LEUVENSE UNIVERSITAIRE TANDHEELKUNDIGE VERENIGING LEUVENSE UNIVERSITAIRE TANDHEELKUNDIGE VERENIGING
Tandheelkundige Tijdingen • Driemaandelijks tijdschrift • Zomernummer 2011
TANDHEELKUNDIGE TIJDINGEN
JAARGANG 39 (2) Zomernummer 2011 v.u. Guido Vanherle, Kapucijnenvoer 7, 3000 Leuven • P708252. P.B. 2/613 Afgiftekantoor 3000 Leuven Mail
Tandheelkundige Tijdingen 39(2)
INHOUD
Voorzitter Prof. A. De Laat (Keerbergen) Erevoorzitter Prof. G. Vanherle (Leuven) Ondervoorzitter Dhr. J. Lambrechts (Diest) Dhr. G. Bosselaers (Mechelen) Dhr. J. Vandersanden (Bilzen) Schatbewaarder Prof. E. Wierinck (Sint-Truiden) Adj. Schatbewaarder Mevr. B. Lenaerts (Antwerpen) Alumniafgevaardigde Prof. T. Yudhira (Heverlee) Wetenschappelijk raadgever Dr. L. Barbier (Brugge)
WOORD VAN DE REDACTIE
OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN Vervrouwelijking in de tandheelkunde
63
NAJAARSVERGADERING 2010 Digitale afdruk: vervanging van de conventionele afdruklepel? De digitale ‘afdruk’ toekomst Zien en kijken: structuur en functie van het oog Diagnose voorbij de 2D grens Actuele 3D beeldvorming en planning in de aangezichtschirurgie Vergroting in de tandheelkunde
76 85 88 92 99 102
PERSONALIA Familiaal nieuws
108
AGENDA Wat voorbij is Apolloniabanket 12 maart 2011
LUTV-jongeren Mevr. C. Francx (Lebbeke) Mevr. M. Tytgat (Balen) Dhr. S. Van Dijck (Lille)
62
109
Wat nog komen moet Najaarsvergadering 26 november 2011
123
Hoofdredacteur Prof. G. Vanherle Redactie Prof. A. De Laat Mevr. R. Alaerts Mevr. Y. Gullentops Dhr. E. Mortelmans Redactieraad Prof. I. Naert Prof. M. Quirynen Prof. B. Van Meerbeek Prof. G. Willems Prof. T. Yudhira
L.U.T.V.vzw Kapucijnenvoer 7, 3000 Leuven Tel.: 016/33 24 72 (elke voormiddag behalve vrijdag) Fax: 016/33 24 40 Lidgeld: € 75 – Eerstejaars oud-studenten: € 40 Rekeningnummer lidgeld L.U.T.V.vzw: Nr: BE25 0014 4749 0782 BIC: GEBABEBB Tandheelkundige Tijdingen – Driemaandelijks tijdschrift – Zomernummer – v.u. Guido Vanherle, Kapucijnenvoer 7, 3000 Leuven – P708252. PB2/613 Afgiftekantoor 3000 Leuven Mail
61
Tandheelkundige Tijdingen 39(2)
WOORD VAN DE REDACTIE Beste Collegae, Bij het begin van de zomer ligt het tweede nummer van deze jaargang voor u. Weer is de Redactie erin geslaagd een goede mix te voorzien van wetenschappelijke informatie, verslagen van onze vroegere congressen, en een sfeerbeeld van een van onze belangrijkste sociale evenementen, het Apolloniabanket. Dank aan alle medewerkers om dit nummer tijdig klaar te maken zodat het onmiddellijk aan de nieuwe lichting jonge collegae kan aangeboden worden, nu ze “volwaardige” Alumni-tandartsen worden… Het hoofdartikel behandelt een belangrijke evolutie in ons beroep: de vervrouwelijking. De tekst is gebaseerd op het eindwerk van Liesse Mertens, die vorig jaar hiervoor een Zilveren Prijs Prof. De Bondt ontving. De gevolgen op gebied van praktijkvoering, carrièreplanning en beroepstevredenheid worden zowel in Vlaanderen als in buitenlandse studies onder de loep genomen. Kortere werkweken, andere uurindelingen, andere patiëntengroepen en toekomstperspectieven bij onze vrouwelijke collegae: het komt allemaal aan bod. Bovendien wordt een boeiende enquête besproken onder de huidige studenten Tandheelkunde: hun verwachtingen en planning worden vergeleken met een gelijkaardige studie enkele jaren geleden in Nederland én sommige aspecten worden bevraagd (en vergeleken) tussen eerstejaars- en laatstejaarsstudenten. Zelfs hier blijkt al dat er in de loop van de studie andere, verfijnde of meer realistische (?) plannen ontstaan. De samenvattingen van de lezingen tijdens het LUTV-najaarscongres, vorig jaar in november, maken de hoofdbrok uit van dit nummer. Op een gevatte manier worden de hoofdpunten uit de boeiende lezingen nog eens op een rijtje gezet en waar mogelijk rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden. Het geeft ons ook de gelegenheid terug te denken aan die geslaagde samenkomst. Bij de Agenda vinden we een uitgebreid verslag over het recente Apollonia banket: zeer druk bijgewoond, in het prachtige kader van de Faculty Club, met een uitstekende catering en – vooral – veel ontmoeting, plezier en ophalen van blije herinneringen. Het verslag is doorspekt met “verhalen uit de oude doos” en vele sfeerbeelden, die u allen laten meegenieten (en hopelijk doen uitkijken naar de volgende viering van “úw jaar”…!). Het programma voor het volgende najaarscongres, dat in het teken staat van het emeritaat van Prof. Vinckier is rond en de dag wordt volop voorbereid. Noteer alvast de datum: 26 november. Naar goede gewoonte valt begin september de brochure Permanente Vorming in de bus met meer detail. We wensen iedereen een aangename en ontspannende zomer toe (hij begon dit jaar al voor Pasen…) en tot binnenkort ziens! Toon De Laat
62
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Vervrouwelijking in de tandheelkunde
Liesse Mertens*, D. Declerck**
* Winnaar van de Zilveren Penning Professor De Bondt 2010 ** Hoogleraar, afdeling Conserverende Tandheelkunde, K.U.Leuven
Met dank aan J. Etienne voor zijn hulp bij de redactie van deze capita.
1. Inleiding De grondige vervrouwelijking in de voorbije 40 jaar van de geneeskundige beroepen, waaronder ook de tandheelkunde, brengt uiteenlopende effecten teweeg. Volgens sommigen tast ze de status van het beroep aan en leidt ze tot minder rendabele praktijken. Maar vrouwen kiezen ook meer voor andere organisatievormen, zoals groepspraktijken en flexibele werkuren. Dat heeft gevolgen voor de toekomst. 2. Vervrouwelijking van de medische beroepen Het vrije en intellectuele beroep telt in ons land ongeveer 213.000 beroepsbeoefenaars en het is goed voor bijna een kwart van alle zelfstandigen. Het is ook
de sterkst groeiende groep onder de zelfstandigen met een sterke tendens tot vervrouwelijking.1 De medische en paramedische beroepen vertegen woordigen bijna 40% van de vrije beroepen en kennen ook de sterkste tendens tot vervrouwelijking. De man/vrouw verhouding bedraagt er ongeveer 57% op 43%. In 2005 telde ons land 9435 geregistreerde tandartsen waaronder 3911 vrouwen (41%) en 1025 65-plussers.2 De leeftijdspiramide van de beroepsgroep vertoonde in 2003 een piek voor de 40-49 jarigen3 (figuur 1). Door het grotere aandeel jonge vrouwen zal het beroep in de toekomst nog verder vervrouwelijken. In 2005 telde de groep jonger dan 40 jaar 1494 vrouwen versus 881 mannen. Volgens een rapport van de Council of European Dentists uit 2008 nemen vrouwen en mannen met een 48/52% verhouding een bijna gelijk aandeel op in het tandartsenberoep.4 België zit hiermee in de Europese middenmoot (figuur 2). 3. Aanstormende generaties
Figuur 1. Leeftijd en geslacht van tandartsen in België (VVT 2003).
De vervrouwelijking van de tandartsenpopulatie kende een sterke ontwikkeling met de democratisering van het academisch onderwijs in de jaren 1970. Tot kort daarvoor waren meisjesstudenten nog eerder zeldzaam. Momenteel hebben meisjes in de totale populatie van universiteitsstudenten echter al een licht overwicht 63
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Figuur 2. Aandeel vrouwelijke tandartsen in de Europese Unie.
met 51% in Vlaanderen5 en 54% in de Franstalige centra.6 De man/vrouwverdeling is niet even sterk in alle studierichtingen, een verschijnsel dat men horizontale segregatie noemt. Vrouwen geven een grote voorkeur aan medische en humane richtingen (in Geneeskunde is 61% vrouwelijk; bij Taal- en Letterkunde is dat 74%) en tonen slechts een beperkte interesse voor wetenschappen (Toegepaste wetenschappen 22%). De vervrouwelijking rukt ook sterk op in de tand heelkunde. In 2009 telde Vlaanderen 507 studenten
tandheelkunde, waarvan 300 aan de KU Leuven en 207 aan de UGent.5 De man/vrouw verhoudingen in beide centra liggen opmerkelijk gelijk met ongeveer één derde mannen en twee derde vrouwen. Die verhouding zien we ook min of meer terug onder de deelnemers voor de toelatingsproef die de kandidaten voor geneeskundige of tandheelkundige studies in Vlaanderen eerst moeten afleggen (tabel 1).7 De slaagkans is opmerkelijk genoeg iets groter voor de mannen en dat is des te frappanter omdat zich tijdens de opleiding net het omgekeerde voordoet.
Tabel 1: Kandidaten Toelatingsproef periode 1997-2007
Percentage
Aantal geslaagden
Percentage t.o.v. het totaal aantal geslaagden
Slaagkans t.o.v. het aantal deelnemers
6.139
37%
3.282
40%
53%
Vrouwen
10.452
63%
4.922
60%
47%
Totaal
16.591
Aantal deelnemers Mannen
64
8.204
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Het waarom blijft onduidelijk. Mannen scoren ook een licht hoger gemiddelde. Enkel voor het ‘arts-patiënt gesprek’ scoren vrouwen beter. Vermoedelijk door het grotere inlevingsvermogen van de vrouwen. De Franstalige opleidingscentra in Luik, Louvain-laNeuve en Brussel kennen met 274 mannen (40%) en 415 vrouwen (60%) gelijkaardige man/vrouwverhoudingen als in Vlaanderen.6 De Franse Gemeenschap vraagt geen toelatingsproef. Zij legt quota op per universiteit en zou na het eerste jaar bachelor bepalen wie toegang krijgt tot verdere studie.8 De ondervertegenwoordiging van het vrouwelijk aca demisch personeel aan de Vlaamse universiteiten staat in schril contrast met de grote instroom van vrouwen in het beroep. De instroom van vrouwelijk assisterend academisch personeel stelt nochtans geen problemen. Maar naarmate we hoger op de academische ladder kijken, treffen we systematisch minder vrouwen aan.9 Dit verschijnsel van verticale segregatie wordt treffend geïllustreerd door de situatie aan de Faculteit Geneeskunde tijdens het academiejaar 2001-2002.10 Het aanzienlijk grotere aandeel vrouwelijke studenten en doctorandi slaat om in een zeer scherpe minderheid bij de docenten en hoogleraren (figuur 3). De analyse leert
dat de kans op een positieve beoordeling even groot is, maar dat er zich minder vrouwen aanbieden, ook al is er voldoende potentieel. 4. De beroepsloopbaan van de vrouwelijke tandarts, een literatuurstudie De feminisatie van het beroep is geen alleenstaande trend in Vlaanderen. Diverse studies analyseren de evolutie en consequenties van deze vervrouwelijking, wat toelaat de context open te trekken. We weerhielden, in historische volgorde, de volgende 6 studies: • In 1994 publiceert de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde een literatuurstudie van overwegend Engelse en Amerikaanse publicaties.11 • In 1995 voert de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde een onderzoek door over de beroepsuitoefening van de vrouwelijke tandartsenpopulatie.12 • In 1997 onderzoekt Frida Decaluwe de actieve Vlaamse tandartsen op 4 domeinen: carrière, vrije beroepsuitoefening, statusverwerving en efficiëntie van de taakverdeling binnen het gezin.13
Figuur 3. Schaardiagram Faculteit Geneeskunde.
65
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
• In 2000 publiceert de British Dental association de resultaten van een peiling naar de werkpatronen van Britse mannelijke en vrouwelijke tandartsen.14 • In 2002 peilt Murray in opdracht van het Britse Ministerie van Gezondheid naar de behoefte aan verbeteringen van de werkgelegenheidskansen voor vrouwelijke tandartsen in de Nationale Gezondheidsdienst (NHS) om de dienstverlening voor de toekomst veilig te kunnen stellen.15 • In 2005 bevraagt Ayers tandartsen in Nieuw Zeeland naar hun beroepstevredenheid en werk omstandigheden, onder andere om de effecten op de beroepsproductiviteit in kaart te brengen.16 De landen waarin deze studies werden uitgevoerd vertonen een sterk gelijkende Angelsaksische culturele achtergrond. Het is bijgevolg niet abnormaal dat ook de trend tot feminisatie van het tandartsenberoep sterke parallelle ontwikkelingen vertoont. Maar de verschillen in maatschappelijke organisatie en werk omstandigheden maken een gedetailleerde vergelijking van de studieresultaten complex. Een voorbeeld daarvan is de typische organisatie van de gezondheidszorg in Groot-Brittannië met de National Health Service (NHS). We beperken ons in wat volgt tot de voorzichtige distillatie uit deze studies van een aantal interessante, maar vrij algemene vaststellingen. We vragen de lezer ook om ten allen tijde de net aangehaalde verschillen in het achterhoofd te houden. Vervolgens lichten we enkele specifieke bevindingen uit de verschillende landen toe. De vrouwen zijn jonger De feminisatie van het beroep blijkt een algemene trend in de bestudeerde landen. De instroom van jonge vrouwen in het beroep is onder meer in de Verenigde Staten, Nederland en Nieuw-Zeeland, net als in Vlaanderen, beduidend groter dan die van mannen. Solo, in groep of een andere loopbaaninvulling In 1997 werkten vrijwel alle mannelijke en vrouwelijke Vlaamse tandartsen (97 en 87%) in een solopraktijk. Van de mannen werkte 90% voltijds tegenover slechts 50% van de vrouwen. Vrouwelijke tandartsen in Nederland en de Verenigde Staten hebben veel minder vaak een eigen praktijk dan mannen. Een behoorlijk aantal werkt als gelijkwaardige partner in een groepspraktijk, als waarnemer of in loondienst bij een instelling. Het gezamenlijk eigenaarschap van de praktijk met de echtgenoot is niet ongebruikelijk. Nogal wat vrouwen werken parttime. Bij mannen is die keuze eerder zeldzaam. Een klein aantal vrouwen werkt helemaal niet. 66
Er zijn echter aanwijzingen dat mannen zich ook meer in groep willen organiseren. Onder meer om een betere balans tussen werk, gezin en vrije tijd te kunnen realiseren. Omvang praktijk & inkomen Mannen hebben gemiddeld grotere praktijken met meer patiënten en presteren meer stoeluren. Vrouwen zien gemiddeld minder patiënten per dag, maar trekken per patiënt wel meer tijd uit. Dit alles leidt tot een verschil in inkomen. Combinatie met het gezinsleven Het krijgen van kinderen heeft een belangrijke invloed op de omvang van de werkweek van vrouwelijke tandartsen, onder meer omdat zij meer gezinstaken opnemen dan mannen. In de Verenigde staten spenderen vrouwelijke tandartsen met kinderen gemiddeld 22 uur per week aan gezin en huishouden, ongeveer 3 maal meer dan hun mannelijke collega’s. In GrootBrittannië zijn de werkpatronen van kinderloze mannelijke en vrouwelijke tandartsen vrijwel identiek. Maar van zodra de vrouw kinderen krijgt, lopen ze uiteen. Na de geboorte van kinderen verhogen mannen zelfs hun werkuren. Vrouwen met kinderen jonger dan 2 jaar werken het minst, mannen presteren dan juist het meeste uren. De combinatie van werk en gezin valt de vrouwen duidelijk zwaar en levert hen veel stress op. Vrouwen met kinderen zijn van mening dat het moeilijk is om hetzelfde carrièrepatroon te realiseren als hun mannelijke collega’s. Vrouwen onderbreken hun loopbaan ook vaker om voor het gezin en de opvoeding van de kinderen te zorgen. Voor sommige vrouwen zijn kinderen zelfs een reden om hun beroepsuitoefening definitief stop te zetten of om voor een parttime werkweek te kiezen. De keuze om mee te werken in de praktijk van de man als volwaardig partner of als medewerker past eveneens in dit opzet, net als hun voorkeur voor groepspraktijken. Samenwerken biedt immers voordelen zoals de mogelijkheid tot parttime werken, de beschikbaarheid van vervanging bij afwezigheid en het delen van de praktijkkosten. De aandacht van de mannelijke tandartsen voor de partner, vrije tijd en het gezin neemt ondertussen toe. Dat blijkt onder meer uit de resultaten van eigen onderzoek (zie verder). Arbeidsvoldoening & zelfrealisatie De vrouwelijke tandartsen lijken over het algemeen tevreden met hun beroepskeuze. Hun arbeidsvoldoening komt overeen met die van hun mannelijke collega’s. Sommige aspecten van het werk waarderen
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
de vrouwen beduidend hoger dan de mannen, zoals de contacten met medewerkers, collega’s en patiënten, het voorlichten van patiënten, de preventieve zorg en de tandheelkundige verzorging van kinderen. Specialisatie Mannen specialiseren zich meer. Vermoedelijk omdat zij hiervoor meer tijd kunnen vrijmaken dan vrouwen, zeker wanneer er kinderen zijn. Vrouwelijke tandartsen hebben globaal een grotere voorkeur voor orthodontie, kindertandheelkunde, parodontologie en restauratieve tandheelkunde. Stoppen met Tandheelkunde In Nieuw-Zeeland is meer dan 60% van de vrouwelijke tandartsen jonger dan 40 jaar en bijna niemand ouder dan 60. Terwijl bij de mannen bijna 80% ouder is dan 40 en 20% ouder dan 60. De vrouwelijke tandartsen in dit land kiezen duidelijk meer voor deeltijds werken voornamelijk vanwege de zorg voor de kin deren. Mannen kiezen voor deeltijds werk vanuit persoonlijke voorkeur of in combinatie met een job buiten de tandheelkunde. Twee derde van de vrouwen wenst haar loopbaan al voor haar 60ste te beëindigen. Bij mannen stopt slechts één derde voor die leeftijd.
4.1. Een studie over de vrouwelijke tandarts in Nederland (1998)12 Dit Nederlandse onderzoek van 1995 levert een boeiend beeld op van de verschillen in praktijkomvang tussen mannelijke en vrouwelijke tandartsen (figuur 4). Het algemeen gemiddelde aantal patiënten per praktijk ligt bij vrouwelijke tandartsen beduidend lager dan bij hun mannelijke collegae (1774 tegen 2359). Meer dan de helft van de vrouwen (52%) heeft een kleine praktijk van minder dan 1500 patiënten. Terwijl bijna 80% van de mannen 1500 patiënten en meer ziet. Een 30% heeft zelfs meer dan 2500 patiënten. Maar iets minder dan 10% van de vrouwen ziet toch ook meer dan 3500 patiënten. De vrouwen in de grote praktijken werken meestal in partnerschap met mannelijke collegae. Vrouwelijke tandartsen zien gemiddeld 101 patiënten per week; mannen 134. De overgrote meerderheid van de tandartsen, zowel vrouwen als mannen (91-97%), doet een beroep op assistenten in de praktijk. Ongeveer driekwart van de vrouwelijke tandartsen werkt tussen 32 en 48 uur per week (gemiddeld 34 uur) (figuur 5). De mannen presteren zelden minder dan 33 uur (gemiddeld 43 uur).
