Actualisatie Flora- en fauna-inventarisatie Palmerswaard
In opdracht van provincie Utrecht
Actualisatie Flora en fauna-inventarisatie Palmerswaard
E. van der Ploeg & Th. de Jong
Actualisatie Flora- en fauna-inventarisatie Palmerswaard
In opdracht van provincie Utrecht, oktober 2015
© 2015 Ecologisch Adviesbureau Viridis bv, Culemborg Ecologisch Adviesbureau Viridis bv Beesdseweg 3-18 4104 AW Culemborg 0345 753 275
[email protected] www.bureau-viridis.nl KvK 110 557 87 BTWNR NL 8212 39 119 BO1 IBAN NL46 TRIO 0198 4486 00
Tekst en samenstelling:
E. van der Ploeg en Th. de Jong
veldonderzoek en foto’s:
E. van der Ploeg, E.J. Slot, W. Steen, Th. de Jong, M. Peeters Poeltje in de Palmerswaard 2015-86 Van der Ploeg, E. & Th. de Jong,, 2015. Actualisatie Flora- en faunainventarisatie inventarisatie Palmers-waard. Ecologisch Adviesbureau Viridis, Culemborg. Provincie Utrecht F. van Diepen Definitief, 23-10-2015 T. de Jong, directeur
Foto voorblad: Projectnummer: Wijze van citeren:
In opdracht van: Contactpersoon: Status: Controle:
Dit rapport is vervaardigd op verzoek van de opdrachtgever zoals hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit deze rapportage mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt worden door middel van scanning, druk, internet, fotokopie of andere wijze zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en Ecologisch Adviesbureau Viridis bv, noch mag het zonder deze toestemming voor een ander doel gebruikt worden dan waarvoor het vervaardigd is. Ecologisch Adviesbureau Viridis is niet aansprakelijk voor vervolgschade, alsmede schade die voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van de werkzaamheden, kaartmateriaal (Basis Registratie Topografie Kadaster 2013, tenzij anders wordt vermeld) inclusief getoonde begrenzingen of andere gegevens verkregen van Ecologisch Adviesbureau Viridis. De opdrachtgever vrijwaart Ecologisch Adviesbureau Viridis voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Omdat ecologisch onderzoek een momentopname is, kan de aanwezigheid van beschermde soorten soms niet worden uitgesloten of bevestigd. Daarnaast is de natuurwetgeving aan verandering en jurisprudentie onderhevig. Ecologisch Adviesbureau Viridis is mede om die redenen lid van het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging van ecologische adviesbureaus. Hierdoor zijn wij zo goed mogelijk op de hoogte van de nieuwste ontwikkeling op het gebied van ecologie en wetgeving. Door de inzet van conform de wet ter zake kundige ecologen, waarborgen wij onze onderzoekskwaliteit. Wij zijn echter niet aansprakelijk voor de gevolgen van onverwacht verschijnende of verdwijnende flora of fauna, noch voor de gevolgen van veranderende wetgeving of jurisprudentie.
Bureau Viridis is lid van het Netwerk Groene Bureau’s, branchevereniging van de groene adviesbureaus
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Aanleiding en context 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Leeswijzer
3 3 3 3
2
Plangebied en werkzaamheden 5 2.1 Ligging van het plangebied 5 2.2 Beschrijving plangebied en omgeving 5
3
Onderzoeksmethode 3.1 Veldonderzoek 3.1.1 Bever 3.1.2 Kleine zoogdieren 3.1.3 Bittervoorn 3.1.4 Poelkikker 3.1.5 Ringslang 3.1.6 Broedvogels met jaarrond beschermde nesten 3.2 Verwerking van de veldgegevens
9 9 9 9 10 10 11 11 11
4
Resultaten veldonderzoek 13 4.1 Bever 13 4.2 Kleine zoogdieren 14 4.3 Bittervoorn 15 4.4 Poelkikker 16 4.5 Ringslang 17 4.6 Broedvogels met jaarrond beschermde nesten 18
5
Conclusie
19
6 Literatuur 21 Bijlage 1 Verspreidingskaart strikt beschermde soorten 22 Bijlage 2 Ligging raaien muizenonderzoek 23
2
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en context
geplande
inrichtingswerken
worden
opgesteld.
In de Palmerswaard is in het verleden onderzoek verricht in het kader van het project Stroomlijnen, onder andere Spikmans en Kranenbarg, 2009; Tabak advies ecologie, 2012, Royal Haskoning en Bureau Waardenburg 2013). De resultaten van deze onderzoeken wijzen uit dat in de Palmerswaard tal van strikt beschermde diersoorten voorkomen, waaronder bever, bittervoorn, ringslang, poelkikker en vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Mogelijk komt ook de waterspitsmuis voor.
1.2 Onderzoeksvragen Komen de onder de Flora- en faunawet strikt beschermde bever, waterspitsmuis, bittervoorn, poelkikker, ringslang en vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn in de Palmerswaard voor? Waar en in welke aantallen zijn de bovengenoemde soorten in de Palmerswaard verspreid?
