Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering 2014 Type tandartspraktijken in Nederland
KNMT Onderzoek & Informatie voorziening Nieuwegein december 2014
Inleiding In het voorjaar van 2014 is vanuit het onderzoeksproject Peilstations van de KNMT een steekproef van tandartsen bevraagd over hun werksituatie. Zie het kader op laatste pagina voor meer informatie over de uitvoering van dit periodieke onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering (OTP). In deze schets wordt verslag gedaan van de uitkomsten met betrekking tot de typen tandartspraktijken die in Nederland voorkomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie vanuit de optiek van de praktijkhoudende tandarts en de situatie vanuit de optiek van de niet-praktijkhoudende tandarts. Praktijktypen van praktijkhouders Binnen tandartspraktijken in Nederland kunnen praktijkhoudende tandartsen op verschillende manieren samenwerken. Dit betreft enerzijds het al dan niet samenwerken met eveneens praktijkhoudende collega’s op basis van een verdeling van zowel kosten als opbrengsten (bijvoorbeeld in een maatschap). En anderzijds gaat het om het al dan niet samenwerken met nietpraktijkhoudende collega’s, die in loondienst zijn van de praktijk of via VAR-wuo in de praktijk werken. Op basis van deze mogelijkheden zijn de volgende vier praktijktypen te onderscheiden. I II II IV
praktijken met één tandarts-praktijkhouder praktijken met één tandarts-praktijkhouder en één of meer tandartsmedewerkers praktijken met twee of meer tandarts-praktijkhouders praktijken met twee of meer tandarts-praktijkhouder en één of meer tandartsmedewerkers
Figuur 1 laat zien dat in 1997 driekwart (76%) van de tandarts-praktijkhouders actief was in praktijktype I. In de jaren daarna nam het aandeel van dit praktijktype geleidelijk af tot 58% in 2014. Daarmee is dit praktijktype, dat in zekere zin het meest lijkt op de klassieke ‘solopraktijk’, nog steeds het meest voorkomende praktijktype. Figuur 1 Praktijktype van tandarts-praktijkhouders, op basis van samenwerking met collega’s 1997 - 2014 (n = 373 - 555)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1997
1999
2001
praktijktype I
2004
praktijktype II
2006
2008
2010
praktijktype III
2011
2014
praktijktype IV
Tabel 1 Enkele praktijkkenmerken naar praktijktype van praktijkhouders op basis van samenwerking met collega’s in 2014 type I aantal tandartsen *
1,0
aantal uren per week tandarts-medewerkers *
type II 2,7
type III 2,1
32,7
type IV
totaal
5,4
1,8
53,8
12,1
aantal uren per week tandartsassistenten *
40,7
80,8
69,7
146,3
60,9
aantal uren per week preventieassistenten *
11,2
25,3
27,1
87,9
20,9
5,4
20,3
18,0
48,6
13,3
aantal patiënten dat tenminste jaarlijks de praktijk bezoekt *
2.162
3.636
3.158
7.232
2.954
aantal patiënten per tandarts *
2.162
1.423
1.506
1.419
1.857
aantal patiënten per week in de praktijk *
109
193
180
342
149
aantal behandelstoelen *
2,1
3,4
3,4
7,5
2,9
oppervlakte (in m ) van de praktijkruimte *
112
193
208
397
159
percentage praktijkruimte in afzonderlijk gebouw *
75%
91%
83%
100%
81%
percentage praktijkruimte gehuurd
29%
29%
31%
38%
29%
aantal uren per week mondhygiënisten *
2
aandeel tandartsen in totale formatie * -
klein (<= 25%)
13%
19%
12%
26%
15%
-
betrekkelijk klein (26% - 40%)
33%
54%
38%
48%
41%
-
betrekkelijk groot (41% - 55%)
41%
24%
35%
26%
34%
-
groot (> 55%)
23 - 24
389 - 447
n *
verschillen zijn statistisch significant (p < 0,05)
13%
3%
15%
217 - 258
115 - 128
32 - 37
10%
Tabel 1 toont enkele kenmerken van de onderscheiden praktijktypen. Zoals kan worden verwacht, zijn de praktijken van het type I naar verhouding het kleinst. Zo zijn in deze praktijken het minste aantal uren per week tandarts- en preventieassistenten en mondhygiënisten actief. Verder heeft dit type praktijken ook gemiddeld het minste aantal patiënten en behandelstoelen en de kleinste oppervlakte. Opvallend is wel dat binnen dit type praktijken het aantal patiënten per tandarts het grootst is. Ook volgens verwachting zijn de praktijken van type IV op basis van de voornoemde kenmerken het grootst te noemen. De twee overige praktijktypen zitten er tussen in, maar de verschillen tussen deze beide zijn betrekkelijk klein. Praktijktypen van niet-praktijkhouders Tandartsen die zelf geen praktijkhouder zijn, kunnen in twee van de vier genoemde typen praktijken werkzaam zijn, namelijk in type II en type IV. Daarnaast is er nog de mogelijkheid dat zij werkzaam zijn in een praktijk, waarin de praktijkhouder zelf geen tandarts is. Zoals blijkt uit figuur 2, is in 2014 21% van de niet-praktijkhoudende tandartsen in een dergelijke praktijk actief. Verder is 61% actief in een praktijk met één praktijkhouder (type II) en 18% in een praktijk met twee of meer praktijkhouders (type IV). Figuur 2 Praktijktype van niet-praktijkhoudende tandartsen, op basis van samenwerking met collega’s (n = 88)
21%
18%
61%
II 1 praktijkhouder, 1+ praktijkmedewerkers IV 2+ praktijkhouders, 1+ praktijkmedewerkers V 0 praktijkhouder, 1+ praktijkmedewerkers
Tabel 2 biedt een overzicht van enkele achtergrondkenmerken van de verschillende praktijktypen waarin de niet-praktijkhoudende tandartsen actief zijn. De meeste verschillen tussen praktijktypen zijn statistisch niet significant (p > 0,05). Het enige verschil waarvoor dat wel geldt, is het aandeel van tandartsen in de totale formatie in de praktijk. Dit aandeel is praktijktype II groter dan in de praktijktypen IV en V. Deze uitkomsten moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden beschouwd, omdat ze zijn gebaseerd op een betrekkelijk laag aantal niet praktijkhoudende tandartsen (variërend van 62 tot 88).