Figuur 4. Praktijkomvang, het percentage mannelijke of vrouwelijke tandartsen volgens het aantal patiënten/jaar.12
Figuur 5. Omvang werkweek.12
67
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Hun aantal stoeluren ligt ook hoger: 34 tegen 25 uur. De tijdsbesteding aan andere activiteiten (praktijk administratie, correspondentie, overleg en vergaderingen, volgen van bij- en nascholingscursussen en bijhouden van vakliteratuur) verschilt nauwelijks. 4.2. Toekomstig tekort aan tandartsen? Verschillende van deze studies wijzen er vrij uitdrukkelijk op dat de verdere vervrouwelijking van de populatie tot een capaciteitsprobleem in de tandheelkundige zorg kan leiden. Want het vrouwelijk deel van de beroepsgroep kiest meer voor het gezin dan voor het beroep, met als gevolg dat de vrouwen onder meer minder uren werken, vaker hun loopbaan onder breken, minder patiënten zien en zich vroeger uit het beroep terugtrekken. De diverse studies formuleren diverse bedenkingen en suggesties omtrent de veiligstelling van de tandzorg voor de toekomst. • De vraag naar tandzorg neemt toe door een groei van de bevolking en een grote uitstroom van oudere tandartsen, die met pensioen gaan. • Steeds meer tandartsen bekwamen zich in deelge bieden van het vak, omdat het niet meer mogelijk is om op alle terreinen volledig bij te blijven. • Om het aanbod in de toekomst te kunnen verzekeren moeten er meer tandartsen worden opgeleid. • De delegatie van taken naar ondersteunende beroepsgroepen, zoals tandartsassistenten en mondhygiënisten dient gestimuleerd te worden. • Nieuwe beleidsinitiatieven op vlak van zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en kinderopvang zijn wenselijk om de terugkeer van vrouwelijke tandartsen na een loopbaanonderbreking te bevorderen. Opfriscursussen kunnen helpen om opnieuw de nodige handvaardigheid te verwerven. • Er is aandacht nodig voor de gevolgen van arbeidsonderbreking voor de pensioenopbouw van vrouwelijke tandartsen. • Groepspraktijken kunnen een gepast antwoord zijn om de capaciteit en de kwaliteit van de tandzorg te verhogen. 4.3. Verenigd Koninkrijk, hulp bij loopbaan onderbreking15
die verwachten minstens 1 jaar niet meer actief te zijn binnen de National Health Service (NHS). Tandartsen die zich voor deze begeleiding inschrijven, gaan een verbintenis aan tot terugkeer naar de NHS. Hun naam blijft daardoor behouden op het Dentist Register. Ze moeten ook lid blijven van een belangenorganisatie en zich abonneren op een tandheelkundig tijdschrift. Onderzoek toonde echter aan dat slechts 41% van de respondenten op de hoogte was van het Keeping In Touch Scheme en slechts 4% van de loopbaanonderbrekers had zich ingeschreven. Idem voor de Getting Back To Practice courses. De meeste tandartsen zorgden zelf voor een opfrissing van hun kennis en vaardigheden. Uit de Britse gegevens blijkt ook dat slechts heel weinig vrouwen (8%) na hun loopbaanonderbreking weer fulltime willen werken. De grootste groep (37-44%) opteert voor een parttimejob in loondienst met flexibele of regelmatige uren. Drempels om terug aan de slag te gaan, zijn verlies van vertrouwen, teveel stress, opzien tegen het achterlaten van jonge kinderen en het regelen van kinderzorg. Nacht- en weekendwerk wordt gemeden, omdat dit moeilijk te combineren is met kinderzorg. In een antwoord op deze problemen formuleert onderzoeker Murray enkele aanbevelingen.15 • Het aanmoedigen van tandartsen om cursussen over praktijkbeheer te volgen als onderdeel van voortdurende beroepsbijscholing, inclusief distance learning. • Het verlenen van ondersteuning bij het opstarten van een nieuwe praktijk. • Het benoemen van loopbaanmentoren. • Vrouwen aanmoedigen om deel te nemen aan beroepsactiviteiten, waarin leiderschap en onderhandelingstalent belangrijk zijn. Murray merkt echter terecht op dat de resultaten van deze studie niet alleen relevant zijn voor vrouwen in de tandheelkunde, maar ook voor mannen. Loopbaanpatronen en arbeidsverwachtingen zijn aan het veranderen. Loopbaanonderbrekingen, parttime werken, financiële druk, stress, voortdurende professionele ontwikkelingen en tevredenheid zijn niet gender-specifiek. 5. Studenten tandheelkunde, hun toekomstvisie
Als antwoord op één van de geformuleerde wensen, namelijk die naar ondersteuning om de terugkeer naar het beroep na een loopbaanonderbreking te bevorderen, lopen momenteel in Groot-Brittannië al 2 programma’s: Keeping In Touch Scheme (KITS) en Getting Back To Practice courses (GBTP). Het KITS programma ondersteunt tandartsen onder de 60 jaar 68
5.1. Nederlandse tandartsstudenten, academiejaar 2001-2002 In het academiejaar 2001-2002 werd in Nederland bij de mannelijke en vrouwelijke laatstejaarsstudenten tandheelkunde een enquête afgenomen naar hun
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
wensen en verwachtingen omtrent de latere beroeps uitoefening.17 Hun verwachtingen zijn zuiver, want ze zijn nog niet gekleurd door professionele of andere levenservaringen. De peiling verliep bij 258 studenten van de faculteiten van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud te Nijmegen en de Rijksuniversiteit Groningen. Hen werd gevraagd een schriftelijke vragenlijst met gesloten en gestructureerde vragen te beantwoorden. Er werden antwoorden ontvangen van 168 studenten (65% responsratio). Er namen 56% (n=94) mannelijk en 44% (n=74) vrouwelijke studenten aan deel. 5.1.1. Gewenste praktijktype? Tijdens de eerste jaren na het afstuderen geniet loondienst de voorkeur bij 61% van de mannen en 77% van de vrouwen. Geen enkele vrouwelijke student en slechts 5% van de mannen opteert voor een solopraktijk. Op de langere termijn is 80 tot 90% van beide seksen geïnteresseerd in een job als praktijkhoudend tandarts in een samenwerkingsverband. 32% kijkt uit naar een solopraktijk, vrouwen evenveel als mannen. Maar vrouwen willen significant vaker in dienstverband of in loondienst werken. 5.1.2. Omvang van de toekomstige werkweek Meteen na het afstuderen willen de meeste studenten (67%) deeltijds aan de slag gedurende 5 tot 8 dag delen. Ongeveer een kwart verkiest een voltijdse baan van 9 tot 10 dagdelen. Op langere termijn nemen de verschillen tussen mannen en vrouwen sterk toe. De meeste willen nochtans en zeer opmerkelijk liefst deeltijds blijven werken. Mannen met 73% iets minder vaak dan vrouwen met 81%. Dit is een nieuwe evolutie ten opzichte van eerder onderzoek, maar in het Verenigd Koninkrijk neemt men eenzelfde tendens waar.11,12,15 De huidige generatie studenten wil blijkbaar meer dan werken alleen en heeft een duidelijke behoefte aan vrije tijd. De mannen (23%) kiezen iets vaker voor voltijds dan vrouwen (7%). Een beperkte werkweek van minder dan 4 dagdelen trekt slechts weinigen aan: 12% van de vrouwen en nauwelijks 3% van de mannen. De zorg voor de kinderen geldt met 85% als de belangrijkste factor voor de keuze tot deeltijds werk bij de vrouwen. Bij mannen scoort dit toch ook nog 57%. Maar dit is schijnbaar in tegenspraak met de wens van 59% van de mannelijke studenten om na
het krijgen van kinderen hetzelfde werkpatroon aan te houden als voorheen. Hier dringt zich bijgevolg de vraag op of er geen sprake is van wensdromen van onervaren jonge mannen. Het contrast met hun vrouwelijke collega’s is overigens bijzonder groot. Van hen wil slechts 8% opnieuw aan de slag als voorheen. De rest wenst tijdelijk (60%) of blijvend (32%) minder te gaan werken. Van de mannen is dat 38% (24% tijdelijk, 14% blijvend). De traditionele rolpatronen zitten blijkbaar diep verankerd. De algemene behoefte aan vrije tijd weegt iets sterker door bij de vrouwen dan bij de mannen, 80 versus 69%. Mannen hechten dan weer aanzienlijk meer belang aan tijd voor hobby’s, 65 versus 36%. Misschien berust dit onderscheid echter slechts op een spel van woorden. 5.1.3. Keuze voor specialisatie Ongeveer de helft van de studenten (mannen 47%, vrouwen 60%) is nog onbeslist over een keuze tot specialisatie. Bij diegenen die het wel weten, zijn er duidelijke verschillen tussen de geslachten. Kindertandheelkunde geniet, klassiek, meer interesse van de vrouwen (16%) dan van de mannen (5%). Terwijl meer mannen opteren voor technische richtingen als implantologie (42% versus 8% vrouwen) en kaak chirurgie (5% versus 0%). 5.2. Belgische studenten, academiejaar 2009-2010 In 2009 voerde de schrijfster van dit artikel een onderzoek uit onder studenten Tandheelkunde van de K.U. Leuven, academiejaar 2009-2010, aan de hand van hetzelfde opzet als het Nederlandse. Het onderzoek werd uitgebreid met een bevraging van de 1ste bachelorstudenten om een eventuele evolutie van de opvattingen in de loop van de studies aan het licht te brengen. De vragenlijst bestond uit 6 gesloten vragen over het gewenste praktijktype, de toekomstige werkweek, motivatie en voorkeur voor een tandheelkundige specialisatie. De lijst werd ingevuld door 52 eerstejaars, 19 jongens (37%) en 33 meisjes (63%) en 62 laatstejaars, 21 jongens (34%) en 41 meisjes (66%). Het leverde een totaal van 114 antwoorden op, 40 (35%) van jongens en 74 (65%) van meisjes. 5.2.1. Gewenste praktijktype? Bijna alle 1ste bachelorstudenten verkiezen op termijn voor een statuut van praktijkvoerend tandarts in een groepspraktijk (96%), maar een solopraktijk is een aantrekkelijke 2de keuze (83%) (figuur 6). Werken in dienstverband (35%), wetenschappelijk onderzoek 69
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
(12%), werkzaamheid als praktijkmedewerker (21%) en in het onderwijs (13%) scoren veel lager. De mannelijke en vrouwelijke bachelors verschillen nauwelijks in hun voorkeuren. Maar onderwijs spreekt meer vrouwen aan (18%) en wetenschappelijk onderzoek meer mannen (16%). Bij de laatstejaarsstudenten zijn groepspraktijken eveneens het meest in trek bij beide geslachten (89%). Maar voor de solopraktijken is er dramatisch minder interesse, zeker bij de mannen (19%). Terwijl 59% van de vrouwen een solopraktijk wél ziet zitten. Werken als praktijkmedewerker lijkt in de loop van de studies iets aan populariteit te winnen bij de mannen (van 16 naar 24%). Bij de vrouwen blijft de interesse stabiel. Werken in dienstverband verliest in de loop van de opleiding aan aantrekkelijkheid bij de beide geslachten (van 35 naar 16%). De mannelijke masters zien aan het einde van hun studie duidelijk meer ‘andere’ mogelijkheden op beroepsactiviteit (24%) dan de eerstejaars (0%). Misschien stamt dit voort uit de relatieve onbekendheid van het latere werkterrein en een overheersende focus op het behalen van het diploma, het belangrijkste doel voor de bachelors. Een grote groep van de afstuderende mannen kijkt onder meer uit naar een carrière als stomatoloog in een ziekenhuis. Zij hebben blijkbaar al een meer klare kijk op mogelijke specialisaties en de daaruit volgende tewerkstellingskansen. De afstuderende vrouwen blijven geïnteresseerd in onderwijs (12%), een werkomgeving die de mannen blijkbaar totaal niet aanspreekt. Zij behouden wel hun interesse voor wetenschappelijk onderzoek (14%).
volgens hoofdvoorkeur toe. Een keuze voor een groepspraktijk staat hierin voorop bij 2/3 van alle studenten. Ongeveer 25% opteert in de eerste plaats voor een solopraktijk, maar niemand voor de job van praktijkmedewerker. De hoofdvoorkeur van een beperkte groep van mannen gaat uit naar specialisatie met een eventuele verbintenis met een ziekenhuis. 5.2.2. Indeling van de werkweek De visie van de mannelijke studenten wijzigt sterker tijdens hun studieloopbaan dan deze van de vrouwen. De meeste bachelors en masters (95% en 89%) verkiezen een normale werkdag van 8 tot 18 uur (figuur 7). Bij de mannelijke masters verdubbelt wel de bereidheid om tot 21 uur te werken (bijna 60%) en stijgt de bereidheid tot zaterdagwerk van 11 naar 38%. Vrouwen neigen minder tot avondwerk: een 30% wil tot 21 uur doorgaan, slechts 10% is bereid ook nadien nog door te werken en dat is tweemaal meer dan de mannen (ongeveer 5%). Hun mening hierover wijzigt nauwelijks in de loop van hun opleiding. Hun bereidheid tot zaterdagwerk neemt eveneens toe, maar minder sterk dan bij de mannen. De bereidheid om altijd klaar te staan voor de klant neemt echter dramatisch af, vooral bij de mannen (van 26 naar 5%).
Welke praktijk geniet de hoofdvoorkeur? Alle respondenten rangschikten hun keuzes volgens voorkeur van 1 tot 3. Dit laat een verdere analyse
5.2.3. Aantal werkuren per week De werkwilligheid neemt algemeen toe in de loop van de opleiding en mannen zijn steeds bereid meer uren te presteren dan hun vrouwelijke collega’s (figuur 8). Ongeveer de helft van de mannelijke bachelors opteert voor een werkweek van 32 tot 40 uur, maar evolueert tijdens de opleiding naar een voorkeur voor een week van 40 tot 48 uur. Een 25% wil zelfs meer dan 48 uur presteren. Geen enkele man opteert voor minder dan 32 uur per week.
Figuur 6. Voorkeur type praktijk 1ste Bachelor (Leuven 2010), eerste en tweede keuze.
Figuur 7. Indeling van de werkweek, 2de Master (Leuven 2010), eerste en tweede keuze.
70
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Figuur 8. Aantal werkuren per week, 2de Master (Leuven 2010).
Bij de vrouwen blijft de voorkeur voor een werkweek van 32 tot 40 uur stabiel op bijna 55%. Maar ook bij hen neemt de werkbereidheid toe. Ongeveer 5% van de masters wil zelfs meer dan 48 uur presteren tegenover 0% van de bachelors. De wens om hooguit 32 uur per week te presteren daalde van bijna 30 naar 12%. 5.2.4. Factoren die de omvang van de werkweek bepalen De waarderingscijfers voor de factoren die de omvang en indeling van de werkweek bepalen liggen erg dicht bij elkaar voor de mannelijke en vrouwelijke eerstejaars (figuur 9). Alleen in de waardering voor de ‘zorg voor kinderen’ verschillen ze wat meer van elkaar met een quotering van 88% bij de vrouwen en 74% bij de mannen. Aandacht voor de partner scoort eveneens erg hoog, gevolgd door de bezorgdheid om het inkomen en pas daarna de behoefte aan vrije tijd. De waarderingscijfers van de vrouwen blijven vrij stabiel over de opleiding heen, maar bij de mannen treden er indrukwekkende verschuivingen op. De aandacht voor de partner staat stabiel voorop, maar de zorg voor de kinderen levert dramatisch in: van 76%
bij de bachelors naar 19% bij de masters. Het belang dat ze hechten aan het verwerven van het inkomen stijgt slechts matig: van 68 naar 76%. Maar dat stond sowieso al hoog gequoteerd. Opmerkelijk is echter de sterke stijging van de behoefte aan vrije tijd bij de mannen: van 53 naar 76%. Vrije tijd wordt daarmee even belangrijk gequoteerd als het verwerven van het inkomen. Vrouwen vermelden die behoefte aan vrije tijd veel minder. Blijkbaar investeren zij hun ‘vrije tijd’ in de ‘zorg voor kinderen’. Bij de vrouwen stijgt de nood aan het verwerven van een inkomen eveneens, namelijk van 59 naar 67%. Maar deze nood manifesteert zich bij hen iets minder dan bij mannen. Het is duidelijk dat de studenten een evenwicht nastreven tussen werk en gezinsleven Om tot een gezonde loopbaanontwikkeling te komen en overmatige stress en een burn-out te voorkomen, is een goed evenwicht tussen inspanning en ontspanning nodig. Mannen plannen dit blijkbaar in bij de praktijkorganisatie. Voor vrouwen kan dit een aandachtspunt zijn in de loopbaanontwikkeling. Ook zij moeten bewust deze ontspanning opnemen in hun planning om tot een gezonde en evenwichtige loopbaan te komen. 5.2.5. Hoofddoelstelling van de praktijkvoering De hoofddoelstelling van de praktijkvoering evolueert bij de mannelijke studenten helemaal anders dan bij de vrouwen (figuur 10). Bij de mannen primeert de professionele realisatie en het belang daarvan neemt toe tijdens de opleiding met een stijging van 42 naar 54%. De balans werkgezin komt op de tweede plaats, maar verliest bijna de helft aan punten: van 32 naar 17%. Mannen lijken dus bereid om in te leveren op de balans gezin-werk ten voordele van hun professionele realisatie. Vrouwen kiezen consequent voor het evenwicht werkgezin. Hun aandacht voor de professionele realisatie daalt zelfs van 38 naar 24%.
Figuur 9. Factoren i.v.m. de werkweek vergelijking 1 Bachelor versus 2 Master (Leuven 2010).
71
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Hoofddoelstelling van de praktijkvoering
Financieel resultaat 11%
Financieel resultaat 3%
Mannen1 Bac
Sociaal leven 10%
Hoofddoelstelling van de praktijkvoering Vrouwen1 Bac
Professionele realisatie 38%
Professionele realisatie 42%
Balans werkgezin 47% Balans werkgezin 32%
Kwaliteitvolle mondzorg 5%
Kwaliteitvolle mondzorg 12%
Hoofddoelstelling van de praktijkvoering
Financieel resultaat 13%
Mannen 2 Master
Sociaal leven 8%
Financieel resultaat 2% Sociaal leven 10%
Professionele realisatie 54%
Balans werkgezin 17% Kwaliteitvolle mondzorg 8%
Balans werkgezin 50%
Hoofddoelstelling van de praktijkvoering Vrouwen 2 Master
Professionele realisatie 24%
Kwaliteitvolle mondzorg 14%
Figuur 10. Hoofddoelstelling van de praktijkvoering vergelijking 1 Bachelor + 2 Master (Leuven 2010).
5.2.6. Keuze van specialisatie Op de categorie ‘Keuze tot specialisatie’ waren meerdere antwoorden mogelijk, wat leidde tot een totaal van 140 antwoorden van 114 respondenten. De percentages in figuur 11 verwijzen naar het aandeel ten opzichte van het totaal aantal antwoorden. Algemene tandheelkunde vertegenwoordigt 34% van de keuzetaart. Vrouwen verkiezen dit iets meer (37%) dan mannen (30%). Geen enkele man kiest voor kindertandheelkunde. Verder verschillen de keuzes van mannen en vrouwen nauwelijks van elkaar. 5.2.7. Samenvatting en discussie De groepen in dit onderzoek van Vlaamse studenten waren relatief klein en vertoonden een verschillende man-vrouw samenstelling. Dit bemoeilijkt de inter pretatie en relevantie van de bekomen resultaten. Toch levert deze steekproef interessante vaststellingen en discussiepunten op. • Er is een grote eensgezindheid bij alle studenten in de keuze voor de groepspraktijk. Deze voorkeur wordt sterker bij het naderen van het moment van afstuderen. De groepspraktijk wordt tweemaal meer vernoemd als voorkeur dan de solopraktijk. 72
Daarbuiten is alleen de voorkeur voor andere praktijkvormen bij mannen, zoals stomatologie, het vermelden waard. • De meeste studenten verkiezen een normale werkdag van 8 tot 18 uur. Maar een derde ziet zich ook tijdens de avond nog aan de slag (tot 21 uur). De flexibiliteit om beschikbaar te zijn op vraag van de patiënt neemt af tijdens de opleiding. Een kwart van de studenten is bereid om op zaterdag te werken. • Mannen willen meer uren werken dan vrouwen en deze tendens vergroot naarmate het einde van de studie nadert. • Alle studenten hechten veel belang aan het samenleven met hun partner. Bij de vrouwen speelt de zorg voor de kinderen ook een grote rol, terwijl mannen zich meer bekommeren om het verwerven van een inkomen. Dit neigt nog altijd naar een meer traditionele verdeling van taken en verantwoordelijkheden in gezinsverband. De behoefte aan vrije tijd is voor mannen eveneens een belangrijke factor, maar nauwelijks voor vrouwen. Dit kan een aandachtspunt zijn voor een gezonde loopbaanontwikkeling bij vrouwelijke tandartsen.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
Figuur 11. Voorkeur voor specialisatie 1 Bachelor + 2 Master (Leuven 2010).
• De hoofddoelstellingen van de praktijkvoering zijn een goede balans werk-gezin en de professionele realisatie. De voorkeuren verschillen echter uit gesproken naar geslacht. Mannen gaan voor de professionele realisatie, terwijl vrouwen resoluut kiezen voor een goede balans werk-gezin. Dit kan wijzen op een verdeling van taken en verantwoordelijkheden in gezinsverband. Mannen lijken hun doelstelling in de loop van hun studiejaren te verleggen naar grotere professionele realisatie. • Algemene tandheelkunde scoort voor een derde van de antwoorden en iets meer bij vrouwen dan bij mannen. De rest van de voorkeur gaat in de richting van specialisatie. Tijdens de bespreking werd de vrijheid genomen om de verschillen in resultaten tussen 1ste bachelor en 2de master te interpreteren als een evolutie, die de studenten tijdens hun studieloopbaan doormaken. Dat leidt tot de vaststelling dat mannen hun visie en doelstellingen meer aanpassen naarmate het moment van afstuderen nadert. Vrouwen blijven consequenter in hun keuzes en hebben blijkbaar vanaf het begin van hun studieloopbaan een duidelijker beeld van hun praktijkvoering voor ogen. 5.3. Vergelijking België en Nederland Ondanks het gelijkaardig opzet zijn beide onderzoeken misschien niet volledig vergelijkbaar met elkaar omdat de maatschappelijke achtergrond van beide landen kan verschillen. Maar de confrontatie levert boeiende vaststellingen op.
• Over de landsgrenzen heen heerst er bij alle Vlaamse en Nederlandse studenten tandheelkunde een opmerkelijke voorkeur voor de praktijk in groepsverband. • Voor de Vlaamse studenten blijven de soloprak tijken aantrekkelijker dan voor hun Nederlandse collega’s (62 versus 32%). • Werken in loondienst spreekt ongeveer een kwart van alle studenten aan, Nederlanders iets meer dan Vlamingen (28 versus 23%). • Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs genieten in beide landen eenzelfde aantrekkingskracht (18%). • De Vlamingen kiezen meer voor de algemene tandheelkunde dan de Nederlanders (42 versus 27%). Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen schuilt in de keuze voor kindertandheelkunde met een grotere interesse van de vrouwen. In Nederland blijkt de implantologie vooral een mannenzaak. In België gaan ook vrouwen hierin aan de slag. Organisatie van de werkweek • In de Vlaamse enquête werd bijkomend aandacht besteed aan de factor ‘samenleven met partner’. Deze factor scoorde er ook het hoogst. • In de Nederlandse studie scoort de behoefte aan vrije tijd het hoogst. Misschien zit hierin ook de tijd vervat voor een evenwichtige relatie met de partner. • De zorg voor kinderen geniet een gelijklopende aandacht in Nederland en Vlaanderen. Vrouwen 73
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
waarderen deze factor veel hoger (85% en 81%) dan mannen (57% en 45%). De relatief hoge scores van de mannen kunnen betekenen dat zij ook rekening willen houden met de kinderzorg bij het organiseren van hun werkweek. • Voor hobby’s vinden we zeer uiteenlopende cijfers. De Nederlandse mannen hechten er veel belang aan, de vrouwen minder (65 versus 36%). In België worden hobby’s maar door één op zes van de ondervraagden belangrijk genoemd. • Financiële verplichtingen scoren in Nederland vrij laag, maar vrij hoog bij de Vlamingen. In Nederland lijken vrouwen hierover meer bezorgd dan mannen (30 versus 21%). • Studie blijkt in Nederland een niet te verwaarlozen factor in de organisatie van de werkweek (21%). 6. Conclusie De vervrouwelijking van het tandartsenbestand is onomkeerbaar ingezet. Dit maakt deel uit van een internationale trend en zal in de toekomst de werk- en levensomgeving van onze beroepsgroep grondig wijzigen. Een aantal duidelijke tendensen dient zich aan. • Groepspraktijken winnen aan populariteit. Zij lijken een gepast antwoord om de capaciteit en de kwaliteit van de tandzorg te verhogen. Maar dit type van praktijkvoering vraagt nieuwe vaardigheden zoals managementkennis en werken in groep. • Een kwart van de Belgische studenten verkiest een solopraktijk. • Tandartsen willen zich professioneel realiseren. Zij zijn tevreden over hun beroepskeuze en hun jobtevredenheid is hoog. • Mannelijke tandartsen willen tijd investeren in een goede relatie met hun partner en hiermee rekening houden bij de organisatie van hun praktijk. Maar ze gaan in de eerste plaats voor hun professionele realisatie. • Vrouwelijke tandartsen presteren minder uren. Na de zwangerschap willen ze de zorg voor de kinderen opnemen. Ze verkiezen kortere werkweken en hechten een zeer groot belang aan een goede balans werk-gezin. • De mannelijke tandarts neemt de verantwoorde lijkheid voor het verwerven van het inkomen. Bij vrouwen staat de zorg voor kinderen op de eerste plaats. • De behoefte aan vrije tijd neemt toe. Mannen plannen dit bewust in. Vrouwen moeten extra opletten om voldoende vrije tijd voor zichzelf te voorzien. • Er is een trend naar meer specialisatie in de tandzorg. Hoofdzakelijk vrouwen kiezen voor 74
k indertandheelkunde. Groepspraktijken zullen verschillende tandzorg disciplines naast elkaar moeten aanbieden. • Er is vraag naar loopbaanbegeleiding en opfris cursussen bij het hervatten van het beroep na een onderbreking. Misschien ligt hier een taak voor de beroepsorganisatie van tandartsen en de universiteit. 7. Aanbevolen literatuur 1. Belgisch coördinatienetwerk voor vrouwenstudies. Sophia, op: www.sophia.be, 6 oktober 2009. 2. Brizendine L. The female brain. Morgan Road Books, New York. 2006. 3. Centrum voor Gelijke Kansenbeleid. Eerste gelijke kansen rapport. KU Leuven, Centrum voor Gelijke Kansenbeleid, Leuven 1999. 4. Dhoker E. Vereniging van het Academisch Personeel K.U.Leuven, Vrouw & Universiteit, op: www.kuleuven.be, http://vapl.kuleuven.be/V&U/, 20 augustus 2009. 5. Examencommissie toelatingexamen arts en tandarts, Persbericht van de Examencommissie Toelatings examen arts en tandarts. Onderwijs Vlaanderen, op www. ond.vlaanderen.be/toelatingsexamen/persaug2009.pdf, 1 september 2009. 6. K.U.Leuven. Diplomastudenten 2009-2010 Tandheel kunde. KU Leuven, op: www.kuleuven.be, https://webwsp.aps.kuleuven.be/sap%28bD1ubCZjPTAwMA= =%29/public/bsphttp/sap/z_studaantal/hoofd_DTO. htm?parent=MCA&o=l&niveau=3, 6 maart 2010. 7. Leplae J. Vrouwen in de academische wereld 2000. RoSa op: www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/factsheets /nr2.pdf, 19 september 2008. 8. Lesaffre E. Biomedische statistiek & statistische oefeningen. Onderwijsaanbod KULeuven.be E043MA 9. Nederlandistik Universität Wien. De politieke geschiedenis van de vrouwen in België 2008. Universität Wien op: http://s2.ned.univie.ac.at/NoN/landeskunde/be/h12/ politikegesch.htm, op 19 september 2009. 10. Senator de Béthune. Gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen. Herziening van Grondwetsarti kelen 99 en 104 i.v.m. gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen. Belgische Senaat, Brussel, 1997. 11. Stewart F, Drummond J. Women and the world of dentistry. Br Dent J 2000;188:7-8. 12. Verbond der Vlaamse Tandartsen. Strategisch Plan 2006-2015. 13. Vlaamse Interuniversitaire Raad. Werkgroep Gelijke Kansen. Vlaamse Interuniversitaire Raad op: http://www.vlir. be/content1.aspx?url=p_104.htm, op 15 maart 2010.
