Onderwijsondersteuning (basis en arrangementen)
2014 - 2015 2015 Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 Postbus 87 9607 RJ Foxhol 9600 AB Hoogezand 0598 393699
[email protected] [email protected] www.wascholtenschool-foxhol.nl
INHOUD
Inleiding
4
1. Beleid onderwijsondersteuning 1.1 Inspectie 1.2 In de praktijk
6 6 7
2. ‘Zorgleerling’ wordt ‘leerling met specifieke ondersteuningsbehoeften’ 2.1 Schoolvorderingen 2.2 Specifieke ondersteuning
10 10 10
3. Variatie in zorg en begeleiding 3.1 Preventief handelen 3.2 Proactief handelen 3.3 Curatief handelen 3.4 Stroomschema (specifieke) onderwijsbehoeften 3.5 Competenties leerkracht 3.6 Eigenaarschap
12 12 12 12 13 18 18
4. Groepsplannen 4.1 Waarnemen 4.2 Begrijpen 4.3 Plannen 4.4 Realiseren
20 21 21 22 23
5. Groepsplanbespreking 5.1 ‘Critical friend’ 5.2 Leerlingbespreking
24 24 24
6. Leerlingenbesprekingen volgens de uitgangspunten van Handelingsgericht werken (HGW) 6.1 De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal 6.2 Aandacht voor het positieve 6.3 Constructieve samenwerking 6.4 Systematiek en transparantie
25 25 25 25 26
7. De cyclus van het handelingsgericht werken 7.1 Intakefase 7.2 Strategiefase 7.3 Onderzoeksfase 7.4 Groepsplannen 7.5 Ontwikkelingsperspectief
27 27 27 27 27 28
8. Ontwikkelingsperspectief 8.1 Verplichte ontwikkelingsperspectief 8.2 Gewenst ontwikkelingsperspectief 8.3 Inhoud ontwikkelingsperspectief 8.4 Opbrengsten OPP 8.5 Toetsen 8.4 Overgang voortgezet onderwijs
29 29 30 31 33 33 34
2
8.7 Eigenaarschap OPP 8.8 Capaciteiten leerlingen
37 37
9. Sociaal emotionele ontwikkeling 9.1 SCOL 9.2 LeerlingSCOL 9.3 Rots & watertraining
38 38 39 40
10. Administratie onderwijsondersteuning 10.1 Groepsmap 10.2 Leerlingenmap 10.3 GroepsZorgDossier 10.4 ‘Wat komt waar?’
42 43 43 43 44
11. Ketenpartners 11.1 GGD - de jeugdgezondheidszorg op school 11.2 School Maatschappelijk Werk 11.2 Meldcode 11.3 Verwijsindex 11.4 Ambulante begeleiding 11.5 Cedin 11.6 IB-netwerk
45 45 46 46 46 46 48 48
12. Achttien arrangementen Bijlagen: I. Schematische weergave van het handelingsgericht werken II. Verklaring van veel gebruikte termen en afkortingen III. escalatie ladder IV. HGPD V. Verzamellijst onderwijsbehoeften VI. stappen lees- / reken analyse VII. didactisch groepsoverzicht / groepsplan VIII. toets- / zorgkalender IX. agenda groepsplanbespreking X. overgangsprotocol XI. Format OPP XII School ondersteuningsprofiel (SOP) XIII meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling XIV protocol time-out, schorsing en verwijdering XV protocol medicijn versterking en medische handelen op basisscholen XVI protocol zeden zaken en maatschappelijke onrust XVII protocol communicatie met gescheiden ouders XVIII anti-pestprotocol XIX schoolregels
3
INLEIDING In het schooljaar 2014-2015 zullen we de zorg op onze school verder gaan ontwikkelen. We hebben de afgelopen jaren het accent in de zorg steeds verder weten te verschuiven van het geven van remedial teaching aan individuele kinderen, naar het meedenken met de leerkracht over een adequate aanpak van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de groep. De vragen van leerkrachten, ouders/verzorgers en leerlingen zijn steeds meer het uitgangspunt van de zorg worden. Daarbij gaat per 1 augustus 2014 Passend onderwijs van start. Dit houdt in dat wij onze mogelijkheden binnen onze zorg goed in kaart moeten brengen, zodat duidelijk is aan welke ondersteuningsbehoeften al dan niet binnen onze school tegemoet kan worden gekomen. Dit document, geschreven voor alle betrokkenen bij de W.A. Scholtenschool, is er op gericht leerkrachten te ondersteunen bij het leveren van die basisondersteuning aan leerlingen en ouders inzicht te geven in onze zorgroute. Daarbij hebben wij onze extra ondersteuningsmogelijkheden uitgewerkt in arrangementen. De uitgangspunten van dit handboek zijn: Praktische informatie voor alle medewerkers en betrokkenen bij de W.A. Scholtenschool; Uniformiteit in begrippen, herkenbare werkwijze en eenduidige procedures bij het bieden van ondersteuning en begeleiding op ondersteuningsniveau; Definiëren van kenmerken van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften; Systeem en werkwijze ondersteuning en begeleiding moet voor de leerling effectief en voor de leraar efficiënt zijn; Het handboek beschrijft een samenhangend systeem overeenkomstig de beginselen van Passend Onderwijs. Achter in dit handboek is een verklaring van veel gebruikte termen en afkortingen opgenomen (bijlage II). Jaarlijks worden de leerkrachten in de gelegenheid gesteld om adviezen, suggesties, aanbevelingen en wijzigingsvoorstellen omtrent de inhoud van dit handboek aan te bieden. De intern begeleider stelt het handboek jaarlijks bij en legt het voor aan team en uiteindelijk MR. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van de wet Passend Onderwijs. De structuur waarin de ondersteuning wordt geleverd is eenduidig: begrippen, procedures, regels zijn beschreven en het gebruik van de verschillende formats wordt getoond. Deze zijn in de bijlage opgenomen. Het handelingsgericht werken is het kader waarbinnen we de zorg gestalte geven (bijlage I). Bij handelingsgericht werken wordt uitgegaan van de leerling in zijn totaliteit. De leerlingkenmerken worden zo volledig mogelijk onderzocht en beschreven. Daarbij zullen we niet uitgaan van de zwakke kanten van de leerling, maar van zijn/haar sterke punten. De kenmerken die beschreven worden hebben te maken met: • de onderwijsbehoeften • de onderwijsleeromgeving • de thuissituatie • het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling Als alle aspecten van een leerling in kaart zijn gebracht, formuleren in eerst instantie de leerkrachten samen met ouders/ verzorgers, en indien mogelijk het kind zelf, samen actiepunten en praktische adviezen voor de onderwijspraktijk van alledag. Ook zal de intern begeleider hierin een rol kunnen spelen. Hiermee moet een leerkracht direct aan de slag kunnen. Pedagogisch optimisme is daarbij ons uitgangspunt. We geloven in de ontwikkelingskracht van mensen. Samen zullen we naar kansen, mogelijkheden en compenserende factoren zoeken om een leerling vooruit te helpen, waarbij niet
4
alleen de te behalen doelen voor de leerstof belangrijk zijn, maar daarbij ook het leren leren en het welbevinden van de leerling. We vinden het dus belangrijk dat zwakke leerlingen niet als zodanig gelabeld worden. Het gevolg hiervan kan namelijk zijn dat de eisen die aan deze leerlingen worden gesteld worden verlaagd en dat de leerlingen fysiek, sociaal en cognitief een bepaalde positie krijgen waar hij/zij niet meer uitkomt. Ook van deze kinderen moeten telkens de grenzen van het kunnen worden opgezocht om de volgende stap effectief te kunnen maken. Op basis van het door de school vastgestelde schoolondersteuningsprofiel (SOP) met de daarbij behorende arrangementen kan worden vastgesteld of een leerling met een zeer specifieke ondersteuningsbehoeften extra onderwijsondersteuning kan ontvangen. In principe geldt dat extra onderwijsondersteuning zoveel als mogelijk thuis- en schoolnabij wordt aangeboden. Het kan echter voorkomen dat leerlingen voor hun specifieke ondersteuningsbehoefte zijn aangewezen op een andere school met een meer passend ondersteuningsprofiel. De ondersteuningsprofielen van de scholen verschillen onderling en zullen de komende jaren steeds duidelijker en meer herkenbaar zijn voor leraren en ouders. Dit is een proces waar wij de komende jaren ook aan gaan werken: de kwaliteit van specifieke ondersteuning en begeleiding van onze school moet effectief blijken en voor langere tijd gegarandeerd zijn. Daarom zal dit document jaarlijks bijgesteld gaan worden. We willen ons graag verder professionaliseren. Onze punten m.b.t. verdere ontwikkeling leerlingenzorg zijn: • Kiva: Onze school zou graag op dit gebied verder ontwikkelen door KIVA op te starten binnen de school. Dit is een schoolbreed, preventief antipestprogramma. • ‘Met sprongen vooruit’: Doordat de leerkracht leert spelen met de rekenleerlijnen en beter inzicht heeft gekregen in alle tussenliggende stappen, is de leerkracht nog meer bekwaam om goede oefenlessen te geven. Deze interactieve oefenlessen worden door de kinderen als spelen ervaren, terwijl zij keihard aan het rekenen zijn. • ‘Handleiding voor jezelf’: dit is een praktische methode voor begeleiding van kinderen met ASS, ADHD e.d. Er worden veel thema's aangereikt die samen worden doorgenomen. Dat geeft mogelijkheden erop in te gaan, alternatieven voor gedrag te vinden en te kiezen. De methode heeft een opbouw om kinderen te leren hun eigen aandeel te gaan zien in conflicten. Er worden oplossingsmanieren aangeboden die bruikbaar en concreet zijn. • Video interactie begeleiding: Beeldcoaching is een praktische manier van oplossingsgericht coachen, waarbij er door microanalytisch te kijken naar video-opnames in de klas de leerkracht optimaal bewust wordt van zijn eigen effectieve handelen. Dit is een uitgangspunt om mogelijke veranderingen in gang te zetten. • ‘Sleeplezen’: Sleeplezen is een leesinterventietechniek die gebruikt kan worden voor stagnerende lezers. In Sleeplezen worden leesstrategie en leestherapie gecombineerd. De “gebruikte” leesstrategie wordt onmogelijk gemaakt door niet meer woord voor woord te laten lezen, maar de woorden gelijk te verbinden. Vloeiendheid en tempo zijn daarbij de belangrijkste items. Daarnaast is Sleeplezen zeer directief. De begeleider geeft plaats en richting aan en bepaalt het leestempo. Omdat het lezen al zo lang niet goed ging, heeft het lezen vaak tot de nodige frustraties en angsten geleid. Daarop is maar één antwoord: een altijd positieve benadering. Negatieve feedback is uit den boze en fouten mogen gemaakt worden. Er moet worden uitgelegd dat die fouten enkel en alleen het gevolg zijn van een methodiek die bij hen niet werkt. • Dyscalculie: mogelijkheden worden nog in kaart gebracht. Een uitwerking van onze ambities voor de toekomst zijn te lezen in ons schooljaarplan 1 Pameijer N. & van Beukering T, (2006) Handelingsgericht werken: een handreiking voor de interne begeleider, Leuven/Voorburg, Acco
5
1. Beleid onderwijsondersteuning 1.1 Inspectie In 2013 hebben we ons laatste inspectiebezoek gehad. In het rapport hiervan stond het volgende over de bevindingen, kwaliteits- en nalevingsprofiel. Uit het rapport: Bevindingen Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de bevindingen van de inspectie daarover. Uit dit overzicht valt op te maken dat op o.b.s. W.A. Scholtenschool de kwaliteit van het onderwijs op de meeste onderzochte indicatoren voldoende is. Het betreft hier met name de aspecten opbrengsten, leerstofaanbod, tijd, schoolklimaat, didactisch handelen en begeleiding. Opbrengsten De school is er in geslaagd om een stijgende lijn in de eindresultaten te realiseren. Na twee schooljaren onvoldoende scores op de eindtoets in groep 8, voldoet het resultaat in 2013 aan de minimumeis die de inspectie stelt. De eindopbrengsten zijn daarmee als voldoende beoordeeld. De prognose voor de komende twee schooljaren is echter niet gunstig en de school zal zich extra moeten inspannen om de resultaten van de huidige groep 6- en groep 7-leerlingen te verbeteren. De tussenopbrengsten zijn ook voldoende. Van de zeven toetsen (technisch lezen groep 3 en 4; rekenen en wiskunde groep 4, 5, 6; begrijpend lezen groep 5 en 6) die de inspectie bij de beoordeling heeft betrokken, zijn alleen begrijpend lezen en rekenen en wiskunde in groep 6 onvoldoende. Didactisch handelen De leraren leggen de leerstof over het algemeen duidelijk uit en weten de leerlingen voldoende actief te betrekken bij de onderwijsactiviteiten. Enkele leraren kunnen hun lessen nog effectiever maken door doelgerichter en interactiever te werken. Dit kan bijvoorbeeld door het lesdoel voor de leerlingen te verhelderen en te (laten) herhalen of door regelmatig te controleren of alle leerlingen de uitleg begrijpen. Begeleiding De school gebruikt een samenhangend geheel van instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. De leraren analyseren de toetsresultaten - ook van de meeste methode gebonden toetsen - en maken op grond daarvan groepsplannen om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Overigens laten de leraren zich bij de analyse sterk leiden door wat de methode biedt. Voor begrijpend lezen zijn de analyses daardoor meestal te mager. Verbeterpunten voor de onderwijskwaliteit Naast deze positief beoordeelde aspecten vraagt de inspectie aandacht voor enkele onderdelen waarvan de kwaliteit verbetering behoeft. Afstemming Hoewel de leraren in hun groepsplannen beschrijven dat sommige leerlingen extra instructie krijgen, verschilt de inhoudelijke kwaliteit van deze extra instructie per leerkracht. In de meeste gevallen gaat het om herhaling van de klassikale instructie of begeleidt de leraar de leerlingen bij het maken van de opgaven. Te weinig leraren kiezen bij de extra instructie voor een andere uitleg of concrete materialen om ervoor te zorgen dat ook de zwakste leerlingen de leerstof zelfstandig leren beheersen. Zorg De zorgstructuur op de W.A. Scholtenschool is herkenbaar en alle leraren werken op de afgesproken wijze met groepsoverzichten en groepsplannen. In de dagplanning van de meeste leraren is tijd gereserveerd voor hulp aan zorgleerlingen. De kwaliteit van de uitvoering van de zorg is echter sterk leraar afhankelijk en schoolbreed niet voldoende. De gestelde doelen en activiteiten zijn te globaal omschreven, niet gebaseerd op een probleemanalyse per leerling en niet sturend voor het handelen van de leraren. Ook in de dagplanning omschrijven de leraren niet of zeer globaal welke specifieke zorgactiviteiten worden uitgevoerd. Door het ontbreken van concrete evaluaties heeft de school geen zicht op de effectiviteit van de extra hulp.
6
Kwaliteitszorg Onderdelen van de kwaliteitszorg op de W.A. Scholtenschool zijn voldoende, maar voor verbetering vatbaar. De school houdt rekening met de onderwijsbehoeften van de leerlingenpopulatie, maar heeft haar overwegingen slechts globaal vastgelegd. De resultaten van de leerlingen worden twee keer per jaar geanalyseerd met het team, maar de kwaliteit van de analyse kan verbeteren door bij het zoeken naar oorzaken van onvoldoende prestaties ook het leerkrachthandelen expliciet te betrekken. Ook kan de school haar doelen nog ambitieuzer stellen en communiceren met ouders. Daarnaast is nog geen sprake van een cyclisch systeem van kwaliteitszorg waarbij het onderwijsleerproces systematisch geëvalueerd en geborgd wordt. Daardoor kan de kwaliteitsverbetering die de school nastreeft, stagneren. De betreffende indicatoren 9.3 en 9.5 zijn daarom als onvoldoende beoordeeld. De school schenkt voldoende aandacht aan mogelijke risico's in de sociale context van de school en de opvattingen en uitingen van leerlingen op het terrein van burgerschap en integratie. Omdat de kwaliteitszorg voor het onderwijs in burgerschap niet voldoende is uitgewerkt, heeft de inspectie indicator 9.7 als onvoldoende beoordeeld. Dit betreft de visie op burgerschap en de planmatige uitwerking daarvan en de verantwoording van de invulling die de school daaraan geeft. Ook wijst de inspectie erop dat de evaluatie van de resultaten van het onderwijs in burgerschap verdere uitwerking behoeft. Omdat de wetgever van scholen vraagt zélf te bepalen hoe burgerschap wordt ingevuld en daarin transparant te zijn, zijn een visie en planmatige uitwerking daarvan in het aanbod, alsmede de verantwoording in schoolgids en schoolplan, belangrijke voorwaarden. Conclusie Kwaliteit De inspectie concludeert dat de onderwijskwaliteit op o.b.s. W.A. Scholtenschool op een aantal van de onderzochte onderdelen verbeterd kan worden. De inspectie handhaaft het reeds toegekende basisarrangement. De bevindingen zullen worden betrokken bij de eerstvolgende risicoanalyse, waarbij opnieuw de vraag aan de orde is of het toezichtarrangement eventueel moet worden aangepast. Naleving De inspectie concludeert tevens dat er geen tekortkomingen zijn in de naleving van de wettelijke voorschriften die zijn gecontroleerd.
1.2 De praktijk De meeste vierjarigen die aangemeld worden bij ons op school zijn naar de peuterspeelzaal geweest. In sommige gevallen zijn in deze periode de leerlingen die extra zorg nodig hebben al gesignaleerd. Nadat de ouders/verzorgers toestemming hebben gegeven krijgen wij vanuit de peuterspeelzaal een overdrachtsformulier van de nieuwe kleuters. Hiermee zijn we in het voordeel: de groepsleerkracht weet al wat van het kind en kan daarmee beter aansluiten op de diverse onderwijsbehoeften van de nieuwe kleuter en het kind daarmee sneller op zijn gemak stellen. Daarbij zijn wij als school verplicht om binnen zes weken een OPP op te stellen als bij een aanmelding al duidelijk is dat er extra zorg vanuit het samenwerkingsverband nodig is. Als de leerling aangemeld wordt bij ons op school zullen we, nadat we de aanmeldingsformulieren hebben ontvangen, een kennismakings- /intakegesprek plannen met de ouders. Hier zullen ook de eerste kindkenmerken in naar voren komen. Leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften worden echter in de meeste gevallen door de leerkracht gesignaleerd. Wij gaan er vanuit dat elke leraar bij ons op school een professional is, die zijn ondersteuningsmaatregelen voor leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte goed overdenkt, analyseert en organiseert. Deze analyse en planning wordt schriftelijk vastgelegd en met betrokkenen besproken. Bovendien evalueert de professionele leraar op een systematische wijze de effecten van zijn handelen en legt hij deze effecten, maar ook de daar uit voortvloeiende aanbevelingen en afspraken schriftelijk vast. De leerkracht heeft drie mappen in de klas waarin dergelijke zaken worden bijgehouden (een leerlingenmap, een groepszorgdossier en een groepsmap). Elke leerkracht heeft een ‘critical friend’, welke meedenkt met de leerkracht tijdens een groepsplanbespreking. Indien gewenst schuift de intern begeleider hier ook bij aan. De leerkracht
7
maakt een journaal van de gesprekken, verwerkt de onderwijsbehoeften in een didactisch groepsoverzicht en clustert leerlingen in een groepsplan om de hulp goed vast te leggen. Alleen incidenteel wordt er een individueel ontwikkelingsperspectief opgesteld voor een leerling. Belangrijke voorwaarden van een effectieve en efficiënte uitvoering van de ondersteuning van een leerling zijn: • een goede samenwerking en een heldere communicatie tussen de leerling, ouders en betrokken leraren; • voorkomen van onnodige administratie en dubbelingen in de verslaglegging; • de ondersteuning van en door collega’s en een intern begeleider; • een effectieve samenwerking tussen de leerkrachten, de intern begeleider en de directeur. Als blijkt dat een kind op een bepaald gebied extra ondersteuning nodig heeft, gelden voor onze school de volgende richtlijnen op het gebied van ondersteuning en begeleiding: 1. de school kan preventieve, proactieve en curatieve ondersteuning verlenen aan haar leerlingen; 2. de school hanteert voor haar ondersteuningsbeleid de eisen die het toezichtkader van de onderwijsinspectie stelt aan zorg en begeleiding (zie waarderingskader); 3. De leerkrachten voldoen aan de professionele eisen zoals vastgelegd in het Besluit Bekwaamheidseisen; Onze school voldoet aan de eisen die gesteld zijn voor de zogenoemde basisondersteuning van leerlingen. Dit houdt in dat leerkrachten werken volgens de afspraken beschreven in dit document “Onderwijsondersteuning” en samenwerken met collega’s en IB in collegiale consultatie. Ook werken leerkrachten zo nodig met inzet van de expertise van andere scholen en/of met de ketenpartners. Daarnaast bieden leerkrachten ook zonder diagnose of indicatiestelling curatieve ondersteuning aan leerlingen, waarbij de ondersteuning planmatig wordt uitgevoerd. Wij geven steun aan leerlingen die daar, op grond van hun specifieke eigenschappen, om vragen. Deze steun kan de school veelal zelf regelen en leveren, omdat het past binnen de kaders van ons eigen onderwijsondersteuningsprofiel. Soms is de ondersteuning vanuit de eigen school niet genoeg en heeft een leraar behoefte aan hulp bij het bieden van de juiste onderwijsondersteuning aan een leerling. Deze hulp en ondersteuning voor de leerkracht kan bestaan uit: 1. Stellen van een diagnose bij een leerling; 2. Collegiale consultatie, begeleiding of coaching; 3. Vragen van een advies of consult bij een specialist; 4. Gelegenheid tot scholing (POP); 5. Praktische ondersteuning (evt. onderwijsassistent, klassenassistent); 6. Extra budget om de leerkracht in de gelegenheid te stellen specifieke onderwijsondersteuning te bieden. In enkele gevallen zal het zo zijn dat wij niet kunnen voldoen aan de ondersteuningsbehoeften van een leerling. Dan moet worden gekeken of er scholen zijn die een meer passend ondersteuningsprofiel hebben. Bij een verwijzing wordt rekening gehouden met: • De wensen van de ouders; • De mogelijkheden van de school; • De steun in de thuissituatie; • De beschikbaarheid van de hulpverlening in het gezin.
8
Bij problemen in de thuissituatie kan er na overleg met de ouders/verzorgers en IB’er een beroep worden gedaan op School Maatschappelijk Werk of de sociaal verpleegkundige kan worden ingeschakeld. Zij kunnen specifieke hulp bieden in de thuissituatie.
9
2. ‘Zorgleerling’ wordt ‘leerling met specifieke ondersteuningsbehoeften’ Een leerling met specifieke onderwijsbehoefte noemden we voor 1 aug 2014 meestal een ‘zorgleerling’. In het voorstel van de wet op het Passend Onderwijs is het woord ‘zorg’ geheel verdwenen. In plaats daarvan wordt over ‘ondersteuning’ gesproken. Kortom: de ‘zorgleerling’ wordt met de komst op de wet Passend onderwijs een leerling die ‘specifieke ondersteuning in het onderwijs nodig heeft’. Dit is een leerling waarvan de onderwijsloopbaan niet naar verwachting verloopt; deze leerling valt op of valt uit. De leerkracht gaat bij het bepalen van de juiste onderwijsondersteuning van een leerling met een specifieke ondersteuningsbehoefte uit, van de volgende signalen: • Schoolvorderingen van de leerling; • Mogelijkheden van de leerling gerelateerd aan de beperkingen of belemmeringen van die leerling; • Gesprekken met ouders. 2.1 Schoolvorderingen Leerlingen die een specifieke onderwijsbehoefte hebben, krijgen extra ondersteuning van de leerkracht. Extra zorg kan zich voordoen op het gebied van het leren, de werkhouding, het sociaal emotioneel functioneren of de thuissituatie van het kind. Uitval of stagnatie kan worden vastgesteld met behulp van de volgende instrumenten: • observatie en registratie systeem DORR voor de groep 1/2 • handelingsgerichte observaties; • gegevens dyslexie / dyscalculie protocol • de toetsen van het leerlingvolgsysteem van CITO • de methodegebonden toetsen • SCOL / LeerlingSCOL Op basis van o.a. de informatie uit het leerlingvolgsysteem bepaalt de leerkracht of de leerling extra begeleiding of specifieke ondersteuning nodig heeft. Leerlingen die in hun ontwikkeling een achterstand van een half jaar of meer hebben opgelopen, zijn potentiële leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften (IV -V score bij de Cito-toetsen). In een analyse gaat de leerkracht na of - en zo nodig waarom - de ontwikkeling van de leerling stagneert. Soms is er echter geen sprake van een achterstand van een half jaar of meer, maar wel van een stagnatie. Hierbij kan men denken aan een tijdelijke terugval in resultaten, stagnatie door leesproblemen, gedragsproblemen, sociaal-emotionele problemen of dyscalculie. De leerkracht moet ook zeer alert zijn bij stagnaties van leerlingen - met name bij meer- en hoogbegaafde leerlingen (bijv. terugval van I+ naar III score) – met daarbij de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerlingen. 2.2. Specifieke ondersteuning In de praktijk zijn er drie groepen leerlingen die voor specifieke ondersteuning (meer dan in het basisprofiel beschikbaar is) in aanmerking komen: • Leerlingen met ernstige leer- en/of gedragsproblemen; • Leerlingen met beperkingen (belemmering of handicap) of stoornissen; • Leerlingen met (andere dan hierboven vermelde) specifieke onderwijsbehoeften.
10
Kenmerk van een stoornis en beperking is dat deze onomkeerbaar zijn en daarmee – in ieder geval door het onderwijs – niet te verhelpen. Maar leerkrachten kunnen er wel rekening mee houden (bijvoorbeeld met een pedagogische, didactische of medische aanwijzing). Zolang een stoornis of beperking de dagelijkse gang van zaken in de klas of de veiligheid van andere leerlingen niet in gevaar brengt, kan de leerling op school blijven. Anders volgt na begeleiding en/of corrigerende activiteiten mogelijk schorsing of verwijdering. Wij hanteren daarbij een escalatieladder (zie bijlage III) en het protocol schorsing en verwijdering (bijlage XIV). Ons uitgangspunt is dat leerlingen met een beperking of een stoornis op onze school kunnen blijven, tenzij een alternatieve aanpak, zeer specifieke onderwijsondersteuning of extra veel tijd nodig is om de gestelde doelen te halen. De aanpak en de doelen staan beschreven in groeiplan of in een OPP. We hebben onze mogelijkheden binnen onze school, maar ook onze grenzen beschreven in hoofdstuk 12: onze arrangementen. Onze ‘contextgegevens’ - aantal kinderen opgesplitst naar ondersteuningsbehoefte in het schooljaar 2014-2015: Leerlingen met specifieke onderwijsondersteuning: Aantal: Externaliserend gedrag Internaliserend gedrag Syndroom van Down 0 Grote onrust- en concentratieproblemen Leerlingen in de bovenbouw met grote leerachterstanden 2 Chronisch zieke leerlingen 0 Leerlingen met een fysieke beperking 0 Leerlingen met levensbedreigende ziekte 0 Leerlingen met problemen in het sociale contact Hoogbegaafde leerlingen 0 Tijdelijke plaatsing in een specifieke voorzing via symbiose 0 Flexibele plaatsing in een specifieke voorziening (SBO-BAO) 0 Leerlingen met hechtingsproblematiek
11
3.Variatie in ondersteuning en begeleiding Bij ons op school maken we onderscheid tussen drie vormen van ondersteuning in de basisondersteuning: 1. Preventief handelen 2. Proactief handelen 3. Curatief handelen 3.1. Preventief handelen Leerkrachten richten hun onderwijs zodanig in, dat zij hun onderwijs afstemmen op hun leerlingen, met als doel het leerproces effectiever te laten verlopen. Een leerling moet de lessen kunnen volgen. Het mag niet voorkomen dat een les veel te moeilijk voor een leerling is, of dat de leerlingen zich vervelen omdat de aangeboden stof veel te gemakkelijk is. De school werkt met verschillende niveaugroepen. Het aanbod wordt beschreven in didactische en pedagogische groepsplannen. In groepsplan is terug te vinden welke leerling welke leerroute volgt. Als blijkt dat een leerling in zijn dagelijks werk uitvalt, wordt daar tijdens de lessen direct op geanticipeerd. Deze leerlingen worden in de dagplanning opgeschreven en met een marker gearceerd. De leerkracht noteert het doel en evalueert in steekwoorden hoe het verloop van de les is geweest. Dit om te voorkomen dat een leerling uitvalt tijdens de methode gebonden toetsen. Passend onderwijs houdt in dat het onderwijs, zoveel als mogelijk, afgestemd is op de verschillende leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen. De leerkracht sluit aan bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. De leerkracht maakt daarbij gebruik van uiteenlopende materialen (o.a. groepsoverzichten) in instructieroutes (IGDI). Deze preventieve ondersteuning is gebaseerd op het handelingsgericht werken (HGW), het opbrengst gericht werken (OGW) en de 1-zorgroute. 3.2.Proactief handelen Bij het werken met groepsplannen is het belangrijk dat zwakke leerlingen de kans krijgen om zelfstandig te kunnen werken en te leren, zodat ook zij het gevoel hebben dat ze ‘op eigen houtje’ kunnen presteren. Meerbegaafde leerlingen die toevallig goed zijn in het zelfstandig werken en nogal timide zijn, hebben ook hun specifieke instructie- en ondersteuningsbehoeften. Door clustering van de instructie- en ondersteuningsbehoeften krijgt iedere leerling voldoende aandacht. De leraar volgt het onderwijsproces van de verschillende subgroepen en kan zo nodig bijsturen en/of tijdig ingrijpen. De leerkracht toont in de dag- of weekplanning aan dat hij het onderwijsaanbod afstemt op de specifieke onderwijsbehoeften en hulpvragen van de leerlingen. In de planning is aangegeven welke leerlingen, op welk moment van de dag of week, specifieke ondersteuning krijgen. De activiteiten worden, waar mogelijk, kort en bondig geëvalueerd (steekwoorden opnemen).Dit heet proactief handelen. De inspectie noemt dit proactieve zorg. 3.3. Curatief handelen Leerlingen die ondanks alle preventieve en proactieve zorg uit de boot dreigen te vallen komen in aanmerking voor de curatieve zorg. Zij hebben een ernstige achterstand opgelopen en er zal worden geprobeerd, deze weer in te halen. Wat er zal worden gedaan aan de kern van het probleem waardoor die achterstand is opgelopen, hoe en door wie, wordt beschreven in een Ontwikkelingsperspectief (OPP). Soms is die achterstand niet meer in te halen en werkt de leerling
12
volgens een aangepast programma. Het werken met ontwikkelperspectieven moet in beperkte mate toegepast worden. In de meeste gevallen bieden groepsoverzichten en groepsplannen (uitgesplitst per vakgebied) voldoende mogelijkheden om de juiste curatieve zorg te bieden. De curatieve ondersteuning van de school is primair gericht op het wegwerken van achterstanden bij leerlingen en het aanpakken van problemen die zich voordoen. Het gaat hier ook om het corrigeren van wat fout is gegaan, of niet volgens wens is verlopen in de aanpak of opvang van leerlingen met sociaal-emotionele problemen. Leerlingen met een achterstand van een half jaar of meer worden gedefinieerd als leerling met zeer specifieke ondersteuningsbehoeften, tenzij wij kunnen aantonen dat de ontwikkeling van de leerling volgens verwachting is. De curatieve ondersteuning staat planmatig beschreven in het groepszorgdossier (GZD). 3.4. Stroomschema (specifieke) onderwijsbehoeften (zorgroute) Stap Signaleren Hoe los je het op? 1. Preventief handelen
Signaleren fouten in dagelijks werk
2. Proactief handelen
Signaleren veel fouten in methodetoetsen
3. Curatief handelen
Signaleren CITO- IV score of een groot verschil tussen deze score en de score van vorige keer (je verwacht dat dit probleem op te lossen is binnen verlengde instructie)
4. Extra ondersteuning voor de leraar
Signaleren CITO –IV of groot verschil tussen deze score en de score van vorige keer (Je hebt al 3 weken verlengde instructie
Analyse welk probleem Gesprek met leerling Voor- of verlengde instructie (GP) Extra oefenen tot het probleem is opgelost Analyse welk probleem Gesprek met leerling Voor- of verlengde instructie: (tijdelijk) bijstellen GP Huiswerk indien nodig Gesprek met ouders Analyse welk probleem Collegiale consultatie/ IB: kopblad HGPD invullen Gesprek met leerling Voor- of verlengde instructie Didactische aanwijzingen (DA) of Pedagogische aanwijzingen (PA) in GP Huiswerk indien nodig Gesprek met ouders Analyse welk probleem OPP 1 – eventueel bijlage GP IB Gesprek met leerling Indien noodzakelijk:
Waar noteer je de hulp? groepsmap: dagplanning: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt?
