De Panoven
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Hazenkoog 35A Bovendijk 35-G 1822 BS Alkmaar 2295 RV Kwintsheul www.vandergoesengroot.nl
G&G-rapport 2013-45
Inventarisatie flora en fauna 2013
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Panoven Inventarisatie flora en fauna 2013
P. Slingerland V. Nederpel
2013
Opdrachtgever OASEN
G&G-rapport 2013-45
Versie Concept Eindrapport
Datum 19-11-2013
Bovendijk 35-G
Hazenkoog 35-A
2295 RV Kwintsheul
1822 BS Alkmaar
www.vandergoesengroot.nl
Panoven
3
Inhoudsopgave 1
2
Inleiding
5
1.1
Opzet en doel van het onderzoek ........................................................................... 5
1.2
Opbouw van het rapport ......................................................................................... 5
Methode
7
2.1
Flora en vegetatie .................................................................................................... 7
2.2
Libellen en dagvlinders ............................................................................................ 7
2.3
Vissen ....................................................................................................................... 8
2.4
Amfibieën................................................................................................................. 8
2.5
Broedvogels ............................................................................................................. 9
3
Flora en vegetatie
11
4
Libellen en dagvlinders
13
5
4.1
Libellen................................................................................................................... 13
4.2
Dagvlinders ............................................................................................................ 14
Vissen 5.1
6
Resultaten .............................................................................................................. 15
Amfibieën 6.1
7
15 17
Resultaten .............................................................................................................. 17
Broedvogels
19
7.1
Soortgroepen ......................................................................................................... 19
7.2
Niet-broedvogels ................................................................................................... 21
8
Overige waarnemingen
22
9
Conclusies
23
9.1
Conclusies .............................................................................................................. 23 9.1.1 Flora en vegetatie .................................................................................................... 23 9.1.2 Libellen en dagvlinders ............................................................................................ 23 9.1.3 Vissen ...................................................................................................................... 23 9.1.4 Amfibieën ................................................................................................................ 24 9.1.5 Broedvogels ............................................................................................................. 24 9.1.6 Overige fauna .......................................................................................................... 24
10
Literatuur
Van der Goes en Groot
25
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
4
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
1
5
Inleiding Panoven is een ca. 7 ha groot terrein ten zuidwesten van de bebouwde kom van Vianen. Het gebied is aangekocht om de dubbelfunctie van waterwinning en natuur te gaan herbergen. Met een herinrichting wil de opdrachtgever, Oasen, laten zien dat de ontwikkeling die de aanleg van een waterwinningsgebied met zich meebrengt een positieve invloed kan hebben op de landschappelijke en natuurwaarden. Het gebied bestaat vooral uit griendbos en gaat ingericht en beheerd worden om de natuurwaarden te verhogen. Het inrichtingsplan is erop gericht het griendbos te behouden. De ecologische diversiteit van het perceel zal daarentegen wel worden versterkt. Dit wordt bereikt door de steile oevers van de aanliggende sloten waar mogelijk te verflauwen.
1.1
Opzet en doel van het onderzoek
De in 2013 uitgevoerde inventarisatie geldt als een nulmeting voor het gebied Panoven. Voorafgaand aan de herinrichting is een inventarisatie uitgevoerd naar de naar verwachting grootste ecologische waarden. Het nevendoel van de herinrichting is het vergroten van de biodiversiteit door bijvoorbeeld het verflauwen van oevers. De resultaten van toekomstige inventarisaties zullen aangeven of verbetering plaatsvindt en kunnen ook aanwijzingen geven voor het te voeren beheer.
1.2
Opbouw van het rapport
In hoofdstuk 2 wordt de methode van inventariseren van flora, vegetatie, libellen en dagvlinders, vissen, amfibieën en broedvogels besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het flora- en vegetatieonderzoek gepresenteerd en de verspreiding van storingssoorten besproken. In hoofdstuk 4 worden de waargenomen libellen en dagvlinders besproken. Hoofdstuk 5 behandelt de visinventarisatie en geeft ook een weergave van de aangetroffen aantallen. In hoofdstuk 6 worden de onderzoeksresultaten van de amfibieën besproken.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
6 In hoofdstuk 7 worden de resultaten van het broedvogelonderzoek gepresenteerd. In Hoofdstuk 8 worden gegevens van de overige waarnemingen behandeld.