8. Literatuurlijst 1. Vanleenhoven S. Polsslag van het vrije beroep 2009. Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen, Brussel. 2009.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) OORSPRONKELIJKE BIJDRAGEN
2. De Standaard. Tandartsen zijn oud. De Standaard, op: www.standaard.be, 5 December 2005. 3. Vlaamse Interuniversitaire Raad. Gelijke kansen rapport. Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel. 2005. 4. Kravitz A, Treasure A. Manual of dental practice Version 4.1. Council of European Dentists, Brussel. 2008:38. 5. Vlaamse Overheid. Hoger Onderwijs in Cijfers. Vlaamse Overheid, Brussel. 2009:65. 6. Conseil des Recteurs. Annuaire statistique. Conseil des Recteurs des universités francophones de Belgique, Brussel. 2009:10. 7. Ministerie van Onderwijs. Toelatingsexamen arts en tandarts Witboek. Ministerie van Onderwijs, Brussel. 2008:110-113. 8. Université Catholique de Louvain. Sciences dentaires. Université Catholique de Louvain op http://www.uclouvain.be: http://www.uclouvain.be/rhetos-sciencesdentaires.html#3, 24 februari 2010. 9. KU Leuven. Jaarverslag 2008. KU Leuven, Leuven. 2008:115. 10. Centrum voor Gelijke Kansenbeleid. Tweede gelijke kansen rapport. KU Leuven, Centrum voor Gelijke Kansenbeleid, Leuven 2004.
11. Van Dam B, Van Rossem, G. Vrouwelijke tandartsen. Wijze van beroepsuitoefening. Ned Tijdschr Tandheelkd 1994;101:273-278. 12. Van Dam B, Van Rossum G. Beroepsuitoefening van vrouwelijke tandartsen in Nederland. Ned Tijdschr Tandheelkd 1998;105:392-396. 13. Decaluwe F. Vervrouwelijking van de tandheelkunde: implicaties, complicaties. Contactpunt Verbond der Vlaamse Tandartsen 2000; Februari 19-22; Maart 19-22; Mei 19-24. 14. Newton JT, Thorogood N, Gibbons DE. The work patterns of male and female dental practitioners in the UK. Int Dent J 2000;50:61-68. 15. Murray J. Better opportunities for women dentists: a review of the contribution of women dentists to the workforce. Br Dent J 2002;192:191-196. 16. Ayers K, Thomson W, Rich A, Newton J. Gender differences in dentists’ working practices and job satis faction. J Dent 2008;36:343-350. 17. Daalmans MT, Vissia M, Kuijpers-Jagtman A, LagroJanssen A. Hoe denken tandheelkundestudenten over hun toekomstige beroepsuitoefening? Verschillen tussen mannen en vrouwen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004;111: 477-481.
75
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Digitale afdruk – Vervanging van de conventionele afdruklepel?
Jef M. van der Zel
Professor dr. ir. verbonden aan ACTA Amsterdam
1. Inleiding Het is logisch dat nieuwe technische ontwikkelingen worden aangewend in de tandheelkunde net zoals in aanverwante domeinen. Dr. van der Zel maakte dit onmiddellijk duidelijk bij aanvang van zijn lezing. Met een aantal voorbeelden uit de oftalmologie, de NKO en de tandheelkunde werd de luisteraar overtuigd dat de digitale wereld stilaan maar zeker meer toepassingen zal krijgen. Tijdens deze voordracht werd speciaal onze aandacht gevraagd voor de digitale afdrukname. Het nemen van een afdruk door middel van een digitale registratie leek de spreker op dit ogenblik al haalbaar en in zijn lezing wilde hij ons aantonen dat er nu reeds verschillende wegen kunnen bewandeld worden. Verder werd in deze lezing veel aandacht besteed aan de mogelijkheden om de gehele werkwijze van afdrukname tot en met de afgewerkte restauratie digitaal of computergestuurd te laten verlopen. Wat zijn vandaag de dag de mogelijkheden van deze digitale werkwijze? De redactie heeft getracht deze mogelijkheden nader te belichten en op een rij te zetten want niet al de bestaande systemen zijn identiek. Daardoor zijn het gebruik en de toepassingen ook enigszins verschillend. Kunnen deze nieuwe mogelijkheden ons helpen om stilaan af te stappen van de conventionele afdruk en misschien ook van de conventionele bewerkingen in het labo? 2. Eisen van de afdruk Een exacte reproductie van intraorale structuren is de voorwaarde voor het vervaardigen van prothetische restauraties, van volledige kunstgebitten tot CAD/ CAM geproduceerde vaste restauraties. 76
Enkele jaren geleden heeft Christensen eisen opgesteld voor een aanzienlijke verbetering van tandheelkundige afdrukken, omdat in meer dan 50% van de afdrukken, die gestuurd werden naar een tandtechnisch laboratorium, de preparatielijn niet precies kon worden geïdentificeerd. Een correcte conventionele afdruk afleveren met al de informatie die nodig is voor de vervaardiging van de indirecte herstelling, is geen gemakkelijke opdacht. Ondertussen wordt in het tandtechnisch labo reeds een deel van het werk uitgevoerd met computer sturing, meer bepaald voor herstellingen die met de CAD/CAM procedure worden vervaardigd (zie bepaalde keramische kronen). In dit proces neemt de tandarts nog steeds een conventionele afdruk en de tand technicus maakt hiermede een klassiek werkmodel. Dit model wordt vervolgens gedigitaliseerd met behulp van één van de verschillende optische systemen. De meeste zijn gebaseerd op het principe van triangulatie (het verdelen van een veelhoek in meerdere driehoeken). De analoge afdruk heeft een groot aantal potentiële bronnen van fouten, die een negatieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het eindproduct: vervorming van de afdruk als gevolg van de beperkte houdbaarheid, gebrekkige dimensionale stabiliteit, ontsmetting van de precisie afdruk in antiseptische oplossing, gedeeltelijke of uitgebreide loslating van het afdrukmateriaal van de lepel, het vervoer naar het tandtechnisch laboratorium onder verschillende klimatologische omstandigheden en de lange procesketen. Het is dus logisch dat naar een werkmethode gezocht wordt om de fouten die bij een conventionele afdruk plaatsvinden, te voorkomen. De intra-orale digitale
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
afdruk is een mogelijke oplossing om het eerste stadium in de vervaardiging van indirecte herstellingen te vereenvoudigen. 3. Van de digitale afdruk naar de definitieve restauratie – de digitale workflow Speciale camera’s worden aangewend om intra-oraal de structuren op te nemen en deze beelden te digitaliseren. Zodra de opname intra-oraal gerealiseerd is, beschikt de tandarts over een set van data dat verder kan aangewend worden in het productieproces van de herstelling. Deze dataset kan verstuurd worden over het internet naar het labo of naar speciale centra voor verdere verwerking. In de eerste plaats kan deze digitale informatie de communicatie tussen tandtechnicus en tandarts vereenvoudigen en ver beteren. Nadien kunnen ze aangewend worden om de definitieve herstelling te vervaardigen. Dit proces noemt men digitale workflow of werkverloop. Na het nemen van een intra-orale digitale opname zijn de procedures van de verschillende bestaande systemen vergelijkbaar en verschillen ze slechts in een paar punten. Wanneer de informatie naar tevredenheid is opgenomen (verbeteringen van de opname kunnen door de tandarts altijd aangebracht worden), wordt de dataset via het internet naar het laboratorium gestuurd. In het laboratorium controleert de tandtechnicus de
scandata. Hij/zij controleert het virtuele beeld en indien onduidelijkheden bestaan worden deze besproken met de tandarts. Daarop volgt de derde stap in het werkverloop. In de meeste gevallen zal dan een werkmodel gemaakt worden. Hiervoor wordt de dataset verzonden naar een laboratorium speciaal ingericht volgens de eisen van het systeem. De procedure voor de modelvervaardiging is verschillend al naargelang het aangewende systeem. Men onderscheidt twee vormen van modelvervaardiging: • substractief frezen (bijv. Cyrtina I.O.S., Oratio, NLZwaag; iTero, Cadent, US-Carlstadt) of • een additief rapid prototyping procedure, meestal door stereolithografie, waarbij kunstharsen volgens computergestuurde aanwijzingen laagsgewijs worden gepolymeriseerd (Lava Chairside Oral Scanner C.O.S., 3M ESPE, D-Seefeld; CEREC AC, Sirona Dental Systems, D-Bensheim). Als een brugstructuur met behulp van CAD/CAMtechnologie gepland is, kan dit gelijktijdig worden gedaan. Dit gedeelte van de procedure kan ook door het tandtechnisch laboratorium uitgevoerd worden op voorwaarde dat daarvoor de nodige apparatuur en kennis voorhanden is. Tijdens de vierde stap maakt de tandtechnieker de restauratie ofwel vertrekkend van een volgens CAD/ CAM technologie vervaardigde kernstructuur ofwel rechtstreeks op het vervaardigde model. Eens de
Tabel 1: Van de digitale afdruk naar definitieve restauratie: de digitale work flow Stap 1
Digitale afdrukname van: • de preparatie; • de volledige bogen; • de beetregisrtatie. Vaak is het gebruik van poeder nodig voor de digitale afdrukname. Verzenden van de data.
door de tandarts.
Stap 2
Controle van de dataset en controle van het virtuele beeld.
door tandarts en tandtechnieker.
Stap 3
Modelvervaardiging: a) substractief frezen (b.v. Cyrtina en iTero ……); b) additief rapid prototyping procedure meestal door stereolithografie (b.v. Lava C.O.S., 3M ESPE, D-Seefeld; CEREC AC, Sirona Dental Systems); c) indien gewenst brugstructuur maken door CAD-CAM technologie.
door gespecialiseerde firma’s.
Stap 4
Vervaardiging van de restauratie ofwel vertrekkend van een kernstructuur ofwel op het model: • inlay; • overlay; • kroon; • brug.
door de tandtechnieker.
Stap 5
Plaatsen van de restauratie bij de patiënt.
door de tandarts.
77
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
erstelling afgewerkt is wordt deze verstuurd naar de h tandarts die ze bij de patiënt zal plaatsen. 4. Systemen Digitale afdruksystemen kunnen worden gedifferentieerd naar de procedure van productie: sommige systemen zijn geschikt voor de productie van kleine restauraties aan de stoel, terwijl andere (ook) gebruikt worden voor afdrukname en online dataoverdracht naar het laboratorium. 4.1. CEREC AC met Bluecam Sirona Al meer dan 20 jaar is het CEREC systeem de belichaming van restauraties geproduceerd aan de stoel tijdens
Figuur 1. De apparatuur bij de tandarts, voorzien van een scherm waarop de tandarts de afdruk controleert en de herstelling uittekent.
één afspraak. De vierde generatie, voor het eerst gepresenteerd in januari 2009, CEREC AC, is gebaseerd op de zogenaamde actieve triangulatie techniek waar blauwe LED’s worden gebruikt als lichtbron. De nieuwste generatie van CEREC zal echter de gebruiker niet alleen in staat stellen om restauraties te fabriceren, maar ook om de gegevens – door middel van een digitale afdruk – naar een tandtechnisch laboratorium te sturen. Dit is mogelijk via het internet-platform CEREC Connect, dat tandartsen toegang verstrekt tot een breder scala van materialen en dus extra indicaties. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld zirconia brugstructuren tot vier eenheden worden geproduceerd. Indien nodig kan de tandarts ook stereolithografische (SLA) modellen bestellen bij InfiniDent, het productiecentrum van Sirona Dental Systems.
Figuur 2. De camera waarmee de digitale afdruk wordt genomen.
Figuur 3. De slijpkamer of freeseenheid waarin de herstelling computergestuurd wordt gefreesd uit een blok.
Tabel 2: Van de digitale afdruk naar definitieve restauratie bij middel van de CEREC AC met Bluecam Stap 1
Digitale afdrukname van: • de preparatie; • de volledige bogen; • de beetregistratie. Gebruik van poeder is nodig.
Door de tandarts.
Stap 2
Controle van de dataset en controle van het virtuele beeld. Uittekenen van de herstelling op het virtuele beeld.
Door de tandarts.
Stap 3
Vervaardiging: van de restauratie door substractief frezen uitgevoerd in de freeseenheid.
Door de tandarts bij middel van de bijgeleverde apparatuur en materialen.
Stap 4
Plaatsen van de restauratie bij de patiënt.
Door de tandarts.
78
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Volgens in vitro studies uitgevoerd door Mehl et al. (2009) was de nauwkeurigheid 19 µm. Deze waarde groeit echter tot een afwijking van 34 µm als een volledig kwadrant wordt gescand. 4.2. Lava restauratie Chairside Oral Scanner. 3M ESPE De intra-orale data worden opgenomen door Active Wavefront Sampling (3D-in-Motion). Het gebruik van scanpoeder is net zoals bij CEREC AC verplicht voor deze methode van scannen. De scan kan in “real time” bekeken worden op de monitor.
Figuur 4. De apparatuur voor het Lava C.O.S. systeem met een camera voor de afdrukname en een scherm voor de controle van het virtuele beeld.
Voor de productie van een stereolithografisch model, worden de gegevens verstuurd naar een extern productiecentrum, en voor productie van de structuur, worden de gegevens naar een van de erkende Lava Milling Centers in Europa gestuurd. Na ontvangst van model en structuur, kan de tandtechnicus de restauratie opbakken en verder afwerken. 4.3. iTero. CADENT Net als de Lava Chairside Oral Scanner (C.O.S.) is het iTero Digital Impression System ontwikkeld als een systeem uitsluitend voor afdrukname, die via
Figuur 5. Het beeld van een preparatie voor een brugstructuur.
Figuur 6. De kernstructuur voor de brug op een kunstofmodel vervaardigd volgens de stereolithografie.
Tabel 3: Van de digitale afdruk naar definitieve restauratie: volgens het Lava C.O.S. systeem Stap 1
Digitale afdrukname van: • de preparatie; • de volledige bogen; • de beetregistratie. Gebruik van poeder is nodig.
Door de tandarts.
Stap 2
Controle van de dataset en controle van het virtuele beeld kan in dit systeem onmiddellijk gebeuren. Door aangepaste kleuring wordt aangegeven waar gegevens ontbreken.
Door tandarts en tandtechnieker.
Stap 3
Modelvervaardiging door extern centrum voor modelvervaardiging dankzij additif rapid prototyping procedure (door stereolithografie). Indien gewenst kan de technieker vooraf een brugstructuur aangeven. Deze opdracht wordt dan uitgevoerd op het model door een erkend Lava milling center.
Door gespecialiseerde firma’s.
Stap 4
Vervolledigen (opbakken en afwerken) van de restauratie: • inlay; • overlay; • kroon; • brug.
Door de tandtechnieker.
Stap 5
Plaatsen van de restauratie bij de patiënt.
Door de tandarts.
79
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
internet is aangesloten op een extern productiecentrum en het tandtechnisch laboratorium. Dit systeem is gebaseerd op het confocale principe bekend uit de microscopie en dus niet op het trian gulatiesysteem. Volgens Cadent is het aanbrengen van poeder hier niet nodig. De software maakt het de tandarts mogelijk om beide kaken te scannen, inclusief de beetregistratie. Via de zogenaamde CaseManager, worden de gescande gegevens verstuurd naar de server van Cadent. Daar worden de scandata opgeschoond en artefacten en overbodige data verwijderd. Daarna ontvangt de tandtechnicus de gegevens van Cadent en kan hij/zij verdergaan met het vastleggen
van de preparatielijn en de inzetrichting voor de productie van het model. De externe tandtechnicus heeft toegang tot deze gegevens en is in staat om ze te wijzigen. Vervolgens worden het model en het kader gefabriceerd. Volgens Cadent, is het model binnen drie tot vijf dagen beschikbaar. De voltooiing van de restauratie gebeurt op de vertrouwde manier. In december 2009 werd bekend gemaakt dat Straumann (CH-Basel) de exclusieve distributie van het systeem in Europa heeft. Cadent prijst het iTero systeem ook aan voor afdrukname en modelvervaardiging in de orthodontie (zie figuur 7).
Figuur 7. Cadent prijst zijn systeem niet alleen aan voor afdrukname in de restauratieve tandheelkunde maar ook voor de orthodontie.
Tabel 4: Van de digitale afdruk naar definitieve restauratie: volgens het “iTero digital impression system” Stap 1
Digitale afdrukname van: • de preparatie; • de volledige bogen; • de beetregistratie. Gebruik van poeder is niet nodig. Versturen van de gegevens vlg. een aangepast systeem.
Door de tandarts.
Stap 2
Controle van de dataset en controle van het virtuele beeld. De scandata worden opgeschoond en de overbodige data worden verwijderd.
Door gespecialiseerd personeel.
Stap 3
De technicus krijgt deze gegevens terug en op een scherm kan hij de preparatielijn vastleggen alsook de inzetrichting. Nadien maakt Cadent een model in drie tot vijf dagen.
Door gespecialiseerde firma’s.
Stap 4
Maken van constructie en voltooien (opbakken en afwerken) van de restauratie: • inlay; • overlay; • kroon; • brug.
Door de tandtechnieker.
Stap 5
Plaatsen van de restauratie bij de patiënt.
Door de tandarts.
80
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
4.4. E4D Dentist
nodig, zelfs als fijne structuren op het tandoppervlak gescand moeten worden. Gezien de verregaande gelijkenis met het Cerec systeem wordt hier niet verder op ingegaan.
Samen met de “DentaLogic” software, opname-apparaat en freeseenheid vormt dit een systeem voor de productie van inlays, onlays, veneers, kronen in een directe procedure tijdens één afspraak, vergelijkbaar met het CEREC systeem. Het opnameapparaat IntraOral Digitizer is gebaseerd op laser-technologie. Naar verluidt, is het gebruik van titaanoxide of spray niet
4.5. Cyrtina Intra-orale scanner De digitalisering is net als de LAVA C.O.S. gebaseerd op confocal microscopy.
Tabel 5: Van de digitale afdruk naar een definitieve rerstauratie volgens het Cyrtina I.O.S. Stap 1
Digitale afdrukname van: • de preparatie; • de volledige bogen; • de beetregistratie. Gebruik van poeder is niet nodig.
Door de tandarts
Stap 2
Controle van de dataset en controle van het virtuele beeld.
Door tandarts en tandtechnieker.
Stap 3
Modelvervaardiging door extern centrum voor modelvervaardiging. In dit systeem kunnen de restauraties digitaal aangebracht worden op het virtuele beeld voor latere rechtstreekse verwerking.
Door gespecialiseerde firma’s.
Stap 4
Vervolledigen (opbakken en afwerken) van de restauratie: • inlay; • overlay; • kroon; • brug.
Door de tandtechnieker.
Stap 5
Plaatsen van de restauratie bij de patiënt.
Door de tandarts.
Tabel 6: Overzicht van de mogelijkheden met de verschillende digitale afdruksystemen Firma
Sirona
3M-ESPE
Cadent
Oratio
Merknaam
CEREC Bluecam
Lava C.O.S.
iTero
Cyrtina I.O.C.