Waarnemingen van de hierboven genoemde soorten zijn inmiddels verouderd of er is geen afdoende onderzoek naar de soorten verricht. Om deze reden heeft de Provincie Utrecht aan Bureau Viridis gevraagd een aanvullende inventarisatie uit te voeren om de actuele verspreiding van beschermde soorten in de Palmerswaard in beeld te krijgen. Zodoende kan een ontvankelijke ontheffingsaanvraag voor de
1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het plangebied en de voorgenomen ingreep beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de werkwijze voor de inventarisatie per soortgroep beschreven. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd. In hoofdstuk 5 zijn de conclusie en het advies beschreven. Tot slot is de geraadpleegde literatuur in hoofdstuk 6 opgenomen.
____________________________ 1 Onder ‘strikt beschermd’ worden in deze rapportage de soorten bedoeld die staan vermeld in de tabellen 2 of 3 van de Flora- en faunawet.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
3
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
4
2
Plangebied en werkzaamheden
2.1 Ligging van het plangebied Het projectgebied bestaat uit de Palmerswaard gelegen ten zuidwesten van Rhenen. Het onderzoeksgebied waarin de hieronder beschreven deelgebieden globaal zijn ingetekend, is weergegeven in Figuur 1. 2.2 Beschrijving plangebied en omgeving De oeverzone van de Neder-Rijn (deelgebied 1) bestaat langs de Palmerwaard uit voedselrijke, veelal vrij droge graslanden, die grotendeels worden begraasd door een kudde Konikpaarden. Hier werden vrijwel uitsluitend algemene plantensoorten aangetroffen, waarbij onder meer grote brandnetel, ridderzuring en scherpe boterbloem een belangrijk deel van de vegetatie uitmaken. Op enkele plaatsen komt rode ogentroost voor. Plaatselijk overwoekeren braamstruiken het gebied en op diverse plaatsen groeien eenstijlige meidoorns. Ook op de kribben is een ruige vegetatie aanwezig, waarbij enkele kribben door braamstruiken zijn overwoekerd. Op een groot deel van de kribben is grote engelwortel aangetroffen, een typische rivier begeleidende soort. Dit geldt ook voor de smalle aster, die op enkele kribben is waargenomen. De graslanden in het zuidoosten van het gebied (deelgebied 8) bevatten eveneens een ruige vegetatie. Reuzenbalsemien komt hier veelvuldig voor, evenals late guldenroede, ridderzuring en grote kaardenbol. De bodem is grillig qua structuur en er zijn enkele diepe kuilen te vinden. Deze zijn in het zuidoosten van de Palmerswaard echter niet allemaal waterhoudend. De noordoostelijk gelegen graslanden (deelgebied 12 en 13) zijn veelal natter. In de ondiepe plassen is een moerassige vegetatie aanwezig, met soorten zoals grote kattenstaart, zwanenbloem, grote waterweegbree, blauw glidkruid, wolfspoot, grote lisdodde en kikkerbeet. Een dergelijke vegetatie is elders in het
gebied spaarzamer aanwezig, zoals in de zuidoostpunt van deelgebied 4. Het grasland langs de noordgrens van de Palmerswaard (deelgebied 11) bestaat eveneens uit een voedselrijke, ruige vegetatie. Door deze zone is een gemaaid of door paarden platgetreden pad aanwezig. De vegetatie bestaat ook hier meest uit algemene soorten, zoals grote brandnetel, ridderzuring en reuzenbalsemien. Opvallend is het voorkomen van groot warkruid op grote brandnetel op enkele plaatsen in dit deelgebied. Groot warkruid is een parasitair levende plant. Het grootste deel van de Palmerswaard bestaat uit plassen van diverse grootte en structuur (deelgebied 2, 3, 4, 5, 7, 9 en 10). De oevers zijn bij de meeste plassen steil en vaak 1 tot 1,5 m hoog. Verspreid door het gebied zijn echter ook kleine oevergedeelten te vinden die geleidelijk aflopen. In de oeverzones van de meeste plassen domineert riet de vegetatie, maar ook koninginnenkruid en late guldenroede zijn veelvuldig aanwezig. Daarnaast wordt grote lisdodde en zwanenbloem veel aangetroffen, evenals liesgras. In de oever groeit veel jonge opschot van verschillende soorten wilgen. Kikkerbeet komt in de oeverzone als drijfbladvegetatie veel voor. De onderwatervegetatie is soortenarm, met een sterke dominantie van smalle waterpest. Tussen de plassen zijn enkele bosschages aanwezig. Deze bestaan voornamelijk uit verschillende wilgensoorten, zwarte els en eenstijlige miedoorn. In de ondergroei is veel braam aanwezig en op enkele plaatsen komt brede wespenorchis talrijk voor. Diverse andere kruiden zoals grote brandnetel en reuzenbalsemien komen in de bosschages veelvuldig voor. Andere plantensoorten zijn in de bosschages spaarzamer verspreid.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
5
Figuur 1 | De Palmerswaard met begrenzing en deelgebieden.
Onderstaande foto’s geven een impressie van het onderzoeksgebied. Ruig grasland in deelgebied 1.
Plas in deelgebied 2.
Ondiepe, structuurrijke plas in deelgebied 3.
Ondiepe, structuurrijke plas in deelgebied 3.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
6
Moeras in deelgebied 3.