In hoofdstuk 9 zijn de belangrijkste resultaten nog eens op een rijtje gezet en worden waar mogelijk conclusies getrokken.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
2
7
Methode 2.1
Flora en vegetatie
In de grienden is een kenmerkende vegetatie met vochtminnende soorten aanwezig die kwetsbaar is voor verdroging. Tevens is in de sloten in het gebied sprake van een kwelafhankelijke watervegetatie. Deze is ten opzichte van het omringende landbouwgebied relatief soortenrijk. De inventarisatie in 2013 is bedoeld om de uitgangssituatie vast te stellen (nulmeting) en met herhalingsonderzoek kunnen effecten van de winning gevolgd worden. Mogelijk is lokale kwel vanuit het aangrenzende Merwedekanaal dat een hoger peil heeft t.o.v. de polder bepalend voor kwel in het terrein en dan zullen de effecten van de diepe grondwaterwinning beperkt zijn. Door periodieke monitoring van (veranderingen in) de vegetatie kan worden vastgesteld of er negatieve effecten zijn. De inventarisatie in 2013 betreft 4 vegetatieopnamen in de grienden, alsmede het bepalen van vegetatietypen van sloten, ruigten en grasstroken. Daarnaast worden een aantal bijzondere soorten gekarteerd. De opnamen zijn gedaan volgens de Braun-Blanquet methode, voor de kartering is een gecombineerde Tansley- en aantalsklassenindeling volgens Staatsbosbeheer (SBB) gebruikt. Vegetatietypen zijn voor zover mogelijk toegekend aan zowel typen uit de catalogus van SBB als de Vegetatie van Nederland (VvN). De keuze voor de te inventariseren soorten is als volgt bepaald. Enerzijds beschermde soorten (Zwanenbloem), kwelindicerende soorten (Holpijp, Pijlkruid en Drijvend fonteinkruid), soorten van matig voedselrijke wateren (Plat fonteinkruid, Haarfonteinkruid, Gewoon en Breekbaar kransblad), soorten van drijfbladvegetaties (Watergentiaan, Gele plomp en Kikkerbeet) en kenmerkende moerasplanten (Gele lis, Moerasspiraea, Grote kattenstaart, Scherpe zegge en Heen). Daarnaast zijn in graslandvegetaties ruigte- en storingssoorten (Grote brandnetel, Akkerdistel en Ridderzuring) en in het griend Gewone braam gekarteerd voor zover deze meer dan incidenteel voorkomen.
2.2
Libellen en dagvlinders
Het doel van de inventarisatie was een beeld te krijgen in de aanwezigheid van volwassen individuen van libellen en dagvlinders. Voor libellen en dagvlinders is geen speciaal onderzoek gedaan. Tijdens een gericht veldbezoek op 9 augustus 2013 zijn alle waargenomen soorten genoteerd. De weersomstandigheden voor
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
8
het waarnemen van dagvlinders en libellen waren goed (licht bewolkt en 20°C).
2.3
Vissen
Het doel van de visseninventarisatie is inzicht te krijgen in de aanwezige soorten en de verspreiding. Daarom kon het onderzoek minder uitgebreid zijn dan de landelijk gebruikelijke methodiek zoals omschreven in het protocol inventarisaties zoals dat is opgesteld door Gegevensautoriteit- Natuur (GA-N). Hierbij wordt uitgegaan van een veel ruimere onderzoeksdoelstelling. Er is bemonsterd op locaties en in biotopen waar zich de hoogste trefkans voor de meeste soorten voordoet. Bij de visseninventarisatie is gebruik gemaakt van een steeknet. Het vissen gebeurt zowel vanaf de oever als staande in het water. Zodoende kan in het open water, onder de oevervegetatie en onder holle oevers gevist worden. Veel vissoorten houden zich schuil op dergelijke plaatsen. Naast het steeknet is de methode ‘elektrisch vissen’ gebruikt. Hierbij wordt al staande in het water een elektrisch spanningsveld gecreëerd met behulp van een installatie die op het lichaam gedragen wordt. Door het spanningsveld worden vissen verdoofd en onbewust gestimuleerd om naar het speciaal hiervoor ingerichte vangnet te zwemmen. Het toepassen van deze methode is vooral effectief in water met veel obstakels (bijvoorbeeld afval, takken of grote hoeveelheden vegetatie). Ook laten juist de snellere, grotere en vrij zwemmende exemplaren zich op deze manier gemakkelijker vangen. Doordat deze inventarisatie in de zomer is uitgevoerd kunnen er éénzomerige exemplaren van de wat grotere en vrij zwemmende vissoorten worden gevangen. In deze tijd van het jaar is het aantal jonge vissen het grootst en is de vangkans dientengevolge ook groter. De determinatie van vissen heeft plaatsgevonden in het veld.