Meetprincipe
Streepjesprojectie
Actieve golf front sampling
Confocale microscopie
Confocale microscopie
Spray nodig
Ja
Ja
Nee
Nee
Real time STL
Nee
Ja
Nee
Ja
Precisie op een die
19 µm
Onbekend
Onbekend
14 µm
Precisie op een quadrant
35 µm
60 µm
Onbekend
30 µm
Processing data lokaal
Ja
Nee
Nee
Ja
Snelheid
Langzaam
Snel
Langzaam
Snel
Ander
Spray nodig
Spray nodig
Grote camera
Spray optie
Click-fee
In sommige gevallen
Ja
Ja
Neen
81
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
De scanner biedt de mogelijkheid om zowel enkele tanden als volledige kaakbogen te digitaliseren. De scanner heeft een USB verbinding die op elke computer kan worden aangesloten. Het meetveld is 20 mm x 15 mm bij een meetnauwkeurigheid van ca. 14 µm voor de stomp en 45 µm voor een kwadrant. De camera heeft een processor die de scandata direct omzet in een open STL output. Deze STL data worden via internet na een succesvolle afronding van de scan naar het laboratorium gestuurd. Afhankelijk van de eisen, de omvang en financiële slagkracht van het laboratorium, kan het model worden geproduceerd in huis of bij een externe dienstverlener. Vervolgens kunnen de tandheelkundige restauraties direct worden ont worpen op het model of – voor CAD/CAM productie – met behulp van de software Cyrtina ScanManager. Als besluit van dit overzicht worden de verschillende kenmerken van de besproken systemen naast elkaar geplaatst in een overzichtelijke tabel (tabel 6). 5. Bespreking van de mogelijkheden van de digitale afdrukname en workflow 5.1. Kwaliteit Dankzij het virtuele model op het scherm, hetzij tijdens het scannen (real time) of direct na de procedure kan de tandarts correcties aanbrengen door een geselecteerd gebied te herscannen. Fouten die kunnen optreden tijdens een conventionele afdrukname, kunnen in een digitale afdrukname op deze wijze vermeden worden. De aangebrachte correcties beletten dat daardoor de volgende stappen in de procedure een foutief resultaat zullen opleveren. Het aantal remakes voor een bepaalde restauratie loopt zo terug tot 0,5% tegenover 2,7% bij een conventionele afdruk. In de toekomst mag men verwachten dat bepaalde software-systemen fouten in de preparatie zullen aangeven zelfs met commentaar waardoor nog betere resultaten kunnen behaald worden. 5.2. Tijd Volgens een onderzoek van 3M ESPE kan de stoeltijd bij een intra-orale digitale afdrukname worden verminderd met maximaal 41% in vergelijking met conventionele afdrukname. Ook in het laboratorium kan een tijdbesparing worden gerealiseerd als gevolg van de gelijktijdige productie van het model 82
en de fabricage van de restauraties die op dit model worden getekend. 5.3. Communicatie De communicatie verloopt vlotter omdat tandarts en tandtechnieker toegang hebben tot hetzelfde virtuele model vanuit verschillende locaties. De beelden op het scherm laten tevens een betere communicatie naar de patiënt toe. 5.4. Kosteneffectiviteit van de behandeling Mogelijke besparingen zijn te verwachten: • Door het vermijden van een tijdrovende tweede afdruk. • Omdat geen afdruklepel en afdrukmateriaal nodig zijn. • Omdat het noodzakelijke desinfecteren van afdrukken vervalt. • Er geen fysiek transport naar het laboratorium moet voorzien worden. • Er geen conventionele modelproductie noodzakelijk is. Langs de zijde van de kosten of investeringen moet rekening gehouden worden met: • De aanschafkosten van de scanner, die vrij hoog zijn. • Een centrale modelproductie met rapid prototyping brengt extra kosten mee. • Essentiële disposables, noodzakelijk in deze werkwijze. • Proceskosten per gebruik, de zogenaamde click fees. 5.5. Milieu 10% van alle prothetische restauraties in Duitsland worden nu in het buitenland vervaardigd. Het dentaal toerisme is een extra belasting voor het milieu. Maar ook de productie uit Azië blijft nog steeds toenemen. De CO2 uitstoot kan ook verminderd worden door het vervoer tussen tandarts en technieker te beperken. Veel kan in deze werkwijze langs het internet geregeld worden. 5.6. Veiligheid van de data Het verzenden van gevoelige gegevens van een patiënt via internet gaat gepaard met een zeker risico. De Europese wetgeving eist dat deze gegevens moeten worden gecodeerd.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
5.7. Garantie Bij de digitale afdrukname moet de tandarts zorg blijven dragen voor een niet bloedende gingiva en een droog preparatieterrein. Verder is de tandarts altijd aansprakelijk voor de restauraties die hij heeft geplaatst, maar fouten in de digitale workflow zijn gemakkelijker op te sporen. Dit vergemakkelijkt een doeltreffend kwaliteitsbeheer in de tandartspraktijk, het laboratorium en het productiecentrum. Het zal mogelijk zijn om de plaats van de fout en de persoon die ze veroorzaakte op te sporen. 5.8. Outlook Op dit moment zijn slechts enkele wetenschappelijke en klinische studies beschikbaar over dit onderwerp. Bovendien ontbreken in de meeste gevallen wetenschappelijk bewezen gegevens over de nauwkeurigheid van de scanprocedure, de productie van het model en de procesketen in het algemeen. Bovendien moet de gevoelige procedure van het aanbrengen van een poederlaag op de oppervlakken, die nodig is bij de meeste systemen, kritisch worden bekeken. Net als in andere gebieden van de tandheelkunde, dienen tandartsen, tandtechnici en de dentale industrie – ten behoeve van de patiënten – op het pad van evidence-based tandheelkunde te blijven, ook voor een computergestuurde afdrukname. Indien deze factoren in acht worden genomen én indien men rekening houdt met de voordelen van de digitale intra-orale afdrukname, (hopelijk in de toekomst onderbouwd met concrete wetenschappelijke bewijzen), zijn er geen belemmeringen meer voor de digitale workflow. Om te kunnen genieten van de voordelen zoals hierboven beschreven, moeten tandartsen, tandtechnici en productiecentra zich in een vroeg stadium voor de nieuwe digitale manier van samenwerken en communiceren voorbereiden. Het zal afhangen van de innovatieve instelling van de beroepsgroepen en de dentale industrie hoe snel de digitale workflow zal worden gerealiseerd in de dagelijkse tandheelkundige praktijk. De auteur is van mening dat intra-orale digitale beeldopname in combinatie met nieuwe materialen de mogelijkheid biedt om de tandheelkunde en de tandtechniek fundamenteel te transformeren. 6. Gebruikte afkortingen CAD: Computer Aided Design. CAM: Computer Aided Manufacturing.
SLA/STL: Stereolithografie. Laagsgewijs wordt door een met een prisma bestuurde UV-laser uit een vloeistof een object gemaakt. SLS: Selective Laser Sintering. AWS: Active Wave Sampling. Techniek waarbij 3D beelden met één camera kunnen gemaakt worden. 7. Vragen 1. Gelijkaardig aan de lasercentra waarbij meerdere oogartsen samen een centrum runnen waar ze de ogen laseren, zou het mogelijk zijn om een centrum te organiseren waar met de beste apparatuur afdrukken genomen worden? Het is uit oogpunt van efficiëntie en kosteneffectiviteit interessant voor een groepspraktijk van meerdere tandartsen en implantologen om een intra-orale scanner aan te schaffen en die gezamenlijk te gebruiken. Hierbij kan een mobiele scanner die eenvoudig van de ene naar de andere praktijkruimte kan worden verplaatst een voordeel zijn. Het kan daarbij interessant zijn een medewerk(st)er het intraorale scannen te laten uitvoeren waardoor routine in het scannen ontstaat. 2. In geval van meerdere orthodontiepraktijken (verschillende locaties) en bemand door dezelfde practicus bestaat er een oplossing met ‘mobiele’ scan om overal de afdrukken te nemen? Afdrukken zijn voor kinderen bijzonder onaangenaam. De Cyrtina I.O.S. (intraorale scanner) is “portable” en niet verbonden met een unit, zodat er gemakkelijk van de ene naar de andere praktijkruimte kan worden verhuisd. Het eenvoudigst is het dan als de scan gegevens van een patiënt gestuurd worden naar een of meerdere beveiligde elektronische postbussen waar opslag of verdere verwerking van de gegevens gaat plaatsvinden. Ook kunnen de gegevens op de laptop blijven staan en op een later tijdstip verder te verwerken via een beveiligde verbinding. 3. Welke “modellen” software is compatibel met deze mobiele mini “scanner”? Modellen software moet registreren: • B en O tandenrij; • meten de van afzonderlijke tandbreedte; • berekenen van de booglengte. De mobile Cyrtina I.O.S. levert de oppervlakte van de geprepareerde kaak, de antagonistenkaak en een zijdelingse registratiebeet met de tanden in occlusie, in een open STL formaat. De scangegevens worden ingelezen door een licentievrij softwarepakket CyrtinaCAD. Hiermee is alles te ontwerpen en te meten inclusief occlusie, tandbreedte en booglengte. 83
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
8. Aanbevolen literatuur Kühmstedt P, Hintersehr J. Optische 3D-Messtechnik im Dentalbereich. Digital Dental News, September 2008;2: 40-45. Christensen GJ. Will digital impressions eliminate the current problems with conventional impressions? J Am Dent Assoc. 2008;139:761-763. Christensen GJ. The state of fixed prosthodontics impressions: room for improvement. J Am Dent Assoc 2005; 136:343-346. State of the Industry 2000: Lab management today. 2000; 16:9-15. Mehl A, Ender A, Mörmann W, Attin Th. Accuracy testing of a new intraoral 3D camera. Int J Comp Dent 2009; 12: 11-28. Haselbauer J. You have CEREC Connect for everything else. Int J Comp Dent 2009;12:87-93. Faith L. The development of the Lava Chairside Oral Scanner C.O.S. Technology – Masterstroke of a legion of talented and committed people. Int J Comp Dent 2009;12:165-169. Ziegler M. Digital impression taking with reproducibility high precision. Int J Comp Dent 2009;12:159-163.
84
Henkel GL. A comparison of fixed prostheses generated from conventional vs digitally scanned dental impressions. Compend Contin Educ Dent 2007;28: 422-424, 426-428, 430-431. Birnbaum NS. Aaronson HB. Dental impressions using 3D digital scanners: virtual becomes reality. Compend Conitn Educ Dent 2008;29:494-496, 498-505. Christensen GJ. The challenge to conventional impressions. J Am Dent Assoc 2008;139:347-349. Pressemitteilung der 3M ESPE AG, Marketing & Public Relations, ESPE Platz, 82229 Seefeld: Willkommen in der Zukunft der Abformung. www.3mpressnet.de/3m/opencms/newsdata/medizin/05_ LAVA_C.O.S._D. Fleiner J, Schulze D. Risks in the digital transmission of sensitive patient data. Int J Comp Dent 2007;10:339351. Masek R.: Margin isolation for optical impressions and adhesion. Int J Comp Dent 2005;8:69-76. www.cadentinc.com www.e4dsky.com/about/products.php www.infinident.com
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
De digitale “afdruk” toekomst
Dr. Bart Vandenberghe, Afdeling Prothetische Tandheelkunde, Faculteit Geneeskunde, KU Leuven
Professor Ignace Naert, gewoon hoogleraar Prothetische Tandheelkunde, Faculteit Geneeskunde, KU Leuven
Introductie
Status quo van de technologie
Reeds sinds de introductie – meer dan 20 jaar geleden – van het eerste prototype van de optische scan (first generation CEREC®), toen eigenlijk ook al “digitale afdruk”, is men op het Departement Tandheelkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven bezig met de integratie van deze techniek in tandheelkundige workflow. Toch is de technologie de afgelopen jaren drastisch veranderd en is de tijd eindelijk rijp om de digitale afdruk volwaardig te integreren in de dagelijkse praktijk. Zo werd de vorige generatie CEREC® vervangen door de CEREC® Bluecam en werd de LAVA™ Chairside Oral Scanner (C.O.S.) sinds begin 2011 geïntegreerd in de dagelijkse workflow van de Master-na-Master assistenten in opleiding restauratieve tandheelkunde. Ook de iTERO zal einde dit jaar deel geïntegreerd worden in de opleiding. Deze laatste twee systemen zijn recent op de markt verkrijgbaar en zijn enkel bedoeld als digitaal afdruktoestel waarbij de scans verzonden worden naar het tandtechnisch labo voor verdere restauratie vervaardiging (nu ook grotendeels gedigitaliseerd). Daar waar de CEREC® vroeger voornamelijk bedoeld was voor in-house of chair-side vervaardiging van de restauraties via een kleine fabricatie unit in de praktijk, is het syteem nu ook verkrijgbaar als zuiver afdruktoestel (CEREC® Connect) met als doel het doorsturen van de scan naar het labo. De trend zit dus degelijk bij dit laatste, namelijk een geleidelijke vervanging van onze conventionele afdrukname (althans voor vaste prothetiek of zelfs voor studiemodellen op dit ogenblik).
Gezien de afgelopen jaren een snelspurt in de ontwikkeling van deze technologie te merken viel (verbeteringen in de optische straling, vernieuwde algoritmes, nieuwe optische technieken met zeker een 5-tal nieuwe producenten), hebben het Centrum voor Orale Beeldvorming en de afdeling Prothetische tandheelkunde de krachten gebundeld om onderzoek op te starten naar de precisie van de huidige digitale afdruksystemen. Hierbij werd een in vitro frasaco tandopstelling gescand met een zeer preciese extraorale scanner (aan 15 µm resolutie) om als gouden standaard te dienen. Dit model werd vervolgens gescand in een klinische simulatie set-up met de verschillende digitale afdruksystemen. Ook werden alginaatafdrukken genomen voor de vervaardiging van een gipsmodel, welke ook nog eens met diverse extraorale labo scanners ingelezen werden. Uiteindelijk werd als laatste een cone beam CT scan genomen van de modellen. Door de verschillende bekomen 3D objecten precies te laten samenvallen met de gouden standaard kon men de gemiddelde afwijking tussen deze objecten bereken. De resultaten in figuur 1 tonen zo de nauwkeurigheid van de gebruikte digitale afdruksystemen voor een tand. Hieruit kan men dus afleiden dat de nieuwe generaties digitale afdruktechnieken enorm precies zijn: gemiddeld een nauwkeurigheid onder de 20 µm wat onder de fysiologische of waarneembare grens ligt. Natuurlijk werden er nog heel wat andere factoren onderzocht zoals de nauwkeurigheid voor een volledige tandenboog of in vivo onder invloed van speeksel of 85
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 1. De gemiddelde afwijking van de gouden standaard voor tand 46 (gehele tand en tandoppervlak boven de maximale omtrekslijn) bekomen via digitale intra-orale afdrukken, alginaatafdrukken, extra-orale labo scanners en CBCT (van links naar rechts).
beweging, en op dit ogenblik kunnen we reeds stellen dat de resultaten veelbelovend zijn en dat de technologie vrijwel op punt staat. Met andere woorden: men mag naar de toekomst waarschijnlijk vooral kleine verbeteringen verwachten op vlak van software of dataverwerking, eerder dan volledig nieuwe hardware. Dit werd ook zo vastgesteld op de International Dental Show 2011 (IDS), waar nieuw geïntroduceerde systemen in gelijke lijn lijken te liggen met de huidige digitale afdrukken. Het meest opvallende dat men nu kan zien is de uitbreiding van het indicatiegebied bij verschillende systemen zoals de digitale afdrukken van implantaten aan de hand van intra-orale scan abutments of scan bodies. Hierbij verandert dus niets aan de technologie, aangezien deze in theorie vrijwel “alles” kan weergeven. Ervaringen aan de KULeuven Op de dag van vandaag zijn alle assistenten-inopleiding restauratieve tandheelkunde opgeleid in het 86
nemen van digitale afdrukken. Hierbij gebruiken we voornamelijk de LAVA™ C.O.S., welke toch wel een zekere leercurve vertoont. Hiervoor krijgt iedereen tweemaal een sessie van drie uur en worden de assistenten begeleid voor hun eerste drie cases. Hoewel voor dit systeem ook een lichte poederverstuiving nodig is, dienen deze kleine partikeltjes louter als herkenningspunten aangezien bij deze techniek de tanden real-time in 3D gescand worden door drie verschillende camera’s. In de praktijk vertaalt dit zich in een eigenlijk uiterst eenvoudige stap in de gehele afdrukprocedure. Opvallend is dat deze jonge generatie tandartsen zeer snel vertrouwd is met het nemen van digitale afdrukken en ook zeer enthousiast is over de vernieuwde manier van werken. Maar ook het tandtechnisch labo is een voorstander aangezien een groot deel van hun werk (manuele modelvervaardiging) en de daarmee gepaard gaande problemen en onnauwkeurigheden nu vermeden kunnen worden. Bovendien verloopt de communicatie met het labo vlotter en kunnen bijvoorbeeld op een eenvoudige
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
manier digitaal de preparatieranden reeds aan de stoel in 3D aangeduid worden om eventuele misverstanden te vermijden. Hierbij krijgt de tandarts bovendien een zeer gedetailleerd en uitvergroot beeld van zijn preparatie wat enkel de precisie ten goede kan komen. Momenteel laten de gebruikte digitale afdrukken onze tandartsen toe om diverse preparatietypes af te drukken, gaande van solitaire kronen tot meerdelige brugstructuren, volledig keramisch of op basis van metaal. De uitstekende pasvorm is veelbelovend en nieuwe applicaties worden iedere keer opnieuw succesvol doorgevoerd. Toch dienen bepaalde indicaties nog
gevalideerd en op precisie getest te worden, waaronder zeer omvangrijke rehabilitaties (bijvoorbeeld 10-delige bruggen) en binnenkort de eerste implantaatafdrukken. Na deze fase plannen we de digitale afdruk zeker door te voeren in het basis studentenonderwijs. De techniek is zodanig geëvolueerd (men kan zelfs gemakkelijk het palatum inscannen) dat de toekomst voor de digitale afdruk wel degelijk vaststaat (toch zeker voor vaste prothetiek) en implementatie in de praktijk nu snel kan volgen. Hierbij is een degelijke opleiding en begeleiding zeker aangeraden aangezien een nieuwe positionering (ergonomie!) en vernieuwde kijk op de afdruk aangeleerd moeten worden.
87
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Zien en kijken: structuur en functie van het oog
W. Spileers
Gewoon hoogleraar, faculteit geneeskunde en diensthoofd oogziekten UZ Leuven
1. Structuren Het oog met zijn optische media (hoornvlies, lens) en het netvlies laten ons toe scherp te zien: op afstand en van kortbij. Vooraleer uit te weiden over de veranderingen die in het zicht door de jaren heen plaatsgrijpen, geef ik jullie hier een schema van de verschillende structuren die in de hersenen betrokken zijn met het zien (zie figuur 1). Alles vangt aan bij het linker- en rechteroog van waaruit twee optische zenuwen vertrekken naar het chiasma waar alles samenkomt en kruist om nadien verder te gaan naar de achterkant van de hersenen, naar de occipitale hersenschors. Het is op deze plaats in de hersenen, zowel links als rechts,
Figuur 1. De onderzijde van de hersenen met de verschillende structuren die deel uitmaken van de gezichtsfunctie.
88
dat het eigenlijke zicht of het zien wordt gerealiseerd. Oogartsen gaan zich meestal concentreren op het oog dat ligt aan het begin van de structuren die het zicht waarborgen, maar uit dit schema is duidelijk dat er nog heel wat kan fout gaan met de verwerking van de lichtprikkels en dus ook met het zien, wanneer er letsels optreden in de verschillende structuren die deel uitmaken van het geheel van de hersenstructuren die in dit zintuig betrokken zijn. 2. De anatomie van het oog Op een voorachterwaartse doorsnede van het oog (zie figuur 2) herkennen we op de eerste plaats het hoornvlies of cornea. Dit is een volledig doorzichtige structuur
Figuur 2. Een voorachterwaartse doorsnede van het oog.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
die een bepaalde kromming vertoont. Achter de cornea bevindt zich het regenboogvlies of iris. Dit vertoont een typische kleur en tekening, verschillend bij elk individu. Deze structuur vormt de gekende pupil van het oog. Onmiddellijk daarachter hangt de ooglens over 360° op aan de zonulaire vezels. Deze lens is perfect helder gedurende een belangrijke periode van het leven. Op leeftijd kan deze lens vertroebelen waardoor zichtstoornissen optreden (cataract). De ooglens laat het individu toe voorwerpen, zowel van ver als van kortbij, scherp te zien. Door contractie van de zonulaire vezels verandert de lens van vorm waardoor de breking van de lichtstralen aangepast wordt om zo een scherp beeld te vormen op het netvlies van structuren in de verte of van kortbij. Het netvlies of de retina bevindt zich aan de achterzijde van het oog. Dit netvlies bevat zenuwcellen die de lichtprikkels opvangen en verder doorzenden naar de hersenschors. Een klein centraal gebied op het netvlies, macula of gele vlek geheten, zorgt voor het scherp zicht. Indien in deze zone (maculaire zone) stoornissen optreden wordt het gezicht ernstig gestoord. De overige delen van het netvlies zorgen voor een overzichtsbeeld van de omgeving. 3. Gezichtsvermogen of visus Het zicht is een belangrijk functie in het leven en dit wordt zeer duidelijk wanneer hierin stoornissen
optreden. Het onderzoek naar het gezichtsvermogen begint met de meting van de gezichtsscherpte. Het oog kan zeer gemakkelijk lichtpunten herkennen op een donkere achtergrond. Bij het meten zoekt men de limiet van de resolutie van het oog. Eén visuele graad is gelijk aan het herkennen van 1 cm op een afstand van 57 cm. De gemiddelde resolutie van het menselijk visueel systeem is ongeveer gelijk aan 1 boogminuut (1/60 visuele graad, zie figuur 3). Daarnaast kent men de hyperacuïteit. Wanneer een lijnstuk onderbroken is en het onderste gedeelte (zie figuur 4) verplaatst wordt, ziet de patiënt dat de lijn onderbroken is en verplaatst werd over zeer kleine afstand. Deze waarneming is veel preciezer dan de gezichtsscherpte en bereikt 3 tot 5 boogseconden (zie figuur 4). De gezichtsscherpte ligt heel centraal in het gezichtsveld. Deze scherpte neemt sterk af naarmate men van dit centrum verwijderd is. Het is niet nodig om op elk punt van het gezichtsveld scherp te zien, het volstaat dingen te herkennen in zijn omgeving, ook al zijn die niet zo scherp. Op de retina worden deze gewaarwordingen gegenereerd in fotoreceptoren die staaf- of kegelvormig zijn. Ze liggen met vele, dicht naast elkaar gestapeld in het netvlies. Visustabellen worden door de oogarts gebruikt om de gezichtsscherpte te herkennen. Op een welbepaalde afstand wordt aan de patiënt gevraagd om de letters
Figuur 3. De gemiddelde resolutie van het menselijk visueel systeem.
Figuur 4. Het meten van de hyperacuïteit.
89
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 5. De breking van de lichtstralen brengt de lichtstralen juist op het netvlies.
te onderscheiden; de grens wordt aangegeven door de nog net herkenbare grootte van de letters. Meestal wordt het resultaat weergegeven in een decimaal stelsel gaande van 10 op 10 naar 1 op 10. Visus 10 op 10 betekent dat de patiënt een normale, gemiddelde gezichtsscherpte bezit, zoals hoger aangeduid. 4. Refractiefouten Niet alle mensen hebben een normaal of emmetroop zicht. Emmetroop ben je maar indien je zonder hulp in de verte een voorwerp scherp ziet. Een belangrijk aantal mensen zijn myoop of bijziende. Deze mensen zien zonder hulp niet scherp in de verte maar wel kortbij. Een kleine groep mensen is verziende of hypermetroop. Alle emmetrope, myope of hypermetrope mensen kunnen daarnaast nog astigmaat zijn. Bij het emmetroop oog worden de lichtstralen gefocust op het netvlies. De doorgang door de cornea en de lens breken de lichtstralen zodanig dat ze juist op het netvlies terechtkomen (zie figuur 5). Bij een bijziende persoon, gaan de stralen voor het netvlies samenkomen en op het netvlies zelf komt geen scherp puntvormig beeld maar een wazig beeld. In feite is het oog iets te lang, maar dit gaat over fracties van een mm. Correctie gebeurt met een negatieve concave lens waardoor het beeld terug op het netvlies geplaatst wordt. Bij een hypermetrope of verziende persoon wordt de breking van de lichtstralen op zulke wijze uitgevoerd dat het puntvormige beeld achter het netvlies komt, omdat het oog te klein is. Bij jonge patiënten kan een correctie bekomen worden door accommodatie van de ooglens. De lens wordt boller gemaakt waardoor het puntvormig beeld toch op het netvlies terechtkomt. Bij oudere patiënten wordt correctie bekomen door het gebruik van bolle lenzen (positieve dioptrie). 90
5. Accommodatie Door het boller maken van de lens kan men ook scherp zien op korte afstand. Jonge patiënten hebben een zeer groot accommodatievermogen. Maar dit vermogen gaat met de jaren achteruit. Vanaf 40 tot 45 jaar wordt dit moeilijker en zal men dit moeten compenseren door een afstandsverlenging. Dit verschijnsel (verlies van accommodatievermogen) noemt men presbyopie of ouderdomsverziendheid. De leesbril brengt hier de oplossing. 6. Astigmatisme Dit verschijnsel is veroorzaakt door de kromming van het hoornvlies of cornea. Indien deze perfect bolvormig is (= voetbal zie figuur 6b) dan bestaat er geen bijkomende afwijking. Indien de kromming verschillend is in de verticale en horizontale meridia (= rugbybal zie figuur 6a) zal dit aanleiding geven tot astigmatisme met een verstoorde beeldvorming als gevolg. Het beeld wordt wazig.