Begraasd grasland op de oever van de Neder-Rijn in deelgebied 1.
Kruidenruigte in deelgebied 13.
Het pad tussen deelgebied 13 en 8.
Moerasgebied in deelgebied 12.
Noordelijke begrenzing van de Palmerswaard in deelgebied 11.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
7
De plas in deelgebied 10.
De plas in deelgebied 10 met structuurrijke oevervegetatie.
Kleine poel in deelgebied 4.
Plassen in de bosschage in deelgebied 6.
Ruig grasland in deelgebied 8.
Nat grasland in deelgebied 13.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
8
3
Onderzoeksmethode
Om antwoord te kunnen geven op de onderzoekvragen is een inventarisatie uitgevoerd van de volgende soortgroepen: vaatplanten, vogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën, reptielen en vissen. De gebruikte onderzoeksmethode wordt hieronder per soortgroep beschreven. De veldgegevens zijn aangevuld met literatuuronderzoek, waarbij vooral gegevens uit eerder in het gebied uitgevoerde inventarisaties zijn geraadpleegd. 3.1
Veldonderzoek
In 2015 is de Palmerswaard in totaal op 9 dagen bezocht (Tabel 1). Met uitzondering van het bezoek op 9 oktober 2015 zijn alle bezoeken steeds met twee personen uitgevoerd. Tijdens de bezoeken zijn vooral waarnemingen van bever, bittervoorn, ringslang, poelkikker en vogels met jaarrond beschermde nesten verzameld, maar steeds zijn ook waarnemingen van andere strikt beschermde soorten verzameld. Het onderzoek naar de waterspitsmuis is uitgevoerd in week 41 en 42. Tabel 1 | Bezoekdata Palmerswaard per soortgroep met aangegeven (grondgebonden
welke
soortgroepen
zoogdieren
(zo),
onderzocht
kleine
zoogdieren
zijn (kl),
broedvogels (bv), vissen (vi), amfibieën (am), reptielen (re)). De onderzoeken zijn steeds met twee personen uitgevoerd.
Datum
Dagbezoek
Onderzoekers
2-9-2015 3-9-2015
zo, bv, vi, am, re zo, bv, re
2 2
8-9-2015 24-9-2015
zo, vi, am, re zo, vi, am, re
2 2
9-10-2015 12-10-2015
kl kl
1 2
13-10-2015 14-10-2015
kl Kl
2 2
15-10-2015
kl
2
3.1.1 Bever Het voorkomen van de bever is onderzocht aan de hand van in het gebied aanwezige sporen. Het betreft de aanwezigheid van wissels, vraatsporen en de aanwezigheid van burchten. Hoewel de bever zich zelden laat zien is de aanwezigheid van de soort aan de hand van sporen goed aan te tonen. Het gebied is lopend doorkruist, waarbij alle (recente) sporen zijn ingevoerd. Bovendien zijn de oevers tijdens de visbemonsteringen vanuit een boot onderzocht op sporen en burchten van de bever. 3.1.2 Kleine zoogdieren Het onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis heeft plaatsgevonden met inloopvallen (Heslinga-traps). Hiertoe zijn op drie voor de waterspitsmuis potentieel geschikte locaties (zie kaart in Bijlage 2 en Tabel 2) raaien uitgezet. De geschiktheid van de locaties is bepaald op basis van aanwezigheid geschikt foerageergebied en schuilgelegenjeid (expert Judgement). Op elke raai zijn 20 vallen, uitgezet in paren, waarbij per paar de ingangen van de vallen elk een andere kant op gericht stonden. Tabel 2 | Positie van de raaien
Valpositie
Xy-coordinaten
Opmerking
1.1 begin 1.10 eind
166361;441528 166335;441544
Rond moerasje Rond moerasje
2.1 begin 2.10 eind
166491;441408 166468;441360
Langs westoever plas Langs westoever plas
3.1 begin 3.10 eind
166118;441539 166110;441541
Rond moerasje Rond moerasje
Om de aanwezige kleine zoogdieren, met name waterspitsmuis te lokken zijn de vallen gevuld met veel meelwormen, kippenvoer, een stuk appel en een uitgeknepen visolie-capsule. Ter voorkoming van sterfte door onderkoeling zijn de vallen gevuld met vers hooi, waarin de muizen weg kunnen kruipen. Dit
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
9
verse hooi blijkt, door de geur, een aantrekkende werking te hebben op kleine zoogdieren. De vallen zijn op 9 oktober uitgezet. Gedurende drie dagen vond pre-baiten plaats. In deze periode staan de vallen niet op scherp om de muizen aan de vallen te laten wennen. Op 12 oktober zijn de vallen in de ochtend op scherp gezet. In de hierop volgende dagen vonden 3 avond en drie ochtend controles plaats. De vallen zijn op 15 oktober verwijderd. De gevangen muizen zijn na determinatie weer vrijgelaten. De vallen zijn na een vangst steeds schoongemaakt en aangevuld met voldoende voedsel en hooi. Moerasje ter plaatse van raai 1.
Westoever van de grote plas waarlangs raai 2 is gelegen
Moerasje waarin raai 3 is gelegen.
