het verbindt de verschillende omliggende functies (Floreal, Duinse Polders, camping, nieuwe ontwikkeling, Zeebos) met elkaar en met het golfgebeuren. Door een doorsteek te voorzien door de golf zelf wordt het mogelijk korte en lange wandeltrajecten uit te stippelen en ontstaat er een verbinding tussen de Polderlaan en het Zeebos. Ter hoogte van de nieuwe hoofdontsluitingsweg kan op termijn een voetgangersbrug worden voorzien over de Koninklijke baan. Door deze oversteek ontstaat er een duidelijke langzaam verkeersverbinding tussen zee en polder die alle functies met elkaar verbindt (duinenzone met eventueel speelduin, nordic walking, vakantiecentra, golf, approach golf, wandelpark, wonen, ....). In beide alternatieven wordt aan de randen van het golfterrein waar mogelijk het wandelaarstraject uitgebreid met publiek toegankelijke parkzones. Ze laden de parkinfrastructuur verder op en zorgen voor een goede aansluiting tussen het golfterrein en de omliggende functies. Deze zones sluiten qua landschapsinrichting aan bij het landschap van de golf.
4.
ALTERNATIEVEN Het plan-MER onderzoekt de ruimtelijke implicaties en de al dan niet te milderen milieueffecten van volgende twee alternatieven:
Alternatief 1 : Alternatief 2 :
Bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan Bebouwingsveld aan de Koninklijke baan
Voor elk alternatief wordt nog een bijkomend alternatief voorgesteld (bis) waarbij in plaats van 250 woongelegenheden, 400 woongelegenheden worden voorzien. Deze alternatieven met 400 woongelegenheden zijn het resultaat van een update van het financieel haalbaarheidsonderzoek (2009) dat uitgevoerd werd door Orientes, naar aanleiding van het verzoek van de Vlaamse Bouwmeester voor een hoge kwaliteit van de te realiseren toekomstige appartementen. In de bis-alternatieven wordt voor een maximum van 400 woongelegenheden gerekend op een bebouwbaar volume van 38.000 m² en ongeveer 480 parkeerplaatsen. Verder zijn er geen verschillen met de basisalternatieven. Het nulalternatief is het alternatief waarbij het plan niet gerealiseerd wordt. In het plangebied wordt tegen 2025 geen verdere invulling van de huidige bestemming (TRP-gebied) verwacht.
4.1.1
Alternatief 1 : bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan In dit alternatief loopt het golfterrein gedeeltelijk door tot aan N34 en vormt zo mee het visitekaartje van de site. Het bebouwingsveld wordt gepositioneerd tussen Floreal en Duinse polders en dit loodrecht op de Koninklijke baan. Daarbij wordt er voldoende afstand gehouden tussen het woonveld en de Duinse Polders. Door deze centrale positionering heeft iedereen ofwel zicht op het golfterrein, op de duinen of op een groene parkzone ten oosten van het bouwveld. Het parkeren wordt georganiseerd binnen het bouwveld met ongeveer 300 parkeerplaatsen. De ontsluiting wordt georganiseerd via een nieuwe weg vanaf de Koninklijke baan. Om het aantal kruispunten op de N34 te beperken wordt geopteerd om de ontsluiting van de Duinse Polders aan te takken op deze nieuwe infrastructuur. De nieuwe ontsluitingsas wordt beëindigd door parkeerinfrastructuur ten behoeve van bezoekers (onder andere van de golfinfrastructuur). Het is ook hier dat het golfclubhuis kan worden gepositioneerd (al dan niet binnen het bouwveld). Figuur 8 stelt bij wijze van voorbeeld één van de onderzoeksmaquettes voor. Dit beeld is louter een verkennende piste en is geen definitief (voor)ontwerp.
Technum
4 Alternatieven
NTS 15
4.1.2
Figuur 7
Alternatief 1 bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan
Figuur 8
Onderzoeksmaquette Alternatief 1(bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan)
Alternatief 2 : bebouwingsveld aan de Koninklijke baan Door de positionering van de bebouwing aan de rand van het gebied kan het golfterrein als een duidelijk, continu park worden vormgegeven. Het bebouwingsveld wordt gepositioneerd langsheen de Koninklijke baan tussen de vakantiecentra Floréal en Duinse Polders. Hierdoor krijgt de bebouwing een meer prominente plaats langs de Koninklijke baan waarbij de mogelijkheid ontstaat om deze zone te ontwikkelen als een echt eind- of beginpunt van de bebouwing langs de dijk, die in het verlengde
NTS 16
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
hiervan ligt. De Graaf Jansader die het bebouwingsveld doorkruist kan ingezet worden als een structurerend landschappelijk element dat kan bijdragen tot de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving. Het parkeren wordt georganiseerd binnen het bouwveld met ongeveer 300 parkeerplaatsen. Voor de ontsluiting van de bebouwingscluster worden twee varianten A en B vooropgesteld, of een combinatie van de twee (C). A.
De cluster wordt ontsloten via een nieuwe (korte) insteek vanuit de Koninklijke baan aan de westzijde van de Duinse Polders. Om het aantal kruispunten op de Koninklijke baan tot een minimum te beperken wordt geopteerd om de ontsluiting van de Duinse Polders in deze variant ook op deze nieuwe ontsluitingsweg aan te takken.
B.
Om het aantal kruispunten op de Koninklijke baan tot een minimum te beperken wordt geopteerd op het bebouwingsveld te ontsluiten via een zijtak aan de bestaande toegangsweg richting Floréal aan de noordzijde van het vakantiecentrum.
C.
De ontsluiting van het bouwveld kan ook georganiseerd worden door een combinatie van de twee toegangen bv. aan Floréal inrit en aan Duinse Polders uitrit of omgekeerd, of in- en uitrit aan zowel Floréal als Duinse Polders.
Figuur 10 stelt bij wijze van voorbeeld één van de onderzoeksmaquettes voor. Dit beeld is louter een verkennende piste en is geen definitief (voor)ontwerp.
Figuur 9
Technum
Alternatief 2 bebouwingsveld aan de Koninklijke baan
4 Alternatieven
NTS 17
Figuur 10
4.1.3
Onderzoeksmaquette Alternatief 2 (bebouwingsveld parallel met de Koninklijke baan)
Te onderzoeken varianten Binnen de voorgestelde alternatieven kan aan de randen van het golfterrein een bijkomende bebouwing gerealiseerd worden. Drie zones komen hiervoor in aanmerking (Figuur 7 en Figuur 9) : a. b. c.
Ter hoogte van de Polderlaan (wonen langs de toegang tot het golfpark); Ten zuidwesten van de Duinse Polders (vb. wonen in combinatie met golfclub); Ten zuidoosten van de Duinse Polders (ontsluiting woningen in combinatie met de Duinse Polders, ook het scoutslokaal kan hierop worden aangesloten).
De locatie van deze drie zones wordt weergegeven in Figuur 7 en Figuur 9. Deze bijkomende wooneenheden worden dan in mindering gebracht bij het aantal wooneenheden voorzien binnen deelruimte 2. Het woongebied ter hoogte van de Polderlaan (ca. 0,26 ha), dat opgenomen wordt binnen de plancontour (zie §2.1), sluit aan bij zone a voor bijkomende bebouwing aan de rand van het golfterrein. Dit gebied is momenteel woonzone (binnen het RUP Polderlaan) en zal binnen het PRUP Strategisch Projectgebied De Sol woongebied blijven. Deze woonzone behoort dus niet tot de woonzones waarvoor alternatieve liggingen besproken worden in het plan-MER (zones a, b en c) en staat los van het maximum aantal wooneenheden binnen de deelruimte golf.
5.
BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE
5.1
Discipline Bodem Het studiegebied bevindt zich in de polder, een uiterst vlak gebied. Enige microreliëf is wel aanwezig, in de vorm van overblijfselen van de kreekruggen (ter hoogte van het evenemententerrein en het vakantiecentrum Duinse polders), de oevers van de waterloop Graaf Jansader en het restant van de duinovergang naar de polder (in het noordnoordwest van het plangebied). De bovengrond in het plangebied bestaat uit zavel tot lichte en zware klei. Het grootste gedeelte van het gebied bestaat uit wei- en akkerland. Verder is er langsheen de randen van het plangebied nog discontinue bebouwing en recreatievoorzieningen (vakantiecentra, camping e.d.) aanwezig. Het oosten van het plangebied is in gebruik als provinciaal domein (Zeebos). De luchtfoto waarvan de opname dateert van 2006 geeft een beeld van het huidig bodemgebruik (Figuur 2).
NTS 18
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
5.2
Discipline Water Het grondwater in het plangebied bevindt zich op een diepte van 1,0 tot 1,5 m-mv. In het volledige plangebied wordt het grondwater aangeduid als zeer kwetsbaar voor verontreinigingen. De grondwaterkwaliteit in het plangebied is voldoende, alleen de ammoniumconcentratie is relatief hoog. Dit wordt verklaard door het agrarisch gebruik van het gebied. In het studiegebied is ook verzilt grondwater aanwezig op een diepte van 15-20 m-mv (in het westen stijgend naar <2 m-mv) (Figuur 11). In de polders wordt de waterhuishouding kunstmatig geregeld vanuit het oogpunt van de landbouwbedrijfsvoering. In en grenzend aan het plangebied zijn twee waterlopen aanwezig: de SintJansader en de Graaf Jansader (Figuur 11). Deze zijn kunstmatig aangelegd (zogenaamde polderwaterlopen) en hebben een goede structuurkwaliteit. De globale waterkwaliteit is echter slecht (de meeste basiskwaliteitsnormen worden overschreden), beide waterlopen zijn matig verontreinigd, maar vertonen een verbeterende trend. Deze slechte waterkwaliteit wordt onder meer veroorzaakt door de aanwezigheid van overstorten. In Figuur 12 wordt een impressie van beide waterlopen gegeven.