Figuur 6. Een astigmatische cornea a en een normale cornea b.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
7. Refractie en correctie
8. Vragen
Correctie van vermelde afwijkingen kan gebeuren met behulp van: • brillen (reeds zeer lang gebruikt); • contactlenzen (vandaag de dag ingeburgerd); • refractieve chirurgie of excimer laser chirurgie. Een bril kan unifocaal, bifocaal of multifocaal zijn. Bij een unifocale bril zit er in het glas één correctie en die is aanwezig over heel het glas. Voorbeeld de leesbril. Een bifocale bril heeft twee correcties: één voor scherp te zien op afstand en één om kortbij scherp te zien. Een progressieve multifocale bril bezit twee centra van scherp zicht, één voor ver en één voor kortbij. Daartussen is er een geleidelijke overgang van het ene naar het andere centrum zonder dat de scherpte verloren gaat. Aan de zijkanten worden een aantal aberraties weggewerkt. Contactlenzen worden op het hoornvlies geplaatst. Er bestaan zachte contactlenzen en halfharde of vormstabiele lenzen. Contactlenzen corrigeren myopie, hypermetropie en nu ook astigmatisme. Zachte contactlenzen bestaande uit kunststof geven een veel groter draagcomfort. Ook worden ze gemakkelijker vuil en een strenge hygiëne is nodig om hoornvliesinfecties te vermijden. Ook de draagtijd moet streng gevolgd worden. Contactlenzen moeten opgevolgd worden door oogartsen die de patiënt de nodige instructies zullen geven en ook zullen waarschuwen wanneer deze lenzen niet optimaal functioneren. Dit om spijtige en irreversibele verwikkelingen te vermijden. Laserchirurgie laat toe een aantal fouten in de refractie te corrigeren. Deze interventie zal een bepaald deel van de cornea (op micrometerschaal) verwijderen door een zeer lokaal verdampingsproces. Het hoornvlies wordt minimaal in vorm veranderd waardoor de refractiefout gecorrigeerd wordt. De ingreep staat bekend onder de naam “LASIK” of Laser-assisted in situ keratomileusis. De ingreep kan gebeuren op de twee ogen binnen dezelfde sessie en de postoperatieve klachten zijn bijna nihil. Op dit ogenblik is de apparatuur zodanig geëvolueerd dat de precisie zeer hoog is en verwikkelingen nog zelden voorkomen. LASIK kan niet in alle gevallen, daarom is een correcte indicatiestelling van zeer groot belang. De individuele kenmerken van het hoornvlies (refractiefout, kromming, dikte) bepalen de correctiemogelijkheden. Dit moet vooraf goed onderzocht worden om onveilige behandelingen uit te sluiten. Presbyopie is momenteel nog niet goed behandelbaar met de laser maar de kans is groot dat binnen vijf jaar dit eveneens zal kunnen verholpen worden.
1. Kan astigmatisme gecorrigeerd worden met de “Lasik”? Ja 2. Wat zijn implanteerbare lenzen en uit welk materiaal zijn ze gemaakt? Kunststof implantlenzen worden soms ingeplant met behoud van de eigen ooglens om (zware) bijziendheid te corrigeren, waar laserchirurgie niet altijd is aangewezen. 3. Van wat zijn zachte contactlenzen gemaakt? Soepele kunststof met hoge zuurstofdoorlaatbaarheid. 4. Accommodatieverlies evolueert. Hoe lang gaat dan een multifocale bril dan mee? Er is evolutie tussen ongeveer 45 jaar en 65 jaar: een 3 tot 4 aanpassingen zijn hiervoor nodig. 5. Hoe zit het met de evolutie van onze kleurwaarneming met het toenemen van onze leeftijd? Voor ons tandartsen is dit van belang voor de kleur bepaling bij kroon en brugwerk. Het kleurenzicht verandert niet merkbaar met de leeftijd. Enkel als er duidelijke lenstroebelingen zouden komen, zal de kleurwaarneming enigszins wijzigen 6. Vergroting (loupe) en verlichting zijn deze schade lijk voor het oog? Absoluut niet. 7. Indien de ganse dag gewerkt werd met lenzen heb ik last van droge lenzen/ogen. Bij het buitenkomen komen deze lenzen “los”. Wat kan daar aan gedaan worden? Eventueel bijdruppelen van kunsttranen. Natuurlijk moet eerst duidelijk zijn dat de aanpassing van de lenzen (qua kromming) ideaal is. 8. Indien gewerkt wordt met loupebril kan dit dan in combinatie met lenzen? Of is het beter zonder (lenzen) en (de loupebril) afgesteld op eigenlijke gezichtscherpte? Het dragen van de contactlenzen is geen enkel probleem bij het gebruik van een loupe-bril 9. Is een loupebril schadelijk voor het oog op lange termijn? Neen. 10. Kunt u (in verband met het oog zelf) nog iets meer vertellen over de voor- en nadelen van het werken met vergroting? Vergroting heeft altijd het nadeel dat het overzicht vermindert. Dus voldoende vergroting maar nooit teveel. Grotere vergroting gaat ook samen met het verkorten van de werkafstand.
91
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Diagnose voorbij de 2D grens
Reinhilde Jacobs
Gewoon hoogleraar Radiologie in de Tandheelkunde, K.U.Leuven
1. Inleiding Tot op heden vormt de radiografie één van de belangrijkste hulpmiddelen in diagnosevorming door de tandarts. De dagelijkse röntgendiagnose is vaak gestoeld op patroonherkenning, of op correlaties tussen het klinisch ziektebeeld en de radiologische kenmerken. Toch bestaan er ook meer systematische methodes voor diagnostiek, naar analogie met de vaak toegepaste identificatieprincipes in de plantfysiologie. In deze bijdrage wordt de tandarts wegwijs gemaakt in de huidige concepten rond röntgendiagnose. De grenzen van 2-dimensionele beeldvorming worden afgetast en zelfs de toevoeging van een derde dimensie laat niet toe alles te ontdekken. Maar aangezien deze diagnostiek meestal voorafgaat aan verdere therapie, moet de nodige tijd en aandacht voorzien om een juiste diagnose te koppelen aan een doelgerichte behandeling. 2. Beknopte leidraad voor röntgendiagnostiek Het maken van een geoptimaliseerd hoog-kwaliteitsbeeld aan een lage stralingsdosis vormt de basis voor het herkennen van normaalanatomische structuren, dat op zijn beurt de mogelijkheid geeft om pathologie op te sporen op röntgenbeelden. De dagelijkse diagnostiek op panoramische opnames is meestal gestoeld op correlaties tussen klinisch ziektebeeld en radiologische kenmerken. Toch bestaan er ook meer systematische methodes voor diagnostiek, naar analogie met de vaak toegepaste identificatieprincipes in de plantfysiologie. Tot slot is er ook nog de een voudige weg voor specifieke diagnostiek: de patroon herkenning, waarbij op basis van het radiologisch 92
voorkomen dadelijk de link wordt gelegd met een specifieke pathologie. Principes interpretatie 1. Patroonherkenning: Het letsel op het beeld wordt onmiddellijk herkend door een uniek en karakteristiek voorkomen en aldus kan er dadelijk een diagnose gesteld worden. vb. Dens Invaginatus. 2. Correlatie radiologie-pathologie: Als tandarts zien we een patiënt met een klinisch klachtenbeeld op onze consultatie en bekijken we tegelijkertijd de radiografische opname, dit in tegenstelling tot de radiologen die uitgaan van de beelden. Deze correlatie radiologie-pathologie zet ons echter soms op het verkeerde spoor. Zo gebeurt het dat, bij percussiepijn ter hoogte van een bovenmolaar, overgegaan wordt tot een wortelbehandeling, terwijl de pijnklachten veroorzaakt worden door een primaire sinusitis. vb. sclerotische begrenzing komt overeen met benigne laesie. 3. Algoritme: Via een beslisboom en een systema tische benadering kunnen een aantal zaken uit gesloten worden waardoor slechts enkele diagnostische mogelijkheden overblijven. Dit wordt typisch gebruikt in de plantfysiologie. Vaak gebruikt men een combinatie van patroonherkenning en correlatie, maar dan nog is het niet eenvoudig. Er zijn ook overlappende symptomen die een juiste diagnose in de weg kunnen staan. Bovendien is verder onderzoek nodig ter bevestiging (bijv. biopsie). Gaat men algoritmisch te werk, dan overloopt men bij een differentiële diagnose systematisch de volgende stappen, om zo een groot aantal mogelijkheden uit te schakelen:
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Stap 1: visualiseer contour laesie Stap 2: visualiseer in 3D (2 beelden in verschillende vlakken) Stap 3: beschrijf: Lokatie; grootte; vorm; randen; relatieve radiolucentie; effect op omliggende structuren. Het geheel van antwoorden levert je de juiste differentiaal diagnostiek. Wellicht kan je op basis daarvan voor sommige radiologische laesies niet met zekerheid zeggen welk letsel je precies ziet. Soms dient een biopt met anatomopathologisch onderzoek dan uitsluitsel te geven. Maar het is ook mogelijk dat je door de specifieke karakteristieken van de mogelijke laesies tot een besluit komt. Deze karakteristieken zijn o.a. beknopt beschreven op een differentieel diagnostische website voor dentomaxillofaciale radiologie, ontwikkeld aan de universiteit van Athene. www. ddmfr.net (Univ Athens). Zeer handig daarbij is ook de differentieel diagnose maker www.orad.org (UCLA), waarbij je via een antwoord op 16 vragen (enerzijds patiënt-gerelateerd, anderzijds röntgenbeeld-gerelateerd) een lijst krijgt met de meest waarschijnlijke diagnoses. Via de knop ”Differential” verkrijgt men een aantal mogelijkheden, waarbij de meest waarschijnlijke diagnose bovenaan staat. Een andere interessante website is www.marcilan.com, waar je alle informatie vindt omtrent dentomaxillofaciale cone beam CT voor diagnose in drie dimensies. Deze toepassingen zijn tegenwoordig ook te downloaden als apps op de iPhone. Op deze site kan men niet alleen alle informatie terugvinden omtrent de technische aspecten van cone beam CT. Men kan er ook een interactieve site op vinden om interactief de anatomie zichtbaar op cone beam CT aan te leren. Dit onderdeel werd 4 jaar geleden aan de KULeuven ontwikkeld als onderdeel van een Masterthesis door studenten Bassam Hassan en Wisam Al-Rawi. Daarnaast vindt men ook hier een differentiële diagnostische module, ditmaal met voorbeeldcases zowel tweedimensionaal als driedimensionaal weergegeven. Deze sites zijn gebaseerd op de systematische benadering van de diagnose via de beslisboom. Het gebruik van deze sites zal wellicht ook de mogelijkheden en grenzen van panoramische en andere beeldvorming illustreren. De basisprincipes van differentieel diagnostiek worden hieronder verduidelijkt door enkele klinische gevallen met bijhorende opnames.
2.1. Voorbeeld van diagnose via patroonherkenning Dens-in-dente komt voor in 0,3-10% van alle volwassen tanden, maar belangrijker is dat het voorkomt bij 0.3-26% van de volwassen patiënten (Alani & Bishop 2008). Op een periapicale radiografie zijn de kenmerken echter zo specifiek en uniek, dat het vrijwel direct herkend kan worden. Etiologie is dikwijls genetisch en bij sommige patiënten komt het bilateraal voor, of gaat het gepaard met een sterk ontwikkeld cingulum op de buurtanden. Een vroegtijdige opsporen (met eventuele sealing) is essentieel voor preventie van endodontische letsels. De hier geïllustreerde case toont tand 12, die geroteerd zit tussen de hoektand en de centrale snijtand (figuur. 1). Een peri-apicale opname toont een beeld van de frontregio waarbij het duidelijk is dat beide centrale snijtanden een diep cingulum hebben, terwijl t.h.v. 22 een dens-in-dente zichtbaar is (tandvormige glazuurinstulping in de diepte van het cingulum). T.h.v. 12 is een gelijkaardig probleem zichtbaar (figuur 2). De dens-in-dente op tand 22 is zo uniek dat het via patroonherkenning direct kan gediagnosticeerd worden (figuur. 3). De lage dosis cone beam CT toont dat distaal op tand 12 een intact glazuur aanwezig (figuur 4) is, maar wanneer men de opname meer apikaalwaarts bekijkt wordt plots de resorptie heel duidelijk (figuur. 5). De driedimensionale opname biedt meer en betere informatie om dergelijke problemen ten gronde te bekijken. 2.2. Voorbeeld van diagnose via correlatie tussen klinische symptomen en radiologie. Bij drukpijn in de molaarregio in de bovenkaak wordt vaak gedacht in de richting van een primair endodontisch probleem. Dit kan soms aanleiding geven tot een wortelbehandeling terwijl de pijn soms veroorzaakt werd door druk via een primair sinusitisprobleem (correlatie klinisch beeld-radiologisch beeld), waarbij de tandwortels anatomisch onder de sinus bodem gelegen zijn (figuur 6 en figuur 7). 2.3. Interpretatie volgens algoritme De interpretatie van een radiologisch beeld kan ook gebeuren via een algoritme (cfr hoger). Via deze systematische benadering kunnen we door een aantal vragen te beantwoorden tot een gerichte diagnose komen. Zoals eerder gesteld overlopen we dan systematisch een aantal vragen, om aldus een heel groot aantal mogelijkheden uit te schakelen. Een voorbeeld van een eenvoudige beslisboom wordt hieronder gegeven. 93
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 1. Een intra-oraal beeld toont de laterale snijtand die geroteerd zit tussen de centrale snijtand en de hoektand.
Figuur 2. Een intra-orale röntgenopname van de frontregio toont diepe cingula t.h.v. de centrale snijtanden, en dens-in-dente ontwikkeling t.h.v. de laterale snijtanden.
Figuur 4. Deze axiale coupe van de dentale cone beam CT, genoemd t.h.v. het occlusale vlak toont een intact glazuur met interne resorptie distaal t.h.v. tand 12. Tegelijk toont het t.h.v. tand 22 een bijkomende pulpakanaal met glazuur rond (dens-in-dente).
Figuur 3. Deze intra-orale röntgen opname toont een duidelijk zichtbare en onmiddellijk herkenbare dens-in-dente t.h.v. tand 22.
Figuur 5. Een axiale coupe, meer apicaalwaarts toont een terminale resorptie van tand 12 met perforatie van het palatale worteloppervlak.
Figuur 6. Het radiologisch tweedimensionale beeld toont drie ontzenuwde tanden maar geen apicale opklaring. De pijn vindt primair haar oorsprong in de sinus en niet in de tanden (intra-orale röntgenopname toegezonden door Els Tijskens).
94
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
A
B
Figuur 7. De driedimensionale beelden tonen een duidelijke sluiering van de sinussen wat wijst op een bestaande sinusitis. De drukpijn in de molaarregio is niet van dentogene oorsprong maar van een bestaande sinusitis maxillaris. A. Coronale opname. B. Axiale opname.
• Is het een radiolucentie? Ja of neen. • Indien ja, is het letsel enkelvoudig of samengesteld? • Indien enkelvoudig, is de rand dan goed omschreven? • Indien ja, dan is de kans heel groot dat het om een cyste gaat. Bij een systematische benadering starten we steeds met het visualiseren van de contourranden (stap 1), dat levert al nuttige informatie op over de ernst en de agressiviteit van de randen. Inderdaad, goed afgelijnde laesies met een corticale rand behoren vrijwel zeker tot een categorie van goedaardige, chronische letsels. In stap 2 visualiseren we de contour in 3 dimensies (beoordeling van het ruimtelijke beeld). Dit is belangrijk om de uitgebreidheid van het letsel in alle richtingen te kunnen beoordelen. In stap 3 wordt het letsel beschreven, rekening houdend met zijn locatie, grootte, vorm, de randen, de relatieve radiolucentie en het effect op omliggende structuren. 2.3.1. Localisatie Waar is het letsel juist gelokaliseerd? Wat de locatie van het letsel betreft mogen we ervan uitgaan dat een letsel onder het C. Mandibularis geen odontogene oorzaak heeft. Letsels die zich ontwikkelen rond het zenuwkanaal kunnen wijzen op letsels vanuit de neurovasculaire bundel, met name neurogene tumoren of metastasen via de bloedbaan. Een letsel boven het zenuwkanaal houdt meestal wel
verband met odontogene celgroepen. Een radiolucent letsel symmetrisch in het midden van de bovenkaak zal hoogstwaarschijnlijk een nasopalatinale cyste zijn (figuur 8 en figuur 9). 2.3.2. Grootte Wat is de grootte van het letsel? Afhankelijk van de grootte van het letsel, kunnen we stellen dat het om een cyste gaat indien ter hoogte van • het nasopalatinale kanaal, de opklaring >6mm is (differentieel diagnose nasopalatinale cyste); • een tandfollikel de zone tussen kroon en kroonzak >3mm is (differentieel diagnose folliculaire cyste); • een apicale laesie de radiolucentie >10mm is (differentieel diagnose radiculaire cyste). 2.3.3. Vorm Welke vorm heeft het letsel? Een specifiek letsel kan ook herkend worden aan de hand van de verschijningsvorm. Zo kan een letsel enkelvoudig zijn of multiloculair. Indien dat laatste zich voordoet moet men in de differentieel diagnose een odontogene keratocyste opnemen, evenals een ameloblastoma en een reusceltumor. 2.3.4. Randen Ook de randen geven veel informatie over de aard van het letsel. 95
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 8. Een panoramische opname toont een groot circulair radiolucent letsel symmetrisch in het bovenfront.
Figuur 9. Een intra-orale röntgenopname bij deze patiënt bevestigt de diagnose van een nasopalatinale cyste, omwille van haar vorm, grootte en specifieke localisatie.
Indien het letsel goed omlijnd is gaat het meestal om een benigne tumor of een cyste. Is de rand echter onregelmatig dan hebben we te maken met een infectie of maligniteit. Een niet afgelijnd geperforeerd beeld doet dan weer denken aan een infectie, chirurgie, multipel myeloma of eosinofiel granuloma. 2.3.5. Relatieve radiolucentie. Letsels kunnen radio-opaak zijn, radiolucent of een mengvorm. In dat laatste geval spreekt men van samengestelde (verkalkte en niet verkalkte) letsels, die starten van een radiolucente fase (verstoring normale 96
botremodelling met verlies van trabeculaire structuur; figuur 10) om dan naderhand weer te calcifiëren (mengvorm, vaak radiolucent patroon met vlokken), zij het dan wel volgens een afwijkend trabeculair remodellingspatroon (radio-opake fase, figuur 11). Dergelijke lestels tonen bij biopsiename een histologisch beeld waarin cementoblasten, osteoblasten, osteoclasten en fibroblasten kunnen aangetroffen worden. De moeilijkheid om dergelijke letsels correct te classifiëren zit vooral in de eerste fase, waarbij de periapicale radiolucente zone tandartsen kan triggeren om een endodontische behandeling uit te voeren. Dit is bij dit type goedaardige pathologie echt niet nodig, aangezien voor de meeste tanden de vitaliteit normaal is.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Tabel 1: Effect van het letsel op naburige structuren Botexpansie
Botdestructie
Tandverplaatsing
Wortelresorptie
Cyste
+
–
+
–
Benigne tumor
+
–
+
+/–
Maligniteit
–
+
–
+/–
2.3.6. Effect op omliggende structuren. Letsels kunnen ook herkend worden op basis van hun effect op de omliggende weefsels. Cystes veroorzaken eerder botexpansie en tandverplaatsing (Tabel 1). Bij benigne tumoren kan dat ook het geval zijn, maar kunnen bovendien ook de tandwortels resorberen. Uiteraard zijn er altijd uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld een odontogene keratocyste, die typisch geen botexpansie zal veroorzaken. Daarnaast zijn er de maligne letsels, die typisch eerder botdestructie en wortelresorptie veroorzaken (zie Tabel 1). Ontdekt men op een radiografisch beeld een radio lucentie, met onregelmatige vorm en onduidelijke aflijning, waarbij bot en eventueel ook tandwortels geresorbeerd worden, dan is het aangewezen om de patiënt te verwijzen naar een gespecialiseerde dienst (MKA). Zij moeten dan nagaan of het gaat om een
Figuur 10. Periapicale cementeuze dysplasie bij 54-jarige man. Beide premolaren zijn vitaal en de patiënt heeft geen klinische symptomen.
maligne letsel of dat het toch eerder een uitgebreide osteomyelitis is, of misschien wel een post-(radio of chemo) therapeutische necrotische vorm (osteonecrose of osteoradionecrose). 3. Besluit De dagelijkse röntgendiagnose is vaak gestoeld op correlaties tussen het klinisch ziektebeeld en de radiologische kenmerken. Maar de klassieke 2-dimensionele beeldvorming heeft een aantal tekortko mingen, die mogelijks kunnen opgevangen worden na
Figuur 11. De situatie werd omwille van de diagnose van periapicale cementeuze dysplasie onaangeroerd gelaten en bij een controle intra-orale röntgenopname 4 jaar later, was het bot rondom beide premolaren terug gecalcifieerd, zij het met een ietwat afwijkend remodellingspatroon.
97
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 12. Knipsel uit het veelbesproken artikel, dat in november verscheen in de New York Times.
toevoeging van een derde dimensie. Ruimtelijke diagnostiek is rijker maar tegelijk ook veel intensiever, en vereist dus de nodige tijd en aandacht om een juiste diagnose te koppelen aan een doelgerichte behandeling. Tegenwoordig kan ruimtelijke diagnostiek uitgevoerd worden via de cone beam CT opname voor dentomaxillofaciale toepassingen, mits deze lage stralingsdosissen hanteert. Indien de stralingsdosis van de CBCT te hoog is, waarschuwt men vooral voor
98
het overmatig gebruik bij kinderen. In november 2010 was er plots veel heisa rond het gebruik van cone beam CT in pedodontie en orthodontie. Dit naar aanleiding van een artikel verschenen in The New York Times http://www.nytimes.com/2010/11/23/us/23scan.html (figuur. 12). Dit artikel waarschuwt voor het mogelijke stralings effect, veroorzaakt door bestraling van kinderen via hoge dosis cone beam CT. Op Europees niveau werkt men daartoe verder op richtlijnen inzake CBCT gebruik door de tandarts (Horner et al. 2009). Een update van de richtlijnen wordt gemaakt via een grootschalig Europees project waarin het Centrum voor Orale Beeldvorming (samen met de afdeling experimentele radiotherapie en het Leuvens Universitair Centrum voor Medische Fysica in de Radiologie) aan de KU Leuven een van de onderzoekspartners is (zie www.sedentexCT.eu). Bovendien werd er in België daaromtrent reeds advies uitgebracht door de Hoge Gezondheidsraad, hetgeen is terug te vinden via hun website als advies nr 8705 http://www.health. belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/ documents/ie2divers/19068321.pdf Deze voordracht was bedoeld om de voordelen van de derde dimensie aan te tonen bij een diagnose stelling maar iedereen is natuurlijk gewaarschuwd dat een overdreven gebruik niet verantwoord is, zeker niet bij kinderen. 4. Referenties Alani A, Bishop K. Dens invaginatus. Part 1: classification, prevalence and aetiology. International Endodontic Journal 2008;41:1123–1136. Horner K, Islam M, Flygare L, Tsiklakis K, Whaites E. Basic principles for use of dental cone beam computed tomography: consensus guidelines of the European Academy of Dental and Maxillofacial Radiology. Dentomaxillofac Radiol. 2009;38:187-195.
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Actuele 3D beeldvorming en planning in de aangezichtschirurgie G. Swennen Geneesheer specialist maxillo-faciale heelkunde AZ Brugge.
