BIAXiaal
208
Houtonderzoek aan de Bronstijdvindplaats te Zijderveld
C. Vermeeren
2004
BIAX C o n s u l t
Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie
Colofon Titel: BIAXiaal 208 Houtonderzoek aan de Bronstijdvindplaats te Zijderveld Auteur: C. Vermeeren Opdrachtgever: Archol ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2004 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
BIAXiaal 208
1.
1
Inleiding In 2003 werd door Archol onder leiding van P. Jongste en S. Knippenberg een Bronstijdvindplaats opgegraven in Zijderveld (coördinaten: 138472/439476). Diverse plattegronden van spiekers, bijgebouwen en huizen werden aangetroffen, evenals kuilen en palenrijen. In een deel van de (paal)kuilen bleek nog hout aanwezig te zijn. Dit hout is geborgen en in Leiden, op het Archeologisch Centrum, beschreven en onderzocht op houtsoort, bewerkingssporen en dateringsmogelijkheden.
2.
Materiaal en methode Het hout is in het veld verpakt in plastic folie en vervolgens koel en donker opgeslagen tot het moment van verwerking. De meeste stammen waren nog verrassend goed geconserveerd, wat in dit geval waarschijnlijk niet alleen aan het grondwater te danken was, maar ook aan daarin opgeloste ijzer dat als een roestige aanslag op de onderkant van de meeste palen was neergeslagen en daarmee de bewerkingssporen bijzonder goed beschermde (figuur 1, zie bijlage). Het hout is in het laboratorium grondig en zorgvuldig schoongemaakt. Determinatie vond plaats met behulp van een doorvallendlichtmicroscoop bij vergrotingen van 100 tot 250 x. Daarnaast is het hout beschreven en onderzocht op bewerkingssporen. De beste afdrukken van snedes zijn met watervaste stift op plastic overgetrokken, zodat een reconstructie gemaakt kon worden van de (eventueel verschillende) gebruikte gereedschappen. Naast de vorm van de snede is er ook gekeken naar de richting en diepte van de inslag en naar braamsporen. Er is onderzocht of het materiaal geschikt was voor datering. Voor 14C-datering zijn, in verband met de lange wachttijden voor dit onderzoek, vooraf al een aantal door S. Knippenberg op grond van context uitgezochte monsters bekeken om daaruit de meest veelbelovende te selecteren. De voorkeur ging hierbij uit naar laatst gevormde jaarringen en/of takhout. Voor dendrochronologische datering is tijdens het onderzoek gezocht naar kringporige houtsoorten, bij voorkeur eik (Quercus), omdat daar de beste vergelijkingscurven van zijn. Er moeten verder zestig of meer jaarringen zijn voor de statistische betrouwbaarheid en liefst spint en bast om daarmee de kans op een goede datering te vergroten. Ook is rekening gehouden met de mogelijkheid om wiggle-match datering te doen. Daarvoor is echter materiaal nodig met (veel) meer dan zestig duidelijke en regelmatige jaarringen en dat is niet aangetroffen.
3.
Resultaten
3.1
ALGEMEEN De resultaten van de houtbeschrijvingen en determinaties staan in bijlage 1. Daarnaast zijn de gegevens ingevoerd in een Acces database conform de specificaties ten behoeve van Archeologische Monumentenzorg Project ‘VleuGel/A2’.
3.2
DE STRUCTUREN
3.2.1
Het huis In put 67 is een huisplattegrond aangetroffen, die H16 is genoemd. Het is een drieschepig huis, circa driekwart compleet en ongeveer oost-west liggend (figuur 2). Aan de oostzijde is een duidelijke ingangpartij (vondstnummers 1282, 1283, 1285 en 1287), mogelijk is er ook één aan de westzijde aanwezig geweest (vondstnummer 1078). De
BIAXiaal 208
2
wand bestaat uit een dubbele rij paaltjes, maar hier is helaas vrijwel geen hout bewaard gebleven. Alleen vondstnummer 1281 bevatte een aangepunte elzen (Alnus) paal van 4 cm in doorsnede, waarschijnlijk gemaakt van een tak. Het merendeel van de staanders bestaat ook uit elzen. Vrijwel steeds gaat het om grote bomen die in twee fasen bekapt zijn (zie voor uitleg 3.3.1). Er zijn veertien complete elzen staanders en nog drie fragmenten gevonden. De diameter bedraagt gemiddeld 23,5 (17 tot 29) cm en dat is vrijwel gelijk aan de gemiddelde diameter van 24,5 cm van de gebruikte bomen (19 tot 30 cm). Er zijn namelijk complete stammen gebruikt, soms alleen ontschorst (zie 3.3.2). Alle staanders zijn afgeplat (puntvorm * in bijlage 1, figuur 3) en hebben een zeer geringe puntlengte (0-1,7-11 cm). In twee gevallen zijn de staanders hol (vondstnummers 1266 en 1268, figuur 4). De binnenzijde is te zeer vergaan om daar nog eventuele bewerkingssporen op te herkennen. Het is ook heel goed mogelijk dat er holle bomen zijn omgekapt. Naast de elzen staanders zijn er ook staanders van eikenhout (Quercus) gevonden. Het gaat hier om zes tangentiale planken (figuur 5) en een balk (figuur 6), alle kennelijk verticaal gebruikt. Ze zijn gemaakt uit stevige stammen, waarvan de diameter niet precies te achterhalen is. De breedte van de balk is 11 cm, van de planken is de breedte ruim 20 cm en varieert de dikte van 4 tot 7 cm. Ook hier is de onderzijde afgevlakt, met slechts een geringe punt van 1 cm bij vier planken, de overige zijn 0 cm. Bij een aantal staanders zijn andere houtelementen toegevoegd, waarschijnlijk als extra versteviging. Het gaat om een elzen paal (vondstnummer 1273) met een diameter van 4 cm met een éénzijdige punt van 3 cm bij staander 1274 en om een fragment els (vondstnummer 1233) bij staander 1275. Eenzelfde doel dient de verdubbeling van de staanders in het midden van het huis: een eiken plank (vondstnummer 1270) en balk (vondstnummer 1271) in het noorden en een eiken plank (vondstnummer 1272) en elzen staander (vondstnummer 1269) in het zuiddeel van het huis. Onder één van de staanders (vondstnummer 1264) is een stiep of poer gevonden die, net als de afplatting van de onderzijde van de staanders, waarschijnlijk diende om wegzakken in de ondergrond tegen te gaan (figuur 7). Dit is bijvoorbeeld ook gevonden bij een 12e eeuwse boerderij in Gouda, waar eveneens afgeplatte elzen werden gebruikt, staande op houten stiepen of poeren en soms zelfs met sloffen van plantenvezels om wegzakken in het veen te voorkomen.1 De zandige klei van de oeverafzettingen te Zijderveld, waarin de palen van het huis en de spiekers zijn gegraven is overigens steviger, dus er moet ook rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de palen zijn afgeplat omdat ze niet werden ingeslagen maar ingegraven.