3.1.3 Bittervoorn Het voorkomen van de bittervoorn is onderzocht middels een schepnetbemonstering op 2 september en tijdens electro-visserij op 8 en 24 september. Tijdens de schepnetbemonstering zijn voor zover mogelijk alle waterpartijen afgelopen en circa iedere 50 meter met het schepnet bemonsterd. De electrovisserij heeft vanuit het water plaatsgevonden, waarbij grote delen van de oevers van de waterpartijen volledig zijn afgevist. Daarnaast zijn met een handapparaat ook de ondiepe oevers onderzocht. Bij het elektrisch vissen is gebruik gemaakt van een aggregaat met gelijkrichter welke gelijkstroom afgeeft en een elektrisch handvisapparaat dat eveneens gelijkstroom afgeeft. De rand van het steeknet fungeert als de positieve pool en een in het water aangebrachte kabel als negatieve pool. Binnen een afstand van één tot drie meter rond de positieve pool worden vissen door de stroom gedwongen naar de positieve pool te zwemmen. 3.1.4 Poelkikker Voor het onderzoek naar het voorkomen van de poelkikker is op 2 september een inventarisatie uitgevoerd met behulp van schepnetten. Hierbij werden de watergangen op de meest kansrijke plekken bemonsterd. Daarnaast zijn zoveel mogelijk op zicht aangetroffen exemplaren van groene kikkers gevangen en in de hand gedetermineerd aan de hand van de graafknobbel, de kleur van de iris en het algemene voorkomen van de kikkers. Ook tijdens de electro-visserij op 8 en 24 september werden exemplaren van groene kikkers gevangen, die eveneens in de hand zijn gedetermineerd. In totaal zijn circa 25 halfvolwassen en volwassen exemplaren en vele tientallen juveniele exemplaren van groene kikkers in de hand gedetermineerd. Poelkikker is een soort die door minder deskundige waarnemers nogal eens verward wordt met de bastaardkikker. De reden hiervoor is dat bastaardkikker een, zoals de naam al aangeeft, bastaard is van poelkikker met meerkikker. Het resultaat is een vruchtbare bastaard die zich met één van beide oudersoorten kan voortplanten, maar ook met andere bastaarden. Het gevolg is dat de bastaarden zeer veelvormig zijn en soms bedrieglijk veel lijken op één van beide oudersoorten. Zekere determinatie is te verkrijgen door het in de hand determineren van een exemplaar aan de hand van een aantal kenmerken als lengte achterpoten, kleur
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
10
iris, kleur buik en hoogte en vorm van de metatarsusknobbel. Tabel 3 geeft een overzicht van de gebruikte determinatiekenmerken. Medewerkers van Bureau Viridis zijn zeer deskundig en hebben tientallen jaren ervaring met de herkenning van poelkikkers (De Jong, 1988; De Jong, 2009). Het weer was met name op 2 en 24 september zeer geschikt voor amfibieënonderzoek (meest zonnig en rond 17 graden), met op 2 september enkele buien. 3.1.5 Ringslang De ringslang is uitsluitend op zicht geïnventariseerd. Op potentieel geschikte (expert judgement), zonbeschenen locaties werd specifiek naar deze soort gezocht. Daarnaast zijn op de grond liggende elementen als planken en stammen omgekeerd, waaronder zich mogelijk ringslangen kunnen verbergen. De inventarisatie van de ringslang is gedurende ieder veldbezoek uitgevoerd (2, 3, 8 en 24 september). Het weer was met name op 2 en 24 september geschikt voor de inventarisatie van de ringslang. Het was deze dagen zonnig en rond 17 graden, hoewel op 2 september een enkele bui voorkwam.
3.1.6
Broedvogels met jaarrond beschermde nesten Broedvogels met jaarrond beschermde nesten zijn in de periode waarin onderhavig onderzoek werd uitgevoerd vrijwel onmogelijk te inventariseren. Wel zijn de nesten van die vogels nog in kaart te brengen. Dit is gedaan door te letten de aanwezigheid van vogels met jaarrond beschermde nesten in het gebied. Wanneer een dergelijke soort steeds nabij dezelfde plaats is aangetroffen, wordt de verwachting uitgesproken dat een nest aanwezig is 3.2
Verwerking van de veldgegevens
Tijdens alle inventarisaties is gebruik gemaakt van een veldcomputer en het programma Waarneming PRO. Waarnemingen zijn in het veld ingevoerd in de veldcomputer, waardoor aan iedere waarneming een GPS-locatie (tot ongeveer 3 meter nauwkeurig) wordt gekoppeld. Zo is altijd na te gaan wanneer en waar exact een waarneming is gedaan. met deze gegevens zijn nauwkeurige verspreidingskaarten te maken, die een helder beeld geven van het voorkomen van bijvoorbeeld beschermde soorten in het onderzoeksgebied.
