Quicksan flora en fauna Lommerrijk 23, Lelystad
Inhoud 1
Inleiding .............................................................................................................................................. 4
2
Ligging en ontwikkelingen .................................................................................................................. 5
3
2.1
Ligging ........................................................................................................................................ 5
2.2
Voorgenomen ontwikkelingen ................................................................................................... 6
Natuurwetgeving................................................................................................................................ 8 3.1
Flora- en faunawet ..................................................................................................................... 8
3.2
Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) ........................................................................... 8
3.3
Ecologische Hoofdstructuur ....................................................................................................... 9
4
Onderzoeksmethodiek ..................................................................................................................... 10
5
Resultaat .......................................................................................................................................... 11
6
5.1.
Beschrijving plangebied ........................................................................................................... 11
5.2.
Flora- en faunawet ................................................................................................................... 13
5.3
Natuurbeschermingswet 1998 ................................................................................................. 16
5.4
Ecologische Hoofdstructuur ..................................................................................................... 16
Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................... 17
Geraadpleegde bronnen .......................................................................................................................... 19
2
Titel:
Quickscan flora en fauna. Lommerrijk 23, Lelystad
Opdrachtgever: De Eeckenborgh Auteur: Veldwerk: Controle: Datum:
Eric Verkaik Eric Verkaik Elmar Prins juni 2015
Contactgegevens Buiting Advies Bezoekadres: Wilhelminaweg 64 – 6950 AB Dieren Postadres: postbus 98 – 6950 AB Dieren Telefoon: 0313 - 619042 www.buitingadvies.nl 3
1
Inleiding Medio juni 2015 heeft Buiting Advies in opdracht van de heer Bouwens, van De Eeckenborgh BV een Quickscan flora- en fauna uitgevoerd in Lelystad. In de Noordzoom, bij Lommerrijk 23, zal in de toekomst een villa met waterpartijen worden aangelegd. Doel van de quickscan was om vast te stellen of de voorgenomen ontwikkelingen en daarbij behorende werkzaamheden tot overtreding van de Flora- en faunawet zouden kunnen leiden.
Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijven wij de locatie en de voorgenomen ontwikkelingen. Vervolgens volgt in hoofdstuk 3 een samenvatting van de achterliggende natuurwetgeving. In hoofdstuk 4 beschrijven we de onderzoeksmethode en in hoofdstuk 5 volgen de resultaten. Het rapport sluit af met een conclusie.
4
2
Ligging en ontwikkelingen
2.1
Ligging Lommerrijk 23 ligt aan de noordwestzijde van Lelystad (afbeelding 1), in de gemeente Lelystad en de provincie Flevoland.
Afbeelding 1. De globale ligging van de onderzochte locatie, aangegeven met wit, op een luchtfoto ondergrond (Google earth).
5
De directe omgeving van het plangebied bestaat uit een woonwijk aan de noordzijde, bosjes en een ruim aangelegde villawijk met open water en vrijstaande huizen aan de oost- en westkant (afbeelding 2). Deze villawijk is deels nog in aanleg.
Afbeelding 2. De directe omgeving van het plangebied. Het plangebied is aangegeven met een wit kader.
2.2 Voorgenomen ontwikkelingen Op de locatie wordt een buitenplaats aangelegd. Aan de zuid- en westkant wordt in het komende jaar een deel van de bodem ontgrond voor de aanleg van waterpartijen. De aanwezige wallen op de planlocatie worden daarbij gespaard. Op afbeelding 3 is de toekomstige situatie aangegeven.
6
Afbeelding 3. Toekomstige situatie Lommerrijk 23. Afbeelding afkomstig van De Eeckenborg.
7
3
Natuurwetgeving
3.1
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt de Nederlandse inheemse flora en fauna. Naast een algehele zorgplicht die de wet kent voor alle in het wild voorkomende soorten is een beperkt aantal plantensoorten en diersoorten extra beschermd. Voor deze soorten zijn de onderstaande, in dit kader relevante, verbodsbepalingen ingesteld:
Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
De extra beschermde soorten zijn binnen de Flora- en faunawet opgedeeld in vier zwaartecategorieën te weten: -
algemene soorten (tabel 1); overige soorten (tabel 2); soorten van bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB (tabel 3); Vogels.