Hoe lang? Max. 4 weken 3x per week
groepsmap: dagplanning: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt?
Max. 4 weken 3x per week
GZD: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt? (ook kort in dagplanning)
Max. 4 weken 3x per week
GZD: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt? (ook kort in dagplanning)
Max. 2x10 weken 3x per week
13
uitgevoerd of je verwacht dit probleem niet op te lossen met verlengde instructie) Signaleren na V-score ontwikkelingsperspectief nog steeds onvoldoende scores maar je verwacht het probleem op te lossen
Huiswerk indien mogelijk en directie inlichten Gesprek met ouders Analyse welk probleem Gesprek met leerling OPP 2 IB Huiswerk indien mogelijk Gesprek met ouders
GZD: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt? (ook kort in dagplanning)
Max 10 weken 3x Per week
6. OPP/ Commissie Passend Onderwijs
Signaleren na 2 individuele ontwikkelperspectieven geen of onvoldoende effect
IB CLB Eventueel extern onderzoek Aanmelden CPO: arrangement of verwijzing? Gesprek met ouders OPP3 tot anders wordt beslist
GZD: korte omschrijving wie, wat en wanneer? Is het gelukt? (ook kort in dagplanning)
Tot moment dat anders beslist wordt
7. CvA
Mogelijkheden: arrangement of verwijzing SO / SBO
Mogelijkheden: arrangement of verwijzing SO / SBO
TLV invullen
-
5. OPP
Toelichting stroomschema (specifieke) onderwijsbehoeften: Stap 1: Preventief handelen Leerlingen met achterstanden en/of leerlingen waarvan de ontwikkeling stagneert (dagelijks werk) blijven niet onopgemerkt. Actie: Observeren, analyseren, differentiëren: noteren in dagplanning. De leerling komt voor nader onderzoek van de leraar in aanmerking. De leerkracht past het aanbod van de dagelijkse leerstof (tijdelijk) aan (instructieafhankelijk, instructiegevoelig, instructieonafhankelijk). Stap 2: Pro-actief handelen: De leerling heeft extra tijd voor oefenen nodig; de leerling begrijpt de leerstof op de aangeboden wijze niet (methode gebonden toetsen). Een alternatieve leerroute is noodzakelijk. De leerling heeft behoefte aan extra steun en begeleiding. Actie: De leerkracht gaat na op welke wijze er in aanbod, instructie of verwerking (tijdelijk) gedifferentieerd kan worden.
14
Vaststellen alternatieve leerroute en meer tijd om te oefenen. Verzamelen van nadere gegevens voor eventueel nader onderzoek. De leerkracht schrijft een didactische aanwijzing (DA) of een pedagogische aanwijzing (PA) in het groepsplan (GP). (Dus -tijdelijk- bijstellen GP) Bij het benoemen van onderwijsbehoeften van een leerling geeft de leerkracht in het GP aan welke doelen worden nagestreefd en wat het kind (extra) nodig heeft om deze doelen te bereiken. Dit is terug te zien in de dagplanning. Stap 3: Curatief handelen: Leerlingen met grote achterstanden (half jaar of meer) en/of leerlingen waarvan de ontwikkeling stagneert blijven niet onopgemerkt. Na analyse van de problemen (en afhankelijk van het resultaat ervan) komt de leerling in aanmerking voor planmatige ondersteuning. Actie: De leerkracht schrijft een concrete probleemstelling en maakt een probleemanalyse (beschrijven in het GP / OPP). De leerkracht gaat na wat de belemmering in het leren veroorzaakt. De leerkracht gaat na wat er nodig is om het onderwijsleerproces weer op gang te brengen. De leerkracht overweegt een nadere diagnose of hulp van externe deskundigen, maar gaat eerst na waarom hij handelingsverlegen is. De leerkracht consulteert zonodig een andere leerkracht of de intern begeleider. Problemen kunnen zich voordoen als de leerkracht onvoldoende weet van een leerling om de onderwijsbehoeften te bepalen. Nader onderzoek kan uitkomst bieden, maar dat onderzoek kan alleen opgestart worden wanneer de onderzoeksvraag van de leerkracht concreet uitgewerkt is. Het onderzoek en de onderzoeksvragen worden door de leerkracht uitgewerkt in het kopblad van het HGPD-formulier. Daarin staat ook te lezen wat de leerkracht al gedaan heeft en waarom hij handelingsverlegen is.
• • • • •
Begeleiding voor de leraar: Een collega werkt mee aan collegiale consultatie; De intern begeleider treedt op als adviseur en coach van de leerkracht; De intern begeleider zorgt er voor dat de juiste procedure wordt doorlopen; De leerkracht consulteert zo nodig, i.s.m. de intern begeleider de CLB of een AB; De leerkracht toont aan dat hij de ouders voldoende op de hoogte heeft gesteld (handtekening ouders op het OPP of een verslag van het gesprek met de ouders).
Stap 4: Extra ondersteuning voor de leraar De onderwijsbehoeften van de leerling zijn wel bekend, maar hieraan kan in de huidige groep of met de huidige werkwijze van de leerkracht niet voldaan worden. Er wordt voor gekozen om (deels) een OPP op stellen, als bijlage op het GP. De leerling doet mee met de instructie van de groep en gaat alleen de leerstof die het echt niet beheerst, op eigen niveau verwerken. (gebruik routeboekjes) Actie: De leerkracht en de intern begeleider onderzoeken de mogelijkheden om de onderwijssituatie zodanig te veranderen opdat er aan de onderwijsbehoeften van de leerling voldaan kan worden.
15
De directeur wordt ingelicht en wordt zonodig hierbij betrokken (aanpassen werkplek, gebouw, aanschaf materialen, andere leraar, e.d.) . Stap 5: OPP Wanneer de hulpvraag van de leerling zéér specifiek is, kan ervoor worden gekozen om een individueel ontwikkelingsperspectief voor die leerling op te stellen. De leerkracht en de intern begeleider doen een verzoek tot nader onderzoek door een specialist (evt. psychologisch onderzoek met intelligentiebepaling) bij de CLB. Zo’n onderzoek is nodig bij het ontwikkelen van een verplichte OPP. Een OPP is een voorziening om leerlingen met zeer specifieke onderwijsbehoeften passend onderwijs te bieden. Daarbij maken wij een onderscheid tussen ‘verplichte ontwikkelperspectieven’ en ‘gewenste ontwikkelperspectieven’. Ook wordt in de OPP het uitstroomperspectief aangegeven, daarvoor een ‘voorlopig uitstroomperspectief op basis van de gegevens op dat moment’. De leerkracht schrijft (al dan niet met hulp van de IB) een OPP. De leerkracht en de intern begeleider zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het zorgdossier. De ondersteuningsbehoefte van de leerling en/of de leerkracht wordt besproken met de CLB. Actie: De leerkracht schrijft (als dan niet m.b.v. IB) een gewenste OPP. Stap 6: Commissie Passend Onderwijs Wanneer de basisondersteuning onvoldoende tegemoet komt aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de leerling, is extra ondersteuning nodig. Deze wordt bekostigd uit de financiële middelen van het Samenwerkingsverband. De school volgt de ”procesgang handelingsgericht arrangeren’ en betrekt de ouders hier bij vanaf het begin. De commissie zal: Vaststellen Waarom extra ondersteuning nodig is. - Op welke wijze is een orthopedagoog / GZ psycholoog (generalist) bij de leerling betrokken? (denk aan: onderbouwing van het waarom) - Wat vinden de ouders en wat vindt de leerling zelf van de gewenste ondersteuningsbehoefte? - Hoe ziet het ontwikkelingsperspectief (OPP) eruit en geeft dat voldoende richting? - Wat is de integrale beschrijving van de stimulerende en belemmerede factoren in relatie tot de onderwijsbehoefte en het beoogde uitstroomperspectief? M.a.w. antwoord op de vraag: wat is er aan de hand? - Het Vraagprofiel Instrument kan worden ingezet voor het bepalen van de onderwijs ondersteuningsbehoefte van de leerling en de benodigde ondersteuning. Vaststellen Wat er nodig aan extra ondersteuning is. - Welke ondersteuning is al ingezet door de aanvragende school? - Wat heeft die ondersteuning opgeleverd (effecten, opbrengsten)? - Welke relevante informatie (LOVS, verslagen, observaties) onderbouwt de aanvraag? - Welke aanvullende deskundigheid (RET) is nodig in relatie tot de behoefte? - Beschrijving van het afwijkende onderwijsaanbod en gerealiseerde doelen? - Wat is concreet nodig om de leerling het passende arrangement te bieden? - De matrix wordt aangevuld met wat verder nodig is. - Op welke wijze zijn de ouders betrokken bij het vullen van de matrix?
16
Vaststellen Waar de extra ondersteuning gerealiseerd kan worden. - Kan de extra ondersteuning worden gerealiseerd op de huidige reguliere basisschool? - Kan het worden gerealiseerd binnen een andere reguliere basisschool in de regio? Dan: Vaststellen Hoe de extra ondersteuning gerealiseerd kan worden. - Toekennen van het budget aan de basisschool. - Vastgesteld wordt de hoogte van het budget van het arrangement (faciliteren). - Vastgesteld wordt door wie de extra ondersteuning wordt uitgevoerd. - Vastgelegd worden evaluatie momenten, effecten en opbrengsten. - Hoe is vastgesteld dat de extra ondersteuning niet binnen de reguliere basisschool kan worden gerealiseerd? Dan: - naar volgende stap: Commissie van Advies. Stap 7: Commissie van Advies (C.v.A.) Wanneer de basisondersteuning onvoldoende tegemoet komt aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de leerling, is extra ondersteuning nodig. Deze wordt bekostigd uit de financiële middelen van het Samenwerkingsverband. De school volgt de ”procesgang handelingsgericht arrangeren’ en betrekt de ouders hier bij vanaf het begin. Wanneer de extra ondersteuning niet geboden kan worden in de reguliere school, wordt een ToeLaatbaarheidsVerklaring (TVL) aangevraagd voor het SBO of het SO. Om een leerling toegang te verlenen tot het SBO, SO & VSO vereist de wet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). De besturen van de SWV-en hebben met de invoering van Passend Onderwijs de wettelijke taak de TLV af te geven. De commissie van advies adviseert het bestuur van het SWV over het afgeven van de TLV. De CvA bestaat uit 2 deskundigen: - Orthopedagoog generalist of GZ-psycholoog - Deskundige met specifieke expertise, afhankelijk van de hulpvraag van de leerling en het schooltype waar het kind naar verwezen wordt. Het schoolbestuur/bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven vraagt de TLV aan. De school die de aanvraag voor de TLV opstelt en de beoogde school voor SBO of (V)SO bereiden de aanvraag gezamenlijk voor/hebben contact over de aanvraag om er zeker van te zijn dat de beoogde school de meest passende plek is voor de leerling en er daadwerkelijk een plek beschikbaar is na aanmelding. Indien ouders en school het oneens zijn over het aanvragen van een TLV geeft de website www.passendonderwijsgroningen.nl onder de button ‘ Commissie van Advies’ meer informatie over de: - Interne route om tot consensus te komen; - Procedure schorsen en verwijderen bij geschillen; - Voornemen tot een negatief advies door de CvA; - Procedure Bezwaar Besluit Toelaatbaarheid. De IB’er en de leerkracht van de school waar de leerling staat ingeschreven stelt de aanvraag voor een TLV op. De aanvraag is altijd voorzien van een deskundigenadvies. De inzet van de deskundige is afhankelijk van het schooltype en de specifieke hulpvraag. Hij/zij stelt de integrale onderbouwing op van de TLV-aanvraag. Deze deskundige kan een Orthopedagoog generalist, GZ psycholoog of een Medisch specialist zijn.
17
Op de website www.passendonderwijsgroningen.nl kan onder de button ‘ Commissie van Advies’ de formulieren voor de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring inclusief een procesgang ‘integrale onderbouwing’ gevonden worden. Hierbij kan de school onderwijsprofessionals met specifieke expertise inschakelen die helpen het schoolondersteuningsteam vast te stellen wat er nodig is en wat er mogelijk is o.a. door de inzet van: - het expertise- en consultatieteam (ECT); - aanvullende expertise vanuit cluster 1, 2, 3 of 4; - expertise vanuit gemeenten/ketenpartners. De kwaliteit van het inhoudelijk voortraject in de school en de kwaliteit van de TLV-aanvraag bepalen in hoge mate de snelheid waarmee de CvA advies kan uitbrengen aan het bestuur van het SWV. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het bewaken van de termijnen bij de aanvraag van een TLV. Na een positief advies van de CvA krijgen de ouders hierover bericht en een kopie van de beschikking. Vervolgens kunnen zij hun zoon/ dochter aanmelden bij de school voor SBO of (V)SO. Echter: Uitgangspunt van de W.A. Scholtenschool is, dat leerlingen met een beperking of een stoornis op onze school kunnen blijven, tenzij een alternatieve aanpak, zeer specifieke ondersteuning of (te)veel extra tijd nodig zijn om de gestelde doelen te halen. 3.5 Competenties van leerkracht Een leerkracht die werkzaam is op de W.A. Scholtenschool moet bij het verlenen van de juiste ondersteuning en begeleiding in staat zijn om te signaleren, een ontwikkelingsperspectief op te stellen en uit te voeren. De intern begeleider ondersteunt de leerkracht daarbij op verschillende manieren en met verschillende rollen. De intern begeleider treedt afwisselend op als procesbegeleider, opdrachtgever, adviseur, informant, medeonderzoeker of overlegpartner.
1. 2.
3. 4.
5.
Hieronder staan de specifieke competenties voor het bieden van adequate ondersteuning en begeleiding voor leraren in het regulier basisonderwijs beschreven: Een leerkracht is in staat om op adequate wijze de administratie van de groepsmap, het groepszorgdossier en de leerlingmap bij te houden; Een leerkracht is in staat om een groepsplan (GP) en, samen met de IB’er voor een leerling met specifieke onderwijsbehoeften, een ontwikkelingsperspectief (OPP) ontwikkelen, schrijven, uitvoeren en evalueren. Een leerkracht heeft kennis van de vakinhoudelijke doorgaande lijn, ontwikkelingspsychologie en van de meest voorkomende belemmeringen en handicaps van leerlingen in het regulier basisonderwijs; Een intern begeleider is het eerste aanspreekpunt voor leerkrachten bij de uitvoering van het zorgbeleid in de school, is innoverend en onderhoudt een goede werkrelatie met iedere afzonderlijke leerkracht. De intern begeleider heeft, naast taakinhoudelijke kennis, voldoende bekwaamheden op het gebied van gespreksvaardigheden, coachingsvaardigheden en teamleidingsvaardigheden; De directeur van de school is de onderwijskundig leider en daarmee eindverantwoordelijke voor een deugdelijke uitvoering van het ondersteuningsbeleid van de school. 3.6 Eigenaarschap Taken Voorbereiding
Leraar Leraar gebruikt de drie mappen Registreren, signaleren,
IB Procesbewaking van de dossiervorming Coach en adviseur van
CLB Uitvoering aangevraagde consultatie Consult via mail, telefoon,
18
Uitvoering
analyseren, diagnosticeren Planmatig handelen: GP, OPP
Regie in proces
Regie naar ouders
Procesbewaking
Evalueren
Melden Kindermishandeling Preventieve activiteiten (logopedie, speltherapie, faalangst etc.)
Meldcode Advies naar ouders Hulpvraag naar de IB
de leraar
direct contact
OPP procesbewaking Aanmelding CLB Aanmelding CvI Regie extern
Scholing IB via samenwerkingsverband
Controle zorgdossiers Invullen verwijsindex Meldcode Aanvraag en verzoek naar CLB of sociaal verpleegkundige
Regie richting CvI en samenwerkingsverband aanvragen Advisering leerkracht en IB Meldcode CLB prioriteert, administreert en informeert
19
4. Groepsplannen In de afgelopen hoofdstukken hebben we onze zorgroute beschreven. We gaan nu wat dieper in op de inhoud van de documenten zelf en de fasen die daarbij geheel volgens HandelingsGerichtWerken worden doorlopen. We beginnen vanzelfsprekend met het groepsplan; de gele cirkel hebben we in dit hoofdstuk uitgewerkt. Vervolgens gaan we in de hierop volgende hoofdstukken de buitenste, blauwe baan toelichten.
Afgelopen schooljaren hebben wij leren werken met groepsplannen. De leerkracht werkt hierbij, afhankelijk van de doelen, met didactische en/of pedagogische groepsplannen. Didactische groepsplannen zijn primair gericht op het behalen van leerdoelen. Pedagogische groepsplannen zijn er meer op gericht op vaardigheden die te maken hebben met het schoolklimaat en het pedagogisch proces. Didactisch groepsplannen hebben we de afgelopen jaren al toegepast. Het komende schooljaar zullen we experimenteren met het opstellen van pedagogische groepsplannen. In het laatste geval zal er d.m.v. een Rots en water training een invulling aan worden gegeven. Op basis van een goede analyse van de groepsresultaten (methode- en niet-methodegebonden toetsen) en onderzoek sociale competenties (SCOL) stelt de leraar de onderwijsbehoeften voor alle leerlingen vast. Daarbij wordt er per vakgebied een groepsoverzicht gemaakt. Centraal bij het werken met groepsplannen staat de vraag: wat heeft de leerling nodig om het volgende doel te bereiken? Daarbij gaat de leraar niet uit van de belemmeringen en handicaps van de leerling, maar van de mogelijkheden en kansen van de leerling. De leraar werkt hierbij met leerlijnen (CED groep), cruciale leermomenten en referentiepunten. In het kader van groepsplannen passen wij daarbij de cyclus van HGW toe: waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren. Binnen deze cyclus hebben wij gekozen voor het convergente differentiatiemodel.
20
4.1 Waarnemen In de fase van het waarnemen verzamelt en ordent de leerkracht gegevens over alle leerlingen én over de resultaten van het aanbod, in een didactisch groepsoverzicht. Om overzicht te houden over het complexe gebeuren in de klas worden er eisen gesteld aan het planmatig handelen van de leraar. Hoe kan een leraar vanuit gegevens over leerlingen een planmatig aanbod creëren, waarin zowel de verschillen tussen leerlingen als het onderwijs in de groep goed tot zijn recht komt. Leerlingen moeten onderwijs krijgen dat bij hen past. Een didactisch groepsoverzicht is een hulpmiddel bij het clusteren van de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Het gaat om gegevens uit observaties, analyses van het werk, gesprekken met leerlingen en ouders/ verzorgers en de resultaten op methodeonafhankelijke en methodegebonden toetsen. Ook de vaardigheidsscores en functioneringsniveaus van de leerlingen worden verwerkt in dit overzicht. Zowel kinderen met een leer-/ontwikkelingsachterstand als leerlingen met een leer-/ontwikkelingsvoorsprong worden op deze manier gesignaleerd en kijken we, geheel passend bij handelingsgericht werken, niet alleen naar de belemmeringen maar ook naar de beschermende factoren. (zie bijlage IV) Dit moet voorkomen dat leerlingen uitvallen. Daarom wordt het werken met groepsplannen als preventieve zorg aangemerkt. In het groepsplan wordt op basis van gegevens over individuele leerlingen het onderwijs voor een bepaalde periode in de groep gepland. Van de leerlingen met een VI- of V-score, maar ook van de kinderen die over de hele linie zwak zijn wordt het uitstroomniveau opgenomen in het didactisch groepsoverzicht. Zo kunnen we het ontwikkelingsperspectief van deze leerlingen overzichtelijk vastleggen. Bij leerlingen waar niets opvalt, worden alleen de methodeonafhankelijke gegevens (LOVS - CITO) in het overzicht verwerkt met de eventuele onderwijsbehoeften en geen uitstroomniveau genoemd. Op onze school maken we al jaren gebruik van het leerlingvolgsysteem van CITO (LOVS). De CITO toetsen zijn landelijk genormeerd. Dat betekent dat er een vaste score is die is gebaseerd op hoe alle kinderen in Nederland scoren op deze toetsen. Door deze toetsen jaarlijks af te nemen krijgen we een redelijk beeld van de ontwikkeling van een kind. We kunnen zien hoe het kind scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde, maar ook of het kind zijn eigen ontwikkelingslijn blijft volgen of dat het daar ineens boven of onder scoort. Als dat laatste gebeurt, is dat een signaal om te kijken wat de oorzaak van die verandering kan zijn. Omdat bij de oude normering van A-scores t/m E-scores ten onrechte lijkt dat een C gemiddeld is (er zitten immers 2 scores boven [A en B] en onder [D en E]) heeft CITO bij de vernieuwde toetsen een nieuwe normering ingevoerd, die we sinds vorig schooljaar gebruiken. Zo kunnen we nog eerder onze leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften signaleren. De nieuwe normering wordt uitgedrukt in de Romeinse cijfers I, II, III, IV en V. Niveau I: goed (0-20% scoort hoger) Niveau II: ruim voldoende (20-40% scoort hoger) Niveau III: voldoende (40-60% scoort hoger) Niveau IV: onvoldoende (60-80 % scoort hoger) Niveau V: zwak (80-100 % scoort hoger) In de fase van het waarnemen zet de leerkracht de volgende twee stappen: 1. verzamelen van gegevens over leerlingen in een didactisch groepsoverzicht en op basis hiervan evalueren van het vorige groepsplan; 2. preventief en proactief signaleren van leerlingen die de komende periode extra aandacht nodig hebben. 4.2 Begrijpen In de fase van het begrijpen gaat de leerkracht op basis van de in het didactisch groepsoverzicht verzamelde gegevens na wat de onderwijsbehoeften van de leerlingen in haar groep zijn, met in het bijzonder de kinderen die bij stap 2 gesignaleerd zijn. Daarbij zijn de cito gegevens en het herkennen
21
en benoemen van specifieke onderwijsbehoeften een heel belangrijk onderdeel. We gebruiken hiervoor een ‘verzamellijst onderwijsbehoeften’.(zie bijlage V) Uitgangspunt bij het opstellen van groepsplannen zijn de onderwijsbehoeften van leerlingen, zowel op pedagogisch en didactisch gebied. Op didactisch gebied spreken we van instructiebehoeften en op pedagogisch gebied van ondersteuningsbehoeften. Instructiebehoeften: Om instructiebehoeften te kunnen bepalen moet de leerkracht overzicht hebben op de leerlijnen, zij moet als het ware over een helikopterview beschikken boven de methode. Daarnaast is het belangrijk, dat de leerkracht op de hoogte is van de door de overheid gestelde kerndoelen en de inhoud en opbouw van de referentielijnen. Naast deze kennis moet de leerkracht ook weten op welke manieren leerlingen leren. De instructiebehoefte van een leerling wordt bepaald door een aantal factoren: • doelen die behaald moeten worden in een bepaalde periode • de didactische aanpak die het best past bij deze groep leerlingen • materialen die we kunnen inzetten. Ondersteuningsbehoeften: Ondersteuningsbehoefte is de behoefte aan pedagogische ondersteuning van een kind. Vanuit het model voor adaptief onderwijs is het voor de hand liggend om de basisbehoeften van leerlingen centraal te stellen (competentie, autonomie en relatie). Het is dus belangrijk om in het groepsplan de gewenste pedagogische ondersteuning aan te geven. Het pedagogisch handelen van de leraar richt zich op het vervullen van die ondersteuningsbehoeften. Daarnaast is het de bedoeling dat de leerling op efficiënte wijze kennis neemt van de leerstof en vaardigheden aanleert. Soms alleen, soms in tweetallen, dan weer in groepjes. De ene keer met hulp van de leraar, een andere keer met behulp van een tutor of een interactief computerprogramma. Zelfstandig werken en leren van leerlingen is daarbij een belangrijke voorwaarde tot succes. Toch valt of staat het leerrendement van een groep bij de didactische kwaliteiten van de leerkracht. Het anticiperen op de instructiebehoeften van de leerlingen is een belangrijk, maar ook moeilijk onderdeel, van het klassenmanagement. Als een leerkracht onvoldoende zicht kan krijgen op de onderwijsbehoeften van een kind, is het mogelijk dat de intern begeleider de zwakke kinderen ziet en probeert de onderwijsbehoeften in kaart te brengen door met de kinderen een diagnostisch gesprek te voeren. (bijlage VI) De intern begeleider koppelt de bevindingen terug aan de betrokkenen, zodat de leerkracht het kan opnemen in het didactisch groepsoverzicht en groepsplan voor de vakken rekenen, spelling, technisch lezen en begrijpend lezen. (zie bijlage VII) In deze fase zet de leerkracht de volgende stap: 3. benoemen van de onderwijsbehoeften van de leerlingen. 4.3 Plannen Op basis van de onderwijsbehoeften van de leerlingen kijkt de leerkracht hoe zij op een bepaalde manier een aanbod kan organiseren dat afgestemd is op de verschillende onderwijsbehoeften van de leerlingen in haar groep. Vervolgens stelt zij voor de komende periode een groepsplan op. Een groepsplan bevat doorgaans de volgende onderwerpen: Doelen: Wat wil ik in deze periode bereiken met de groep? Inhoud: Welke materialen, leerstof en middelen gebruik ik daarbij? Aanpak: Hoe geef ik instructie en begeleiding aan de groep passend bij de onderwijsbehoeften van mijn kinderen?