Figuur 11
Technum
Verziltingskaart (m-mv)
5 Beschrijving referentiesituatie
NTS 19
Figuur 12
5.3
Impressie waterlopen (Graaf Jansader en Sint-Jansader)
Discipline Fauna en Flora De natuurwaarden in en nabij het studiegebied kunnen verdeeld worden over 3 deelgebieden. Het Provinciedomein ‘Het Zeebos’ (deelgebied 1) is 34 ha groot en ligt net achter de kustlijn ten oosten van Blankenberge centrum en maakt deels deel uit van het plangebied. Ongeveer de helft van het gebied bestaat uit aangeplant loofbos met dominantie van zwarte els, witte abeel en populierensoorten. Daarnaast is ca. 8,6 ha weiland. Momenteel (2011) worden 6 ha akkers ten noordoosten van de loofhoutaanplant omgezet in weiden met laantjes, om bijkomend biotoop te creëren voor weidevogels. Qua vegetatie vinden we in de noordelijke weilanden van het provinciedomein de grootste soortenrijkdom terug in de natte depressies en de randen. Verschillende soorten grassen, zeggen en russen komen hier voor, zoals o.a. ruw beemdgras, kamgras, liesgras, greppelrus, zeegroene rus, zomprus, oeverzegge, ruige zegge en valse voszegge. Ook andere planten zoals rode ganzenvoet, akkermelkdistel, vijfvingerkruid en rode waterereprijs werden door het INBO geïnventariseerd (2004) in de weides. Qua vogelsoorten worden in het provinciaal domein sperwer, bruine kiekendief en torenvalk regelmatig geobserveerd. In de aanplantingen werden o.a. patrijs, fazant, groene specht, kneu, fitis, tjiftjaf, grasmus en winterkoning geïnventariseerd (INBO, 2004). In de noordelijke weiden met vochtige depressies komen eenden (o.a. slobeend en bergeend) en steltlopers (o.a. scholekster, tureluur, kievit) jaarrond voor zowel als broedvogels als als wintergasten. Langs de rietkragen en het struikgewas aan de Sint-Jansader werden door het INBO in 2004 (mogelijke) broedgevallen van rietzanger en cetti’s zanger geïnventariseerd. Op de biologische waarderingskaart wordt het beschouwde deelgebied 1 over het algemeen als biologisch waardevol (N: loofhoutaanplant; Hp: soortenarm permanent cultuurgrasland) ingekleurd, met hier en daar een aantal zeer waardevolle elementen (Figuur 13). Het landbouwgebied in het zuidoosten van deelgebied 1 heeft weinig tot geen waarde voor de aanwezige fauna en flora. Het gebied valt wel binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (Figuur 6). De akkers kunnen afhankelijk van het gebruik en beheer ervan van beperkt belang zijn voor overwinterende ganzen of broedende vogels zoals bv. scholekster of bergeend. Langsheen de Koninklijke baan, ten noorden van het plangebied, ligt een duingordel waarin ook het natuurreservaat ‘De Fonteintjes’ (20 ha) gelegen is (deelgebied 2). De Fonteintjes zijn een serie van deels kunstmatige, deels natuurlijke duinplassen, duinrietlanden en duinstruwelen gelegen langs een 4 km lange strook tussen de duinengordel en de kustbaan van Zeebrugge tot Blankenberge. Van mei tot juni bloeien hier vele orchideeën, zoals o.a. rietorchis, vleeskleurige orchis en bijenorchis. Ook soorten als addertong, blauwe zeedistel en weegbreefonteinkruid komen voor in het natuurreservaat. Vogelsoorten zoals dodaar, bergeend en rietgors komen jaarrond voor in het gebied. Zeker voor rietvogels zijn de rietvelden aan de plassen van groot belang: rietzanger, kleine karekiet, rietgors en blauwborst vinden er nestgelegenheid. Verder pleisteren in de winter o.a. aalscholver, roerdomp, tafeleend en kuifeend op en rond de waterplassen. Bij stuwtrekken van vogels in de herfst en lente vormen de Fonteintjes een ideale rustplaats voor allerlei zangvogels. Ook zeldzamere soorten zoals visarend, purperreiger of boomvalk werden dan reeds geobserveerd in het gebied. Naast een rijke vogelpopulatie is er in de Fonteintjes ook een grote insectenrijkdom aanwezig die typisch is voor de
NTS 20
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
kustduinen. Tal van kevers, sprinkhanen, zweefvliegen, vlinders en libellen komen er voor. De levendbarende hagedis profiteert o.a. van deze grote rijkdom aan insecten. Deelgebied 2 maakt deel uit van het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin’ en het VEN-gebied ‘De Fonteintjes en Oudemaarspolder’ (Figuur 6). Een deel van het gebied valt ook binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’. Op de biologische waarderingskaart wordt het beschouwde deelgebied 2 over het algemeen als biologisch waardevol tot zeer waardevol ingekleurd (Figuur 13). De vooropgestelde instandhoudingsdoelen in de Speciale beschermingszones zullen in de referentiesituatie gerealiseerd zijn. Waarbij de naduk ligt op het terugdringen van vergrassing, verruiging en verstruweling in voornamelijk stuifduinen duingraslanden en duinvalleien en het terugdringen van invasieve exoten om de kwaliteit van onder meer de duinhabitattypes (habitattypes 2120, 2130, 2160 en 2180) te verbeteren.
Figuur 13
Biologische waarderingskaart (met aanduiding deelgebieden)
Deelgebied 3 ‘Ontwikkelingszone De Sol’, het westelijke deel van het plangebied, is over het algemeen weinig waardevol voor de discipline Fauna en Flora. Een deel van de akkers valt weliswaar binnen het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (Figuur 6). Akkers kunnen immers van belang zijn voor
Technum
5 Beschrijving referentiesituatie
NTS 21
overwinterende ganzen of broedende vogels zoals bv. scholekster of bergeend. Op de biologische waarderingskaart zien we dat er sporadisch kleine biologisch waardevolle zones voorkomen als stippen tussen de recreatieve infrastructuur (Figuur 13).
5.4
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Het huidig landschap is het resultaat van de complexe landschappelijke evolutie van de Vlaamse kustvlakte. Tot midden 19de eeuw blijft de stad Blankenberge grotendeels beperkt tot het middeleeuwse stratenpatroon. Door de opkomst van het toerisme en de enorme bevolkingsaangroei in de 19de eeuw, wordt de stad sterk uitgebouwd. De aanleg van nieuwe straten, de uitvoering van stedelijke infrastructuur en openbare gebouwen, en de bouw van speciaal op het toerisme gerichte gebouwen, vormen een constante doorheen de 19de eeuw. In de jaren 1950 worden talrijke campings ten oosten van de stad gebouwd. In de jaren 1950-1960 is er een belangrijke expansie van de stad in oostelijke richting, met de aanleg van de straten ten oosten van de Prinsenlaan (appartementen) en ten zuiden van de Koning Albert I-laan (verkaveling met losstaande eensgezinswoningen). De expansie zet zich voort in de jaren 1980 met o.m. een aantal woonwijken ten oosten van de stad en de aanleg van verschillende grootschalige terreinen voor weekendverblijven. Ook de Duinse Polders en de Floreal dateren uit die periode. Rond het jaar 2000 wordt door de provincie het ‘Zeebos’ aangeplant. Bij de ontwikkeling van het gebied is in het verleden geen rekening gehouden met de landschappelijke waarden en de context van het gebied. Hierdoor zijn tevens de zichtrelaties vanuit en naar het plangebied sterk beperkt.
5.5
Discipline Geluid Om het aandeel van het wegverkeerslawaai te kennen in het huidige omgevingsgeluid werden simulatie-berekeningen uitgevoerd. Voor de intensiteiten op de N34 word vertrokken van tellingen uitgevoerd in de maand juli. Het wegverkeer op de Koning Albert-I-laan zorgt voor de grootste geluidsbelasting in het studiegebied. De milieukwaliteitsnormen (Vlarem II) worden t.h.v. de woningen gelegen aan de Koning Albert-I-laan voor zowel de dag-, avond- en nachtperiode momenteel overschreden. Bij toetsing aan de richtwaarden (grenswaarden voor een voldoeninggevend akoestisch leefmilieu) volgens het ontwerp KB ‘91 voor wegverkeerslawaai is er voor de woningen aan de Koning Albert-Ilaan een overschrijding in de avondperiode. Voor de woningen gelegen aan de A. Ruzettelaan worden de richtwaarden voor de dag- avond – en nachtperiode zelfs telkens onderschreden. Bij toetsing aan de maximale waarden (grenswaarde tegen overmatige hinder) is echter geen overschrijding in het studiegebied.
5.6
Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten Het landgebruik in het plangebied betreft in de huidige situatie agrarisch gebied, bos- en natuurgebied met plaatselijk recreatief medegebruik en verblijfsrecreatie. Opgemerkt dient te worden dat, ondanks dat het plangebied grotendeels een agrarisch gebruik kent, het gebied planologisch geen agrarische bestemming heeft. De stadsrand is door de aanwezige functies versnipperd en vormen geen optimale ‘rand’. Ook tussen de clusters verblijfrecreatie, met name de campings en de vakantiecentra, liggen agrarische percelen.
5.7
Discipline Mens – Mobiliteit Blankenberge kent, sterk vereenvoudigd, een half cirkelvormige nederzettingsstructuur die wordt doorsneden door de Koninklijke baan; de belangrijkste baan in het studiegebied. Deze weg verbindt de verschillende kuststeden en –gemeenten met elkaar. In het centrum splitst deze as zich in twee subassen. Enerzijds is er de as De Smet de Naeyerlaan–J. de Troozlaan–A. Ruzettelaan, waarlangs de kusttram rijdt, en anderzijds is er de as Vredelaan–Zuidlaan–Kerkstraat–Koning Albert I-laan waarlangs het autoverkeer wordt gestuurd. De ruimtelijke structuur is weergegeven op Figuur 14.
NTS 22
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
In (de ruime omgeving van) Blankenberge is het beschikbare fietsroutenetwerk eerder beperkt. De voor fietsers belangrijke assen in de omgeving van het plangebied zijn: N34, A. de Ruzettelaan / Kustlaan, de Zeebruggelaan, Polderlaan. Globaal genomen hebben de fietsers in de omgeving van de site de beschikking over relatief goede fietsinfrastructuur. Wel kunnen de fietspaden in de Polderlaan en op de N34 (gedeelte ten oosten van de kruising met de Ruzettelaan) als te smal worden beschouwd. Blankenberge heeft een goed openbaar vervoersnetwerk. De plansite ligt op fietsafstand van het station van Blankenberge. In (de omgeving van) Blankenberge exploiteert De Lijn De Kusttram (Knokke-De Panne), Buslijn 33 en Buslijn 38.
Figuur 14
6.
Ruimtelijke structuur site
BESPREKING VAN DE MILIEUEFFECTEN Hoger is aangegeven dat de woonzone ter hoogte van de Polderlaan (zie §2.1) in het plangebied voor het PRUP De Sol wordt opgenomen. In het eerder opgemaakte plan-MER voor het PRUP De Sol behoorde deze zone nog niet tot het plangebied, maar was, als onderdeel van het RUP Polderlaan wel al op zijn milieueffecten onderzocht. Gezien het reeds uitgevoerde milieuonderzoek, de bestemming (woongebied) van de zone ongewijzigd blijft en enkel de inrichting zal wijzigen (meergezinswoningen in plaats van eengezinswoningen, oriëntatie van de woningen, bouwhoogte) en het een kleinschalige ingreep betreft, worden geen bijkomende of aanzienlijke milieueffecten door de toevoeging van deze woonzone aan het plangebied van het PRUP De Sol verwacht en blijven de conclusies van het opgemaakte plan-MER geldig.