In het geval van projecten die zijn te karakteriseren als ruimtelijke ontwikkeling en/of inrichting, zoals in onderhavig project het geval is, geldt een vrijstelling voor algemene soorten (tabel 1). Om deze reden heeft het onderzoek zich in het bijzonder gericht op soorten van tabel 2 en 3 en vogels waarvan de nestplaats jaarrond is beschermd. Voor alle dier- en plantensoorten geldt immer de zorgplicht.
3.2
Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) De Natuurbeschermingswet is een Nederlandse wet waarin de natuurbescherming van een aantal specifiek daarvoor aangewezen gebieden is geregeld. In deze wet zijn internationale verplichtingen verwerkt. Belangrijk onderdeel van de wet is de aanwijzing en bescherming van Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een Europees netwerk van gebieden die de deelnemende lidstaten hebben aangewezen als speciale beschermingszone op basis van het voorkomen van habitats en soorten die extra bescherming nodig hebben. De Nederlandse overheid heeft zich verplicht om voor de aangewezen gebieden specifieke instandhoudingdoelen op te stellen m.b.t. de habitats 8
en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Ontwikkelingen die een significant negatieve invloed op deze instandhoudingsdoelen kunnen hebben, zijn in principe niet mogelijk. Daarbij geldt dat ook ontwikkelingen die buiten Natura 2000-gebied zelf plaatsvinden geen negatieve invloed op de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied mogen hebben (via externe werking). Naast gebiedsbescherming kent Natura 2000 ook een strikt soortenbeschermingsbeleid. Een aantal daarvoor aangewezen dier- en plantensoorten (Habitatrichtlijn Bijlage IV) en alle vogels zijn strikt beschermd in heel Europa. De bescherming van deze soorten is in Nederland overgenomen in de Flora- en faunawet.
3.3
Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende landschap verbinden. Tegenwoordig worden voor dit netwerk ook de termen Natuurnetwerk Nederland of Nationaal Natuurnetwerk gebruikt. De algemene grenzen van de EHS zijn in 1995 globaal aangegeven door de rijksoverheid, in het Structuurschema Groene Ruimte, en zijn nader begrensd weergegeven in de Nota Ruimte uit 2004. Vanaf 2014 is de provincie verantwoordelijk voor de begrenzing, realisering en het behoud van de EHS. Het beleid van de provincie Flevoland ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur is weergegeven in het Omgevingsplan van de provincie. Voor ontwikkelingen binnen de Ecologische hoofdstructuur geldt het “nee, tenzij-principe”. Ontwikkelingen die een significant negatieve invloed hebben op wezenlijke kenmerken en waarden aan tasten zijn in beginsel niet toe gestaan. Wel bestaat er in dat geval nog een mogelijkheid om de ontwikkelingen toch te realiseren door gebruikmaking van de instrumenten “herbegrenzing EHS” (bij relatief kleine ruimtelijke ontwikkelingen) of “Saldobenadering EHS” (bij grote integrale gebiedsontwikkelingen).
9
4
Onderzoeksmethodiek De onderzoeksmethode die bij de uitvoering van de quickscan is gevolgd, bestaat uit drie onderdelen en omvat een theoretische en een praktische verkenning van het onderzoeksgebied, gevolgd door analyse en conclusietrekking. Bureaustudie Tijdens de bureaustudie is in bestaande literatuur en andere beschikbare bronnen onderzocht wat er bekend is over de aanwezigheid van via de Flora- en faunawet beschermde soorten binnen het plangebied en in de omgeving daarvan. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de meest recente verspreidingsatlassen en internetbronnen met verspreidingsinformatie over soorten. Bij de bureaustudie is verder de ligging van het plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur en Natura-2000 gebieden bepaald. Veldbezoek Op 17 juni 2015 is het plangebied bezocht. Doel van dit bezoek was een beeld krijgen van het plangebied, zodat bepaald kan worden voor welke beschermde soorten het gebied mogelijk geschikt leefgebied vormt. Bij het bezoek is het plangebied lopend doorkruist, waarbij goed is gelet op de aanwezigheid van beschermde soorten of sporen daarvan. Analyse en conclusie Door het combineren van de resultaten van de bureaustudie en het veldbezoek, is ingeschat of en welke beschermde soorten voor kunnen komen en of de voorgenomen werkzaamheden zouden kunnen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Daarbij is zowel rekening gehouden met de gevolgen van een veranderende leefomgeving als met verstoringseffecten die worden veroorzaakt tijdens de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden.