Tabel 3 | kenmerken poelkikker en bastaardkikker
Kenmerk Iris Buik Keel Kwaakblaas Lengte achterpoot Kleur achterpoot matatarsusknobbel Totale lengte Algemene bouw
Poelkikker goudkleurig, geen zwarte vlekjes Wit en ongevlekt wit en ongevlekt wit hiel tot aan oog met geel in lies hoog en symetrisch 4,5 tot 7,5 cm Kort en gedrongen
bastaardkikker veel zwarte vlekjes grijs gemarmerd grijs gemarmerd grijs hiel tot aan neus of er voorbij zonder geel hoog of laag, asymmetrisch 7 tot 11 niet gedrongen
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
11
4
Resultaten veldonderzoek
Hierna worden de resultaten van het veldonderzoek besproken. Per doelsoort uit het onderzoek (bever, bittervoorn, poelkikker, ringslang, en broedvogels met jaarrond beschermde nesten wordt aangegeven of en in welke aantallen de betreffende soorten zijn waargenomen. Een verspreidingskaart van de waargenomen strikt beschermde soort is opgenomen in de bijlage. 4.1 Bever Sporen van de bevers zijn in de gehele Palmerswaard aanwezig. De kern van de verspreiding ligt in het oostelijk deel, met name in en rond de deelgebieden 5, 6, 9 en 10. Maar ook elders in de Palmerswaard zijn veelvuldig sporen aan te treffen. De sporen bestaan uit oude en verse vraatsporen aan bomen, afgebeten overplanten, versleepten oeverplanten en kruiden, wissel, glijsporen, geurmerken, prenten, burchten en bijburchten. De verspreidingskaart in de bijlage geeft slechts een deel van de aangetroffen sporen weer, zouden alle sporen aangegeven worden dan zou de kaart geheel onleesbaar worden. Er zijn drie grote burchten aangetroffen. De omvang van deze drie burchten bedraagt circa 4,5 X 5,5 meter. Op twee burchten werden vers afgeknaagde Figuur 2 | Verse vraatsporen van de bever in deelgebied 3
takken en andere sporen aangetroffen die op bewoning duiden. Bij derde grote burcht werden geen verse (knaag)sporen aangetroffen. Gezien de ligging van de burchten, de aanwezigheid van recente sporen en de grootte van de Palmerswaard gaan we er van uit dat er twee kraamburchten aanwezig zijn. Dit betekent de aanwezigheid van twee families. Voor een relatief kleine uiterwaard als de Palmerswaard, met een oppervlakte van circa 35 ha is de aanwezigheid van twee families redelijk uitzonderlijk. Echter door de vele plassen is er een enorme oeverlengte in de Palmerswaard aanwezig, waardoor de waard toch twee beverfamilies kan herbergen. Door die grote overlengte is er een groot voedselaanbod. Mede doordat de twee kraamburchten bij elkaar in de buurt liggen overlappen de leefgebieden elkaar waarschijnlijk op veel plaatsen. Er zijn minimaal drie bijburchten in het onderzoeksgebied aanwezig. Soms is die bijburcht niet meer dan een holte met wat takken en een gang naar het water, in twee andere gevallen bestaat de bijburcht uit een takkenhoop van 1,5 x 2 meter. De bijburchten worden waarschijnlijk door jonge dieren uit de families gebruikt.
Figuur 3 | Grote beverburcht in deelgebied 3
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
13
Beveruitstapplaats
Oud vraatspoor, jaren geleden omgeknaagde boom
Palmerswaard, vele kilometers voor bevers geschikte oevers
Vers knaagspoor, aangevreten tak.
Beveruitstapplaats
Bijburcht
4.2
Kleine zoogdieren
Tijdens het onderzoek naar kleine zoogdieren, met name het voorkomen van de waterspitsmuis werden in totaal 183 woelmuizen, ware muizen en spitsmuizen gevangen, verdeeld over 6 soorten. Tabel
4 geeft een overzicht. Er zijn tijdens het onderzoek veel kleine zoogdieren gevangen. Gedurende drie nachten zijn 60 vallen ingezet. De vallen zijn twee keer per dag gecontroleerd wat betekent dat er 360 keer een klein zoogdier in de val gevangen kon worden. In totaal zijn er 183 kleine zoogdieren
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
14
gevangen, wat een bezettingspercentage geeft van ruim 50%. Veelal ligt dit percentage op circa 30%. De meest talrijk aangetroffen soort is de rosse woelmuis, die in iedere raai werd aangetroffen. Ook de aardmuis is zeer talrijk in de Palmerswaard aanwezig. Deze twee soorten woelmuizen werden voornamelijk aangetroffen in raai 1 en 3 en zijn minder talrijk aanwezig in raai 2. Raai 1 en 3 lagen in natte laagtes met grote oppervlakken ruige vegetatie van liesgras, grote lisdodde, rietgras en riet. Ook de dwergmuis lijkt een voorkeur te hebben voor dit vegetatietype en werd voornamelijk gevangen op raai 1. Raai 2 lag op een veelal steile, smalle en drogere oever, met een minder uitgebreide ruige vegetatie. Hier overheerste vooral riet. Dit is een minder geschikt leefgebied voor de rosse woelmuis, aardmuis en dwergmuis. De huisspitsmuis en bosmuis komen juist het meest talrijk voor in raai 2. Van de bosspitsmuis werden slechts twee exemplaren gevangen, beide in raai 3.
zeer klein, in totaal < 1500 m² en liggen geïsoleerd van elkaar en van bekende vindplaatsen van de waterspitsmuis in de omgeving. bovendien is een groot deel van de Palmerswaard als leefgebied ongeschikt voor de waterspitsmuis. De meeste oevers zijn zeer steil, veelal zelfs enkele decimeters verticaal zonder enige begroeiing met een smalle strook, < 20 cm, moerasvegetatie. Gebleken is dat een dergelijk biotoop ongeschikt is voor waterspitsmuis. Aardmuis gevangen in raai 3
Dwergmuis gevangen in raai 1
Tabel 4 | Vanglocaties en aantallen van de verschillende aangetroffen muizensoorten.
