ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO ROC West Brabant te Etten-Leur Chauffeur goederenvervoer
Februari 2015
BRIN: Onderzoeksnummer: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
25LX 280559 November 2014 12 december 2014 12 februari 2015
INHOUD
1 Inleiding .................................................................................................... 1 2 Conclusie en vervolg ................................................................................... 3 2.1 Conclusie ............................................................................................. 3 2.2 Vervolg ................................................................................................ 3 3 Resultaten ................................................................................................. 5 Bijlagen ...................................................................................................... 11 Bijlage I Normering kwaliteitsgebied ........................................................... 11 Bijlage II Beoordeling indicatoren 91830 Chauffeur goederenvervoer .............. 12 Bijlage III Zienswijze instelling ................................................................... 13
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voerde op 3 november 2014 een onderzoek naar kwaliteitsverbetering uit bij ROC West-Brabant. Dit onderzoek heeft betrekking op de kwaliteit van de examinering en diplomering. De volgende opleiding is onderzocht: Gebied Examinering en diplomering 91830 Chauffeur goederenvervoer
Leerweg, niveau, locatie leerweg bbl, niveau 2, locatie Markiezaat college, Nobellaan 50, Bergen op Zoom
De aanleiding voor dit onderzoek naar kwaliteitsverbetering is het oordeel op basis van het onderzoek naar kwaliteitsverbetering in november 2013 (onderzoeksnummer 258626, vaststellingsdatum 12 maart 2014). Dat onderzoek was een vervolg op het kwaliteitsonderzoek MBO bij ROC West-Brabant (rapport van 18 september 2012, onderzoeksnummer 126103) en het onderzoek naar kwaliteitsverbetering naleving wettelijke vereisten (rapport met vaststellingsdatum 26 april 2013, onderzoeksnummer 127899). Er waren bij het laatste onderzoek naar kwaliteitsverbetering opnieuw tekortkomingen geconstateerd in de kwaliteit van het onderwijsproces(zeer zwak onderwijs), de kwaliteit van de examinering en diplomering, de kwaliteitsborging en de naleving van wettelijke vereisten op het gebied van kwaliteitsborging en praktijkovereenkomsten en onderwijsovereenkomsten. In het onderhavige onderzoek naar kwaliteitsverbetering hebben wij ons onder andere gericht op de aspecten die eerder binnen de examinering en diplomering met een onvoldoende waren beoordeeld. De instelling heeft met betrekking tot dit onderdeel bij brief van 25 september 2012 van de minister een waarschuwing ontvangen voor het ontnemen van het recht op examinering indien niet binnen een termijn van een jaar na het verzenden van de waarschuwing is voldaan aan de kwaliteitsstandaarden van de examinering. De examenkwaliteit voldoet gezien de waarschuwingsbrief en het betreffende rapport in onvoldoende mate aan de standaarden als bedoeld in artikel 7.4.4. van de WEB. Over de inrichting van het vervolgtoezicht is diverse malen gecommuniceerd tussen de instelling en de inspectie van het onderwijs, laatstelijk op 25 september 2014. Aangezien er geen deelnemers meer waren ingeschreven bij de bedrijfsgerichte trajecten werd het onderzoek naar kwaliteitsverbetering uitgevoerd in het reguliere traject. Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering op de gebieden onderwijsproces, wettelijke vereisten en kwaliteitsborging, vindt een jaar na dagtekening van de waarschuwingsbrief onderwijsproces d.d. 6 juni 2014 plaats. Bij dit nog in te richten onderzoek gelden de waarschuwingsbrieven wettelijke vereisten en zeer zwak onderwijs zoals vermeld in de brieven van 6 juni 2014. Wij hebben tijdens het onderzoek in november 2014 gesprekken gevoerd met studenten, docenten en de examencommissie. Daarnaast hebben we documenten onderzocht waaronder het programma en de inrichting van de opleiding. Ook maakte een gesprek met de teamvoorzitter en afdelingsmanager deel uit van het onderzoek naar kwaliteitsverbetering.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 1 van 13