2.4
Amfibieën
Het doel van het onderzoek naar amfibieën is om inzicht te krijgen in de verspreiding van de aanwezige soorten en hun eventuele voortplantingslocaties. Er wordt daarom niet gewerkt conform het inventarisatieprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur, waarbij uitgegaan wordt van een veel ruimere onderzoeksdoelstelling.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
9 Tabel 1. Bezoekdatums in Panoven in 2013 per soortgroep, eventueel met bezoektijden en doel bezoek. bezoekdatums
broedvogels
5 april
7.00u-8.30u
20 april
05.45u-07.00u
6 mei
06.00u-07.15u
vissen
libellen en dagvlinders
07.00u-07.45u
23.30u-00.30u (nachtbezoek)
6 mei 24 mei
09.00u-10.00u
14 juni
21.30u-22.15u 22.30u-23.30u (nachtbezoek)
14 juni 19 juli
amfibieën
13.00u-17.15u
13.00u-17.15u (scheppen)
9 aug
14:15u-16:15u
De bezoeken zijn zoveel mogelijk bij geschikte weersomstandigheden uitgevoerd. De bezoekdatums en tijden staan vermeld in Tabel 1. Normaliter is er vroeg in het voorjaar een gebiedsbezoek gericht op het vaststellen van de aanwezigheid van Bruine kikker, Heikikker en Gewone pad. Door het koude voorjaar is deze ronde opgeschoven tot wel eind april, wanneer de weersomstandigheden geschikt werden beoordeeld. De aanwezigheid van soorten wordt aangetoond door ’s avonds na zonsondergang de activiteit van roepende mannetjes van kikkers en padden te tellen. Overdag is gezocht naar de aanwezigheid van eiklompen en –snoeren. Ook zijn gelijkmatig verspreid door het gebied met behulp van een schepnet verschillende locaties bemonsterd op de aanwezigheid van amfibieënlarven. Tijdens een schepnetinventarisatie wordt aangetoond van welke soorten daadwerkelijk voortplanting heeft plaatsgevonden en op welke locaties. Behalve amfibieënlarven kunnen dan ook volwassen salamanders worden gevangen, die zich vooral in het voorjaar gedurende langere tijd in het water ophouden. Alle waarnemingen zijn zo nauwkeurig mogelijk op veldkaarten ingetekend.
2.5
Broedvogels
Het broedvogelonderzoek is in 2013 uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke methodiek, zoals uitgebreid beschreven in de ‘Handleiding Broedvogel Monitoring Project’ (VAN DIJK & BOELE, 2011). Gezien het aanwezige biotoop van griend is het gebied met name onderzocht op zangvogels rond de schemerperiode. Zangvogels
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
10
hebben een activiteitenpiek (zangpiek) rond zonsopkomst en zonsondergang. De bezoekdatums en tijden staan vermeld in Tabel 1. Tijdens het veldwerk moeten de weersomstandigheden gunstig zijn in verband met de (zang)activiteit. Daarom is er geen veldwerk uitgevoerd tijdens perioden met regen en/of harde wind. Het gebied is, gezien het aanwezige biotoop niet alleen vanaf de rand geïnventariseerd, maar ook enkele keren doorsneden per bezoek. Hierdoor kan gesproken worden van een gebiedsdekkende inventarisatie. Tijdens de veldbezoeken zijn vogels die zich net buiten het gebied ophielden ook genoteerd en, indien van belang voor het onderzoek, gebruikt bij de interpretatie. Tijdens de bezoeken ten behoeve van amfibieën zijn enkele aanvullende waarnemingen gedaan. Deze zijn toegevoegd aan de gegevens en in de beoordelingen meegenomen.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
3
11
Flora en vegetatie In de bijlagen zijn de gegevens van de vegetatieopnamen (bijlage 4) verwerkt, alsmede kaarten van toegekende vegetatietypen (bijlage 5). Soms komen hierop combinaties van vegetatietypen als kaarteenheid voor, bij een verhouding anders dan 50/50 zijn de percentages aangegeven. Bijlage 6 betreft een tabel met aangetroffen vegetatietypen. Van de resultaten van de soortinventarisatie wordt een kaart gepresenteerd met het aantal kwelindicerende soorten per lijn/vlak (bijlage 7), en van Zwanenbloem en Stomp fonteinkruid wordt hierop ook de vindplaatsen vermeld. Verder worden de resultaten in een tabel weergegeven (bijlage 8) plus een bijbehorende kaart met vlak- en lijnnummers (bijlage 9). Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten.
