Inventarisatie flora en fauna Almen Eindrapportage 2009
Ecologisch onderzoek en advies Arnhem, 22 oktober 2009
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Colofon
Titel Subtitel
: Inventarisatie flora en fauna : Almen
Projectnummer Datum
: 90012 : 22 oktober 2009
Veldonderzoek Auteur(s)
: T. Kooij, B. Houben, C. van den Tempel : C. van den Tempel
Goedgekeurd door
: T. Kooij
Opdrachtgever
: Dienst landelijk Gebied
Ekoza Ecologisch onderzoek en advies
Tivolilaan 205 Postbus 2 6800 AA Arnhem T: 026-8454583
[email protected] www.ekoza.nl
Arnhem, 22 oktober 2009
2
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Inhoud 1. Inleiding
5
2. Wettelijk kader 2.1 Flora- en Faunawet 2.2 Natuurbeschermingswet 1998 2.3 Ecologische Hoofdstructuur
6 6 8 9
3. Inventarisatieopzet en gebiedsbeschrijving 3.1 Onderzoeksmethode 3.2 Gebiedsbeschrijving 3.3 Planvoornemen
10 10 12 13
4. Ecologische waarden 4.1 Natura 2000 4.2 EHS 4.3 Soortenbeleidsplannen
14 14 15 16
5. Resultaten 5.1 Literatuuronderzoek 5.2 Veldwerk
17 17 18
6. Conclusie en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.1.1 Natura 2000 6.1.2 Flora en Faunawet 6.2 Vrijstellingen en ontheffingen 6.3 Aanbevelingen
25 25 25 25 27 27
Literatuurlijst
29
Bijlage 1 Soortenlijst
30
Arnhem, 22 oktober 2009
3
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Arnhem, 22 oktober 2009
4
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
1. Inleiding Achtergrond De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft inrichtingplannen voor het gebied rondom Almen (gemeente Lochem). Dit gebied zal heringericht worden en deels een meer natuurlijk karakter krijgen. Het plan is om nieuwe woningbouw ten zuiden van de dorpskern te realiseren. Daarnaast zal de rivier de Berkel een meer natuurlijk karakter krijgen door deze weer te laten meanderen en ecologische aspecten als steilranden en oeverwallen te herstellen. In het kader van de Flora- en faunawet is inzicht noodzakelijk in het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten in het gebied. De vraagstelling spits zich toe op de mogelijke aanwezige beschermde en bedreigde (Rode Lijst) soorten in het plangebied. Hierbij dient gefocust te worden op de natuurontwikkeling en de restauratie en sanering van het aanwezige rood. Probleemstelling De noodzakelijke werkzaamheden voor de herinrichting kunnen invloed hebben op gebieden die beschermd zijn vanwege de natuurwaarden en op beschermde plant- en diersoorten. De bescherming van deze gebieden en soorten is vastgelegd in wet- en regelgeving. De bescherming van gebieden gebeurt op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en streekplannen. Een groot aantal inheemse soorten worden beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Het is gewenst inzicht te verkrijgen in de mogelijke gevolgen op eventueel aanwezige beschermde planten- en diersoorten en in de mogelijke effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving. DLG heeft Ekoza verzocht om de flora en fauna onderzoekswerkzaamheden en de rapportage daarvan uit te voeren. De inventarisatie heeft zich gericht op de volgende soortgroepen: • • • • • • •
Flora Zoogdieren Broedvogels Reptielen Amfibieën Vissen Ongewervelde
Arnhem, 22 oktober 2009
5
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2. Wettelijk kader Natuurwetgeving speelt een belangrijke rol bij het veranderen de bestemming van een terrein. In dit hoofdstuk wordt in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen beschreven. Bij de bescherming van natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet. 2.1
Flora- en Faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet vormt het wettelijke kader voor bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, zoals de Vogelwet, de Jachtwet, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en een deel van de Natuurbeschermingswet (soortbescherming). Tevens is de Flora- en faunawet het nationale wettelijke kader waarin de bepalingen van EU-richtlijnen op het gebied van natuurbescherming (soorten) is omgezet naar nationaal recht. Doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Hiertoe is een groot aantal plant- en diersoorten beschermd. In principe mogen er geen handelingen worden uitgevoerd die schadelijk zijn voor de soort. Van de verbodsbepalingen is onder bepaalde voorwaarden een ontheffing mogelijk. Voor alle soorten geldt er een ‘zorgplicht’: een ieder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet Artikel 8:
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11:
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Daarnaast is artikel 13 eventueel nog van belang in verband met verplaatsen van soorten. Het vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse soorten is verboden.
Arnhem, 22 oktober 2009
6
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet: Artikel 2:
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Algemene Maatregel van Bestuur Om de werking van de Flora- en faunawet minder star te maken is middels een Algemene Maatregel van Bestuur de regelgeving rond de Flora- en faunawet aangepast. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten: 1.
De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt.
2.
De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
3.
De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede plant- en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit). Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is voor aangewezen bedreigde soorten altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen nog ontheffing verkregen worden voor een belang dat is opgenomen in de Habitatrichtlijn. Hierdoor kan geen ontheffing meer aangevraagd worden op basis van ‘werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Voor vogels kan alleen nog ontheffing verkregen worden op grond van een belang dat staat in de Vogelrichtlijn. Dit houd in dat naast belang j, ook geen ontheffing meer aangevraagd kan worden op basis van belang e ‘dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten’ meer aanvragen.
