Onderzoeksopdracht Jeugdzorg Emmaüs
Werkzame factoren expliciteren en implementatiesuggesties aanreiken om het Intensief Pedagogisch Thuishulp-model verder uit te bouwen en te borgen in de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen.
1. Jeugdzorg Emmaüs 2 2. Situering onderzoek 2 3. doelstelling van het onderzoek ............................................................................................... 3 3.1. Algemene doelstelling..................................................................................................... 3 3.2. Specifieke subdoelstellingen ........................................................................................... 3 3.3. Het einddoel is tweeledig ................................................................................................ 4 4. Onderzoeksmethodologie: samenwerking tussen alle betrokken actoren.............................. 4 5. Uitvoeringsmodaliteiten 6 5.1. Samenwerking met academische partner ........................................................................ 6 5.2. Profiel van de onderzoeksmedewerker ........................................................................... 7 5.3. Engagementen van de onderzoeksinstelling ten aanzien van de onderzoeker ................ 7 Bijlage: IPT-model
1
1. Jeugdzorg Emmaüs Jeugdzorg Emmaüs bundelt 17 voorzieningen binnen de Bijzondere Jeugdzorg in de provincie Antwerpen. Jeugdzorg Emmaüs maakt deel uit van vzw Emmaüs. De werking is georganiseerd per regio, een organisatie in Antwerpen (Jeugdzorg Emmaüs – regio Antwerpen) met voorzieningen op grondgebied van de stad Antwerpen en de gemeente Schoten, een organisatie in het Mechelse (Jeugdzorg Emmaüs – regio Mechelen) met voorzieningen op het grondgebied Mechelen, Willebroek en Vilvoorde. De hele organisatie telt 330 medewerkers. De meeste werkvormen, erkend binnen de Bijzondere Jeugdzorg, worden ook georganiseerd binnen Jeugdzorg Emmaüs: de organisatie heeft meerdere begeleidingstehuizen voor diverse leeftijden, een onthaal- observatie en oriëntatiecentrum, een multifunctioneel centrum, diverse mobiele diensten (crisishulp aan huis, een dienst gespecialiseerd in kortdurende begeleidingen, verschillende reguliere thuisbegeleidingsdiensten), een dienst voor herstelbemiddeling en een time-outproject. Voor meer informatie: zie www.jeugdzorgemmaus.be
2. Situering onderzoek Tot op heden is het methodisch handelen in de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. Praktijk gerelateerd onderzoek is nauwelijks voorhanden. Indien we onze hulpverlening vandaag wetenschappelijk willen onderbouwen, zijn we afhankelijk van buitenlands onderzoek m.b.t. effectiviteitmetingen en van het inkopen van expertise en (te dure) opleidingen uit het buitenland, veelal aangeboden door commerciële spelers. In december 2009 hebben we in Jeugdzorg Emmaüs beslist een actieve rol te spelen op het vlak van methodiekontwikkeling en vorming. We hebben de voorbije jaren veel inspanningen gedaan op vlak van methodisch handelen in de verschillende werkvormen. Hierbij ervaren we sterk de behoefte aan aangepast onderzoek in Vlaanderen m.b.t. de effectiviteit en de werkzame factoren. 1. Daarom willen we op basis van kwalitatief wetenschappelijk onderzoek waarin de verschillende theoretische invalshoeken (beleid, hulpverleners, cliënten en wetenschap) aan bod komen, een zorgvuldig beschreven methodisch kader uitwerken. We willen hierbij de relatie leggen tussen de verschillende kennisvormen ‘ervaring’, ‘praktijk’ en ‘wetenschap’. Als actor in de Bijzondere Jeugdzorg zijn wij sterk geïnteresseerd in praktijk-gerelateerd onderzoek dat ook de intentie heeft om deze praktijk te inspireren en te verbeteren. 2. Het blijft een zoektocht hoe we dit methodisch en krachtgericht handelen verankeren in (de) organisatie(s). Als we de kwaliteit van onze hulpverlening willen garanderen is er immers nood aan gepaste strategieën voor kwaliteitsborging binnen een organisatie en tegelijkertijd op grotere schaal over organisaties heen. Essentieel hiertoe is een aangepast Vorming-Training-en-Opleidings-beleid, mede ingevuld door gekwalificeerde trainers,
2
een verankerde werkbegeleiding en intervisie, systematische reflectie op de concrete hulpverleningspraktijk met een externe actor en wetenschappelijke toetsing. 3. We willen het praktijkgericht onderzoek focussen op de toepassing van het IPT-model door hulpverleners in de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen, werkend in de context zowel vanuit een mobiele als residentiële setting, en dit belicht vanuit verschillende theoretische invalshoeken (wetenschap, hulpverlening, beleid en cliëntperspectief) (voor meer informatie verwijzen we naar bijlage 1, die integraal deel uitmaakt van deze nota).
