BIAXiaal
209
De IJzertijd-kano van Uitgeest: onderzoek van het hout en de bewerkingssporen
C. Vermeeren O. Brinkkemper
2004
BIAX C o n s u l t
Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie
Colofon Titel: BIAXiaal 209 De IJzertijd-kano van Uitgeest: onderzoek van het hout en de bewerkingssporen Auteur: C. Vermeeren & O. Brinkkemper Opdrachtgever: NISA ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2004 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
1.
1
Inleiding In 2003 werden door Hollandia graafwerkzaamheden verricht onder het tunneldek in het project “De Kleis” in Uitgeest. Bij toeval werd hierbij een houten kano aangetroffen. Deze is door medewerkers van Hollandia zorgvuldig als blok gelicht en wordt momenteel geconserveerd op het NISA. Er was gelukkig de mogelijkheid om van alle onderdelen de houtsoort te bepalen (O. Brinkkemper, ROB) en de hier en daar nog aanwezige bewerkingssporen te onderzoeken (C. Vermeeren, BIAX Consult), zodat meer inzicht verkregen kon worden in de constructie van deze kano. Naast deze vraagstellingen over gebruikte houtsoorten en bewerkingssporen was er ook een dateringsvraag. Er zijn namelijk twee typen datering uitgevoerd op de kano die in eerste instantie geen eenduidig resultaat gaven.1 Daarom was één van de doelen van het onderzoek om aanwijzingen te vinden voor de periode van de bouw. Beide dateringen zijn overigens onder meer gecontroleerde omstandigheden opnieuw uitgevoerd.2
2.
Materiaal en methode De kano is door medewerkers van Hollandia en van het NISA onder leiding van L. Koehler vakkundig uitgegraven en schoongemaakt, zodat in eerste instantie de binnenzijde onderzocht kon worden. Vervolgens zijn er mallen gemaakt om de kano te kunnen keren. Na schoonmaken is ook de buitenzijde onderzocht. Bij het onderzoek kwam, behalve een aantal constructies die uitgespaard waren uit de boom zelf, zoals een ‘zitje’ en twee dwarsribben, ook een aantal reparaties tevoorschijn. Alle onderdelen van de boot zijn door medewerkers van het NISA beschreven en getekend zodat de maten vastliggen. Tijdens het onderzoek naar de bewerkingssporen is de hele kano grondig nagelopen. Specifieke aandacht kregen de plekken op de kano die weinig gebruikt zijn, omdat daar geen of minder slijtage heeft plaatsgevonden zodat de sporen daar beter zichtbaar zijn gebleven. Op een aantal plaatsen werden inderdaad afdrukken van snedes van het gebruikte gereedschap aangetroffen. Behalve fotografisch zijn deze ook met watervaste stift op plastic vastgelegd, zodat de vorm vastgelegd kon worden van de gebruikte gereedschappen. Naast de vorm van de snede is er ook gekeken naar de richting en diepte van de inslag en naar braamsporen. Alle afbeeldingen zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage. De foto’s daarin zijn gemaakt door Caroline Vermeeren (CV; BIAX Consult) en Gert Schreurs (GS; NISA).
3.
Resultaten
3.1
DE KANO ZELF De eikenhouten (Quercus) kano is uit één, verbazend rechte boom gemaakt van circa 175 jaar.3 Er zijn vrijwel geen vergroeiingen of aanzetten van zijtakken aangetroffen. De kano is ongeveer negen meter lang, ongeveer een halve meter breed en in het midden circa 30 cm diep (figuur 1). Hoe de kano uit de stam is gehaald, kunnen we niet meer met 1
2
3
14
De dendro-datering (uitgevoerd door RING) kwam uit op de midden-Romeinse tijd, de Cdatering (Groningen) was circa 800 jaar ouder en wees op de Vroege IJzertijd. 14 De latere dendro-datering van een groter aantal jaarringen kwam net als de C-datering in de Vroege IJzertijd uit: 600 – 617 BC. Dendro-onderzoek: 138 gemeten ringen, 15-20 kernringen en 19-31 buitenste ringen ontbreken, zie Ring rapport 2004-067.