22
Organisatie: Hoe organiseer ik alle activiteiten? Evaluatie: Hoe en wanneer bepaal ik of de gestelde doelen zijn bereikt? Binnen dit groepsplan is er een basis aanbod voor de hele groep, daarnaast ontvangende subgroepjes extra instructie, extra leertijd of verdieping of verrijking. De leerkracht zet in deze fase van het plannen de volgende stappen: 4. clusteren van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften; 5. opstellen van een groepsplan. 4.4 Realiseren De leerkracht richt haar klassenorganisatie in en treft de nodige voorbereidingen, zodat het groepsplan uitgevoerd kan worden. Afgeleid van het groepsplan maakt de leerkracht een week- of dagplanning. Daarin wordt dagelijks even gekeken of leerlingen als dan niet eenmalig even moeten wisselen van instructiegroep. Instructie wordt gegeven volgens het IGDI-model. Tijdens de uitvoering van het groepsplan verzamelt de leerkracht gegevens over de resultaten van haar aanbod. De fase “realiseren” loopt daarmee door in de fase “waarnemen” (cyclisch proces). In de fase van het realiseren zet de leerkracht de volgende stap: 6 uitvoeren van het groepsplan. Elke cyclus HGW wordt afgesloten met een groepsplanbespreking. Deze bespreking is gelijk het begin van een nieuwe cyclus. De cyclus HGW wordt tweemaal per schooljaar uitgevoerd en heeft een vaste plek in de zorgstructuur van onze school. Onze school heeft de cycli, inclusief de groepsplanbesprekingen, opgenomen in de toets- / zorgkalender (zie bijlage VIII)
23
5. Groepsplanbespreking De groepsplanbespreking is een belangrijk schakel in het onderwijs en de ondersteuning aan leerlingen. Elke cyclus wordt afgesloten met een groepsplanbespreking. Deze bespreking is tevens het begin van de nieuwe cyclus. 5.1 ‘Critical friend’ Bij de groepsplanbespreking zijn de critical friend, de groepsleerkracht en eventueel de intern begeleider aanwezig. De critical friend leidt de bespreking en begeleidt de leerkracht bij het vinden van eigen oplossingen die haalbaar zijn voor de leerkracht. Er wordt een kort verslag van de afspraken en besluiten gemaakt. Over het algemeen duurt een groepsplanbespreking een half uur tot drie kwartier. De besprekingen zijn in de jaarplanning van de school opgenomen. Het succes van de groepsplanbespreking valt of staat met een goede voorbereiding. Voorafgaand aan de groepsplanbespreking ontvangt de critical friend het ingevulde groepsoverzicht. In dit overzicht staat een eerste clustering van leerlingen uitgetekend en heeft de leerkracht aangegeven welke leerlingen de eerst komende periode extra aandacht nodig hebben en wat de onderwijsbehoeften zijn. Deze clustering is gebaseerd op toetsresultaten en observaties en gesprekken met kinderen en ouders. Tijdens de groepsplanbespreking komt een aantal vast gesprekpunten aanbod die min of meer de agenda van de groepsplanbespreking vormen. (zie bijlage IX) Groepsplanbesprekingen hebben een sterk handelingsgericht karakter. Het is niet de bedoeling dat tijdens de groepsplanbespreking alle verzamelde gegevens nog eens herhaald worden. Het is de bedoeling dat na afloop van de groepsplanbespreking de onderwijsbehoeften duidelijk zijn, de clustering van leerlingen afgesproken is en de leerkracht over voldoende handvatten beschikt om een nieuw groepsplan op te stellen. Op de groepsplanbespreking houdt de leerkracht en de critical friend de vinger aan de pols met betrekking tot de uitvoering van de groepsplannen. Bij een begeleidingsvraag van een leerkracht ten aanzien van het uitvoeren van het groepsplan kan er een klassenconsultatie plaats vinden. Hierin wordt de uitvoering van het groepsplan in de dagelijkse onderwijspraktijk besproken. Hierbij wordt gekeken naar de voortgang van het groepsplan, de wijze waarop de (extra) instructie plaatsvindt, de didactische- en pedagogische interventies, de organisatie en het klassenmanagement. 5.2 Leerlingbespreking Indien een leerkracht tegen grote problemen aanloopt en zich echt handelingsverlegen blijkt te voelen t.a.v. een leerling, wordt het kind aangemeld voor een leerlingbespreking. In eerst instantie zal de Intern begeleider het één en ander op bepaalde vakgebieden in kaart kunnen gaan brengen. (leesanalyse / rekenanalyse bijlage VI) In een latere fase zal er een afspraak gepland worden waar alle betrokken partijen (ook de ouders / verzorgers) bij aanwezig zullen zijn. Ook kan daar een externe deskundige bij aanschuiven. De leerkracht zal als voorbereiding op dit gesprek het kopblad van een HGPD-formulier invullen, zodat de zorgen en problematieken helder verwoord zijn. Tijdens de eerstvolgende leerlingbespreking zal het kind dan besproken worden.
24
6. Leerlingenbesprekingen volgens de uitgangspunten van Handelingsgericht werken (HGW) In een groepsplanbespreking kan het besluit worden genomen om een leerling aan te melden voor de leerlingenbespreking. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de uitgangspunten van het HGW, zoals deze gelden voor de zorg op onze school. Vanuit deze uitgangspunten zullen we formuleren hoe dit in de praktijk tijdens een leerlingbespreking vorm krijgt. 6.1 De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal Er kunnen diverse redenen zijn om een leerling vanuit een groepsplanbespreking aan te melden voor een leerlingenbespreking, bijvoorbeeld als: - een leerling herhaaldelijk onvoldoende profiteert van het groepsplan; - de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling onduidelijk blijven; - het (lange termijn) ontwikkelingsperspectief van de leerling onduidelijk is; - er sterke aanwijzingen of vermoedens zijn voor een ernstige problematiek of stoornis. In algemene zin zal er dus sprake zijn van ernstige handelingsverlegenheid: De leerkracht heeft niet voldoende in beeld wat de specifieke onderwijsbehoeften van het kind zijn en hoe zij hieraan het beste tegemoet kan komen. We stellen ons dan de volgende vraag: ‘Wat heeft deze leerling nodig om een bepaald doel te behalen, zowel pedagogisch als didactisch.’ 6.2 Aandacht voor het positieve Binnen het HGW zoeken we naar de sterke, compenserende kanten van het kind, van de ouders/verzorgers, van de leerkracht, van de groep en van de school. We zwakken daarmee de zorgen niet af. Het is ‘en – en’: er zijn zorgen én er zijn sterke en positieve kanten. Dit geldt voor ieder kind, voor iedere leerkracht en voor iedere ouder. De vraag is: • Hoe kan hij/zij het wel? • Wat wil hij/zij wel? Positieve kenmerken zijn goed te benutten in de aanpak. Deze kan hierdoor effectiever worden. Het blijkt in de praktijk makkelijker iets sterks uit te breiden dan iets zwaks te veranderen. 6.3 Constructieve samenwerking Tijdens het HGW praten de leerkracht, de ouders/verzorgers, het kind, de intern begeleider en eventueel de externe deskundige met elkaar. Ze praten open en duidelijk over hun bedoelingen. In de samenwerking heeft een ieder vanuit zijn eigen rol en deskundigheid een wezenlijke bijdrage. • De ouders/verzorgers zijn ervaringsdeskundigen. Zij zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. • De leerkracht is de onderwijsprofessional die het kind als leerling het beste kent. De leerkracht is verantwoordelijk voor het onderwijs, dus ook voor de leerling die extra zorg nodig heeft. • De intern begeleider heeft vakinhoudelijk kennis over diagnostiek en behandeling. Deze moet vertaald worden naar wat dit specifieke kind nodig heeft. • De externe deskundige geeft vanuit zijn/haar specifieke deskundigheid extra informatie. • Het kind kan vaak vanaf een bepaalde leeftijd zelf aangeven wat het wil veranderen en hoe. Om de specifieke onderwijsbehoeften in kaart te brengen gaan alle betrokkenen met elkaar in gesprek. We vinden het erg belangrijk in deze gesprekken over leerlingen niet te lang blijven hangen in een uitgebreide probleembeschrijving, maar ook zeker geen zaken over het hoofd te zien. Het analyseren van de huidige gegevens leverde onvoldoende zicht op de onderwijsbehoeften van deze leerling, waardoor de leerkracht zich handelingsverlegen voelt. Daarom kan er voorafgaand aan dit gesprek alsnog de volgende acties genomen:
25
1) Diagnostische kennis is belangrijk, omdat we willen weten hoe we een leerling het beste kunnen begeleiden: wat zijn de belemmerende en compenserende factoren? De leerkracht en de intern begeleider kunnen een analyse maken van een leerprobleem op het gebied van rekenen en lezen. Daarbij gaan we niet alleen uit van de ‘harde feiten’, maar vinden we het ook van essentieel belang om met het kind in gesprek te gaan. Het voeren van een diagnostisch gesprek is dan ook een vast onderdeel in dit stappenplan. (zie bijlage VI) Daarnaast is het belangrijk om de wisselwerking tussen dít kind en déze onderwijsleersituatie in kaart te brengen: wat zijn hierin belemmerende en compenserende factoren? De intern begeleider observeert om deze reden het kind in de groep. Dit zal een beschrijvende observatie zijn waarin opvallende zaken benoemd worden en waar de intern begeleider een advies over geeft. Ook krijgt de groepsleerkracht de ruimte om de observatie aan te vullen of opmerkingen erbij te schrijven. 2) Binnen het HGW is het belangrijk zich te realiseren dat een kind niet in een isolement werkt. Een kind leert in wisselwerking met zijn omgeving. De pedagogische en didactische aanpak van de leerkracht, de gehanteerde methodes, de opdrachten, de sfeer in de groep en de ondersteuning vanuit thuis doen ertoe. Hierdoor ontstaat een diagnostisch beeld dat meer recht doet aan de werkelijkheid. Daarna is het van belang zo snel mogelijk doelen en acties te formuleren met alle betrokkenen (ouders / verzorgers, leerkracht, CLB’er en intern begeleider) waardoor er weer perspectief is voor de leerkracht, de ouders / verzorgers en het kind. Er wordt gekeken naar wat we al doen voor dit kind en wat beter kan, wat wenselijk en haalbaar is. Het formuleren van haalbare doelen is een belangrijk kenmerk van het HGW. 6.4 Systematiek en transparantie De leerkracht en de intern begeleider werken stap voor stap en systematisch. Dat is nodig, omdat zij soms in korte tijd zicht moeten krijgen op de problemen en de gewenste aanpak. Snel beslissen heeft risico’s, zoals het over het hoofd zien van relevante informatie. Daarom wordt het HGPD formulier gebruikt. Dit formulier stuurt en ondersteunt het denken en handelen. Het is een middel, niet een doel. Het fungeert als geheugensteun en bescherming tegen fouten in de besluitvorming. (zie bijlage IV) Ouders / verzorgers krijgen ook een exemplaar van het HGPD-formulier mee naar huis en zowel school als ouders / verzorgers ondertekenen hetzelfde formulier. Ook de CLB’er ontvangt een exemplaar. Op deze manier weten alle betrokken partijen wat we willen (proberen) te bereiken met het betreffende kind. Ook is het voor toekomstige leerkrachten van het kind een overzichtelijke manier om snel in te kunnen zien wat er allemaal al voor dit kind is gedaan. Sowieso ontvangt elke leerkracht aan het eind van ieder schooljaar een pakketje met alle belangrijke gegevens van de kinderen van die groep. Indien aanwezig is het HGPD-formulier daar een standaard onderdeel van. (zie bijlage X) Mochten er twijfels zijn over een overgang al dan niet doublure, dan hanteren we ons overgangsprotocol. (zie bijlage X)
26
7. De cyclus van het handelingsgericht werken We willen de zorg bij ons op school voor alle betrokkenen transparant hebben en daarbij systematisch werken. Dit kan pas als iedere betrokken partij weet wat zijn rol is en hoe de procedures verlopen. Met behulp van een HGPD-formulier proberen we dit te bereiken. Achterin dit document is een schematische weergave van deze fasen opgenomen. (zie bijlage I) In dit hoofdstuk wordt de procedure beschreven die gevolgd wordt na de aanmelding van een kind door de leerkracht bij de intern begeleider. Dit gebeurd alleen als blijkt dat de leerkracht er zelf niet meer uitkomt, waardoor de IB’er met de leerkracht mee gaat denken. 7.1 Intakefase In de intakefase verzamelt de leerkracht informatie en brengt doelgericht de aanmelding in kaart. De volgende punten komen daarbij aan bod: • De reden van de aanmelding. • Wat zijn de hulpvragen? • Welke zorgen hebben de leerkracht, de ouders/verzorgers en het kind? • Wat kan volgens hen de oorzaak zijn van het probleem? • Wat is er al gedaan in de groep en met welk resultaat? • Wat verwachten de betrokkenen van de begeleiders? Deze punten worden door de leerkracht geformuleerd op het voorblad van het HGPD- formulier. 7.2 Strategiefase In deze fase kijkt de intern begeleider samen met de leerkracht wat ze al weten en wat ze nog meer moeten weten. Soms weten ze genoeg na de intakefase om samen een doel te formuleren. Weten ze nog niet genoeg dan gaan ze door naar de onderzoeksfase. De leerkracht en de IB’er formuleren onderzoeksvragen die handelingsgericht zijn. Het antwoord moet leiden tot een concreet en bruikbaar advies. 7.3 Onderzoeksfase In de onderzoeksfase verzamelen de leerkracht en de intern begeleider doelgericht gegevens om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Het begrip onderzoek vat de intern begeleider breed op. Het betreft: • inzetten van een reken- en/of leesanalyse; • een observatie in de klas; • het observeren van de instructie door de leerkracht; • de leeractiviteiten, methodes, materialen enz; • literatuur raadplegen. Gebruik makend van de uitkomsten van het onderzoek wordt samen met de leerkracht en de ouders / verzorgers en zo nodig de consultatief begeleidster, het HGPD formulier verder ingevuld. Hierin worden de risico’s/belemmerende factoren en de beschermende/ compenserende factoren vastgelegd. Ook de gewenste aanpak en de mogelijke acties worden geformuleerd. In de gesprekken die de betrokkenen samen voeren, kan de aanpak gecontinueerd of bijgesteld en/of uitgebreid worden. 7.4 Groepsplannen Wij zijn enkele schooljaren geleden schoolbreed gestart met het werken met groepsplannen. Daarbij staat het HGW met groepsplannen de ontwikkelingsmogelijkheden van elke leerling centraal, zowel op cognitief als didactisch gebied als op sociaal-emotioneel en pedagogisch niveau. Preventief en
27
proactief worden in het groepsplan maatregelen genomen voor leerlingen die extra instructie, begeleiding of uitdaging nodig hebben. Dit groepsplan vormt een richtlijn gedurende een vooraf vastgestelde periode voor de leerkracht zelf, maar is ook belangrijk in de overgang naar de volgende groep. De groepsplannen worden in het groepszorgdossier bewaard. Ze worden elk half jaar opgesteld en geëvalueerd en elk kwartaal (tussentijds) besproken en indien nodig bijgesteld. Op het HGPD formulier zijn in de vorige fase acties geformuleerd. Ook wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de acties. Een belangrijke actie voor de groepsleerkracht is het verwerken van de leerling-specifieke gegevens (onderwijsbehoeften) in didactisch groepsoverzicht en het groepsplan. Alle handelingen m.b.t. de zorg aan leerlingen worden vastgelegd. 7.5 Ontwikkelingsperspectief Als leerlingen langdurig niet meer met de groep mee kunnen komen, komen ze in aanmerking voor curatieve zorg. Zij hebben een ernstige achterstand opgelopen en er zal worden geprobeerd, deze weer in te halen. Wat er zal worden gedaan aan de kern van het probleem waardoor die achterstand is opgelopen, hoe en door wie, wordt beschreven in een ontwikkelingsperspectief (OPP). In een ontwikkelingsperspectief staat aangegeven hoe de komende periode aan de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling tegemoet gekomen gaat worden. Het ontwikkelingsperspectief is een bijlage bij het groepsplan en er in eerst instantie op gericht dat de leerling weer gaat profiteren van het groepsplan. Echter, het werken met ontwikkelperspectieven passen wij in beperkte mate toe. In de meeste gevallen bieden groepsoverzichten en groepsplannen (uitgesplitst per vakgebied) voldoende mogelijkheden om de juiste zorg te bieden. In het volgende hoofdstuk lichten we het werken met ontwikkelingsperspectieven verder toe.
28
8. Ontwikkelingsperspectief (OPP) Met de komst van Passend onderwijs zijn wij verplicht om binnen 6 weken een OPP op te stellen voor leerlingen die extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband ontvangen. Daarnaast is het in enkele gevallen zo dat een leerling na intensief begeleiden te weinig vooruitgang boekt en een groepsplan niet meer volstaat. Wij treffen dan in samenspraak met ouders/verzorgers voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften aparte voorzieningen en bieden wij planmatige (curatieve) zorg: een gewenst ontwikkelingsperspectief (voorheen handelingsplan of eigen leerlijn) voor één of meerdere vakken. Dit wordt pas overwogen als na herhaalde V-scores en als na het bieden van extra hulp tijdens het uitvoeren van groepsplannen blijkt dat het verschil tussen de functioneringsniveaus (passend bij groep en passend bij toetsscore) 1 jaar of meer is geworden. Bij voorkeur start een eigen ontwikkelingsperspectief vanaf begin groep 6, omdat de leerstof dan steeds moeilijker wordt. Daarvoor wordt geprobeerd met extra hulp de groep zo lang mogelijk bij elkaar te houden en te werken met een minimum programma. Het is namelijk uit onderzoek gebleken dat kinderen de meeste voortgang boeken als zij bij de basisgroep blijven, zo nodig met extra instructie en inoefening. Een OPP is een voorziening om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften passend onderwijs te bieden. Wij maken een onderscheid tussen ‘verplichte ontwikkelingsperspectieven’ en ‘gewenste ontwikkelingsperspectieven’. 8.1 Verplichte ontwikkelingsperspectieven Voor leerlingen die op termijn hoogstwaarschijnlijk naar het leerwegondersteunend onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, dan wel het praktijkonderwijs zullen gaan, is het verplicht om een ontwikkelingsperspectief te ontwikkelen. Deze leerlingen zijn niet in staat om de meeste van de gestelde kerndoelen van het basisonderwijs te halen. Deze leerlingen hebben een structurele achterstand opgelopen. Een ontwikkelingsperspectief wordt pas geschreven, nadat de volgende procedure is doorlopen: a. Uit genormeerde toetsen blijkt dat de leerling voor het betreffende vak een leerachterstand heeft van minimaal een jaar. Wanneer er sprake is van bijkomende sociaal-emotionele problematiek, dan mag de achterstand een aantal maanden minder zijn. Deze problematiek is dan mede omschreven bij de probleemomschrijving c.q. beginsituatie en besproken met de CLB b. De school heeft haar mogelijkheden in kaart gebracht ten aanzien van de individuele instructie en begeleiding. Dit blijkt o.a. uit de evaluaties van groepsplannen uit het verleden. c. De mogelijkheden van de leerling nu en in de toekomst zijn in kaart gebracht en met een deskundige (CLB of AB) besproken. d. Het verdere traject is beschreven met tussen- en einddoelen passend bij de mogelijkheden van de leerling en de school. Als einddoel dient te zijn aangegeven dat er een goede aansluiting wordt gecreëerd naar een vervolgschool. Aangezien het ontwikkelingsperspectief waarschijnlijk gedurende de hele basisschool gecontinueerd moet worden, moet er sprake zijn van een teambesluit. e. Het geplande aanbod alsmede de afspraken zijn beschreven in het ontwikkelingsperspectief en worden ondertekend door de ouders en een vertegenwoordiger van de school en worden minimaal tweejaarlijks met de ouders geëvalueerd. Eventuele aanpassingen zijn mogelijk. Deze worden schriftelijk vastgelegd en door ouders en school ondertekend.
29
Leerlingen met een verplichte OPP volgen geen volwaardig onderwijs. Het is daarom noodzaak om een OPP spaarzaam toe te passen. Voorwaarde bij het ontwikkelen van de verplichte OPP met aangepaste lagere einddoelen is dan ook dat de beschreven leerlijn onderbouwd is met gegevens van een extern onderzoek; de cognitieve en eventueel gedragsmatige belemmeringen moeten op deskundige wijze vastgesteld en beschreven zijn. In de meeste gevallen is een psychologisch onderzoek met intelligentiebepaling een voorwaarde. In een goede onderbouwing zijn de volgende conclusies opgenomen: • De gegevens van het leerlingvolgsysteem geven over meerdere jaren goed zicht op het ontwikkelingsverloop en worden betrokken bij het bepalen van het verwachte ontwikkelingstempo voor de verdere schoolloopbaan. Wij gebruiken sinds dit schooljaar daar ok de plaatsingswijzer voor. • De school heeft zich met behulp van de ‘extra instructie groep’ binnen het groepsplan, gedurende meerdere jaren gericht op het bijspijkeren van de leerling naar de bandbreedte van het reguliere aanbod voor het leerjaar (III-niveau Cito LVS) waarin de leerling zich bevindt. Er zijn met andere woorden geen aanwijsbare factoren uit het reguliere aanbod op individueel, groepsniveau of uit de leerlingenondersteuning die van invloed kunnen zijn op het achterblijvende ontwikkelingsniveau van de leerling. Omgekeerd geldt dat een afwijkend ontwikkelingsverloop, dan wel een grillig ontwikkelingsverloop, aanleiding kan zijn voor een nieuw onderzoek, waarbij het onderzoek de school meer duidelijkheid moet verschaffen over mogelijke oorzaken van die problematiek. Vervolgonderzoek kan met name nuttig zijn als het onderbouwde eindperspectief voor de leerling na de eerste tussenevaluatie (een half jaar na de start) onhaalbaar blijkt. Dat is immers in tegenspraak met eerdere bevindingen en inzichten en geeft daarmee twijfel over de juistheid van de gekozen aanpak en/of doelen van de individuele OPP. Daarom is een goede evaluatie van groot belang. Het ontwikkelingsperspectief wordt altijd voorafgaand aan de volgende groepsplanbespreking geëvalueerd door de leerkracht volgens het PPAA-model. Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek wordt er gekeken welke optie voor dit kind het beste is en welke stappen er genomen moeten worden. In het verlengde hiervan ligt de vraag of de belemmeringen van de leerling nog wel binnen de zorgbreedte van de school passen. Dat kan zowel door gedragsmatige belemmeringen het geval zijn, als door een cognitieve problematiek die dusdanig groot is dat ze de mogelijkheden voor (extra) instructie en begeleiding tijdens de verwerking van leerstof in de school te boven gaan. Dan komt mogelijk het perspectief van een eventuele plaatsing op school met een ander ondersteuningprofiel of zonodig een SBaO, VSO of expertisecentrum in beeld. Enkele kanttekeningen bij de procedure die het samenwerkingsverband schetst: • De structurele achterstand van minimaal een jaar blijkt uit de functioneringsniveaus, het terugtoetsen van leerlingen naar een voldoende niveau van minimaal een leerjaar terug, ofwel een vaardigheidsscore die een achterstand van minimaal een leerjaar aangeeft. • Wij onderstrepen het belang van een goede communicatie bij het nemen van een besluit over het al dan niet overgaan tot een verplichte ontwikkelingsperspectief door de school en ouders. De betrokkenheid van ouders bij de evaluaties is expliciet in de procedure opgenomen. Indien de ouders gescheiden zijn en de communicatie onderling stoef verloopt, hanteren wij het protocol ‘communicatie met gescheiden ouders’ (bijlage XVII )
30
•
•
Indien extern onderzoek wordt uitgevoerd naar de aard van de problematiek, zijn naast een conclusie over de problematiek aanbevelingen over concreet haalbare didactische (eind-) niveaus en een geschikte aanpak, belangrijke elementen voor de door de school op te stellen OPP. Het perspectief van de leerling aangeduid in streefniveaus voor het leerjaar of het eind van de schoolperiode kan het best worden uitgedrukt in meetbare leerprestaties, waarbij een landelijk genormeerde toets als evaluatiemiddel en referentiepunt wordt gebruikt.
8.2 Gewenste ontwikkelingsperspectieven Een OPP is voor leerlingen met een structurele achterstand en een laag uitstroomperspectief noodzaak. Maar ook andere leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen baat hebben bij een OPP. Deze leerlingen zullen, anders dan de eerder beschreven groep leerlingen, de kerndoelen van het primair onderwijs overigens wel (ruimschoots of grotendeels) halen. 1. Hoog- en meerbegaafde leerlingen Voor hoog- en meerbegaafde leerlingen die kampen met problemen bij het volgen van het reguliere programma kan een OPP zinvol zijn. Wellicht zijn deze leerlingen gebaat bij een alternatieve leerroute, een meer uitdagende aanpak, aangepaste en aanvullende leerstof (verrijkingsprogramma), een verdiepings- of versnellingsprogramma. Voor sommige hoogbegaafde leerlingen is het wenselijk om de basisschool in een periode korter dan acht jaren te doorlopen. Bij het versneld doorlopen van de basisschool kan een OPP functioneel zijn, om toch op systematische en transparante wijze de specifieke vorderingen van de leerling te volgen. 2. Leerlingen die een achterstand hebben opgelopen door hun specifieke gedragsproblemen. Ook deze leerlingen hebben problemen met het volgen van het onderwijs binnen het reguliere programma. Een specifiek onderwijsprogramma of een alternatieve leerweg kan deze leerlingen helpen om toch de meeste kerndoelen van het primair onderwijs te halen. Met gerichte (externe of interne) hulp, huiswerk en/of ondersteuning van de ouders kan een achterstand – opgelopen door gedrags- of attitudeproblemen – ingehaald worden. Soms veranderen leerlingen in hun houding nadat zij bepaalde medicijnen zijn gaan gebruiken. De OPP is er op gericht de opgelopen achterstand in te halen. 3. Dat geldt ook voor leerlingen die een grote achterstand hebben opgelopen. Dat kan zijn door een ernstige of langdurige ziekte, immigratie of verhuizing. De OPP is er op gericht om de achterstand in te lopen. 4. Leerlingen met een specifieke uitval op één vak, bijvoorbeeld bij dyscalculie of dyslexie. Ondanks deze handicap worden de meeste kerndoelen wel gehaald. Deze leerlingen kunnen baat hebben van een OPP voor één vak. Voorwaarde is dat de dyscalculie (of een ernstige rekenstoornis) dyslexie is vastgesteld door een erkende deskundige (psycholoog of orthopedagoog). De wetenschap worstelt nog met een eenduidige definitie voor het begrip ‘dyscalculie’. 8.3 Inhoud ontwikkelingsperspectief Voor leerlingen die extra ondersteuning uit het samenwerkingsverband ontvangen, maar zich ‘normaal’ ontwikkelen op het gebied van taal en rekenen, houden we vooral het planningsdeel van het OPP beknopt. Omdat er voor deze leerlingen nauwelijks afwijkingen zijn van het reguliere programma, volstaat volgens de PO-raad een directe verwijzing naar het planningsdeel in de groepsplannen taal / lezen en/of rekenen. Wel is er extra aandacht nodig voor de leergebiedoverstijgende doelen t.a.v. sociaal-emotioneel functioneren, werkhouding en/of gedrag. Deze staan uitgewerkt in het OPP. Het stellen van leeftijdsadequate doelen voor leergebied overstijgende domeinen is een lastige zaak. Wij gebruiken daarbij de site van de CEDGroep, welke
31
een goed overzicht biedt van de te behalen leerlijnen samen gesteld voor ´sociale competentie´ en voor ´leren leren´. Als wij besluiten gezien de leerontwikkeling van een leerling van een deel van het reguliere onderwijsprogramma af te wijken, dan vullen wij het planningsdeel van het OPP uitgebreider inwel gaan wij altijd na hoe we zoveel mogelijk aansluiting met het groepsplan kunnen behouden. We werken het OPP uit in een door ons opgestelde speciaal format. (zie bijlage XI) Tot we een format krijgen aangeleverd vanuit het SWV in het kader van passend onderwijs, gebruiken we deze. We houden de opbrengsten van dit plan aandachtig in de gaten: er moet voldoende leerwinst geboekt worden. Om dit goed te kunnen beoordelen bepalen wij een ontwikkelingsperspectief (verwachte leeropbrengst) voor deze leerlingen. In het ontwikkelingsperspectief werken wij de concrete tussendoelen uit en volgen zo de ontwikkeling van deze leerlingen. De vaardigheidsscore bepaald de keuze van het niveau van de tussendoelen. Een OPP bevat altijd: - Een ontwikkelingsperspectief voor het betreffende vakgebied dat is bepaald aan de hand van het verwachte uitstroomniveau van de leerling; - Tussendoelen die bepaald zijn aan de hand van het ontwikkelingsperspectief; - Een beredeneerd, gepland aanbod dat is bepaald op basis van de tussendoelen; - Een gedegen evaluatie volgens het PPAA-model. Het evalueren gebeurt volgens dit model in vier stappen: P= Productevaluatie Omschrijf kort: • wat is de opbrengst, wat is het resultaat; in hoeverre is het doel behaald? P= Procesevaluatie • Waardoor is het doel wel of niet behaald? • Ondersteunende zinnen kunnen zijn:
Waardoor wel: Dankzij de inzet van… Mede door aanpassingen in… Met behulp van (denk aan middelen)… Door de aangeboden leerstof… Klasgenoten hebben… Door X zijn eigen inzet… Door extra tijd / aandacht/ aanpassingen in…
Waardoor niet: - Door de onderwijsbeperkingen (concreet omschrijven) kan X niet… - Ondanks de inzet van… - Klasgenoten zijn… - Door gebrek aan tijd, aandacht, energie, motivatie… - Methodes zijn… - Door de groepsgrootte… - Door de huidige situatie op het gebied van…
A= Aanbevelingen en aanknopingspunten • Wat zou je nu anders doen? • Wat werkt goed en wat werkt bij deze leerling niet goed? • Welke aandachtspunten zijn er nu? • Is er nieuwe informatie die van invloed is op je aanpak? • Zijn onderwijsondersteuningbehoeften veranderd? • Welke pedagogische of didactische aanwijzingen dienen aangepast te worden?