3. doelstelling van het onderzoek 3.1. Algemene doelstelling Wetenschappelijk onderbouwen van het IPT model: de werkzame factoren expliciteren en implementatiesuggesties aanreiken om het Intensief Pedagogisch Thuishulp-model verder uit te bouwen en te borgen in de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen: 3.2. Specifieke subdoelstellingen1 1. literatuurstudie (internationaal): beschrijven van het intensief pedagogisch thuishulpmodel (IPT) en overzicht van bestaand onderzoek; 2. inventariseren en beschrijven van de hiermee verbonden basishouding, de krachtgerichte evidence based methodes en theoretische invalshoeken ; 3. beschrijven hoe deze in de praktijk (de werkelijkheid) worden gebracht in voorzieningen van de Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen 4. onderzoeken welke de effecten zijn van het IPT-model (vanuit cliëntperspectief, hulpverlenerperspectief en beleid),de hiermee verbonden basishouding van de hulpverleners, de krachtgerichte evidence based methodes en theoretische invalshoeken in relatie tot de diverse ondersteuningsbehoeften(bvb. IPT model werkt enkel indien minstens één opvoeder uit de context wenst mee te werken) /indicaties (bvb. druggebruiker); 5. onderzoeken welke de specifieke werkzame factoren zijn van het IPT-model en de hiermee verbonden basishouding, de krachtgerichte evidence based methodes en theoretische invalshoeken in de onderscheiden hulpverleningssituaties in de praktijk; 6. verfijnen van het IPT-model en de hiermee verbonden basishouding, de krachtgerichte evidence based methodes en theoretische invalshoeken en aanreiken van implementatiesuggesties met het oog op optimale aanwending en toepassing in de diverse praktijken in de bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen;
1
De volgorde van de specifieke subdoelstellingen dient niet noodzakelijk chronologisch opgevat te worden.
3
7. formuleren van noodzakelijke voorwaarden waaraan moet voldaan zijn, vooraleer IPT in de praktijk effectief kan zijn (kennis en competenties van medewerkers, indicatiestellingen, kenmerken van de context van de jongeren, organisatorische voorwaarden...); 8. ontwikkelen van implementatiesuggesties op organisatieniveau: evidence based werken integreren op de werkvloer binnen Jeugdzorg Emmaüs door het ontwikkelen van strategieën tot kwaliteitsborging van het IPT-model en de hiermee verbonden basishouding, de krachtgerichte evidence based methodes en theoretische invalshoeken (d.m.v. vorming, training en opleiding, intervisie, functionerings- en evaluatiegesprekken, aanpassing organisatiestructuur…); 9. ontwikkelen van implementatiesuggesties op organisatieniveau: doorheen heel het onderzoekstraject via participatie van en dialoog met de medewerkers een systematische kwaliteitsverbetering en een attitude van reflectie en studie in de praktijk stimuleren en realiseren met het oog op het uitbouwen van een ‘academischminded werkplek’die wetenschappelijke kennis gebruikt en genereert en die openstaat voor participatie aan onderzoeksprocessen; 10. ontwikkelen van implementatiesuggesties op niveau van de overheid: vanuit een wetenschappelijk onderbouwd kader implementatiesuggesties ontwikkelen om de kwaliteitsborging te installeren in Vlaanderen 11. ontwikkelen van implementatie suggesties op niveau van de overheid: praktijkervaringen en wetenschappelijke inzichten bundelen en ter beschikking stellen door middel van lezingen, workshops en opleiding. 3.3. Het einddoel is tweeledig 1. er wordt een antwoord gegeven op de 12 onderzoeksvragen (ontwikkeld vanuit de vooropgestelde doelstellingen, 2. er wordt een cultuur geïnstalleerd bij de betrokken organisaties die wetenschappelijk onderbouwde kwalitatieve hulpverlening biedt vanuit een goed evenwicht tussen evidence based practice en practice based evidence.