3.2.2
Spiekers Er zijn houten palen teruggevonden uit zeven spiekers. Van spieker 10 is slechts één paal gelicht, te weten een mogelijk aangepunte wilg (Salix). Eigenlijk is niet goed meer te zien dat het om een paal gaat, de conservering is slecht en het hout is alleen te omschrijven als een fragment, mogelijk van een paal, mogelijk aangepunt. De diameter van het stuk is 4 cm, bevat circa 4 jaarringen en komt van een kleine boom of tak. Van spieker 17 is slechts één paal bewaard gebleven, een els met een diameter van 25 cm en een afgeplatte punt. Opmerkelijk is de aanwezigheid van een brede braam van 1.5 mm. Ook van spieker 18 is slechts één paal bewaard gebleven, een els van 15 cm met een tweezijdige punt van 5 cm. In spieker 19 is een afgeplatte eikenhouten paal gevonden. Deze is gemaakt van circa een derde deel van een boom met een diameter van meer dan 20 cm (figuur 8). Van spieker 34 werd wederom slechts één elzen paal geborgen, met een diameter van 15 cm en in twee fasen afgeplatte punt van 5 cm. De boom was oorspronkelijk 17 cm in diameter. Spieker 20 is een negenpalige spieker waarvan uit alle acht blootgelegde paalgaten hout -allemaal els- bemonsterd kon worden. In vondstnummer 1476 werden twee stukken 1
Haaster et al 1997 & Bakels et al 2000
BIAXiaal 208
3
hout aangetroffen die kennelijk samen de staander vormden (figuur 9). Alle palen zijn afgeplat in twee fasen (zie 3.3.1) met een puntlengte van 0 tot 1 cm. De schors is meestal deels verwijderd, maar niet bij elke paal. De diameter van de palen is gemiddeld 20,1 cm (van 14 tot 27 cm) en van de gebruikte bomen 21,3 cm. Van spieker 21 zijn drie palen teruggevonden, een kwart eik met een platte punt van een stam van meer dan 26 cm diameter en twee elzen palen, waarvan één van een stam van 20 cm diameter met een eenzijdige punt van 15 cm lang en één ontschorste met een platte punt van een boom van 15 cm in diameter.
3.2.3
Overig hout Het meeste hout valt niet onder één van de hiervoor genoemde structuren. Een deel van het hout is gevonden in palenrijen of -wolken. Het betreft hier twaalf stukken, waarschijnlijk grotendeels aangepunte paaltjes of fragmenten daarvan, maar soms ook kennelijk onbewerkt (tak)hout. Eén stuk kon niet meer gedetermineerd worden, de overigen bestaan uit wilgenhout (7x), elzenhout (3x) en populier (Populus, 1x). De diameters zijn over het algemeen, voor zover nog te zien, klein. De overige stukken hout komen uit kleinere of grotere kuilen. Vondstnummer 244 is een aangepunte wilgenpaal waarop zowel een aantal holle als een groot vlak facet aanwezig lijken te zijn. Vondstnummer 272 is een vertakte elzen stam die kennelijk onbewerkt is. De vondstnummers 1085, 1086 en 1087 komen uit een grote drenkkuil ten zuiden van de huisplattegrond (spoor 184 en 216). Elk nummer bevat meerdere stukken hout. Gevonden zijn bewerkte en onbewerkte fragmenten van wilg (5x) en els (5x) en restanten van een mogelijk aangepunte balk van eik (3x). Bij de bewerkte stukken lijkt het meestal om aangepunte paaltjes te gaan, maar er zijn twee onregelmatige stukken elzenhout bij die aan alle kanten bewerkt zijn. Dit laatste is kapafval (spaanders) van de bewerking van grotere stammen, zie 3.3.1. Eén van de bewerkte wilgen is een stok met een diameter van 2,5 cm en een totale lengte van 25 cm waarvan 19 cm is aangepunt (figuur 10). In het veld is dit een “drevel” genoemd. De functie hiervan is niet duidelijk. Ten noorden van de huisplattegrond bevindt zich een andere drenkkuil (spoor 56) die de vondstnummers 1450, 1452, 1453, 1455, 1456 en 1461 bevat, de meeste ook weer met meerdere stukken hout. Er zijn vijf stukken eik gevonden; een brok en vier (fragmenten van) aangepunte palen/balken. De meeste stukken zijn van els: aangepunte paaltjes (7x) of flinke spaanders van de bewerking van grote palen/staanders (6x). Van wilg is een mogelijk bewerkt stuk gevonden. Daarnaast zijn er van deze soort twee kennelijk onbewerkte takken gevonden evenals twee takken van els.
3.3
BEWERKINGSSPOREN
3.3.1
Algemeen Zoals ook eerder in de Bronstijdopgravingen van Eigenblok opgemerkt werd, lijkt er sprake te zijn van een twee-fasen bewerking van de grote constructiepalen2. In de eerste fase wordt de boom met grote slagen omgekapt (figuur 11a en b) en ontstaat een punt, eventueel met pluim. Daarna wordt in de tweede fase met meer en zorgvuldiger gerichte slagen de punt afgeplat. Op vondstnummer 1267 en 1279 (figuur 12a en b) zijn de sporen van beide fasen nog herkenbaar, maar vaak zijn de sporen van de 1e fase verdwenen onder die van de 2e fase. Dit soort “platte punten” dient meestal om verzakken van de palen in kleiige of venige bodem tegen te gaan. Het is ook mogelijk dat de vorm van de staanders te maken heeft met ingraven in plaats van inslaan. Bij ingegraven palen, waar een lange aanpunting niet nodig is, wordt vaak de stam gebruikt zoals hij is na het omkappen, dus onregelmatig, of eventueel iets afgeplat. 2
Vermeeren, 1998, Vermeeren & Hänninen, 1999/2003, Brinkkemper et al 2002
BIAXiaal 208
4
Daarnaast zijn grote spaanders aangetroffen die als afval bij het bewerken zijn ontstaan (figuur 13). In een aantal gevallen is de schors nog aanwezig op de palen, maar in andere gevallen is te zien dat de schors er (deels) afgehaald is.