6.1
Discipline Bodem De belangrijkste wijzigingen zijn de omzetting van 29,8 ha agrarisch bodemgebruik naar recreatief gebruik (golf). Voor de inrichting en profilering van het golfterrein (onder andere tees, fairways, greens, bunkers, eventueel (semi-)roughs en waterpartijen) zal het gebied worden vergraven.
Technum
6 Bespreking van de milieueffecten
NTS 23
Waardevolle bodems komen niet voor binnen het plangebied. Door het gebruik van zware machines tijdens de uitvoering van de werkzaamheden bestaat er een risico op verdichting van de bodems. Dit heeft een effect op de doorwortelbaarheid van vegetatie en daardoor de leefbaarheid en standvastigheid van planten en bomen. Effecten van verdichting kunnen optreden in de zones waar werken gepland zijn. Aangezien een goede bodemstructuur essentieel is voor een optimaal bespeelbare grasmat (ter hoogte van de tees, greens en fairways) en de ontwikkeling van de vegetatie in de (semi)roughs en de groene park- en woonzones zal bijzondere aandacht moeten besteed worden aan het voorkomen of in tweede instantie het milderen van verdichting. Bij grondverzet tijdens de aanlegfase bestaat daarnaast het risico dat aanwezige verontreinigingen worden verspreid. Om dit risico te voorkomen dient voldaan te worden aan de terzake vigerende wetgeving.
6.2
Discipline Water Betekenisvolle ingrepen met impact op de grondwaterhuishouding zijn de grootschalige vergraving, de (tijdelijke) bemaling voor de aanleg van de bebouwing (incl. ondergrondse parkeergarage), het toevoegen van verharde oppervlakte, de drainage en irrigatie van bepaalde delen van het golfterrein en de eventuele aanpassing van de oppervlaktewaterhuishouding tijdens de aanlegfase. Dit zal globaal gezien een verdrogend effect hebben. Toegenomen verharding, ondergrondse constructies, bemaling en drainage kunnen daarnaast door de aanwezigheid van het ondiep gelegen zoet/zout grensvlak verziltingseffecten veroorzaken (verkleinen van de zoetwaterlens, ondieper voorkomen van zout grondwater, oppompen en lozen van zout grondwater. Dit effect dient maximaal gemilderd en bij voorkeur vermeden worden. Alhoewel de verstoring door de bemaling tijdelijk is, kan de impact toch als betekenisvol beschouwd worden: een tijdelijke verstoring door bemaling kan het evenwicht dat gedurende vele decennia tot stand is gekomen langdurig wijzigen. Afhankelijk van de diepte van de bemaling (aantal ondergrondse bouwlagen), de duur en de uitvoeringswijze kan het evenwicht verstoord worden. De beoordeling is sterk negatief en milderende maatregelen om de bemalingseffecten te beperken zijn noodzakelijk. Het plan zal door een toename in verharde oppervlakte en het benodigde drainagesysteem van het golfterrein in principe tot een versnelde afvoer van hemelwater leiden, wat leidt tot een toename van piekdebieten met potentiële benedenstroomse wateroverlast (overstroming) tot gevolg. Er dient in voldoende en eventueel extra berging voorzien te worden zodat de overstortfrequentie niet toeneemt. Daarnaast zal de aanwezige waterloop Graaf Jansader in een worstcase situatie binnen het bebouwingsvlak worden verlegd/heraangelegd, waardoor de waardevolle structuurkwaliteit mogelijk aangetast zal worden. Gezien de waardevolle structuurkwaliteit van de betrokken polderwaterlopen wordt het behoud van het tracé en de oevers aanbevolen. Aangenomen kan worden dat voor een golfterrein zoals gepland te Blankenberge de irrigatiebehoefte ongeveer 15.000 tot 20.000 m³ per jaar zal zijn. De precieze impact van de wijziging van de waterhuishouding in het golfterrein door irrigatie, is door het ontbreken van een effectief ontwerp nog niet te becijferen. Voor irrigatie kan grondwater, oppervlaktewater of leidingwater gebruikt worden. Het gebruik van leidingwater (drinkwater) dient vermeden te worden. Indien grondwater zou gebruikt worden, kan dat plaatselijk voor verdroging zorgen. Bovendien dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van zout grondwater in het plangebied. Vanwege die twee factoren is het aanbevolen om in het golfterrein de nodige vijvers en waterplassen te voorzien zodat een watervoorraad beschikbaar is voor irrigatiedoeleinden. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voorhanden om de nodige wateropslag te voorzien. Bij de verder uitwerking van het ontwerp voor het golfterrein dient een waterstudie uitgevoerd te worden. Door het gebruik van meststoffen en pesticiden ter hoogte van tees, greens en fairways kan de run-off en het drainagewater van het golfterrein de waterkwaliteit van zowel het oppervlakte- als het grondwater in negatieve zin beïnvloeden. Er wordt doorgaans wel aangenomen dat de bemestings- en pesticidendruk uitgaande van een (ecologisch ) golfterrein kleiner is dan die van een akker (huidig gebruik). Niettemin dient bij de exploitatie aandacht besteed te worden aan de afstemming tussen bemesting en pesticidengebruik enerzijds en de irrigatiehoeveelheden anderzijds, om te vermijden dat
NTS 24
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
nutrientrijk of met pesticiden beladen water afstroomt of infiltreert. Er zal huishoudelijk afvalwater geproduceerd worden (afkomstig van de 250 tot 400 wooneenheden, de horeca, het hotel, golfinfrastructuur) en eventueel vervuild afstromend hemelwater van parkings en wegenis. Er wordt in een worst case scenario van uitgegaan dat een aansluiting op het bestaande rioleringsstelsel mogelijk zal zijn maar dat de kans bestaat dat de overstortfrekwentie toeneemt. De ontvangende RWZI Brugge zal de bijkomende vuilvracht van de recreatieve golfinfrastructuur en de 250 tot 400 wooneenheden evenwel zonder problemen kunnen verwerken.
6.3
Discipline Fauna en Flora De belangrijkste negatieve effecten op natuur ten gevolge van de realisatie van het plan en in het bijzonder de realisatie van het golfterrein en de woonontwikkeling zijn het direct en het indirect biotoopverlies door wijziging in de waterhuishouding en de verstoring door licht. Direct soortverlies, barrièrewerking, geluidsverstoring, visuele verstoring en versnippering van natuurwaarden zijn niet te verwachten. Betekenisvolle positieve effecten voor natuur zijn niet onmiddellijk te verwachten. Door het permanent ruimtebeslag, door de aanleg van het golfterrein, de wooneenheden en de toeristisch-recreatieve voorzieningen, zal het bodemgebruik in het plangebied wijzigen, wat habitatverlies voor de aanwezige fauna zal veroorzaken. Het merendeel van het plangebied is niet of weinig kwetsbaar voor ecotoopverlies, met uitzondering van de zone van de noordelijke weiden van het Provinciaal domein die ook aangeduid zijn als Habitatrichtlijn- en VEN-gebied en de duinengordel die zeer kwetsbaar zijn voor ecotoopverlies. Het grootste deel is in biologisch minder waardevol gebied gelegen is, een klein deel wordt ingenomen in biologisch waardevol gebied en slechts een fractie van biologisch zeer waardevol gebied. Daarnaast kunnen zowel tijdens de aanlegwerkzaamheden als bij exploitatie wijzigingen in de waterhuishouding van het plangebied en de ruimere omgeving optreden (door toegenomen verharding, bemaling, drainage en eventuele irrigatie) indien onvoldoende milderende maatregelen getroffen worden. Hierbij gaat het zowel om mogelijke wijzigingen in waterkwantiteit als in waterkwaliteit en meer in het bijzonder de zoet-zoutbalans. Hierdoor kunnen aanzienlijke gevolgen voor de aanwezige fauna en flora optreden indien geen milderende maatregelen getroffen worden. Het merendeel van het plangebied is echter gekarteerd als niet tot weinig kwetsbaar voor verdroging. Uitzondering daarop vormt de zone van de noordelijke weiden van het Provinciaal domein die ook aangeduid zijn als Habitatrichtlijn- en VEN-gebied en delen van de duinengordel (de duinplassen). Deze zones zijn zeer kwetsbaar voor verdroging. Daarnaast zijn ook ter hoogte van het Zeebos mogelijk effecten te verwachten indien geen milderende maatregelen getroffen worden. De biologische waarde van deze gebieden wordt immers onder andere bepaald door de natte ondergrond en door de aanwezigheid van een zoetwaterlens op het zoute grondwater. De milderende maatregelen die in dat kader door de discipline water voorgesteld worden, zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere ontwikkeling van het plan tot op projectniveau en noodzakelijk om schade aan het VEN-gebied te vermijden. De verlichting van het plangebied zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Afhankelijk van de locatie van de te verlichten infrastructuur en de intensiteit van de verlichting kan in de rand verstoring optreden naar het provinciaal domein.
6.4
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie De keuze voor een bouwveld dwars op de Kustlaan (alternatief 1) zorgt voor een verstoring die de sequentiële opbouw duinen–polder volgt. Hierdoor blijft in het niet gebouwde gedeelte de sequentie behouden (voor zover zij niet verstoord is door het huidig gebruik). Het bouwvlak langs de Kustlaan (alternatief 2) zorgt voor een breuk in de sequentie duinen-polder. Hierbij ontstaat mogelijk een impact op de waterhuishouding (relatie duinen-polder). Het belangrijkste verschil tussen alternatief 1 en 2 zit in de mogelijkheid om een open-ruimteverbinding te herstellen tussen de duinen en de achterliggende polder.
Technum
6 Bespreking van de milieueffecten
NTS 25
Het bebouwen van de bebouwingsvelden en de aanleg van een golfterrein met bijbehorende infrastructuur heeft een aanzienlijke visuele impact. Enerzijds laat de nieuwe invulling van het terrein toe om bestaande verstoringen (camping Dallas, evenementenweide) te verwijderen. Anderzijds zullen de nieuwe gebouwen, door hun omvang, de perceptieve kenmerken grondig beïnvloeden. De graafwerken, zowel voor de bouw van de woongelegenheden als voor het golfterrein, hebben mogelijk een aanzienlijke impact op het archeologisch patrimonium in het gebied.
6.5
Discipline Geluid Tijdens de aanlegwerkzaamheden zijn de voornaamste geluidsbronnen de werktuigen (graafkraanen wiellader) die worden ingezet voor de aanleg van het golfterrein en de woongelegenheden in het gebied. De werkzaamheden zullen van tijdelijke aard zijn en bovendien niet aanpalend aan een woonkern worden uitgevoerd, waardoor de ernst van de hinder beperkt zal zijn. De geluidsbelastingstoestand aan wegverkeersgeluid tijdens exploitatie is voor beide ontwikkelingsscenario’s overeenkomstig met deze volgens de huidige situatie; de belasting van het project is niet of nauwelijks merkbaar. De verkeersafwikkeling ten gevolge van de geplande situatie van gebied ‘De Sol’ zal dus geen bijkomende geluidsbelasting genereren.