In hoofdstuk 2 leest u de conclusie en het vervolg voor de instelling. De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsverbetering kunt u lezen in hoofdstuk 3. De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader bve 2012. Dit is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Hier is ook de werkwijze te lezen die de inspectie gebruikt bij onderzoeken naar kwaliteitsverbetering naar examinering en diplomering. De normering is als bijlage I toegevoegd aan dit rapport. De standaarden en beoordelingsnorm voor examinering en diplomering zijn opgenomen in een Ministeriële Regeling Examenstandaarden MBO. In bijlage II treft u de beoordeling van de indicatoren aan.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 2 van 13
2 Conclusie en vervolg In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek naar kwaliteitsverbetering en beschrijven wij het vervolg. 2.1 Conclusie Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering heeft geleid tot het oordeel slecht voor het kwaliteitsgebied examinering en diplomering. De examinering en diplomering beoordelen we wederom als slecht omdat alle aspecten onvoldoende zijn en de sturing op de verbetering van de kwaliteit van de examinering ontbreekt. Er wordt niet voldaan aan de Regeling standaarden examenkwaliteit mbo, opgesteld op grond van artikel 7.4.4. van de WEB. De wettelijke vereisten die op dit gebied van toepassing zijn voldoen derhalve niet. Daarnaast zien wij een groot risico op het gebied van de onderwijstijd en de inrichting van de opleiding. 2.2 Vervolg Gezien bovenstaande conclusie is er sprake van slechte examenkwaliteit en niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van examinering en diplomering. Deze conclusies leiden tot een mededeling aan de minister waarna deze kan besluiten tot intrekking van de examen licentie. Dat betekent dat de opleiding de komende drie jaar na de intrekking niet meer geëxamineerd mag worden onder de verantwoordelijkheid van ROC West-Brabant. Crebo 91830 Chauffeur goederenvervoer Beoordeling Kwaliteit examinering voldoet niet aan de eisen en is slecht
Vervolg De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De minister kan het recht om te examineren ontnemen (WEB artikel 6.1.5b, eerste lid)
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 3 van 13
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 4 van 13
3 Resultaten In dit hoofdstuk geven we het oordeel over het onderzochte kwaliteitsgebied. Daarna geven we hierop een toelichting. Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering heeft geleid tot de volgende oordelen. Kwaliteitsgebied 2. Examinering en diplomering
Goed
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van het onderzochte kwaliteitsgebied weer. Een detaillering van het oordeel vindt u in bijlage II. Daarin is de beoordeling van de onderzochte indicatoren weergegeven. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering*
Voldoende
Onvoldoende
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage 1 voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding chauffeur goederenvervoer vindt plaats op twee locaties van ROC West-Brabant, namelijk binnen het Radiuscollege te Breda en het Markiezaatcollege te Bergen op Zoom. De oordelen over examinering en diplomering hebben betrekking op instellingsniveau. Het onderzoek is uitgevoerd op het Markiezaatcollege bij de bbl opleiding. Er staan in totaal 105 studenten ingeschreven bij deze bbl opleiding, waarvan 57 bij het Markiezaatcollege. De andere deelnemers staan bij het Radiuscollege ingeschreven. Beide colleges vallen onder de verantwoordelijkheid van de Raad van bestuur van ROC West-Brabant. Het grootste deel van deze studenten volgt de opleiding zonder ervaring als chauffeur. Zij zijn bij de start van de opleiding nog niet in het bezit van het benodigde rijbewijs met code 95 (de basiskwalificatie) en voldoen nog niet aan de daarbij behorende vakbekwaamheidseisen. De opleiding richt zich daarmee vooral op de beginnende beroepsbeoefenaar. Het management van de opleiding was tot de aankondiging van het onderzoek niet op de hoogte van de resultaten en de vereiste verbetermaatregelen naar aanleiding van de eerdere onderzoeken bij de opleiding chauffeur goederenvervoer binnen ROC West-Brabant zoals uitgevoerd in 2012 en 2013. Evenmin is er sprake van regulier overleg over de inhoud van de opleiding met de andere aanbieder, het Radiuscollege. Ter voorbereiding op het onderzoek is door ROC West-Brabant naast de kwaliteitscoördinator een externe deskundige ingeschakeld. Sinds een jaar heeft de opleiding een nieuwe afdelingsmanager en teamvoorzitter. Het opleidingsteam bestaat uit enkele docenten en een aparte coördinator voor de