3.3.2
Dissel Het verwijderen van de schors is gebeurd met een dissel (figuur 14). De werkrichting en de iets holle inslagen wijzen daarop. Er zijn zelden braamsporen aangetroffen (die meestal wél aanwezig zijn en dan loodrecht op de snede staan), zodat het waarschijnlijk om een scherp stuk gereedschap gaat. De richting van werken is echter ook precies in de grove lengte-structuur van het hout, zodat bramen slecht te herkennen zijn. De gevonden banen zijn altijd smaller dan de dissel zelf was, er is nooit een zijkant of een snede aangetroffen. De vorm van de disselsnede is daarmee niet te reconstrueren. De gebruikte dissel(s) zijn minimaal 4,5 cm, waarschijnlijk meestal zo’n 5 à 6 cm, maar mogelijk meer dan 8 cm breed (zie vondstnummer 1078). De facetten vertonen meestal een geringe holling, zodat de dissel licht gebogen moet zijn geweest.
3.3.3
Bijl Zoals in 3.3.1 is beschreven zijn de palen in twee fasen aangepunt met bijlen. Meestal zijn er geen bramen zichtbaar, waardoor zelfs enige twijfel ontstond of het nu een bijl of een dissel betrof. De hoek waaronder de wél aanwezige bramen staan ten opzichte van de snede (figuur 15) en de manier van werken wijst echter toch op een bijl. De bijlen lijken over het algemeen goed scherp, wel zijn er enkele heel grote bramen (figuur 16) aangetroffen op drie staanders uit het huis (vondstnummer 1261, 1263 en 1268), één op een spaander in kuil 56 (vondstnummer 1450) en één op een staander van spieker 17 (vondstnummer 1300). De meeste facetten, met name die op de platte punten van de staanders (2e fase) zijn heel vlak, wat betekent dat de gebruikte bijl plat is (zie onder andere figuur 15 & 16). Er zijn echter enkele aangepunte palen aanwezig met facetten die hol zijn, wat wijst op het gebruik van een bolle bijl (figuur 17). Holle facetten zijn aangetroffen op een wilgen, een elzen en een eiken paal uit kuilen (vondstnummers 244, 1450.4 en 1461.1) en mogelijk op een eiken plank uit het huis (vondstnummer 1270). Deze laatste sporen kunnen echter ook afkomstig zijn van een iets gekromde dissel. Opmerkelijk is het voorkomen van extreem vlakke facetten, die voor het eerst in de bronstijd optreden. Dergelijke facetten zijn niet uit een neolithische context bekend. Gekoppeld aan het feit dat het hier om zeer scherpe bijlen moet gaan, lijkt het er op te wijzen dat we met zeer platte bronzen bijlen te maken hebben. Ook de relatief grote breedte lijkt dit te ondersteunen (zie hieronder). De bijlsneden zijn opgetekend en onderling vergeleken om te zien of er meerdere bijlsnedevormen aanwezig waren. Er zijn uiteindelijk vijf typen benoemd, waarbij vastgesteld kon worden dat binnen type IV in ieder geval twee verschillende bijlen zijn gebruikt. De resultaten staan in figuur 18. Binnen typen III en IVb zijn complete bijlafdrukken gevonden. Deze zijn aangetroffen op de staanders met vondstnummer 1480 (spieker 20), en 1490 (spieker 21) (figuur 19). De breedte van deze afdrukken zijn respectievelijk 5,4 en 6,2 cm. Een vrijwel complete bijlafdruk van type II bevindt zich op vondstnummer 1263 (huis 16). Type I is een rechte bijlsnede met een minimale breedte van 5 cm. Dit type is alleen aangetroffen op spaander 1086.3 afkomstig uit drenkkuil 184. Type II is een licht gebogen vorm, waarvan de breedte op 5,4 cm is gereconstrueerd. Er zijn meerdere fragmenten van sneden aangetroffen op staanders afkomstig van huis 16 en spieker 20. Bij type III gaat het om een middel gebogen snede. Dit type is het meest herkend, en bevond zich op staanders en houten objecten afkomstig uit huis 16, spieker 20 en
BIAXiaal 208
5
drenkkuil S56. Ook hier betrof het voornamelijk delen van sneden, er is maar één compleet exemplaar aangetroffen (1490). Deze heeft een breedte van 6,2 cm. Type IV is een sterk gebogen vorm. Binnen dit type zijn op grond van verschillende breedtes in ieder geval twee bijlen herkend, IVa en IVb. Het gaat om een brede vorm met een minimum breedte van 6,5 cm en een smallere vorm met een breedte van 5,4 cm (compleet op 1480). IVa is het minst vertegenwoordigd en is alleen op staanders van spieker 17 en 20 aangetroffen. IVb komt meer voor en is herkend op palen/staanders afkomstig uit spieker 18, 19, 20 en 21, en uit drenkkuil S56. Type V is een zeer sterk gebogen snede met een minimale breedte van 5,5 cm. Dit type is maar twee keer aangetroffen op staanders uit spieker 20 en 21.
3.4
DATERINGSMOGELIJKHEDEN
3.4.1
14
C-datering
Al voordat het feitelijke onderzoek aan het hout startte, is op verzoek van de archeologen materiaal uitgezocht voor 14C-datering. Hierbij zijn beschikbare monsters uit duidelijke structuren onderling vergeleken zodat de beste keus gemaakt kon worden. Om de datering zo goed mogelijk te laten lukken, is getracht materiaal te verzamelen dat zo dicht mogelijk bij het moment van maken van de structuur ligt, dat wil zeggen de laatste beschikbare jaarringen van de stammen (omdat takhout niet voorhanden was). Bij het maken van de keuze wordt gelet op de conservering van het hout, of er al dan niet doorworteling of andere jongere “vervuiling” heeft plaatsgevonden en op het jaarringpatroon. Het is een voordeel als de jaarringen regelmatig en groot zijn, zodat zo precies mogelijk bemonsterd kan worden. Na een afweging van alle factoren zijn de volgende monsters genomen uit het onverkoolde hout (tabel 1): Tabel 1
Zijderveld:
14
C-monsters van de buitenste ringen van onverkoolde houten palen
structuur
put
spoor vondstnummer gewicht (g)
ringen
opmerkingen
Hek
22
69
229
?
7
wortels (weinig)
Waterkuil Hek
19 50
8 222
244 1027
? circa 35
? < 10
wortels wortels
Spieker 10 Huis 16
50 67
218 53
1064 1279
circa 60 >100
5 circa 12
wortels wortels
Huis 16 Spieker 18
67 67
21 84
1283 1383
>100 75
circa 7 3
wortels wortels
Kuil Spieker 20
67 68
56 72
1461 1478
circa 100 >100?