Arnhem, 22 oktober 2009
7
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2.2
Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuuurbeschermingswet kent drie typen gebieden: • Natura-2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn) • Beschermde natuurmonumenten • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn), zoals Wetlands. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorende effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000 gebieden. Zowel projecten en andere handelingen in als buiten een Natura 2000-gebied kunnen vergunningsplichtig zijn; de wet kent namelijk de zogenaamde externe werking. Als een activiteit die buiten een beschermd gebied plaats zal vinden, negatieve gevolgen kan hebben voor dat gebied, moet deze beoordeeld worden. Hierbij moeten ook cumulatieve effecten worden betrokken. Dit kan betekenen dat een plan of handeling op zich geen significant effect veroorzaakt maar in combinatie met andere handelingen of plannen wel. Ook dan is een vergunning noodzakelijk. Het bevoegd gezag voor de verlening van de Natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied ligt. Er zijn een drietal situaties mogelijk: • Zeker geen negatief effect Geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig
Mogelijk negatief effect maar zeker geen significant negatief effect Verslechterings- en verstoringstoets, afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. •
Kans op een significant negatief effect. Passende beoordeling (zwaardere procedure), Afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. Aan deze vergunning (met eventuele voorschriften en beperkingen, bv. compensatie) •
Bij een kans op negatieve effecten is het aan te raden om in een vroeg stadium met het bevoegd gezag te overleggen over de te volgen procedure.
Arnhem, 22 oktober 2009
8
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2.3
Ecologische Hoofdstructuur
Het doel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is om op landelijke schaal een samenhangend netwerk te creëren van gebieden welke veel natuurwaarden bevatten. In het Streekplan Gelderland 2005 dat is vastgesteld op 25 juni 2005 zijn de gebieden van de EHS vastgelegd. In Gelderland is de EHS voor een groot deel nog in aanleg. Er wordt een samenhangend netwerk gecreëerd van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het netwerk bestaat reeds uit het merendeel van de Natura 2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten en andere bestaande natuurgebieden. Daarnaast worden natuurgebieden uitgebreid, nieuwe natuurgebieden ontwikkeld en ecologische verbindingszones aangelegd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging en de uitvoering van bepaalde plannen niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Arnhem, 22 oktober 2009
9
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3. Inventarisatieopzet en gebiedsbeschrijving 3.1 Onderzoeksmethode Iedere dier- en plantengroep behoeft zijn eigen methode van inventarisatie om een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de betekenis van het gebied voor de betreffende soorten of groepen. Er is gebruik gemaakt van bestaande bronnen en eerdere inventarisaties om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. Daarnaast is gericht veldwerk uitgevoerd. Het veldwerk is uitgevoerd in de voorjaar, zomer en najaar van 2009. Methode van waarnemen: Flora: Er hebben twee inventarisatieronden plaats gevonden. De eerste vroeg in het voorjaar om de vroege bloeiers te kunnen vinden (april-mei). De tweede ronde later in het seizoen plaatsvinden om de latere soorten (juni/juli) mee te nemen. Zoogdieren Vleermuizen: De aanwezige kelders in het plangebied zijn in februari onderzocht op de aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Hierbij zijn ook andere mogelijke winterverblijfplaatsen meegenomen (zolders, eventuele boomholten). Met een batdetector is in de zomerperiode zowel in de avonduren als in de ochtenduren gericht naar vleermuizen gezocht. Uitgangspunt voor het batdetectoronderzoek is het protocol zoals is opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus. Met de batdetector is gedurende twee avonden in de periode half mei- juli geluisterd naar mogelijk uitvliegende dieren. In de ochtenduren is ook een inspectie uitgevoerd om terugkerende dieren op te kunnen sporen. In de ochtenduren hebben vleermuizen de neiging om gedurende een half uur (afhankelijk van de soort) te gaan zwermen rondom de invliegopening. Hierdoor zijn kolonieplaatsen tijdens de ochtenduren beter te vinden. Tussen de inventarisaties in de avond is minimaal 10 dagen aangehouden zodat er voldoende spreiding is over het seizoen. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van een detector met time-expension (Petterson D240x). Hiermee kunnen vertraagde opnames worden gemaakt zodat deze geanalyseerd kunnen worden in het programma Batsound. Met name voor de soorten van het geslacht Myotis is dit noodzakelijk om tot een zekere determinatie te komen. In de nazomer ( september/oktober) is met de batdetector gedurende twee avonden gezocht naar paarverblijven van vleermuizen.
Arnhem, 22 oktober 2009
10
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Broedvogels: Voor broedvogels is gekeken naar soorten met een min of meer vaste verblijfplaats. Er is hierbij gekeken naar het voorkomen van beschermde soorten en of Rode Lijst soorten. Hiervoor is 2 maal in het seizoen gekeken naar vogels en geluisterd naar zang. Ook is in de avonduren geluisterd naar roep (met name van uilen). Reptielen: Gedurende het veldwerk voor planten en voor zoogdieren is ook gelet op de aanwezigheid van reptielen. Dit veldwerk is uitgevoerd op dagen dat het weer voor deze soorten gunstig is. Reptielen zijn waargenomen door het gebied in een rustig tempo af te lopen, waarbij alle geschikte plekjes zijn afgezocht. Amfibieën: De inventarisatie van amfibieën bestond uit verschillende methodes. Vanaf vroeg in het seizoen (maart voor de vroege soorten) tot en met mei (late soorten) zijn er avondbezoeken (drie) afgelegd om op basis van de roepende mannetjes dieren aan te tonen. Dit geldt voor kikkers en padden. Overdag zijn de wateren visueel onderzocht waarbij vooral kikkers en padden meestal goed te vinden zijn. In de avond/nacht zijn de wateren met de zaklamp visueel onderzocht voor met name salamanders. Daarnaast is de poel met een schepnet bemonsterd om adulten, maar met name ook de larven, aan te tonen. Kamsalamander is hierbij een lastig te vangen soorten en daarom wordt er tevens met amfibiefuiken gevangen (juli voor larven). Vissen: Alle wateren zijn met het schepnet onderzocht. Tevens zijn in de amfibiefuiken ook vissen gevangen. Ongewervelde: Libellen en vlinders zijn op zicht waargenomen. Hierbij is gebruik gemaakt van een verrekijker die op een halve meter kan scherpstellen. Eventuele lastige soorten zijn gevangen om te determineren.
Arnhem, 22 oktober 2009
11
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3.2
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Almen, gemeente Lochem, te Gelderland. Almen is gelegen op een hoger gelegen dekzandrug. Het plangebied ligt ten zuiden van het dorp Almen, tussen de bebouwing en de Berkel in. Het gebied bestaat voornamelijk uit weilanden. In het gebied bevind zich 1 diepe poel en 1 ondiepe poel. In de ondiepe poel staan voornamelijk wilgen. Dit is waarschijnlijk een oude meander van de Berkel. In het plangebied is staat een boerderij met schuren. De tennisbaan en zwembad ten zuiden van deze boerderij valt buiten het plangebied.