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 5 van 13
beroepspraktijkvorming. De docenten vervullen hierdoor verschillende taken. Het examenbureau heeft een belangrijke rol in de administratieve bewaking van de studievoortgang. Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als slecht. Dit onderzoek richtte zich op alle examineringsaspecten, namelijk exameninstrumentarium, afname en beoordeling en diplomering. Bij het vorige onderzoek waren deze alle onvoldoende en werd niet voldaan aan de Regeling standaarden examenkwaliteit mbo, opgesteld op grond van artikel 7.4.4. van de WEB. Het exameninstrumentarium is onvoldoende. Het instrumentarium bevat geen gemarkeerd onderscheid tussen de beoordeling in de ontwikkelingsgerichte fase en de examinering. Daarnaast vindt er geen eindbeoordeling van de beroepspraktijk plaats; daarmee wordt niet voldaan aan een voorwaarde om tot diplomering over te kunnen gaan. Bovendien ontbreekt aan het einde van de opleiding een afsluitend examen. Hierdoor is er geen sprake van afsluitende, kwalificerende examinering op grond waarvan een besluit genomen kan worden over de beheersing van de eisen in het kwalificatiedossier en derhalve over de diplomering. De termen praktijkobservatie en Proeve van bekwaamheid (PvB) worden door elkaar gebruikt. In het examenplan (het formele document) gebruikt de instelling de term Proeve van bekwaamheid, daarmee is deze kwalificerend. In de praktijk vervullen de proeven van bekwaamheid de rol van ontwikkelingsgericht toetsinstrument. Een tweetal beroepstaken wordt al in het eerste jaar afgesloten met praktijkobservaties en een criteriumgericht interview, terwijl de theorie pas aan het einde van het tweede jaar wordt afgerond. Hierdoor lijkt het zwaartepunt van de opleiding in het eerste jaar te liggen. Dit is geen passende programmering in relatie tot het kwalificatiedossier van de opleiding die door de onderwijsinstelling wordt uitgevoerd, met uitzondering van rijvaardigheid en CCV onderdelen die door de rijschool worden verzorgd. In feite vervult bovengenoemde praktijkobservatie de functie van een proeve van bekwaamheid, terwijl deze door studenten ervaren wordt als studieloopbaanbegeleiding. Een kritisch punt daarbij is dat er weliswaar bij die proeve een vertegenwoordiger van de opleiding aanwezig is, maar dat de verdere begeleiding van de beroepspraktijkvorming wordt overgelaten aan de bedrijven en begeleiders van de uitzendbureaus via welke de studenten aan het werk zijn. De ontwikkelingsgerichte toetsen worden gemaakt via het digitale systeem It’s learning. In de praktijk blijkt dat studenten deze nog als sluitstuk van de opleiding kunnen maken en dat de beoordeling daarom geen rol speelt bij de beslissing om tot examinering over te gaan. Docenten bevestigen dat de overgang tussen ontwikkelingsgericht toetsen en kwalificerende examinering niet helder is en studenten geven aan geen inzicht te hebben op welk moment de examinering daadwerkelijk begint. Het examenmateriaal voor de talen en rekenen wordt ingekocht en is eerder door de inspectie als voldoende beoordeeld. De informatie over beroepsgericht Engels en Frans ontbreekt terwijl dit wel een onderdeel van de opleiding is. De dekking van het kwalificatiedossier is onvoldoende omdat er geen sprake is van volledigheid en passende complexiteit. Het kwalificatiedossier bestaat uit één kerntaak en twaalf werkprocessen. Daarnaast is sprake van wettelijke
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 6 van 13