5 circa 7
wortels wortels
Kuil
50
184
1086.2
circa 25
circa 5
wortels (weinig)
De gehele serie monsters is uiteindelijk naar het Centrum voor Isotopen Onderzoek aan Rijksuniversiteit Groningen gestuurd. De dateringen bleken binnen de periode van 1500 tot aan 1000 v Chr te vallen, met een duidelijk zwaartepunt tussen 1400 en 1300 v. Chr. De staander uit spieker 19 leek geschikt voor dendrochronologisch onderzoek en is om die reden niet voor 14C-onderzoek bemonsterd. Tijdens het bemonsteren van de buitenste jaarringen voor 14C-datering kon bij twee elzen staanders (vondstnummer 1279 en 1283) overigens worden vastgesteld dat ze gekapt waren in het (vroege) voorjaar. Dit is wel een heel kleine steekproef, maar het is dus mogelijk dat het huis in het vroege voorjaar is gebouwd.
BIAXiaal 208
6
Naast het onverkoolde hout is er ook materiaal voor 14C-datering gehaald uit verkoold hout. Hierbij gelden in principe dezelfde richtlijnen voor het maken van een keuze: gezocht wordt naar jong hout (tak of spint) met zo min mogelijk vervuiling. Omdat het vrijwel altijd om kleinere stukken gaat, heeft bemonstering van buitenste ringen hier geen zin. Wel is het belang van de soort hier extra groot: houtskoolfragmenten van kortlevende boomsoorten hebben een kleinere foutenmarge dan die van langlevende soorten. De voorkeur gaat daarom uit naar struiken of (kleine) korter levende bomen zoals bijvoorbeeld vlier (Sambucus), wilg en eventueel els, boven mogelijke woudreuzen als eik of beuk (Fagus sylvatica). Er was geen financiële ruimte om de houtskoolmonsters compleet te onderzoeken. Daarom zijn de op het oog herkenbare verspreidporige takken en zo klein mogelijke stammen eruit gepikt en gedetermineerd. Het is waarschijnlijk dat er nog andere soorten in de monsters zitten dan de nu gedetermineerde. In één monster bleek een verkoolde pit van sleedoorn (Prunus spinosa) te zitten, bij uitstek geschikt om te dateren omdat deze feitelijk maar één jaar oud is. De resultaten staan in tabel 2. Uiteindelijk zijn uit deze selectie door Archol vijf monsters gekozen voor AMS-datering. Tabel 2
3.4.2
Zijderveld: monsters voor
14
C-datering (AMS) uit verkoold materiaal.
structuur
put spoor vnr. Soort
Klein huis
14
31
210 Alnus 2x
gewicht (mg) boomdeel 140
>tak/<stam
Wortels
+
Klein huis Waterkuil
14 59
26 8
211 Te det 269 Salix
< 12
knoest 1 jarige tak
Gesinterd .
+!
Waterkuil Waterkuil
59 59
8 8
269 Salix 3x 269 Alnus 2x
>stam >stam
Wortels Wortels
-
Kringgreppel 50 Kringgreppel 50
76 76
1022 Salix 1022 Alnus
460 <
>tak/<stam >tak/<stam
Wortels Wortels
+ -
Kringgreppel 50 Spieker 3 50
76 55
1025 Salix 1049 Salix 2x
< 50
>tak/<stam Wortels >tak/<stam, bui.ring Wortels
+
Spieker 3 Spieker 3
50 50
55 55
1049 Salix 1049 Alnus
>stam >stam
Wortels Wortels
-
Spieker 3
50
55
1049 Prunus spinosa
pit
vraatspoor
+!
. .
. . 50
opm.
Dendrochronologische datering Tijdens het onderzoek van het hout is ook bekeken of er stukken geschikt waren voor dendrochronologisch dateren. Daarbij wordt gelet op de houtsoort (eik is bijvoorbeeld zeer geschikt omdat daar goede vergelijkingscurves voor zijn) en het aantal jaarringen. Er zijn mimimaal zestig jaarringen nodig om een statistisch betrouwbare vergelijking te kunnen maken met de ijkcurve. Daarnaast heeft een monster dat de buitenste ring (wankant) bevat altijd de voorkeur omdat daarmee de kapdatum vaststaat. Als de buitenste ring ontbreekt verdient het aanbeveling om monsters met in ieder geval nog spintringen te kiezen, omdat daarmee een schatting van de kapdatum te maken is. Tenslotte moet er natuurlijk ook gekeken worden uit welke context de monsters komen om te beslissen of er wel of geen datering van nodig is. In Zijderveld werden voornamelijk elzen aangetroffen, maar in vier structuren (huis 16, spieker 19, spieker 21 en uit een kuil) komen ook eiken voor. In tabel 3 zijn de gegevens hiervan te zien. De beste monsters komen uit de kuil, met name als ze als combinatie worden ingestuurd (voor een middelcurve), maar ook die van spieker 21 lijkt veelbelovend. In totaal zijn er 5 monsters ingestuurd naar RING. 3 3
De dateringen zijn ondertussen binnen en passen mooi in het verwachtingspatroon van de midden-Bronstijd: de medianen vallen in de range van 1483 tot 1345 v. Chr.
AMS
BIAXiaal 208
Tabel 3
4.
7
Zijderveld: overzicht van de monsters voor dendrochronologisch onderzoek.
structuur put
spoor vnr.
soort
Jaarring
spint
dendro opm.
Huis 16
67
34
1272
Quercus
>60
-
+
.
Huis 16 Huis 16
67 67
40 40
1270 1271
Quercus Quercus
>=60 >50
-
+ +/-
. .
Huis 16 Huis 16
67 67
41 42
1275 1276
Quercus Quercus
<=60 >60
-
+/+
. .
Huis 16 Huis 16
67 67
43 48
1277 1274
Quercus Quercus
ca. 60 <=60
-
+/+/-
. .
Kuil Kuil
67 67
56 56
1452 1453
Quercus Quercus
>60 ca. 60
+
++ ++
combi combi
Kuil 67 Spieker 19 68
56 45
1461.1 1472
Quercus Quercus
ca. 60 >60
+ -
++ +
combi .
Spieker 21 68
71
1487
Quercus
>60
+?
+
.
Conclusies Het doel van het onderzoek was om drie vraagstellingen te beantwoorden: de gebruikte houtsoorten, de bewerkingssporen en de datering.