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
zekerheid vaststellen omdat die bewerkingssporen zijn verdwenen door latere bewerkingen en/of slijtage. We kunnen echter aannemen dat dit op de gebruikelijke manier is gebeurd: door de gekapte boom te klieven en vervolgens uit te hollen met behulp van dissels en waarschijnlijk ook bijlen.4 Ook de buitenzijde van de halve boom wordt met deze werktuigen bewerkt om de schors, en meestal ook het veel kwetsbaarder spint te verwijderen. Bij deze kano is op een aantal plaatsen nog spint aanwezig, wat ongebruikelijk is, maar in dit geval een gelukkig toeval omdat daarmee een beter resultaat van de dendrochronologische datering te verkrijgen is. Op de vlakke delen van de boot, waar aan de binnenzijde op gelopen of gezeten is en aan de buitenzijde waar sediment en water geschuurd hebben, zijn door slijtage geen bewerkingssporen meer te zien, zoals we ook verwacht hadden. Omdat er na het zinken van de boot waarschijnlijk ook nog slijtage door water en sediment heeft plaatsgevonden, was het niet vreemd geweest als er in het geheel geen sporen meer bewaard waren gebleven. Er zijn echter, met name op de rechtopstaande delen, verschillende typen sporen teruggevonden.
3.2
HOUTDETERMINATIES Naast het eikenhout (Quercus) dat voor de kano zelf is gebruikt, zijn op diverse plaatsen andere elementen van hout aanwezig, voor het merendeel gevonden in reparaties. Langs een grote scheur zijn een aantal, veelal door-en-door gemaakte gaten gevonden, waarvan een deel pennen bevatte (figuur 2a). De pennen bestaan uit vijf maal wilg (Salix), zes maal els (Alnus), één maal es (Fraxinus excelsior) en twee maal eik. Waar de scheur bij het boord komt, was een stuk hout losgeraakt en dit dreigde in de kano te vallen. Dit stuk is apart geborgen. Ook hierin was nog het hout van vier pennen aanwezig, die alle van wilgenhout bleken (figuur 2b). Het feit dat de afzonderlijke houtsoorten geclusterd liggen betekent waarschijnlijk dat destijds uit een beschikbaar stuk hout, ongeacht de soort, een reeks pennen werd vervaardigd. Als één stuk hierbij was opgebruikt, werd eenvoudig een nieuw stuk hout gepakt voor een volgende reeks pennen. Het is niet waarschijnlijk dat de reparatie in een werkplaats-achtige omgeving is verricht, waarbij een grote hoeveelheid kant-en-klare pennen ter beschikking stond. Als bij het aanmaken van een dergelijke voorraad één soort was gebruikt, zouden we in de kano ook één soort terugvinden, en als er meerdere soorten waren gebruikt, zouden die ook door elkaar in de kano verwerkt zijn geweest. De pennen vertonen snijsporen en zijn door middel van een mes of kleine bijl in de juiste, passende vorm gesneden. De pennen hebben wel strak in de gaten moeten passen, omdat anders de door-en-door vervaardigde gaten voor lekkage in de kano zouden zorgen. De gaatjes voor de pinnen lijken aan de binnenzijde alle min of meer rond (diameter ca. 0,7 cm), maar aan de buitenzijde wisselen ze van rond tot iets hoekig en ovaal tot bijna spleet-vormig (figuur 3-5). Het is waarschijnlijk dat de variatie aan vormen veroorzaakt is door het gebruik van een priem, die op verschillende dieptes een andere vorm achterlaat. De grote scheur is waarschijnlijk ooit afgedekt geweest met een plank, aangezien de afdruk hiervan nog gedeeltelijk te zien is (figuur 6). Er zijn twee bodemreparaties zichtbaar aan de achterzijde van de kano. Eén bevindt zich tussen het zitje en de achterste dwarsrib, de andere zit net aan de andere kant van diezelfde dwarsrib (figuur 7). Pas na het draaien van de kano waren de constructies goed zichtbaar (figuur 8). Beide bestaan uit een plat ovaal deel om “af te dekken” en een uitstekend deel met een gat erin waar een borgpen doorheen gaat (figuur 8 en 9). Vreemd genoeg zijn ze op verschillende manieren gebruikt; de achterste heeft het afdekdeel aan de binnenzijde van de boot, de voorste aan de buitenzijde. Het achterste reparatieblok, 4
Een mooie beschrijving van het maken van een reconstructiekano is te vinden in Goodburn & Redknap (1988).