4. Onderzoeksmethodologie: samenwerking tussen alle betrokken actoren In tegenstelling tot een klassiek onderzoek dat een eerder lineair verloop van probleemstelling, onderzoeksopzet, dataverzameling, analyse en rapportage kent, opteren we een circulair of spiraalvormig onderzoek. Dit betekent dat de onderzoeker de tijd neemt om zich in te werken in de materie, om een beeld te vormen van wat er zich afspeelt in het werkveld. Dit kan via interviews, participerende observatie of hij kan zelf als praktijkwerker aan de slag gaan. Op die manier kan de onderzoeker de gehanteerde praktijkkennis op het spoor komen en ontleden. Hij geeft woorden aan bestaande praktijken en analyseert ze. Hij ontwikkelt concepten en bouwt aan theoretische modellen, maar dit kan nooit los van de praktijk. Via permanente interactie en dialoog met de medewerkers, worden modellen
4
ontwikkeld. Via feedback wordt er bijgestuurd. Eigen aan dit type van sociaal werkonderzoek is dat onderzoekers en praktijkwerkers elkaar beïnvloeden. De onderzoeker gaat daarom met alle betrokken actoren aan de slag om onderzoeksresultaten te verkrijgen die de praktijk beter kunnen dienen. De betrokken actoren zijn: wetenschappers, praktijkwerkers, overheid en cliënten. We achten het belangrijk dat het onderzoek vanuit deze theoretische invalshoeken gevoed en gevoerd wordt. Het onderzoek vindt plaats in de praktijkcontext, waar wetenschappelijke vragen oprijzen, waar methodieken ontwikkeld worden, waar resultaten gevalideerd worden. De hulpverlening in de bijzondere jeugdzorg is per definitie multi- en interdisciplinair. Het onderzoek zal daarom transdisciplinair zijn, wat omschreven wordt als ‘het samenbrengen van theoretische theoretische invalshoeken uit verschillende wetenschappelijke disciplines en van praktijkgerichte methodieken met als doel problemen op te lossen, nieuwe theorieën en concepten te ontwikkelen en onderzoeksmethoden te verfijnen’. Deze benadering erkent ook een grotere diversiteit van plaatsen waar kennis geproduceerd wordt (universiteit, praktijk, werkgroepen…) en van kennissoorten. Het onderzoeksproces krijgt vorm in de dialoog tussen onderzoekers en hun onderzoekssubjecten. De onderzoeker is dan geen buitenstaander meer, die op een afstandelijke manier een neutraal, objectief onderzoek uitvoert. Maar de omgeving of onderzoekssetting beïnvloedt mee de keuze van de onderzoeksthema’s, het onderzoeksontwerp en het gebruik van de resultaten… De onderzoeksresultaten zullen naast valide en betrouwbaar, ook maatschappelijk relevant, bruikbaar en ethisch verantwoord moeten zijn. Dat wordt beoordeeld door wetenschappers, praktijkwerkers, beleidsverantwoordelijken en gebruikers (Nowotny, Gibbons en Scott, 2003). (Voor meer informatie omtrent de onderzoeksmethodologie verwijzen we naar onderstaand artikel, dat integraal deel uitmaakt van deze nota2). Precies om de praktische relevantie van het onderzoek te verhogen, vinden we het zo belangrijk dat de theoretische invalshoeken van de verschillende actoren een actieve rol spelen in het onderzoeksopzet en –proces: De medewerkers: we willen dat wetenschappelijke kennis een effectieve rol speelt in onze praktijk. We staan open voor innovatie en praktijkgericht onderzoek. Door de medewerkers te betrekken in het onderzoek ontstaat er een wisselwerking tussen wetenschap en praktijkervaring waardoor nieuwe wetenschappelijke inzichten of theoretische kaders kunnen ontstaan. Het meedenken en meewerken aan het onderzoek zal ervoor zorgen dat er samen nieuwe kennis ontwikkeld wordt die ook geïntegreerd en geïmplementeerd kan worden in de praktijk. In concreto willen we in eerste instantie de hulpverleners uit het werkveld betrekken die werken in de context vanuit het IPT-model, zowel vanuit residentiële als mobiele settings. In tweede instantie kunnen desgevallend verwijzers onderdeel uitmaken van de onderzoekspopulatie. De selectie kan ad random of d.m.v. een selectie a.d.h.v. een aantal criteria (bvb. samenstelling vanuit mobiele en residentiële settings, leeftijd, ervaring, opleidingsachtergrond, etc.).