4.1
GEBRUIKTE HOUTSOORTEN Het merendeel van het gevonden hout is els, maar er zijn hier ook andere soorten gevonden, namelijk eik, wilg en populier. De verhouding tussen de soorten is weergegeven in figuur 20. Indirect is ook sleedoorn aangetoond, door middel van een verkoolde pit uit één van de houtskoolmonsters. Waarschijnlijk zijn er in het houtskool nog meer soorten te vinden, met name lokaal verzamelde soorten voor brandhout. Het was nu echter niet mogelijk om aanvullend houtskoolonderzoek te doen. Wel is het opvallend dat bij het uitzoeken van houtskool voor datering met name els en wilg werd gedetermineerd. De gevonden soorten zijn niet verrassend. Waarschijnlijk is els op de vochtige standplaatsen in de directe omgeving de dominante boomsoort. Ook wilg en populier kunnen hier goed groeien. Het gebruik van de eiken laat een zekere zuinigheid zien: de eiken zijn tangentiaal verwerkt tot planken of balken, of als een stamdeel (een derde, een kwart en een zesde deel) gebruikt. Ook zijn knoesten aangetroffen die erop wijzen dat het geen topkwaliteit eiken waren (figuur 21). Dit wijst op een schaarste van de soort, en de vraag rijst of de boom wel in de directe omgeving heeft gestaan. Dit zou in samenhang met de geologie en waterstanden uitgezocht kunnen worden. In ieder geval is het zo dat de gebruikte elzen over het algemeen vrij brede jaarringen hebben. De staanders zijn behoorlijk groot van omvang. Beide observaties wijzen op het gebruik van goed gegroeide grote elzen, die op een voor hun gunstige bodem gegroeid zijn. Opmerkelijk is dat er twee holle staanders zijn aangetroffen. Waarschijnlijk gaat het hier niet om uitgeholde bomen, maar om bomen die tijdens de kap al hol bleken te zijn. Dat ze toch gebruikt zijn wijst er mogelijk op dat rechte bomen van deze diameter toch niet ruim voor handen waren. De hier voor elzen gunstige omstandigheden (een stabiele vochtige komgrond met zandige klei) zal voor eiken een ongustige groeiplaats zijn, maar door de minerale ondergrond kunnen ze er wel groeien. Ze zullen dan smalle jaarringen maken en waarschijnlijk knoestig zijn, precies zoals we nu hebben aangetroffen.4
4
Weeda et al, 1991
BIAXiaal 208
8
Een eerste vergelijking met de Bronstijdopgravingen te Eigenblok laat zien dat els daar nog dominanter was. 5 Dit kan deels verklaard worden door conservering. In Eigenblok zagen we dat met name de grotere staanders bewaard gebleven waren. Voorspeld werd toen al dat als ook kleinere constructie-elementen bewaard waren gebleven ook andere houtsoorten gevonden zouden zijn. Dat bleek in Zijderveld te kloppen: de conserveringsomstandigheden zijn iets beter (mogelijk door de beschermende ijzerlaag) en er werden dan ook wat kleinere paaltjes gevonden, weer veel van els maar ook van wilg en populier.6 De iets betere conservering is echter geen verklaring voor het voorkomen van eik. Deze soort heeft veel sterker en harder hout en zou in Eigenblok juist ook bewaard zijn gebleven. Daar is het echter slechts eenmaal aangetoond. Opvallend bij het gebruik van de eiken in het huis van Zijderveld, is dat we ze allen aantreffen in het westdeel. Bovendien zijn daar ook een aantal extra verstevigde staanders gevonden. Deze versteviging kan ingegeven zijn door de overheersende windrichting uit het (zuid-)westen, maar het kan ook betekenen dat er wellicht vee in dat deel van het huis heeft gestaan, ook al zijn er in de plattegrond geen duidelijke aanwijzingen voor, bijvoorbeeld in de vorm van stalboxen. Het ziet er naar uit dat er heel pragmatisch gebruik is gemaakt van de mogelijkheden: de onderdelen die stevig en sterk moesten zijn, zijn van de dikste elzen gemaakt, een soort die veel in de omgeving voorhanden was. Weliswaar blijven die minder lang goed dan de veel sterkere eiken, maar ze zijn wel beschikbaar en met tamelijk weinig moeite uit de directe omgeving te halen. Dat de grote elzen ter plekke zijn bewerkt, bewijzen de spaanders die een aantal malen aangetroffen zijn. De huisdelen die om wat voor reden dan ook het meest te lijden hadden, werden nog extra verstevigd met dubbele palen en met delen van eiken stammen, een soort die waarschijnlijk schaars was en mogelijk van verder gehaald moest worden. Voor zover bewaard lijken de lichtere delen (wanden, palenrijen) te hebben volstaan met minder sterke houtsoorten en boomonderdelen: takken van elzen, wilgen en populieren. In een enkel geval was het mogelijk om het kapseizoen vast te stellen en mogelijk wijst dit op bouw van het huis in het (vroege) voorjaar.
4.2
BEWERKINGSSPOREN Op het hout zijn nog opvallend veel bewerkingssporen gevonden, waarschijnlijk te danken aan een beschermende metaalneerslag. Aangetroffen werden sporen die wijzen op het omkappen van de grote elzen in twee fasen. De bewerking is ter plekke gedaan zoals de aangetroffen spaanders laten zien. Voor het omkappen en afplatten van de stammen zijn bijlen gebruikt. Dat de staanders zo netjes platgemaakt zijn lijkt er toch eerder op te wijzen dat dit dient om wegzakken tegen te gaan, en niet op het ingraven van de stammen. Waarschijnlijk zijn voornamelijk platte bronzen bijlen van een kleine 6 cm breed gebruikt, die over het algemeen zeer scherp werden gehouden. Uit de bijlsnedes konden vijf typen worden gereconstrueerd. Binnen type IV konden op basis van de breedte twee bijlen onderscheiden worden. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor bolle bijlen, die kleine holle facetten veroorzaakten. Dit kan een kleine bolle bronzen bijl zijn geweest, maar de sporen kunnen ook veroorzaakt zijn door stenen bijlen. Behalve bijlen zijn er ook dissels gebruikt. Een deel van de stammen was geheel of gedeeltelijk ontschorst met lange, iets holle slagen, veroorzaakt door iets gebogen dissels van minimaal 4,5 tot mogelijk meer dan 8 cm breed.
5 6
Brinkkemper et al, 2002 Over het algemeen is de conservering overigens niet erg goed, vrijwel al het hout en zelfs het houtskool was doorworteld en na verwijdering van de klei en de metaalaanslag zeer zacht.
BIAXiaal 208
4.3
9
DATERING Er zijn verschillende monsters genomen voor datering. Vooraf zijn monsters uitgezocht voor 14C-datering. Het betreft hier zowel bemonstering van buitenste jaarringen van onverkoold hout als een selectie uit de houtskoolmonsters. In het eerste geval kon er genoeg materiaal verzameld worden voor de conventionele 14C-datering, het gaat hierbij om tien monsters. In het tweede geval ging het om vijf monsters voor AMS-datering. Daarnaast zijn tijdens het onderzoek vijf stukken verzameld die geschikt waren voor dendrochronologisch onderzoek. De binnengekomen resultaten leverden goede middenBronstijddateringen op.