beroepsvereisten. De theorie examens RV1, V2c, V3C en de praktijkexamens C, Praktische toets C en toets besloten terrein C of Toets simulator C worden uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van CBR/CCV. De leerlingen gaan daarvoor naar een rijschool waar dat traject zich verder afspeelt. De opleiding heeft zelf examenmateriaal ontwikkeld voor de overige examens, waarbij gebruik gemaakt wordt van een examenmix. Naast twee proeven van bekwaamheid/ praktijkobservatie zijn er twee criteriumgerichte interviews en drie integrale theorie examens. De totale opzet van de examinering voor het onderzochte cohort is weinig overzichtelijk, de koppeling met het kwalificatiedossier is vaak onduidelijk. Dit wordt mede veroorzaakt doordat een aantal werkprocessen in verschillende examens aan bod komen ( zoals werkprocessen 1.5, 1.11, en 1.12). Hiermee wordt de indruk gewekt dat deze onderdelen zwaarder tellen, maar dat wordt vervolgens niet bevestigd op basis van de dossiers of tijdens de gesprekken met studenten, docenten en examencommissie. Door de opzet van de proeven van bekwaamheid is bovendien onduidelijk of alle werkprocessen wel geëxamineerd worden. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het ontbreken van vastgestelde, concrete opdrachten. Uit de beide aangeboden proeven van bekwaamheid blijkt dat de beroepsvaardigheden apart worden getoetst van de competenties. Er is dus een proeve vakbekwaamheid gebaseerd op werkproces 1.9 (Laadt en lost de lading; beroepstaak 1) en een Proeve competenties gebaseerd op werkproces 1.1 (Voert ritvoorbereiding uit; beroepstaak 2). De samenhang in beide proeves ontbreekt en onduidelijk is hoe de beoordeling plaats vindt en wat de gehanteerde criteria daarbij zijn . Tijdens de proeve wordt ook een criterium gericht interview (CGI) afgenomen. De handleiding en beoordelingsvoorschriften daarvoor ontbreken. Hierdoor is niet vast te stellen wat er in het CGI besproken en beoordeeld is. De cesuur is onvoldoende. Bij de schriftelijke examens is weliswaar een cesuur aangegeven, maar is er sprake van afhankelijkheid van de verschillende onderdelen. Zo zou een voldoende oordeel op één onderdeel bij beroepstaak 2 (werkproces 1.7) er al toe kunnen leiden dat andere onderdelen (werkprocessen 1.1, 1.4, 1.5 en 1.11) niet meer voldoende te hoeven worden afgesloten. Daarmee is de cesuur onevenwichtig en laat oneigenlijke compensatie toe. Bovendien is bij de proeven van bekwaamheid niet inzichtelijk hoe de beoordelingen van verschillende competenties leiden tot één eindoordeel. Daarnaast is bij proeve 2 sprake van een beoordeling per proces, resultaat en competenties. Onduidelijk is hoe die verschillende onderdelen zich tot elkaar verhouden. Tot slot is het mogelijk als oordeel uitstekend (voorbeeld voor anderen) te behalen, terwijl de eindbeoordeling maximaal goed kan zijn. De beoordelingswijze is onvoldoende. De theorie examens zijn voorzien van antwoordmodellen en deze zijn overzichtelijk. De proeven van bekwaamheid kennen vijf verschillende niveaus van beoordeling, deze worden per beroepstaak ingevuld. Uit de dossiers blijkt dat deze slechts worden aangevinkt en dat de ruimte voor opmerkingen, ook bij onvoldoende beoordeling niet wordt benut. De handreikingen voor de beoordelaar zijn minimaal. Bij een onvoldoende beoordeling van een werkproces is er voor de student, behalve het vinkje op de beoordelingslijst, geen zicht op de achtergronden van de onvoldoende waardoor er bij de student geen inzicht kan ontstaan over de verbeterpunten. Evenmin heeft de beoordelaar objectieve waarnemingen ter illustratie van de onvoldoende beoordeling.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 7 van 13
De beoordelaar heeft geen handreikingen voor het criteriumgerichte interview, in de onderzochte dossiers zijn geen verslagen van deze gesprekken aangetroffen. De transparantie is onvoldoende. Voor de studenten is het examenproces, zoals wanneer een examen gedaan kan worden en het tijdstip waarop, wel helder. Zij worden door het examenbureau goed geïnformeerd over het proces en de voortgang van het proces. De studenten zijn echter onvoldoende op de hoogte van de inhoud van het examen, de beoordelingscriteria en de wijze waarop met name de proeven van bekwaamheid en de criteriumgerichte interviews plaatsvinden. De afnamecondities zijn niet duidelijk en de aanwijzingen op de examenformulieren zijn in algemene termen gesteld. Juist voor studenten op een niveau 2 opleiding zijn duidelijkheid en structuur, zeker in een