Soort
Huisspitsmuis gevangen in raai 2
Raai 1
Raai 2
Raai 3
Totaal
Aardmuis Rosse woelmuis
14 37
5 8
21 35
40 80
Bosmuis Dwergmuis
0 17
21 3
7 3
28 23
Bosspitsmuis Huisspitsmuis
0 0
0 9
2 1
2 10
Totaal
68
46
69
183
4.3
Bittervoorn
Tijdens het bezoek aan de Palmerswaard op 2 september zijn alle meren en plassen met schepnetten bemonsterd op het voorkomen van de bittervoorn. Daarnaast heeft op 8 en 24 september onderzoek met behulp van electro-visserij plaatsgevonden.
De waterspitsmuis werd niet gevangen. Op enkele plaatsen in de Palmerswaard zijn kleine oppervlakken geschikt leefgebied aanwezig, maar deze plaatsen zijn
De bittervoorn is in vrijwel alle plassen aangetroffen. In de kleine plassen in deelgebied 4 werd tijdens de schepnetbemonstering een kleine school jonge exemplaren van de bittervoorn aangetroffen in de rietvegetatie. Het aantal exemplaren van de bittervoorn is in deze plassen vrij klein.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
15
In de plas in deelgebied 5 is de bittervoorn iets talrijker aanwezig. Ook hier betreft het uitsluitend jonge exemplaren, die in enkele scholen met name aan de oostzijde van deze plas werden aangetroffen. In de grote plassen in deelgebied 9 en 10 werden grote tot zeer grote aantallen bittervoorns aangetroffen. In deelgebied 9 werden circa 20.000 exemplaren gevangen, deelgebied 10 werden 1.000 exemplaren gevangen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de aantallen zeer globale schattingen zijn, die eerder een indicatie geven van de dichtheid waarin de bittervoorn voorkomt, dan dat het werkelijke aantallen betreft. Deelgebied 7 is niet met electro-visserij bemonsterd, vanwege de zeer slechte toegankelijkheid van deze waterpartij. Gezien de abiotische kenmerken van de plas en het voorkomen van bittervoorn in de aangrenzende deelgebieden 5 en 9 is het voorkomen van de bittervoorn in deelgebied 7 zeer waarschijnlijk. Een volwassen vrouwtje bittervoorn
De plassen in deelgebied 3 staan veelal met elkaar in verbinding, maar er zijn ook ogenschijnlijk geïsoleerde plassen aanwezig. Bij hoogwater staan alle plassenechter met elkaar in verbinding. De plas is alleen met het schepnet onderzocht. Hierbij zijn bittervoorns in de oostelijke plassen van deelgebied 3 aangetroffen. In de grote plas, met steile oevers is de soort niet gevonden. De steile oevers bemoeilijkten het visonderzoek met het schepnet. De plas is niet met electro-visserij onderzocht. Ondanks dat bittervoorn niet is aangetroffen in de grote plas is het aannemelijk dat de bittervoorn ook daar 3 voorkomt. De plas lijkt sterk op de plas in deelgebied 10 en bittervoorn komt ook voor in de direct oostelijk en zuidelijk gelegen plassen en plasjes voor. De verspreiding van de bittervoorn komt in grote lijnen overeen met de bevindingen uit eerdere onderzoeken. De soort werd op dezelfde plaatsen in de Palmerswaard aangetroffen. Aanvullend op de
reeds bekende gegevens zijn de waarnemingen van de bittervoorn in deelgebied 9. Hier was het voorkomen van de bittervoorn nog niet bekend, maar de soort blijkt juist hier in de grootste aantallen aanwezig te zijn. Mogelijk is deze plas niet indertijd niet onderzocht. De bittervoorn is niet aangetroffen in deelgebied 2, hoewel deze plas elementen bevat die aan de eisen van de soort voldoen. Het voorkomen van de bittervoorn is hier uit te sluiten. In deze plas werden wel veel marmergrondels aangetroffen en enkele zeelten. De andere waterpartijen in het gebied zoals de ondiepe plassen in deelgebied 12 en 13 zijn niet geschikt voor de bittervoorn. Deze plassen zijn zeer dichtgegroeid met onder andere riet, liesgras en grote egelskop en open water is feitelijk niet meer aanwezig. De kleine modderkruiper is niet in het gebied aangetroffen. Ook uit het verleden is deze soort niet uit de Palmerswaard bekend en dat terwijl de kleine modderkruiper in de nabijgelegen Elsterbuitenwaard plaatselijk zeer talrijk voorkomt (Van der Ploeg en de Jong, 2015). Grote modderkruiper is eveneens niet in de Palmerswaard gevonden. Andere strikt beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen. Gezien de ligging van de Palmerswaard en de geografische verspreiding van andere strikt beschermde vissen én de afwezigheid van de door deze vissen geëiste bijzondere kwaliteiten van het leefgebied worden, andere strikt beschermde vissen niet in de Palmerswaard verwacht. 4.4
Poelkikker
Tijdens de inventarisatie werden verspreid door de gehele Palmerswaard circa 60 exemplaren van groene kikkers gevangen. Het betrof circa 25 (half)volwassen exemplaren en ongeveer 35 juveniele exemplaren. Ieder exemplaar werd gedetermineerd aan de hand van de grote en vorm van de graafknobbel, kleur van de iris en buik, lengte en kleur achterpoten, algemene bouw en voorkomen. Tabel 2 (pag. 10) geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken. Alle gevangen kikkers zijn op deze kenmerken gescreend. Opgemerkt moet worden dat bij de pas gemetamorfoseerde exemplaren de determinatiekenmerken mogelijk nog niet volledig zijn ontwikkeld. Er werd echter geen enkel exemplaar aangetroffen dat ook maar in de meest beperkte mate kenmerken van de poelkikker vertoonden. In deze gevallen was de steeds gevlekte grijzige buik en keel een doorslaggevend negatief kenmerk. Ook juveniele en onvolwas-
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
16
sen poelkikkers hebben een ongevlekte, bijna witte buik en keel. Geen van de onderzochte kikkers is als poelkikker gedetermineerd, het handelde steeds om bastaardkikker. Bastaardkikker komt zeer talrijk in de Palmerswaard voor, in minderde mate de meerkikker ook.