Figuur 1. De diepe poel met op de achtergrond het woonhuis (het witte huis rechts).
Figuur 2. De verschillende elementen in het plangebied.
Arnhem, 22 oktober 2009
12
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3.3
Planvoornemen
In het buitengebied van Almen wordt ingezet op het herstellen en versterken van de identiteit van de rivier de Berkel (zie figuur 3). Vroeger overstroomde de Berkel in het voorjaar regelmatig en zette grote delen van de Achterhoek blank. Om dit beeld (gedeeltelijk) terug te krijgen zal de Berkel weer gaan meanderen. Tevens zullen historische elementen als oude oeverwallen, meanders en steilranden worden hersteld. Hiervoor zullen grote delen van het weiland vergraven gaan worden. De graslanden zullen in de toekomst beheerd worden door middel van extensieve landbouw en zullen met name bestaan uit stroomdalgraslanden en natte schraallanden. Daarnaast is ten zuiden van Almen de bouw van een nieuwe woonwijk beoogd. Deze zal bestaan uit losstaande woningen. Hiervoor zullen de schuren van de boerderij aan de Berkelweg gesloopt worden. Het woonhuis en de schuur die aan het woonhuis vastzit zullen behouden blijven. De bomenrij langs de Berkel zal behouden blijven. Alleen op een enkele plaats zal de onderbegroeiing verwijderd worden om de aanrijroute naar de parkeerplaats van de nieuw te bouwen woning te realiseren.
Figuur 3. Toekomstige situatie (bron DLG).
Arnhem, 22 oktober 2009
13
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
4. Ecologische waarden 4.1
Natura 2000
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Deze vormen samen een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te herstellen en behouden. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en/of habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het dichtsbijzijnde Natura 2000 gebied is het gebied Uiterwaarden IJssel, dat is gelegen op 7,5 km van het plangebied (zie figuur 4). De Uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het rivierengebieden van de IJssel. De Uiterwaarden IJssel is een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor vele vogelsoorten. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland. Vanwege de grote afstand tot dit gebied, worden er geen negatieve effecten verwacht op het Natura 200 gebied Uiterwaarden IJssel.
Figuur 4. Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebieden (donkergroen = uiterwaarden IJssel)
Arnhem, 22 oktober 2009
14
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
4.2 EHS In het Streekplan Gelderland wordt aangegeven hoe men dient om te gaan met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Belangrijke kenmerken en waarden van de EHS zijn: • de verwevenheid • de samenhang en • uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de verschillende gebieden van de EHS. De EHS bestaat in Gelderland uit natuurgebieden, verwevingsgebieden (met onder andere landbouw en recreatie) en ecologische verbindingszones om deze gebieden met elkaar te verbinden. Binnen of nabij de EHS geldt in principe de ‘nee, tenzij’ –benadering. Dit houdt in, dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Het plangebied is deels gelegen in een ecologische verbindingszone van de EHS (zie figuur 5).
Figuur 5. Plangebied binnen de EHS
De herstelmaatregelen aan de Berkel zullen plaatsvinden in een ecologische verbindingszone van de EHS. Hierdoor kan er tijdelijk, tijdens de werkzaamheden, vermindering van de kwaliteit van het gebied optreden. Door de Berkel zijn natuurlijke verloop terug te geven, wordt een meer natuurlijke omgeving gecreëerd. De kwaliteit van de aangegeven verbindingszone zal hierdoor op lange termijn toenemen.
Arnhem, 22 oktober 2009
15
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
De kwaliteit van het leefgebied van beschermde plant en diersoorten zal niet achteruitgaan. Hier wordt in de paragraaf “Soortbescherming” uitgebreid op ingegaan. Er kan worden geconcludeerd dat de kenmerken en kwaliteiten tijdelijk zullen worden aangetast. Tijdens de werkzaamheden zal de samenhang van het gebied en de uitwisselingsmogelijkheden voor dieren en planten tijdelijk niet, of in mindere mate mogelijk zijn. Op de lange termijn is te verwachten dat de natuurwaarden zullen herstellen en een hoger niveau dan het huidige niveau zullen bereiken. 4.3
Soortenbeleidsplannen
Soortenbeleid das Het hele plangebied en de omgeving van Almen is aangewezen als soortenbeleidsgebied voor de das. Eén van de bijzondere diersoorten waaraan de provincie Gelderland in haar natuur- en landschapsbeleid extra aandacht besteedt is de das. Verstedelijking, aanleg van infrastructuur en industrieterreinen, intensivering van de landbouw en verstoring van burchten door recreatie maken de soort kwetsbaar. Versterking van de populatie kan in de eerste plaats door kwaliteitsverbetering van actuele en potentiële leefgebieden. Herstel en aanleg van kruidenrijke percelen, overhoekjes en kleine landschapselementen, zoals bosjes, houtwallen en vochtige weilanden, is hiervoor essentieel. In de tweede plaats moeten verbindingszones worden gerealiseerd tussen leefgebieden. Als derde, en zeker niet het minst belangrijk, moeten verkeersslachtoffers worden voorkomen. Er wordt aangenomen dat er voor het beekherstel niet tot nauwelijks bomen worden gekapt. De agrarische percelen welke aan de beek gelegen zijn zullen niet in kwaliteit verminderen en er zelfs op vooruit gaan. Er wordt daarom aangenomen dat het gebied voor de das niet in kwaliteit achteruit zal gaan. Soortenbeleid amfibieën Omdat amfibieën bedreigd en beschermd zijn, besteedt de provincie Gelderland in haar natuur- en landschapsbeleid extra aandacht aan deze diersoorten. Ook het hele plangebied en de omgeving van Almen is aangewezen als soortenbeleidsgebied voor amfibieën. Het soortenbeleid amfibieën heeft als doel de populaties te herstellen en te verbinden. Dit wordt gedaan door een dooradering van delen van het landelijk gebied te creëren door middel van kleinschalige groene elementen (natuur, bos, landschap) en blauwe elementen (beken, oevers, poelen, wateropvang gebieden). Na de werkzaamheden zal de beek een natuurlijker uiterlijk krijgen, waardoor het habitat van amfibieën gelijk zal blijven of beter zal worden dan in de huidige situatie. Er kan geconcludeerd worden dat er geen negatieve effecten zullen zijn op de soorten waarvoor de soortbeschermingsplannen zijn opgesteld.