Het griendbos. De grienden behoren tot het vegetatietype Lissen-ooibos met grote vossenstaart, dat gekenmerkt wordt door Katwilg, Dauwbraam, Kleefkruid, Kale jonker en Grote vossenstaart. Het voorkomen van Gewone engelwortel, Gestreepte witbol, Gewone hennepnetel, Moerasspirea, Oeverzegge en/of Bloedzuring onderscheidt dit bostype van aanverwante vegetaties (differentiërende soorten). Alle kenmerkende en de eerste drie van de differentiërende soorten komen in de grienden van de Panoven voor. Deze vorm van het Lissen-ooibos komt voornamelijk binnendijks in het gebied van de grote rivieren voor. Overstroming vindt hier niet meer plaats maar de bodem is periodiek nat door hoge grondwaterstanden, waardoor dominantie van Grote brandnetel wordt tegengegaan, en moerasplanten zich in de ondergroei kunnen ontwikkelen. De grienden van de Panoven zijn een goed ontwikkelde vorm van dit bostype, met een gevarieerde boom/struiklaag waarin naast Katwilg ook veel Amandelwilg, en plaatselijk Gewone vlier, Gewone braam, Eenstijlige meidoorn en Zomereik voorkomen.
De sloten. In de zuidelijke randsloot komt naast Gewone waterpest ook Grof hoornblad abundant voor, evenals plaatselijk drijfbladvegetaties met Gele Plomp en Watergentiaan. De overige randsloten worden gekenmerkt door een vegetatie van Gewone waterpest. De sloten tussen de bospercelen zijn zeer verschillend, maar alle worden gekenmerkt door uitbundig voorkomen van Holpijp. De meest oostelijke sloot is geheel omgeven door bos en verland met veel
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
12
Liesgras en plaatselijk Gele lis. De middelste sloot zit vol draadwier en aan de noordkant is een kroosvegetatie met plaatselijk wat Kranswier. De meest westelijke sloot heeft een open watervegetatie met plaatselijk wel veel draadwier, maar is verder zeer soortenrijk met onder andere Kranswier, Haarfonteinkruid, Drijvend fonteinkruid, Pijlkruid en op één plek de in het rivierengebied zeldzame Plat fonteinkruid (Rode Lijst: Kwetsbaar). Verder komen hier langs de oevers Grote Kattenstaart, Gele lis, wat Zwanenbloem en een enkele Moerasspiraea voor. De twee binnen het terrein gelegen watervoerende sloten (en vooral de meest westelijke) zijn aanmerkelijk soortenrijker dan de randsloten, wellicht door een betere waterkwaliteit door kwelinvloed en isolatie van bemestende invloed vanuit het omliggende landbouwgebied.
De ruigten en grasstroken. Ruigten komen voor als zomen langs de griendpercelen en op de hoge delen van de slootoevers. Grote brandnetel is doorgaans dominant, verder komen Akkerdistel en Kruldistel veel voor. Langs de oostrand van het meest westelijke griendperceel is een begroeiing van voornamelijk Gewone hennepnetel. De grasstroken worden grotendeels gedomineerd door Kweek met daartussen vaak ruigtesoorten, en op beschaduwde delen soms veel Rietgras. Tijdens het veldbezoek waren de werkpaden langs de meest westelijke sloten binnen het terrein nogal rigoureus gemaaid en was de bodem daar grotendeels kaal. Behalve storings-planten kunnen maar weinig kruiden zich daar handhaven.
De Grote kattenstaart langs een slootkant in Panoven in 2013
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
13
4
Libellen en dagvlinders In Panoven, Vianen zijn acht soorten libellen waargenomen, (waaronder vier ‘juffers’) en tien soorten dagvlinders. De resultaten van de inventarisatie uit 2013 zijn opgenomen in de tabellen in Tabel 2 en Tabel 3. De waargenomen soorten zijn alle (vrij) algemene soorten in Nederland. Het is niet mogelijk om op grond van deze incidentele waarnemingen onderbouwde conclusies te verbinden over voor- of achteruitgang. Daar is uitgebreider en systematischer onderzoek voor nodig.