32
A= Afspraken • Wat zijn de nieuwe afspraken? • Welke doelen worden gesteld voor de komende periode? • Wie doet wat en wanneer? • (Komt er een nieuw plan of stoppen we nu met de extra ondersteuning? (uit: ‘handboek onderwijsondersteuning ‘op weg naar Passend onderwijs’, Bureau Meesterschap; sept 2012)
De ontwikkelingsperspectieven die wij als school hebben bepaald, moeten dus voldoende onderbouwd en realistisch zijn. Bij de beslissing om over te gaan tot een OPP is er altijd overleg met een orthopedagoog binnen ons samenwerkingsverband. Ouders/ verzorgers, school en de orthopedagoog ondertekenen vervolgens gezamenlijk het formulier ’Deskundigen verklaring ontwikkelingsperspectieven’. 8.4 Opbrengsten OPP Het bepalen van de uitstroombestemming en het bepalen van de geplande vaardigheidsgroei per leergebied is een wisselwerking. Realistische, ambitieuze doelen qua vaardigheidsgroei geven informatie over welke uitstroombestemming bij een leerling past. Maar omgekeerd geeft een uitstroombestemming aan welke leergebieden de doelen qua vaardigheidsgroei nog iets hoger gesteld kunne worden om de uitstroombestemming te kunnen bereiken. Belangrijk is dat wij als school zowel bij het bepalen van de uitstroombestemming als bij de geplande vaardigheidsgroei voor ogen hebben dat plannen veel meer is dan doortrekken van groei. Onze school werkt doelgericht naar een bepaalde uitstroombestemming toe. Een uitstroombestemming is een gewogen besluit op basis van de geplande uitstroomniveaus voor technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen én op basis van bevorderende en beschermende factoren in het leren van de leerling. Meestal komen deze factoren al terug in de schoolprestaties. Toch kunnen bijvoorbeeld doorzettingsvermogen, goede motivatie, werkhouding en ouders die kind veel onderwijsondersteuning bieden, juist de doorslag geven om voor een hogere uitstroombestemming te kiezen. Mogelijk uitstroombestemmingen zijn: - praktijk onderwijs - VMBO-bb-kb óf VMBO-tl al dan niet met LWOO - Havo óf VWO Elke uitstroombestemming kent per leergebied eigen einddoelen en uitstroomniveaus. Het uitstroomniveau van een leerling kan ook per vak verschillen. Het uitstroomniveau per vakgebied is pas enigszins betrouwbaar te voorspellen vanaf groep 6. Wij hanteren de voorwaarde bij het ontwikkelen van de verplichte OPP met aangepaste lagere einddoelen, dat de beschreven leerlijn onderbouwd is met gegevens van een extern onderzoek; de cognitieve en eventueel gedragsmatige belemmeringen moeten op deskundige wijze vastgesteld en beschreven zijn. In de meeste gevallen is een psychologisch onderzoek met intelligentiebepaling voorwaarde. De evaluaties van de OPP vinden altijd plaats met onze CLB’er, de ouders/ verzorgers, de leerkracht en de IB’er. 8.5 Toetsen We nemen bij alle kinderen de cito af en dat doen wij conform de aanwijzingen beschreven in de handleiding van CITO. Voor kinderen met een OPP, worden de toetsen op dezelfde wijze afgenomen, maar moet het niveau van de toetsen worden aangepast. Als de leerling bijvoorbeeld een jaargroep lager rekent, worden ook de LOVS-toetsen van dat leerjaar afgenomen. De scores worden in functioneringsniveaus omgezet in het CITO-systeem. Enkele jaren geleden hebben we ook ‘speciale
33
toetsen voor speciale leerlingen’ van Cito aangeschaft voor de vakken rekenen en begrijpend lezen. Het voordeel van deze toetsen is dat de vragen geclusterd zijn naar categorie. Dit werkt veel leerlingen in hun voordeel. Ook mogen de vaardigheidsscores van deze toetsen vergeleken worden met die van de reguliere toetsen, waardoor deze toetsen goed te vergelijken zijn. Wij hebben als school afgesproken dat deze toetsen alleen afgenomen mogen worden van de kinderen met een OPP en/of een diagnose. De leerlingen die volgens een OPP werken, worden in rapporten beoordeeld ten opzichte van hun ontwikkeling op het ontwikkelingsperspectief. Hun prestaties worden niet vergeleken met de eigen groep. Zowel de ouders/verzorgers als de leerlingen zijn op de hoogte van deze manier van rapporteren. In rapportgesprekken wordt, indien nodig, wel even de eigen ontwikkeling afgezet ten opzichte van de klassikale ontwikkeling. Dit om duidelijk over te komen naar de ouders/verzorgers en geen verkeerde verwachtingen te wekken. 8.6 Overgang voortgezet onderwijs (VO) Om tot een goede onderbouwing te komen naar het Voortgezet Onderwijs gebruiken wij de plaatsingswijzer. Met de Plaatsingswijzer wordt de advisering door de basisschool naar het vervolgonderwijs gebaseerd op de meerjarige ontwikkeling van de leerling, zoals die zichtbaar wordt in het leerlingvolgsysteem van de school. Bij de Plaatsingswijzer staan de gegevens uit het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6 centraal. Er wordt gekeken naar de ontwikkeling van de leerling bij: • begrijpend lezen • rekenen en wiskunde • technisch lezen • spelling De eerste twee onderdelen tellen hierbij het zwaarst. Binnen de Plaatsingswijzer wordt gewerkt met de vaardigheidsscores van Cito, dus niet met de vaardigheidsniveaus (l-V, A-E). Met de vaardigheidsscores kan erg nauwkeurig gekeken worden waar een leerling het best op zijn plek is. De denkwijze achter deze scores is gebaseerd op het nauwkeurig volgen van de ontwikkeling van kinderen, met alle vertragingen en versnellingen die zich daarin door de jaren heen in voor kunnen doen. De toetsen voor speciale kinderen, als mede het ontwikkelingsbeeld van de leerlingen van wie de ontwikkeling met een aangepast programma/aangepaste toetsing wordt vorm gegeven/gevolgd, passen uitstekend in de systematiek. De Plaatsingswijzer is geen computerprogramma, waarbij met een druk op de knop een schooladvies wordt aangeleverd. Dit zou de kinderen geen recht doen, maar ook de leerkrachten niet. De Plaatsings-wijzer is een hulpmiddel om tot een goed doordacht en goed onderbouwd advies te komen. Bij het opstellen van het advies voor een kind wordt natuurlijk veel meer informatie betrokken, bijv. over de werkhouding, de motivatie en de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals vermeld in het Onderwijskundig Rapport. Alle beschikbare informatie over het kind leidt dus tot het uiteindelijke advies. In de matrix van de Plaatsingswijzer zien we de gegevens over de cognitieve ontwikkeling in relatie tot het vervolgperspectief; de leerkracht verbindt deze met de andere aspecten van ontwikkeling. Een computerprogramma is hiertoe niet in staat … Profielen Per onderwijsniveau zijn er vier profielen waarop een leerling kan worden geadviseerd. Dit heeft ermee te maken, dat een leerling niet altijd voldoet aan de eisen, die vereist zijn voor het betreffende onderwijsniveau. De profielen staan hieronder omschreven. Voor sommige profielen is het nodig, dat de basisschool extra informatie aanlevert. De school van voortgezet onderwijs krijgt door het gekozen profiel een
34
indicatie mee van het niveau van de leerling in relatie het betreffende onderwijsniveau, en van eventueel wenselijke aanvullende begeleiding. 1. Het Basisprofiel is het vereiste niveau voor het betreffende onderwijsniveau. 2. Het Plusprofiel is het profiel voor leerlingen die m.b.t. het betreffende onderwijsniveau wat over lijken te hebben en misschien in de toekomst kunnen opstromen naar een hoger niveau. 3. Het Bespreekprofiel is het profiel voor leerlingen die niet geheel voldoen aan de eisen voor het betreffende onderwijsniveau. Zo kan er zich een situatie hebben voorgedaan in het (school)leven van de leerling, waardoor het presteren op school tijdelijk negatief is beïnvloed. Door middel van een schriftelijke onderbouwing geeft de basisschool aan op grond waarvan men van mening is, dat de leerling toch een plek zou moeten krijgen binnen het betreffende onderwijsniveau. 4. Het Disharmonisch profiel is het profiel voor leerlingen die, op basis van het leerlingvolgsysteem, niet aan de eisen voor het betreffende onderwijsniveau lijken te voldoen, maar waarvoor de verklaring gevonden wordt in een gediagnosticeerde leerstoornis (bijv. dyslexie) of een diagnose op sociaal-emotioneel gebied (bijv. ASS). Ook hierbij geldt, dat de basisschool een schriftelijke onderbouwing aanlevert. Leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Leerlingen die extra ondersteuningsbehoeften nodig hebben zullen ook nadat ze onze school hebben verlaten richting het VO, specifieke ondersteuning moeten hebben. Er zijn voor deze kinderen twee uitstroom mogelijkheden: •
LWOO: Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) volgen. Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) geldt voor een leerling die voldoende capaciteiten heeft om een vmbo-diploma te halen, maar door een leerachterstand of andere omstandigheden extra hulp nodig heeft. De leerling zit op het vmbo en volgt het onderwijs in 1 van de 4 leerwegen. Na 4 jaar legt hij het vmbo-examen af. Scholen kunnen zelf bepalen of en hoe zij lwoo aanbieden. Dat kan variëren van bijlessen en huiswerkbegeleiding tot trainingen om een leerling beter te laten studeren. Ouders/verzorgers kunnen hun kind aanmelden voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) als het kind hiervoor een advies heeft gekregen van de basisschool. Als het kind is aangemeld bij de vmbo-school, bekijkt deze school of het kind in aanmerking komt voor lwoo. De school doet een onderzoek naar het leervermogen van het kind (intelligentieonderzoek), eventueel aangevuld met een onderzoek naar het persoonlijk functioneren van het kind. Daarnaast bekijkt de school het onderwijskundig rapport van het kind. Dat is een dossier waarin wij als basisschool de leerresultaten van het kind hebben gebundeld. Voordat het richting het VO gaat, bespreken wij een onderwijskundig rapport altijd eerst met de ouders door en ondertekenen de ouders / verzorgers het rapport. Ook wordt er met de ouders of verzorgers overlegd wat volgens hen de beste keuze voor hun kind is. De vmbo-school meldt het kind aan bij de regionale verwijzingscommissie voortgezet onderwijs (rvc-vo). Deze commissie beslist of de school inderdaad het geld krijgt voor de begeleiding van het kind.
•
Praktijkonderwijs (PRO): Het pro is een vorm van voortgezet onderwijs die leerlingen voorbereidt op de arbeidsmarkt. Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen die hiervoor
35
een advies hebben gekregen van ons als basisschool of die niet mee kunnen komen in het reguliere voortgezet onderwijs (vo) en die dus naar verwachting geen vmbo-diploma kunnen halen. Het praktijkonderwijs duurt 4 of 5 jaar. Leerlingen krijgen in kleine groepen les in de vakken van de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Deze vakken zijn afgestemd op de arbeidsmarkt. Ook worden de leerlingen getraind in praktische vaardigheden, zoals koken, klussen in huis, rekeningen betalen, omgaan met en invullen van formulieren, uiterlijke verzorging, omgaan met andere mensen en werken. Leren doen de leerlingen vooral in de praktijk door bijvoorbeeld stages te lopen bij bedrijven en organisaties. Als leerlingen het praktijkonderwijs hebben doorlopen, ontvangen ze het getuigschrift praktijkonderwijs. Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs beslist over de toelating van een leerling. Ook meldt het bevoegd gezag de leerling aan bij een regionale verwijzingscommissie voortgezet onderwijs (rvc-vo). Deze bekijkt of het kind aan de voorwaarden voor praktijkonderwijs voldoet. Voordat de school actie onderneemt, moet ze altijd met de ouders of verzorgers en het kind overleggen. Zowel bij LWOO als bij PRO is er dus een regionale verwijzingscommissie die bekijkt of een leerling al dan niet in aanmerking komt. De criteria die de RVC VO hanteert zijn vastgelegd in ‘de Algemene Maatregel van Bestuur’. In onderstaand schema is af te lezen aan welke criteria een leerling moet doen om in aanmerking te komen voor LWOO of PRO. Criteria Leerachterstand Capaciteiten Sociaal Emotionele problematiek
Praktijkonderwijs Meer dan 50% op minimaal 2 domeinen Een IQ van minimaal 55 en maximaal 80
Leerwegondersteunend onderwijs Tussen 25% en 50% op Tussen 25% en 50% op minimaal 2 domeinen (vakken) minimaal 2 domeinen Een IQ van 75 tot en met Een IQ boven 90, maar maximaal 90 maximaal 120 Faalangst en/of prestatie/motivatie problemen en/of emotionele instabiliteit
(bron: Algemene Maatregel van Bestuur - Staatsblad 262 en 288, 2003)
Het schema op bladzijde 33 moet als volgt gelezen worden: De leerachterstanden a. De leervorderingen moeten op vier domeinen (vakken) worden vastgesteld; technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en inzichtelijk rekenen. b. Er dient op minimaal twee van de vier domeinen sprake te zijn van leerachterstand. Eén van de domeinen met leerachterstand dient begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen te zijn. c. De leervorderingen dienen gemeten te worden met een toets die voorkomt op ‘de lijst van toegestane instrumenten’. De toetsen dienen afgenomen te zijn in het leerjaar dat de aanvraag gedaan wordt.
a. b. c.
De capaciteiten Voor zowel een LWOO- als een PRO-beschikking gelden minimum en maximum IQ-scores. Deze dienen verkregen te zijn met één van de tests op ‘de lijst van toegestane instrumenten’. Bij strijdigheid van de criteria IQ en leerachterstand (het ene criterium wijst naar LWOO, het andere naar PRO) beslist de RVC op grond van de gegeven motivering in de aanvraag. Ook bij het overlapgebied tussen LWOO en PRO (IQ in de bandbreedte 75-80) dient de aanvragende school te motiveren op grond waarvan voor LWOO dan wel voor PRO gekozen wordt.
36
Sociaal emotionele problematiek Bij een IQ van 90 tot en met 120 is allereerst vereist dat er voldaan wordt aan het criterium leerachterstand. Daarnaast dienen er op sociaal emotioneel gebied problemen aangetoond te worden die het leerproces dusdanig belemmeren dat extra zorg noodzakelijk is. De conclusie, dat LWOO noodzakelijk is, dient gedaan te worden door een daartoe bevoegd orthopedagoog/psycholoog op grond van kritieke scores op één of meer testen die op ‘de lijst van toegestane instrumenten’ voorkomen. Vanzelfsprekend zal de groepsleerkracht van groep 8 regelmatig contact hebben met de ouders / verzorgers om de procedures toe te lichten en om de aanmelding naar het Voortgezet onderwijs soepel te laten verlopen. 8.7 Eigenaarschap OPP Afspraken m.b.t. OPP: Activiteit Opstellen OPP Bespreken opzet OPP Tussenevaluaties (doorsturen naar IB) Controle tussenevaluaties Eindevaluatie ontwikkelingsperspectief en overdracht volgende leerkracht
Wie Groepsleerkracht samen met IB Groepsleerkracht samen met IB Leerkracht die de onderwijsactiviteiten uitvoert IB Huidige en nieuwe leerkracht en ib.
Wanneer Start schooljaar Start schooljaar Na elk toetsmoment Na elk toetsmoment
8.8 Capaciteiten van leerlingen Het is wenselijk om bij het schrijven van OPP dezelfde benamingen en begrippen te gebruiken. Bij het beschrijven van de capaciteiten van de leerling gaan wij uit van onderstaande ordening van Resing en Blok (2002). Meerbegaafd Leerlingen met een meer dan gemiddelde capaciteit worden aangeduid met meerbegaafd. Onze school hanteert de volgende benamingen bij de indeling naar IQ-scores: IQ-scores 135 131-135 121 - 130 111 – 120 90 - 110 80 - 89 70 - 79 50 - 69 35 – 49
Benamingen naar IQ hoogbegaafd
Meerbegaafd ? Meerbegaafd
zeer begaafd begaafd bovengemiddeld gemiddeld beneden gemiddeld laag begaafd of moeilijk lerend lichte verstandelijke beperking matige verstandelijke beperking
Meerbegaafd meerbegaafd
37
9. Sociaal- emotionele ontwikkeling Naast het ontwikkelen en stimuleren van kinderen op het cognitieve vlak, vinden wij het aanleren van sociale vaardigheden op school minstens net zo belangrijk. We hebben op school duidelijke schoolregels (zie bijlage XIX) Daarbij hanteren op school het Anti-pestprotocol (bijlage XVIII), maar daarnaast willen we er in de praktijk ook actief werken aan preventie. We vinden het van essentieel belang om hier consequent en in een doorgaande lijn aandacht aan te besteden. 9.1 SCOL Enkele jaren geleden heeft onze school SCOL aangeschaft. De SCOL (Sociale Competentie ObservatieLijst) is een scorelijst per leerling die de groepsleerkracht tweemaal per jaar invult: een keer rond de herfstvakantie en de tweede keer in het voorjaar. De groepsleerkracht kent zijn leerlingen en weet hoe zij zich gewoonlijk in allerlei situaties gedragen. Door de leerling voorafgaand aan het invullen nog eens bewust te observeren, toetst de leerkracht zijn mening aan het gedrag van de leerling: • • •
Gedraagt deze leerling zich in deze situatie sociaal competent gelet op zijn leeftijd? Doet hij dat uit zichzelf of wordt hij ertoe aangespoord? Welke kenmerken heeft de situatie? o vrij - gestructureerd o met volwassenen - leeftijdgenoten o vertrouwd - onbekend o gelijke – tegengestelde belangen o verhouding tot andere personen
Door de observatie heeft de leerkracht zijn beeld van de leerling getoetst aan zijn huidige gedrag. Vervolgens wordt de SCOL ingevuld voor de geobserveerde leerlingen. De SCOL heeft een positieve invalshoek: de vragen gaan over wat een leerling wél kan en past daarmee goed bij onze school. Wat de leerling (nog) niet kan, kunnen we afleiden uit de vragen waarop de leerling lage scores behaalt. De SCOL bestaat uit 26 vragen die telkens concreet sociaal competent gedrag beschrijven. Er zijn vanzelfsprekend veel meer sociaal competente gedragingen dan in de SCOL zijn opgenomen. Daarom beschouwen wij de vragen als voorbeelden van sociaal competent gedrag. Het blijkt namelijk dat veel sociaal competente gedragingen uiteindelijk te herleiden zijn tot deze 26 vragen. De 26 vragen zijn ondergebracht in 8 categorieën van sociaal competent gedrag. De acht categorieën zijn: 1. Ervaringen delen. Deelt de leerling met anderen wat hem bezighoudt, zowel de positieve als de negatieve ervaringen? Heeft hij plezier met andere kinderen? 2. Aardig doen. Benadert de leerling andere leerlingen op een positieve manier en draagt hij zorg voor anderen? 3. Samen spelen en werken. Kan de leerling met anderen iets tot stand brengen: overleggen, afspraken maken en ideeën inbrengen?
38
4. Een taak uitvoeren. Hoe gaat de leerling om met opdrachten? Denk hierbij niet alleen aan schoolse taken, maar ook aan andere taken, zoals de planten water geven, het bord schoonmaken, de klas opruimen en dergelijke. 5. Jezelf presenteren. Hoe beweegt de leerling zich onder de mensen; hoe gemakkelijk maakt hij zich kenbaar? 6. Een keuze maken. Gaat de leerling impulsief te werk? Blijft hij bij een beslissing? Hoe gemakkelijk hakt hij een knoop door? In hoeverre beslist de leerling zelf en in hoeverre laat hij zich leiden door anderen? 7. Opkomen voor jezelf. Hoe gaat de leerling om met weerstand? Kan hij voor zichzelf zorgen? Vraagt hij op tijd om hulp? 8. Omgaan met ruzie. Kan de leerling een verschil van mening of een belangentegenstelling oplossen, zonder dat het leidt tot een knallende ruzie? Bij elke vraag kan de leerkracht kiezen uit de volgende antwoord mogelijkheden: Nooit
De leerling laat het gedrag nooit zien.
Zelden
De leerling laat het gedrag te weinig zien, veel minder dan leeftijdgenoten en alleen als de situatie uitnodigt tot het gedrag, bijvoorbeeld op aansporing van de leerkracht.
Soms
De leerling laat het gedrag wel eens zien maar minder dan leeftijdgenoten. Het gedrag komt voornamelijk voor in situaties die hiertoe duidelijk uitnodigen.
Geregeld
De leerling laat het gedrag meestal zien, net zo vaak als leeftijdgenoten, maar niet zo vaak als de situatie tegen zit.
Vaak
De leerling laat het gedrag vaak zien, vaker dan leeftijdgenoten, namelijk ook als de situatie daar niet direct toe uitnodigt.
Om te beslissen welke score een leerling krijgt, vergelijken we zijn gedrag dus in de eerste plaats met dat van zijn leeftijdgenoten. In de tweede plaats kijken we hoe de leerling zich in verschillende situaties gedraagt. 9.2 LeerlingSCOL De LeerlingSCOL is een aanvullende module op de Sociale Competentie Observatie Lijst (SCOL). Wij hebben de LeerlingSCOL ook aangeschaft, omdat we het van belang vinden te weten hoe leerlingen zelf denken over hun sociale competentie. Zo kan het oordeel van de leerkracht, gemeten met de SCOL, vergeleken worden met het resultaten van de LeerlingSCOL. De LeerlingSCOL is bedoeld voor bovenbouwleerlingen; vanaf groep 6 wordt de kinderen gevraagd om dit in te vullen. De LeerlingSCOL geeft dus zicht op de mening van de leerling zelf. De LeerlingSCOL heeft, net als SCOL, ook een positieve invalshoek: de vragen gaan over wat een leerling wél kan. Wat de leerling (nog) niet kan, is af te leiden uit de stellingen waarop de leerling lage scores behaalt. De LeerlingSCOL bestaat ook uit 26 vragen die telkens concreet sociaal competent gedrag beschrijven. Deze vragen komen overeen met de vragen uit de SCOL. De 26 vragen zijn ondergebracht in dezelfde acht categorieën van sociaal competent gedrag als bij de SCOL.
39
De acht categorieën zijn:
Bij elke vraag kan de leerling kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden: Bijna nooit
De leerling laat het gedrag bijna nooit zien.
Soms
De leerling laat het gedrag wel eens zien. Het gedrag komt voornamelijk voor in situaties die hiertoe duidelijk uitnodigen.
Bijna altijd
De leerling laat het gedrag bijna altijd zien.
Naar aanleiding van de scores van SCOL en LeerlingSCOL kan een kind bij ons op school een Rots & Watertraining volgen. In de meeste gevallen zal dit om leerlingen met een IV of V- score gaan. Maar indien gewenst en nodig is het geen probleem om de volledige groep deel te laten nemen aan deze training. Hierover zal dan een gefundeerde beslissing moeten worden genomen, in overleg met alle betrokkenen. 9.3 Rots & water training Het Rots & Water programma kan worden beschouwd als een weerbaarheidsprogramma. Rots & Water heeft als doel het verbeteren van zelfbeheersing, zelfreflectie, zelfvertrouwen, en communicatieve en sociale vaardigheden. Daarnaast zijn de preventie van geweld en van seksueel geweld, het leren maken van eigen keuzes en het leren gaan van een eigen weg belangrijke thema’s. Rots en Water maakt gebruik van een psychofysieke didactiek, wat inhoudt dat startend vanuit een fysieke invalshoek, mentale en sociale vaardigheden worden aangereikt en verworven. Actie (spel, spelen en simpele zelfverdedigingsvormen) wordt afgewisseld door momenten van zelfreflectie en kringgesprekken. Onze intern begeleider is sinds schooljaar 2012-2013 gecertificeerd als trainer Rots & Water Basis en sinds afgelopen schooljaar gecertificeerd om schoolbreed Rots en Water te geven. Dit houdt in dat wij als school de kinderen vanaf groep 1 ook op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling gericht onderwijs kunnen bieden. Tot voor kort bleef het op het sociaal emotioneel gebied voornamelijk steken op het ‘waarnemen’ binnen de cyclus van HGW, (het afnemen van SCOL), en waren we binnen de cyclus nog niet bezig met het ‘begrijpen’ en een vervolg te ‘plannen’. Vanaf dit
40
schooljaar zal hier een structurele verandering in komen en kunnen we onze leerlingen ook op dit gebied tegemoet komen in hun onderwijsbehoeften. De werkwijze voor het opzetten van een dergelijke training is als volgt: Vooraf de klas ophangen: ‘je hebt altijd een andere keuze!’ Nieuwsbrief aankondiging van rots en waterlessen. (indien gewenst ouderavond) Sociogram afnemen
1. V.a. groep 7 kinderen zelf doelen rots en watertraining laten bepalen
2. Gesprek leerkracht en trainer rots en water over uitkomst, hulpvraag vaststellen (mogelijk: ‘collega wil jij hieraan werken?’) Vervolgens doelen helder krijgen en voorlopig plan opstellen
3. Twee lessen worden gegeven (algemene lessen als zwaaien / high five) door trainer en leerkracht
4. Tussenevaluatie leerkracht – trainer rots en water groepsplan opzetten
-
Groepsplan opzetten: Verdiepingsgroep (sterke leerlingen): extra verantwoordelijkheden geven. Basisgroep: de stabiele groep, Extra instructie zijn de kinderen die weerbaarder of meegaander moeten worden
5. Zes lessen worden gegeven
6. certificaat uitdelen aan kinderen en plan door leerkracht en trainer evalueren (mogelijk vervolg geven)
41
10. Administratie onderwijsondersteuning Op onze school is het verzamelen, noteren en bewaren van de belangrijke gegevens van de leerlingen, op eenduidige wijze, één van de manieren om de doorgaande lijn te bewaken. Het is een hulpmiddel bij de begeleiding van de leerlingen, het plannen van het onderwijsproces en het communiceren over de ontwikkeling van leerlingen. De leerkracht is verantwoordelijk voor het onderwijsproces van alle leerlingen, ook voor de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Hierdoor neemt de noodzaak om nauwgezet te administreren en te plannen toe. Informatie afkomstig van ouders, collega’s, toetsgegevens, observaties en informatie van externen is daarbij belangrijk om een totaalbeeld van de leerling te krijgen Het bijhouden, registreren en vastleggen van de gegevens rondom het onderwijsproces vindt plaats in de groepsmap, de (individuele) leerlingmap en het groepszorgdossier. De gegevens worden bij allerlei doeleinden gebruikt zoals: groeps- en leerlingenbesprekingen of contacten met ouders en instanties. Daarbij wordt rekening gehouden met de wet op privacy. In groep 1 t/m 8 worden de volgende mappen bijgehouden: • een groepsmap • leerlingenmappen • een groepszorgdossier Er zijn schriftelijke afspraken gemaakt omtrent het gebruik van de groeps-,leerlingen- en registratiemappen. De mappen blijven in principe in het lokaal, zodat ook invallers er gebruik van kunnen maken, waarbij er zorg is voor de privacygevoelige zaken. 10.1 Groepsmap In elk lokaal ligt een groepsmap. Hierin zijn de volgende zaken te vinden: 1. Bijzonderheden leerlingen a. Medicijnen b. Allergieën c. Opvallend gedrag 2. Inloggegevens 3. Plattegrond 4. Namenlijst leerlingen 5. Absentielijst 6. Adressenlijst 7. Regels en afspraken a. Plein b. School c. Klas 8. Roosters a. Jaarplanning b. Pleindienst c. Lesrooster d. Toets rooster e. Begeleidingsrooster f. Gymrooster 9. Dagplanning 10. Lege documenten 11. Werkwijze
42
12.