Tabel 2 Enkele praktijkkenmerken naar praktijktype van niet-praktijkhouders op basis van samenwerking met collega’s in 2014 type II aantal tandartsen
type IV
type V
totaal
3,5
5,0
4,4
3,9
aantal uren per week tandartsen *
84,2
115,2
72,7
86,9
aantal uren per week tandarts-medewerkers
53,3
53,9
72,7
57,4
aantal uren per week tandartsassistenten *
83,7
140,9
70,0
89,5
aantal uren per week preventieassistenten
30,2
54,6
17,7
31,5
aantal uren per week mondhygiënisten
25,9
39,9
17,1
26,5
4,0
5,4
4,4
4,3
189
248
282
213
aantal behandelstoelen 2
oppervlakte (in m ) van de praktijkruimte aandeel tandartsen in totale formatie * -
klein (<= 25%)
24%
33%
33%
27%
-
betrekkelijk klein (26% - 40%)
44%
67%
58%
50%
-
betrekkelijk groot (41% - 55%)
32%
8%
23%
-
groot (> 55%) 12 - 18
62 - 88
n *
41 - 54
9 - 16
verschillen zijn statistisch significant (p < 0,05)
Verdeling van typen tandartspraktijken in Nederland Op basis van de hierboven gepresenteerde gegevens uit het OTP 2014 en gegevens uit de tandartsenadministratie van de KNMT wordt het aantal tandartspraktijken (praktijklocaties) in Nederland globaal genomen geschat op ongeveer 6.000. Daarbij zijn ongeveer 3.700 (62%) van deze praktijken klassieke solopraktijken met één tandartspraktijkhouder, zonder tandartsmedewerkers (type I). Verder hebben ongeveer 1.850 (31%) van deze praktijken één tandarts-praktijkhouder, waarbij er wel één of meer tandarts-medewerkers actief zijn (type II). Om en nabij 250 praktijken (4%) hebben meer dan één tandartspraktijkhouder maar geen tandarts-medewerkers (type III), terwijl ongeveer 120 praktijken (2%) twee of meer tandarts-praktijkhouders hebben en één of meer tandarts-medewerkers (type IV). Tot slot wordt het aantal praktijklocaties waar geen praktijkhoudende tandarts actief is, maar alleen tandarts-medewerkers (type V) geschat op ongeveer 80 (1%).
Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering 2014 Binnen het KNMT-project Peilstations wordt via het onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering (OTP) sinds 1995 periodiek geïnventariseerd op welke wijzen tandartsen in Nederland hun beroep uitoefenen. Bij de zesentwintigste editie van het OTP in 2014 is er voor gekozen de focus niet alleen te richten op tandartsen met een eigen praktijk, maar ook op tandartsen zonder een eigen praktijk. Dit doet meer recht aan de toenemende differentiatie in praktijkvormen, waarbinnen veel van laatstgenoemde tandartsen actief zijn. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van zogenaamde tandheelkundige ketens, waarvan ook niet-tandartsen (mede)eigenaar kunnen zijn. Voor deelname aan dit onderzoek is in maart 2014 een steekproef van 1.358 tandartsen benaderd. Uiteindelijk hebben 592 van hen hieraan gevolg gegeven, door het beantwoorden van vragenlijst (op papier of elektronisch). Dit komt neer op een 'overall-respons' van 44%. In aantallen betrof het 466 praktijkhouders, 121 niet-praktijkhouders en 4 tandartsen die op beide wijzen werkzaam zijn. In deze onderzoeksgroep lijken oudere tandartsen (met name de 55- tot en met 64-jarigen) wat oververtegenwoordigd. Dit heeft enige invloed op de resultaten, in de zin dat deze tandartsen naar verhouding vaker in wat kleinere praktijken actief zijn. Verder zijn de leden van de KNMT enigszins oververtegenwoordigd. Dit alles uitgaande van de totale populatie tandartsen van 64 jaar en jonger met een bekend woon- en/of werkadres in Nederland. Voor nadere informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Joost den Boer (
[email protected]) of Brigitte van Dam (
[email protected]) van de afdeling Onderzoek & Informatievoorziening van de KNMT.