5.
Literatuur Bakels, C., R. Kok, L.I. Kooistra, & C. Vermeeren, 2000, The plant remains from GoudaOostpolder, a twelfth century farm in the peatlands of Holland. Vegetation History and Archaeobotany 9, p. 147-160. Brinkkemper O, H. van Haaster, P. van Rijn en C. Vermeeren 2002, Archeobotanie in: P.F.B. Jongste & G.J. Wijngaarden (red.) Het erfgoed van Eigenblok, nederzettingsterreinen uit de Bronstijd te Rumpt (gemeente Geldermalsen). Rapportage Archeologische Monumentenzorg 86, p. 439-557. Haaster, H. van, K. Hänninen, L.I. Kooistra, J. Schelvis & C. Vermeeren, 1997, Ontginningsboeren op het veen. Zaden, vruchten, hout en ongewervelden van een 12e eeuwse boerderij te Gouda Oostpolder. BIAXiaal 37. Koot, C.W. & C. Vermeeren, 1993, Natural wood resources and human demand: use of wood in Iron Age houses in the wetlands of Midden-Delfland. Analecta Praehistorica Leidensia 26, p. 99-110. Vermeeren,C., 1998. Houtonderzoek aan Bronstijdpalen uit Eigenblok-West. Archeologisch onderzoek Betuweroute. Biaxrapport 28. Vermeeren, C. & O. Brinkkemper, in druk: Eiken of elzen? De houtkeuze voor IJzertijdboerderijen. In: L.P.L. Kooijmans (ed). Handboek van de Nederlandse Prehistorie. Vermeeren,C., & K. Hänninen, 1999/2003. Houtonderzoek aan uit Eigenblok-Oost. Archeologisch onderzoek Betuweroute. Biaxrapport 75. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1991. Nederlandse oecologische flora 4.
BIJLAGEN Bijlage 1 Resultaten houtonderzoek Figuren 1 t/m 21
Bijlage 1
Zijderveld: resultaten houtonderzoek op vondstnummer.
str.
put spoor vnr.
volg soort
P P? P? P K P K P P P P P P P S10 H16? K K K K K K K K K K K K K K H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16 H16
18 11 11 22 19 22 59 62 62 62 59 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67
. . . . . . . . 1 2 . . . . . . 1 2 3a 3b 3c 4 5 1 2 3 1 2 3 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
103 164 163 69 8 68 18 13 6 6 6 155 222 81 218 212 184 184 184 184 184 184 184 184 184 184 216 216 216 216 35 37 39 41 24 35 31 37 37 38 32 33 34 40 40 34 48 48 41 42 43 50
151 155 156 229 244 249 272 340 341 341 352 1014 1027 1028 1064 1078 1085 1085 1085 1085 1085 1085 1085 1086 1086 1086 1087 1087 1087 1087 1230 1231 1232 1233 1260 1261 1263 1264 1265 1266 1267 1268 1269 1270 1271 1272 1273 1274 1275 1276 1277 1278
indet Alnus Alnus Salix Salix Salix Alnus Salix Salix Salix Salix Alnus Populus Salix Salix Alnus Salix Alnus Salix Salix Salix Salix Alnus Alnus Salix Alnus Quercus Quercus Quercus Alnus Alnus Alnus cf. Alnus cf. Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Quercus Quercus Quercus Alnus Quercus Quercus Quercus Quercus Alnus
L
B
H
. >10 . >9 . >9 >30 > . . . . . . . >30 25 >10 . . . . . 7 >7 9 >40 >40 < . . . . . . 15 >20 >20 18 . >30 . >20 >20 >20 >30 >10 >25 >25 >30 >30 >20
. . . . . . . >15 . . . . . . . . . . . . . . . 5 . 9 >3 >3 . . . . . . . . . . 8-12 . . . . >20 11 25 . 27 28 27 27 .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 . 9 >3 >3 . . . . . . . . . . 4,5 . . . . 7 7 6 . 4-7 6 7 6 .
D-vwp D-boom artefact . . . 2,5 11 3 6 en 8 . . 4,5 . . 3 . 4 17 0,5-2,5 3 . . . . . . . . . . . 4 . . . . . 18 25 25 . 28 25 29 24 . . . 4 . . . . 24
. . . 3 11 4 10 >15 . . . > >6 . >8 19 2,5 3 >4 >4 >4 . . >10 . >20 >>10 >>10 . 4 . . . . . 19 26 27 >12 c.30 25 30 25 >> >>14 >> 4 >> >> >> >> 24
punt puntfragment paal paal paal tak ? paalfragment tak fragment fragment paal fragment fragment staander puntstok punt tak fragment fragment fragment fragment fragment spaander paal spaander balk? balk? puntfragment paal fragment fragment fragment fragment fragment staander staander staander stiep staander staander staander staander plank paal/staander balk paal plank plank plank plank staander
stc.