2
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
met het afdekdeel aan de binnenkant, is gemaakt van els, zowel het blok zelf als de pin. Het andere blok en de pin zijn gemaakt van wilgenhout.
3.3
BEWERKINGSSPOREN
3.3.1
Dissel Op het opstaande deel van het zitje zijn duidelijke sporen zichtbaar van een dissel (figuur 10-12). De werkrichting en de iets holle inslagen wijzen daarop. Er zijn geen braamsporen aangetroffen (die meestal wél aanwezig zijn), zodat het om een zeer scherp gereedschap gaat. Een aantal sporen leek de snede-afdruk te bevatten. Omdat er echter zorgvuldig gewerkt is, hebben de slagen elkaar overlapt en zijn de snedes niet meer met zekerheid te bepalen. Er lijkt een dissel gebruikt te zijn met een licht gebogen snede van minimaal 4,5 cm, mogelijk 5 cm breed. De dissel is vrijwel vlak, zodat de afdrukken slechts een heel geringe holling vertonen. Het zitje zelf vertoont nog wel enkele vage sporen, maar bevat voornamelijk slijtsporen van het zitten. Met enige fantasie zijn de billen van de schipper hier nog in te zien (figuur 14). Ook de voeten hebben een dergelijke slijtageplek achtergelaten. Aan de onderzijde werden na het draaien van de kano ter hoogte van het zitje disselsporen aangetroffen die te maken hadden met de reparaties daar (zie 3.4.1). Het gebied waar de reparaties moesten plaatsvinden lijkt afgevlakt (figuur 13). Doordat hier minder slijtage plaatsvond en/of omdat er sneller en slordiger gewerkt is, is op een aantal sporen nog de restant van de ‘houtsnipper’ te zien waar de dissel uit het hout is teruggeketst. Onder zo’n restant is de afdruk van de snede het best bewaard. Als deze snipper verwijderd wordt, is de snede op te tekenen (figuur 15-19).5 Er zijn ook enkele duidelijke indrukken van de zijkant. Helaas zijn niet beide zijkanten aanwezig, zodat niet met zekerheid is vast te stellen hoe breed de dissel was, maar de vorm en breedte zoals aan de binnenzijde opgemeten, konden hier worden gecontroleerd en bleken overeen te komen; een vrijwel vlakke dissel met een licht gebogen snede van minimaal 4,5 cm, mogelijk 5 cm breed. De voor conservering op het NISA aanwezige dissel van het Romeinse schip ‘Vleuten-de Meern’ is erbij gehaald en deze bleek verrassend goed te passen (figuur 20).
3.3.2
Bijl Het tweede type bewerkingssporen bevindt zich op de twee dwarsribben. De achterste is teveel gesleten om met zekerheid het gebruikte gereedschap vast te stellen, maar de voorzijde van de voorste rib liet na nog verder schoonmaken een afdruk van een bijlsnede zien van 10,5 cm breed (figuur 21-23). De licht gebogen bijl is nog breder geweest, want beide zijkanten missen in de afdruk. Mogelijk betreft het hier een soort kantrechtbijl. Een kleine bijl of mogelijk een mes is gebruikt voor het bijsnijden/kappen van de pinnen die zijn aangetroffen langs de scheur.