Arnhem, 22 oktober 2009
16
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
5. Resultaten 5.1 Literatuuronderzoek Het onderzoeksterrein ligt in de kilometerhok X/Y 217/463. Natuurloket Een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten per kilometerhok geeft het Natuurloket (www.natuurloket.nl). Deze gegevens moeten op de juiste manier geïnterpreteerd worden. Het plangebied omvat slechts een deel van het kilometerhok, de gegevens geven niet meer aan dan de soorten die in de directe omgeving aangetroffen zijn. Over het algemeen geldt dat deze gegevens niet volledig zijn.
Figuur 6. Gegevens van het natuurloket.
Het Natuurloket geeft een beeld van het aantal beschermde soorten per soort groep die aanwezig zijn in het gebied. Het Natuurloket geeft aan dat de meeste soortgroepen niet, slecht, matig of redelijk zijn onderzocht. Alleen voor de vaatplanten, mossen en broedvogels wordt aangegeven dat deze soortgroepen in het betreffende kilometerhok goed zijn onderzocht. Hierbij zijn voor de vaatplanten 3 soorten aangetroffen die onder tabel 1 van de flora en faunawet vallen en 1 soort van de Rode Lijst. Van de broedvogels zijn er 2 soorten aangetroffen die op de Rode Lijst staan. Atlas Groen Gelderland De Atlas Groen Gelderland verstrekt informatie over verschillende soorten en soortgroepen binnen provincie Gelderland. Van enkele soorten (onder andere das, knoflookpad, grutto) wordt specifiek aangegeven of deze in het gebied voorkomt. Van sommige soortgroepen (reptielen, vlinders, vleermuizen) wordt aangeven met hoeveel soorten deze in een gebied voorkomen. Welke soorten dat dan zijn wordt vaak niet aangegeven. Van flora wordt
Arnhem, 22 oktober 2009
17
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
aangegeven of er Rode Lijst soorten aangetroffen zijn. Voor broedvogels wordt voor een beperkt aantal van de Rode Lijst aangegeven of deze aangetroffen zijn. Volgens de Atlas Groen Gelderland zijn er in het gebied geen grutto’s, geen (van de door de provincie geselecteerde) broedvogels van de Rode Lijst, geen reptielen, geen dassen en geen knoflookpadden in het gebied aanwezig. Wel zijn er 3 soorten vleermuizen in het gebied aanwezig. Tevens is er 1 plantensoort aangetroffen welke op de Rode Lijst staat. Flora In het gebied is een vegetatieopname gemaakt bij de poel, deze is op genomen in bijlage1. Hieruit blijkt grond nabij de poel voedselrijk is. Soorten als fioringras, wolfspoot, rietgras en heen, zijn onder andere soorten die dit aangeven. De enige beschermde soort die tijdens deze inventarisatie is aangetroffen is zwanenbloem. Deze soort is opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Amfibieën In de omgeving van het plangebied worden volgens de Atlas reptielen en amfibieën Gelderland verschillende soorten amfibieën in (de omgeving van) het plangebied aangetroffen. Hieronder vallen de algemene soorten als bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Ook de kamsalamander komt voor in de omgeving. De kamsalamander staart op de Rode Lijst en is strikt beschermt. De kamsalamander zou in de poel kunnen voorkomen. Vleermuizen Volgens de Atlas van de Nederlandse vleermuizen komen in het plangebied en de directe omgeving van het plangebied 4 soorten vleermuizen voor. De watervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. 5.2 Veldwerk In dit hoofdstuk zijn kort de belangrijkste bevindingen van de inventarisatie van opgesomd. Flora In het plangebied zijn diverse plantensoorten waargenomen. Het betreft soorten die vrij algemeen voorkomen. Rondom de poel zijn soorten waargenomen als scherpe boterbloem, egelboterbloem, moerasvergeet-mij-nietje en wolfspoot. De zwanenbloem is niet waargenomen tijdens de inventarisaties. In het weiland ten oosten van de boerderij, wat voornamelijk uit engels raaigras bestaat, staan ook algemene soorten als akkerdistel, speerdistel, vogelmuur, akkerviooltje en reukloze kamille.
Arnhem, 22 oktober 2009
18
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 7. Links scherpe boterbloem en moerasvergeet-mij-nietje bij de grote poel. Rechts reukloze kamille en akkerviooltje.