Een samenvatting van deze voordracht werd door de redactie opgesteld. Gelet op de verplichtingen ons opgelegd door medisch geheim kunnen de klinische beelden hier niet afgedrukt worden.
1. Inleiding De CBCT (Cone Beam Computed Tomography) zit momenteel duidelijk in de lift, aldus de spreker. Deze onderzoekstechniek wordt meer en meer gebruikt. Men mag spreken van een echte hype, een deel van deze hype zal voorbijgaan maar een deel zal blijven. Ook de industrie, die deze ontwikkelingen ontwerpt en maakt, voert een doorgedreven reclame, zoals duidelijk werd in de voordracht van Collega Jacobs. Hier wordt wellicht meer beloofd dan wat nuttig kan zijn voor ons handelen in de klinische praktijk. Voorzichtigheid is daarom geboden. De bedoeling van deze voordracht is jullie mee te nemen in onze dagdagelijkse kliniek en jullie te laten zien wat de CBCT kan aanleveren voor onze diagnosestelling, de virtuele planning rond de behandeling en vooral belangrijk, de evaluatie van de ingreep na de behandeling. 2. Bespreking In een eerste voorbeeld wordt een kind van 5 jaar getoond met een hemifaciale microsomie (onder ontwikkeling van één gelaatshelft) met mandibulaire asymmetrie, een gekanteld occlusaalvlak en een scheve liplijn. Een duidelijke hypoplasie van het linkeroor is aanwezig. Aan de aangetaste zijde had deze patiënt geen kaakhoek en geen ramus ascendens. Het voordeel van de CBCT die we nu gebruiken, is de mogelijkheid om de patiënt te onderzoeken met duidelijk minder stralingsbelasting. Daarnaast kan men de patiënt scannen in een verticale positie, wat de weke
delen minder vervormt in vergelijking met een liggende positie. De opname laat ons toe een virtuele behandeling door te voeren zowel in het frontale vlak als in het sagitale vlak. Aan de hand van de beelden werd in dit geval zoals hierboven vermeld, een behandelingsplan gemaakt met distractietherapie. Het grote voordeel van deze virtuele planning is de mogelijkheid om vooraf, aan de computer, de gehele behandeling te doorlopen. Op de computer wordt naar de meest aangepaste behandeling gezocht. Dit vraagt zeer veel tijd maar dankzij die inspanningen vooraf, wordt later de operatietijd sterk ingekort. Dankzij de planning vooraf (virtuele planning) wordt deze ingreep heel wat eenvoudiger en korter, omdat de gehele planning in werkelijkheid maar moet gekopieerd worden volgens de gegevens verkregen bij deze virtuele planning. Een kortere operatietijd heeft tal van voordelen, vooral de recuperatie van de patiënt die nu veel sneller gaat. Momenteel doet er zich een duidelijke overgang voor van de conventionele behandelingsplanning naar een virtuele 3D planning. Dat is al zeer duidelijk het geval bij de diagnose. Maar ook de planning van de uit te voeren behandeling wordt nu in 3D uitgevoerd. Belangrijk daarbij is het woord virtueel. Een 3D diagnose en planning gebeurden vroeger ook wanneer men de patiënt onderzocht in de kliniek of wanneer de plaasteren modellen werden bestudeerd. Wat nu nieuw is, is dat dit alles virtueel kan gebeuren. De nieuwe werkwijze bestaat uit drie stappen: 1) Diagnose 2) virtuele planning en 3) controle of opvolging achteraf. 99
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Een bijkomend probleem in de maxillofaciale chirurgie is het gebrek aan voldoende informatie over de occlusie en intercuspidatie. Deze informatie is nochtans noodzakelijk wil men een osteotomie laten slagen. Met de multi slice techniek is de informatie niet voldoende accuraat, omwille van overdreven scattering van metalen vullingen of brackets. Op CBCT is er minder scatter. Het heeft ons, aldus de spreker, een lange weg gekost om deze informatie over de occlusie vast te leggen. Vele onderzoekers waaronder ook onze groep, hebben daartoe bijgedragen en tenslotte zijn we afgestapt van het onderzoek op gipsmodellen om de informatie beter te bekomen langs afdrukken. Momenteel is het mogelijk met de data die nu geregistreerd worden verschuivingen van de kaak te plannen, rekening houdend met de occlusale verhoudingen van het gebit. 3. Klinische werkwijze met 3D, de workflow De procedure in de kliniek (of workflow) om drie dimensionaal te gaan plannen en uitvoeren bestaat uit verschillende stappen, in totaal zeven. Bij een aantal van die stappen is de patiënt aanwezig, bij een aantal andere stappen niet. Fase 1 Image acquisition. De patiënt wordt verticaal gescand (in zittende houding), een 3D beeld wordt van hem vastgelegd met CBCT. Fase 2 Met de software wordt een 3D patiënt gemaakt, waarbij de patiënt zijn eigen articulator wordt. Dit driedimensionale beeld zal verder gebruikt worden in fase 3. Fase 3 Virtuele diagnose en planning. Met de gegevens van de CBCT, de virtuele patiënt en met de gegevens van de kliniek kan dan een virtuele planning doorgevoerd worden. Fase 4 Communicatie. Het resultaat wordt met de patiënt besproken. Dit is zeer belangrijk wanneer men bij een ingreep, het aangezicht van een patiënt gaat veranderen. Dankzij de huidige middelen kan deze communicatie vrij correct en volledig gebeuren. Ook is het op dat ogenblik mogelijk enkele wijzigingen in de behandeling onmiddellijk aan te tonen. Tot slot wordt overeengekomen wat de behandeling zal omvatten en de patiënt kan dan zijn formeel akkoord geven. Fase 5 Individualisatie van de planning. Nu worden aan de hand van de geplande behandeling geïndividualiseerde hulpstukken vervaardigd met een hoge precisie door middel van CAD/ CAM technieken. Fase 6 Overdracht van de gegevens naar de chi rurgische ingreep. De chirurg gaat met de 100
Fase
gegevens van de planning zijn operatie, getrouw volgens plan, uitvoeren. 7 Controle van wat bereikt werd. Kwaliteits controle Na de behandeling wordt de patiënt opnieuw uitgenodigd voor een volledig onderzoek om na te gaan hoe alles geëvolueerd is na de behandeling en of het geplande resultaat ook bereikt werd.
Vervolgens toont Dr. Swennen ons zijn werkwijze aan de hand van meerdere klinische gevallen. Uit dit overzicht dat ons allen sterk heeft overtuigd van het nut en de talrijke voordelen van zijn vernieuwde aanpak weerhielden we enkele belangrijke punten. • De nieuwe techniek of aanpak is niet zo nieuw. Collega Swennen begon er 10 jaar geleden mee in Hannover. Op dit ogenblik werden reeds 950 patiënten opgenomen in dit systeem waarvan 165 ook chirurgisch behandeld werden. • Deze onderzoeksmethode laat toe de patiënt vanuit verschillende hoeken te onderzoeken. Zo kan men b.v. de O.K. laten wegvallen en de juiste inplanting van de B.K. t.o.z. van de schedel vastleggen. Indien er een afwijking van de stand bestaat kan deze virtueel en dus ook driedimen sionaal gecorrigeerd worden. Vervolgens wordt de middenlijn in de B.K. gecorrigeerd. Daarop brengt men de O.K. terug in occlusie met deze gecorrigeerde bimaxilaire stand. Dit kan aanleiding geven tot andere afwijkingen b.v. de positie van de kin. Deze virtuele behandelingsplanning was vroeger niet mogelijk. • Ook zijn er geen andere RX opnames meer nodig omdat met deze dataset deze informatie al bestaat en zo nodig ook kan opgeroepen worden. Men kan zelfs meer door kleuren toe te voegen of door bepaalde (nervus mandibularis) structuren te accentueren. 3D OPG’s kunnen ook vervaardigd worden. Belangrijk hierbij is de controle van het ATM waarbij de kaakkopjes perfect op hun plaats moeten zitten alvorens iets kan gepland worden. • Een uitgebreide analyse van de cefalometrische metingen wordt nu driedimensionaal gedaan. Hierbij worden huid, weke delen en bot in aanmerking genomen en niet alleen de botstructuren. • Een profielonderzoek wordt altijd uitgevoerd. Men zal kunnen bepalen in hoever de bovenfronttanden moeten geïntrudeerd of geëxtrudeerd worden om het teveel of het tekort aan tandexpositie te bewerken. Ook de positie van de kin in het profiel wordt bepaald, meer prominent of minder. Moet de
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
•
•
•
•
kinpunt naar voren of naar achter komen? Al deze mogelijke standen hebben hun resultaat dat kan bekeken worden op botniveau en ook op niveau van de huid. De virtuele behandelingsplanning heeft het grote voordeel dat bepaalde behandelkeuzes niet worden aanvaard omdat ze bij deze patiënt nadelige gevolgen hebben in andere structuren. Nadien wordt het verkregen resultaat grondig besproken met de patiënt aan de hand van de virtuele beelden. Aan het einde van dit gesprek wordt instemming gevraagd. Daarna wordt de data set gebruikt voor het maken van een aantal hulpmiddelen bij de ingreep (b.v. occlusale spalken). Hiervoor bestaan beproefde technieken. De operatie die erop volgt, is beter gepland en gerichter. Daardoor is de ingreep minder traumatisch en de recuperatietijd korter. Een uitgebreid onderzoek nadien toonde aan dat de resultaten vóór de ingreep na de virtuele planning en resultaten na genezing bijzonder mooi overeenkwamen. • sagitaal of voorachterwaarts wordt een precisie bereikt van 0,48 mm met SD = ± 1,00 mm. • transversaal behaalt men 0,52 mm SD = ± 0,98 mm • verticaal 1,02 mm SD = ±1,94 mm. Gelet op de belangrijke standaarddeviatie is hier nog ruimte om verbeteringen aan te brengen.
4. Besluit De voordracht maakte een bijzonder positieve en verrijkende indruk op de aanwezigen. Vooral de klinische resultaten waren overtuigend. Ook de diversiteit van de behandelingen was indrukwekkend. Deze voordracht heeft zonder meer de kers op de taart geplaatst en die taart heette die dag: “De derde dimensie”.
5. Vragen Het corrigeren van gelaatsafwijkingen wordt vaak om esthetische redenen gedaan. In hoeverre is zulke zware heelkunde aan te raden? Esthetische disfuncties zijn niet levensbedreigend. In hoeverre is de behandeling verantwoord indien de risico’s niet 100% en/of altijd kunnen vermeden worden? Tenslotte stellen enkelen zich de vraag wie draagt die kosten of moet de gemeenschap daar ook aan bijdragen? Het corrigeren van gelaatsafwijkingen (disgnathiën en syndromen) mag niet verward worden met cosme tische chirurgie (ooglidcorrectie, facelift, …). Het gaat hier wel degelijk om een functionele chirurgie die weliswaar een belangrijk impact heeft op de esthetiek van het aangezicht. In het verleden en spijtig genoeg nog al te vaak werden onderliggende skeletale proble men gecorrigeerd door extractie therapie en orthodontische compensatie waarbij geen rekening werd gehouden met de esthetiek van het aangezicht. In hoeverre kan men dit verantwoorden als het anders kan? Een osteotomie blijft inderdaad een heelkundige ingreep maar is nodig indien een onderliggend skeletaal probleem voorhanden is. De kost is inderdaad nog een belangrijk punt. Deze kosten worden op het ogenblik nog grotendeels gesponserd door firma’s in het kader van onderzoek. Kwaliteit, efficiëntie en kost zijn de belangrijke parameters waarmee een nieuwe behandelingsstrategie/ techniek moet gemeten worden. Ik ben ervan overtuigd dat de kwaliteit erop vooruit gaat, dat er nog veel werk is aan de efficiëntie in de dagdagelijkse routine en dat de kost een kwestie van tijd is. Mits op puntstelling van software en hardware en daardoor verbeteren van de efficiëntie vermoed ik dat de kost minstens vergelijkbaar zal zijn met de huidige conventionele methode.
101
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Vergroting in de tandheelkunde
Paul Lambrechts
Gewoon hoogleraar Faculteit Geneeskunde; programmadirecteur van de POC Tandheelkunde. Afdelingshoofd van Conserverende Tandheelkunde
Een microscoop voor tandheelkundig werk is niet zomaar speelgoed, en niet zomaar vergroting, zoals sommigen denken, maar een kwestie van zicht, zichtveld en van licht, die wezenlijk bijdraagt tot de kwaliteit van het werk. Je moet er mee willen, durven en kunnen werken. Het is merkwaardig dat hoewel iedereen de mond vol heeft van minimal invasive dentistry, die uiteindelijk meestal gepresteerd wordt met het blote oog (naked eye dentistry i.p.v. met vergroting te werken). Hoe beter je de dingen ziet, hoe beter je ze ook kan doen. Oorspronkelijk gebruikten de neus-, keel- en oorartsen als eersten in de jaren 50 van de vorige eeuw regelmatig de microscoop bij hun werk. Verschillende disciplines uit de geneeskunde volgden hun voorbeeld in de loop van de volgende decennia. Sindsdien werden aan deze medische microscopen verscheidene accessoires gekoppeld, bv de laser in de oogheelkunde, coagulators in de vaatchirurgie enz. In 1980 werd de microscoop in de tandheelkunde geïntroduceerd en sinds de jaren 90 is die niet meer weg te denken uit de endodontie. Volgen de algemene tandartspraktijken deze trend de volgende jaren? Het nut, de meerwaarde en de noodzaak van vergroting worden in de tandheelkunde nog al eens in vraag gesteld. Niet de vraag hoe ver moeten we met vergroting gaan is van belang, wel de vraag hoe ver kunnen we gaan, wetende dat hoe beter we zien, hoe beter we kunnen werken (Met het blote oog vinden 17% van eerstejaars klinische studenten het vierde kanaal in een bovenmolaar, met de microscoop is dat 71%). Dit besef dringt echter pas ten volle door naar mate men meer met vergroting werkt, en er ten volle mee vertrouwd is. Hiervoor kan men loupes of 102
een microscoop gebruiken, elk hebben ze hun spe cifieke eigenschappen (zie tabel 1). Beide kunnen elkaar aanvullen, en dus overlappend, door elkaar gebruikt worden. Beginnen te werken met een operatiemicroscoop veronderstelt het doorlopen van een leercurve. Na de eerste opwinding duurt het een zestal maanden alvorens men zich daar echt comfortabel bij voelt, en nog eens zes maanden alvorens men vol vertrouwen het maximum uit het toestel kan halen. Het is belangrijk een aantal dingen op voorhand te weten alvorens zich een microscoop aan te schaffen. Een microscoop bestaat uit oculairen, een vergrotingswisselaar en objectieflens, gemonteerd op een stel draagarmen. Inclineerbare oculairen, waarvan zowel de bipupillaire afstand als de dioptrie kan ingesteld worden (belangrijk voor brildragers). Scherpstellen van het beeld gebeurt in eerste instantie op een grove manier door het op en neer bewegen van de microscoop door middel van handvaten (deze moeten kunnen weggeklapt worden om de instrumenten tijdens een behandeling niet te hinderen). De stabiliteit van de draagarmen is hier van belang, het geheel mag niet meer bewegen zodra men alles loslaat (cave bevestiging aan plafond, muur of statief). Elke scharnier van de draag armen moet hiervoor correct afgesteld worden. Het inclineerbaar (60°-180°) zijn van het oculair zorgt ervoor dat de operator zijn hoofd niet moet buigen om te kunnen kijken, eens de microscoop op de juiste hoogte een scherp beeld geeft. Kantelen om zijdelings te kunnen kijken en een retrograde werkpositie aan te kunnen nemen moet mogelijk zijn. De stabiliteit dient opnieuw gecontroleerd te worden telkens er
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Tabel 1: Eigenschappen van de vergrotingsapparaturen Loupebril
Microscoop
Convergerend lenzensysteem, eventueel in combinatie met prisma’s om min of meer telescopisch te kunnen kijken.
Telescopisch lenzensysteem (in de verte kijken, zonder de oogspieren te moeten belasten om te focussen).
Vaste vergroting tot ± 5 maal (minimaal 3,5 nodig). De visuele informatie verbetert met een factor 25.
Continue vergroting van 3 tot 24 maal (zie ook later). Visuele informatie maal 625.
Focussen (scherpstelling) door de tandarts door de correctie van de positie van het hoofd en de nek. Door voor overgebogen houding wordt het diafragma, en dus de ademhaling gehinderd, wat tot vermoeidheid leidt.
Scherpstelling door het toestel, wat toelaat een meer ergonomische, rechte, minder vermoeiende werkhouding aan te nemen.
Bijkomend licht optioneel mogelijk, maar schaduwvorming mogelijk. Batterij en bedrading kunnen hinderlijk zijn.
Steeds co-axiaal licht (= licht in dezelfde richting als die waarin je kijkt), zij het onder een hoek van 2 à 6 graden. Dit geeft minimale reflexie en schaduwvorming.
Geen documentatie.
Documentatie door aangesloten camera’s mogelijk.
Gewone behandelingen.
Micro invasieve technieken.
Standaard instrumentarium.
Aangepast instrumentarium soms nodig; instrumenten worden mee vergroot, zodat het zicht gehinderd wordt, dus miniaturisatie van het instrumentarium.
Niet zo duur: €1000 tot €3000.
Duur: €10.000 tot € 100.000
De loupebril moet aangepast worden aan de tandarts. De tandarts moet zich niet aanpassen aan de bril. Hiervoor is hulp van optiekers welkom.
Figuur 1. Schematische voorstelling van de lichtstralen bij microscoop of loupebril.
nieuwe bijkomende toestellen toegevoegd worden, bv een camera of een meekijkoculair, die de belasting van de armen wijzigen. Fijnere scherpstelling, bv om doorheen de diepte van een caviteit alles scherp te kunnen zien, gebeurt
manueel of gemotoriseerd (duurder!). Autofocus is slechts mogelijk wanneer er ook een CCD camera op de microscoop wordt gemonteerd. Het definitief afstellen van de microscoop aan de ogen van zijn vaste gebruiker gebeurt door een beeld op grootste 103
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 2. De verschillende componenten bij een microscoop met de lichtbron en het verloop van de beeldvorming.
vergroting scherp te stellen met oculairen op dioptrie 0, de afstand van de microscoop tot het beeld te fixeren, en vervolgens hetzelfde beeld op minimale vergroting te zetten. Het beeld wordt vervolgens oog per oog scherpgesteld met de dioptrieringen aan het oculair. Een beeld zal op die manier bij wisselende vergroting steeds scherp blijven. De vergroting wordt bepaald door de oculairen (bv 10 maal), de vergrotingsfactoren in de wisselaar, en de focale afstand van de objectieflens (200 mm tot 350 mm). Deze laatste bepaalt de afstand van het te bekijken onderwerp tot de lens. Een operator met grote gestalte zit verder van het beeldonderwerp af en heeft dus nood aan een microscoopobjectief met
grotere focale afstand. Maar het is wel belangrijk te weten dat bijkomende accessoires die in het microscoophuis ingebouwd worden het geheel ongeveer 4 cm vergroten waardoor de focale afstanden veranderen. Dit is reeds het geval bij de plaatsing van een lichtbundelsplijter, gebruikt om het licht af te leiden naar een fototoestel. Bij een operator van gelijke gestalte komt de objectieflens dichter bij de patiënt. Objectieflenzen met een grote diameter hebben een grotere lichtopbrengst. De totale finale vergroting (Mtotaal) wordt bepaald door volgende formule: Mtotaal = Ftubus / Fobjectie x G x Moculair
Tabel 2: Vergrotingen en velddiameter voor een microscoop met oculairen van 12,5 en objectieven van 200 mm respectievelijk 250 mm. Vergrotingsfactor F = 200 mm
F = 250 mm
104
0,4
0,6
1
1,6
2,5
4x
6x
11x
17x
27x
51 mm
34 mm
21 mm
13 mm
8 mm
3x
5x
9x
14x
21x
64 mm
43 mm
26 mm
16 mm
10 mm
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 3a. Ware grootte
Hierbij is F de focale afstand van respectievelijk het objectief (zoals gezegd ergens tussen 200 mm en 350 mm) en de telescoopbuis (meestal 160 à 170 mm) zijn, G staat voor de vergrotingsfactor (variërend tussen 0,3 en 2 à 3), en M de vergroting van het oculair (x 10 of x 12,5). Voor elke finale vergroting is het mogelijk de doorsnede van het bekeken veld Dvf te berekenen. Dvf = Moculair x SFZ / Mtotaal SFZ is hierbij 22 mm. Met toenemende vergroting neemt de dieptescherpte van het beeld af. Bij elke velddiameter hoort een dieptescherpte. (= een bepaalde afstand in de derde dimensie waarbinnen het beeld scherp blijft). Men beschikt voor elke vergroting dus over het volume van een cilinder waarbinnen het beeld steeds scherp is. Dieptescherpte kan verbeterd worden door het
Figuur 4a. Het beeld bij xenonverlichting.
Figuur 3b. vergroting x 17
tussenplaatsten van een diafragma (iris), maar hierdoor vergroot ook de focale afstand, en is er ook een grotere nood aan licht. Een 150 Watt halogeenlamp stuurt via een optische kabel het licht doorheen de microscoop. 180 Watt xenonlampen (metaalhallide) zijn duurder, geven meer licht, vertonen een betere kleurtemperatuur (tot 5500°K = daglicht), en hebben een gegarandeerde levensduur van 500 uur. Het is aangeraden een oranje filter te voorzien, die bij het gebruik van composieten kan tussen geschoven worden zodat dit felle licht de composiet niet voortijdig doet uitharden. Hetzelfde geldt voor een groene filter die het zicht ver betert bij bloederige ingrepen. Xenonlampen zijn nuttig wanneer een fototoestel mee aangekoppeld wordt of wanneer op maximale vergroting diep in een kanaal
Figuur 4b. Het beeld bij halogeenverlichting.
105
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
gekeken wordt. De bundelsplijters voor fotoapparaten hebben veel licht nodig. Wanneer men na enkele jaren werken met een halogeenverlichting overschakelt naar xenon verlichting merkt men dat men systematisch op kleinere vergroting begint te werken dan voorheen. Wat men dus als een tekort aan vergroting interpreteerde is eigenlijk een tekort aan licht. Bovendien geeft xenonlicht bij grote vergrotingen een grotere dieptescherpte. In de toekomst zal ook LED verlichting beschikbaar worden. Bij 4x vergroten (ongeveer het maximale bereik van een loupebril) zie je een redelijk breed werkveld van het te behandelen element en zijn buurelementen. Bij vergrotingen van 8 tot 10 maal kan nog comfortabel gewerkt worden. Bij toenemende vergroting vermindert noodzakelijkerwijze de dieptescherpte, zodat vergroting 16x tot 20x alleen nog maar kan gebruikt worden voor gedetailleerde inspectie, waarbij regelmatig bijstellen van de scherpte noodzakelijk is. Bij dergelijk grote vergrotingen brengt de geringste beweging van
Figuur 5a. De behandelaar moet vrij kunnen bewegen tussen de 10 uur en de twee uur posities.
Figuur 5b. De patiënt kan zijn hoofd naar links of rechts kantelen (45°), of voor- achterwaarts, zodat betere (eventueel rechtstreekse) zichtbaarheid, en toegang tijdens de behandeling mogelijk wordt.