a. IGDI-model b. RALFI c. Zelfstandig werken d. Werkwijze algemeen Ontruimingsplan
10.2 Leerlingenmap In de leerlingenmap zijn de gegevens van kinderen te vinden met specifieke onderwijsbehoeften. Elk kind heeft een eigen tabblad met daarachter de gegevens die noodzakelijk zijn om te weten over het kind. Ook is daar het OPP terug te vinden. 10.3 Groepszorgdossier Hier zijn de volgende afspraken over gemaakt: 1. Voor elke groep is een groepszorgdossier ingericht. Elk schooljaar is er een nieuwe map in een nieuwe kleur. Vóór in deze map zit de handleiding van het groepszorgdossier. Voor een exemplaar hiervan verwijzen wij naar de bijlage “Handleiding Groepszorgdossier”. 2. Mappen van voorgaande jaren worden in het magazijn in het instructielokaal bewaard. 3. De leerkracht start, na de overdracht, met de nieuwe map met het verslag van het overdrachtsgesprek in de vorm van een verslag van de uitgevoerde groepsplanbespreking met de voorgaande leerkracht. 4. De leerkracht neemt tijdens het schooljaar de verschillende documenten op in het groepszorgdossier. Het nieuwste document komt steeds bovenop de al aanwezige documenten. (‘de nieuwste ligt bovenop”) 5. Het actuele groepszorgdossier bevindt zich in het lokaal. . De inrichting van het groepszorgdossier ziet er als volgt uit: • Handboek onderwijsondersteuning • De handleiding bij het Groepszorgdossier • De NAW-gegevens van de jaargroep • Het overzicht Aandachtspunten en signalen” • Het overzicht “Orthobeelden” • Per vakgebied worden de documenten geadministreerd. • Volgorde vakgebieden: 1. Rekenen Wiskunde 2.Technisch Lezen 3.Begrijpend Lezen 4.Spelling 5.scol 6.Diversen • Volgorde in de verschillende vakgebieden: 1.Verslag van de groepsplanbespreking (voorzien van titel bv. 5.2) 2.Groepsplan voorzien van titel (bijv. 4.1) 3.Relevante methodegebonden toetsen 4. Cito groepslijsten 5.Didactisch groepsoverzicht voorzien van titel (bv. 7.1) 6.Terug naar stap 1 voor de tweede cyclus in de 1-zorgroute
43
10.4 Wat komt waar? Activiteit Ontwikkelingsperspectief Registratie en evaluatie toetsen CITO toetsen met foutenanalyse Didactisch groepsoverzicht Groepsplanbespreking
Groepsplan
Rapport en stand van zaken Bewaren toetsboekjes
Waar genoteerd Leerlingenmap Eigen toetsregistratie in leerlingenmap CITO leerlingvolgsysteem
Door Leerkracht Leerkracht
Groepszorgdossier van de eigen groep Groepszorgdossier van de groep waarbij de onderwijsactiviteiten gevolgd worden Groepszorgdossier van de groep waarbij de onderwijsactiviteiten gevolgd worden Leerlingmap Bewaren in magazijn instructielokaal (IV- V scores van DMT/ rekenen in map reken - / lees analyse IB kast)
Leerkracht
Leerkracht / IB’er
Leerkracht
Leerkracht
Leerkracht Leerkracht / IB’er
44
11. Ketenpartners Soms is het voor leerlingen wenselijk of nodig dat er contact wordt gezocht met hulpverlening buiten de school. Onze school maakt deel uit van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO 20.01, het samenwerkingsverband voor de scholen in de provincie Groningen en gemeente Noordenveld. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan (http://www.passendonderwijsgroningen.nl/SWV-PO20-01/). Via het samenwerkingsverband worden ook afspraken gemaakt over de mogelijkheden van extra onderwijsondersteuning binnen en buiten de school. In onze gemeente is er één school voor Speciaal Basisonderwijs: de Zwaaikom. In dit hoofdstuk beschrijven wij onze Ketenpartners, welke wij als school kunnen inschakelen. We maken onderscheid in ketenpartners in de zorg en ketenpartners in de onderwijsondersteuning. Ketenpartners in de zorg: 11.1 GGD – de jeugdgezondheidszorg op school In de provincie Groningen wordt de jeugdgezondheidszorg voor kinderen van 0-19 jaar uitgevoerd door GGD Groningen. Tot de leeftijd van 4 jaar gaan ouders met hun kinderen daarvoor naar het consultatiebureau. Vanaf het vierde jaar komen de medewerkers van de Jeugdgezondheidszorg op de basisschool. De Jeugdgezondheidszorg doet het volgende tijdens de basisschoolperiode: Onderzoek van gehoor, gezichtsvermogen, lengte en gewicht Ingaande het nieuwe schooljaar zijn er een paar veranderingen. Als eerste is de vragenlijst die naar de ouders van de kinderen in groep twee wordt verstuurd aangepast, daarnaast worden de ouders niet meer standaard uitgenodigd bij het onderzoek door de doktersassistente in groep 2. Mochten ouders wel aanwezig willen zijn dan kunnen ze dit telefonisch aangeven. Ook de vragenlijst die naar de ouders in groep 7 gaat is aangepast. Voorheen kon de leerkracht van groep 2 en groep 7 in een gesprek met de verpleegkundige aangeven of er nog bijzonderheden zijn m.b.t. een kind in hun groep Het mondeling gesprek waarin alle leerlingen werden doorgenomen, wordt vervangen door een signaleringslijst. . Op deze lijst kan de leerkracht bijzonderheden over kinderen in hun groep aangeven. Deze signaleringslijst is eveneens door leerkrachten van de groepen 1,3,4,5,6,8 te gebruiken. Vaccinaties Alle 9-jarige kinderen ontvangen een uitnodiging van de GGD voor de vaccinaties DTP en BMR. Ze worden gevaccineerd om te voorkomen dat ze besmettelijke ziektes als bof, mazelen of rode hond krijgen. Alle 12-jarige meisjes ontvangen ook nog 2 keer een uitnodiging voor de HPV-vaccinatie. Deze vaccinatie is bedoeld om hen te beschermen tegen baarmoederhalskanker. Vragen, twijfels De meeste ouders hebben wel eens vragen of twijfels over de groei en ontwikkeling van hun kind. Bijvoorbeeld: Mijn kind is veel kleiner dan klasgenootjes. Is dat normaal? Ik vind het lastig om grenzen te stellen voor mijn kind. Hoe kan ik dat verbeteren? Mijn kind kan moeilijk meekomen met sport. Kan ik daar wat aan doen? Eet mijn kind wel goed? Met al deze vragen kunt u terecht bij de Jeugdgezondheidszorg van GGD Groningen. Het maakt daarbij niet uit in welke groep uw kind zit. De verpleegkundige houdt regelmatig spreekuur op school of het Centrum voor jeugd en gezin. Op school is bekend waar en wanneer dit spreekuur is.
45
Informatie over gezondheid en opvoeding Ook op de website van GGD Groningen is veel informatie te vinden over gezondheid en opvoeding. Bijvoorbeeld over zindelijkheid, de seksuele ontwikkeling, pesten of ruzies tussen kinderen. Kijk hiervoor op www.ggd.groningen.nl/jeugd-opvoeding. Ook hanteert de GGD verschillende protocollen, o.a. het protocol zeden zaken en maatschappelijke onrust (bijlage XVI) 11.2 School Maatschappelijk Werk De schoolmaatschappelijk werkster probeert hulp te bieden in een vroegtijdig stadium aan school, ouder(s) en kind(eren) door: hulp te bieden aan ouder(s) bij opvoedingsvragen, om zodoende de leerprestaties en het gedrag (op school) en het welbevinden van het kind te verbeteren; leerkrachten te ondersteunen en/of begeleiden; met de school/leerkracht te verhelderen wat de oorzaak is van het probleem van het kind op school; ouders te begeleiden naar gespecialiseerde hulpverlening; te bemiddelen tussen school, de leerkracht en het gezin, waarbij het kind centraal staat. In de nabije toekomst zullen wij een casemanager toegewezen krijgen. Deze zal de zal mogelijke betrokken rondom een gezin coördineren. Deze casemanager zal op structurele momenten aanwezig zijn bij ons op school. 11.3 De meldcode Alle professionals die met kinderen, gezinnen of volwassenen werken, zijn verplicht om in actie te komen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. De meldcode beschrijft in stappen wat bijvoorbeeld een arts, verpleegkundige of leraar moet doen. In het Basismodel meldcode is toegelicht welke 5 stappen in elk geval in de meldcode moeten staan. Stap 1: in kaart brengen van signalen. Stap 2: overleggen met een collega en eventueel raadplegen van het advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. Stap 3: gesprek met de cliënt. Stap 4: wegen van het geweld of de kindermishandeling. Stap 5: beslissen: hulp organiseren of melden. In het protocol ‘Meldcode huislelijk geweld en kindermishandeling’ hebben we deze stappen uitgewerkt. (zie bijlage XIII) 11.4 De verwijsindex Soms krijgt een leerling hulp van verschillende organisaties tegelijk. Het is belangrijk dat de leraren en hulpverleners dit van elkaar weten. Ze kunnen de ondersteuning, zorg of hulp dan afstemmen en voorkomen dat zij langs elkaar werken. Daarom bestaat er een verwijsindex zorg en onderwijs. Deze online index laat zien welke hulpverleners betrokken zijn. Een leraar, ouder of IB’er hoeft dan niet steeds opnieuw het verhaal te vertellen. De hulpverleners zoeken contact met elkaar, zodat ze snel de juiste zorg kunnen geven. De ervaring leert inmiddels wel, dat het bij deze processen heel belangrijk is om snel vast te stellen wie de regiehouder is wie wat van plan is te gaan doen. Bij ons kunnen de directie en de IB’er een melding maken in de verwijsindex. Ketenpartners in de onderwijs ondersteuning: 11.5 Ambulante begeleiding Ambulante begeleiding (AB) is een vorm van hulp bedoeld om leraren die leerlingen met een rugzakje of leerlingen met een belemmering of een specifieke handicap in hun groep hebben met (ortho)pedagogische, didactische en diagnostische aanwijzingen te ondersteunen. De ambulante
46
begeleiding (AB) draagt bij aan de verbreding van de ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften door het vergroten van de deskundigheid van de leerkracht, door een collegiale consultatie, eenmalige observatie en/of Ambulante begeleiding Een ambulant begeleider maakt jaarlijks een begeleidingsplan (BP). Een begeleidingsplan geeft aan op welke wijze de verschillende ondersteuning- en begeleidingstrajecten van een leerling op elkaar afgestemd zijn en kan door betrokkenen als hulpmiddel in het overleg met de ouders gebruikt worden. Een begeleidingsplan (BP) kan tevens een document zijn waarin op overzichtelijke wijze de reeds bekende informatie over de problemen van een leerling ten behoeve van de leraar en de andere zorgfunctionarissen van de school in kaart zijn gebracht. De leraar gebruikt de omschreven aanwijzingen in het BP bij het maken van een Ontwikkelingsperspectief (OPP). De AB komt een aantal malen op de school om het ondersteuningtraject te evalueren. De ontwikkeling van de leerling wordt met de leerkracht doorgesproken. De mogelijkheden van de school en het ondersteuningtraject worden besproken. Leerlingen (!) en ouders worden tijdig en frequent geïnformeerd. De AB aan leerlingen met beperkingen is onderverdeeld in vier clusters: Cluster 1 Visueel gehandicapten en blinde kinderen. (Dit cluster valt buiten de regeling leerlinggebonden financiering. Dit betekent dat er in overleg met de school voor speciaal onderwijs ondersteuning in het regulier onderwijs wordt gegeven.) Cluster 2 Dove en slechthorende kinderen ; Kinderen met ernstige taal-/spraakmoeilijkheden (ESM) Cluster 3 Meervoudig gehandicapte kinderen (MG) ; Langdurig zieke kinderen (chronische, somatische ziekten) ; Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG) ; Verstandelijk gehandicapte kinderen (VG) Cluster 4 Kinderen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische problematiek Naast deze reguliere ambulante begeleiding voor leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs, bestaat preventieve ambulante begeleiding (PAB), ter voorkoming van ernstiger problemen. Ambulante begeleiding is ook mogelijk wanneer de leerling teruggeplaatst is vanuit het speciaal onderwijs in het regulier onderwijs De manier waarom de ambulante zorg wordt verleend zal, in het kader van Passend Onderwijs de komende jaren veranderen. Door de politieke situatie is nog niet duidelijk op welke wijze de ambulante zorg kan worden ingezet. Ook staat momenteel de uitvoering van de ambulante begeleiding van Rec-2 en Rec 3 onder druk. Begeleiding voor de leraar Het aanbod van de AB kan zijn: • Hulp aan de leraar en/of de interne begeleider bij het stellen van een specifieke hulpvraag (advies of consult) • De AB ondersteunt de leraar bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van een OPP (begeleiding) • De AB observeert zo nodig werkmomenten met de leerling. Deze observaties zijn vooral bedoeld om bouwstenen te verzamelen voor een adequate advisering. Het uitschrijven van een handelingsplan/leerlijn behoort tot de verantwoordelijkheden van de leraar . • De AB doet geen remedial-teaching met de leerling. • De AB kan verwijzen naar geschikte remediërende materialen. • De AB schrijft een begeleidingsplan (BP) voor de leraar.
47
Communicatie met een AB De IB is verantwoordelijk voor de communicatie tussen betrokkenen. De IB draagt zorg voor juiste communicatie tussen leerkracht en de AB. Voor een goede uitvoering van de ambulante begeleiding worden er van de basisschool een aantal zaken verwacht: • Uitvoering van het gezamenlijk opgestelde advies; afspraak is afspraak. • Tijdige verslaglegging van de effecten van een OPP, met een deugdelijke evaluatie (volgens het PPAAmodel); • Het tijdig aanleveren van voor de AB relevante gegevens (een week voor het gesprek) 11.6 Cedin Consultatieve leerling begeleiding betekent in de praktijk dat met de ouders en de intern begeleider/ leerkrachten geregeld kinderen worden doorgesproken. Gezamenlijk worden kinderen met leer- en gedragsproblemen 'in de gaten gehouden'. Het is de leerkracht die een probleem ervaart met een leerling en dit wordt bekeken in een breder kader van schoolontwikkeling. De consultatief begeleider kan de school ondersteunen bij de optimalisering van het zorgsysteem. Kindgericht onderzoek kan deel uitmaken van de probleemanalysefase. Een psychologisch en/of didactisch onderzoek is onderdeel van een handelingsgerichte diagnostiek. Deze besprekingen worden verwerkt in een HGDP-formulier. 11.7 IB-netwerk Om het belang van ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ voor de onderwijszorg binnen het samenwerkingsverband te versterken, ervaringen uit te wisselen en elkaar te inspireren, is een lerend IB-netwerk in Hoogezand Sappemeer ingericht. De belangrijkste doelstelling is: leren van elkaar om de onderwijszorg te verbeteren en te werken aan Passend Onderwijs op school- en bovenschoolsniveau. In het netwerk wordt er informatie uitgewisseld onderling en vanuit het SWV naar de IB-ers en vanuit IB-ers naar het SWV. Doel van een lerend IB-netwerk is dat je meer leert en elkaar helpt deze transfer naar je eigen schoolpraktijk te maken. Het beleid van PO en de kwalitatieve verbetering van de zorg (en bovenschoolse zorg) staan hierbij centraal.
48
12. Achttien arrangementen Elke school moet, wanneer de wet Passend Onderwijs in werking is ingetreden, beschikken over een helder schoolondersteuningsprofiel (SOP). In dit profiel geeft de school aan welke basisondersteuning er geboden kan worden en welke arrangementen het heeft voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften. Dit schoolondersteuningsprofiel (SOP) is eigenlijk eens samenvatting van ons document ‘onderwijsondersteuning’. Voor dit profiel verwijzen wij naar bijlage X “Schoolondersteuningsprofiel”. Op basis van het door de school vastgestelde schoolondersteuningsprofiel kan worden vastgesteld of een leerling met een zeer specifieke ondersteuningsbehoeften extra onderwijsondersteuning kan ontvangen. Wat wij als school naast onze basisondersteuning aan extra ondersteuning kunnen bieden, hebben we vastgelegd in arrangementen. Deze kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard, tot intensief en langdurend of van structurele aard. Als uitgangspunt geldt, dat – waar mogelijk – de leerling deze zorg op onze school, binnen de reguliere ondersteuningsstructuur, ontvangt. Men kan bij deze onderwijsondersteuning denken aan: 1. Tijdelijk toegevoegde ondersteuning voor de leerling 2. Tijdelijk toegevoegde ondersteuning voor de leraar of het team. 3. Een extra budget voor de school, waarmee deze de specifieke ondersteuningsbehoefte van een leerling kan financieren. 4. Tijdelijke beschikbaarheid van specifieke hulpmiddelen voor leerlingen met een lichamelijke handicap; Hieronder onze mogelijkheden (en grenzen) aan extra zorg binnen onze school. Arrangement 1 De school heeft een (tijdelijke) aanpak voor leerlingen met externaliserend gedrag. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Op het gebied van agressie en vluchtgedrag zijn wij niet toegerust. De expertise en mankracht ontbreekt om agressieve kinderen en / of kinderen die weglopen adequaat op te vangen op onze school. Kinderen die al op onze school zitten en externaliserend gedrag gaan vertonen worden besproken met de groepsleerkrachten, ouders, externe deskundigen en intern begeleider. Afhankelijk van de situatie worden maatregelen genomen. Deze worden geregeld geëvalueerd en zo nodig herzien. De school kan gebruik maken van de deskundigheid van een gedragsdeskundige binnen ons bestuur. Kinderen die al langer op onze school zitten en op een moment paniek- en vluchtgedrag laten zien of fysiek gewelddadig worden zijn op dat moment niet op te vangen in een groep. Zodra een kind zo boos is dat de situatie onveilig wordt voor de andere kinderen en de leerkracht, gaat de leerling uit de groep en wordt opgevangen door een (ambulante) collega. Ouders worden ingelicht en uitgenodigd voor gesprek. Als het gedrag veelvuldig voorkomt en hulpverlening onvoldoende verandering hierin brengt kan een kind niet langer op onze school blijven en zal samen met de ouders en hulpverleners gezocht worden naar een passender vorm van onderwijs. De leerling zal aangemeld worden bij Commissie Passend Onderwijs. Tot er een verwijzing plaatsvindt zal er indien nodig een beroep worden gedaan op ‘het protocol time-out, schorsing en verwijdering’.
49
Voorzieningen Gebouw Samenwerking
Als het gedrag van het kind redelijkerwijs stuurbaar is wordt zowel in als buiten de groep individuele gesprekken gevoerd met het kind om ervoor te zorgen dat het zich veilig en gehoord voelt. We volgen de escalatieladder (zie bijlage III) en indien nodig ‘het protocol timeout, schorsing en verwijdering’ (zie bijlage XV). De leerling zal tijdens uit de groep worden gehaald of kort na uitbarsting buiten de groep worden opgevangen. De school werkt samen met de ouders en externe hulpverleners bij het zoeken naar oplossingen voor het gedrag en dragen er gezamenlijk zorg voor dat iedereen zich binnen de muren van de school veilig kan voelen.
Arrangement 2 De school heeft een aanpak voor leerlingen met internaliserend gedrag (Angst- en stemmingsproblemen en hechtingsproblematiek) Invulling Deskundigheid
De school heeft ervaring met leerlingen met angst- en stemmingsproblemen. De school zal samen met ouders zoeken naar de juiste aanpak en hulpverlening voor deze kinderen. Externe deskundigen moeten worden ingeschakeld omdat de expertise van de leerkrachten alleen niet voldoende is om deze kinderen te begeleiden. De school kan gebruik maken van de deskundigheid van een gedragsdeskundige binnen ons bestuur. Aandacht en tijd Leerkrachten zijn in staat om deze leerlingen te signaleren, maar hebben geen tijd om deze kinderen in een groep te begeleiden. Wel kunnen ze op aanwijzing van deskundigen aanpassingen doen in hun aanpak voor deze kinderen zodat ze zich veilig kunnen voelen in de groep. Voorzieningen Gebouw Samenwerking Allereerst met ouders en zal er contact worden gezocht met de gedragspsecialist. Verder met hulpverleningsinstanties zoals Accare, Lentis en GGD/OCRN. Arrangement 3 De school heeft een aanpak voor leerlingen met het syndroom van Down. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
De school heeft geen ervaring in de opvang van kinderen met het syndroom van Down. Als een leerling met het syndroom van Down wordt aangemeld zal deze niet worden toegelaten zonder externe deskundige ondersteuning en extra middelen. Per kind zal worden bekeken hoe het zich ontwikkelt en samen met de ouders en begeleiders wordt elk half jaar een afweging gemaakt over de vooruitgang van de leerling en de mate waarin onze school in staat is om het kind adequaat te begeleiden. De ontwikkeling van het kind, de mate waarin het aandacht van de leerkracht nodig heeft en de belasting voor de groep zijn daarbij de belangrijkste criteria. We kunnen gebruik maken van de deskundigheid van de begeleiders van cluster 3. De leerling zal in de groep moeten kunnen functioneren. Afhankelijk van de mate waarop het kind zorg en begeleiding behoeft zal er iemand, bekostigd vanuit extra middelen, moeten assisteren in de groep. Per kind zal moeten worden bekeken of en welke speciale voorzieningen er nodig zijn.
50
Gebouw Samenwerking
Er is een directe en nauwe samenwerking nodig tussen de externe deskundige (cluster 3), de ouders en de groepsleerkracht.
Arrangement 4 De school heeft een aanpak voor leerlingen met concentratieproblemen als ADHD en ADD. Invulling Deskundigheid Onze school heeft een team met kennis van kinderen met concentratieproblemen. De school biedt al jaren aan kinderen met concentratieproblemen een plek en heeft daardoor veel expertise opgedaan. Aandacht en tijd Om kinderen met concentratieproblemen goed te kunnen begeleiden is het belangrijk dat er niet teveel kinderen met dit soort problemen in één klas zitten. In groepen kunnen slechts twee kinderen met ernstige concentratieproblemen opgevangen worden. Voorzieningen In de basisgroep kunnen kinderen gebruik maken van oorbeschermers, schotjes en aparte werkplekken. Gebouw Samenwerking
De gedragsspecialist helpt mee in gesprekken met ouders, leerkrachten en intern begeleider om oplossingen te vinden voor de kinderen, zodat er een passende omgeving en leerwijze geboden kan worden. Samen met ouders worden er HGDP gesprekken gevoerd. Hierin wordt o.a. ook het eventuele medicijngebruik besproken. Wij volgen hiervoor het protocol van de GGD. (zie bijlage XV) De school werkt samen met instellingen uit de buurt (Lentis, Inter-psy, Accare, etc.) die kinderen onderzoeken en behandelen.
Arrangement 5 De school heeft een aanpak voor leerlingen met leerproblemen zoals: een lage intelligentie een disharmonisch intelligentieprofiel of een non-verbale leerstoornis. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Alle leerkrachten zijn deskundig in het maken van analyses en groepsplannen en het werken met een ontwikkelingsperspectieven. De intern begeleider ondersteunt de leerkrachten hierbij en zorgt voor een doorgaande lijn. De leerkrachten zijn op de hoogte van de referentieniveaus en hoe daarmee in de praktijk om te gaan. We hanteren de convergente differentiatie, waarbij de groep op drie niveaus werkt. Als een kind niet meer met de methode mee kan doen en op twee van de volgende vakgebieden: begrijpend lezen, technisch lezen, rekenen en spelling, een achterstand meer dan een jaar heeft krijgt het een ontwikkelingsperspectief. Deze kinderen halen niet het 1F niveau en krijgen passende perspectieven. Ze zullen bijna altijd uitstromen naar het Praktijkonderwijs. In de groepen wordt structureel door de leerlingen zelfstandig gewerkt, zodat de leerkracht op bepaalde momenten even tijd heeft om kinderen met leerproblemen individueel of in een klein groepje te ondersteunen. Ook wordt voor de begeleiding van kinderen gebruik gemaakt van de inzet van stagiaires en vrijwilligers. Dit kan zowel in als buiten de groep. Doordat kinderen met een ontwikkelingsperspectief veel individuele instructie en begeleiding nodig hebben binnen een combinatiegroep, kunnen er maar 1a2
51
Voorzieningen Gebouw Samenwerking
kinderen per groep worden toegelaten. De methoden die worden gebruikt differentiëren naar niveau. In de klassen staan instructietafels. Op de gangen en in de openbare ruimtes zijn plekken om met de kinderen te werken. Alle leerlingen met een ontwikkelingsperspectief worden besproken met de consultatief begeleider van de schoolbegeleidingsdienst en met de ouders. Ook kinderen die van een andere school komen zullen op deze manier worden besproken voor ze worden toegelaten. Indien nodig zal er contact worden gezicht met het SBO.
Arrangement 6 De school heeft een aanpak voor leerlingen met aandoeningen als astma, epilepsie en diabetes. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Gebouw
Samenwerking
Ouders houden leerkrachten op de hoogte van de mate waarin een kind last heeft van zijn aandoening en het eventuele medicijngebruik. Ouders zijn de eindverantwoordelijke hiervoor. Zo nodig komt er een verpleegkundige op school om het kind te helpen bij het toedienen van medicijnen. Er is overleg met ouders en kinderen worden in de gelegenheid gesteld om medicijnen in te nemen. De leerkracht weet hoe hij / zij moet handelen in geval van een aanval. Er is een protocol over medicijngebruik en medisch handelen vanuit de GGD. Hierin zijn ook de grenzen van het medisch handelen door de leerkrachten vastgelegd. De lokalen zijn voorzien van Activboarden. Er zijn geen levende dieren in school aanwezig. Bij kinderen met ernstige astma wordt met de ouders overlegd of ons schoolgebouw geschikt is. Bij ernstige gevallen wordt de GGD uitgenodigd om een leerkracht/ het team voor te lichten over de gevolgen van de aandoening voor het kind en zijn / haar omgeving.
Arrangement 7 De school heeft een aanpak voor leerlingen met een fysieke beperking en leerlingen met een lichamelijke/motorische achterstand. Invulling Deskundigheid
De school heeft geen ervaring met leerlingen die in een rolstoel zitten. Diverse onderbouwleerkrachten hebben voorlichting gekregen over motoriek en sensoriek van een kinder-oefentherapeute. Er is een mogelijkheid tot het volgen van MRT op school. De school kan gebruik maken van begeleiders van cluster 3. Aandacht en tijd Leerkrachten zijn in staat om de leerlingen met een fysieke beperking te begeleiden. Bij uitstapjes worden hulpouders ingeschakeld. Oudere leerlingen helpen elkaar. Ieder schooljaar is een bepaalde periode de mogelijkheid tot het volgen van MRT bij ons op school. Voorzieningen Er zijn geen specifieke voorzieningen ingericht. De bewegingslessen worden gegeven door een (vak)leerkracht die in staat is om sommige (spel)oefeningen aan te passen aan de mogelijkheden van de
52
Gebouw Samenwerking
leerlingen. De kinderoefentherapie wordt gegeven in een gymlokaal. Het schoolgebouw is aangepast op toegankelijkheid voor rolstoelen. Er is lift en een rolstoeltoilet. De kinderoefentherapeut houdt de ouders en de leerkrachten op de hoogte van de vorderingen van de leerlingen. Waar nodig geeft zij aanwijzingen voor in de klas.
Arrangement 8 De school heeft een aanpak voor leerlingen met een langdurige of levensbedreigende ziekte. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Gebouw Samenwerking
De school heeft geen ervaring met leerlingen met een langdurige of levensbedreigende ziekte. Voor langdurig zieke leerlingen is het belangrijk dat het gewone leven zoveel mogelijk doorgaat. Ook als zij in het ziekenhuis liggen of ziek thuis zijn. Onderwijs is een belangrijke verbinding met de buitenwereld en voorkomt isolement. Onderwijs biedt houvast en perspectief. Bovendien verkleint het de kans om een leerachterstand op te lopen. Leerkrachten zullen samenwerken met instanties die zich met het zieke kind bezig houden en ervoor zorgen dat het onderwijs zoveel mogelijk doorgang kan hebben. Het toedienen van medicijnen en lichamelijke verzorging zijn geen zaken die tot het takenpakket van een leerkracht gerekend kunnen worden. De leerkracht heeft een groep en kan niet lang de groep uit om met één leerling bezig te zijn. De leerkracht zal iemand nodig hebben die de medicijnen verstrekt en / of een kind lichamelijk verzorgt. De leerkrachten houden contact met het langdurig zieke kind en de ouders. Als het kind in het ziekenhuis ligt is er overleg met de educatieve dienst van het ziekenhuis en levert de leerkracht het nodige leermateriaal. Is het kind thuis dan zorgt de leerkracht ervoor dat het kind huiswerk krijgt zodat het zoveel mogelijk bij blijft met de groep. Heeft een leerling een aandoening waarmee hij wel gewoon naar school kan gaan dan wordt er gekeken wat de specifieke behoefte van deze leerling is op het gebied van het leren of de leeromgeving. Zo nodig vragen we een arrangement aan en werken we samen met de ambulant begeleider van cluster 3. Waar het gaat om een levensbedreigende ziekte wordt de hulp van de GGD ingeroepen. Deze dienst kan ons helpen met het geven van voorlichting aan de leerkrachten en aan de groep. Leerkrachten houden rekening met allergieën, diëten en lichamelijke beperkingen. Op school hanteren we de protocollen van de GGD op het gebied van medicijnverstrekking en medicijngebruik waarin o.a. wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is. GGD, ambulante begeleiding van cluster 3 en educatieve diensten van de verschillende ziekenhuizen en revalidatiecentra.
Arrangement 9 De school heeft een aanpak voor leerlingen met ASS en / of Gilles de la Tourette. Invulling
53
Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Gebouw Samenwerking
De school heeft veel ervaring met het werken met kinderen met ASS; in mindere mate met kinderen met Gilles de la Tourette. De school kan gebruik maken van de deskundigheid van een gedragsdeskundige binnen ons bestuur. De school vindt het welbevinden van alle kinderen dus ook van de kinderen met Ass en Gilles de la Tourette erg belangrijk. De leerkrachten besteden aandacht en tijd aan het aanpassen van de communicatie, de leeromgeving en de leermiddelen zodat ook deze kinderen optimaal kunnen functioneren. Zowel binnen als buiten de groep krijgen de kinderen de nodige hulp en ondersteuning. Toch zal er altijd gelet moeten worden op het welbevinden van de leerling met ASS en de rest van de groep. Mocht het welbevinden in het gedrang komen dan moeten er in overleg met de ouders maatregelen getroffen worden. Hierbij valt te denken aan (tijdelijke) plaatsing op een SO school of een andere voorziening. Leerkrachten, ouders, intern begeleider bespreken regelmatig de kinderen met ASS. Er wordt gekeken wat voor een kind nodig is aan aanpassingen in de ruimte en de methodiek. Er worden structuurmaatregelen genomen als het werken met pictogrammen, dagritmekaarten, aangepaste weektaak enz. Dit wordt kind specifiek afgesproken en is afhankelijk van de mate waarin de problemen zich voordoen, de groep waar de leerling in zit en de aanpak van de groepsleerkracht. De school werkt samen met de ouders, RENN 4, het Cedin, onderzoeksinstanties als Accare, Lentis en Inter-Psy.