10
5
Resultaat
5.1.
Beschrijving plangebied Het centrale deel van het plangebied is vlak en begroeid met een lage vegetatie gedomineerd door grassen (afbeelding 4). Ook de westzijde van het plangebied is vlak en begroeid met gras (afbeelding 5). Om het centrale, ronde vlakke deel liggen drie aarden wallen (afbeeldingen 3 en 6). Deze wallen zijn veelal begroeid met een lage vegetatie, gedomineerd door grassen. Op één plek is een klein struweel aanwezig (afbeelding 7). Ook op enkele andere plekken nabij de randen van het plangebied is enig struweel aanwezig, met struiken en lage bomen. De noord- en oostkant van het plangebied bestaat uit open water. Hier is een geleidelijke overgang aanwezig van hoog naar laag, deels begroeid met riet (afbeeldingen 8 en 9).
Afbeelding 4. Centrale, vlakke deel van het plangebied, met op de achtergrond de verhoging van een wal.
Afbeelding 5. Vlakke deel aan westzijde plangebied, met op de achtergrond een wal.
11
Afbeelding 6. Aarden wal met op de achtergrond struweel.
Afbeelding 7. Struweel op wal, nabij de inrit tot het plangebied.
12
Afbeelding 8. Geleidelijke overgang van land naar open water, aan de noordoostzijde van het plangebied.
Afbeelding 9. Open water begrensd door riet en opslag van wilg.
5.2.
Flora- en faunawet Onderstaand wordt per diergroep en voor de planten aangegeven welke beschermde of bedreigde/zeldzame soorten in het plangebied voor (kunnen) komen. De resultaten zijn gebaseerd op de combinatie van bronnenonderzoek en het veldbezoek. Flora De vlakke delen en de wallen zijn voor het merendeel begroeid met een lage vegetatie gedomineerd door grassen. Soorten die hierin algemeen aanwezig zijn, zijn onder andere smalle weegbree, klein hoefblad, paardenbloem, madelief en veldzuring. Op de overgangen naar lagere delen is het aandeel riet in deze vegetatie groot. Op enkele plekken is struweel aanwezig, waarin onder meer meidoorn, hazelaar, lijsterbes en wilg algemeen voorkomen.. In het struweel zijn verder bomen geplant, waaronder zomereik en kers. De bodem wordt bedekt door kruiden en grassen. Onder meer akkerdistel en kleefkruid zijn algemeen aanwezig en plaatselijk groeit in het struweel veel riet 13
Op één locatie werd een beschermde (Flora- en faunawet tabel 2) rietorchis gevonden, op de overgang van hoog naar laag aan de voet van één van de wallen, nabij de oprit tot het plangebied (afbeeldingen 10 en 11). Uit de bureaustudie bleek al dat deze soort in deze omgeving niet zeldzaam is. Op andere plekken in het plangebied werd deze soort niet aangetroffen, ondanks dat het gebied vrij minutieus werd doorkruist. Toch is het niet helemaal uitgesloten dat ook op andere plekken binnen het plangebied deze soort aanwezig is. De vegetatie is recent gemaaid, waarbij het gras en riet niet is afgevoerd. Dit maakt het lastig eventueel aanwezige rozetten van deze soort te vinden. Met name de overgangen van hoog naar laag en dus van droog naar nat lijken geschikt voor rietorchissen. Het centrale vlakke deel van het gebied, waar de begroeiing eentoniger is, is veel minder geschikt en ook de hogere delen van de wallen zijn voor deze soort weinig geschikt. Andere beschermde plantensoorten werden bij het bezoek niet aangetroffen.
Afbeelding 10. Rietorchis, met aan de rechterzijde een beeld van de vegetatie waartussen de plant groeit.
14
Afbeelding 11. Locatie vindplaats rietorchis.