106
de patiënt (ademen!) het beeld uit focus. Bij toenemende vergroting heeft men ook steeds meer licht nodig, zodat vanaf een bepaald ogenblik het beeld te donker wordt om alle details te blijven zien. De afmetingen en eigenschappen van een microscoop bepalen de werkafstand, de werkpositie, de houding van hoofd en rug enz. Dit vestigt de aandacht op de ergonomie die meer van belang wordt wanneer men met een microscoop gaat werken. Men kan wel medewerking vragen van de patiënt door bv het hoofd te draaien of in extensie te leggen, bij een rechte werkhouding (rug en nek) wordt ondersteuning van de armen bij het werken belangrijk. Tandartsstoeltjes met armsteunen zijn ter beschikking. De tandarts moet vrij kunnen werken en bewegen tussen de 10.00 uur en de 2.00 uur positie rond het hoofd van de patiënt. Hoewel het niet altijd mogelijk is, moet men zo veel mogelijk onder rechtstreeks zicht trachten te werken. Het duurt tot zes maanden alvorens men als tandarts de juiste werkposities gevonden
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) LUTV-NAJAARSVERGADERING
Figuur 6. De verschillende beelden bij de verschillende vergrotingen.
heeft; er bestaan naslagwerken waarin dat van naaldje tot draadje uitgelegd wordt. Het duurt nog eens zes maanden alvorens posities automatismen worden. Slechte werkhoudingen leiden tot verschillende klachten. Oncomfortabele houdingen die lang volgehouden worden leiden ook bij de patiënt tot ongemak en rusteloosheid; en het is bij vergroting omwille van de dieptescherpte juist belangrijk dat de patiënt stil kan blijven liggen. Hiervoor bestaan bijkomende hoofdsteunen of stoelmatrassen. De mogelijkheid tot het aannemen van een juiste werkhouding is een van de grootste voordelen van werken met een microscoop. Foute werkhoudingen komen voort uit de wil om het werkveld beter te kunnen zien en zich daartoe in alle bochten te wringen.
Een microscoop laat toe om zonder belasting een werkveld te vergroten, juist te belichten, en te documenteren. Dit leidt tot beter onderzoek en diagnose door betere detectie van kleinere defecten, verbeterde kwaliteit van behandeling door grotere nauwkeurigheid van bv preparatieranden en betere afwerking. De constante aanmoediging leidt tot een betere werkkwaliteit met minder her-behandelingen en een groter welbevinden. Bovendien leidt de mogelijkheid tot documentatie tot een correctere zelfevaluatie, betere contacten met collega’s en juistere informatie voor patiënten, die dit zeer waarderen. Een tandarts koopt in zijn carrière slechts weinig dingen voor zichzelf, zijn gezondheid en zijn comfort; een microscoop is daar één van.
107
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) PERSONALIA
Familiaal nieuws
Welkom aan de pasgeborenen, proficiat aan ouders en familieleden 08/04/2011 11/04/2011 18/04/2011 21/04/2011
Vik, Zoontje van collega Karel Van Ende, kleinzoon van collegae Marc en Lieve Van EndeTeuwen Laurien, dochtertje van collegae Simon en Marlies Van Dijck-Schols Elisabeth, kleindochter van collega Patrick Dirickx Camille, dochtertje van collega An van de Boel
Proficiat aan de gehuwden 30/04/2011 28/05/2011
Collega Marleen Minten en de Heer Marc De Hert Collegae Katrien De Troyer en Eric Bleyen Eric is de zoon van collega Jan Bleyen Collega Lieve Smeets en de Heer Marcel Brans
Onze oprechte deelneming aan de familie van de overledenen 26/02/2011 09/03/2011 10/03/2011 11/03/2011 02/04/2011 05/04/2011 08/04/2011 13/04/2011 18/04/2011 07/05/2011 12/05/2011
108
Mevrouw Joske Vansweevelt, moeder van collega Marc Seijnhaeve Mevrouw Helena Repriels, moeder van collega Marc Van Esser De Heer Franz Nellissen, vader van collega Frederic Nellissen Suzy Vermeulen, weduwe van wijlen professor emeritus Jan De Bondt De Heer Jules Bouts, broer van collega Albert Bouts De Heer Roger Hooghe, vader van collega Marian Hooghe Mevrouw Mady Van den Broek, moeder van collega An Marie Cloes en schoonmoeder van collega Karl Timmerman De Heer Roger Haven, vader van collega Bernard Haven Bavo Verheyden, zoon van collega Rik Verheyden Mevrouw Jo Casteels, moeder van collega An De Geest Mevrouw Maria Agten, moeder van collega Robert Houben
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Wat voorbij is Apolloniabanket – 12 maart 2011
In de wijnbouw spelen de seizoenen een belangrijke rol. Indien de lente, zomer en herfst gunstig verlopen wordt het een goed wijnjaar. Zo een goed jaar blijft vele jaren lang de verkoop en de belangstelling beheersen. Bij de alumni zijn de promotiejaren ook verschillend. Sommige jaren hebben een speciaal karakter, iets wat in andere jaren niet wordt terug gevonden. Het heeft wellicht niets te maken met de temperatuur maar wellicht wel met de warmte die er heerste tussen de vrienden van het jaar. Hoe meer vriendschap er aanwezig was, des te sneller is de groep bereid om zich opnieuw te mobiliseren om nog eens samen te komen. Het jaar 1 dat in 2011 opnieuw aan de orde was, is zo een bijzonder jaar. Voor het eerst in onze annalen kregen we de kans om oudstudenten over een periode van zeventig jaar samen te brengen. Nog nooit hebben we in het bestuur kunnen dromen van dergelijke diverse bezetting.
Wanneer de 10-jarigen werden aangeschreven schrokken ze allen, want hun diploma zat er al 10 jaar op. Waw, wat gaat dat snel! Toen ze echter op het banket de viering van de oudste oud-student mochten meemaken, hij had er zeventig jaar diploma opzitten, werden ze allen heel relax. Ze konden nog zesmaal terugkomen. De organisatie van dit banket ter ere van de H. Apollonia vraagt een lange en minutieuze voorbereiding. Het is niet eenvoudig om de leden aan te zetten deze verjaardag niet te vergeten. Het is nog iets moeilijker hen te overtuigen om samen met hun jaargenoten nog een paar uur in Leuven, hun universiteitstad, te komen doorbrengen. Het bestuur en het secretariaat begint ieder jaar wat vroeger met de voorbereiding. Die voorbereiding bestaat erin de leden van al de promotiejaren aan te schrijven en hen te motiveren hun studententijd en al wat er op volgde in hun
Mevr. Els Wierinck, Brigitte Lenaerts en voorzitter Antoon De Laat wachten de jubilarissen op in de inkomhal van het restaurant en zij zullen hen een mooi bloempje opspelden.
109
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
beroep, met ontspanning en voldoening te vieren. Er is voor iedere tandarts wel wat te vieren. Vele brieven, mails en telefoontjes doen uiteindelijk hun werk en het resultaat wordt door de aanwezigen gewaardeerd. Daarna wordt met veel zorg het banket voorbereid. Niet alleen het kader maar ook het menu en de gehele omlijsting worden in detail besproken en beoordeeld. Pas als dat alles zijn besluit en goedkeuring heeft gekregen gaan de eerste uitnodigingen de deur uit. Parallel aan deze voorbereiding wordt jaarlijks een jubileumboekje opgemaakt met de hulp van velen. Over ieder promotiejaar worden informatie en foto’s verzameld. Voor de oudere jaren is dit niet altijd eenvoudig want de informatie is al heel ver verdrongen en de foto’s die zijn er nog wel, maar waar? Met veel moed en aansporingen komt ook dit opzet tot een goed einde. En dan komt de feestdag eraan met veel verwachtingen en onbekenden. Het Leuvense Groot Begijnhof voor een deel tot restaurant omgebouwd met name de Faculty Club wordt het trefpunt van de dag. In de inkomhal staan enkele leden van het dagelijks bestuur klaar om iedereen welkom te heten. Zoals hoger reeds vermeld wordt ieder jaar benaderd en dit jaar gingen we terug tot in 1941. Tot onze grote voldoening was de enige overlevende onmiddellijk bereid om naar Leuven te komen en deze verjaardag daar te komen vieren. Het is collega Joseph Strijbol uit West Vlaanderen, hij is 95 jaar oud en geniet van een goede gezondheid. Verder waren er twee collegae met zestig jaar – en één collega met 50 jaar diploma. Het aperitief is een gelukkig begin want een glaasje borrelend druivensap en een gepast hapje wissen alle onduidelijkheden en mist weg die er na al die jaren
soms gevormd wordt. Heel snel vinden de jaargenoten mekaar terug in de grote groep van aanwezigen. Na ongeveer een uurtje aanschuiven en bijpraten nodigt de voorzitter iedereen uit om zijn plaats in het restaurant te gaan opzoeken. Dit is en blijft een moeilijke opdracht want de groep van 170 genodigden moet dan langs een eerder nauwe deur de grote zaal, “de infirmerie” genaamd, bereiken en daarenboven moet ieder zijn zitje opzoeken tussen vijftien tafels. Maar met wat geduld en de hulp van een goede GPS (lees: de aanduidingen op de persoonlijke menukaart) komt iedereen op zijn plaats terecht. Met een kort woord werden allen verwelkomd aan de feesttafel door de voorzitter Prof. A. De Laat. Hij gaf de verdere leiding van de avond door aan collega ondervoorzitter Jaak Vandersanden uit Bilzen. Ook hij heette iedereen welkom maar een speciaal woordje ging naar de ouderdomsdeken van de gevierden, collega Joseph Strijbol 95 jaar. Daarna werd aan allen een smakelijk eten toegewenst. De glazen werden gevuld met een gekoelde witte wijn, korte tijd daarop gevolgd door een eerste schotel met de volgende ingrediënten: gebakken sint-jakobsvruchten, risotto van eekhoorntjesbrood en noilly prat. Deze visschotel werd sterk gewaardeerd door zijn presentatie en inhoud maar vooral door zijn smaak. Het werd wat stiller in de zaal en dit gaf de DJ de kans om zachte feestmuziek op de achtergrond te laten klinken.
Het aperitief in de foyer van het restaurant.
De drie oudste oud-studenten, samen ruim meer dan twee eeuwen oud!
110
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
1941 Na de eerste schotel volgden de vieringen van de jubilarissen, te beginnen met de oudsten. Collega Vandersanden vroeg prof. Vanherle om een kort interview af te nemen van onze eregast en ouderdomsdeken collega Strijbol. Beiden plaatsten zich bij de micro in het midden van de zaal en na de gebruikelijke gelukwensen vroeg collega Vanherle hoe het er in die tijd allemaal aan toe ging in een belegerde stad Leuven? De antwoorden van deze negentigjarige komen bijzonder goed overeen met het verhaal dat hij voordien gegeven had in een interview met collega Jos Lambrechts. Ziehier daarom een uitreksel van dit verhaal:
Collega Strijbol tijdens het interview met prof. G. Vanherle.
“De moeilijkheden begonnen in 1939 met de mobilisatie. Prof. Van de Vij v er, zelf gemobiliseerd, kreeg enkel weekendverlof, dat hij goed gebruikte om zijn privé-praktijk op gang te houden. Daardoor zag hij zich verplicht zijn cursus op vrijdagavond te geven, twee uur aan een stuk. Om tijd te winnen, werd de destijds gebruikelijke manier toegepast “et pour les Flamands,
la même chose”. De cursus werd dus in het Frans gegeven en op het (Nederlands) examen moest er dus geantwoord worden met Franse termen, of gezwegen. Later leerde ik de Nederlandse terminologie van mijn dochter Céline, LTH 1971. Ik had mijn kot op de Oude Markt, nr. 6. Vrijdag 10 mei 1940 was het daar marktdag en mijn kotmadam kwam om 5 uur ’s morgens op de deur kloppen en zei: “Mijnheer, ze zeggen dat het oorlog is”. In de voormiddag heb ik dan snel mijn trousse en de al gesculpteerde tanden gerecupereerd uit de dentisterie, die gelegen was aan de achterkant van de Sint-Pieterskliniek. 16 mei 1940 werd ik, als weerbaar man, opgeroepen door een ongeldig Ministerieel Besluit, om me naar Frankrijk te begeven, per fiets tot in Chartres, en dan in veewagons naar “le Midi de la France”. Op 21 juli ben ik terug vertrokken om begin augustus thuis te komen.” “Toen ik terug in Leuven kwam, was het Sint-Pietershospitaal bezet door de Duitsers. Voor de tandheelkunde bleef er in Sint-Rafaël één groot lokaal met drie tandartsstoelen voor conserverende en pro thetische zorgen beschikbaar, alsook een kleinere kamer voor extracties. Een RX-apparaat was er niet. In de kliniek werden we ook ingeschakeld als tolk voor de Walen, om de Leuvenaars te kunnen verzorgen. Voor vaste prothese was er geen goud beschikbaar en daarom goten we onze eerste kronen in een ersatz-metaal, Metalor genaamd. Mijn eerste kroon plaatste ik bij een student geneeskunde, André De Vriese, van wie ik toevallig enige tijd geleden het graf ontdekte in Roeselare. Misschien ligt daar ook mijn eerste “kunstwerk”?
De voorzitter van de LUTV prof. A. De Laat en Mevr. Lenaerts overhandigen geschenken en bloemen aan collega Strijbol.
111
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
1951 Na deze viering kwam de groep van de 60-jarige jubilarissen aan de beurt. Collega René Vanderdonckt uit Ronse en collega Jos Martens uit Alken traden naar voor. Beiden bechikken nog over een ruime kennis betreffende hun studententijd. Na hun viering werd hier en daar even de sluier gelicht over die tijd, zestig jaar geleden. De redactie resumeerde voor jullie volgende relaas: Het studeren in Leuven had, kort na de oorlog een speciaal karakter. Vooral de wekelijkse reizen naar Leuven waren in die tijd geen sinecure. De verbinding Brussel-Zuid, Brussel-Centraal en Brussel-Noord bestond niet en daarenboven waren de treinen niet op elkaar afgestemd. Het waren boemeltreinen met voorziene en niet geplande wachttijden (soms tot 2 uur toe). Wij vertrokken in Ronse meestal op zondag naar het einde van de namiddag om ’s avonds laat in Leuven aan te komen. Want maandagmorgen was de eerste les om 11.00 u. en daar moesten we present zijn. De terugreis op het einde van de week nam bijna de gehele zaterdag in beslag om thuis aan te komen rond 16.00 en 17.00 u. Afhankelijk van de uurtabellen moesten we kiezen: • ofwel langs Lessen, Bassily (Henegouwen), Edingen naar Brussel-Zuid; • ofwel over Oudenaarde (met wachttijd) naar Zottegem en verder naar Denderleeuw om aan te komen in Brussel-Zuid;
• ofwel langs Gent, Dendermonde, Mechelen en zo naar Leuven. Natuurlijk waren er de talrijke tussenstations en uiteraard in Brussel de trams. In die tijd begonnen de studies van tandarts nog samen met de kandidaturen geneeskunde. Onze eerste proffen waren J. D’Olieslager (Fysica), J. Verhulst (Algemene scheikunde), Kanunnik Muller (Plantkunde) en Kriekemans (Wijsbegeerte en Logica). In de eerste kandidatuur waren we met ± 300 studenten maar de meeste auditoria hadden maar 275 zitplaatsen. Vooraleer de les begon werd er dikwijls in groep gezongen: dat klonk mooi geritmeerd en machtig. In verband met prof. Kriekemans herinner ik me nog een anekdote. In een studentenblad waarschijnlijk “Ons Leven” van het KVHV liet een student grappenmaker een aankondiging verschijnen dat de professoren Kriekemans, Appelmans en Peremans zinnens waren een fruitwinkel te openen op de Oude Markt. Van de examens – vooral die van het eerste jaar – hadden we een panische angst. Om te slagen in de examens trokken we – meestal in clubverband – te voet op bedevaart vanuit Leuven naar Scherpenheuvel (een nachttocht). Dit gebeurde rond het feest van O.H.Hemelvaart. Eventueel kon men dan bij de terugkeer zijn dorst lessen op de Vlierbeekse feesten waar een massa studenten aanwezig was. Ze organiseerden daar een studentenloop rond het voetbalveld. Iedere student die een rondje gelopen had moest een pint drinken vooraleer de volgende ronde aan te vatten. Hij die de meeste rondjes kon lopen was de winnaar.
Collega Jaak Vanderzanden huldigt René Vanderdonckt en Jos Martens van het promotiejaar 1951.
112
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Na de eerste kandidatuur die in die tijd nog deel uitmaakte van de faculteit wetenschappen, begonnen we aan de 2de kandidatuur, die het begin vormde van de faculteit geneeskunde. Het studentenaantal was teruggelopen tot rond de honderd koppen. De verhouding mannelijke en vrouwelijke studenten in Leuven was erg verschillend van nu en dit werd zeker beïnvloed door de oorlogsjaren waar de verplaatsingsmogelijkheden erg beperkt waren. Om die reden was er een algemene trend bij de meisjes om een studierichting en later ook een job eerder dichter bij huis te kiezen. Zij deden die job vaak ook maar zeer tijdelijk. Eens gehuwd betekende dat vaak een vrije of gedwongen stop van de job. Regelmatige onderbrekingen omwille van zwangerschap of moederschap werden in die jaren niet als evident aanzien. Daardoor waren er in die jaren heel wat minder meisjesstudenten aan de universiteit. De verhouding bereikte toen wellicht geen 10% aan meisjesstudenten. Ook mogen we niet vergeten dat in die tijd de opvoeding in het middelbaar onderwijs volledig gescheiden was, zowel in de pensionaten als in de colleges. Het gemengd onderwijs werd pas veel later doorgevoerd. Onbewust gaf dat ons – de jongens – een zeker minderwaardigheidsgevoel en een onbeholpenheid om met meisjes om te gaan, die beschouwd werden als vlijtiger in de studies (en dus verstandiger). Aan de andere kant waren er wel enkele jongens die veel vlotter en rapper waren, maar het resultaat was toch dat in onze groep wij doorgaans meer “naast” elkaar en niet “naar elkaar” gegroeid zijn omwille van onze schuchterheid. Dit minderwaardigheidscomplex
trachtten we dan te compenseren door onder elkaar stoer te doen (in de studentenclubs door liedjes, speeches, ad fundums en andere domme toeren). Er waren ook wel steeds uitzonderingen, maar het gezelschap van een studentin beperkte zich meestal tot het dragen van haar valies de zondagavond van de trein tot aan de tram wanneer we terugkeerden naar Leuven. Voor de meeste jongens was er ook de militaire dienst onmiddellijk na de studies. Deze verplichting die ons allen boven het hoofd hing, zou ons 18 tot 24 maanden bijna volledig buiten het normale leven zetten want vaak verbleven we in Duitsland. Bovendien was de omvang van de militaire soldij niet van die aard om echte toekomstplannen te maken. Er ging dus nog twee jaar over na het diploma vooraleer aan de opbouw van een praktijk kon gedacht worden. En dan moest nog een patiëntengroep uitgebouwd worden. Na de militaire dienst ben ik verschillende jaren één dag per week naar Leuven gekomen om verder te specialiseren in de orthodontie. Die afdeling werd geleid door prof. Biourge, naast hem werkte ook prof. Reychler. Zij waren beiden zeer vriendelijk en behulpzaam. Ze waren ook zeer handig, werkten goed samen en ze hadden veel contacten met Franse en Duitse professoren met wie veel kennis en kunde uitgewisseld werd. In Leuven hebben wij tijdens onze tandheelkundige opleiding correct leren verdoven, eenvoudige maar ook gecompliceerde extracties leren uitvoeren, tanden leren behouden dankzij vullingen en kanaalbehandelingen, losse en vaste prothesen leren plaatsen. Deze all-round opleiding heeft ons toegelaten een conservatiefminded patiëntengroep op te bouwen. Natuurlijk is er
Collega Jean Hellemans tijdens de viering en overhandiging van een aandenken, gevolgd door een wederwoord van dank.
113
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
ondertussen veel veranderd in de producten en instrumenten, in vul- en afdrukmaterialen, ook nieuwe conserverende - prothetische - en orthodontische behandelingen werden ontwikkeld. Doch steeds bleef het mogelijk dankzij onze basisvorming en een minimum aan bijscholing om volledig up-to-date te blijven. Daarvoor een grote en welgemeende dank aan de K.U. Leuven, aan al de professoren en hun assistenten. René Vanderdonckt
1961 Samen met de twee vorige jubilarissen werd ook de jubilaris die zijn diploma vijftig jaar geleden behaalde (1961) gevierd. Hij was de enige van zijn jaar die aanwezig was. Later bleek dat zijn promotiejaar op eigen initiatief al een bijeenkomst georganiseerd had om dit jubileum apart te vieren. Alleen was hij daar niet zo goed van op de hoogte gebracht en om zeker te zijn dat hij tenminste één viering zou meemaken in 2011 kwam hij naar het feest in Leuven. Hij werd met veel zorg en toewijding gevierd. Uit zijn jaar kwam ons ondermeer volgend kort relaas toe: Eigenlijk was ik graag balletdanseres geworden maar thuis werd besloten dat ik beter voor tandarts kon leren, want gezonder milieu en goede kostwinning. De praktijk ben ik destijds begonnen in de gerenoveerde en aangepaste garage van mijn vader die huisdokter was en zo konden we dezelfde wachtplaats gebruiken. De eerste dag had ik reeds een tiental patiënten want mijn vader had al heel wat reclame gemaakt bij zijn patiënten! Deze patiënten waren destijds gemakkelijke mensen, zeer dankbaar en meegaand, ze waren nog niet zo mondig als nu. Wij wisten alles en zij niets, alles geloofden ze. Het was een tijd van veel vullingen maken, tanden trekken en partiële en volledige prothesen. Ik werkte toen reeds met een technieker uit Gent volgens de Schreinemakers methode. Later volgden de skeletten. Soms hier en daar een gouden bandkroontje. Het was toen zwoegen met zogezegd veel zelfvertrouwen. De mannen van ons jaar daarentegen deden legerdienst en konden daar veel ervaring opdoen. De drie kandidaturen met de geneeskunde en de twee licenties waren in Leuven heerlijke jaren, onbezorgd en omgang met jongens na 6 jaar van internaat: cantussen en t-dansants, half-time jaar samen met de geneeskunde, enfin niets dan goede herinneringen behalve wat stress gedurende de blok en de examens. Ik vloog op kot en niet op peda want 2 zusters en 1 broer waren reeds aan de universiteit. We kregen ineens een heel stukje vrijheid! De porren zaten steeds 114
op de eerste rij in de les. Sommige studenten gingen ’s avonds liever op café om te kaarten, pinten te pakken en te roken, ze kwamen niet naar de les, vroegen dan de gepende nota’s van de porren en kwamen vlak voor de blok naar de les om toch de juiste prof te kennen voor de examens. En dan zei de prof soms: ik zie hier nieuwe gezichten! Maar deze brossers zijn later toch wel goede tandartsen geworden! We hadden alleen examen op het einde van het jaar. Was je gebuisd dan moest je in september alle vakken terug afleggen. Er waren in die tijd veel meer studenten dan porren en we logeerden helemaal gescheiden. Mijn ouders drukten op mijn hart: ge gaat naar Leuven om te studeren en niet voor de jongens. En met een buis moest je niet afkomen en we mochten content zijn dat we de kans kregen om te studeren want dat was kostelijk, vooral als je veel kinderen had zoals toen! Ik zou wel niet terug voor dit beroep kiezen want veel te eenzaam, je moest werken op een bange mens, in een donkere holte en op een klein tandje. In die tijd werkten we nog al rechtstaand en meestal in een slechte houding. Het is een beroep met een grote investering waarbij je als vrouw voldoende moet werken om de apparatuur af te betalen en te doen renderen. Het voordeel is wel dat je je eigen baas bent en dat je dit beroep kunt combineren met een gezin bv. werken tijdens de schooluren van de kinderen. Greet Brosens
1971 Daarop kwamen de collega’s met 40 dienstjaren (1971) aan de beurt. Ze waren goed vertegenwoordigd op deze bijeenkomst en dat verwonderde de organisatoren ook niet. Het was destijds een jaar dat sterk aan elkaar gehecht was. Daarenboven kenmerkten zij zich door hun grote sportiviteit met een legendarische voetbalploeg. Ook kende dit jaar veel vriendschap en veel solidariteit onder elkaar. Hun praeses leidde het jaar met stijl en met zorg, zijn jaargenoten werden voorzichtig maar zeker naar het einddiploma geleid. Als toemaat bedacht hij ons met een mooie tekst over zijn studententijd met als titel: “Mijmeringen van een 40 jaar afgestudeerde”: Afstuderen als tandarts was een mijlpaal in ons leven, want dit feit bepaalde voor ons hoe we ons leven gingen invullen. Na 40 jaar staan we weer voor een mijlpaal. Ter gelegenheid van deze viering denk ik terug aan onze opleiding die nu, 40 jaar verder, zo eenvoudig leek. Wat hadden we een ruime keuze van vullingsmate rialen: amalgaam achteraan, of steencement in het
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
De jubilarissen van 1971.
front. Eventueel vervaardigden we een (bandjes) kroon, na het afdrukken van de wat omslepen tand met groene stents in een koperen bandje. Nadat we zelf de contour van de kroon uit een gouden plaatje hadden geplooid en geknipt, werd hierop een gouden occlusaal vlak gegoten door de technieker. Heel soms werd een goudbrug met kunststof vervaardigd. Na extracties maakten we een plaatprothese, of (luxe!) een “skelet”-prothese. Airrotor?: te gevaarlijk om door studenten gebruikt te worden! Ultrasoon “detartreren”?: soms, maar vooral krabben met een scaler! Steriliteit?: de “Poupinel”. Wegwerpnaalden?: voor de kliniek was dit te duur, dus werd de verdovingsspuit uit de bokaal met alcohol gehaald. Zittend werken?: dit was te lastig voor de patiënt, want waar moest al dat water naartoe dat zich in zijn mond ophoopte? Composiet?: een eerste schuchtere poging door het mengen van twee pasta’s. In de loop van die 40 jaar is alles enorm geëvolueerd en ook in ons beroep hebben we dit mogen ervaren.