Arrangement 10 De school heeft een aanpak voor kinderen met onduidelijke problematiek. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen Gebouw Samenwerking
Leerkrachten zijn gewend om kinderen te observeren en signaleren. Leerlingen met onduidelijke problematiek, die al bij ons op school zitten, worden in eerste instantie besproken in de groepsplanbespreking. Voor kinderen die nieuw worden aangemeld geldt de onderstaande procedure die in de eerste tien weken na de aanmelding wordt gevolgd. Is na tien weken nog niet duidelijk of het kind op onze school de juiste begeleiding kan krijgen, gaan we met ouders, directie en IB in gesprek. Kinderen waarbij niet duidelijk is welke problemen er spelen en hoe daarmee om te gaan worden met ouders en intern begeleider besproken (HGPD). Er worden acties vastgelegd die vervolgens worden geëvalueerd en aangepast. Als we na een aantal gesprekken nog geen grip hebben op de problemen van het kind wordt een externe deskundige gevraagd mee te denken en te kijken. Vervolgens worden beslissingen genomen die passend zijn bij de problematiek van dat specifieke kind. Dit kan zijn: • Onderzoek door externe hulpverlening • Observatieplaats bij SBO • Tijdelijke observatieplaats voor jonge kinderen met een risicovolle ontwikkeling. (MKD) We werken nauw samen met de SBO school in Hoogezand en de ambulant begeleiders van de diverse clusters. De school kan vragen aan de ambulant begeleider van RENN 4 om een kind met onduidelijke gedragsproblematiek te observeren. We kunnen gebruik maken van
54
de schoolbegeleidster om mee te helpen denken over andere onduidelijke problematiek. De school kan gebruik maken van de deskundigheid van een gedragsdeskundige binnen ons bestuur. De school werkt zoveel mogelijk samen met instanties waar kinderen worden onderzocht. Arrangement 11 De school heeft een aanpak voor (hoog)begaafde leerlingen al dan niet met gedragsproblemen. Invulling Deskundigheid Aandacht en tijd
Voorzieningen
De school heeft ervaring met het werken met (hoog) begaafde leerlingen. We proberen zo vaak mogelijk door het compacten en verrijken van de leerstof tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de slimme kinderen. Bij de lees- en rekenmethode zijn speciale leerlijnen voor kinderen die meer aankunnen. In januari 2014 is een bovenschoolse groep in de gemeente voor de echt hoogbegaafde leerlingen gestart. Eens per week komen de slimme kinderen bij elkaar om gelijkgestemden te ontmoeten, elkaar te motiveren, te werken aan hun interesses en aangepaste leerstof te verwerken.
Gebouw Samenwerking
Als een leerling thuis aangeeft dat het niet met plezier naar school gaat en zich verveelt wordt het kind met de ouders, de groepsleerkracht en de intern begeleider besproken. Zo nodig worden de leerlingen met de consultatief begeleider besproken. In uitzonderlijke gevallen volgt een intelligentie onderzoek. De leerkracht zal regelmatig een terugkoppeling krijgen van de leerkracht die het groepje (hoog) begaafde kinderen begeleid. Groepsleerkracht koppelt dit terug aan ouders.
Arrangement 12 De school heeft geen? aanpak voor leerlingen die een tijdelijke of flexibele plaats hebben in een specifieke voorziening via symbiose. Uit een brief van het ministerie over Passend Onderwijs: “Symbiose maakt het voor leerlingen die staan ingeschreven in het speciaal onderwijs mogelijk om een deel van het onderwijs op een reguliere basisschool of een school voor speciaal basisonderwijs onderwijs te volgen. Regulier en speciaal onderwijs maken onderling afspraken over het programma en de bekostiging en leggen die vast in een symbioseovereenkomst. Voorwaarden zijn dat het gaat om minimaal 180 minuten per week en om een termijn van ten minste twee aaneengesloten schooljaren”.
Invulling Deskundigheid Aandacht en tijd Voorzieningen Gebouw Samenwerking
Arrangement 13 De school heeft een aanpak voor leerlingen met gedragsproblemen die na verwijdering terug keren in de basisschool.
55
Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen Gebouw Samenwerking
De school heeft ervaring met het werken met kinderen met gedragsproblemen. Als een kind terug moet keren naar een basisschool wil onze school zo’n kind een kans geven. Wel moet er sprake zijn van hulp en begeleiding om de overgang naar onze school goed te laten verlopen De school kan gebruik maken van de deskundigheid van een gedragsdeskundige binnen ons bestuur. Er zal ook moeten worden gekeken naar de groep waarin het kind geplaatst gaat worden. Een groep kan niet groter zijn dan 25 leerlingen en één ander kind met ernstige gedragsproblemen hebben om een soepele overgang te garanderen. Van tevoren zal duidelijk moeten worden afgesproken onder welke voorwaarden het kind kan blijven, hoe lang de wen-tijd zal zijn en wanneer het definitief zal worden ingeschreven en toegelaten.
In eerste instantie zal de school samenwerken met de school waar het kind vandaan komt. Verder met de ouders, de externe hulpverleners, de deskundigen van het SBO of de ambulant begeleider van RENN4.
Arrangement 14 De school heeft een aanpak voor leerlingen met dyslexie, lees- en taalproblemen. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Door kinderen nauwkeurig te volgen a.d.h.v. DMT en AVI worden lees- en spellingproblemen op tijd gesignaleerd. Leerlingen met lees- en/of spellingproblemen worden besproken, eventueel onderzocht en behandeld door externe deskundigen, het liefst op school. De methode voor lezen is gedifferentieerd. Kinderen met zwakke leesresultaten krijgen in de groep verlengde instructie. We lezen volgens Connect en Ralfi methodiek. Verder krijgen ze meer tijd om de leesstof te verwerken en toetsen te maken. Ook worden vaak de teksten die in de klas aan de orde komen met deze leerlingen voorbereid (pre-teaching) - De school is in het bezit van het protocol leesproblemen en dyslexie. - leerlingen vanaf groep 5 werken met voorleessoftware zoals bijvoorbeeld Kurzweil, Sprint plus. ( voor info zie lexima.nl, en methodeboeken via dedicon.nl) - leerlingen in groep 4 hebben een leesmaatje in de klas, zodat zij d.m.v. hun leesmaatje de tekst samen kunnen lezen in rekenboeken, taal etc. - in groep 3 direct ondersteuning d.m.v. connect klanken - meer ruimte om te schrijven in alle groepen ( in de meeste werkschriften is maar weinig ruimte om een woord op te schrijven, dit is voor een leerling met dyslexie niet overzichtelijk, je kunt beter een apart schriftje hebben) - meer tijd bij dictee's Over het algemeen kunnen leerlingen zelf perfect vertellen wat ze van een juf of meester nodig hebben. Voor kinderen met dyslexie kan op het gebied van lezen en spelling een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld.
Gebouw Samenwerking
Er wordt overleg gevoerd met de onderzoekende en behandelende instanties als OCRN en Cedin. We werken samen met de ouders die thuis ook veel moeten lezen met hun
56
kinderen. In de bibliotheek is een Makkelijk Lezen Plein waar de kinderen materialen kunnen lenen. Arrangement 15 De school heeft een aanpak voor slechthorende leerlingen, al dan niet met spraak/taalproblemen. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Gebouw Samenwerking
Wij hebben geen ervaring met slechthorende leerlingen. Wel met kinderen met spraak- /taalproblemen. Er zijn kinderen die naar de Taaltrein gaan van Tine Marcus school in Haren. Zij komen één dag in de week bij ons op school. Mits ervan uit de school voldoende werk wordt meegegeven, is dit goed op te vangen. Ook zijn er kinderen vanuit de Tine Marcus terug geplaatst bij ons op school. De kinderen met een arrangement van cluster 2 krijgen extra, aangepaste instructie van een extra leerkracht en de ambulante begeleider van cluster 2. In de groep krijgen ze waar nodig extra begeleiding bij het maken van hun werk De slechthorende kinderen kunnen vóór in de klas zitten zodat ze de leerkracht kunnen aankijken en beter kunnen horen. Er kunnen maximaal twee kinderen met taal- en spraakproblemen per groep worden opgevangen. Samenwerking met logopedisten en audiologische centra waar de leerlingen worden onderzocht en/of behandeld. Begeleiding door Tine Marcus. Samen met de ouders wordt gezocht naar oplossingen van de problemen waar deze kinderen tegenaan lopen.
Arrangement 16 De school heeft een aanpak voor leerlingen met (faal)angststoornissen. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen Gebouw Samenwerking
De groepsleerkrachten vinden het pedagogisch klimaat in de groep erg belangrijk. Het zich veilig voelen, nieuwsgierig zijn en zich competent voelen vormen de basis waarop de kinderen zich verder kunnen ontplooien. De leerkrachten zijn zich daar zeer van bewust. Ook kunnen we terug vallen op de kennis van onze ambulant begeleider. De leerkracht zorgt er in de groep voor dat de kinderen zich gehoord voelen. Door het houden van groeps- en individuele gesprekken probeert de leerkracht waar nodig aandacht te besteden aan leerlingen die zich angstig voelen. Ook zal er voor elke groep minimaal 1 periode van 8 weken in een schooljaar een Rost en water training verzorgd worden. Als een leerkracht twijfels heeft over een leerling beschikt de school over vragenlijsten voor het opsporen van (faal)angst. Ouders weten het meeste over hun (faal)angstige kind. Samen met hen wordt een strategie ontwikkeld die zowel thuis als op school werkt. Waar nodig worden externe deskundigen gevraagd mee te denken.
57
Arrangement 17 De school heeft een aanpak voor leerlingen met visuele belemmering Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd
Voorzieningen
Gebouw Samenwerking
Op dit gebied heeft de school nog geen ervaring. Er is nog nooit een leerling aangemeld met een visuele belemmering. We zijn dus niet deskundig op dit gebied. De aard van de visuele beperking kan zeer divers zijn. In overleg met ouders en Visio wordt gekeken of een leerling op onze school kan worden toegelaten. Voor kinderen met een ernstige visuele beperking zal slechts een plaats zijn op onze school als ze niet onevenredig veel aandacht vragen van de leerkracht. Er zal altijd een afweging worden gemaakt tussen de aandacht die een slechtziend kind nodig heeft en de aandacht die de rest van de groep vraagt. Ook ondersteuning vanuit Visio is noodzakelijk. Er kan slechts één kind met een visuele belemmering per groep worden toegelaten. Het is essentieel om bij de inrichting van het onderwijsleerproces rekening te houden met de specifieke kenmerken van de visuele belemmering. In overleg met Visio wordt gekeken welke aanpassingen we moeten en / of kunnen doen. Zo nodig moeten er aanpassingen worden gedaan in de groep, in het gebouw, of op het plein. Dit gebeurt in overleg met ouders en andere deskundigen. Om kinderen met visuele beperkingen niet tekort te doen zal de school nauw moeten samenwerken met externe instanties als Visio om kwaliteit te kunnen garanderen.
Arrangement 18 De school heeft een aanpak voor leerlingen met problemen in het sociale contact. Invulling Deskundigheid
Aandacht en tijd Voorzieningen Gebouw Samenwerking
Wij hebben op school een Rost en water trainer ‘basis’ en ‘schoolbreed’. Het Rots & Water programma kan worden beschouwd als een weerbaarheidsprogramma. Rots & Water heeft als doel het verbeteren van zelfbeheersing, zelfreflectie, zelfvertrouwen, en communicatieve en sociale vaardigheden. Daarnaast zijn de preventie van geweld en van seksueel geweld, het leren maken van eigen keuzes en het leren gaan van een eigen weg belangrijke thema’s. Rots en Water maakt gebruik van een psychofysieke didactiek, wat inhoudt dat startend vanuit een fysieke invalshoek, mentale en sociale vaardigheden worden aangereikt en verworven. Actie (spel, spelen en simpele zelfverdedigingvormen) wordt afgewisseld door momenten van zelfreflectie en kringgesprekken. Elke groep krijgt elk schooljaar een periode van 8 weken een rots en water training. Er wordt voorafgaand aan het nieuwe schooljaar in het gymrooster ook tijd vrij geroosterd voor de training in het gymlokaal De training wordt altijd gegeven door de trainer in samenwerking met de eigen groepsleerkracht. We zullen de ouders op de hoogte brengen van de training en indien nodig een ouderavond organiseren.
58
Bijlagen
59
I. Schematische weergave van het handelingsgericht werken
Leerkracht Observaties DORR Gegevens dyslexieprotocol/ dyscalculieprotocol Methode gebonden toetsen Toetsen leerlingvolgsysteem Cito SCOL / LeerlingSCOL
Invullen didactisch groepsoverzicht Signaleren zorgleerlingen
Bijstellen lesprogramma Verwerken onderwijsbehoeften groepsplan (groepsplanbespreking ‘critical friend’) Gesprekken met ouders en collega´s
Onvoldoende vooruitgang: IB-er er bij betrokken
Vooruitgang: voortzetten lesprogramma.
Intakefase IB er: formuleren hulpvraag op het voorblad van het HGPD formulier
Hulpvraag niet duidelijk: Invullen van het HGPD formulier, formuleren acties
Hulpvraag duidelijk: Opstellen handelingsplan door groepsleerkracht Acties en verantwoordelijkheden vastleggen
Uitgebreid onderzoek, observaties en gesprekken door IB er Ondersteuning / onderzoek externe deskundigen Verder invullen en/of bijstellen van het HGPD formulier met alle betrokkenen. Opstellen handelingsplan: mogelijk ontwikkelingsperspectief?
Onvoldoende vooruitgang Aanmelding Commissie Passend Onderwijs
Voldoende vooruitgang Voortzetting OPP
60
II. Verklaring van veel gebruikte termen en afkortingen Ambulante begeleiding: Leerkrachten die leerlingen met een rugzakje (LGF) vanuit een school voor speciaal onderwijs begeleiden. Dit zijn altijd leerkrachten die zelf werkzaam zijn geweest op een school voor speciaal onderwijs. Ouders/ verzorgers worden altijd betrokken bij deze begeleiding. Bij ons op school is dat Mevr. M. van der Lende. Arrangement: Onderwijsaanbod passend bij een leerroute. Een basisarrangement bevat een omschrijving van het aanbod om het grootste deel van de groep de gestelde doelen kunnen behalen. Daarnaast kan een school een verdiept of een intensief arrangement opstellen voor leerlingen die extra uitdaging respectievelijk extra ondersteuning nodig hebben. Cédin: Schoolbegeleidingsdienst Consultatief begeleider: Schoolbegeleider van het CEDIN. Bij ons op school is dit Mevr. B. van Hertum. DORR: Dagelijks Observeren, Registreren en Rapporteren in de groepen 1 en 2. Groepsmap: de groepsmap ligt op het bureau van de leerkracht of op de instructietafel. Hierin zitten de bijzonderheden van de leerlingen (medicijnen/allergieën), plattegrond, namenlijst leerlingen, absentielijst, adressenlijst, ontruimingsplan, pleinregels, lesrooster, toets-/zorgkalender, dagplanning, themaplanningen planning Kansrijke Taal. Groepszorgdossier: hierin zit een didactisch groepsoverzicht per vakgebied, groepsplan technisch lezen en rekenen, handelingsplannen, resultaten methode gebonden toetsen en groepsoverzichten Citotoetsen. Ook zit er een lijst met ‘Orthobeelden’, ‘overzicht aandachtspunten en signalen’, en NAW-gegevens in. HGW: Handelings Gericht Werken Diagnosticeren Haalbare doelen formuleren Rekening houden met belemmeringen Compenserende factoren versterken en inzetten Samenwerken met ouders en kind Kindgericht plan ontwikkelen en uitvoeren
HGPD: Handelings Gerichte Proces Diagnostiek. Manier van over een kind praten die het denken en handelen, stuurt en ondersteunt. Factoren en acties worden vastgelegd op een formulier. Handelingsadviezen worden uitgeprobeerd en regelmatig geëvalueerd en bijgesteld. IB-er: intern begeleider. De interne begeleider is verantwoordelijk voor de leerlingenzorg, na- en bijscholing van het team, gestalte geven aan de onderwijsvisie en het uitzetten van lijnen met betrekking tot de pedagogische en didactische aanpak binnen de school. Bij ons op school is dat juf Hannah.
61
IGDI-model: Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie-model. De leerkracht werkt aan de hand van het groepsplan op drie niveaus. Dit instructiemodel geeft stapsgewijs aan wanneer welke groep betrokken moet worden in de instructie.
Leerlingenmap: Heeft elke leerkracht. Elk kind heeft een tabblad met zijn/haar naam. Achter het tabblad zit een stamkaart, journaalblad, en ‘diversen’ (observaties, problemen kind /gezin, gedragsproblemen, afspraken en gespreksverslagen). LOVS: Cito Volgsysteem primair onderwijs. Met de toetsen van het LOVS kunnen we de ontwikkeling van individuele leerlingen, groepen leerlingen en het onderwijs op onze school volgen. LWOO: Leerwegondersteuning. Afdeling binnen het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) voor leerlingen die moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, en meer individuele begeleiding nodig hebben dan in het gewone vbo (gericht op het verwerven van een diploma). Ontwikkelingsperspectief: Met het stellen van een ontwikkelingsperspectief geeft de school een inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden voor een langere periode. Dat betekent dat we einddoelen en tussendoelen moeten stellen die haalbaar zijn voor deze leerling, we moeten de verwachtingen die we van deze leerling hebben kunnen onderbouwen. PRO: Praktijkonderwijs. Afdeling binnen het vbo voor leerlingen die veel moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, extra individuele begeleiding nodig hebben, maar niet in staat worden geacht een diploma voor vervolgonderwijs te behalen.
Rots & watertraining: een weerbaarheidsprogramma. Het doel van de training is dat kinderen sterker in het leven komen te staan. Hierdoor kunnen ze beter omgaan met lastige situaties en kunnen ze op een gezonde manier keuzes maken die voor hen van belang zijn. Het Rots & Water weerbaarheidprogramma zoekt de balans tussen de harde, onwrikbare rotshouding en de beweeglijke verbindende waterhouding. RVC-VO: De Regionale Verwijzingscommissies beslissen op basis van landelijk vastgestelde criteria over de aanvraag van een VO-school voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en in aanmerking komen voor Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) of plaatsing in het Praktijkonderwijs (PRO). S.B.O.: Speciaal basisonderwijs. In Hoogezand gaat het om “De Zwaaikom” School Maatschappelijk Werk (SMW): In gesprek met onze maatschappelijk werker zoeken de ouders en onze schoolmaatschappelijk werkster samen naar oplossingen. Afhankelijk van
62
de vraag van de ouders krijgen ze informatie, advies, begeleiding of steun. De maatschappelijk werkster bemiddelt of behartigt de belangen van de ouders. Dit alles met de bedoeling evenwicht en rust te vinden, zodat de ouders het weer zelf aankunnen. Onze School Maatschappelijk Werkster is mevr. B. Oosting. SCOL: De Sociale Competentie ObservatieLijst (SCOL) is een leerlingvolgsysteem voor sociale competentie. Met de SCOL-scores brengt de school de sociale competentie van alle leerlingen systematisch in kaart. Dit doen we in het na- en voorjaar. Vanaf groep 6 vullen kinderen ook zelf een vragenlijst in (=‘leerlingenSCOL’). S.O.: Speciaal onderwijs Cluster 1: scholen voor blinde en slechtziende kinderen Cluster 2: scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraak- taal problemen Cluster 3: scholen voor kinderen met een verstandelijke of lichamelijke handicap Cluster 4: scholen voor kinderen met gedragsproblemen. Sociaal verpleegkundige: De sociaal verpleegkundige heeft verschillende rollen: zorgverlener binnen gezinnen, coach, mediator, maar weet ook de weg naar verschillende projecten / specifieke hulpvragen binnen de school. (leskisten, voorlichting, etc) Onze sociaal verpleegkundige is mr. P. Meuleman. School Ondersteunings Profiel (SOP): het school ondersteuningsprofiel is een beschrijving van de voorzieningen die zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Uitstroomperspectief: welke vorm van voortgezet onderwijs lijkt haalbaar voor een leerling VO: Voortgezet onderwijs. In Hoogezand gaat het om “Rehoboth” of “Alleta Jacobscollege”.
63
III.
Escalatie ladder
64
IV.
HGPD
Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol ℡0598-393699
Postbus 87 9600 AB Hoogezand
[email protected] www.wascholtenschool.nl
HANDELINGSGERICHTE PROCESDIAGNOSTIEK Datum:
Aanwezig:
Functie:
BETREFFENDE
Naam Geboortedatum Groep Leerkracht(en)
: : : :
Adres : School : W.A. Scholtenschool Schoolverloop : Intern begeleider: Hannah Blom VRAAGSTELLING
Korte situatiebeschrijving en vragen:
Van wie zijn de vragen?:
Wat is er al ondernomen en met welk resultaat?:
Welke verwachtingen zijn er van het consultatiegesprek?
65
LEERLING
Risico’s en belemmerende factoren
Beschermende en compenserende factoren
Mogelijke acties
Risico’s en belemmerende factoren
Beschermende en compenserende factoren
Mogelijke acties
Risico’s en belemmerende factoren
Beschermende en compenserende factoren
Mogelijke acties
Lichamelijk
Gedrag
Leren
BINNEN SCHOOL Leraar
Groep
School
BUITEN SCHOOL Gezin
Vrije tijd
Voorlopige verklaring van het probleem d.d.
Doelen, mogelijkheden op lange termijn d.d.
Doelen, mogelijkheden op korte termijn d.d.
Handelingsvoorstellen / handelingsafspraken Datum:
Actie
Wie
Evaluatie
66
V.
Verzamellijst onderwijsbehoeften
Dit kind heeft… In het kort: … een instructie nodig … 1 waarbij de groepsleerkracht voordoet en hardop denkt; 2 die de betekenis van keersommen verheldert; 3 die haar sterke visuele kant benut ter compensatie van het zwakke gehoor (bijvoorbeeld met plaatjes, foto’s, picto’s of stripverhalen); 4 die vooral auditief is (hardop voorlezen, instructie in een verhaal, liedje of rijmpje); 5 die verkort is (doelen, kernpunten en oplossingsstrategieën kort bespreken waarna het kind zelfstandig aan het werk kan); 6 die verlengd is (activeren basisvaardigheden, begeleide inoefening, ondersteuning bij het toepassen van de strategie en stimuleren tot het bedanken van eigen voorbeelden). … opdrachten nodig … 7 die op of net onder haar niveau liggen zodat zij de komende maand vooral succeservaringen kan opdoen; 8 die op of net boven haar niveau liggen zodat ze voldoende uitdaging krijgt; 9 die overzichtelijk zijn door een sobere lay-out met zo weinig mogelijk afleiding van plaatjes; 10 waarbij hij alleen de antwoorden hoeft in te vullen; 11 Met uitgewerkte voorbeelden. … (leer)activiteiten nodig … 12 die aansluiten bij haar belangstelling voor de natuur; 13 die structuur bieden met een stap-voor-stap-plan en zelfcorrigerend zijn zodat hij direct feedback krijgt; 14 die de denkhandelingen concreet ondersteunen (bijvoorbeeld een getallenlijn); 15 die erop gericht zijn om de leertijd zo goed mogelijk te besteden; 16 die opgedeeld zijn in kleinere deelactiviteiten; 17 die hem uitdagen (zoals uitbreiding met plustaken en verdiepingsopdrachten); 18 die ruimte laten voor eigen keuze in inbreng. … Feedback nodig … 19 die consequent en direct op het gewenste gedrag volgt; 20 waarbij de inzet/inspanning wordt benadrukt (‘Je hebt tien minuten helemaal zelfstandig doorgewerkt’); 21 waarbij de succeservaringen worden benadrukt (‘Je hebt zeven sommen goed’ in plaats van ‘drie fout’); 22 die in een grafiekje is weergegeven zodat ze haar vorderingen goed kan volgen en zich minder met andere kinderen gaat vergelijken. … groepsgenoten nodig … 23 met wie ze samenwerkend kan lezen; 24 die accepteren dat hij ‘anders’ reageert in een onverwachte situaties; 25 die haar vragen mee te spelen in de pauze; 26 die zijn clowneske gedrag negeren en er niet om lachen; 27 die hem niet uitdagen door te rijmen op zijn naam. … een groepsleerkracht nodig … 28 die de overgangen tussen de activiteiten structureert; 29 die de instructie terugvraagt, controleert en samen met hem evalueert (responsieve instructie); 30 die let op haar taakbeleving en deze voorafgaand, tijdens en na de taak met haar bespreekt; 31 die vriendelijk en beslist is; 32 die positieve interne attributies bij succes benadrukt; 33 die situaties creëert waarin haar sterke kanten (behulpzaam en sociaal vaardig) naar voren komen; 34 die doelgericht (dus flexibel) kan differentiëren; 35 die hem complimenteert met zijn inzet. Overige, zoals: 36 een leeromgeving nodig die … 37 ondersteuning nodig die …
Voordoen/ hardop denken Verheldering Visualisatie Auditief Verkorte instr. Verl. Instr.
Onder niveau (succeservaring) Boven niveau (uitdaging) Overzicht Alleen antwrd. Voorbeelden Naturalistisch Stappenplan Concrete ondersteuning Optimale leertijd Deelactiviteiten Uitdaging (plusopdr.) Eigen inbreng Consequent Nadruk op inzet Nadruk op succeservaring Vorderingen in grafiek
Interpersoonlijk Acceptatie Er bij horen. Acceptatie Geen uitdaging Structuur Responsief Evaluatie Vriendelijk Beloning Nadruk op sterke kant Differentiatie Nadruk op inzet
67
Verzamellijst onderwijsbehoeften Een onderwijsbehoefte bestaat uit twee delen: 1. Welk doel streef je met een leerling na? 2. Wat heeft de leerling (extra) nodig om dit doel te halen? Bij het formuleren van de onderwijsbehoeften kunnen de hulpzinnen uit de tabel ondersteuning Bieden. Hoe betrek ik de leerling erbij? We willen kinderen daadwerkelijk zien mede-eigenaar van hun eigen leerproces, dan is het logisch dat we ze ook leren nadenken over wat ze willen leren en op welke manier. Dit kan door kinderen zelf de gelegenheid te beiden aan te geven wat zij willen leren en denken nodig te hebben op het gebied van lezen, spellen, rekenen, gedrag en werkhouding. dit kunt u bijvoorbeeld doen aan de hand van de volgende zinnen en vragen: Nu kan ik … Straks wil ik … kunnen/kennen. Wat kan ik zelf doen omdat te bereiken? Ik … Wat kan mijn juf of meester doen zodat ik dat kan bereiken? Mijn juf of meester … Wat kunnen mijn ouders doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn ouders… Wat kunnen mijn groepsgenoten doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn groepsgenoten … Welke materialen/hulpmiddelen zouden mij daarbij goed kunnen helpen? Het zou mij helpen als ik gebruik kan maken van … Bron: Handelingsgericht werken: een handreiking voor de interne begeleider (Pameijer & van Beukering, 2006)
68
VI.
Stappen lees- / reken-analyse
Stappen leesanalyse: 1. Cito score IV of V
2. Bijzonderheden uitzoeken (erfelijkheid, doublure, zij instroom, etc)
3.Verdere analyse: -Groep 3 en 4: AVI, Visussynt, letters benoemen, audant, audisynt, letterdictee, PI-dictee -Groep 5 t/m 8: AVI, PI- dictee, Brus en Klepel. (methode gebonden toetsen, dyslexieprotocol)
4.Conclusies trekken: afwijkende signalen / onderdelen?
5.Verslaglegging IB, vervolgstappen bepalen
6.Verwerken: opstarten plan van aanpak (Connect, RALFI-lezen)
7 Evaluatie en indien nodig externe inschakelen voor dyslexie onderzoek bij herhaalde E-scores en afwijkende scores Brus en Klepel (score beneden de 5)
69
Stappen rekenanalyse: 1. Cito score IV of V
2. Bijzonderheden uitzoeken (erfelijkheid, doublure, instroom, etc)
3. Categorieën analyse uitdraaien van Cito
4.Conclusies trekken: afwijkende signalen / onderdelen vergeleken met verwachtingen? (individueel, mogelijk groepsniveau? Hoe scoort de leerling op dit onderdeel tijdens de methode gebonden toetsen)
5. Indien afwijkende scores diagnostisch gesprek voeren met de leerling
6. Verslaglegging IB
7. Verwerken opstarten plan van aanpak
8. Evaluatie en indien nodig externe inschakelen
70
VII.
didactisch groepsoverzicht / groepsplan
Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol ℡0598-393699
Postbus 87 9600 AB Hoogezand
[email protected] www.wascholtenschool.nl
Didactisch groepsoverzicht Technisch Lezen
Groep: Leerkracht:
Datum: Periode:
Methode:
* AVI wordt alleen afgenomen van de kinderen die uitvallen op DMT.
71
Onderwijsbehoeften
Observaties (soc.) Gesprekken
Lezen Observaties (cogn.) Methodegebonden toetsen
Uitstroomniveau
FN
Vrd. score
AVI*
FN
Aantal gelez. wrd. /Vrd.score
DMT
S
Naam leerling
Analyse leerling niveau
Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol ℡0598-393699
Postbus 87 9600 AB Hoogezand
[email protected] www.wascholtenschool.nl
Groepsplan
Vakgebied: Groep:
Datum:
Materialen:
Leerkracht:
Periode: M/E
Methode:
Instructie onafhankelijk: Subgroep: (namen)
Wat wil ik bereiken? (doel)
Inhoud (wat)
Aanpak/methodiek (hoe)
Organisatie
Evaluatie
Inhoud (wat)
Aanpak/methodiek (hoe)
Organisatie
Evaluatie
Inhoud (wat)
Aanpak/methodiek (hoe)
Organisatie
Evaluatie
Instructie gevoelig: Subgroep: (namen)
Wat wil ik bereiken? (doel)
Instructie afhankelijk: Subgroep: (namen)
Wat wil ik bereiken? (doel)
72
VIII.