3.3.3
Beitel Behalve op de verticale delen werden ook bewerkingssporen aangetroffen in enkele gaten. Ten eerste zijn er twee gaten, tegenover elkaar, ter hoogte van de achterste dwarsrib. Het gat aan de stuurboordzijde is duidelijk in gebruik geweest. De eigenlijke bewerking is niet meer zichtbaar en de vorm is geheel uitgesleten tot een ovaal (figuur 24). Deze slijtage kan bijvoorbeeld door een touw zijn veroorzaakt. Het gat aan de bakboordzijde daarentegen lijkt in het geheel niet gebruikt en vertoont nog sporen van het maken, waarschijnlijk met een soort beitel of guts (figuur 25). Een dergelijk rechthoekig gat is ook aangetroffen verticaal vooraan in het gangboord aan stuurboordzijde (figuur 26). De constructie van dit gat is lastig en het is mogelijk met 5
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de methode Koot & Vermeeren 1996 en Vermeeren & Brinkkemper 2005.
3
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
een speciale beitel gemaakt.6 Het aanbrengen van het gat op deze plaats heeft waarschijnlijk te maken met een reparatie (zie 3.4.3).
3.3.4
Boor Tenslotte is een pin gevonden dwars door het gangboord aan de stuurboord voorzijde. Het betreft een elzenhouten pin van ca. 1 cm doorsnede (figuur 27). Waarom het gat op deze plaats is gemaakt is onduidelijk. Mogelijk heeft dit iets te maken met de bepaling van de dikte tijdens de constructie van de boot7. Het gat is overal van dezelfde diameter en het is hoogstwaarschijnlijk gemaakt met een boor.
3.4
DE REPARATIES
3.4.1
Reparatieblokken Op het wilgenhouten reparatieblok lijken veel fijne bewerkingssporen aanwezig, maar door slijtage van dit zachte hout is niet meer te zien door wat voor soort gereedschap ze gemaakt zijn. Waarschijnlijk gaat het om een bijl. Ook de pin is met een bijl (of groot mes) bijgewerkt om in het gat te passen. Het gat is rechthoekig en waarschijnlijk gebeiteld.
3.4.2
Scheur Een duidelijke reparatie heeft ongeveer halverwege de bakboordwand plaatsgevonden, waar een scheur langs een straal is ingezet.8 De straal volgend is een lichte torsie van de oorspronkelijke boom te zien, wat overigens bij vrijwel alle bomen optreedt. Langs de scheur zijn aan beide zijden kleine pinnetjes gevonden van eik, els, wilg en es. Deze lijken gevormd met een kleine bijl of een mes. Voordat de reparatie is uitgevoerd is het gebied rond de scheur eerst iets afgevlakt met een dissel (figuur 6), vergelijkbaar met de bewerking aan de onderzijde van de boot.
3.4.3
Gangboord Aan de stuurboordkant vooraan is een rechthoekig gat zichtbaar dat loodrecht de gangboord ingaat (zie 3.3.3 en figuur 26). Waarschijnlijk is ook dit een onderdeel van een reparatie. Op deze plaats is de gangboord namelijk aanmerkelijk lager en ziet de bovenrand er anders uit dan in de rest van de kano (figuur 28). Waar de rand overal zeer versleten en dun is, is dat niet het geval rondom het gat. Er zijn hier nog sporen van bewerking zichtbaar die kennelijk afgeschermd zijn geweest van slijtage. Aan de buitenzijde is dit het best te zien (figuur 29). Opmerkelijk is dat dit direct naast de enige duidelijke knoest uit de boom is (figuur 30). Het is mogelijk dat in het warrige hout naast de knoest een scheur en beschadiging is ontstaan en dat daarmee de gangboord gevaarlijk laag werd. Mogelijk is als reparatie een gat gemaakt waarin door middel van een pin een nieuw stuk gangboord is vastgemaakt, die de bewerkingssporen in dit deel afsloot van slijtage. Er is er echter geen pin of opzetstuk gevonden om deze theorie te staven.