2
Voor een goed begrip van de voorgestelde onderzoeksmethodologie verwijzen we naar het artikel van Driessens K., Claessens, D., Dierckx D. & Thirion J. De kracht van samenwerking tussen onderzoekers en sociale werkers: ‘l Union fait la force’. (toegevoegd in bijlage)
5
De cliënten: Onder cliënt verstaan we de jongere en zijn context, meestal het gezin. Het is essentieel om het cliëntperspectief binnen te brengen in dit onderzoek en in onze organisatie op een gelijkwaardige wijze aan de andere kennisbronnen. De gebruiker wordt gezien als een expert vanuit zijn ervaring. Hij krijgt een stem en helpt ons om kennis te verwerven vanuit dit perspectief. De cliënt is dus niet louter onderzoeksobject, maar levert belangrijke informatie. Gedurende het onderzoek beogen we eveneens een belangrijk neveneffect: uit eerder onderzoek weten we dat de bevraagden zich gewaardeerd voelen. Ze worden door het onderzoek sterk gemotiveerd om na te denken over hun verwachtingen en ervaringen en deze onder woorden te brengen. Een empoweringproces komt op gang. Dit heeft een invloed op de invulling die zij geven aan hulpverlening en bijgevolg op hun persoonlijke ontwikkeling. In concreto willen we de cliënten betrekken die in hun context begeleid worden of begeleid zijn geweest vanuit het IPT-model. Naargelang de fase van het onderzoek en de gekoppelde onderzoeksdoelstelling kan de selectie ad random of meer specifiek gebeuren (bvb. profielen voor deelname aan focusgroepen m.b.t. werkzame elementen). Cliënten dienen schriftelijke en geïnformeerde toestemming te verlenen. Gezien de differentiatie tussen het werken met het volledige gezin, individueel met een jong kind, een jongere of een ouder kan er voor gekozen worden zich toe te spitsten op het bevragen van bepaalde categorieën. Het beleid: onder beleid verstaan we onder andere verantwoordelijken binnen het Agentschap Jongerenwelzijn , vertegenwoordigers van de groep van verwijzers,… Precies omdat de realisatie van de gestelde doelstellingen van dit onderzoek een ruime benadering vraagt, achten we het essentieel het beleid te betrekken bij de verschillende fasen van dit onderzoek. Enerzijds kunnen hiermee relevante beleidsaspecten en – elementen vanuit een breder perspectief in het onderzoek worden ingebracht. Anderzijds verhoogt hiermee de kans op een vertaling van de aanbevelingen naar een aanpak op sectorniveau. Bij het uittekenen van de fasering van dit onderzoek dient uitgeklaard op welke manier de dialoog met de verschillende beleidsactoren concreet kan worden gemaakt.