Zoogdieren Vleermuizen Het plangebied is in de winter onderzocht op het voorkomen van overwinterende vleermuizen in de kelder. De kelder bleek hierbij ontoegankelijk te zijn voor vleermuizen. Er zijn dan ook geen (sporen van) overwinterende vleermuizen aangetroffen in de kelder. Tijdens het zomer en paarseizoen is het plangebied 3 maal in de avonduren bezocht en 1 maal is er gedurende een hele nacht gericht naar vleermuizen gezocht. Twee veldbezoeken (avond en hele nacht) hebben tijdens de kraamperiode van vleermuizen plaatsgevonden (mei-juli). Twee avondbezoeken hebben plaatsgevonden in het paarseizoen (augustus-september). Tijdens de avondbezoeken zijn veel gewone dwergvleermuizen en laatvliegers aangetroffen in het plangebied. Tevens zijn er rosse vleermuizen overvliegend boven het plangebied en bij de Berkel waargenomen. Boven de Berkel is eenmaal een langs vliegende watervleermuis aangetroffen. Meervleermuis is een soort die mogelijk boven de Berkel zou kunnen jagen. Om dit verwachtingspatroon te checken is eenmaal langs het Twentekanaal geluisterd. Hier zijn inderdaad meervleermuizen aangetroffen. Ook zijn hier watervleermuis en gewone dwergvleermuis waargenomen. Ondanks dat meervleermuizen dus wel in de omgeving rondvliegen, zijn ze niet boven de Berkel aangetroffen. In het plangebied zijn geen bomen met gaten aangetroffen die mogelijk verblijfplaats zouden kunnen bieden aan boombewonende soorten. Er is daarom bij het zoeken naar kolonies vooral aandacht besteed aan de boerderij. De boerderij biedt wel mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen,onder andere in de spouwmuur. Tijdens de avondbezoeken zijn geen uitvliegende vleermuizen bij de boerderij in het plangebied aangetroffen. Ook zijn er in de ochtenduren geen zwermende vleermuizen waargenomen. Er is dus geen kraamkolonie aanwezig in de boerderij in het plangebied. Wel foerageren er enkele gewone dwergvleermuizen rondom de boerderijen bijbehorende schuren. Tijdens de veldbezoeken werd duidelijk dat vele laatvliegers en gewone dwergvleermuizen van de bomenrij langs de Berkelweg gebruik maken als vliegroute om vanuit de bebouwde Arnhem, 22 oktober 2009
19
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
kom van Almen richting de bomenrij aan de overzijde van de Berkel te trekken. Op de luchtfoto (zie figuur 8) is duidelijk te zien dat er via deze weg zo min mogelijk open terrein over gestoken hoeft te worden. In de bebouwde kom van Almen, buiten het plangebied, zijn tijdens het ochtend bezoek 4 kolonies van gewone dwergvleermuizen aangetroffen en 2 kolonies van laatvliegers. Ook tijdens het paarseizoen zijn er geen uitvliegende dieren waargenomen bij de boerderij in het plangebied. Wel zijn er sociale roepen van gewone dwergvleermuizen waargenomen op verschillende plaatsen. Rondom het woonhuis en de boerderijen zijn foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen in het paarseizoen. Deze brachten echter geen sociale roepen te gehore. In de bomenlaan langs de Berkelweg zijn wel sociale roepen van gewone dwergvleermuizen waargenomen. Ook in de bebouwde kom van Almen zijn sociale roepen van gewone dwergvleermuizen gehoord.
Figuur 8. Vleermuizen in Almen. Kolonies, waarnemingen en vliegroutes van verschillende soorten.
Arnhem, 22 oktober 2009
20
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Steenmarter De zolder van de bebouwing wordt een steenmarter gebruikt als verblijfplaats. Hiervan zijn sporen aangetroffen tijdens het eerste veldbezoek waarbij de zolder is onderzocht. Overige zoogdieren Overige zoogdieren die in het plangebied zijn waargenomen zijn de egel en haas. Tevens zijn er vele braakballen van de kerkuil gepluisd, waar uit naar voren kwam dat vele soorten ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen van het plangebied en directe omgeving gebruik maken. Er is ook een schedel van een bruine rat in een braakbal aangetroffen. Het is waarschijnlijk dat ook kleine marterachtigen, als hermelijn en wezel, in het plangebied aanwezig zijn. Vogels In het plangebied broeden verschillende vogels. Bij het woonhuis in een nestkast broedt een koolmees. In de kleine schuur van de boerderij broedde vorig jaar een steenuil. Hoewel dit jaar exacte nestlocatie niet vast gesteld kon worden, broedde de steenuil ook zeker weer op het terrein van de boerderij. In de eik ten noorden van de boerderij broedt een groene specht. In het weiland broeden verschillende weidevogels, te weten kieviet en wulp. De scholekster is buiten het plangebied waargenomen. Ook is eenmaal net buiten het broedseizoen de graspieper in het weiland aangetroffen. Waarschijnlijk broedt deze in het plangebied. In de grote schuur van de boerderij roest de kerkuil. Deze kerkuil broedt in de kerk van Almen, maar heeft zijn vaste roestplaats in de schuur van de boerderij. Bij de grote en kleine poel is de ijsvogel waargenomen. IJsvogels broeden in steile, vaak afkalvende oevers, wanden van afgravingen of aardkluiten van omgewaaide bomen. Het foerageergebied kan zich uitstrekken tot op enkele kilometers van het nest. Omdat er geen broedmogelijkheden voor de ijsvogel in het plangebied aanwezig zijn, wordt aangenomen dat de soort buiten het plangebied broedt.
Arnhem, 22 oktober 2009
21
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 9. Kerkuil in de schuur in Almen. Links zit de kerkuil in de rode cirkel. Onder de kerkuil liggen vele braakballen.
Figuur 10. Rode Lijst broedvogels in Almen
Arnhem, 22 oktober 2009
22
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Reptielen Tijdens de inventarisaties zijn geen waarnemingen van reptielen gedaan. Reptielen worden niet in het plangebied verwacht. Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing met het bijbehorend verharde terrein en weiland. Hierin voelen reptielen zich niet thuis. Reptielen prefereren zonnige terreinen met voldoende structuurvariatie in de vorm van randen en geleidelijke overgangen van open naar gesloten vegetaties. Amfibieën In het gebied bevinden zich 2 poelen (zie figuur 2). Een ondiepe poel en een diepe poel. De ondiepe poel valt bijna geheel droog in de zomerperiode. Ook is deze poel erg beschaduwd, door de wilgen die er staan. In deze poel is de bruine kikker aangetroffen en eveneens zijn er eieren van deze soort aangetroffen. De andere poel is dieper en vangt meer zonlicht dan de kleine poel. In deze poel zijn de bastaardkikker en de gewone pad aangetroffen. In het voorjaar zijn parende dieren zijn in deze poel aangetroffen. Deze poel bevat veel vis, waarschijnlijk dat er hierom geen salamanders in de poel zijn aangetroffen.
Figuur 11. Links de grote poel. Rechts eieren van bruine kikker in kleine poel.
Vissen In de diepe poel is rietvoorn aangetroffen. Het leefgebied van de rietvoorn bestaat uit traagstromende tot stilstaande wateren met een goed ontwikkelde plantengroei. In 1 nacht zijn ongeveer 15 stuks een fuik ingezwommen. Aangenomen kan dus worden dat de soort in hoge aantallen in de poel bevindt.