Toets- / zorgkalender
Zorg- toetskalender 2014/2015 wk.
tijd
34
18 t/m 22 aug
35
25 t/m 29 aug
36
1 t/m 5 sept
37
8 t/m 12 sept
38
15 t/m 19 sept
39
22 t/m 26 sept
40
29 sept t/m 3 okt
41
6 t/m 10 okt
42
13 t/m 17 okt
ma
di
wo
do
W.A. Scholtenschool vr Afname toets:
Groep:
Belangrijke activiteiten en data:
2-9 CLB Opstarten groepsplannen Document : onderwijsondersteuning 17-9 margedag
Rekenen & wiskunde spelling
x
x
x
x
8 8
Begrijpend lezen
8
x
OPP uitwerken, onderbouwen curatieve zorg Planning en uitvoeren startgesprekken Audit groepsmap / GZD LOVS school- en groepsanalyse digitaal dwarsdoorsnede & trendanalyses (toetsen eind 13/14) oudergesprekken herfstvakantie
43
20 t/m 24 okt
Afname Scol
1 t/m8
44
27 t/m 31 okt
Afname leerlingen Scol
6,7,8
45
3 t/m 7 nov
herfstsignalering
3
46
10 t/m 14 nov
47
17 t/m 21 nov
48
24 t/m 28 nov
49
1 t/m 5 dec
50
8 t/m 12 dec
23-10 CLB
6-11 afname NIO AJC tussenevaluatie groepsplan / OPP
51
15 t/m 19 dec
52
22 t/m 26 dec
x
x
x
x
x
kerstvakantie
1
29 dec t/m 2 jan
x
x
x
x
x
kerstvakantie
2
5 t/m 9 jan
3
12 t/m 16 jan
4
19 t/m 23 jan
5
26 t/m 30 jan
6
2 t/m 6 febr
7
9 t/m 13 febr
8
16 t/m 20 febr
9
23 t/m 27 febr
10
2 t/m 6 mrt
11
9 t/m 13 mrt
12
16 t/m 20 mrt
13
23 t/m 27 mrt
14
30 mrt t/m 3 apr
/x
Rekenen voor kleuters M2 Starten met uitwerken didactisch Rekenen & Wiskunde M3,M4,M5,M6,M7 groepsoverzichten DMT 3,4,5,6,7,8 Taal voor kleuters M2 Technisch lezen (leestechniek) M3 Technisch lezen M4, M5, M6, M7 Spelling M3, M4, M5, M6, M7 Wintersignalering 3 Woordenschat M3, M4, M5, M6, M7 Opstellen nieuw groepsplan / OPP Begrijpend lezen M4, M5, M6, M7 kleuterscreening
2 18-2 margedag
x
x
x
x
x
voorjaarsvakantie Audit groepsmap/GZD oudergesprekken
lentesignalerling x
v.a. april starten met entreetoetsen
3 7
Analyse LOVS tussenevaluatie groepsplan / OPP Goede vrijdag
73
15
6 t/m 10 apr
16
13 t/m 17 apr
17
20 t/m 24 apr
x
Pasen
Cito eindtoets
8
Afname Scol Afname leerlingen Scol
1,2,3,4,5,6,7,8 6,7,8
18
27 apr t/m 1 mei
x
19
4 t/m 8 mei
x
x
x
x
x
Meivakantie
20
11 t/m 15 mei
x
x
x
x
x
Meivakantie
21
18 t/m 22 mei
22
25 t/m 29 mei
23
1 t/m 5 juni
24
8 t/m 12 juni
25
15 t/m 19 juni
26
22 t/m 26 juni
27
29 juni t/m 3 juli
Koningsdag
Avondvierdaagse Rekenen & Wiskunde Technisch lezen (techniek en tempo) Technisch lezen Rekenen voor kleuters Taal voor kleuters Woordenschat Spelling Begrijpend lezen DMT eindsignalering
x
E3, E4, E5, E6 E3 E4, E5, E6 E1 (E2) E1 (E2) E3, E4, E5, E6 E3, E4, E5, E6 E3, E4 3,4,5,6,7 3
Pinksteren Starten met groepsoverzichten
uitwerken
(Opstellen nieuw groepsplan / OPP) 18-6 margedag oudergeprekken
/x
zomervakantie
t/m 14 aug
74
didactisch
IX.
Agenda groepsplanbespreking
Groep: Groepsplan: Ontwikkelingsgebied: Gesprekspartners:
Evaluatie vorige groepsplan Aandachtspunten voor de hele groep Signaleren van leerlingen die extra aandacht nodig hebben Verhelderen/aanscherpen onderwijsbehoeften Clusteren van leerlingen Opstellen nieuw groepsplan Begeleidingsvraag leerkracht Aanmelding leerlingenbespreking
75
X.
Overdrachtsprotocol
OVERGANGSPROTOCOL
Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol 0598 393699
Postbus 87 9600 AB Hoogezand
[email protected] www.wascholtenschool-foxhol.nl
76
Inleiding De wet op het Primair onderwijs schrijft voor dat ieder kind recht heeft op een ononderbroken ontwikkeling. In beginsel doorlopen leerlingen de basisschool in 8 jaar. Binnen de leerstofblokken differentiëren we naar tempo, niveau, leertijd en instructiebehoefte. Indien nodig, proberen we na het leerstofblok uitvallende leerlingen de gestelde minimumdoelen te laten behalen. Tegen het eind van het schooljaar wordt de definitieve balans opgemaakt. Dat betekent voor bijna alle kinderen overgang naar de opvolgende groep en voor een enkeling een doublure. Omdat een doublure een ingrijpende gebeurtenis is voor een leerling en zijn/haar omgeving, moet de keuze zorgvuldig gemaakt worden. Voor- en nadelen moeten goed overwogen worden. Dit gebeurt aan de hand van duidelijke criteria, die in een vroeg stadium met de ouders besproken worden. Dit overgangsprotocol geeft duidelijkheid over de procedure die gevolgd wordt op de W.A. Scholtenschool bij de besluitvorming omtrent overgang en doublure. In de schoolgids wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van dit protocol en de bedoeling ervan. In specifieke gevallen kan er, beredeneerd, afgeweken worden van het overgangsprotocol. De beslissing tot afwijking van het protocol wordt genomen door de directie. Uitgangspunten met betrekking tot doubleren Op de W.A. Scholtenschool hebben we de volgende uitgangspunten geformuleerd: • • •
•
• •
•
1
Kinderen kunnen in principe eenmaal doubleren op onze school. Het doubleren in een groep is bedoeld voor leerlingen die wat betreft de resultaten op hun tenen lopen terwijl er wel voldoende capaciteiten aanwezig (b)lijken te zijn. Voor kinderen die regelmatig ziek zijn, langdurige afwezig zijn geweest of zich door sociaal-emotionele problemen minder ontwikkeld hebben dan op grond van hun capaciteiten verwacht mag worden, kan een doublure een goede oplossing zijn. Bij kinderen met een gediagnosticeerde handicap zijn we terughoudend wat betreft doubleren. Bij deze kinderen zal bekeken moeten worden of de achterliggende prestaties verband houden met deze handicap. Om de wenselijkheid van een doublure vast te stellen, speelt ook de omvang van de tot nu toe uitgevoerde extra hulp en de resultaten hiervan een rol. Om te komen tot een besluit van doubleren maken we gebruik van de resultaten vanuit het leerlingvolgsysteem van CITO, de observaties m.b.t. de sociaal emotionele ontwikkeling en de werkhouding. Verder kijken we naar de resultaten van methode gebonden toetsen, het protocol dyslexie en eventuele rapportage van externen. Met betrekking tot de besluitvorming ten aanzien van doubleren wordt altijd zorgvuldig overlegd met ouders. In ons zorgplan1 dicteert de cyclus van handelingsgericht werken (waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren) de volgorde van de (gespreks-)activiteiten. In het eerste rapportgesprek wordt met ouders de gedachte aan een doublure besproken. Daarbij worden de redenen
Het zorgplan wordt jaarlijks geactualiseerd
77
•
•
•
•
genoemd en wordt de procedure uitgelegd. Tijdens het laatste rapportgesprek wordt definitief besloten of een kind doubleert. In het begin van het nieuwe schooljaar wordt het werkplan voor het betreffende kind met de ouders besproken. De evaluatie daarvan vindt dan weer plaats in het eerste rapportgesprek van het nieuwe jaar. Een doublure betekent niet dat het kind alle leerstof van het voorgaande jaar op een zelfde manier en in een zelfde tempo herhaalt. Een kind dat een jaar overdoet, wordt extra ondersteund in de deelgebieden waarop het een achterstand heeft opgelopen. In de deelgebieden waar het kind geen achterstand heeft opgelopen, krijgt het kind verrijkings- of verdiepingsstof aangeboden. Beide zaken worden opgenomen in het nieuwe groepsplan. Speciale aandacht is er voor de kleuters die geboren zijn in de maanden oktober, november en december. In principe kunnen leerlingen die jarig zijn vóór 1 januari doorstromen naar de volgende groep. Het is echter niet de datum van 1 januari die bepalend is, maar de persoonlijke ontwikkeling van de kleuter. In sommige gevallen heeft een extra periode in de kleutergroep een positief effect op kinderen maar het kan ook voorkomen dat kleuterbouwverlenging het beoogde effect juist niet bereikt. In groep 7 bestaat de mogelijkheid om een leerling aan het eind van het schooljaar in verband met zijn/haar leeftijd (minimaal 12) door te verwijzen naar het vervolgonderwijs. In bijzondere gevallen wordt er beredeneerd afgeweken van dit overgangsprotocol. Het besluit hiertoe wordt genomen door de directie.
Het stappenplan Bij de besluitvorming over een doublure worden de volgende stappen ondernomen. De groepsleerkracht maakt m.b.t het advies zoveel mogelijk gebruik van diverse feitelijke gegevens. Het vakkundige oordeel van de leerkracht speelt een belangrijk rol bij de beslissing tot doorstroming of doublure. De structuur van onze zorgcyclus, weergegeven in ons zorgplan dicteert de volgorde van de uit te voeren (gespreks-)activiteiten. Tijdens het zorg en/of het eerste rapportgesprek brengt de leerkracht de eventuele doublure ter sprake bij de ouders. De leerkracht benoemt haar argumenten en vraagt om de (voorlopige) reactie van de ouders. De leerkracht bespreekt het overgangsprotocol met de ouders en er worden afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Van gesprekken met ouders wordt een verslag gemaakt dat door ouders ondertekend wordt. Het uitgangspunt van de school is dat school en ouders samenwerken in het proces van besluitvorming. Indien er, ondanks alle pogingen en samenwerking, geen overeenstemming mogelijk is , ligt de definitieve beslissing voor een doublure bij de school. Als ouders niet akkoord gaan met het door de school genomen besluit, kan de school hen adviseren uit te zien naar een andere school die beter aansluit bij dat wat de ouders van de school verlangen.
78
Overgang groep 1-2 en 2-3 Vanaf het moment dat een kind de school binnenkomt, start het verzamelen van gegevens op alle (deel)gebieden van de ontwikkeling van jonge kinderen. Kinderen geboren in de periode van de zomervakantie t/m 31 december worden direct geplaatst in groep 1. Zij doen mee aan de activiteiten behorend bij groep 1. Kinderen geboren na 31 december stromen in vanaf hun geboortedag in groep 1 waar zij ook het volgend schooljaar het reguliere programma van groep 1 volgen. In de groeps- en leerlingbespreking wordt vastgesteld welke leerlingen in de volgende periode extra hulp nodig hebben. Resultaten van de bespreking worden opgenomen in het nieuwe groepsplan. Met ouders wordt de stand van zaken besproken. De cyclus van handelingsgericht werken (waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren), opgenomen in ons zorgplan, dicteert ook de volgorde van de (gespreks-)activiteiten in het kader van doublure. Tijdens de leerling- en groepsplanbespreking wordt er ook gesproken over de mogelijkheden van de individuele leerlingen om op het eind van het schooljaar daadwerkelijk door te stromen naar de opvolgende groep. Deze uitspraak wordt o.a. gebaseerd op de verwachting in hoeverre de leerling de criteria voor overgang naar de opvolgende groep nu al beheerst, c.q. op korte termijn zal gaan beheersen. Een overzicht van deze criteria nemen wij op in de bijlage. Indien het er op lijkt dat leerlingen tegen het eind van groep 2 niet voldoen aan de gestelde criteria worden ouders hiervan op de hoogte gebracht tijdens het eerste rapportgesprek (of een eerder uitgevoerd zorggesprek). Ondertussen wordt getracht de tegenvallende ontwikkelingsgebieden op een hoger plan te tillen d.m.v. een gericht aanbod wat in het groepsplan wordt verwoord. Tijdens het tweede rapportgesprek wordt het definitieve besluit genomen. Vervroegd naar groep 3 Soms zijn kinderen op alle gebieden verder dan hun leeftijdsgenoten, dit blijkt dan al in groep 1. De leerkracht kan dan aan ouders in overweging geven dat een leerling eerder met groep 2 mee gaat draaien om de leerling de ontwikkelingskansen te geven waar het kind aan toe is. Het besluit hiertoe wordt echter pas genomen na een groeps- en leerlingbespreking. Een besluit tot een overgang naar een volgende groep wil niet zeggen dat de leerling dan automatisch de rest van de schoolcarrière mee zal gaan in deze groep. Het komt voor dat leerlingen vervroegd overgaan naar groep 3 maar dit is bij hoge uitzondering! In geval van vroegtijdig naar groep 3 gaan, wordt dit besloten na het volgen van de cyclus die in ons zorgplan wordt beschreven.
79
Het nemen van de beslissing t.a.v. de schoolloopbaan van het kind doen we aan de hand van de volgende aspecten. Bij ernstige twijfel of een leerling over kan naar de volgende groep is het advies van school bindend. • • • • • • • • •
De taalontwikkeling is erg belangrijk, spreekt de leerling in goed opgebouwde zinnen, heeft het een rijke woordenschat, beheerst hij de leesvoorwaarden. Op het gebied van rekenontwikkeling moet een kind goed kunnen tellen, meten, wegen en logisch kunnen denken. Ruimtelijke oriëntatie ; oriëntatie op eigen lichaam de ruimte, relaties in ruimte, het platte vlak moeten op voldoende niveau zijn. Visuele waarneming zoals visuele discriminatie, analyse en synthese, visueel geheugen moeten op voldoende niveau zijn. M.b.t. de motorische ontwikkeling moet een kind de fijne motoriek beheersen omdat het moet leren schrijven. Hoe is de sociale ontwikkeling van het kind, speelt het met kinderen van groep 2, voelt het zich thuis bij deze leeftijdsgroep, is de leerling ook door andere kinderen in de groep opgenomen. Het kind moet emotioneel stabiel zijn en zelfvertrouwen hebben. Gedrag m.b.t de werkhouding moet erg goed zijn; een kind moet langere tijd achter elkaar door kunnen blijven werken, gemotiveerd zijn om te werken en het kind moet ook uit zichzelf regelmatig kiezen voor ontwikkelingsmaterialen en moeilijke spelletjes. Hoe ver is het kind in de spelontwikkeling; is er sprake van gevorderd rollenspel, zoekt het kind ook naar extra uitdagingen in het spel of moeilijke activiteiten. Het kind moet snel van begrip zijn, een goede concentratie hebben, een brede belangstelling hebben en goed (intrinsiek) gemotiveerd zijn om naar groep 3 te gaan.
Over het algemeen geldt dat kinderen bij wie overwogen wordt om vroegtijdig naar groep 3 te gaan een duidelijke, aantoonbare voorsprong moeten hebben op leeftijdsgenoten. Bij de Cito-toetsen betekent dit een hoge A-score. De kinderen moeten alles goed mee kunnen doen met groep 2 en hoog presteren, gedurende langere tijd. Dit aspect is heel belangrijk omdat bij kinderen in de kleuterleeftijd sprake is van ontwikkelingsvoorsprongen die later ingelopen worden door de anderen. Als een kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft en de school heeft beslist dat beter is om toch in groep 2 te blijven, wordt het kind verder in de ontwikkeling begeleid. Gedurende het schooljaar wordt het kind gestimuleerd om oefeningen en activiteiten te gaan doen op een moeilijker niveau dan de andere kinderen. Deze activiteiten worden beschreven in het groepsplan. Overgang groep 3-8 Op weg naar Passend Onderwijs zullen er kinderen op onze school komen die een aangepast arrangement op basis van intelligentie, of anderszins, dienen te krijgen. Het onderstaande is dan ook niet altijd voor hen van toepassing. Voor hen zal een ontwikkelingsperspectief opgesteld moeten worden. Voor de overige leerlingen geldt dat zij voor doorstroming aan onderstaande hoofdcriteria moeten voldoen. 1. de leerling scoort op de gedrag- en werkhouding een voldoende; 2. de leerling scoort voldoende op de methodegebonden toetsen;
80
3. de leerling scoort op de CITO LVS toetsen (R/W, Spelling, TL, BL en WS) op minimaal drie onderdelen een voldoende; 4. observaties en bevindingen van de leerkracht tonen aan dat de prestaties van een leerling voldoende zijn voor een overgang naar de volgende groep.
Bij een twijfelachtig profiel kan het beslismodel dat we in de bijlage opnemen als instrument ingezet worden. Een eigen leerlijn kan voor bepaalde leerlingen een betere optie zijn dan doubleren. De afwegende factoren voor het niet laten doubleren van die leerlingen zijn dan ook of de leerling een laag IQ heeft, hiaten in de leerstof heeft opgelopen, dyslexie of dyscalculie heeft of dat er andere leerbelemmerende factoren aanwezig zijn.
81
Uitwerking Criteria bij overgang en doublure Richtlijn overgangscriteria van groep 1 naar groep 2 Voor de overgang naar groep 2 moet een leerling minimaal fase 3 beheersen van de DORR leeren ontwikkelingslijnen2 Werkhouding • • • • • • • •
kind kan voldoen aan werkopdrachten niet onnodig roepen door de klas om kunnen gaan met de pictogrammen volgens de geldende regels om kunnen gaan met uitgestelde aandacht een duidelijke hulpvraag kunnen stellen eigen letter( of naam) op hun werk kunnen herkennen zelfstandig problemen kunnen oplossen moet gedurende afgesproken periode zelfstandig kunnen we
Richtlijn overgangscriteria van groep 2 naar groep 3 Voor de overgang van groep 2 naar groep 3 moet een leerling minimaal fase 6 beheersen van de DORR leer- en ontwikkelingslijnen Werkhouding • • • • •
een bepaalde tijd bezig kunnen zijn met een activiteit enkelvoudige en eenvoudig samengestelde opdrachten zelfstandig kunnen uitvoeren tijdens de werkles niet wisselen van activiteit zelfstandig de weektaak in kunnen plannen kan eigen naam op werk zetten
2
In verband met auteursrechten kunnen wij de leer- en ontwikkelingslijnen van DORR niet bijvoegen. Ze zijn op school aanwezig.
82
A.
Criteria voor overgang en doublure groep 3 - 8 Leerlingvolgsysteemresultaten
1
Het kind heeft op de laatste lvs-toets Rekenen/Wiskunde een D- of E-score gehaald.
3
2
Het kind heeft op de laatste lvs-toets Begrijpend Lezen een D- of E-score gehaald.
3
3
Het kind heeft op de laatste lvs-toets Spelling een D- of E-score gehaald.
3
4
Het kind heeft op de laatste lvs-toets Technisch Lezen een D- of E-score gehaald.
3
5
Het kind heeft op de laatste lvs-toets van Viseon een D- of E-score gehaald, of de ontwikkeling is zorgelijk te noemen.
3
Totaal B.
Basisvaardigheden:
6
Het kind scoort op de methodegebonden toetsen rekenen in drie van de vier toetsen minder dan 60% goed (gemeten over het totaal van de toetsonderdelen).
3
7
Het kind scoort op de methodegebonden toetsen begrijpend lezen in drie van de vier toetsen minder dan 60% goed (gemeten over het totaal van de toetsonderdelen).
3
8
Het kind scoort op de methodegebonden toetsen spellen in drie van de vier toetsen minder dan 60% goed (gemeten over het totaal van de toetsonderdelen).
3
9
Het kind scoort op de methodegebonden toetsen technisch lezen in drie van de vier toetsen minder dan 60% goed (gemeten over het totaal van de toetsonderdelen).
3
Totaal C.
Mening groepsleerkrachten/ situatie in de volgende groep:
10 De groepsleerkrachten zijn van mening dat een doublure wenselijk is.
3
11 De situatie in de opvolgende groep is gunstig
3 Totaal
83
D.
Werkhouding:
12 Concentratie: het kind reageert voortdurend op allerlei prikkels uit de omgeving. Het houdt de aandacht niet gericht op de taak.
1
13 Motivatie: het kind is ongemotiveerd bij het werken aan verschillende opdrachten.
1
14 Taakhouding: het kind kan moeilijk gericht aan een opdracht werken en maakt deze niet af.
1
15 Werktempo: het kind heeft een laag tot onvoldoende werktempo.
1
16 Uitsteltolerantie: het kind is niet in staat ook maar korte tijd te wachten op hulp, aandacht en beloning.
1
17
1
Creativiteit: het kind kan geen uitdrukking geven aan zijn ideeën en kopieert en imiteert.
18 Leergierigheid: de interesse van het kind wordt slechts met moeite gewekt en beperkt zich tot bekende dingen.
1
Totaal E.
Spreek- en motorische vaardigheden
19 Het kind heeft een onevenwichtig, moeilijk leesbaar onregelmatig handschrift.
1
20 Het kind durft niet vrij in de groep te spreken.
1
21 Het kind spreekt onduidelijk.
1
22 Het kind heeft moeite een logisch verhaal te vertellen.
1 Totaal
Puntenverzameling Punten leerlingvolgsysteemresultaten Punten basisvaardigheden Punten mening groepsleerkrachten/ situatie in de volgende groep Punten werkhouding 84
Punten spreek- en motorische vaardigheden Totaal CONCLUSIES OP BASIS VAN DE BESLISSCHEMA’S De conclusie omtrent wel of niet doorstromen naar de volgende groep is gebaseerd op de ‘Criteria doublure groep 3 -8’. Op grond van het aantal punten op de onderdelen A t/m C van de verzamellijst, aangevuld met de punten op onderdeel D en E wordt een eindtotaal berekend. Op grond van de verzamelde gegevens bij stap 2 krijgt de leerling een plaats in de beslisregels 1 t/m 24, 25, 26 t/m 37, respectievelijk doorstromen, bespreken of verlengen. Bij de beslissing ‘bespreken’ speelt het effect van de gegeven extra hulp een belangrijke rol. Idem het ingewonnen, eventueel schriftelijke, advies of onderzoeksrapport van een extern deskundige. Een leerling stroomt door naar de volgende groep als het voldoet aan één van de beslisregels 1 t/m 24. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
A 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten 6 punten
B 0 punten 3 punten 6 punten 9 punten 12 punten 0 punten 0 punten 3 punten 3 punten 6 punten 6 punten 9 punten
C 0 punten 0 punten 0 punten 0 punten 0 punten 3 punten 6 punten 3 punten 6 punten 3 punten 6 punten 3 punten
D en E Maximaal 11 punten Maximaal 9 punten Maximaal 6 punten Maximaal 3 punten 0 punten Maximaal 9 punten Maximaal 6 punten Maximaal 6 punten Maximaal 3 punten Maximaal 3 punten 0 punten 0 punten
Eindtotaal A+B+C+D+E Maximaal 17 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten
13 14 15 16 17 18 19 20 21
9 punten 9 punten 9 punten 9 punten 9 punten 9 punten 9 punten 9 punten 9 punten
0 punten 3 punten 6 punten 9 punten 0 punten 0 punten 3 punten 3 punten 6 punten
0 punten 0 punten 0 punten 0 punten 3 punten 6 punten 3 punten 6 punten 3 punten
Maximaal 9 punten Maximaal 6 punten Maximaal 3 punten 0 punten Maximaal 6 punten Maximaal 3 punten Maximaal 3 punten 0 punten 0 punten
Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten
22 23 24
12 punten 12 punten 12 punten
0 punten 3 punten 0 punten
0 punten 0 punten 3 punten
Maximaal 6 punten Maximaal 3 punten Maximaal 3 punten
Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten Maximaal 18 punten
Bij een leerling is twijfel over de doorstroming en het kind wordt nader besproken als een leerling:
25
niet valt in besliscategorie 1 t/m 24; op onderdeel A, B en C in totaal op of onder de 18 punten scoort; door het totaal aantal punten uit de onderdelen D en E uit komt op een eindtotaal van 19, 20, 21, 22, 23 of 24 punten.
85
Een leerling moet verlengen als het valt in een van de beslisregels 26 t/m 37 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
A 12 punten 12 punten 12 punten 12 punten 12 punten 15 punten
B 9 punten 12 punten 6 punten 6 punten 9punten 6punten
C 0 punten 0 punten 3 punten 6 punten 3 punten 0 punten
D en E Maximaal 3 punten 0 punten Maximaal 3 punten 0 punten 0 punten punten
Eindtotaal A+B+C+D+E Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten
15 punten 15 punten 15 punten 15 punten 15 punten
9 punten 0 punten 3 punten 3 punten 6 punten
6 punten 6 punten 3 punten 6 punten 3 punten
Maximaal 3 punten 0 punten Maximaal 3 punten Maximaal 3 punten 0 punten 0 punten
Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Maximaal 24 punten Elke score op A t/m E groter dan 24 punten
Bij voortgezette twijfel kunnen de volgende factoren meewegen: Mening ouders Leeftijd Postuur Lichamelijke conditie Relaties (broertjes of zusjes in de klas?) Interesse Gezinssituatie Relatie huidige/toekomstige leerkracht Schoolorganisatie (combinatieklas, groepssamenstelling)
86
XI.
Format OPP
Invulgegevens: Datum opstellen OPP: Opgesteld door: Laatste evaluatie: Ontwikkelperspectief voor (kruis aan): o Technisch lezen o Spelling o Leergebiedoverstijgend (sociale competentie, gedrag, werkhouding) o Begrijpend lezen o Rekenen en wiskunde
Basisgegevens: Naam: Datum: Geboortedatum: Schoolloopbaan: Leerkracht:
Groep: Intern begeleider: Gezinssamenstelling (evt. bijz.): Ouders/verzorgers (tel.nr.): Hulpverleners (betrokken bij kind, school, gezin):
Beschermende en belemmerende factoren: (Factoren die de ontwikkeling en het leren van de leerling bevorderen en belemmeren bij de uitvoering van het onderwijs)
Factoren Cognitieve en didactische ontwikkeling Sociaal-emotionele en gedrag Spraak/taalontwikkeling Werkhouding en taakaanpak Lichamelijke, motorische, zintuiglijke ontwikkeling Onderwijs: Relevante factoren in school, groep, leerkracht Opvoeding: Relevante factoren in gezin, ouders, vrije tijd
Bevorderend
Belemmerend
Onderwijsbehoeften: … een instructie nodig … 1 Voordoen/ hardop denken 2 Verheldering 3 Visualisatie 4 Auditief 5 Verkorte instructie 6 Verlengde Instructie … opdrachten nodig … 7 Onder niveau (succeservaring) 8 Boven niveau (uitdaging) 9 Overzicht 10 Alleen antwoorden invullen 11 Uitgewerkte voorbeelden … (leer)activiteiten nodig … 12 Belangstelling voor natuur
… Feedback nodig … 19 Consequent 20 Nadruk op inzet 21 Nadruk op succeservaring 22 Vorderingen in grafiek … groepsgenoten nodig … 23 Interpersoonlijk 24 Acceptatie persoonlijkheid 25 Er bij horen 26 Gedrag negeren 27 Geen uitdaging … een groepsleerkracht nodig … 28 Structuur 29 Responsief 30 Evaluatie
87
13 14 15 16 17 18
Stappenplan Concrete ondersteuning Optimale leertijd Deelactiviteiten Uitdaging (plusopdrachten) Eigen inbreng
31 32 33 34 35
Vriendelijk Beloning Nadruk op sterke kant Differentiatie Nadruk op inzet
Resultaten: Aanwezigheid extern onderzoek:
0 0
Nee Ja: Datum: Uitvoerder: IQ: (performaal: Diagnose:
/verbaal:
Extra ondersteuning (uit samenwerkingsverband, indien van toepassing): • Begin datum: • Einddatum: • Doel: • Inhoud: • Omvang: Verplicht: geplande uitstroombestemming V(S)O (kruis aan): o VWO o HAVO o VMBO theoretische leerweg o VMBO gemengde leerweg o VMBO kaderberoepsgerichte leerweg o VMBO basisberoepsgerichte leerweg o Praktijkonderwijs
)
0 met LWOO 0 met LWOO
o VSO cluster 2 o VSO cluster 3 o VSO cluster 4 Onderbouwing/ opmerkingen: (bijv. disharmonisch uitstroomprofiel met grote verschillen in uitstroomgebied per leergebied)
Planningsdeel: Doelen en aanbod (alleen voor de vakken waarvoor de doelen en/of aanbod afwijken van datgene wat in groepsplan is beschreven) Bij beknopt OPP: verwijs naar groepsplan Indien wenselijk: uitgebreid OPP met doelen en onderwijsaanbod.