6.6
Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten Het plangebied wordt in de alternatieven verder ontwikkeld als recreatieve stadsrand: er worden nieuwe woongelegenheden, verblijfsrecreatie en openluchtrecreatie ingepland. De openluchtrecreatie is complementair aan de reeds aanwezige voorzieningen in de stad en vormt een geheel met de te behouden recreatie en recreatief medegebruik. De ontwikkelingen zorgen voor een sterkere samenhang in het gebied die afgestemd is op het bestaande stedelijke weefsel. De afname aan bruikbare landbouwgrond is negatief voor de landbouwsector. Ook de afname verblijfsrecreatie, met name de camping Dallas, is negatief gezien het tekort aan dergelijke low budget accommodatie aan de kust. Ondanks de negatieve impact op de landbouw en de lowbudget verblijfsrecreatie is de benutting van de ruimte door meer stedelijke voorzieningen positiever binnen de afbakening van het stedelijk gebied. Het medegebruik van ruimtes neemt in de geplande situatie sterk toe. Zo wordt de golf vooropgesteld als een doorwaadbare golf, waarbij er functionele en recreatieve verbindingen voor langzaam verkeer voorzien worden door de golf. Ook worden er verschillende gebruiksvormen gecombineerd in bebouwde volumes. Hierdoor wordt ook de toegankelijkheid van het gebied groter. De ruimtelijke kenmerken van de publiektoegankelijke delen wijzigen het sociaal veiligheidsgevoel: door de aanwezigheid van meerdere gebruikers is er in grotere mate visueel contact mogelijk. De interactie tussen de verschillende functies in het plangebied neemt daardoor ook toe. De aanleg van een doorwaadbare golf zorgt voor grotere uitwisseling. De intensiteit van het ruimtegebruik neemt sterk toe ten opzichte van de referentiesituatie. De intensiteit van het ruimtegebruik binnen het bouwvlak wordt echter veeleer te hoog ingeschat in plaats van te laag, wat resulteert in relatief kleine gemiddelde woningoppervlaktes (ter grootte van een tweepersoonsappartement).
6.7
Discipline Mens – Mobiliteit Het extra verkeer dat door de site wordt gegenereerd zal allemaal gebruik maken van de N34. Daarna zal dit verkeer zich verspreiden over de overige straten van het verkeersnetwerk. De kruispunten waarlangs wordt ontsloten en de N34 zullen ook na de realisatie van het plan over een significante restcapaciteit beschikken. Dit betekent dat, vanuit mobiliteitsoogpunt, extra ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn. Met betrekking tot doorstroming en verkeersleefbaarheid worden geen effecten verwacht. Het voorziene aantal parkeerplaatsen is globaal genomen in overeenstemming met de berekende parkeervraag.
NTS 26
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Het plan voorziet in een aantal bijkomende langzaamverkeersrelaties, wat positief is. Inzake de relaties met het openbaar vervoer zijn negatieve effecten te verwachten door de aanwezigheid van de tramhalte op de N34 in relatie tot de nieuwe ontsluiting op de N34 ten westen van de Duinse Polders in beide alternatieven.
7.
PASSENDE BEOORDELING Vanwege de aanwezigheid van speciale beschermingszones Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin’ (BE 2500001), Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ (BE 2500002) en Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (BE 2500932) is een Passende beoordeling opgesteld waarin de effecten van het plan op de Europees beschermde gebieden en soorten van de Habitat- en Vogelrichtlijn, ter hoogte van het studiegebied worden beoordeeld. In de habitatrichtlijngebieden zal geen direct habitat- of soortverlies zijn. Een sterk negatief effect kan wel veroorzaakt worden door de wijzigingen in waterhuishouding die enerzijds ten gevolge van de aanlegwerkzaamheden (bemaling) en anderzijds ten gevolge van het artificiële waterbeheer van het golfterrein kan veroorzaakt worden, indien geen milderende maatregelen getroffen worden. Op die manier kan er onherstelbare schade optreden. Indien afdoende milderende maatregelen getroffen worden om de waterhuishouding in de Habitatrichtlijngebieden niet te wijzigen, zullen de effecten herleid kunnen worden tot niet significante effecten. De milderende maatregelen die in dat kader door de discipline water voorgesteld worden, zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere ontwikkeling van het plan tot op projectniveau. Gezien de beoordeling van de wijziging in grondwaterhuishouding vanuit de discipline water sterk negatief is en het in het huidige voorliggende plan niet gegarandeerd is dat de milderende maatregelen in dat kader afdoende meegenomen zullen worden, kunnen significant negatieve effecten tot op heden niet uitgesloten worden. Dit aspect dient in detail verder onderzocht te worden in een Passende beoordeling op projectniveau
8.
WATERTOETS De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de vergunningverlening. Op basis van onderstaande tabel wordt beoordeeld of de betrokken activiteit een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan dat vermijdbaar is. Tabel 1
Elementen van de watertoets
Effectgroep
Milieueffect van het plan
Maatregelen
Ingreepgroep “Aanleggen van golfterrein, gebouwen en wegen (verhardingen en ondergrondse constructies)” Gewijzigd overstromingsregime
Het plangebied wordt op de watertoetskaarten aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig (poldergebied). Er zijn geen meldingen van effectieve wateroverlast. Het bouwproject vormt slechts een fractie van het in te richten open gebied. De bergingscapaciteit van de aanwezige waterlopen wijzigt niet.
De wetgeving inzake hergebruik van hemelwater, infiltratie en buffering dient toegepast. Het geplande golfterrein en de nodige waterpartijen voor irrigatie kunnen een bijkomende bufferende werking hebben. Koppeling (hergebruik van water) tussen bouwproject en golfproject is aanbevolen.
Gewijzigde infiltratie naar grondwater en gewijzigde afstroming
De verharde oppervlakte in het plangebied zal toenemen door het plan (bouwproject, wegenis). In het golfproject is drainage en irrigatie voorzien.
Het bouwproject en de verhardingen dienen minimaal aan de bepalingen van de verordening hemelwater te voldoen. Ook voor het golfterrein dienen de principes (vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren)
Gezien de hoge grondwaterstand en de
Technum
7 Passende beoordeling
NTS 27
Effectgroep
Gewijzigde grond- of oppervlaktewaterkwaliteit
Milieueffect van het plan
Maatregelen
aanwezigheid van kleibodems zullen de huidige infiltratiemogelijkheden eerder beperkt zijn met als gevolg dat vooral ook aandacht moet besteed worden aan de opvang en hergebruik van hemelwater enerzijds en vertraagde afvoer anderzijds.
maximaal toegepast te worden in het golfontwerp. Afstromend hemelwater van het bouwproject kan voor irrigatiedoeleinden in de golf aangewend worden.
Het plangebied is in een gebied met verzilt grondwater gesitueerd. Bij bemaling voor constructiedoeleinden of drainage voor het golfterrein kan de grondwaterkwaliteit aangetast worden. Bij aansluiting van het afvalwater op de riolering kan de overstortfrequentie op de waterlopen toenemen. Door een onaangepast bemestingsregime (in het golfterrein) kan de kwaliteit van het oppervlaktewater achteruitgaan. Indien tijdens de aanlegfase (of gebruiksfase) calamiteiten, zoals brandstof- of olielekken optreden kan bodemverontreiniging ontstaan. Indien deze bodemverontreiniging niet onmiddellijk wordt gesaneerd kan er infiltratie naar het grondwater optreden en er grondwatervervuiling veroorzaken.
Bij bemaling dienen maatregelen genomen te worden om de invloedssfeer van de bemaling te beperken (door retourbemaling of door een aangepaste uitvoeringstechniek toe te passen zoals bijvoorbeeld werken in een gesloten bouwput). Permanente drainage van ondergrondse constructies dient vermeden te worden. Het golfterrein kan best hydrologisch geïsoleerd worden van de nabijgelegen natuurlijke gebieden. In het kader van de op te maken inrichtingsstudie dient verder detailonderzoek te gebeuren naar de optimalisatie van de waterbalans voor het golfproject waarbij het gebruik van grondwater dient vermeden te worden en integratie met het bouwproject dient nagestreefd te worden.
Er zijn geen verontreinigingen gelegen binnen of nabij het plangebied. Er is geen risico op het verplaatsen van bestaande verontreinigingen door bemaling (wel van verzilt grondwater). Door de verandering in gebruik van akker naar golf zal de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater eerder licht verbeteren.
Er dient voldoende berging in de riolering voorzien te worden teneinde een verhoogde overstortfrequentie te vermijden. Bemesting en irrigatie van het golfterrein dient afgestemd op de behoefte en moet verontreiniging van grond- en oppervlaktewater voorkomen. Vervuild afstromend hemelwater via een koolwaterstofafscheider lozen, nutrientrijk drainage of oppervlaktewater dient via natuurlijke waterzuivering behandeld te worden.
Gewijzigd grondwaterstromingspatroon
Het plangebied wordt volgens de watertoetskaarten grotendeels aangeduid als zeer gevoelig voor ingrepen met een effect op de grondwaterstroming, vanwege het vrij ondiep voorkomen van grondwater en de aanwezigheid van een zoet-zout grensvlak. Het golfterrein zal een geïsoleerd hydrologisch systeem krijgen, waardoor effecten op de omgeving worden voorkomen
Geen permanente drainage van ondergrondse constructies, bemaling tijdens de aanlegfase van het bouwveld dient verstoring van het zoet-zout grensvlak te vermijden (retourbemaling, gesloten bouwput, ...). Een efficiënt ontwerp van de beregeningsinstallatie met minimaal waterverbruik en een optimaal hergebruik van hemelwater in het gebied is wenselijk.
Ingreepgroep “Wijzigingen van bodemgebruik” Vegetatiewijziging
NTS 28
Door de verandering in gebruik van akker
Maximaal hergebruik van hemelwater
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Effectgroep
Milieueffect van het plan
Maatregelen
naar golf zal het gebied permanent onder vegetatie liggen (golfterrein) waardoor erosie en run-off zal afnemen. Door de drainage van het golfterrein kan de afvoer van hemelwater versneld worden. Door de realisatie van een bebouwde zone zal de afvoer van hemelwater versneld worden indien niet hergebruikt of gebufferd wordt.
voor irrigatiedoeleinden, opslag in waterpartijen in het golfterrein
Ingreepgroep “Reliëfwijzigingen Wijziging van de afvoer door wijziging van reliëf
Door de inrichting van het golfterrein zal het reliëf van het plangebied plaatselijk wijzigen waardoor de afvoer van hemelwater en grondwater kan wijzigen..