5. Uitvoeringsmodaliteiten 5.1. Samenwerking met academische partner We willen met een academische partner afspraken maken om verschillende jaren samen te werken rond dit onderzoeksopzet. Jeugdzorg Emmaüs is bereid hierin te investeren door: • hiervoor een stafmedewerker-onderzoeker, niveau master, aan te trekken en vrij te stellen en • een samenwerkingscontract af te sluiten met een onderzoeksinstelling/academische partner. De definitieve formule van samenwerking met de academische partner/onderzoeksinstelling wordt in overleg met Jeugdzorg Emmaüs bepaald. Bij de kandidatuurstelling (zie 6.1.) stelt de onderzoeksinstelling/academische partner één of meerdere samenwerkingsmodellen voor die moeten toelaten de onderzoeksdoelstellingen optimaal te bereiken. Desgevallend kan de samenwerkingsformule wijzigen in functie van de fase waarin het onderzoek zich bevindt.
6
Factoren die mede bepalend zijn in de keuze van deze wetenschappelijke partner zijn o.a.: • voorstel van samenwerkingsformule • kennis van en ervaring in de Bijzondere Jeugdzorg • ervaring en garanties m.b.t. een synergie van de verschillende theoretische invalshoeken (beleid, wetenschap, hulpverleners en cliënten) binnen een onderzoeksopzet, • ervaring met onderzoek zoals omschreven in deel 4 • motivatie en kwaliteit van de onderzoeksmethodologie • garanties voor wetenschappelijke onderbouw en begeleiding door de wetenschappelijke instelling, • uitgewerkte projectfases, • de mogelijkheid om masterstudenten in te zetten aansluitend bij het onderzoeksproject, • de mogelijkheid dat resultaten achteraf ook verder gecommuniceerd en verspreid worden (publicaties, studiedagen, …), • het kostenplaatje. 5.2. Profiel van de onderzoeksmedewerker Bij voorkeur laten we dit onderzoek uitvoeren door een master met ervaring in wetenschappelijk onderzoek en met praktijkervaring. 5.3. Opvolging/monitoring/rapportering onderzoek Het onderzoek zal opgevolgd worden door een stuurgroep met een delegatie van Jeugdzorg Emmaüs en een delegatie van de onderzoeksinstelling/faculteit. De opdrachten van deze stuurgroep zijn de volgende: •
het proces van het onderzoek opvolgen,
•
het verlenen van advies m.b.t. de uitvoering van het onderzoek,
•
het bewaken van voldoende communicatie met en inzet in dagelijkse praktijkgerichte werking.
•
het bewaken van het wetenschappelijk niveau van de studie.
De frequentie van samenkomst van de stuurgroep wordt in overleg bepaald. 5.4. Engagementen van de onderzoeksinstelling ten aanzien van de onderzoeker De onderzoeksinstelling staat garant voor de nodige randvoorwaarden voor goed wetenschappelijk onderzoek zoals bv. toegang tot wetenschappelijke bronnen…
Bijlage 1: Pedagogisch profiel Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT-model) IPT (Intensieve Pedagogische Thuishulp) is een model, geen methodiek. Het is een eclectisch werkmodel dat ingezet wordt binnen de Jeugdzorg (zowel mobiel als residentieel). Als we spreken over een model, spreken we over een leidraad/ een kapstok waarbinnen verschillende methodes en theoretische invalshoeken kunnen worden ingezet. Een methode schrijft een plan voor, een vaste werkwijze die steeds op eenzelfde wijze wordt gehanteerd (onafhankelijk van
7
de verschillen tussen mensen of situaties). Evidence based methodes richten zich tot een bepaalde doelgroep in een bepaalde situatie. IPT is als model ruim inzetbaar. IPT werkt vraaggericht en doelgericht op maat van de situatie en de personen. Gezien we spreken over een model kent de invulling binnen verschillende werkvormen en vestigingen nuanceverschillen. Verder in deze nota geven we een korte beschrijving van het gebruik van het model binnen Jeugdzorg Emmaus. 