6
7 8
In Seymour (1984, 19) wordt een dergelijk stuk gereedschap beschreven en twyvel genoemd (helaas geen vertaling in het Nederlands). Goodburn & Redknap, 1988. Een (merg)straal is een houtstructuur die voor horizontale verbindingen zorgt in de boom. Door de afwijkende anatomie van de straalcellen ten opzichte van de omringende cellen is dit een natuurlijk zwak punt in de boom als deze stralen groot zijn, zoals bij eik het geval is. Het hout is daarmee goed te splijten, maar kan helaas ook scheuren.
4
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
4.
Conclusies De voor deze kano gebruikte eik is erg lang en recht zonder zijtakken en met betrekkelijk weinig jaarringen voor zijn omvang. Dit lijkt te wijzen op een groeiplaats in een dicht bos met voedselrijke en vochtige bodem, waar de concurrentie om licht de bomen dwingt snel omhoog te groeien. Waar deze standplaats is, kon echter helaas ook met dendrochronologisch onderzoek niet duidelijk gemaakt worden.9 Het doel van het onderzoek was om drie vraagstellingen te beantwoorden: de gebruikte houtsoorten, de bewerkingssporen en de datering: - De kano zelf blijkt van eikenhout, voor de reparaties zijn meerdere inheemse houtsoorten gebruikt, waarbij wilg en els het talrijkst zijn, maar ook es en eik zijn aangetroffen. - Na bestudering van de bewerkingssporen is het gebruik van verschillende gereedschappen aannemelijk gemaakt: een dissel voor het uithollen en bijwerken van de kano; - een brede bijl, waarschijnlijk voor het eerste grove werk maar in ieder geval om de dwarsribben af te werken; - een mogelijk kleinere bijl of mes voor het maken van de reparatieblokken en op maat snijden van de verschillende pinnen; - een beitel voor het maken van rechthoekige gaten; - waarschijnlijk een speciale beitel of guts voor het construeren van een verticaal rechthoekig gat; - een boor voor de pin in het gangboord vooraan; - een priem voor de kleine pinnetjes langs de scheur. - Op grond van de bewerkingen is het moeilijk om uitsluitsel te geven over de datering van de boot. Zowel in de IJzertijd als in de Romeinse periode werd met dissels, bijlen, boren en priemen gewerkt, maar het ingewikkelde verticale gat dat met een speciale beitel of guts gemaakt is, en het gebruik van een brede bijl, leek in eerste instantie te wijzen naar de Romeinse periode. Over de gereedschapsset in de IJzertijd zijn we echter veel slechter geïnformeerd dan over die uit de Romeinse tijd. Nader onderzoek hiernaar kan belangrijke aanvullende gegevens opleveren. De bewerking van de eik tot kano heeft enkele vraagtekens opgeworpen. Aan de ene kant lijkt het zeer professioneel en met kennis van zaken gemaakt en is er adequaat gereageerd op een aantal beschadigingen die reparaties vereisten (het plankje over de scheur, de mogelijke verhoging van de gangboord). Aan de andere kant zijn de twee reparatieblokken op een tegengestelde manier gebruikt, alsof men niet wist welke manier het best was.10 Ook blijkt uit het onderzoek van de medewerkers van het NISA dat de dikte van de kano niet erg goed bepaald is en sterk varieert. Dit lijkt weer te wijzen op minder specialistisch inzicht. Mogelijk zijn er verschillende mensen op verschillende momenten met de kano bezig geweest die verschillende ervaring hadden.
9
10
Uit de statistische gegevens van het dendrochronologische onderzoek blijkt geen duidelijk herkomstgebied, zodat we niet met zekerheid kunnen zeggen of het om lokaal of ingevoerd hout gaat. Houtimport in de IJzertijd is echter niet waarschijnlijk. Volgens medewerkers van het NISA kan de reparatie met de pin aan de buitenzijde en de klos aan de binnenzijde niet goed gewerkt hebben en zal door de druk van buitenaf water zijn blijven lekken.
5
BIAXiaal 209 / Intern Rapport Archeobotanie ROB 2004/3.