PV
. 1b? . 1a 1b 1a 1b 1? . 1 . . ? . ? 1a 1a 1b . . . . . 17 1 6 11/17 11/17 . 1 . . . . . 1 1 1a 2/12 1a 1b 1a 1 18/15a 10/15a 18/15a 1b 15a 18/15a 15a 18/15a 1b
. 3/4 . 3a 2a/3a 2a . . . . . ? . ? * 3a 2 . . . . . . 5? . ? ? . ? . . . . . * * * . * 2/* * * * * * 1 * * * * *
PL cons. . 7 . >9 12 >9 . . . . . . ? . ? 0 19 >3 . . . . . . >7 . ? ? . ? . . . . . 0 8 0 . 0 11 0 1 0 0 1 3 0 1 1 1 0
s m s m m m m s m m m s m m m m g m m m m m m m m m s s s m m m m m m s s s m m s m s g g m s m m m g s
jr. < < c. 7 < < < < < < < < c.10 < c. 5 < < < < < < < < < c. 5 < c. 30 c. 30 < < < < < < < < < < < < < ? < >=60 >50 >60 < <=60 <=60 >60 c. 60 <
schors dendro 14C T/F C/W opmerkingen + +/+ +/+ +/+ + +/+/+ + + +/+/+ +/+ -
+ +/+ +/+/+ + -
+/+/+ +/+/+ +/+/+ + +/+/+/+ +/+/+/+/+/+/-
? F F F ? F F F F F F ? F F ? F F ? ? ? ? -
W ? W ? ? ? ? W W ? W W ? W ? W C ? W W W W W ? ? ? W W W ? W W W W W W ? W C W W ? W ? ? ? W ? ? C ? W
vergaan iets holle facetten; dissel/bolle bijl? . holle, smalle facetten één groot, plat facet en drie holle facetten,> braam, dissel/bijl? St . vertakte boom, geen bewerking . . . . rest stam en zijtak fragment paalpunt . fragment grote paal of onbewerkt hout? dissel (>6, 7 en 8 cm), lijkt veel breder dan overige disselsporen 'drevel' recht kapspoor met scheve bramen, St bewerkt bewerkt bewerkt fragment tak fragment tak bewerkt fragment, kapsporen, afval punt twee zijden bewerkt, bijlsporen scheve bramen, St hoort bij nr 2 hoort bij nr 1 hoort bij nr 1 en/of 2 zijtak met platte bijl bewerkt wortel? fragment van staander? droog droog . dissel zijkant (>3,5 cm), > bramen, St dissel zijkant (>4-5 cm), veel kapsporen, bijl=5,2 cm, braam 1,5 mm, St rondom dissel (> 4 cm, bramen?), bijlsporen punt, St dissel zijkant (>3,5-4 cm), kapsporen bijl?, scheursporen?, St uit elkaar gevallen, bijlporen, disselsporen op zijkant >4,5 cm, St bijlsnede rechter zijkant, St bijl (>5,5 cm, > bramen), dissel > 5 cm, hol 13 cm (holle boom?), St dissel zijkant (>3,5-4 cm), deel schors zeer plat onder, holle facetten aan binnenkant? zijkant dissel (>4,5 cm) kapsporen onderkant bijl?, zijkant dissel (>4,5 of 5 cm), scheef diepe, grove kapsporen op punt plat onder, sporen? plat gesleten onder, lange holle facetten zijkant veel kapsporen onder, binnen- en zijkant dissel (>4,5/5 cm), scheef kapsporen onder, holle facetten op zijkant St
13
Bijlage 1
Zijderveld: resultaten houtonderzoek op vondstnummer.
str.
put spoor vnr.
volg soort
H16 H16 H16 H16 H16 H16 S17 S18 S34 K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K S19 S20 S20 S20 S20 S20 S20 S21 S21 S20 S21 S20 S20
67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 67 68 68 68 68 68 68 68 68 68 68 68 68 68
. . . . . . . . . 1 2 3 4 . . 1 2 3 4 5 6 7 8 9 . 1 2 3 4 5 6 7 . 1 2 . . . . . . . . . .
53 117 14 21 18 17 81 84 71 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 56 45 65 65 72 67 61 59 62 71 60 68 57 58
1279 1281 1282 1283 1285 1287 1300 1383 1391 1450 1450 1450 1450 1452 1453 1455 1455 1455 1455 1455 1455 1455 1455 1455 1456 1461 1461 1461 1461 1461 1461 1461 1472 1476 1476 1478 1480 1482 1483 1485 1487 1488 1490 1492 1494
Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Quercus Alnus Alnus Alnus Quercus Quercus Alnus Alnus Alnus Alnus Salix Salix Salix Alnus Alnus Alnus Quercus Quercus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Quercus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Alnus Quercus Alnus Alnus Alnus Alnus
L
B
. . . . >20 . . . >20 . . . >30 . . . >20 . >16 4,5 . . >15 . >15 . >150 1-10 >150 5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . >16 6 . . 10 7 >12 . >10 . c.7 c.7 c.10 c.6 >30 11 >20 . >30 . . . >30 . >30 . >30 . >40 . >30 18 >30 . >20 . >20 . >20 .
H . . . . . . . . . 2-3 . . . 5-7 6 . . . . . . . . . . 3-5 . 3 . . c.2 c.2 10 . . . . . . . 13 . . . .
D-vwp D-boom artefact 24 4 20 29 c.20 . 25 15 15 . . 3 4,5 7 6 . . . . . . . . . . . . . 4,5 5 . . . 21 15 20 25 14 20 13 13 17-27 20 c.20 19
24 >8 20 c.32 c.20 >20 25 15 17 > > 3 5,5 >15 >12 . . . . . 3 1,5 1 1 . > . >12 4,5 5 >14 > >20 22 16 20 26 15 21 13 >26 28 20 c.22 22
staander puntje staander staander staander staander? staander staander staander paal spaander paal paal balk/staander paal/staander punt fragment punt fragment punt fragment punt fragment fr. bewerkt? tak tak tak tak spaander paal brok spaander paal paal spaander spaander paal staander paal/staander staander staander staander staander paal staander staander staander staander staander
stc.
PV
PL cons.
1b 1? 1b 1a/b 1 1 1b 1b 1a 14/17 . 1 1/3 14a 6 . . . . . . . . . . 14/17 17 11/17 2 2 14 15 3 2 3 1b 1a 1a 1ab 1b 3/4 1ab 1b 1 1a
2 >3 * * * *? * 2 * . . ? 3a 1 . . . . . . . . . . 1 . . 1 ? . . * * * * * * * * * * 1 * *
4 >10 0 0 0 0? 0 5 5 . . >6 >15 10 . . . . . . . . . . 6 . . 6 1 . . 0 1 . 0 0 0 0 0 0 0 15 0 0
m m s m s s m m s m m m m g m m m m m m m m m m m g v m m m m m g m m m g m m s g m m s m
jr. c. 60 < ++ < < < c. 15 < <60 < < < >60 c. 60s < < < < < < < < < < c. 60 s < < < < < < >60 < < < < < >60s? < < <
schors dendro 14C T/F C/W opmerkingen + + +/+ + + + + +/+/+/+/+/+/+/+ +/+ +/+ -
+/+/+? + + -
+/+ +/+/+ + + + + + +/+? +/+/+/+/+/-
F F F F ? ? ? F F ? ? F F F F F F F F F F F ?