4.1
Libellen Het ontbreken van soorten als Vroege glazenmaker en Variabele waterjuffer kan verklaard worden doordat vroeg in het seizoen niet naar libellen is gezocht. Door de telling in het najaar op 9 augustus zijn er juist wel heidelibellen en Kleine roodoogjuffers (piek in augustus) waargenomen. Opvallend waren de grote aantallen Steenrode heidelibellen. In tegenstelling tot de Bruinrode heidelibel is de Steenrode heidelibel geen pioniersoort en komt vooral voor op plaatsen met een goed ontwikkelde oevervegetatie (bron: www.libellennet.nl). De Watersnuffel is een indicatorsoort van enigszins zuur, stilstaand water. De Bruine glazenmaker is een soort van rijk begroeide wateren, meestal in bosrijke omgeving.
Tabel 2. Waargenomen libellen in Panoven, Vianen in 2013. Soort libel \ Jaar 2013 Juffers Houtpantserjuffer Meerdere Watersnuffel Meerdere Lantaarntje Tientallen Kleine roodoogjuffer Tientallen Echte libellen Paardenbijter Meerdere Bruine glazenmaker Meerdere Bloedrode heidelibel Enkeling Steenrode heidelibel Tientallen Aantal soorten 8 Aantal juffers 4 Aantal libellen 4
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
14
4.2
Dagvlinders De zogenaamde ‘schoenlappers’ doen het goed in Panoven, Vianen. Dit is een groep van dagvlinders die mooi gekleurd zijn en waarvan de rupsen op brandnetel leven. Het betreft Kleine vos, Gehakkelde aurelia, Atalanta en Dagpauwoog. Bont zandoogje is een soort van bosranden en open bossen. De rupsen leven op diverse grassoorten. Door de ontoegankelijkheid van het gebied zal deze soort vermoedelijk meer voorkomen dan is waargenomen. Bijzonder was de waarneming van een Oranje luzernevlinders op 9 augustus. De Oranje luzernevlinder is in Nederland een schaarse trekvlinder in het najaar, maar in 2013 is deze soort in het hele land veelvuldig gezien.
Tabel 3. Waargenomen dagvlinders in Panoven, Vianen in 2013. Soort \ Jaar 2013 Dagvlinders Atalanta Meerdere Dagpauwoog Enkeling Gehakkelde aurelia Meerdere Kleine vos Tientallen Argusvlinder Tientallen Bont zandoogje 1 Groot koolwitje Meerdere Klein koolwitje Tientallen Klein geaderd witje Tientallen Oranje luzernevlinder 1 Aantal soorten 10
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
5
15
Vissen Het voorkomen en de verspreiding van vissen in Panoven wordt via steekproeven onderzocht. Hierbij zijn de locaties die aandoen als meest potentieel met prioriteit onderzocht. In totaal zijn 6 locaties uitvoerig bemonsterd, zie Bijlage 1. In onderzoeksgebied Panoven zijn geen geïsoleerde wateren te vinden. Alle watergangen zijn met elkaar verbonden. De wateren bevatten lokaal kleine hoeveelheden slib, op een ondergrond van klei. De oevers zijn steil en glad en bevatten planten als Liesgras, Kleefkruid, Grote Klit, Dauwbraam, Oeverzegge en lokaal Holpijp, lisdodde en Gele lis. In het water is (lokaal) vegetatie als Waterpest, flap, kroos en Fijn hoornblad aanwezig.
5.1
Resultaten
In totaal zijn acht vissoorten aangetroffen, waarvan slechts enkele talrijk. In Tabel 4 wordt een overzicht van de resultaten gegeven. Bittervoorn staan vermeld op de Rode Lijst als Kwetsbaar. Kleine modderkruiper en Bittervoorn zijn beschermd in het kader van de Habitatrichtlijn II en Flora en Faunawet tabel 2 en 3. De verspreidingskaarten van bovengenoemde soorten zijn te vinden in Bijlage 1. Tabel 4. Aangetroffen vissoorten en indicatie van de aantallen bij de steekproefsgewijze inventarisatie in Panoven in 2013.