In 2015 is de poelkikker met zekerheid niet aangetroffen. Voor 2010 is poelkikker wel aangetroffen, alhoewel van die waarnemingen geen data beschikbaar zijn (Van der Plas en Goudzwaard, 2011).
Juveniele bastaardkikker, mogelijk meerkikker
Metatarsusknobbel juveniele bastaardkikker
Metatarsus knobbel volwassen bastaardkikker
Metatarsusknobbel volwassen poelkikker
4.5
Ringslang
De ringslang is tweemaal aangetroffen. In deelgebied 9 werd een geraamte van deze soort gevonden onder de restanten van een speelhut. Een levend exemplaar werd gevonden aan de oostzijde van deelgebied 11. De Palmerswaard vormt met zijn zeer diverse structuur met ruig grasland, bosschages en veel water een ideale leefomgeving voor de ringslang. Bovendien komen amfibieën (met name groene kikkers) in zeer groot aantal in de Palmerswaard voor, zodat de ringslang een groot aantal prooidieren tot zijn beschikking heeft. Op basis van het tijdstip van het jaar waarin de inventarisatie is verricht, vermoeden we dat de soort in grotere aantallen en veel wijder verspreid voorkomt dan uit voorliggend onderzoek naar voren is gekomen
Zwemmende ringslang
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
17
4.6
Broedvogels met jaarrond beschermde nesten
Tijdens de bezoeken op 2 en 3 september is steeds een sperwer waargenomen rond wilgenbos/wilgenstruweel op de grens van de deelgebieden 5 en 6. Hier was tijdens eerder onderzoek reeds een nestplaats van deze soort aanwezig. Hoewel geen nest werd waargenomen, is het zeer waarschijnlijk dat de sperwer hier heeft gebroed. Nesten van sper-
wers zijn vaak lastig te vinden, zeker in de periode dat er nog blad aan de bomen zit, zoals in de onderzoeksperiode. Er werden geen andere nesten/nestplaatsen van soorten met jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Enkele keren werd een buizerd waargenomen, maar van nestindicerend gedrag is bij deze soort geen sprake.
Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten De meeste vogels gebruiken hun nest slechts eenmalig voor de voortplanting. Elk jaar bouwen de dieren een nieuw nest op meestal een andere locatie. Nesten van deze vogels zijn slechts gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn echter ook vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en waarop de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele jaar van toepassing zijn. Er worden 5 categorieën onderscheiden: 1. Vogels waarvan de nesten ook buiten het broedseizoen als vaste rust- en verblijfplaats gebruikt worden (voorbeeld: steenuil). 2. Koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk zijn van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: gierzwaluw en huismus). 3. Vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar en kerkuil). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen. (voorbeeld: buizerd en ransuil). 5. De volgende vogelsoorten behoren tot deze categorie: vogels die weliswaar terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of in de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De nesten van deze soorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd, tenzij zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
18
5
Conclusie
In de Palmerswaard is een actualisatie onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van bever, waterspitsmuis, poelkikker, ringslang en bittervoorn. Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden september en oktober. Bever De bever is in de Palmerswaard aanwezig. Er zijn twee kraamburchten en een aantal bijburchten aangetroffen. Daarnaast zijn in de gehele uiterwaard zeer veel sporen van de bever aangetroffen, niet alleen vraatsporen, maar ook in- en uitstapplaatsen , geurmerken, prenten, versleepte plantenstengels en versleepte jonge twijgen. De gehele uiterwaard kan als leefgebied bestempeld worden. Er zijn twee kraamburchten aangetroffen, we vermoeden dan ook dat zich in de Palmerswaard twee verschillende beverfamilies ophouden. Waterspitsmuis De waterspitsmuis is niet aangetroffen. Voor het onderzoek zijn drie potentieel geschikte locaties voor de soort geselecteerd, maar deze locaties liggen geïsoleerd van bekende verspreidingsgebieden en zijn bovendien niet ideaal geschikt voor de soort. Het merendeel van de wateren in de Palmerswaard hebben zeer steile, vaak verticale en onbegroeide oevers, waar de waterspitsmuis geen geschikt leefgebied vindt. Het beschikbare oppervlak potentieel leefgebied is zeer klein. Het voorkomen van deze soort wordt dan ook met zekerheid uitgesloten. Poelkikker Er zijn circa 60 kikkers in de hand gedetermineerd. Daarnaast zijn alle aangetroffen kikkers op zicht gedetermineerd. In het bestand van de NDFF zijn geen waarnemingen van poelkikker bekend. In 2015 zijn met zekerheid geen poelkikkers in de uiterwaard aangetroffen.