Vleermuizen De omgeving is geschikt foerageergebied voor vleermuizen. Verblijfplaatsen voor vleermuizen, in de vorm van bomen met holten of gebouwen zijn niet aanwezig. Ook in de toekomst blijft het gebied geschikt als foerageergebied. De toekomstige aanleg van meer open water kan zelfs gunstig zijn omdat diverse soorten vaak nabij beschut open water voedsel zoeken. Negatieve effecten op vleermuissoorten als gevolg van de ontwikkelingen dan ook niet te verwachten. Er worden geen verblijfplaatsen of essentieel foerageergebied of vliegroutes aangetast of verstoord. Grondgebonden zoogdieren In deze omgeving zijn in het verleden beversporen gevonden. Bij ons veldbezoek werden geen sporen van bevers, zoals afgeknaagde wilgentakken of modderige ‘glijbaantjes’, gevonden in het plangebied. Doordat de vegetatie veelal erg laag is, vormt de locatie voor bevers ook geen optimaal leefgebied. Binnen het plangebied komt niet veel wilg voor. Andere zwaarder beschermde (tabel 2 of 3) zoogdieren worden in deze omgeving niet waargenomen. Vogels Bij het veldbezoek werden koolmees, fitis, meerkoet en kleine karekiet waargenomen. Voor de fitis en koolmees vormen de kleine stukjes met struweel geschikt broedbiotoop en voor de meerkoet en kleine karekiet vormen de met riet begroeide oevers geschikt broedbiotoop. Ook andere soorten zouden in deze vegetaties kunnen broeden. De delen van het plangebied die zijn begroeid met een lage vegetatie zijn als broedgebied voor vogels momenteel weinig geschikt. Vogelsoorten met een jaarrond beschermde nestplaats werden in het plangebied niet waargenomen. In het plangebied zijn geen grote bomen aanwezig en voor soorten met een jaarrond beschermde verblijfplaats is momenteel geen geschikt broedbiotoop aanwezig. Reptielen en Amfibieën Bij het veldbezoek werden zwaarder beschermde soorten (tabel 2 of 3) amfibieën en reptielen niet waargenomen. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de omgeving van de planlocatie geen zwaarder beschermde soorten reptielen of amfibieën worden waargenomen. Wel zijn rugstreeppad en ringslang in het zuidelijk deel van Lelystad gevonden, maar niet in de omgeving van de planlocatie (noordelijk deel Lelystad). 15
Vissen Kleine modderkruiper en bittervoorn komen in de nabijheid voor (Struijk et al. 2010). Het open water aan de noord- en oostzijde staat in verbinding met open water in de omgeving en lijkt geschikt voor beide soorten. Het is niet uit te sluiten dat beschermde vissoorten, zoals kleine modderkruiper of bittervoorn in het open water aanwezig zijn. Dagvlinders Aanwezigheid van beschermde dagvlinders is zo goed als uitgesloten, op basis van het aanwezige biotoop en het verspreidingsbeeld van de beschermde vlindersoorten. Libellen Er is open water in het plangebied aanwezig dat als voortplantingswater voor libellen kan functioneren. Maar op basis van het aanwezige biotoop en het verspreidingsbeeld van beschermde soorten libellen is het zo goed als uitgesloten dat beschermde soorten zich hier zullen voortplanten. Overige soorten Aanwezigheid van beschermde soorten uit andere soortgroepen dan hierboven genoemd is uit te sluiten. 5.3
Natuurbeschermingswet 1998 Natura 2000-gebied IJsselmeer ligt op ongeveer 1,1 kilometer van het plangebied en Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer ligt op circa 0,9 kilometer. Tussen de planlocatie en de beide gebieden ligt bebouwd gebied. De werkzaamheden die plaats zullen vinden op de planlocatie zijn beperkt in omvang en een dergelijke ingreep zal geen negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000-gebieden
5.4
Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur en grenst er ook niet aan. Het dichtst bij gelegen gebied dat tot de EHS behoort is het Zuigerplasbos dat op circa 350 van de planlocatie is gelegen. Negatieve effecten op de EHS zijn dan ook uitgesloten.
16
6
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Op de planlocatie wordt in de toekomst een villa gebouwd en wordt een deel van de bodem, aan de zuid- en westkant, vergraven voor de aanleg van waterpartijen. Uit deze Quickscan flora en fauna blijkt dat de planlocatie voor enkele onder de Flora- en faunawet zwaarder beschermde soorten leefgebied vormt:
Op de planlocatie werd een rietorchis (Ff-wet, tabel2) gevonden, aan de voet van een aarden wal bij een struweel (afbeeldingen 10 en 11). Deze soort is beschermd onder de Flora- en faunawet, wat onder meer inhoudt dat de plant niet mag worden beschadigd.