1. Doel van de interventie De inzet van IPT heeft als doel om de crisis binnen de gezinssituatie te stabiliseren en het empowerment te vergroten. De inzet van IPT kan er toe bijdragen dat de jongere thuis kan blijven wonen of slechts zo kort mogelijk gebruik moet maken van een voorziening. Dit model activeert mogelijkheden binnen het eigen netwerk van ouder(s) en jongeren en betrekt in haar activiteiten de voor het gezin relevante leefgebieden (onderwijs, vrije tijd, werk, financiën, …). Daarnaast biedt het IPT model specifieke, evidence-based methodieken waarmee het functioneren van opvoeders en de ontwikkeling van minderjarigen verbeterd kunnen worden. Het IPT model kan zowel mobiel als residentieel worden ingezet. Eén van de bedoelingen is om de wachtlijsten voor o.a. de residentie terug te dringen. Zo is het ook mogelijk IPT in te zetten om opnames residentieel te verkorten. De bedoeling is om hulp zo dicht mogelijk bij de cliënt te leveren op een vraaggestuurde manier; de cliënt heeft zoveel mogelijk de regie over de inhoud van de hulpverlening. Ook wordt de ideale bezoekfrequentie en duur van de behandelingsfasen in onderling overleg tussen hulpvrager en hulpverlener bepaald. Daarnaast moet de geboden hulp zo licht als mogelijk en kortdurend zijn. In dat licht krijgen leertheoretische interventies dan ook een grote plaats in de methodische werkvormen. Er wordt voor een zo groot mogelijk deel geput uit interventies van bewezen effectieve methodische werkvormen. 2. Doelgroep De doelgroep betreft minderjarigen tot 18 jaar en hun gezinnen. Het doel van de hulp dient steeds gericht te zijn op: • ofwel realiseren van een acceptabele opvoedings- en opgroeisituatie, • ofwel het creëren van een nieuwe opvoedings- en opgroeisituatie. De contra-indicaties kunnen in twee typen worden ingedeeld: • contra-indicaties die te maken hebben met de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van het kind, • contra-indicaties die te maken hebben met het onvermogen van de cliënt om gewenste veranderingen te realiseren. Het IPT model kan zowel mobiel als residentieel worden ingezet.
3. Beschrijving van het model
8
Het model is vraaggestuurd en doelgericht. Het werken met vooraf bepaalde concrete doelen en het meten van het behaalde resultaat op deze doelen, vormen een essentieel onderdeel van de werkvorm. Het is de bedoeling dat de IPT-er alle hulp die noodzakelijk is, kan inzetten, onafhankelijk of deze aanwezig is in de eigen voorziening. Daarmee is het noodzakelijk dat de IPT-er ook een beperkte regiefunctie heeft. Dit betekent goede afstemming en samenwerking met de verwijzende consulent. Naast vraaggestuurd en doelgericht is de hulp ook competentiegericht. Dat betekent dat de hulp gericht is op het herstel van de balans tussen de taken waar de cliënt voor staat en de vaardigheden die de cliënt heeft om die taken daadwerkelijk uit te voeren. De eerste insteek zal altijd zijn de competenties van het cliëntsysteem uit te breiden om de gestelde doelen te behalen. Wanneer er echter weinig tot geen vooruitgang te zien is op de gestelde doelen, zal maximaal na de eerste 6 maanden een andere maatregel overwogen dienen te worden. Dat betekent in het meest ernstige geval uithuisplaatsing, maar veel vaker een vorm van ‘Wrap around care’ (Hermanns) of ‘Community Care’ waarbij een beroep gedaan wordt op een bestaand of te ontwikkelen netwerk. De thuisbegeleider bezoekt het gezin wekelijks gemiddeld anderhalf uur (wisselende intensiteit: van 1x/2 weken tot 3x/week) in de thuissituatie. Er wordt gestreefd naar een begeleidingsduur van maximum 15 maanden. De hulpverleningsmomenten richten zich op de aanwezige krachten in het gezin en het versterken ervan en op het concreet aanleren van vaardigheden. Een diversiteit van methodes en benaderingen kan worden ingezet bij IPT. Er is gekozen voor een bundeling van interventies, die garandeert dat er zo veel mogelijk op maat gewerkt kan worden en waarvan bewezen is dat ze ook werken. Methodieken worden in de IPT dienst ingezet waar nodig. Bij de start van de begeleiding wordt omwille van deze reden niet ingezet op één bepaalde methodiek. IPT ‘ers maken flexibel gebruik van hun expertise maar steeds bewust en weloverwogen. Naast het gebruik van de leertheorie, communicatietheorie en systeemtheorie, wordt eveneens een beroep gedaan op evidence based methodes zoals Families First, Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling, Orthopedagogische Video Gezinsbehandeling, Videohometraining en Langdurig Laagfrequente Orthopedagogische Gezinsbegeleiding.