Bittervoorn De aanwezigheid van bittervoorn is vastgesteld met behulp van schepnetinventarisatie en onderzoek met electro-visserijapparatuur. Hierbij is gebruik gemaakt van een aggregaat met gelijkrichter, geplaatst in een boot en een handvisapparaat (Rudd200). Beide apparaten geven gelijkstroom af. Bittervoorn is in vrijwel alle onderzochte plassen aangetroffen, veelal in grote aantallen. Slechts in de plassen in deelgebied 2 is de soort niet aangetroffen. In de deelgebieden 11, 12 en 13 liggen enkele kleine plassen die aan het verlanden zijn. Ook hier komt bittervoorn niet voor. Deelgebied 7 is, vanwege de ontoegankelijkheid, niet onderzocht. Gezien de terreingesteldheid en de aanwezigheid van de bittervoorn in belendende deelgebieden 5 en 9 is de aanwezigheid zeer waarschijnlijk. Ringslang De ringslang is één keer aangetroffen. In deelgebied 11 werd een in het water vluchtend dier gezien. Daarnaast is in deelgebied 9 een geraamte van de soort gevonden. De maand september is in feite een minder geschikte maand voor inventarisatie van de ringslang. Echter gezien de terreingesteldheid en de waarnemingen gaan we er van uit dat in de Palmerswaard een populatie ringslangen aanwezig is. Jaarrond beschermde nesten Op basis van de waarnemingen kunnen we stellen dat er in een wilgenbos/wilgenstruweel op de grens van de deelgebieden 5 en 6 zeer waarschijnlijk een sperwer heeft gebroed. Nestplaatsen van sperwer zijn jaarrond beschermd, ook als de exacte locatie van het nest niet bekend is. De exacte locatie van het nest kan, indien dat voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijk is, worden gevonden bij een bezoek in de winter als de bladeren van de bomen zijn.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
19
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
20
6
Literatuur
Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Uitgeverij KNNV, Utrecht. Creemers, R.C.M. en Delft, J.J.C.W. van, (redactie), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Dijk, S. van& W. Steen, 2015. Resultaten flora- en faunakartering 2014 Eemland. Ecologisch Adviesbureau Viridis, Culemborg Emmerik, A.M., de Nie, H.W., 2006. De Zoetwatervissen van Nederland. Ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven. FLORON, 2015.
Plas, L.H.W. van der, en P. Goudzwaard (red.) 2011. Palmerswaard Inventarisatie Flora en Fauna in 2010. KNNV afd. Wageningen e.o., Wageningen. Ploeg, E, van der & Th. de Jong, 2015. Flora en fauna van de Elsterbuitenwaard. Ecologisch adviesbureau Viridis, Culemborg Twisk, P., Diepenbeek, A. van en Bekker, J.P., 2010. Veldgids Europese zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Zeist. Geraadpleegde websites: www.ravon.nl www.natuurbericht.nl www.arcgis.com (bodemkaart) maps.bodemdata.nl (bodemkaart) www.rvo.nl (soortenstandaards) www.sovon.nl www.ravon.nl
De Jong, Th. de Jong, 1988. Herpetofauna van de Eempolders, in: H.J.M. van Buggenum(red), Verspreiding van de herpetofauna in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht, Zeeland, Noord-Holland en Zuid-Holland. Stichting Herpetologische Studiegroepen: 56 – 64. Jong, Th. de, R. Beenen & P. Heuts, 2003. Atlas van de Utrechtse vissoorten. De verspreiding van vissoorten in de provincie Utrecht en het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Provincie Utrecht en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Utrecht. Jong, Th. de, 2004. Vissen in Waterland. Inventarisaties en maatregelen. Bureau Viridis, Culemborg. Kottelat, M. & J. Freyhof, 2007. Handbook of European freshwater fishes. Kottelat, Cornol, Switzerlandand Freyhof, Berlin, Germany. Imprimerie du Démocrate SA, Delémont, Switzerland.
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
21
Bijlage 1 Verspreidingskaart strikt beschermde soorten
Bittervoorn zeker waarschijnlijk Bever burcht sporen Sperwer nest Ringslang levend dier geraamte
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
22
Bijlage 2 Ligging raaien muizenonderzoek
Ecologisch Adviesbureau Viridis | Actualisatie inventarisatie – Palmerswaard
23