Arnhem, 22 oktober 2009
23
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Ongewervelden Het terrein wordt door verschillende soorten vlinders en libellen gebruikt. Het gaat hierbij om algemeen voorkomende soorten. In het plangebied zijn soorten als citroenvlinder, dagpauwoog en klein geaderd witje aangetroffen. Ook van libellen zijn alleen algemeen voorkomende soorten aangetroffen. Soorten als gewone oeverlibel, houtpanserjuffer, azuurwaterjuffer en grote roodoogjuffer zijn bij de diepe poel aangetroffen. Ook zijn er enkele weidebeekjuffers aangetroffen. Een grote populatie weidebeekjuffers is gevestigd aan de noordoever van de Berkel, bij het zwembad. Tevens zijn vele glassnijders aangetroffen bij de diepe poel en de Berkel. Deze soort staat op de Rode Lijst als kwetsbaar.
Figuur 12. Links (parend) klein geaderd witje. Rechts weidebeekjuffer
Arnhem, 22 oktober 2009
24
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
6. Conclusie en aanbevelingen 6.1
Conclusies
6.1.1 Natura 2000 Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied, Uiterwaarden IJssel is gelegen op dermate grote afstand (7,5 km) dat het planvoornemen geen invloed zal hebben op het gebied. 6.1.2 Flora en Faunawet In tabel 1 zijn alle aangetroffen soorten opgenomen die beschermd zijn volgens de Flora en faunawet. Er zijn verschillende soorten waargenomen, welke zijn beschermd volgens tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het betreft verschillende soorten kleine zoogdieren en algemeen voorkomende soorten amfibieën. Hoewel er geen kleine marterachtigen zijn aangetroffen is het aannemelijk dat ook deze (wezel, hermelijn) in het gebied kunnen voorkomen. Voor de tabel 1-soorten, geldt een algehele vrijstelling voor het overtreden van enkele verbodsbepalingen wanneer sprake is van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik of van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd, omdat het planvoornemen valt onder een ruimtelijk ontwikkeling. De steenmarter staat op tabel 2 van de Flora- en Faunawet en is aangetroffen in de schuur die aan de boerderij zit. Het betreft een vaste verblijfplaats. Omdat de schuur en het woonhuis niet gesloopt zullen worden, hoeft er voor de steenmarter geen ontheffing te worden aangevraagd. Indien de schuur wel gesloopt gaat worden, dient er wel ontheffing te worden aangevraagd. Ook zijn er verschillende soorten waargenomen, die zijn opgenomen in tabel 3 van de Floraen faunawet. Het betreft verschillende soorten vleermuizen, te weten gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en watervleermuis. In het gebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Zowel in het kraam- als in het paarseizoen is hier onderzoek naar gedaan. Wel is de bomenlaan langs de Berkelweg een belangrijke vliegroute voor vleermuizen. Laatvliegers en gewone dwergvleermuizen die in de bebouwde kom van Almen hun verblijfplaats hebben, vliegen via de bomenlaan langs de Berkelweg naar de bomenlaan ten zuiden van de Berkel. Voor vleermuizen is deze route het meest optimaal, omdat hierbij de minste open ruimte over gestoken hoeft te worden. Belangrijke vliegroutes van vleermuizen vallen ook onder strikte bescherming van de Flora en faunawet. In het planvoornemen zal de bomenlaan behouden blijven. Slechts op enkele plaatsen wordt een deel van de onderbegroeiing verwijderd. Bij deze uitvoering van het plan en zonder toevoeging van licht in de laan, is er geen ontheffing nodig van de Flora- en faunawet. Indien er veel ondergroei verwijderd zal worden, of er bomen gekapt gaan worden, kan dit de functionaliteit van de vliegroute aantasten en dient er een ontheffing te worden aangevraagd. Ook toevoeging van licht kan de vliegroute aantasten. Veel vleermuizen zijn met name op
Arnhem, 22 oktober 2009
25
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
hun vliegroute gevoelig voor licht. Uit onderzoeken is gebleken dat vleermuizen licht op hun vliegroute vermijden. Daarom dient bij de toevoeging van licht goed gekeken te worden of deze ingreep de dieren zal verstoren. Lage overkapte verlichting zal de functionaliteit van de vliegroute niet aantasten, grote lantarenpalen wel.