Soort
2013
Kleine modderkruiper
10-tallen
Bittervoorn
Enkelen
Ruisvoorn
Enkelen
Driedoornige stekelbaars
100-den
Tiendoornige stekelbaars
10-tallen
Zeelt
Enkelen
Snoek
Enkelen
Baars
100-den Aantal soorten
8
De meeste van de aangetroffen soorten zijn te omschrijven als in Nederland algemeen voorkomend. Het aangetroffen soortenspectrum past bij de aanwezige biotopen.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
16 Kleine modderkruiper
De Kleine modderkruiper is een vissoort met een voorkeur voor een zandige bodem en enige modderlagen in de nabijheid. Daarnaast is een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie in combinatie met een glooiend verloop van de oever zeer gunstig voor deze soort. De Kleine modderkruiper staat in Tabel 2 van de Flora- en faunawet en bijlage II van de Habitatrichtlijn. De Kleine modderkruiper is verspreidt in het gehele gebied van Panoven gevangen. Hiermee kan de soort als algemeen voorkomend worden omschreven. Bittervoorn De optimale biotoop van deze soort bestaat uit sloten met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. De waterbodem mag niet te slikkig zijn. Bittervoorns eten hoofdzakelijk zachte plantendelen en algen, maar ook kleine ongewervelde diertjes als watervlooien en roeipootkreeftjes worden als voedsel gebruikt. De Bittervoorn heeft een hoge mate van specialisatie als het gaat om de voortplanting. Ze leven namelijk in symbiose met zoetwatermosselen zoals Zwanenmossel en Schildersmossel (Unio en Anadonta). De Bittervoorn staat in Tabel 3 van de Flora- en faunawet en staat als Kwetsbaar (KW) op de Rode Lijst Zoetwatervissen. Ook is de soort genoemd in de Habitatrichtlijn, bijlage II. De Bittervoorn is op een enkele locatie in Panoven aangetroffen in kleine aantallen. Het betrof een locatie waar het water helder en diep is en er een gevarieerde watervegetatie aanwezig is. Het vrouwtje van de Bittervoorn legt haar eieren in een zoetwatermossel. Deze zijn dus klaarblijkelijk in het watersysteem aanwezig.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
6
17
Amfibieën Amfibieënwaarnemingen zijn op verschillende momenten in het seizoen verzameld en omvatten zowel roepende dieren, zichtwaarnemingen van eiklompen, adulte dieren als de resultaten van de schepnetinventarisatie. Sommige soorten zijn gebiedsdekkend geteld, terwijl het voorkomen van andere soorten alleen steekproefsgewijs kon worden onderzocht. Om de vergelijkbaarheid te vergroten is van de verzamelde waarnemingen per soort een indeling gemaakt in aantalklassen. Daarmee is een grafische weergave van de gegevens mogelijk, maar is alleen een globale onderlinge vergelijking zinvol. De verspreidingskaarten van de verschillende soorten zijn opgenomen in Bijlage 2.
6.1
Resultaten
Er zijn in het onderzoeksgebied drie soorten amfibieën aangetroffen. het gaat om Gewone pad, Bruine kikker en soorten uit het groene kikker complex. De aangetroffen amfibiesoorten kloppen met de aangetroffen biotopen. Verspreid over het gebied Panoven zijn eiklompen van de vroege soort Bruine kikker aangetroffen. Gezien de beschutte ligging van de sloten te midden van het griend, klopt de vondst van de eiklompen met de verwachtingen omdat o.a. Bruine kikker bosschages gebruikt als landbiotoop. Groene kikkers zijn op enkele plekken in het gebied aangetroffen in de vorm van larven (kikkervisjes). Dit hoewel bij nachtelijke gebiedsbezoeken geen kooractiviteit van de groene kikker complex werd gehoord. Van buiten de gebiedsgrenzen is wel kooractiviteit waargenomen van de Bastaardkikker. De aangetroffen larven van de groene kikker complex zijn niet nader op soort te determineren. Het is aannemelijk is dat de aangetroffen groene kikkerlarven van de soort Bastaardkikker afkomstig zijn.
Groene kikker complex De dieren die in de volksmond ‘groene kikker’ worden genoemd, behoren tot een complex van drie soorten en hun onderlinge kruisingen: Meerkikker, Bastaardkikker (voorheen Middelste groene kikker) en Poelkikker. Adulte dieren kunnen meestal op geluid en uiterlijke kenmerken met zekerheid worden gedetermineerd. Gevangen larven, juveniele dieren en niet voluit roepende dieren kunnen niet op naam worden gebracht en worden dan ook aangeduid als ‘groene-kikker-complex’ of gewoonweg groene kikker. Een geschikt voortplantingsbiotoop voor de groene-kikkersoorten vormen zoete wateren met een goed ontwikkelde oevervegetatie. In het westen van Nederland komen voornamelijk Meerkikker en Bastaardkikker voor.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
18
Tijdens een nachtelijk gebiedsbezoek is grootschalige kooractiviteit van Rugstreeppad waargenomen, ver buiten de grenzen van het onderzoeksgebied, aan de zuid zijde van het Merwedekanaal. Er zijn geen waarnemingen gedaan of aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van de Rugstreeppad in het onderzoeksgebied. In Bijlage 2 zijn de verspreidingskaart van de aangetroffen amfibieën weergegeven.