Bij het ontwerp dient ernaar gestreefd te worden dat de globale afvoer van het gebied niet zal wijzigen. Een golfontwerp dat rekening houdt met het aanwezige landschap (polder) verdient de voorkeur en een hydrologische isolatie van het terrein is gewenst (in de zin van een golf zonder impact op het watersysteem van de omliggende natuurlijke gebieden en zonder negatief effect op het zoet-zout oppervlak).
Ingreepgroep “Wijziging van het aantal punt- en/of diffuse bronnen” Lozingen
Bij het bemalen wordt grondwater opgepompt dat dient te worden afgevoerd of te worden geïnfiltreerd. Het afvalwater van het bouwproject zal via een gescheiden rioolstelsel worden afgevoerd naar de RWZI. De toename van deze vuilvracht zal minimaal zijn in vergelijking met de totale capaciteit van de ontvangende RWZI. Door wijziging in bodemgebruik (van landbouwgebruik naar golfterrein) zal de bemestingsdruk in globaliteit afnemen.
Bemalingseffecten zijn tijdelijk maar gezien de aanwezigheid van verzilt grondwater dienen maatregelen voorzien te worden om verstoring van het zoet-zout grensvlak te vermijden (beperken duur bemaling, retourbemaling, bemaling in gesloten bouwput). Door aansluiting van de nieuwe vuilvracht van het bouwproject mag de overstortfrequentie niet toenemen. Voldoende berging in het rioleringsstelsel moet voorzien worden.
Ingreepgroep “Aanpassing aan de bedding en structuur van de waterloop”
Technum
Toename/bestendiging van vismigratieknelpunten in de waterloop
De bestaande waterlopen zullen behouden blijven. In een slechtste geval zal de Graaf Jansader plaatselijk ter hoogte van het bouwproject heraangelegd worden tijdens de aanlegfase.
Geen specifieke maatregelen nodig gezien enkel een mogelijk tijdelijk effect
Wijziging van de structuurkwaliteit van de waterloop met verlies van de habitatdiversiteit
Door het plan zal eventueel een klein deel van de waterloop Graaf Jansader worden verlegd/heraangelegd, waardoor de fysische structuur wordt aangetast.
Behoud van de huidige loop van de betrokken waterlo(o)pen wordt aanbevolen. Bij de herinrichting dienen natuurtechnische oevers gerealiseerd te worden.
8 Watertoets
NTS 29
9.
MILDERENDE MAATREGELEN
9.1
Discipline Bodem
9.2
NTS 30
Mildering van de profielverstoring (en grondverzet) kan door het beperken van de te vergraven oppervlakte. Eventueel kan het nog op te maken golfontwerp hiermee rekening houden en een aantal zones vrijwaren van reliëfwijziging, bodemverstoring en verdichting. De voorkeurszone is de niet verstoorde zone. Mogelijkheden zullen zich zeker aanbieden waar de (semi-)roughs voorzien worden. Profielverstoring kan eveneens deels beperkt worden door de verschillende bodemlagen afzonderlijk af te graven en te stockeren in afwachting van maximaal hergebruik, met respect voor de oorspronkelijke gelaagdheid. Dit geldt zeker (minstens) voor de teelaardelaag en kan toegepast worden in het volledige plangebied.
Verdichting van de bodem vermijden waar de bodem naderhand opnieuw vegetatie zal dragen (golfterrein) en bij voorkeur preventief door onder andere het uitvoeren van de werken in droge omstandigheden of het toepassen van verdichtingsbeperkende maatregelen zoals het gebruik van rijplaten en het strikt afbakenen van werkstroken. Indien toch verdichting is opgetreden dienen curatieve maatregelen te worden toegepast (herstel van de bodemstructuur door frezen).
Ongekende verontreiniging of verontreiniging van de bodem die optreedt tijdens de werken zal via de grondverzetregeling en door controle van het machinepark gedetecteerd en gepast gemilderd moeten worden.
Inzake grondverzet dient gestreefd te worden naar een gesloten grondbalans, zowel voor het woonontwikkelingsproject als voor het golfproject en naar duurzaam materialenbeheer waarbij de grond efficiënt en milieukundig verantwoord gebruikt wordt. Grondoverschotten dienen maximaal binnen het plangebied herbruikt te worden, waarbij de regels van het grondverzet (VLAREBO) uiteraard gevolgd dienen te worden. Maximale afstemming tussen het bouwproject en de aanleg van het golfterrein op dit vlak wordt aanbevolen. Indien mogelijk dienen de uitgravingen geologisch selectief te gebeuren teneinde de ontgraven grond zo hoogwaardig mogelijk te kunnen inzetten en de aanvoer van primaire delfstoffen (zand, grind) maximaal te beperken.
Discipline Water
De verharde oppervlakte dient zo veel mogelijk beperkt te worden en er dienen doorlatende verhardingen te worden voorzien. Opvang en gebruik van hemelwater en vertraagde afvoer dienen nagestreefd te worden. Er moeten voldoende infiltratie- en buffervoorzieningen voorzien worden en de bergingscapaciteit van de aanwezige waterlopen dient gevrijwaard te worden. De oppervlakte te draineren golfterrein dient beperkt te blijven. Bij voorkeur worden enkel de greens, tees en bunkers gedraineerd.
Bij het ontwerp van het golfterrein en de bebouwing dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van het zoet-zout grensvlak en de omliggende natuurwaarden (Fonteintjes, noordelijke weiden en Zeebos). Door retourbemaling of door een aangepaste uitvoeringstechniek toe te passen (werken in een gesloten bouwput) kan vermeden worden dat het zout grondwater aangetrokken of verplaatst wordt.
Nagekeken dient te worden om het golfterrein hydrologisch te isoleren van de nabijgelegen natuurlijke gebieden. Een uitgebreid onderzoek naar de kenmerken van de plaatselijke (grond)waterhuishouding voorafgaand aan het ontwerp van het golfterrein is aangewezen.
Aanbevolen wordt om voor het irrigeren van het golfterrein in eerste instantie opgevangen hemelwater aan te wenden (ook afkomstig van dakoppervlaktes), eventueel in combinatie met oppervlaktewater afkomstig van de waterlopen in het plangebied (Graaf Jansader en Sint-Jansader). Dit water kan in vijvers en waterplassen in het golfterrein verzameld worden.
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
9.3
Eventuele nieuwe waterpartijen in het golfterrein of het bebouwde gebied dienen indien de plaatselijke ondergrond het toelaat, een infiltrerende, bergende en/of een bufferende functie te hebben. Functies zoals bluswater- en irrigatiewater kunnen eventueel gecombineerd worden. Nieuwe waterpartijen en grachten dienen een natuurtechnische afwerking te krijgen met de nodige aandacht voor een goede structuuurkwaliteit. Indien de waterkwaliteit niet optimaal is, dient in een voorzuivering (bv. via een rietgracht-inlaat of een rietveld) voorzien te worden. De dimensionering van de waterpartijen dient zodanig te zijn dat ze bij irrigatie enerzijds nooit droogvallen en anderzijds een minimale irrigatiebehoefte van minimum twee maanden bieden om lange droogteperiodes te overbruggen.
Het tracé van de Graaf Jansader en de Sint-Jansader dienen in het ontwerp van het golfterrein en/of het ontwerp van de bebouwde oppervlakte ruimtelijk geïntegreerd te worden, met voldoende ruime oeverzones en een natuurtechnisch profiel. Eventuele wijzigingen aan het dwarsprofiel of het lengteprofiel (bodemverhang) mogen geen stroomopof –afwaartse afvoerproblemen veroorzaken. Hierbij moeten maatregelen genomen worden, om een toename van de overstortfrequentie op de waterlopen Graaf Jansader en St.-Jansader te voorkomen
Het hemelwater van de gebouwen dient opgevangen te worden in een hemelwaterput en gescheiden van het afvalwater worden afgevoerd (verplicht). De overige verhardingen betreffen geen grote oppervlaktes waardoor geen effect van de verhoogde afvoer verwacht wordt. De benodigde riolering voor het bouwvlak zal worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel.
Ter bescherming van de oppervlaktewater- en grondwaterkwaliteit dient een optimale afstemming te gebeuren tussen irrigatieregime en het toedienen van bemesting, teneinde run-off of infiltratie van nutrientrijk water te beperken.
Discipline Fauna en Flora
Technum
Vrijwaren bestaande natuurwaarden o
De bestaande ecologisch waardevolle elementen dienen in eerste instantie maximaal behouden te worden. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de kleine landschapselementen (KLE’s). De natuurelementen dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven en geïntegreerd te worden in het golfterrein.
o
Maatregelen om verdroging en wijziging in de zoet-zout balans te vermijden en zo de nationaal en internationaal beschermde natuurwaarden te vrijwaren, zijn noodzakelijk. Dit zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase. Focus ligt daarbij o.a. op de noordelijke weiden grenzend aan het Zeebos, maar ook op het Zeebos zelf en de verderaf gelegen duingebieden. De milderende maatregelen die geformuleerd worden in het kader van de discipline water zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere ontwikkeling van het plan tot op projectniveau.
o
Belangrijke permanente geluidseffecten worden niet verwacht. Toch is het belangrijk tijdens de aanlegfase voor zover mogelijk geluidsintensieve werkzaamheden te beperken tijdens het broedseizoen (maart-juni).
o
De verlichting van de verschillende deelruimtes dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Bij het ontwerp van de verlichting dient de nodige aandacht besteed te worden aan het vermijden van onnodige lichtverstrooiing. Gebruik maken van gebundeld licht met lampkappen is hierbij noodzakelijk. De dichtheid van verlichtingspunten dan wel de intensiteit ervan dient zo laag mogelijk te zijn. Voor zover mogelijk dient de hoogte van de verlichtingspunten laag gehouden te worden.
9 Milderende maatregelen
NTS 31
NTS 32
Benutten van kansen voor natuurontwikkeling (tijdens aanleg en beheer) o
Een woonzone, een toeristisch recreatieve cluster en een golfterrein dat ook natuurelementen bevat, kan op verschillende vlakken een belangrijke meerwaarde betekenen. Daartoe is het belangrijk om enerzijds de principes van natuurtechnische milieubouw te hanteren in het uittekenen van plannen tot op uitvoeringsniveau en anderzijds is het belangrijk om, waar mogelijk, bewust ruimte te voorzien voor natuurelementen die niet alleen een biologische waarde hebben maar ook visueel aantrekkelijk kunnen zijn. Het RUP kan deze natuurontwikkeling bijvoorbeeld ondersteunen door het voorzien van een overdruk natuurverweving.
o
Als basisfunctie zou het golfterrein als ecologische verbindingszone doorheen het landschap moeten kunnen functioneren. Daarom dient het golfterrein op een ecologisch en natuurvriendelijke manier aangelegd en beheerd te worden. Dit kan door bij de aanleg, de inrichting en het beheer expliciet aandacht te besteden aan de doelen voor de gewenste natuurontwikkeling, de condities (bv. ruimtelijke condities zoals oppervlakte) waaronder de gewenste natuur gerealiseerd moet worden en het beheer van het terrein dat op de doelen afgestemd moet zijn.
o
Bij het uitwerken van een visie is het in eerste instantie essentieel om rekening te houden met de bestaande natuurelementen die op het terrein en in de omgeving aanwezig zijn. Concreet kunnen bijvoorbeeld volgende aanbevelingen gegeven worden voor het verder uittekenen van het golfterrein:
Wat betreft het zaaien, is de beste garantie voor een baan met weinig onderhoud, beperkte toepassing van bemesting en bestrijdingsmiddelen, een baan met een goed gesloten grasmat. Dit geldt voor alle intensief bespeelde delen (greens, tees, fairways). Bodemvoorbereiding, inzaai en aanvangsbemesting zijn daarom essentieel.