“Levenslang leren” was en is voor ons dus een evidentie gebleken. Na 40 jaar zijn we eindelijk tandarts geworden, en nu we stilaan het vak onder de knie, of beter gezegd, in de hand gekregen hebben, begint ons lichaam hier en daar te protesteren. Want zeg nu zelf, welke topsporter blijft zo lang aan topsport doen. En tandheelkunde beoefenen is gelijk aan topsport! (Dat zeggen trouwens de ergonomen). En toch zijn velen onder ons na 40 jaar – met de resterende krachten – nog enthousiast bezig. Sommigen denken er zelfs nog lang niet aan te stoppen. Een steeds belangrijker aspect dat ons (eventueel) motiveert om verder te werken, is het menselijk contact met onze patiënten, die ons kennen en vertrouwen en waar we een band mee gecreëerd hebben. Hiervan krijgen we de energie, die we steken in onze behandelingen, op een andere en positieve manier terug. Anderen zijn wel al opgehouden, of omwille van lichamelijke klachten, of omdat ze het gezaag van de patiënten beu waren, of gewoon omdat ze op pensioen wilden gaan. 115
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Of we nu nog werken of al opgehouden zijn, op onze leeftijd staan we hoe dan ook op een keerpunt, waarbij we (moeten) vooruitkijken naar deze nieuwe levensfase, die ieder van ons op zijn eigen manier zal invullen. Hierbij zal dat, wat ons zoveel jaren zo in beslag heeft genomen, hoe dan ook, en wellicht heel snel, vervagen. Ieder zal op zijn manier terugblikken op het verleden en de periode die voor ons ligt invullen. Ikzelf ben nog steeds blij indertijd de keuze voor dit vak gemaakt te hebben. Ik heb genoten (en geniet nog altijd) van de verschillende facetten van ons beroep: de creativiteit, het ontwerpen en uitvoeren van rehabilitaties, het mee evolueren met de nieuwe technieken en ontwikkelingen, het vrije ondernemerschap, het contact met mensen, het samenwerken met fantastische medewerkers, de jarenlange contacten met gelijkgestemde collega’s. Maar anderzijds was er ook veel stress, lichamelijke roofbouw (vanuit ambitie en drive), soms te weinig tijd voor het gezin. Een van de belangrijkste zaken om het zo lang, en met enthousiasme vol te houden was een weloverwogen visie op mijn leven en op de tandheelkunde. Van daaruit heb ik mijn beroep uitgeoefend op een vrije manier, los van het strakke keurslijf van conventies. Hierdoor heb ik het gevoel dat dit alles zinvol geweest is. Met quotes van Oriana Fallaci, de bekende Italiaanse journaliste: “Onze levensperiode is de mooiste, alleen weten we niet hoe lang ze zal duren”, en van John Lennon: “Life is what happens to you, while you’re busy making other plans”, in het achterhoofd, weet ik dat het plannen van en het dromen over mijn toekomst een relatieve kant heeft. Toch hoop ik mijn verdere leven zinvol te kunnen invullen met enerzijds mijn hobby’s, zoals piano studeren en regelmatig op reis gaan en anderzijds door het fijne contact met mijn partner, kinderen en kleinkinderen. Hierbij wens ik al mijn collega’s ook het allerbeste in hun verdere leven. Richard Saller Daarna kwam het tweede couplet van dit diner aan de beurt. Vergezeld van een goed glas rode wijn kreeg eenieder een schotel geserveerd met daarop een licht gekaramelliseerde eendenborst omgeven door chartreuse van groene kool, gebakken witloof, aardappelwafeltjes en calvadosroom met morilles. 116
De achtergrondmuziek mengde zich zachtjes met de feeststemming en allen die nog een plaatsje vrij hadden mochten zich te goed doen aan een tweede bediening.
1981 Vervolgens kwam de tweede groep jubilarissen aan de beurt. Voorop het grote jaar 1981. Ook hier hebben we te doen met een jaar dat zich vaak verenigt om zich te ontspannen en daarnaast zich inspant om iedereen goed op de hoogte te houden van de gebeurtenissen binnen de vriendengroep. Helaas kenden zij in de afgelopen dertig jaar reeds achtmaal het verlies van een collega oud-student. Maar het jaar blijft niet stilstaan want ze kennen binnen hun groep vele talenten en die weten zich eensgezind rond elk nieuw initiatief te scharen om het nadien tot in de puntjes af te werken. Hun dertigjarige jubileum is voor hen een nieuwe half-timeviering en dit feest was een eerste aanloop. Later in november wordt opnieuw een bijeenkomst georganiseerd met een wetenschappelijk, een cultureel en een gastro nomisch luik. Hun jubileum zal daarom niet zo snel vergeten worden. 36 leden traden naar voren en ontvingen hun aandenken en een geschenkje. Toen nam hun woordvoerder Dirk Minten ons mee doorheen zijn en hun herinneringen bij 30 jaar tandheelkunde. Onze eerste herinneringen gaan vooral terug naar het eerste jaar tandheelkunde waar we gipstanden sculpteerden, boorden in plexiplaatjes en in een frasaco met fantoom onder het waakzaam oog van Tomie, de “pontifex maximus” tussen de proffen van de kliniek en de studenten, die door hun vindingrijkheid in het “foefelen” de brave man vaak tot woedeuitbarstingen dreven waarbij een tsunami door het labo leek te razen. Na de eerste licentie mochten we opstijgen van de catacomben van Sint-Raph naar de verdiepingen van de kliniek en oefenen op “echte” patiënten. Het instituut werd in hoofdzaak gerund door een triumviraat van professoren die een charismatische uitstraling hadden en daardoor respect en ontzag afdwongen. De “éminence grise” was wijlen Prof. De Bondt, een tandarts van het eerste uur die nog technieken als ionoforese beheerste en ons de meest geheime formules van formaldehyde bevattende kanaaldes infectantia toevertrouwde. In zijn lessen deontologie, 30 jaar voor “Van Gheluwe”, werd ons als Alumni van een Katholieke Universiteit, het morele plichtsbewustzijn bijgebracht de Eerwaarde Pastoors, Broeders en
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Dirk Minten tijdens zijn toespraak omringd door zijn jaargenoten.
Zusters van kloosterorden, gratis te verzorgen daar zij buiten de ziekteverzekering vielen... Prof. Vanherle was zijn rechterhand. De wijze man uit het Oosten beschikte naast zijn taalvaardigheid over bijzondere didactische capaciteiten om ons van begin tot einde van zijn lessen te boeien door goede illustraties, toen nog diapositieven met hier en daar een ludiek plaatje tussen. Zijn intrede in de zaal werd van box tot box door gefluisterd, wattenrollen werden ververst in afwachting van een “final touch” van “La main du Maître”. De verheffing van tandheelkunde tot tandheelkunst. In de schaduwzone werkte Dr. Vinckier, Pater Damiaan “avant la lettre”. Moeilijke gevallen, patiënten met zware infectieziekten, haast stervenden, of onbehandelbare, lastige kinderen waren zijn deel. Daar waar natuurlijke elementen ontbraken begon het terrein van de spijtig verongelukte Prof. De Clercq. Een man met een niet te evenaren zin voor planning, beredenering. Met het oog van een architect, de bouwkundige inzichten van een ingenieur, de behendigheid van een tandarts, doceerde hij het vak kroonen brugwerk en partiële prothese, waar menigeen met angstzweet van wakker heeft gelegen. In de schedelinhoud van elk van ons staat naast het woord “’t Kofschip”, “Clustir” gebrandmerkt. Op stomato en ortho was het vooral “kijken mag, aankomen niet” tenzij er een zwaar accident was binnengekomen en je getooid in groene outfit mocht
instrumenteren in de operatiezaal naast Prof. Bossuyt of Fossion en hun assistenten in opleiding. En dan was er nog “Parodontologie”, de gloednieuwe leerstoel en kliniekafdeling van Prof. van Steenberghe, vers overgevlogen uit Amsterdam. Wegens overvol lesrooster gingen de cursussen door op zaterdagvoormiddag voor de twee laatste licentiejaren samen. Het accent van “tand”arts werd verlegd naar “mond” arts. De practica gebeurden op varkenskaken omdat we op de stugge frasacogingiva’s de peperdure parocurettes stuk voor stuk, “stuk maakten”. “Stuk” dus en niet “kapot”. Daar waar eind jaren zestig gevochten werd voor Leuven Vlaams, werd nu op deze dienst “Hoognederlands” gesproken en gingen de patiënt besprekingen zelfs door in het Engels. Inzake medische beeldvorming was er de intra-orale opname, de opg en de teleradiografie, alles manueel te ontwikkelen in de donkere kamer. Om een min of meer duidelijke weergave te hebben waren vaak ettelijke opnames nodig uit diverse invalshoeken en moest er gespeeld worden met kilovoltage, belichtings-, ontwikkel- en fixatietijd. Wegens het hoge aantal studenten versus beschikbare stageplaatsen werd het laatste jaar opgedeeld in twee semesters. De besten onder ons mochten co-assistent worden op één van de afdelingen in Leuven, de rest werd uitgezonden in de periferie of naar het fonkelnieuwe stagecentrum in het Sint-Jansziekenhuis te Brugge bij Dr. Neyt en Drs. De Mot. 117
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Wekelijks stond daar ook een externe consultatie in het Nederlandse Oostburg op het programma, een klein ziekenhuis dat al de stomato-gevallen van Zeeland onder de Schelde opving, en waar de Belgische équipe een meer dan bijzondere gastvrijheid van de toenmalige Moeder Overste, nog in pinguïnkledij met vleugelkap, mocht genieten. Juli 1981 was het zover. Met een diploma op zak verlieten we de statige promotiezaal van de Hallen en stonden we op eigen benen voor een groot gapend gat van de toekomst. De meeste mannen onder ons werden door de toen nog verplichte legerdienst, dertien maanden achteruitgesteld t.o.v. hun vrouwelijke collega’s. Zes weken soldaatje spelen in de Leopoldskazerne in Gent, de Koninklijke School van de Medische Dienst, afgekort KSMD. Zware cursussen NBC, nucleaire, bacteriologische en chemische oorlogs voering, militaire organogrammen van buiten blokken, alles in functie van de koude oorlog tussen USSR en de US. De gehuwden of mensen met sociale prioriteiten (een omschrijving om het “ons kent ons” gegeven te dekken) kregen nadien een plaats als tandarts in een Belgische kazerne, de niet-prioritairen moesten naar verre garnizoensteden in Duitsland, oog in oog met de “Rus”. Ikzelf werd afgedeeld bij de varende eenheden van de Marine en was daardoor nog een stukje verder van huis... Het groot aantal tandartsen dat eind zeventiger - begin tachtigerjaren afstudeerde oververzadigde de markt. Daar waar vroeger op elke hoek een bruin café stond,
verscheen nu een tandartspraktijk in volle crisis periode. Ik herinner me het investeringskrediet aan 14% intrest. Het was wachten op een patiënt en aan het einde van de maand centjes tellen om rond te komen. Campagnes van de beroepsverengingen maakten de Belg meer “dental minded” en menigeen onder ons nam gratis deel aan preventieprojecten om het imago van “tandarts-beul” om te buigen van noodzakelijk kwaad naar “beoefenaar van esthetische tandheelkunde”. Het laatste decennium van de twintigste eeuw stond gelijk met een immense technologische ontwikkeling waardoor nieuwe technieken ook in de tandheelkunde zorgden voor een nooit geziene stroomversnelling. Tussen een “kapelleke” gevuld met Adaptic van 30 jaar geleden en de huidige fotopolymeriseerbare adhesieve composieten van de zoveelste generatie, ligt een hemelsbreed verschil. De digitalisering in de medische beeldvorming, toepassingen van microscopie en noem maar op, geven ons letterlijk een bredere en diepere kijk op de dingen. Implantologie met computervervaardigde boormallen uitgaande van een conebeam opname... wie had hiervan dertig jaar geleden durven dromen toen we sukkelend met beetplaatjes en stalen kogeltjes, via een regel van drie, een inschatting trachtten te maken van de botdikte? Ook de communicatiemogelijkheden via internet, digitale afdrukname en outsourcing van tijdrovende tandtechnische bewerkingen naar gespecialiseerde bedrijven wereldwijd, openen perspectieven die in 1981 “science fiction” leken.
Promotiejaar 1981 voor de lens.
118
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Na een geschenk en vele gelukwensen uitkijken naar een volgende viering.
Anders is het gesteld met de “arts-patiënt-relatie”, of beter “patiënt-arts-relatie”. Mensen zijn mondiger en meer veeleisend. De werkdruk voor de algemeen practicus is zeer hoog geworden en cursussen inzake tijdsmanagement, relaxatietherapie, onthaasting, leren “neen” zeggen, zen, ying en yang, zijn mooie suggestieve onderwerpen in een auditorium. De realiteit van de praktijk ligt helaas anders. Extra administratieve beslommeringen en regelgevingen als amalgaam separatoren, afvalselectie, wachtdienst-verplichtingen, omstreden “overvallen” van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, noodzakelijke bijscholingen enz. halen ons het bloed onder de nagels vandaan en laten ons soms vergeten dat er naast “werken” ook nog “leven” bestaat. Het is beangstigend dat een aantal van onze collega’s, medestudenten destijds, ons vroegtijdig hebben verlaten. Wij zijn hen en hun naastbestaanden in het bijzonder, bij deze intens indachtig. Bij een dertigjarig jubileum hoort een woord van dank aan de mensen die door de vruchten van hun vorsingswerk, het dagelijks werk van de tandarts ver eenvoudigd hebben. Een woord van dank aan onze partners en kinderen, die veel van onze aandacht voor hen hebben moeten missen en vaak meer leed
als lief met ons deelden, met de beschikking over een creditcard als compensatie. Er hoort ook een terecht “Proficiat” bij... wat letterlijk vertaald betekent: “Dat hij (of zij) moge voortdoen”. Dirk Minten
1991 Nadien was het de beurt aan het promotiejaar 1991. Het aantal gepromoveerden was duidelijk afgenomen maar een mooie vertegenwoordiging uit de groep met twintig dienstjaren trad naar voren. Ze vormen een hechte vriendengroep, één van de weinige die ieder jaar nog een reünie organiseren. We zegden het al van bij het begin, het jaar 1 is een goed jaar geweest. Praeses beschreef ons hun ervaringen tijdens de latere jaren van een voorbije eeuw: De tijd vliegt… Oktober 1986: De eerste dagen vergeet je natuurlijk nooit. Een volledig nieuwe groep mensen uit verschillende windstreken met verschillende dialecten maar met eenzelfde doel: hopelijk tandarts worden binnen 5 jaar (of 6 jaar…)!
Doop in de Diestsestraat anno 1986.
119
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Om mekaar goed te leren kennen waren de labo’s om tanden te creëren uit gipsen blokken ideaal; begeleid door wijlen Mhr. Cousy en Pol. Waar waren we toch aan begonnen…. Dat studenten toen met de auto kwamen was meer ongewoon dan nu en zeker een groen ‘long-vehicle’ (alias grasmobiel) was toen zeer opvallend hé, D.! Dopen en ‘Cariësfuiven’ smeedden een hechte band en een weekend aan zee, vele lessen, practica en
een auto-ongeluk later, kwamen de examens er reeds aan! Zoals altijd bij een 1° kan. was het verdict zwaar… Maar ja, volgende keer beter! Doch, een groep ging door, een andere groep deed het nog eens over en sommigen gaven er de brui aan. Er hadden zich ook al enkele koppels gevormd bij de aanvang van 2° kan.
Na twintig jaar blijft het enthousiasme even hoog, dit belooft voor de toekomst. Promotiejaar 1991 en twintig jaar later.
120
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
En weer wisselden de lessen en practica zich af in oude en nieuwe auditoria; veel lessen vonden al plaats op Gasthuisberg. In 1° lic. kwam een grote groep uit Diepenbeek erbij: een toffe bende die zich vlug integreerde en samen beleefden we prachtige momenten, zowel in als buiten de kliniek! We hebben toch wel vele uren in de prekliniekkelder doorgebracht onder de deskun dige leiding van toen-nog-niet Prof. Yudhira. En dan ’s avonds nog eens de lessen; eigenlijk toch wel zwaar! Toen (pas) hadden we ook ons eigen stamcafé: “In de 3 schepen”. Daar zal elk van ons zijn eigen goeie herinneringen aan over houden, gaande van gezellig samenzijn tot fuiven en optredens van een brass-band ! In dat jaar ging ook de half-time door: brunch in het labo, film in een auditorium, weekendje Ardennen in chalets, een té gekke Punk TD! De herinneringen zijn nog levend! In 2° lic. mochten we dan eindelijk aan het echte tandartswerk beginnen! Verdovingen werden op elkaar uitgeprobeerd, vrienden en vriendinnen werden opgetrommeld om als patiënt te komen zetelen. En het ging alsmaar beter; de verschillende disciplines kwamen aan bod en we voelden ons al helemaal tandarts! Een zeer aangename skireis tussendoor was een heel welkome ontspanning. Spijtig genoeg is Prof. De Clercq in dat jaar om het leven gekomen. We hebben nog deels van zijn zeer dynamische, didactisch lessen mogen proeven!
Het laatste jaar lonkte al… De groep werd nu versnipperd door de verschillende stagemaanden in Brugge. Ook daaraan heeft iedereen zijn eigen mooie herinneringen. De ‘eindwerkpatiënt’ moest ook nog afgewerkt worden en tussendoor waren er de ‘klinische klappers’. En ja, in juni, nu 20 jaar geleden, werden we tot tandarts gepromoveerd. Een groots moment in ons leven. Sommigen zijn dadelijk begonnen met een eigen praktijk, anderen zijn eerst in een andere praktijk gaan werken alvorens zelf te beginnen en nog anderen zijn begonnen aan een specialisatie. We hebben elkaar op geregelde tijdstippen nog gezien. We zijn beslist een van de weinige jaren die tot vorig jaar nog jaarlijks een reünie hebben gehouden in een Leuvens restaurant! En zolang we met ongeveer 20 zijn, loont het de moeite om dat vol te houden! Ik kijk alvast nog met veel plezier terug op mijn studententijd en op de voorbije 20 jaar beroepsleven. Het blijft zeker een beroep met toekomst! Francis Van Enis
2001 En tenslotte kwam de jongste groep aan de beurt. Ze kunnen het moeilijk geloven dat ze al tien jaar praktijk achter de rug hebben en dus mogen gevierd worden. Met een beetje schroom kwamen ook zij de gelukwensen en hun geschenkje ophalen. Daarna een glimlach voor de foto.
Het promotiejaar 2001.
121
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Joris rechtstreeks overgekomen uit Nederland nam het woord en vertelde ons zijn impressies in een korte toespraak. Opvallend bleef hij nog steeds een zekere opwinding ervaren wanneer hij zijn universiteitsstad kwam bezoeken, een stad die een definitieve wending aan zijn leven had gegeven. Hij voelde zich bijzonder gelukkig deze avond opnieuw omringd te zijn door zoveel mooie “meiden”. Hij hoopte die ervaring nog te mogen beleven bij de volgende vieringen.
Daarop volgde een koninklijk dessertbuffet waar zelfs de moeilijkste ogen opentrokken. Bovendien bleef het open tot laat in de nacht voor hen die nog een opkikkertje nodig hadden. De DJ begon zijn muziek wat luider in te stellen, de eerste paartjes verschenen op de vloer en de laatste zouden pas in de vroege ochtend de dansvloer verlaten. We zagen tijdens dit feest vele gelukkige gezichten, het jaar 1 mag er beslist zijn en blijven.
Het koninklijk dessertbuffet en de jeugdige dansparen.
122
Tandheelkundige Tijdingen 39(2) AGENDA
Wat nog komen moet Najaarsvergadering – 26 november 2011
8.30 : Ontvangst met koffie en koeken 9.00-10.30 : Eerste blok – Prof. Peter Adriaenssens: “Benadering van het getraumatiseerde kind” – Prof. Dominique Declerck: “Hygiëneprotocol in de tandartspraktijk” en “Plan tandheelkunde voor patiënten met bijzondere noden” 10.30 : Pauze 11.00-12.30 : Tweede blok – Prof. Richard Welbury, Univ. of Glasgow: “Trauma of the dentition in childhood” and “Sedation” 12.30-13.45 : Lunch 13.45-14.00 : Prijs Prof. J. De Bondt 14.00- 15.15 : Derde blok – Prof. Jan Van Aken, cardioloog: Cardiale problemen en huidige aanpak – Prof. Frans Vinckier: De cardiale patiënt in de tandartspraktijk 15.15-15.30 : Pauze 15.30
: Academische zitting Emeritaat Prof. Frans Vinckier
– Inleiding – toespraak door Prof. Mark Waer – toespraak door Prof. Guy Mannaerts (of Prof. Johan Kips) – antwoord Prof. Frans Vinckier
16.15-17.30 : Receptie met hapjes
123