5.
Literatuur Goodburn, D., & M. Redknap 1988: Replicas and wrecks from the Thames area, London (The London Archaeologist 6(1)). Koot, C., & C. Vermeeren 1996: Natural wood resources and human demand: use of wood in Iron Age houses in the wetlands of Midden-Delfland, Analecta Praehistorica Leidensia 26, 99-110. Seymour, J. 1984: The Forgotten Arts. A practical guide to traditional skills, London. Vermeeren, C., & O. Brinkkemper 2005: Eiken of Elzen? De houtkeuze voor ijzertijdboerderijen, in: L.P. Louwe Kooijmans et al. (red.), Nederland in de prehistorie, Amsterdam, 577-580.
6
Bijlage. Figuren van de kano van Uitgeest.
Figuur 1. Overzichtsfoto van de eikenhouten kano (foto GS 13017).
3m
Figuur 2b. Los hout t ussen 3,80 en 4,60 m, met pennetjes voor bevestiging. Gaten met gedetermineerd hout zijn 3x vergroot weergegeven. Schaal ca. 1: 10.
Salix
Figuur 2a. Scheur aan bakboord-zijde met de houtdeterminat ies van de resterende pennetjes waarmee de reparatieplank is bevestigd. Gaten met gedetermineerd hout zijn 3x vergroot weergegeven. Schaal ca. 1:10.
Quercus
Fraxinus
Alnus
Salix
4m
5m
Figuur 2. Rond en iets hoekig pingat (foto CV).
Figuur 3. Ovaal pingat (foto CV).
Figuur 6. Twee bodemreparaties aan de achterzijde van de kano (foto CV).
Figuur 7. Onderaanzicht van de grootste bodemreparatie (foto GS 6016)
Figuur 4. Spleetvormig pingat (foto CV). Figuur 8. Reparatieblok (foto GS 12089).
Figuur 5. Pinnen aan weerszijden van de scheur langs een straal met afdruk van de plank die hier bevestigd was (foto CV). Figuur 9. Verticale deel zitje met bewerkingssporen (foto GS 4037).
Figuur 10. Serie van disselinslagen op rij (foto CV).
Figuur 11. Detail verticale deel zitje, bewerkingssporen met dissel (foto GS 6012).
Figuur 14. Disselspoor met restant “houtsnipper” (foto CV)
Figuur 15. Vrijmaken en tekenen van de afdruk van de disselsnede (foto GS 13040).
Figuur 16. Afdruk disselsnede na vrijprepareren (foto CV). Figuur 12. Zitje met slijtagesporen (foto GS 7010).
Figuur 13. Disselsporen op de onderzijde van de kano, twee reparaties zichtbaar (foto GS 13 006).
Figuur 17. Detail disselsporen op onderzijde (foto GS 13048).
Figuur 18. Gereconstrueerde disselsnede, schaal 1:1.
Figuur 22. Reconstructie bijlsnede op dwarsrib, schaal 1:1.
Figuur 19. Romeinse dissel uit Vleuten-de Meern bij disselsporen op de binnenzijde van de kano van Uitgeest (foto GS 5022).
Figuur 23. Uitgesleten gat in gangboord aan stuurboordzijde (foto GS 6036).
Figuur 20. Voorste dwarsrib met bewerkingssporen van bijl (foto GS 5001).
Figuur 24. Rechthoekig gat in gangboord aan bakboordzijde (foto GS 6026)
Figuur 21. Detail bijlsnede-afdruk op dwarsrib (foto GS 7006).
Figuur 25. Rechthoekig gat, verticaal omlaag in gangboord aan stuurboordzijde (foto CV).
Figuur 26. Elzen pin dwars door de wand aan stuurboordzijde voor in rond gat (geboord?; foto GS 6015).
Figuur 27. Laag gangboord gezien aan de buitenzijde (foto CV).
Figuur 28. Bewerking bij lage gangboord (foto CV).
Figuur 29. Knoest naast verticale gat (foto GS 6017).