? W W ? W W ? ? W C ? W W ? W ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? W ? ? ? W W ? ? ? ? C ? W W ? ? ? W W
veel bijlsporen, St, kap vroege voorjaar puntje van paal . deels ontschorst, "blauw" genoemd op kaartje, kap voorjaar . . 2 >bijlsporen omkappen, punt platte bijl met braam 1,5 mm, St inkap, St . gespleten en ruwe, holle facetten, scheur, zelfde als 1461? 2 fasen-kap zichtbaar, > bramen, vlak facet=platte bijl vlak facet=platte bijl hol facet=bolle bijl, scheursporen, punt 3a/stc 1 of stc 3 kapsporen op punt, St dendromonster in combinatie . . . . . . . . . bewerkt, afval van kap grote boom paaldeel, punt iets holle > facetten, zelfde als 1450? verkoold fragment, twee zijden bewerkt groot, vlak facet veel facetten of rot . . plat, zijkant recent beschadigd, knoest, dissel- en bijlsporen, St kapspoor (>=6 cm), hoort bij nr 2?, St kapspoor, hoort bij nr 1?, St St kapsporen, disselsporen op zijkant >3-4 cm, St bolle bijl?, St dissel (>5,5-6,5 cm), bijlsporen op punt kapsporen, St kapsporen, St dissel zijkant (>4-6 cm), veel bijlsporen op punt hele bijl=5,8 cm, St . knoestig, St
14
Uitleg van de codering gebruikt in de bijlage Alle afmetingen zijn in cm (> groter of meer dan, < kleiner of minder dan, +=enkele, ++=tientallen) str. put spoor vnr. volg soort L B H D-vwp D-boom artefact stc. PV
PL cons. jr. schors dendro 14C T/F C/W opmerkingen
structuur (H=huis, B=bijgebouw, S=spieker, P=palenrij/wolk, K=kuil) put spoor vondstnummer volgnummer, als binnen één vondstnummers meer houtvondsten zijn (door BIAX toegekend) houtsoort: Alnus = Els, Populus = Populier, Quercus = Eik, Salix = Wilg lengte breedte hoogte/dikte diameter van het voorwerp diameter van oorspronkelijke stam of tak omschrijving van voorwerp of constructiehout stamcode = schematisch aangeven van de wijze waarop object uit het hout is gehaald (grondvorm), zie apart vel. b= met bast/wankant, a= zonder bast puntvorm, d.w.z. het aantal vlakken waarmee de punt is gemaakt halverwege de punt 2 = 2 vlakken enz. a = één vlak van punt die niet bekapt of bewerkt is *= punt in 2 fasen: eerst omkappen en daarna afplatten puntlengte, d.w.z. de lengte van de punt gemeten van hoogste kapvlak conservering, m=matig, g=goed, s=slecht aantal jaarringen, < = weinig, s = spint aan- of afwezigheid van schors geschiktheid voor dendrochronologisch onderzoek geschiktheid voor 14C-datering advies voor tekenen en/of fotograferen advies voor conservering of weggooien opmerkingen die niet onder een eerdere kolom passen. St=snede getekend
stamcodes
1
hele stam
11
vierzijdig gerechte ‘balk’ uit kwart stam
2
halve stam
12
eenzijdig gerechte ‘plank’
3
derde stam
13
4
kwart stam
14
5
radiaal kleiner dan omtrek
radiale ‘plank’ door hart (kwartiers) a. zonder bastkanten b. met bastkant(en) radiale ‘plank’ maximaal tot hart a. zonder bastkanten b. met bastkant(en)
15
tangentiale ‘plank’ niet door hart, breedte groter dan kwart stam (dosse) a. zonder bastkanten b. met bastkant(en)
6
radiaal gelijk aan omtrek
16
‘plank’ niet door hart, breedte maximaal kwart stam a. zonder bastkanten b. met bastkant(en)
7
radiaal groter dan omtrek
17
relatief klein deel uit stam
8
eenzijdig gerechte ‘balk’
18
segment van een uitgeholde stam
9
vierzijdig gerechte ‘balk’ door het hart van de stam
0
onbekend
10
vierzijdig gerechte ‘balk’ uit halve stam
FIGUREN
Figuur 1
Zijderveld: roestvorming op het hout, vnr. 1480. Foto Archol.
Figuur 2
Zijderveld: plattegrond van het huis; Tekening Archol.
Figuur 3a Zijderveld: afgeplatte elzen staander, vnr. 1283. Foto Archol.
Figuur 3b Zijderveld: afgeplatte elzen staander, vnr. 1487. Foto Archol.
Figuur 4
Zijderveld: afgeplatte holle staander, vnr. 1268. Foto Archol.
Figuur 5
Figuur 6
Zijderveld: eiken balk, vnr. 1452. Foto Archol.
Zijderveld: tangentiale eiken plank, vnr. 1272. Foto Archol.
Figuur 7
Zijderveld: stiep van els, vnr. 1265. Foto Archol.
Figuur 8
Zijderveld: staander van een derde eiken stam, vnr. 1487. Foto BIAX Consult.
Figuur 9
Figuur 10a Zijderveld: elzen puntstok, vnr. 1085.1. Foto Archol.
Zijderveld: elzen dubbelstaander uit spieker, vnr. 1467. Foto Archol.
Figuur 10b Zijderveld: elzen puntstok, vnr. 1085.1. Tekening Archol.
Figuur 11a Zijderveld: grove kap in eerste fase, vnr. 1383. Foto BIAX Consult.
Figuur 11b Zijderveld: grove kap in eerste fase, vnr. 1300. Foto BIAX Consult.
Figuur 12a Zijderveld: twee kapfasen herkenbaar, vnr. 1267. Foto BIAX Consult.
Figuur 12b Zijderveld: twee kapfasen herkenbaar, vnr. 1279. Foto BIAX Consult.
Figuur 13 Zijderveld: grote spaander; afval van bewerking elzen stam, vnr. 1086. Foto Archol.
Figuur 14a Zijderveld: sporen van dissel op zijkant stam, vnr. 1271. Foto BIAX Consult.
Figuur 14b Zijderveld: sporen van dissel op zijkant stam, vnr. 1480. Foto Archol.
Figuur 15 Zijderveld: vlakke bijlsporen met schuine bramen, vnr. 1478. Foto BIAX Consult.
Figuur 16 Zijderveld: vlakke bijlsporen met grote braam, vnr. 1261. Foto BIAX Consult.
Figuur 17a Zijderveld: holle facetten op wilg, vnr. 244, overzicht. Foto Archol.
Figuur 18 Zijderveld: bijlsnedes. Tekening Archol
Figuur 17b Zijderveld: holle facetten op wilg, vnr. 244, detail. Foto BIAX Consult.
Figuur 19a Zijderveld: (bijna) breedte van bijltype II, vnr. 1263. Foto BIAX Consult.
Figuur 19b Zijderveld: breedte van bijltype IVb, vnr. 1480. Foto BIAX Consult.
Figuur 19c Zijderveld: breedte van bijltype III, vnr. 1490. Foto BIAX Consult.
1% 19%
18%
62%
Alnus Quercus Salix Populus N=94
Figuur 20 Zijderveld: verhouding tussen de gevonden houtsoorten.
Figuur 21 Zijderveld: eiken staander met knoest, vnr. 1472. Foto BIAX Consult.