Tabel 1. Beschermde soorten aangetroffen in het plangebied.( FFW 1 ,2,3 geven de tabel aan van de Flora- en faunawet, waarin de soort is opgenomen. Rode lijst KW= kwetsbaar, ge= gevoelig) Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Manier van waarnemen
Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
Braakbal
1
Apodemus sylvaticus
Braakbal
1
Sorex araneus
Braakbal
1
Erinaceus europaeus
zicht
1
Bosmuis Bosspitsmuis Egel Gewone dwergvleermuis Haas Huisspitsmuis Laatvlieger Rosse vleermuis
Rode Lijst FFW
Zicht, batdetector Pipistrellus pipistrellus
3
Lepus europaeus
zicht, sporen
1
Crocidura russula
Braakbal
1
Eptesicus serotinus
Zicht, batdetector
3
kw
3
kw
Nyctalus noctula
Zicht, Batdetector
Rosse woelmuis
Myodes glareolus
Braakbal
1
Steenmarter
Martes foina
Sporen
2
Veldmuis
Microtus arvalis
Braakbal
1
Myotis daubentoni
Batdetector
3
Vanellus Vanellus
zicht, geluid
*
Watervleermuis
Vogels Broedvogels Kieviet Graspieper
Anthus pratensis
zicht, geluid
*
ge
Steenuil
Athene noctua
zicht, geluid
*
kw
Wulp
Numenius phaeopus
zicht, geluid
*
Koolmees
Parus major
zicht, geluid
*
Groene specht
Picus viridis
zicht, MM bewoners
*
kw
Tyto alba
zicht
*
kw
Bruine kikker
Rana temporaria
scheppen, zicht
1
Bastaardkikker
Pelophylax kl. Esculentus
scheppen, zicht
1
Gewone pad
Bufo bufo
scheppen, zicht
1
Niet broedvogels Kerkuil Amfibieën
Arnhem, 22 oktober 2009
26
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Op grond van de Flora- en faunawet mogen broedende vogels niet worden verstoord. Normaal gesproken wordt er geen ontheffing verleend van de Flora- en faunawet voor het verstoren van broedende vogels. Verstorende werkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen plaats te vinden. Als dit niet mogelijk is, mag er alleen worden gewerkt als een ter zake kundige vlak voor de uitvoering heeft vastgesteld dat er geen broedende vogels aanwezig zijn. Indien er buiten het broedseizoen gesloopt of gekapt wordt, zullen geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk. Enkele vogelsoorten, welke hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. In het plangebied komen steenuil en kerkuil van deze lijst voor. Voor uilen geldt dat naast de nestplaats ook de roestplaats jaarrond beschermd is. Voor steenuilen geldt dat ook het foerageergebied beschermd is, dit is namelijk essentieel voor de dieren en heeft daarom dezelfde status als een vaste verblijfplaats. Het foerageergebied ligt vaak binnen de 200 meter rond het nestgebied. Voor de kerkuil en steenuil dient ontheffing te worden aangevraagd. 6.2 Vrijstellingen en ontheffingen In het plangebied komen een aantal soorten voor die onder lijst 2 of 3 vallen van de Flora- en faunawet. Indien de aan het woonhuis vastzittende schuur behouden blijft hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd bij de Flora- en faunawet voor de steenmarter. Indien de functionaliteit van de vliegroute gewaarborgd blijft hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd voor de laatvlieger en gewone dwergvleermuis die van deze vliegroute gebruik maken. Voor de steenuil en de kerkuil zullen er vaste verblijfplaatsen verdwijnen. Hier moet een ontheffing voor worden aangevraagd. 6.3
Aanbevelingen
Voor de kerkuil en steenuil is een omgevingscheck nodig. Hieruit zal moeten blijken of er voldoende gelegenheid is om zelfstandig een nieuwe plek te vinden. Voor de steenuil is dit een uitgebreider onderzoek dan voor de kerkuil, omdat het hier een broedplaats betreft. Er moet voor de steenuil dus zowel nieuw broed- als foerageergebied gevonden en/of gecreëerd worden. Het onderzoek voor de steenuil zal uitwijzen of er leefgebied in de omgeving aanwezig is. Dit is afhankelijk van de aanwezigheid van geschikt foerageergebied en de beschikbaarheid hiervan. Het is aan te raden de lokale steenuilwerkgroep hier bij te betrekken. Zij kunnen informatie verstrekken over de aanwezigheid van steenuilen in de omgeving. Dit geeft aan welk geschikt foerageergebied al in beslag is genomen en waar nog geschikte vrije plekken zijn. Indien geschikt leefgebied gecreëerd gaat worden zijn voldoende voedsel, goede bereikbaarheid van prooien en geschikte nestholtes van belang. Deze aspecten komen vaak vanzelf samen in kleinschalig landschap. Landschap met rommelhoekjes of hogere vegetatie biedt leefgebied aan prooidieren, net als watertjes en mest van vee. Lager gras dient als
Arnhem, 22 oktober 2009
27
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
jachthabitat voor de steenuil. Dit kan door begrazing of maaien gecreëerd worden. Hier kan hij lopend jagen. Ook zijn zitposten van belang om op de rusten eten en prooidieren te zoeken. Zitposten kunnen paaltjes langs het weiland zijn, een solitaire boom of de bomen van een boomgaard. Zitposten mogen niet langs de kant van de weg geplaatst worden, om verkeerslachtoffers te voorkomen. Nestholtes kunnen beschikbaar gemaakt worden door het plaatsen van nestkasten of in natuurlijke holtes in bomen te stimuleren (knotten, holen uitkrabben). Voor de kerkuil dient een onderzoek te worden ingesteld naar de aanwezigheid van alternatieve roestplaatsen. Indien deze niet aanwezig zijn zullen er alternatieve plaatsen (bijvoorbeeld in de vorm van nestkasten) moeten worden aangeboden. Indien men wil proberen de kamsalamander terug te krijgen in het gebied is het van belang dat de visstand in (een deel van) de geïsoleerde meanders of poel laag te houden. Hierdoor krijgen de jongen kans te overleven. Ook is van belang dat de wateren een ondiepe zone bevatten, waar de eieren zich goed kunnen ontwikkelen. Tevens is de aanwezigheid van landhabitat in de directe omgeving van belang. Dit kan bestaan uit houtwallen, takkenhopen, of ander plaatsen waar de kamsalamander zich kan opwarmen of verschuilen. Het beheer van de meander voor de kamsalamander (en andere amfibieën) bestaat uit het gefaseerd maaien en gefaseerd baggeren van de meander of poel. Het is goed om in de nieuwbouwplannen rekening te houden met het voorkomen van vleermuizen. Almen blijkt een goede omgeving te zijn voor vleermuizen, aangezien er al meerder verblijfplaatsen in Almen zijn aangetroffen. Indien de spouwmuren van de nieuwe bebouwing toegankelijk worden voor vleermuizen, kunnen ze in de nieuwe bebouwing nieuwe verblijfplaatsen vinden. Vleermuizen leven in kolonies. Een kolonie maakt gebruik van meerdere verblijfplaatsen. Een toevoeging van verblijfplaatsen (keuzemogelijkheden) is daarom positief voor de instandhouding kolonie.