examensituatie essentieel. De examenprocessen van afname en beoordeling zijn onvoldoende. De examenactiviteiten sluiten, waar het de activiteiten van CBR en CCV betreft voldoende aan bij de toekomstige werksituatie. Deze examens worden separaat afgenomen om het vrachtwagenrijbewijs en de aantekening code 95, de basiskwalificatie vakbekwaamheid, op het rijbewijs te behalen. De proeve van bekwaamheid vindt plaats in de beroepspraktijk, het beroepenveld is bij de beoordeling betrokken doordat de praktijkopleider bij het examen aanwezig is en het oordeel afstemt met de praktijkbegeleider van het bedrijf. De betrouwbaarheid is onvoldoende. Het enige houvast dat de beoordelaars hebben is het beoordelingsformulier waarop duidelijke criteria voor de afname en het eindoordeel ontbreken. Hiermee kan niet worden gegarandeerd dat het examen van studenten op een vergelijkbare manier wordt afgenomen en beoordeeld. Omdat de praktijkopleider en de bpv begeleider de beoordelaars zijn en de handreikingen voor de examinering ontbreken, bestaat het risico dat objectieve en correcte beoordeling beïnvloed worden door de ervaringen tijdens de stage. De diplomering is onvoldoende. Zowel op het gebied van de besluitvorming als de verantwoordelijkheid van de examencommissie zien we belangrijke tekortkomingen, die leiden tot een onvoldoende oordeel. De examencommissie heeft het exameninstrumentarium niet voldoende beoordeeld. Hierdoor is er geen zicht op de inhoudelijke dekking van de examenopdrachten. De afdeling Transport en Logistiek heeft een sub examencommissie, de examencommissie is Markiezaat breed. De sub examencommissie komt bij elkaar op verzoek van het examenbureau. De rol die het examenbureau vervult is voornamelijk administratief, het proces van de examinering verloopt volgens een inzichtelijke procedure. Voordat het dossier naar het examenbureau gaat vindt er echter geen inhoudelijke controle plaats door een van de docenten of de studieloopbaanbegeleider. Deze controle wordt ook niet als onderdeel van de voortgangsbegeleiding meegenomen. Hierdoor kan het voorkomen dat studenten in deze fase alsnog bepaalde onderdelen moeten afronden. Dat is niet zorgvuldig. De sub examencommissie controleert de onderliggende documenten aan de hand van een voorstel van het examenbureau. Het is vooral een administratieve check op aanwezigheid van alle documenten, inclusief code 95. De verantwoordelijkheid van de examencommissie is onvoldoende geborgd. De examencommissie heeft te weinig zicht op de inrichting van het examenprogramma en heeft de onevenwichtigheid in de examens niet opgemerkt. Evenmin vergewist de examencommissie zich met gepaste grondigheid van de afname en beoordeling
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 8 van 13
van examens of de kwaliteit van de betrokkenen bij de examinering. Er vinden geen systematische evaluaties plaats, waardoor door studenten of andere betrokkenen geconstateerde onduidelijkheden ook niet meegenomen kunnen worden bij een verbeterproces. Ook de eigen werkwijze wordt niet systematisch geëvalueerd. De examencommissie heeft aangegeven incidenteel een steekproef genomen te hebben bij reeds gecorrigeerd werk, dit heeft echter niet tot een aanpassing van de werkwijze geleid. Daarnaast vertrouwt de examencommissie volledig op de administratieve controles van het examenbureau en voert geen eigenstandige activiteit uit. Door deze werkwijze is er geen sprake van deugdelijke en geborgde diplomering. Dit oordeel wordt versterkt doordat in een enkel dossier proeven van bekwaamheid zijn aangetroffen die onterecht als voldoende zijn beoordeeld. Bovendien ontbreken in alle onderzochte dossiers afsluitende positieve beoordelingen van de beroepspraktijkvorming die noodzakelijk zijn voordat er gediplomeerd kan worden. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 7.4.3. van de WEB: “Het examen van een beroepsopleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten.” Overige opmerkingen Wij hebben documenten over de programmering en begeleide onderwijstijd bekeken. De regeling voor het onderwijsprogramma en examens was nog in concept en niet voor aanvang van de opleiding vastgesteld. Op grond van de wet behoort het programma voor een bbl opleiding 200 klokuren per leerjaar te bevatten. Volgens de jaarplanning vindt in het tweede jaar begin maart het afsluitende examen plaats. Er is daarna dan ook geen begeleide onderwijstijd meer gepland. Herkansingen zijn nog mogelijk tot eind maart. (week 12 en 13 van 2015). De eerste lesdag is half september. Op grond van de planning worden de 200 begeleide klokuren in het tweede leerjaar zeker niet gehaald. Daarnaast is het de vraag of de geprogrammeerde uren begeleide onderwijstijd ook gerealiseerd worden. Het komt in ieder geval niet overeen met hetgeen gesteld is in de studiegids, te weten 248 uur begeleide onderwijstijd per leerjaar en met de opleidingsduur zoals genoemd in de onderwijsovereenkomst (van 1 augustus 2013 tot 31 juli 2015). Uit de aangepaste jaarplanning (opgesteld na het onderzoek) blijkt dat er weliswaar lesweken zijn ingepland tot en met week 26, maar dat het programma alleen gevuld wordt met casuïstiek (niet nader gespecificeerd) of It’s learning. Vanaf week 10 tot en met 17 staat rekenen (meten en meetkunde) op het programma en wordt wekelijks getoetst voor Frans. Vanaf week 18 is het programma onduidelijk en in week 27 is een proeve van bekwaamheid opgenomen. Deze komt niet voor in het examenprogramma.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 9 van 13
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 10 van 13
Bijlagen Bijlage I Normering kwaliteitsgebied De normen Op basis van het onderzoek spreekt de inspectie oordelen uit waarbij zij gebruik maakt van een normering. Deze bestaat uit: 1.
2. 3.
Een normering per indicator: wanneer wordt voldaan aan de indicator? Hiervoor gebruikt de inspectie portretten: de aangetroffen situatie voldoet aan de indicator indien deze over het geheel genomen voldoet aan de beschrijving in het portret. Het gaat hier om een weging van het geheel met hantering van toleranties. Een normering per aspect. Een normering per kwaliteitsgebied. Deze normering wordt hieronder toegelicht.
Bij het gebied Examinering en diplomering zijn alle aspecten als kernaspect aangegeven. Normering Examinering en diplomering Goed Voldoende
Onvoldoende Slecht
Aan alle standaarden is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. Aan alle standaarden is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. Aan één standaard is niet voldaan. Aan twee of drie standaarden is niet voldaan.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 11 van 13
Bijlage II Beoordeling indicatoren 91830 Chauffeur goederenvervoer Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie
2.2
Afname en beoordeling*
2.2.1 2.2.2
Authentieke afname Betrouwbaarheid
2.3
Diplomering*
2.3.1
Besluitvorming diplomering Verantwoordelijkheid examencommissie
2.3.2
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • •
pagina 12 van 13
Bijlage III Zienswijze instelling Bij brief van 10 maart 2015 met kenmerk ID/LdW/15-022 heeft de Raad van Bestuur van ROC West-Brabant aan de Inspectie van het Onderwijs de volgende zienswijze op bovenstaand rapport kenbaar gemaakt: Hierbij maak ik mijn zienswijze kenbaar op het definitieve rapport Onderzoek naar Kwaliteitsverbetering MBO, februari 2015, zoals dat in het najaar van 2014 heeft plaatsgevonden bij ROC West-Brabant. Ik constateer dat in het rapport geen rekening wordt gehouden met de maatregelen die het betreffende opleidingsteam heeft getroffen, zoals de overstap naar het inkopen van examens. Het team heeft zelf geconcludeerd dat om aan de huidige eisen ten aanzien van examinering te voldoen, over te stappen op een ander systeem de voorkeur geniet. Ik ben van mening dat uit het rapport nu een beeld ontstaat alsof ROC West-Brabant niets zou hebben ondernomen om de kwaliteit te verbeteren. Zo dat beeld zou ontstaan, vind ik dit onjuist. Tot slot hecht ik er aan te benadrukken - hetgeen u overigens ook heeft opgenomen in het rapport - dat het hier gaat om de beoordeling van de huidige examenkwaliteit van de reguliere opleiding Chauffeur Goederenvervoer uitgevoerd op locatie Markiezaat College ROC West-Brabant. Het gaat hier nadrukkelijk niet om een oordeel over de bedrijfsgerichte trajecten voor de opleiding Chauffeur Goederenvervoer die ROC West-Brabant heeft uitgevoerd.
Rapport Onderzoek naar kwaliteitsverbetering mbo – ROC West-Brabant
pagina 13 van 13