In het plangebied is geschikt broedbiotoop aanwezig voor vogels die broeden in rietoevers en struweel. Vogels, hun nesten en hun eieren zijn beschermd onder de Flora- en faunawet en broedende vogels mogen niet worden verstoord. Vogels met nesten die jaarrond zijn beschermd zijn niet aanwezig.
Het open water vormt mogelijk leefgebied van de beschermde vissoorten bittervoorn (Ff-wet tabel 3) en kleine modderkruiper (Ff-wet tabel 2). Er dient voorkomen te worden dat deze soorten tijdens werkzaamheden aan oevers of watergangen worden verwond of gedood en de eventuele vaste verblijfplaats wordt aangetast.
Voor overige onder de Flora- en faunawet vormt het plangebied momenteel geen leefgebied en zijn van de ontwikkelingen geen negatieve effecten te verwachten. Uit de uitgevoerde studie blijkt verder dat van de toekomstige ontwikkelingen op de planlocatie negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en op de Ecologische Hoofdstructuur zijn uitgesloten. Aanbevelingen 1. Binnen het plangebied is één rietorchis gevonden. Het is niet helemaal uitgesloten dat ook op andere plekken binnen het plangebied deze soort aanwezig is. De vegetatie is recent gemaaid, waarbij het gras en riet niet is afgevoerd. Dit maakt het lastig eventueel aanwezige rozetten van deze soort te vinden. Wij adviseren u de aanwezigheid van deze soort nog eenmaal nader te onderzoeken. Daarbij kan het best eerst het maaisel worden verwijderd, van de plaatsen waar de soort voor zou kunnen komen, om het onderzoek te vergemakkelijken. 2. Er dient zodanig te worden gewerkt dat de aanwezige beschermde soorten niet worden verstoord en beschadigd. Dit kan bijvoorbeeld door de werkzaamheden uit te voeren conform een goed gekeurde gedragscode. Een passende gedragscode die gebruikt kan worden is de gedragscode Flora en Fauna van de Bouw- en Ontwikkelsector. Werken conform deze gedragscode houdt onder meer in dat er een ecologisch werkprotocol wordt opgesteld, waarin staat aangegeven hoe wordt gewerkt om verstoring van de aangetroffen beschermde soorten te voorkomen. Conform deze gedragscode dienen onder meer de volgende punten in dit ecologisch protocol te worden opgenomen:
Om verstoring van beschermde plantensoorten te voorkomen wordt de bekende groeiplaats van de rietorchis, evenals eventuele vindplaatsen die bij nader onderzoek worden aangetroffen, bij de werkzaamheden ontzien. Mocht het niet mogelijk zijn de plant op de huidige locatie te sparen, dan wordt deze op zorgvuldige wijze, buiten de 17
bloeitijd van de soort, binnen het plangebied verplaatst naar een andere voor deze soort geschikte groeiplaats.
Om verstoring van broedende vogels te voorkomen wordt buiten het broedseizoen van vogels gewerkt. Globaal wordt als broedperiode 15 maart tot 15 juni aangehouden, maar ook broedende vogels buiten deze periode zijn beschermd. Bij werkzaamheden tussen 15 juni en 15 augustus wordt altijd eerst onderzocht of nog broedende vogels aanwezig zijn, voordat de werkzaamheden door kunnen gaan.
Bij de aanleg van de waterpartijen zal het nodig zijn op enkele plekken te graven in de oevers van bestaande watergangen. Om verstoring van mogelijk aanwezige beschermde vissoorten te voorkomen wanneer wordt gegraven in de oevers, vinden deze werkzaamheden bij voorkeur plaats buiten de voortplantings- en overwinteringsperiode van vissen. Dus bij voorkeur van half juli tot en met oktober.
18
Geraadpleegde bronnen Literatuur Creemers, R. C. M. van Delft, J. C. W. 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Stichting Ravon. 476pp. Struijk, R. Kranenbarg, J. de Bruin, A. 2010. Verspreidingsonderzoek vissen 2009. Stichting RAVON, Nijmegen. Internetbronnen www.compediumvoordeleefomgeving.nl www.flevoland.nl www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/ www.telmee.nl www.waarneming.nl
19
20