9
Het hulpverleningstraject verloopt als volgt: • Tijdens de eerste drie weken van de begeleiding worden er met alle gezinsleden doelen opgesteld. • Na die drie weken stelt het gezin zijn doelen voor aan de verwijzer. De verwijzer is in de mogelijkheid een aantal externe doelen toe te voegen of interne doelen bij te sturen. • Vervolgens wordt de duur van de eerste cyclus (maximum 6 maanden) en de intensiteit van deze cyclus (maximum 3 keer per week) in overleg bepaald. • In een volgende fase start men met de uitwerking van de doelen. Tijdens deze fase worden vaardigheden getraind die de ouderlijke competentie, het probleemoplossend vermogen en de communicatie verbeteren of vergroten. • Op het einde van de vooropgestelde periode is er een (tussentijdse) evaluatie. In samenspraak met de consulent wordt er al dan niet een nieuw handelingsplan (doelen, tijdsperiode, intensiteit) opgesteld. Indien er geen nieuwe doelen opgesteld worden, wordt de begeleiding afgerond. 4. Inzet en organisatie De hulpverleners van een IPT team zijn generalisten. Deze generalisten hebben eenzelfde basisopleiding en steeds ook hun eigen specialisaties. Zo kunnen er teamleden zijn die een specialisatie hebben in Videohometraining, anderen kunnen veel kennis hebben van crisisinterventie, specifieke problematieken, e.d. Bedoeling is om veel expertise bij elke hulpverlener en in het voltallige team te hebben zodat dit team als geheel complexe hulpvragen zal kunnen helpen oplossen. Ieder IPT team zal hierin dan ook een eigen ontwikkeling kunnen doormaken. Matchen van hulpvraag en werker, bij aanvang van de hulp, is dan ook één van de aanbevelingen binnen het model (niet steeds realiseerbaar in de praktijk, o.a. door werking met een centrale wachtlijst binnen de regio). Een voltijdse IPT-er heeft een caseload waar hij gemiddeld 10 huisbezoeken per week doet. Hij draait daarmee een methodische cyclus van maximaal 6 maanden. Die cyclus van maximaal 6 maanden kan daarna nog meerdere keren herhaald worden, maar het streven is de maximale duur op 15 maanden te houden. Verder is het de bedoeling dat de IPT-er ook in het geval van een kortdurende residentiële opname van het aangemelde kind in het gezin doorwerkt om te komen tot een zo snel mogelijke terugkeer in het natuurlijke gezin van het kind. 5. Effectiviteit De gehanteerde methodieken hebben in hun zuivere vorm volgende effectiviteit: • Uit veranderingsonderzoek naar de effectiviteit van Families First blijkt dat risicokinderen in meerderheid bij beëindiging van de hulp nog thuis wonen, ook na een follow-up van 3, 6 en 12 maanden. Er zijn positieve effecten gemeten op het functioneren van kinderen en gezinnen, en op de ervaren opvoedingsbelasting van moeders. Amerikaans onderzoek naar Homebuilding (waarop Families First is gebaseerd) en Nederlands onderzoek naar Families First voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen en hun gezinnen laten eveneens positieve effecten zien op het voorkomen van uithuisplaatsing. • Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) en IOG-Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG) laten over het algemeen een middelgroot tot groot effect zien op de vermindering van het probleemgedrag van de aangemelde jeugdige en een vermindering van de opvoedingsbelasting zoals die wordt ervaren door de ouders.
10
•
Langdurig Laagfrequente Orthopedagogische Gezinsbegeleiding is een zeer recent ontwikkelde werkvorm, waarvoor nog geen effectiviteitstudies bestaan.
11