Een Bastaardkikker behoord tot de groep van groene kikkers. De soort is ontstaan uit een kruising van de kleinere Poelkikker en de grotere Meerkikker. In Panoven zijn in 2013 groene kikkers waargenomen.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
7
19
Broedvogels In 2013 zijn van 26 soorten vogels 69 territoria vastgesteld. In zijn de resultaten van de broedvogelinventarisatie in De Panoven opgenomen. De verspreidingskaarten van de vastgestelde broedvogels in 2013 zijn te vinden in Bijlage 3. Van de 26 in 2013 vastgestelde soorten komen er drie voor op de ‘Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels’ (VAN BEUSEKOM ET AL, 2005). Het betreft de Ransuil (kwetsbaar), Matkop (gevoelig) en de Koekoek (kwetsbaar). Van de soorten Ransuil en Koekoek zal het territorium groter zijn dan het onderzoeksgebied alleen. Buiten het onderzoeksgebied, in het bosperceel tussen het onderzoeksgebied en de weg Panoven, is een territorium van de Nachtegaal (RL: Kwetsbaar) vastgesteld. Dit is tevens de vermoedelijke nestlocatie van de waargenomen Ransuil.
7.1
Soortgroepen
De resultaten van de inventarisatie van 2013 worden hieronder per soortgroep besproken. Er is een indeling gemaakt in de soortgroepen watervogels en bos- en struweelvogels.
Weidevogels De sloten en natte greppels in de bospercelen maken het gebied een geschikt broedgebied voor enkele soorten weidevogels. Ondanks dat er geen weide als biotoop in Panoven aanwezig is, vallen deze vogelsoorten wel in de categorie weidevogels. De Meerkoet is met 5 territoria vertegenwoordigd in 2013 in Panoven. Er is één territorium van de Nijlgans genoteerd voor 2013. De Wilde eend is met het aantal van 5 territoria aanwezig. In het midden van het onderzoeksgebied heeft een paartje Knobbelzwaan gebroed. De Krakeend en de Kuifeend worden tot de secundaire weidevogels gerekend. Voor zowel de Krakeend als de Kuifeend geldt dat deze beide met 1 territorium genoteerd zijn in 2013. Bos- en struweelvogels De aanwezigheid van bos- en struweelvogels in het gebied voor de hand liggend gezien het aanwezige biotoop vooral uit griend bestaat. Het griend is over het algemeen in een stakenfase en er zijn slechts lokaal oudere bomen in het gebied aanwezig. Derhalve zijn de meeste van de aangetroffen soorten te scharen onder de struweelvogels. Soorten die onder deze groep vallen zijn onder andere Winterkoning (5 territoria), Heggenmus(1 territorium),
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
20
Zanglijster(3 territoria), Merel(5 territoria), Fazant (1 territorium) Fitis(7 territoria), Tjiftjaf(7 territoria) en Zwartkop(6 territoria). Tabel 5. Aangetroffen territoria van de broedvogels in Panoven in 2013 Soort \ Weidevogels \ Jaar
2013
Weidevogels Knobbelzwaan
1
Nijlgans
1
Krakeend
1
Wilde eend
5
Kuifeend
1
Fazant
1
Meerkoet
5 Aantal soorten weidevogels
7
Aantal territoria weidevogels
15
Bos- en struweelvogels Houtduif
5
Koekoek*
1
Ransuil*
1
Winterkoning
5
Heggenmus
1
Merel
5
Zanglijster
3
Grasmus
2
Tuinfluiter
2
Zwartkop
6
Tjiftjaf
7
Fitis
7
Matkop*
2
Pimpelmees
1
Koolmees
2
Gaai
1
Ekster
1
Zwarte kraai
1
Vink
1 Aantal soorten bos- en struweelvogels
Aantal territoria bos- en struweelvogels
Van der Goes en Groot
19 54
Totaal aantal soorten
26
Totaal aantal territoria
69
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
21
7.2
Niet-broedvogels
Van een enkele soort voldeden de verzamelde waarnemingen niet aan de criteria voor het vaststellen van een geldig territorium. Het betreft de Havik (waarneming op 24 mei) en Buizerd (waarneming op 6 mei). Tevens is een zingend exemplaar van de Braamsluiper waargenomen op 20 april, voor de datumgrens. Enigszins ongelukkig zijn twee waarnemingen van zingende Roodborst op 20 april, welke niet aan de geldigheidseisen voldoen. Een waarneming van een Goudhaan paar op 5 april was leuk, maar niet voldoende voor een territorium. In Panoven werd regelmatig een Blauwe reiger gezien. Waarschijnlijk zijn deze vogels afkomstig van kolonies in de buurt en gebruiken ze Panoven als foerageergebied.