Arnhem, 22 oktober 2009
28
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Literatuurlijst • ANWB, Topografische dienst, 2004. Topografische Atlas Gelderland. • Beersma, P., Beersma, W. en A. van den Burg, 2007. Steenuilen. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Bergmans, W. & A. Zuiderwijk, 1986. Atlas van Nederlandse amfibieën en reptielen en hun bedreiging. Vijfde herpetogeografische verslag. KNNV Uitgeverij, Utrecht • Broekhuizen, S., Hoekstra, B., V. van Laar, C. Smeenk, & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. • Broekmeyer, M.E.A., F.G.W.A. Ottburg en F.H. Kistenkas, 2003. Flora- en faunawet, Toepassing van artikel 75 in de praktijk. Alterra, Wageningen. • Diepenbeek, A. van 1999 Veldgids diersporen. KNNV Uitgeverij, Utrecht • Dijkstra, K.D.B. 2008. Libellen van Europa, Veldgids met alle libellen tussen Noordpool en Sahara. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Dijkstra, V. 1999. Vleermuizen in Gelderland. Provincie Gelderland • Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2004. Europese Natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij Utrecht. • Kapteyn, K. 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co, Haarlem. • Kuijpers, D.P.J. et al. 2008. Experimental evidence of light disturbance along the commuting routes of pond bats (Myotis dasycneme). Lutra 51 (1): 37-49 • Lange, R. et al. 1994 Zoogdieren van West-Europa; KNNV Uitgeverij, Utrecht • Limpens, H. K. Mostert en W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen; KNNV Uitgeverij • Mebs, T. & Scherzinger, W. 2004. Uilen van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Meijden, R. van der, 2005. Heukels Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff. • Mullarney, K., Svensson, L., Zetterstrom, D. & P.J. Grant 2005. ANWB Vogelgids van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Spitzen-van der Sluijs, A.M., et al. 2007. Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland. 1985 – 2005. Stichting RAVON, Nijmegen. • Vlinderstichting. 2006. De nieuwe Rode Lijst dagvlinders • Vogelbescherming Nederland 2004. Rode Lijst Nederlandse broedvogels. • Wasscher, M. 1999. Bedreigde en kwetsbare libellen in Nederland (Odonata). • Wynhoff, W., Swaay, C. van & Made, J. van der, 2001. Veldgids dagvlinders. KNNV Uitgerij, Utrecht • www.gelderland.nl • www.minlnv.nl • www.natuurloket.nl
Arnhem, 22 oktober 2009
29
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Bijlage 1 Soortenlijst FFW 1 ,2,3 geven de tabel aan van de Flora- en faunawet, waarin de soort is opgenomen. Rode lijst KW= kwetsbaar, ge= gevoelig Manier van Rode Nederlandse naam Wetenschappelijke naam waarnemen FFW Lijst Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
Braakbal
Bosmuis
Apodemus sylvaticus
Braakbal
Bosspitsmuis
Sorex araneus
Braakbal
Bruine rat
Rattus norvegicus
Braakbal
Egel
Erinaceus europaeus
zicht
1
Gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
Zicht, batdetector
3
Haas
Lepus europaeus
zicht, sporen
1
Huisspitsmuis
Crocidura russula
Braakbal
1
Eptesicus serotinus
Zicht, batdetector
3
kw
Nyctalus noctula
Zicht, Batdetector
3
kw
Myodes glareolus
Braakbal
1
Martes foina
Sporen
2
Microtus arvalis
Braakbal
1
Myotis daubentoni
Batdetector
3
Graspieper
Anthus pratensis
zicht, geluid
*
Groene specht
Picus viridis
zicht, MM bewoners
Kieviet
Vanellus Vanellus
zicht, geluid
*
Koolmees
Parus major
zicht, geluid
*
Steenuil
Athene noctua
zicht, geluid
*
Wulp
Numenius phaeopus
zicht, geluid
*
Appelvink
Coccothraustes coccothraustes
MM bewoners
Goudvink
Pyrrhula pyrrhula
MM bewoners
IJsvogel
Alcedo atthis
Zicht, MM bewoners
Kerkuil
Tyto alba
zicht
Ooievaar
Ciconia ciconia
zicht, geluid
Scholekster
Haematopus ostralegus
zicht, geluid
Bastaardkikker
Pelophylax kl. Esculentus
scheppen, zicht
1
Bruine kikker
Rana temporaria
scheppen, zicht
1
Gewone pad
Bufo bufo
scheppen, zicht
1
Laatvlieger Rosse vleermuis Rosse woelmuis Steenmarter Veldmuis Watervleermuis
1 1
Vogels Broedvogels ge kw
kw
Niet broedvogels
kw
Amfibieën
Arnhem, 22 oktober 2009
30
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies Vissen Rietvoorn
Scardinius erythrophthalmus
fuiken
Bont zandoogje Citroenvlinder
Pararge aegeria
zicht
Gonepteryx rhamni
zicht
Dagpauwoog
Inachis io
zicht
Distelvlinder
Vanessa cardui
zicht
Gehakkelde aurelia
Polygonia c-album
zicht
Klein geaderd witje
Pieris napi
zicht
Klein koolwitje
Pieris rapae
zicht
Azuurwaterjuffer
Coenagrion puella
zicht
Blauwe breedscheenjuffer
Platycnemis pennipes
zicht
Bruine glazenmaker
Aeshna grandis
zicht
Bruinrode heidelibel
Sympetrum striolatum
zicht
Gewone oeverlibel
Orthetrum cancellatum
zicht
Glassnijder
Brachytron pratense
zicht
Grote roodoogjuffer
Erythromma najas
zicht
Houtpansterjuffer
Lestes viridis
zicht
Lantaartje
Ischnura elegans
zicht
Weidebeekjuffer
Calopteryx splendens
zicht
Planten (vegetatieopname poel) Fioringras
Agrostis stolonifera
literatuur
Geknikte vossenstaart
Alopecurus geniculatus
literatuur
Gewone waterbies
Eleocharis palustris
literatuur
Heen
Bolboschoenus maritimus
literatuur
Kweek
Elytrigia repens
literatuur
Mannagras
Glyceria fluitans
literatuur
Moerasvergeet-mij-nietje
Myosotis scorpioides
literatuur
Pinksterbloem
Cardamine pratensis
literatuur
Rietgras
Phalaris arundinacea
literatuur
Rietzwenkgras
Festuca arundinacea
literatuur
Ruige zegge
Carex hirta
literatuur
Ruw beemdgras
Poa trivialis
literatuur
Wolfspoot
Lycopus europaeus
literatuur
Zachte duizendknoop
Persicaria mitis
literatuur
Zwanenbloem
Butomus umbellatus
literatuur
Vlinders
Libellen
Arnhem, 22 oktober 2009
kw
1
31
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Arnhem, 22 oktober 2009
32