Wat betreft het onderhoud, zal bemesting op de tees en greens noodzakelijk zijn. Er dient naar gestreefd te worden dat het zaaien en maaien op dusdanige wijze plaatsvindt dat na het eerste jaar slechts beperkte bemesting nodig is op deze plaatsen. Bemesting buiten de tees en greens gebeurt niet.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient zoveel mogelijk vermeden te worden.
Bij de uitwerking van een beplantingsplan dient men te streven naar een maximaal gebruik van standplaatsgeschikte, inheemse en streekeigen soorten. Daartoe is het interessant om op projectniveau na te gaan welke plantensoorten actueel voorkomen in de omgeving van het projectgebied en op die basis een lijst op te stellen van aan te wenden plantensoorten.
Natte gebieden en waterpartijen met goede waterkwaliteit dienen voorzien te worden. De ontwikkeling van natuurlijke moerasvegetaties en ruigtes is bv. interessant voor soorten die ook in de vochtige noordelijke weiden van het provinciaal domein Zeebos voorkomen. Het creëren van een ecologische verbinding tussen de zones is dan één van de aandachtspunten.
Waterpartijen dienen voorzien te worden van natuurvriendelijke oevers en ecologisch ingericht te worden.
Voor de inrichting van rietmoerassen (en andere vegetaties) dient bij voorkeur gebruik gemaakt te worden van zaden of plantmateriaal van in of nabij het studiegebied zelf. Beperkte beplanting of inzaaiing is hierbij gewenst, zodat een spontane ontwikkeling van vegetaties in de hand gewerkt wordt.
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
9.4
Voor het volledige golfterrein dient een beheerplan opgesteld te worden met o.a. aandacht voor volgende punten die een effect kunnen hebben op fauna en flora: -
Het beperken van bemesting en gebruik van pesticiden.
-
Het vastleggen van een specifiek graslandbeheer met een geschikt maairegime. Voor de speelzones van het golfterrein zal een strikt maaibeheer moeten gevolgd worden volgens de noden van de golf. Voor de omgevende zones (semiroughs en roughs) kan een aangepast maaibeheer opgezet worden. Het is aangewezen om het beheer periodisch te evalueren en waar nodig bij te sturen.
-
Het vastleggen van het beheer van de natte zones op het terrein (oeverbeheer, waterkwaliteitsmonitoring en dergelijke)
-
Het voorzien van ruimte voor natuurlijke vegetatie-ontwikkeling
De infrastructuurvoorzieningen op het golfterrein worden bij voorkeur zo ver mogelijk in het noordwesten van de deelruimte voorzien in aansluiting op de bebouwing in de deelruimtes voor woon- en toeristisch recreatieve ontwikkeling.
De voorziene bebouwing voor het woongedeelte en de toeristisch-recreatieve cluster kan voorzien worden van een aantal natuurvriendelijke maatregelen, zoals bv. het voorzien van streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting, het aanbrengen van nestkastjes voor vogels, het voorzien van breed overstekende dakranden en voor vleermuizen toegankelijke spouwmuren.
Wat betreft ontsluitingswegen kan mogelijke versnippering worden gemitigeerd door faunapassages mee te nemen in het ontwerp van de weg. De inrichting van het gebied rondom de weg dient hierbij eveneens aangepast te worden door begeleidende beplanting in het ontwerp op te nemen.
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Zoals eerder aangegeven zijn effecten met betrekking tot erfgoedwaarden niet te compenseren. Het komt er bijgevolg in eerste instantie op aan om die effecten zo veel mogelijk te vermijden en, waar dat niet kan, de negatieve impacten maximaal te reduceren. Mildering is enkel van toepassing om bv. ongewenste visuele impacten te verzachten. Om de impact inzake landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie te minimaliseren dienen volgende principes vertaald te worden binnen het RUP:
Technum
Beperken van reliëfwijzigingen om de landschappelijke eigenheid van het polderlandschap te bewaren. Hiervoor moet het aantal en de omvang van de reliëfwijzigingen zoveel als mogelijk worden beperkt, zowel in het golfterrein als in het bebouwingsveld waardoor niet enkel de landschappelijke impact, maar wordt ook de impact op de geomorfologie en archeologie beperkt wordt.
Beperken van de bebouwde oppervlakte om de impact op reliëf en de relatie duinen-polder te beperken. De voorkeur gaat naar een beperkt aantal hoge gebouwen, eerder dan een aaneengesloten rij halfhoge bebouwing. Ook bij aanleg van parkings en dergelijke maatregelen dient de ingenomen oppervlakte zoveel mogelijk beperkt te worden. De ingenomen oppervlakte wordt zo weinig mogelijk verhard.
Aanbevolen wordt om voor een beperkt aantal hoge gebouwen (meer dan 10 bouwlagen) te gaan, eerder dan een aaneengesloten rij halfhoge bebouwing (minder dan 6 bouwlagen). Verder dient ook vermeden te worden om de opeenvolgende gebouwen een te sterke ritmiek mee te geven (bv. vijf opeenvolgende gelijkaardige gebouwen). In een context met zeer
9 Milderende maatregelen
NTS 33
gevarieerde landschappelijke elementen trekt een dergelijke ritmiek zeer sterk de aandacht van de toeschouwers.
NTS 34
Bijkomende bebouwingsvelden (ter plaatse van zone a, b en c) dienen tot een minimum te worden beperkt en zoveel als mogelijk aan te sluiten bij bestaande verstoringen.
Er wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van de nog bestaande historisch-geografische relicten (bv; Graaf Jansader, buurtwegen). Zij kunnen een belangrijke meerwaarde betekenen in het creëren van een nieuwe identiteit voor deze plek.
Bij de inrichting van het golfterrein wordt gewerkt met landschapselementen die thuis horen in een polderlandschap: zoals grachten met rietkragen, kleine beboste percelen, zilte poelen. Daarbij moet wel vermeden worden dat men vervalt in keuzes die leiden tot vervalsing van de historische ontwikkeling van het gebied (bv. artificiële kreken). Een gevolg hiervan is dat voornamelijk dient geopteerd te worden voor een structuur met rechte lijnen die aansluit bij het (door de mens gemaakte) polderlandschap, eerder dan een pseudo-natuurlijke aanleg.
Bij de uitbouw van het gehele terrein dient veel aandacht te gaan naar de relatie met de omgeving. Dit houdt in dat aansluiting moet worden gezocht met de open polder in het zuiden, en dat het project de landschappelijk nefaste keuzes uit het verleden moet helpen mitigeren. De aansluiting naar de polder kan het best door het gebied naadloos te laten overvloeien in het poldergebied, eerder dan te opteren voor een ‘harde’ afbakening. Dit zelfde geldt voor de overgang met het bestaande Zeebos. Indien –om veiligheidsreden of dergelijke meer– een afbakening nodig is, gebeurt dit het best door elementen die thuishoren binnen een polder (grachten, lage afsluitingen, perceelrandbegroeiing). Voor het bebouwde deel houdt dit in dat het project zich niet schikt naar de constructies die reeds aanwezig zijn (Duinse Polder en Floreal) maar resoluut voor een eigen, hedendaagse invulling gaat, die rekening houdt met de hiervoor geschetste principes.
De schaal en het type van de constructies die men plant maken de keuze voor hedendaagse architectuur een must. Historische verwijzingen –ook al zouden die betrekking hebben op lokaal erfgoed- zijn uit den boze.
Bij de architecturale keuzes gaat men resoluut voor aan architectuur die ‘gebruik’ maakt van de visuele kwaliteit van de locatie. Er wordt m.a.w. aandacht besteed aan de nieuwe zichtpunten die men creëert. Deze kwaliteit wordt ontwikkeld vanaf de gelijkvloerse verdieping. Daar de visuele kwaliteiten van het gebied voornamelijk in de polders en naar de kust liggen, leidt dit tot volgende mogelijke invulling van dit principe (casus Meervoudige vormentaal met brede en smalle doorzichten).
Aandacht voor ‘kleine’ functies. De aanleg van een golfterrein leidt tot een heel aantal ‘kleine’ constructies. Bij het ontwerp dient er uitdrukkelijk naar gestreefd te worden om deze functies als volwaardige gebouwen te ontwerpen, met een zelfde vormentaal als de rest van de bebouwing. Deze functies worden ingeplant aan de randen van het terrein, zoveel als mogelijk aansluitend bij bestaande bebouwing. Het bouwen van een beperkt aantal kleinere gebouwen kan helpen om de plek beter te definiëren en meer aansluiting te krijgen bij de bestaande structuur.
De gebouwen moeten voldoen aan de strengste ecologische normen. In het verleden is immers gebleken dat –ondanks de hoge vastgoedprijzen- de technische en milieukwaliteit van gebouwen aan de kust vaak veel te wensen overlaat. De keuze voor hedendaagse architectuur impliceert bijgevolg ook het integreren van principes uit duurzaam bouwen.
Zichtschermen zijn in principe enkel zinvol indien er onvoldoende rekening wordt gehouden met de hierboven beschreven principes. Indien wordt geopteerd wordt voor kwalitatieve architectuur en aanleg, die rekening houdt met de landschappelijke kenmerken van het gebied, zijn zichtschermen overbodig. Het voorzien van zichtschermen verstoord bovendien het zicht vanuit de bebouwing en werkt negatief in op het open polderlandschap. Indien er
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
lokaal aanleiding is om toch een zichtscherm toe te passen (bv. voor het afschermen van technische installaties, parkeerplaatsen e.d.m. moet vermeden worden dat het zichtscherm de aanwezige verstoring accentueert, eerder dan verzacht. Dit kan door geen gebruik te maken van aaneengesloten schermen, maar van verspringende beplantingselementen die aansluiten bij de karakteristieken van het poldergebeid. Het gebruik van inheemse plantensoorten geniet ten allen tijde de voorkeur.
9.5
De keuze voor kwalitatief ontwerp is cruciaal om de milieueffecten te milderen en mogelijke positieve effecten te realiseren. Beide alternatieven hebben daarbij verschillende potenties. In grote lijnen kunnen beide alternatieven even kwalitatief worden ingevuld.