Een zingende Merel. Van deze soort zijn 5 territoria vastgesteld in Panoven in 2013
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
22
8
Overige waarnemingen Bij de diverse gebiedsbezoeken zijn waarnemingen gedaan van soorten waarnaar geen direct onderzoek uit is gegaan, zie Tabel 6. Ook zijn er regelmatig sporen aangetroffen. Het betreft bijvoorbeeld de zoogdieren Ree (max. van vier stuks op 20 april), diverse Molshopen verspreid door het gebied en waarnemingen van Haas en Konijn aan de randen van Panoven. Met name aan de zuidelijke grens van het gebied, nabij de volkstuintjes, zijn veel konijnen aanwezig. Op diverse plekken zijn aanwijzingen aangetroffen tot het voorkomen van muizensoorten. Over welke muizensoorten het betreft kan geen uitspraak worden gedaan.
Tabel 6. De waargenomen overige soorten en indicatie van de aantallen in Panoven in 2013.
Soort
2013
Ree
Enkelen
Mol
Enkelen
Haas
Enkelen
Konijn
10-tal Aantal soorten
Van der Goes en Groot
4
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
9
23
Conclusies 9.1
Conclusies
9.1.1
Flora en vegetatie
In het gebied zijn bijzondere vegetaties aanwezig, met name het griendbos en plaatselijk in de sloten. Zowel het griend als de watervegetaties zijn gevoelig voor verdroging dan wel verminderde kwelinvloed en daarom is periodieke monitoring wenselijk. Daarnaast is de uitgangssituatie voor natuurontwikkeling gunstig gezien de al in het gebied voorkomende bijzondere soorten. Tenslotte is aanpassing van de maaimethode van de grasstroken gewenst.
De Kale jonker, een distelachtige, is een kenmerkende soort voor het Lissen-ooibos, het type bos waartoe de grienden van Panoven behoren.
9.1.2
Libellen en dagvlinders
Het niet mogelijk conclusies te verbinden aan de verzamelde gegevens omdat sprake is van incidentele waarnemingen.
9.1.3
Vissen
In Panoven zijn acht vissoorten aangetroffen. De meeste van deze soorten zijn als algemeen voorkomend in Nederland te beschrijven en passen in de verwachtingen welke bij het aanwezige biotoop horen. Van de aangetroffen vissoorten zijn er twee zwaarder beschermd, de Kleine modderkruiper en de Bittervoorn.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45
Panoven
24
9.1.4
Amfibieën
Er zijn drie soorten amfibieën aangetroffen in Panoven. Het betreft drie algemene amfibiesoorten welke binnen de verwachtingen passen welke horen bij het aanwezige biotoop.
9.1.5
Broedvogels
In 2013 zijn in Panoven van 26 soorten broedvogels territoria vastgesteld, met een totaalaantal van 69. Door de gehanteerde standaardmethode van de afgelopen vijf inventarisaties zijn deze soorten steeds gekarteerd. Onder deze 26 soorten, waren drie Rode Lijst-soorten (Ransuil, Matkop en Koekoek). Het aanwezige biotoop van binnendijks hakhout heeft een sterke aantrekkingskracht op algemene bos- en struweelvogels. Ook zijn er enkele secundaire weidevogels aangetroffen.
Bos- en struweelvogels
Bos- en struweelvogels zijn in het gebied indicatief te noemen voor de ontwikkeling van de bospercelen. Het hakhout heeft een sterke aantrekking op (algemene) bos- en struweelvogels als Winterkoning, Zanglijster, Merel en Fitis.
Watervogels
Broedvogels van natte omstandigheden zijn talrijk in Panoven. Soorten als Meerkoet en Wilde eend zijn met beide 5 territoria ruim vertegenwoordigd. Er zijn enkele secundaire weidevogels gekarteerd in Panoven in 2013. Het betreft Kuifeend en Krakeend, welke van de afwisseling tussen bosschages en graslanden gebruik maken.
9.1.6
Overige fauna
Omdat sprake is van incidentele waarnemingen is het niet mogelijk conclusies te verbinden aan de verzamelde gegevens. Tijdens diverse inventarisaties zijn waarnemingen gedaan van Mol, Konijn, Ree en Haas.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
2013-45