Uit het plan-MER blijkt duidelijk dat een voorafgaandelijk archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Gezien de zeer grote oppervlakte waarin vergravingen plaatsvinden wordt voorgesteld om in overleg met de bevoegde diensten een duidelijke aanpak te ontwikkelen. Vanuit de aanduiding van aandachtszones kan door een systematisch proefsleuvenonderzoek of door boringen bepaald worden of er sites aanwezig zijn, en wat hun omvang is. Deze stap is absoluut noodzakelijk, wil men kunnen inschatten welke de impact van de werken op het archeologisch patrimonium is.
Indien de vorige stap positieve resultaten oplevert dient geopteerd te worden voor aanvullend archeologisch onderzoek (opgravingen). Hierbij dient steeds in aanmerking genomen te worden dat de aard van de terreinen meestal zal vereisen dat er voldoende tijd wordt voorzien voor drainage vóór de aanvang van de opgravingen. De opgravingen dienen te gebeuren in verschillende stappen.
Er kan ook voor geopteerd worden om bepaalde zones niet op te graven en de inrichting van het terrein aan te passen. Zeker voor wat betreft de golf is een dergelijke aanpak te verkiezen, boven het vergraven van terreinen.
Vanuit de concrete plannen voor de inplanting van de verstoringen, dienen de archeologen betrokken te worden in de coördinatievergaderingen van de verschillende werken. Er dient daarbij steeds rekening gehouden te worden met een archeologisch vooronderzoek over de oppervlakte van de geplande verstoringen en/of controle tijdens de werken.
Discipline Geluid Voor het wegverkeer op de ontsluitingswegen (A. Ruzettelaan, Kustlaan en Koning Albert-I-laan) wordt geen bijkomende geluidsbelasting als gevolg van het plan verwacht. Milderende maatregelen in de aard van een deskundige keuze van de verkeersafwikkeling met eventueel snelheidsbeperkingen en snelheidsremmende infrastructuur zijn niet noodzakelijk.
9.6
Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten Om het negatief effect van de te hoge densiteit te milderen is het aangewezen om in de RUP voorschriften een bepaling op te nemen die voldoende variatie in woonoppervlaktes en doelpubliek garandeert. Gestreefd moet worden naar een goede sociale mix (kleinere en grotere wooneenheden), en een goed evenwicht tussen permanente woningen en tweede verblijven. Mildering voor het verlies aan landbouwgebruik (en low budget verblijfsrecreatie) in het plangebied is uit de effectbeoordeling niet noodzakelijk gebleken, gezien de ligging van het gebied in stedelijk gebied waar de nieuwe functies er beter mee in afstemming en op hun plaats zullen zijn op deze locatie, ondanks de effectieve sectorale negatieve impact op de landbouwsector in deelgebied 1 (en op de low budget verblijfsrecreatie). Daarnaast kunnen er verschillende aandachtpunten geformuleerd worden die de positieve effecten nog versterken. Met betrekking tot het verder ontwerp worden een aantal aandachtspunten geformuleerd.
Technum
9 Milderende maatregelen
NTS 35
Doorwaadbaarheid van de bebouwingszone en het golfterrein (ook in RUP voorschriften).
Aanwezigheid van semi publieke functies op de gelijkvloerse verdieping van de bebouwing, zoals horeca, handel, diensten... (ook in RUP voorschriften).
Zichten van woningen op golf en de zee.
Kwalitatief beeld vanaf verschillende standplaatsen op de Koninklijke Baan op het gebied, waarbij een versnipperd beeld en/of een gesloten bebouwingsfront vermeden dient te worden.
Inkijk van passanten in gelijkvloerse woongelegenheden en de inkijk tussen etages van verschillende gebouwen vermijden.
Positioneren eventuele verlichting bij de golf-oefenterreinen zodat er geen lichthinder gecreëerd wordt in aangrenzende wooneenheden of verblijven.
Vermijden beschaduwing van terrassen en wooneenheden.
Bij het ontwerp van het golfterrein dient rekening gehouden te worden met veiligheidsaspecten voor onder andere wandelaars, fietsers en bewoners (voor afwijkend geslagen golfballen). Waar nodig kunnen afschermingen geplaatst worden, maar dit heeft niet de voorkeur i.v.m. het open polderlandschap. Door een gerichte locatiekeuze van de afslagpunten kan dit risico vermeden worden.
Waar bijkomend vermeld zijn dit aspecten waarvan een doorvertaling naar het RUP relevant is. Bij een aantal aspecten kan dit mogelijks maar is dit niet aangewezen. Te strikte RUP voorschriften houden immers ook beperkingen in die niet wenselijk zijn.
9.7
Discipline Mens – Mobiliteit Ondanks het ontbreken van negatieve effecten zijn verdere optimalisaties wel mogelijk, zowel naar ruimtelijke structuur als naar de verschillende modi.
NTS 36
Hoewel beide voorgestelde types bouwveld dicht bij de tramhalte liggen, vormt het bouwveld in de alternatieven 1 en 1bis een sterker ruimtelijk geheel met de tramhalte die aan het einde van de centrale ontsluitingsas gelegen is. Dit betekent niet dat in de alternatieven 2 en 2 bis geen sterke relatie met de OV –halte kan worden gevormd, al zal bij de concrete uitwerking van het bebouwingsveld aan dit aspect voldoende aandacht dienen te worden besteed. Er kan onder meer worden gedacht aan een langzame as doorheen de zone die voor de verbinding zorgt met de tramhalte.
Voor de zachte weggebruikers dienen een aantal zachte relaties te worden voorzien: o
De bestaande langzame as tussen de ontsluiting van Duinse Polders en het centrum van Zeebrugge kan best verlengd worden tot circa ter hoogte van het Moysonpad en de verschillende functies op de site dienen een logische aansluiting te hebben op dit pad.
o
Er kan een meer kwalitatieve relatie worden voorzien tussen het centrum van Blankenberge en de jeugdinfrastructuur/het Zeebos door de creatie van een langzame as tussen de Polderlaan en de jeugdinfrastructuur/het Zeebos.
o
Er dient voor fietsers en voetgangers een optimale relatie te zijn tussen de verschillende functies op de site en de tramhalte. Een eigen as heeft hier de voorkeur.
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Voor het openbaar vervoer zijn volgende aspecten van belang : o
Momenteel is voorzien dat de tramhalte beveiligd (via de lichtenregeling) kan worden bereikt. Dit dient te worden behouden. Een verplaatsing van het kruispunt houdt dan ook in dat de tramhalte mee dient te worden verplaatst.
o
De verkeerslichtenregeling dient zodanig te zijn dat de tram niet voor een rood licht dient te wachten.
o
Vanuit de verschillende functies op de site dienen er logische en kwaliteitsvolle routes te zijn naar de tramhalte.
Voor het gemotoriseerd vervoer zijn volgende aspecten van belang : o
o
10.
Ontsluiting
In de alternatieven 1en 1bis is een nieuwe aansluiting voorzien op de N34. Het bestaande kruispunt dient te worden verplaatst waarbij opnieuw een configuratie met verkeerslichten dient te worden voorzien. Hierbij dient de halte ook te worden verplaatst. Bij dit verplaatste kruispunt dient er, ten overstaan van de huidige situatie, meer aandacht te zijn voor het oversteken van fietsers. De rechts-in/rechtsuit–confiiguratie ter hoogte van het Moysonpad dient te worden behouden voor de ontsluiting van Floréal.
In de alternatieven 2 en 2bis dient te worden vertrokken van een tweeledige ontsluitingsstructuur. De hoofdontsluiting hierbij is de bestaande ontsluiting van Duinse Polders die dient te worden verplaatst in westelijke richting om meer aansluiting te vinden bij de ruimtelijke structuur. Een configuratie met verkeerslichten dient te worden voorzien en de tramhalte dient te worden verplaatst. Dit kruispunt betreft de hoofdontsluiting aangezien : -
De verkeerslichten kunnen, en dit zowel naar verkeersveiligheid als naar verkeersafwikkeling, voor een optimale ontsluiting zorgen waarbij dit bovendien kan zonder enig effect op de doorstroming van de tram.
-
De afwikkeling van gemotoriseerd verkeer hierdoor in een zone van de N34 komt te liggen waar het verkeerskarakter sterk primeert op het verblijfskarakter.
-
Het Moysonpad kan worden behouden als secundaire ontsluiting met de bestaande rechts-in/rechts-uit–configuratie.
Parkeren
Personenwagens: Het is wenselijk om parkeerplaatsen zo maximaal, en dus gekoppeld aan meerdere functies, te gebruiken. Per wooneenheid wordt één ondergrondse parkeerplaats voorzien. Deze ondergrondse ruimte dient enkel toegankelijk te zijn voor de bewoners. De overige parkeerplaatsen dienen bovengronds te worden voorzien en bruikbaar te zijn voor de overige gebruikers van de site, de bijkomende wagens van bewoners, bezoekers en golfers.
Fietsen: ter hoogte van de woningen, de recreatiezone en de verplaatste tramhalte dienen fietsenstallingen te worden voorzien.
MONITORING EN EVALUATIE Mits het naleven van de voorgestelde milderende maatregelen dient enkel voor de disciplines water en fauna en flora monitoring te worden voorzien.
Technum
10 Monitoring en evaluatie
NTS 37
Indien bemaling wordt toegepast dient voor de discipline water er nauwkeurig te worden opgevolgd dat het geloosde bemalings- en/of afvalwater voldoende gezuiverd is en geen verstoring van het zoet/zout grensvlak veroorzaakt. Indien bemalingswater verontreinigd of aangerijkt (hoger dan lozingsnormen) zou zijn, moet het bemalingswater behandeld worden vooraleer te worden geloosd. Voor de discipline fauna en flora is monitoring en evaluatie vooral noodzakelijk gekoppeld aan een mogelijke wijziging in grondwaterstand of waterkwaliteit (zoet-zout balans) tijdens de werkzaamheden en bij de exploitatie van het gebied. De focus dient hierbij zeker te liggen op het VEN- en Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ ten noorden van het Zeebos en in uitbreiding op de verderop gelegen beschermde duingebieden (HRL-gebied Duingebieden incl. IJzermonding en Zwin). Een monitoringprogramma voor de (grond)waterhuishouding, gekoppeld aan het beheerplan voor de golf, dat de grondwaterstand en –kwaliteit opmeet in functie van de vegetatieontwikkeling en dat zowel binnen het golfterrein als erbuiten (met focus op de SBZ’s en VEN-gebieden), lijkt in dat kader aangewezen.
11.
INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE In dit hoofdstuk worden de belangrijkste milieueffecten van de realisatie van het strategisch projectgebied De Sol samengevat, worden de alternatieven vergeleken en wordt tenslotte een algemeen besluit over de haalbaarheid van het plan ten aanzien van het milieu geformuleerd. Het realiseren van een ecologische 9-holes golf in combinatie met een stedelijke-recreatieve ontwikkeling heeft een aantal effecten op de omgeving, niet alleen tijdens de eigenlijke inrichtingswerken maar ook erna tijdens de gebruiksfase. De vastgestelde effecten hebben in de eerste plaats te maken met de aard van het geplande project maar daarnaast ook met de gevoeligheden/kwetsbaarheden aanwezig in of in de nabije omgeving van het plangebied. Belangrijke aandachtspunten uit de omgeving die een rol spelen bij de significantie van de effecten zijn (per onderzochte discipline):
NTS 38
Bodem: de aanwezigheid van een typische polderbodem (klei) en de afwezigheid van verontreinigde locaties binnen het plangebied
Water: de aanwezigheid van verzilt grondwater en de aanwezigheid van de Graaf Jansader en Sint-Jansader
Fauna/flora: de aanwezigheid van natuurwaarden in en in de omgeving van het plangebied (natuurreservaat de Fonteintjes, natte noordelijke weiden, duingebied, Vogel- en Habitatrichtlijngebied en het Zeebos)
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: de aanwezigheid van relictzones, een ankerplaats, de Tweede Evendijk, een oude hoeve en potentiële middeleeuwse, Romeinse en andere archeologische vondsten
Geluid: het huidig wegverkeerslawaai (Koning Albert I-laan/Kustlaan) met reeds een overschrijding van bepaalde grenswaarden in huidige toestand
Mens-Ruimtelijke aspecten: de ruimtelijke stedelijke context met versnippering van de stadsrand en het niet-stedelijk gebruik, het voorkomen van gescheiden recreatieve functies. Hoofdfuncties zijn de agrarische functie, de verblijfsrecreatie en het bos met beperkt medegebruik, typische kenmerken zijn de lage/seizoensgebonden intensiteit van het ruimtegebruik, de beperkte interactie tussen de verschillende functies en het beperkt sociaal veiligheidsgevoel
Mens-Mobiliteit: de nabijheid van belangrijke wegen zoals de N34 (Koninklijke Baan, Kustlaan), de Polderlaan en de Zeebruggelaan, alsook het Emile Moysonpad. De aanwezigheid
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
van de kusttram (halte Duinse polders) en fietspaden. Er worden geen knelpunten inzake verkeersafwikkeling in de huidige toestand vastgesteld
11.1
Belangrijkste milieueffecten De belangrijke milieueffecten van het initiatief per onderzochte discipline zijn:
11.2
Bodem: de structuurwijziging en het grondverzet worden als meest negatieve effecten binnen de discipline bodem naar voor geschoven. Daarnaast is er ook sprake van wijziging in bodemgebruik en een lichte verbetering van de bodemkwaliteit.
Water: de impact op de grondwaterhuishouding heeft de grootste impact binnen de discipline water, maar ook versnelde afvoer van hemelwater (toename van piekdebieten), wijziging waterkwaliteit door overstort rioleringsstelsel versus minder bemesting en aantasting structuurkwaliteit waterlopen.
Fauna/flora: het direct en het indirect biotoopverlies door wijziging in de waterhuishouding en de verstoring door licht zijn de belangrijkste negatieve effecten op natuur indien geen milderende maatregelen getroffen worden. Overige effecten zijn niet te verwachten.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: Belangrijkste effecten voor deze discipline treden op, op de geomorfologische waarden, de historisch geografische structuren, de landschapsecologische waarden, het bouwkundig erfgoed, de archeologie en de perceptieve kenmerken. Deze aantasting is echter sterk afhankelijk van de wijze waarop de deelgebieden worden ingericht.
Geluid: Het plan genereert geen noemenswaardige geluidseffecten.
Mens-Ruimtelijke aspecten: impact op de ruimtelijke stedelijke context en wijziging ruimtegebruik en gebruikskwaliteit zijn de belangrijkste effecten voor de discipline mensruimtelijke aspecten.
Mens-Mobiliteit: er worden geen effecten verwacht op doorstroming of verkeersleefbaarheid. Het verkeersnetwerk voor zachte weggebruikers zal verbeteren.
Afweging van de alternatieven Er werden twee alternatieven en twee bisalternatieven onderzocht :
Alternatief 1 met het bouwveld loodrecht op de Koninklijke Baan en 250 woongelegenheden
Alternatief 2 met het bouwveld parallel aan de Koninklijke Baan en 250 woongelegenheden
Alternatief 1bis met woongelegenheden
Alternatief 2bis met het bouwveld parallel aan de Koninklijke Baan en 400 woongelegenheden
het
bouwveld
loodrecht
op
de
Koninklijke
Baan
en
400
Met betrekking tot de effecten op bodem, oppervlaktewater, grondwater, geluid en fauna/flora werden op planniveau geen betekenisvolle onderscheidende effecten tussen de alternatieven vastgesteld. Binnen de overige disciplines, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens ruimtelijke aspecten en mens-verkeer konden enkele geringe verschillen tussen de alternatieven vastgesteld worden, voor slechts enkele effecten.
Technum
11 Integratie en eindsynthese
NTS 39
Voor het effect op de landschapsecologische structuur scoren de alternatieven 1 en 1 bis met het bouwveld loodrecht op de Koninklijke Baan beter (gering positief) dan de andere alternatieven (neutraal) wegens de mogelijkheid om een open-ruimteverbinding te herstellen tussen de duinen en de achterliggende polders waarbij dient opgemerkt te worden dat de meer positieve beoordeling beperkt is door de reeds bestaande verstoring van de duin-polder overgang. Verder dient gesteld dat algemeen beschouwd de impact van een groter aantal woongelegenheden groter zal zijn maar dat veel uiteindelijk zal afhangen van de wijze waarop het groter aantal woningen zal gerealiseerd worden (meer bebouwde oppervlakte of meer verdiepingen). Van belang is ook de conclusie inzake landschappelijke impact dat veel van de effecten potentieel zijn en in grote mate vermeden kunnen worden door een kwalitatieve invulling van het plangebied en in het bijzonder het golfterrein en de bouwvelden. De impact van het eigenlijke ontwerp zal uiteindelijk groter zijn dan de verschillen die tussen de alternatieven werden vastgesteld. Wat betreft impact op de ruimtelijke stedelijke context en het functioneel ruimtegebruik scoren de bisalternatieven beter (matig positief) dan de alternatieven (gering positief). Het plangebied wordt in alle alternatieven immers verder ontwikkeld als recreatieve stadsrand. Het geplande (woongelegenheden, verblijfs- en openluchtrecreatie) is complementair aan de reeds aanwezige voorzieningen in de stad en vormt een geheel met de te behouden recreatie en recreatief medegebruik. De ontwikkelingen zorgen voor een sterkere samenhang in het gebied die afgestemd is op het bestaande stedelijke weefsel. Beide basisalternatieven zijn structureel inpasbaar in het stedelijk weefsel maar de hogere dichtheid van de bisalternatieven verhoogt de graad van stedelijkheid die meer positief gewaardeerd wordt gezien het plangebied zich binnen de afbakening van het stedelijk gebied bevindt en als toeristisch recreatief knooppunt is aangeduid. De bisalternatieven, met meer wooneenheden, scoren net iets beter daar ze beter aansluiten met de ruimtelijke context van de stedelijke omgeving en een betere benutting van de ruimte garanderen. In de relaties tot het openbaar vervoer scoren de bis alternatieven steeds iets beter dan de alternatieven en het alternatief 1bis (met 400 woongelegenheden) scoort het best. Op te merken valt dat het onderscheidende zich binnen de positieve effecten bevindt. Na mildering/optimalisatie blijven dezelfde effecten dezelfde (positieve) verschillen opleveren tussen de alternatieven. Het geringe onderscheid tussen de alternatieven blijft bestaan. Er kan eventueel hoogstens een lichte voorkeur gegeven worden aan een bisalternatief (met 400 woongelegenheden), een keuze tussen de positie van het bouwveld hangt eerder af van de kwaliteit van het uiteindelijk ontwerp. Globaal kan geconcludeerd worden dat het onderscheid tussen de alternatieven niet van die aard is dat bepaalde alternatieven uitgesloten dienen te worden of dat een bepaald alternatief er als enige en beste uitkomt. Het is duidelijk dat het uiteindelijk ontwerp hier eerder doorslaggevend zal zijn. Met betrekking tot het uitbreiden van het project met de bijkomende kleine bebouwingszones (varianten a, b en c) kan besloten worden dat locatie a de meest logische plaats is voor een dergelijke ontwikkeling, waarbij maximale aansluiting bij de bestaande bebouwing aangewezen is. Locatie c is de minst geschikte plaats. Indien ter hoogte van locatie b of c bijkomende bebouwing voorzien zou worden dient die beperkt te zijn qua volume en bouwhoogte en qua materialen en architectuur inpasbaar gemaakt te worden in het landschap.
11.3
Besluit Globaal beschouwd zal de realisatie van het projectgebied De Sol te Blankenberge een aantal al dan niet tijdelijke, al dan niet negatieve effecten hebben op het milieu in het algemeen en de natuur en de mens in het bijzonder. De belangrijkste negatieve effecten blijken de grootschalige aantasting van de bodemstructuur, het grondverzet/de grondbalans, de impact op het grondwater en de daarmee samenhangende biotoopverstoring (verdroging en verzilting) en de mogelijke gevolgen voor het archeologisch erfgoed. Positieve effecten zijn ook te verwachten, vooral op sociaal-organisatorisch vlak zoals de verbetering van de ruimtelijke structuur, het beter functioneel en meervoudig ruimtegebruik en de vergrote toegankelijkheid van het gebied.
NTS 40
P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Indien voor alle bestudeerde effecten aan de geldende wettelijke normen en richtlijnen terzake wordt voldaan en de mildering en optimalisaties voorgesteld in dit MER worden toegepast en opgevolgd, is het plan aanvaardbaar voor mens, natuur en milieu te noemen. De (negatieve) effecten ten gevolge van de realisatie en het gebruik van het geplande golfterrein, de woonontwikkeling en de recreatieve voorzieningen zullen mits toepassing van de voorgestelde mildering en eventuele optimalisaties herleid kunnen worden tot aanvaardbare (negatieve) resteffecten, neutrale effecten of zelfs versterkte positieve effecten. Effecten op archeologie en geomorfologie kunnen niet volledig vermeden worden hier dient de schade beperkt te worden door voorafgaand onderzoek en documentatie en door indien mogelijk bepaalde zones van vergraving te vrijwaren. Alle op planniveau onderzochte alternatieven en varianten zijn hierbij haalbaar gebleken, de uiteindelijke meerwaarde van het plan en het voorkeursalternatief zal sterk bepaald worden door de kwaliteit van het landschappelijk en stedenbouwkundig ontwerp, zowel voor het golfgebeuren als voor de woon- en recreatieve ontwikkeling.
Technum
11 Integratie en eindsynthese
NTS 41