1. Tussendoelen dit schooljaar, in vaardigheidsscores (marge) en functioneringsniveau (FN) Huidige Geplande Evaluatie= geplande Geplande vaardigheidsscores en vaardigheidsscores vaardigheidsscore en FN vaardigheidsgroei FN (marge) en gepland FN behaald? In schooljaar 0 Midden groep .. 0 Midden groep .. 0 Midden groep .. 20…. – 20… 0 Eind groep .. 0 Eind groep .. 0 Eind groep .. Technisch lezen Begrijpend lezen Spelling Rekenen en wiskunde 2. leergebied specifieke tussendoelen en aanbod (komend half jaar) In geval van afwijkingen van het reguliere programma beknopt de beredeneerde keuzes in (tussen)doelen en aanbod vermelden.(CED groep leerlijnen / passende perspectieven van SLO)
Leergebied
Tussendoelen + aanbod
88
Technisch lezen Begrijpend lezen Spellling Rekenen en wiskunde 3. Tussendoelen sociaal-emotioneel functioneren gedrag en werkhouding (komend half jaar) Doelen voor werkhouding, taakaanpak en/of sociaal Aanbod / aanpak emotioneel functioneren
Evaluatiedeel: Naam: Datum: Zijn de geplande vaardigheidssores behaald? (analyse + hoe verder)
Zijn de leergebied specifieke tussendoelen bereikt? (analyse + hoe verder)
Zijn de leergebiedoverstijgende Doelen behaald? (analyse + hoe verder)
Ontwikkelt de leerling zich conform de verwachtingen?
Bijstelling ontwikkelingsperspectief: -
Bijstelling van de geplande uitstroom bestemming + reden en onderbouwing van dit besluit:
-
Is vervolgaanvraag extra ondersteuning nodig?
Besproken met leerling door: Handtekening school: Handtekening ouders:
89
XII
School ondersteuningsprofiel (SOP)
W.A. Scholtenschool School voor openbaar basisonderwijs
SCHOOLONDERSTEUNINSPROFIEL
2014 90
Inhoudsopgave 1
Naam en adres............................................................................................................................... 92
2
Denominatie .................................................................................................................................. 92
3
School informatie .......................................................................................................................... 92
4
Specifieke kenmerken ................................................................................................................... 92
5
Aantal leerlingen en aantal groepen ............................................................................................. 92
6
Inspectie ........................................................................................................................................ 93
7
Speciaal onderwijsaanbod............................................................................................................. 95
8
Specialisme in het team ................................................................................................................ 95
9
Zorgroute ....................................................................................................................................... 96 9.1
Stap 1: Preventief handelen .................................................................................................. 96
9.2
Stap 2: Proactief handelen .................................................................................................... 96
9.3
Stap 3: Curatief handelen ...................................................................................................... 96
9.4
Ondersteuning van de leerkracht .......................................................................................... 97
9.5
Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) ..................................................................................... 97
9.6
Commissie Passend Onderwijs .............................................................................................. 98
9.7
Commissie van advies............................................................................................................ 99
10
Specifieke kenmerken taalonderwijs ...................................................................................... 100
11
specifieke kenmerken rekenonderwijs ................................................................................... 100
12
extra voorzieningen leerlingbegeleiding ................................................................................. 100
13
Sociaal emotionele ontwikkeling............................................................................................. 101
14
Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en grenzen aan de zorg ............................... 101
14.1
Intakefase ............................................................................................................................ 101
14.2
Strategiefase ........................................................................................................................ 101
14.3
Onderzoeksfase ................................................................................................................... 102
14.4
Groepsplannen .................................................................................................................... 102
14.5
Ontwikkelingsperspectiefplan ............................................................................................. 102
15
Ketenpartners onderwijsondersteuning ................................................................................. 103
16
Ketenpartners zorg .................................................................................................................. 103
17
Samenwerking met ouders ..................................................................................................... 104
18
Toekomst ................................................................................................................................. 104
91
Naam en adres Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol
Postbus 87 9600 AM Hoogezand
℡ 0598 393699
[email protected] www.wascholtenschool-foxhol.nl
Denominatie School voor openbaar basisonderwijs
School informatie De W.A. Scholtenschool is een openbare basisschool. Dit betekent dat de school plaats biedt aan alle kinderen ongeacht hun religieuze achtergrond of levensbeschouwing. Wederzijdse tolerantie en acceptatie zijn sleutelbegrippen. De W.A. Scholtenschool staat midden in het dorp Foxhol en heeft een geschiedenis die circa 160 jaar terug gaat. In maart 2012 is de school verhuisd naar het multifunctioneel centrum Foxhol (MFC). Het oude gebouw is afgebroken en heeft plaats gemaakt voor het nieuwe gebouw en schoolplein. Het buitenterrein van het MFC is ingericht volgens de principes van het natuurlijk spelen en biedt de kinderen veel uitdaging om te onderzoeken en ontdekken.
Specifieke kenmerken De school is onderdeel van een multifunctioneel centrum en is fysiek verbonden met de peuterspeelzaal ‘de ToverTuin’, de gymzaal en het dorpshuis ‘de Klabbe’. Onze school is een veilige dorpsschool met een uitdagend en kansrijk leerklimaat, waar kinderen samen werken aan hun eigen ontwikkeling en waar rekening wordt gehouden met verschillen van het individuele kind. Kortom: een school die je elk kind gunt!
Aantal leerlingen en aantal groepen In het schooljaar 2014-2015 heeft de school 77 leerlingen verdeeld over 5 groepen, onderverdeeld in 3 combinatiegroepen en 2 enkele groepen.
92
Inspectie bezoek In 2013 hebben we ons laatste inspectiebezoek gehad. In het rapport hiervan stond het volgende over de bevindingen, kwaliteits- en nalevingsprofiel. Uit het rapport: Bevindingen Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de bevindingen van de inspectie daarover. Uit dit overzicht valt op te maken dat op o.b.s. W.A. Scholtenschool de kwaliteit van het onderwijs op de meeste onderzochte indicatoren voldoende is. Het betreft hier met name de aspecten opbrengsten, leerstofaanbod, tijd, schoolklimaat, didactisch handelen en begeleiding. Opbrengsten De school is er in geslaagd om een stijgende lijn in de eindresultaten te realiseren. Na twee schooljaren onvoldoende scores op de eindtoets in groep 8, voldoet het resultaat in 2013 aan de minimumeis die de inspectie stelt. De eindopbrengsten zijn daarmee als voldoende beoordeeld. De prognose voor de komende twee schooljaren is echter niet gunstig en de school zal zich extra moeten inspannen om de resultaten van de huidige groep 6- en groep 7-leerlingen te verbeteren. De tussenopbrengsten zijn ook voldoende. Van de zeven toetsen (technisch lezen groep 3 en 4; rekenen en wiskunde groep 4, 5, 6; begrijpend lezen groep 5 en 6) die de inspectie bij de beoordeling heeft betrokken, zijn alleen begrijpend lezen en rekenen en wiskunde in groep 6 onvoldoende. Didactisch handelen De leraren leggen de leerstof over het algemeen duidelijk uit en weten de leerlingen voldoende actief te betrekken bij de onderwijsactiviteiten. Enkele leraren kunnen hun lessen nog effectiever maken door doelgerichter en interactiever te werken. Dit kan bijvoorbeeld door het lesdoel voor de leerlingen te verhelderen en te (laten) herhalen of door regelmatig te controleren of alle leerlingen de uitleg begrijpen. Begeleiding De school gebruikt een samenhangend geheel van instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. De leraren analyseren de toetsresultaten - ook van de meeste methode gebonden toetsen - en maken op grond daarvan groepsplannen om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Overigens laten de leraren zich bij de analyse sterk leiden door wat de methode biedt. Voor begrijpend lezen zijn de analyses daardoor meestal te mager. Verbeterpunten voor de onderwijskwaliteit Naast deze positief beoordeelde aspecten vraagt de inspectie aandacht voor enkele onderdelen waarvan de kwaliteit verbetering behoeft. Afstemming Hoewel de leraren in hun groepsplannen beschrijven dat sommige leerlingen extra instructie krijgen, verschilt de inhoudelijke kwaliteit van deze extra instructie per leerkracht. In de meeste gevallen gaat
93
het om herhaling van de klassikale instructie of begeleidt de leerkracht de leerlingen bij het maken van de opgaven. Te weinig leraren kiezen bij de extra instructie voor een andere uitleg of concrete materialen om ervoor te zorgen dat ook de zwakste leerlingen de leerstof zelfstandig leren beheersen. Zorg De zorgstructuur op de W.A. Scholtenschool is herkenbaar en alle leraren werken op de afgesproken wijze met groepsoverzichten en groepsplannen. In de dagplanning van de meeste leraren is tijd gereserveerd voor hulp aan zorgleerlingen. De kwaliteit van de uitvoering van de zorg is echter sterk leerkracht afhankelijk en schoolbreed niet voldoende. De gestelde doelen en activiteiten zijn te globaal omschreven, niet gebaseerd op een probleemanalyse per leerling en niet sturend voor het handelen van de leraren. Ook in de dagplanning omschrijven de leraren niet of zeer globaal welke specifieke zorgactiviteiten worden uitgevoerd. Door het ontbreken van concrete evaluaties heeft de school geen zicht op de effectiviteit van de extra hulp. Kwaliteitszorg Onderdelen van de kwaliteitszorg op de W.A. Scholtenschool zijn voldoende, maar voor verbetering vatbaar. De school houdt rekening met de onderwijsbehoeften van de leerlingenpopulatie, maar heeft haar overwegingen slechts globaal vastgelegd. De resultaten van de leerlingen worden twee keer per jaar geanalyseerd met het team, maar de kwaliteit van de analyse kan verbeteren door bij het zoeken naar oorzaken van onvoldoende prestaties ook het leerkrachthandelen expliciet te betrekken. Ook kan de school haar doelen nog ambitieuzer stellen en communiceren met ouders. Daarnaast is nog geen sprake van een cyclisch systeem van kwaliteitszorg waarbij het onderwijsleerproces systematisch geëvalueerd en geborgd wordt. Daardoor kan de kwaliteitsverbetering die de school nastreeft, stagneren. De betreffende indicatoren 9.3 en 9.5 zijn daarom als onvoldoende beoordeeld. De school schenkt voldoende aandacht aan mogelijke risico's in de sociale context van de school en de opvattingen en uitingen van leerlingen op het terrein van burgerschap en integratie. Omdat de kwaliteitszorg voor het onderwijs in burgerschap niet voldoende is uitgewerkt, heeft de inspectie indicator 9.7 als onvoldoende beoordeeld. Dit betreft de visie op burgerschap en de planmatige uitwerking daarvan en de verantwoording van de invulling die de school daaraan geeft. Ook wijst de inspectie erop dat de evaluatie van de resultaten van het onderwijs in burgerschap verdere uitwerking behoeft. Omdat de wetgever van scholen vraagt zélf te bepalen hoe burgerschap wordt ingevuld en daarin transparant te zijn, zijn een visie en planmatige uitwerking daarvan in het aanbod, alsmede de verantwoording in schoolgids en schoolplan, belangrijke voorwaarden. Conclusie Kwaliteit De inspectie concludeert dat de onderwijskwaliteit op o.b.s. W.A. Scholtenschool op een aantal van de onderzochte onderdelen verbeterd kan worden. De inspectie handhaaft het reeds toegekende basisarrangement. De bevindingen zullen worden betrokken bij de eerstvolgende risicoanalyse, waarbij opnieuw de vraag aan de orde is of het toezichtarrangement eventueel moet worden aangepast. Naleving De inspectie concludeert tevens dat er geen tekortkomingen zijn in de naleving van de wettelijke voorschriften die zijn gecontroleerd.
94
Speciaal onderwijsaanbod In ons onderwijsaanbod ligt de nadruk op het taal- en rekenonderwijs en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Ons doel is om vanuit perspectief op ontwikkeling alle kansen voor elke leerling optimaal te benutten. Als dit binnen het reguliere leerstofaanbod niet lukt en de leerling een afwijkend onderwijsaanbod ontvangt wordt er een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) opgesteld. Een OPP is een voorziening om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften passend onderwijs te bieden. Wij maken een onderscheid tussen ‘verplichte ontwikkelingsperspectieven’ en ‘gewenste ontwikkelingsperspectieven’. We werken binnen het leerstofjaarklassensysteem in de groepen volgens het IGDI-model en differentiëren hierbij op convergente wijze. Dat betekent dat er goed gekeken wordt naar de onderwijsbehoeften van een kind en dat daar de benadering en lesstof op aangesloten wordt. Dit gebeurt binnen de methodiek van het zelfstandig werken in drie subgroepen (hulpgroep / basisgroep/ plusgroep). In enkele gevallen is het zo dat een leerling na intensief begeleiden te weinig vooruitgang boekt en een groepsplan niet meer volstaat. Wij treffen dan in samenspraak de leerling en met ouders/verzorgers van de leerling met specifieke onderwijsbehoeften, aparte voorzieningen en bieden wij planmatige (curatieve) zorg: een OPP (voorheen handelingsplan of eigen leerlijn) voor één of meerdere vakken. Deze leerlingen worden binnen onze basisondersteuning opgevangen. Het opstellen van een OPP wordt pas overwogen als na herhaalde V-scores en het bieden van extra hulp tijdens het uitvoeren van groepsplannen blijkt dat het verschil tussen de functioneringsniveaus (passend bij groep en passend bij toetsscore) één jaar of meer is geworden. Bij voorkeur start een gewenst OPP vanaf begin groep 6, omdat de leerstof dan steeds moeilijker wordt. Daarvoor wordt geprobeerd met extra hulp de groep zo lang mogelijk bij elkaar te houden en te werken met een minimum programma. Het is namelijk uit onderzoek gebleken dat kinderen de meeste voortgang boeken als zij bij de basisgroep blijven, zo nodig met extra instructie inoefening. Het is ook mogelijk dat voor een leerling een leergebied overstijgend OPP met de nadruk op gedrag wenselijk is. Deze leerling zal hiermee binnen onze basisondersteuning opgevangen moeten worden. Daarnaast kan het zo zijn dat een leerling extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband ontvangt. Met de komst van Passend onderwijs zijn wij verplicht om binnen 6 weken een OPP op te stellen voor deze leerlingen.
Specialisme in het team • • • • •
Intern begeleider: Master Special Educational Needs / Post HBO Remedial Teaching / cursus Rots en Water basis en schoolbreed VVE-coördinator ICT-coördinator Cultuur coördinator Techniek coördinator
95
Zorgroute Stap 1: Preventief handelen Leerkrachten richten hun onderwijs zodanig in, dat zij hun onderwijs afstemmen op hun leerlingen, met als doel het leerproces effectiever te laten verlopen. Een leerling moet de lessen kunnen volgen. Het mag niet voorkomen dat een les veel te moeilijk voor een leerling is, of dat de leerlingen zich vervelen omdat de aangeboden stof veel te gemakkelijk is. De school werkt met verschillende niveaugroepen. Het aanbod wordt beschreven in didactische en pedagogische groepsplannen. In groepsplan is terug te vinden welke leerling welke leerroute volgt. Als blijkt dat een leerling in zijn dagelijks werk uitvalt, wordt daar tijdens de lessen direct op geanticipeerd. Deze leerlingen worden in de dagplanning opgeschreven en met een marker gearceerd. De leerkracht noteert het doel en evalueert in steekwoorden hoe het verloop van de les is geweest. Dit om te voorkomen dat een leerling uitvalt tijdens de methode gebonden toetsen. Actie: Observeren, analyseren, differentiëren: opvallendheden noteren in dagplanning. De leerling komt voor nader onderzoek van de leerkracht in aanmerking. De leerkracht past het aanbod van de dagelijkse leerstof (tijdelijk) aan (instructieafhankelijke groep) Didactisch groepsoverzicht, groepsplan
Stap 2: Proactief handelen De leerling heeft extra tijd voor oefenen nodig; de leerling begrijpt de leerstof op de aangeboden wijze niet (analyse van methode gebonden toetsen). Een alternatieve leerroute is noodzakelijk. De leerling heeft behoefte aan extra ondersteuning en begeleiding. Actie: De leerkracht gaat na op welke wijze er in aanbod, instructie of verwerking (tijdelijk) gedifferentieerd kan worden. Vaststellen alternatieve leerroute en meer tijd om te oefenen. Verzamelen van nadere gegevens voor nader onderzoek. De leerkracht schrijft een didactische aanwijzing (DA) of een pedagogische aanwijzing (PA) in het groepsplan (GP). (Dus -tijdelijk- bijstellen GP) Bij het benoemen van onderwijsbehoeften van een leerling geeft de leerkracht in het GP aan welke doelen worden nagestreefd en wat het kind (extra) nodig heeft om deze doelen te bereiken.
Stap 3: Curatief handelen Leerlingen met grote achterstanden (half jaar of meer) en/of leerlingen waarvan de ontwikkeling stagneert blijven niet onopgemerkt. Na analyse van de problemen (en afhankelijk van het resultaat ervan) komt de leerling in aanmerking voor planmatige ondersteuning.
96
Actie: De leerkracht schrijft een concrete probleemstelling en maakt een probleemanalyse (beschrijven in het GP of OPP). De leerkracht gaat na wat de belemmering in het leren veroorzaakt. De leerkracht gaat na wat er nodig is om het onderwijsleerproces weer op gang te brengen. De leerkracht overweegt een nadere diagnose of hulp van externe deskundigen, maar gaat eerst na waarom hij handelingsverlegen is. De leerkracht consulteert zonodig een andere leerkracht of de intern begeleider. Problemen kunnen zich voordoen als de leerkracht onvoldoende weet van een leerling om de onderwijsbehoeften te bepalen. Nader onderzoek kan uitkomst bieden, maar dat onderzoek kan alleen opgestart worden wanneer de onderzoeksvraag van de leerkracht concreet uitgewerkt is. Het onderzoek en de onderzoeksvragen worden door de leerkracht uitgewerkt in het kopblad van het HGPD-formulier. Daarin staat ook te lezen wat de leerkracht al gedaan heeft en waarom hij handelingsverlegen is. Begeleiding voor de leerkracht: Een collega werkt mee aan collegiale consultatie; De intern begeleider treedt op als adviseur en coach van de leerkracht; De intern begeleider zorgt er voor dat de juiste procedure wordt doorlopen; De leerkracht consulteert zo nodig, i.s.m. de intern begeleider de CLB of een AB; De leerkracht toont aan dat hij de ouders voldoende op de hoogte heeft gesteld (handtekening ouders op het OPP of een verslag van het gesprek met de ouders).
Stap 4: Ondersteuning van de leerkracht De onderwijsbehoeften van de leerling zijn wel bekend, maar hieraan kan in de huidige groep of met de huidige werkwijze van de leerkracht niet voldaan worden. Er wordt voor gekozen om (deels) een OPP op stellen, als aanvulling op het GP. De leerling doet mee met de instructie van de groep en gaat alleen de leerstof die het echt niet beheerst, op eigen niveau verwerken. (gebruik routeboekjes) Actie: De leerkracht en de intern begeleider onderzoeken de mogelijkheden om de onderwijssituatie zodanig te veranderen opdat er aan de onderwijsbehoeften van de leerling voldaan kan worden. De directeur wordt ingelicht en wordt zonodig hierbij betrokken (aanpassen werkplek, gebouw, aanschaf materialen, andere leerkracht, e.d.)
Stap 5: Ontwikkelingsperspectief (OPP) Wanneer de hulpvraag van de leerling zéér specifiek is, kan ervoor worden gekozen om een ontwikkelingsperspectief voor die leerling op te stellen. De leerkracht en de intern begeleider doen een verzoek tot nader onderzoek door een specialist (evt. psychologisch onderzoek met intelligentiebepaling) door een deskundige. Zo’n onderzoek is nodig bij het ontwikkelen van een verplichte OPP.
97
Een OPP is een voorziening om leerlingen met zeer specifieke onderwijsbehoeften passend onderwijs te bieden. Daarbij maken wij een onderscheid tussen ‘verplichte ontwikkelperspectieven’ en ‘gewenste ontwikkelperspectieven’. Ook wordt er vanaf groep 6 in de OPP het uitstroomperspectief aangegeven, daarvoor een ‘voorlopig uitstroomperspectief op basis van de gegevens op dat moment’. De leerkracht schrijft (al dan niet met hulp van de IB) een OPP. De leerkracht en de intern begeleider zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het zorgdossier. De ondersteuningsbehoefte van de leerling en/of de leerkracht wordt besproken met de CLB. Actie: De leerkracht schrijft (eventueel met behulp van de intern begeleider) een gewenst OPP.
Stap 6: Commissie Passend Onderwijs Wanneer de basisondersteuning onvoldoende tegemoet komt aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de leerling, is extra ondersteuning nodig. Deze wordt bekostigd uit de financiële middelen van het Samenwerkingsverband. De school volgt de ”procesgang handelingsgericht arrangeren’ en betrekt de ouders hier bij vanaf het begin. De commissie zal: Vaststellen Waarom extra ondersteuning nodig is. Op welke wijze is een orthopedagoog / GZ psycholoog (generalist) bij de leerling betrokken? (denk aan: onderbouwing van het waarom) Wat vinden de ouders en wat vindt de leerling zelf van de gewenste ondersteuningsbehoefte? Hoe ziet het ontwikkelingsperspectief (OPP) eruit en geeft dat voldoende richting? Wat is de integrale beschrijving van de stimulerende en belemmerede factoren in relatie tot de onderwijsbehoefte en het beoogde uitstroomperspectief? M.a.w. antwoord op de vraag: wat is er aan de hand? Het Vraagprofiel Instrument kan worden ingezet voor het bepalen van de onderwijs ondersteuningsbehoefte van de leerling en de benodigde ondersteuning. Vaststellen Wat er nodig aan extra ondersteuning is. Welke ondersteuning is al ingezet door de aanvragende school? Wat heeft die ondersteuning opgeleverd (effecten, opbrengsten)? Welke relevante informatie (LOVS, verslagen, observaties) onderbouwt de aanvraag? Welke aanvullende deskundigheid (RET) is nodig in relatie tot de behoefte? Beschrijving van het afwijkende onderwijsaanbod en gerealiseerde doelen? Wat is concreet nodig om de leerling het passende arrangement te bieden? De matrix wordt aangevuld met wat verder nodig is. Op welke wijze zijn de ouders betrokken bij het vullen van de matrix? Vaststellen Waar de extra ondersteuning gerealiseerd kan worden. Kan de extra ondersteuning worden gerealiseerd op de huidige reguliere basisschool?
98
Kan het worden gerealiseerd binnen een andere reguliere basisschool in de regio? Dan: Vaststellen Hoe de extra ondersteuning gerealiseerd kan worden. Toekennen van het budget aan de basisschool. Vastgesteld wordt de hoogte van het budget van het o arrangement (faciliteren). o Vastgesteld wordt door wie de extra ondersteuning wordt uitgevoerd. o Vastgelegd worden evaluatie momenten, effecten en opbrengsten. Is vastgesteld dat de extra ondersteuning niet binnen de reguliere basisschool kan worden gerealiseerd? Dan naar volgende stap: Commissie van Advies.
Stap 7: Commissie van advies Wanneer de extra ondersteuning niet geboden kan worden in de reguliere school, wordt een ToeLaatbaarheidsVerklaring (TLV) aangevraagd voor het SBO of het SO. Om een leerling toegang te verlenen tot het SBO, SO & VSO vereist de wet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). De besturen van de SWV-en hebben met de invoering van Passend Onderwijs de wettelijke taak de TLV af te geven. De commissie van advies adviseert het bestuur van het SWV over het afgeven van de TLV. De CvA bestaat uit 2 deskundigen: Orthopedagoog generalist of GZ-psycholoog Deskundige met specifieke expertise, afhankelijk van de hulpvraag van de leerling en het schooltype waar het kind naar verwezen wordt. Het schoolbestuur/bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven vraagt de TLV aan. De school die de aanvraag voor de TLV opstelt en de beoogde school voor SBO of (V)SO bereiden de aanvraag gezamenlijk voor/hebben contact over de aanvraag om er zeker van te zijn dat de beoogde school de meest passende plek is voor de leerling en er daadwerkelijk een plek beschikbaar is na aanmelding. Indien ouders en school het oneens zijn over het aanvragen van een TLV geeft de website www.passendonderwijsgroningen.nl onder de button ‘ Commissie van Advies’ meer informatie over de: Interne route om tot consensus te komen; Procedure schorsen en verwijderen bij geschillen; Voornemen tot een negatief advies door de CvA; Procedure Bezwaar Besluit Toelaatbaarheid. De Intern begeleider en de leerkracht van de school waar de leerling staat ingeschreven stelt de aanvraag voor een TLV op. De aanvraag is altijd voorzien van een deskundigenadvies. De inzet van de deskundige is afhankelijk van het schooltype en de specifieke hulpvraag. Hij/zij stelt de integrale onderbouwing op van de TLV-aanvraag. Deze deskundige kan een Orthopedagoog generalist, GZ psycholoog of een Medisch specialist zijn.
99
Op de website www.passendonderwijsgroningen.nl kan onder de button ‘Commissie van Advies’ de formulieren voor de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring inclusief een procesgang ‘integrale onderbouwing’ gevonden worden. Hierbij kan de school onderwijsprofessionals met specifieke expertise inschakelen die helpen het schoolondersteuningsteam vast te stellen wat er nodig is en wat er mogelijk is o.a. door de inzet van: het expertise- en consultatieteam (ECT); aanvullende expertise vanuit cluster 1, 2, 3 of 4; expertise vanuit gemeenten/ketenpartners. De kwaliteit van het inhoudelijk voortraject in de school en de kwaliteit van de TLV-aanvraag bepalen in hoge mate de snelheid waarmee de CvA advies kan uitbrengen aan het bestuur van het SWV. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het bewaken van de termijnen bij de aanvraag van een TLV. Na een positief advies van de CvA krijgen de ouders hierover bericht en een kopie van de beschikking. Vervolgens kunnen zij hun zoon/ dochter aanmelden bij de school voor SBO of (V)SO. Echter: Uitgangspunt van de W.A. Scholtenschool is, dat leerlingen met een beperking of een stoornis op onze school kunnen blijven, tenzij een alternatieve aanpak, zeer specifieke ondersteuning of (te)veel extra tijd nodig zijn om de gestelde doelen te halen.
Specifieke kenmerken taalonderwijs Protocol dyslexie Methode aanvankelijk lezen Nieuwe methode voor voortgezet lezen Deelname boekenpret Deelname aan Kinderboekenweek en voorleesdagen Deelname aan voorleeswedstrijd Bibliotheekbezoeken
specifieke kenmerken rekenonderwijs protocol ERWD speciale toetsen voor speciale kinderen rekentoets (CITO) Nieuwe rekenmethode passend bij ondersteuningsmogelijkheden
extra voorzieningen leerlingbegeleiding Leerlingbegeleiding vindt zoveel mogelijk plaats in de groep. We hebben er als team bewust voor gekozen om kleine groepen te formeren zodat de ondersteuning zoveel mogelijk geboden kan worden in de groep door de eigen leerkracht. Indien er wel ondersteuning door een ‘derde’ gegeven wordt, organiseert de leerkracht dit en is ook eindverantwoordelijk. ICT wordt ingezet bij o.a. taal en rekenen als extra oefening.
100
Sociaal emotionele ontwikkeling Twee keer per jaar wordt SCOL afgenomen. De SCOL (Sociale Competentie ObservatieLijst) is een scorelijst per leerling die de groepsleerkracht tweemaal per jaar invult: een keer rond de herfstvakantie en de tweede keer in het voorjaar. Kinderen waarvan de scores opvallen kunnen een Rots en Watertraining volgen. Het Rots & Water programma kan worden beschouwd als een weerbaarheidsprogramma. Rots & Water heeft als doel het verbeteren van zelfbeheersing, zelfreflectie, zelfvertrouwen, en communicatieve en sociale vaardigheden. Daarnaast zijn de preventie van geweld en van seksueel geweld, het leren maken van eigen keuzes en het leren gaan van een eigen weg belangrijke thema’s. Rots en Water maakt gebruik van een psychofysieke didactiek, wat inhoudt dat startend vanuit een fysieke invalshoek, mentale en sociale vaardigheden worden aangereikt en verworven. Actie (spel, spelen en simpele zelfverdedigingsvormen) wordt afgewisseld door momenten van zelfreflectie en kringgesprekken. Er is op school een vertrouwenspersoon aanwezig.
Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en grenzen aan de zorg Ons streven is om de zorg bij ons op school voor alle betrokkenen transparant hebben en daarbij systematisch werken. Dit kan pas als iedere betrokken partij weet wat zijn rol is en hoe de procedures verlopen. Met behulp van een HGPD-formulier proberen we dit te bereiken.
Intakefase In de intakefase verzamelt de leerkracht informatie en brengt doelgericht de aanmelding in kaart. De volgende punten komen daarbij aan bod: De reden van de aanmelding. Wat zijn de hulpvragen? Welke zorgen hebben de leerkracht, de ouders/verzorgers en het kind? Wat kan volgens hen de oorzaak zijn van het probleem? Wat is er al gedaan in de groep en met welk resultaat? Wat verwachten de betrokkenen van de begeleiders? Deze punten worden door de leerkracht geformuleerd op het voorblad van het HGPD- formulier.
Strategiefase In deze fase kijkt de leerkracht samen met de Intern begeleider wat ze al weten en wat ze nog meer moeten weten. Soms weten ze genoeg na de intakefase om samen een doel te formuleren en dit te verwerken in het GP of eventueel in een OPP. Weten ze nog niet genoeg dan gaan ze door naar de onderzoeksfase. De leerkracht en de Intern begeleider formuleren onderzoeksvragen die handelingsgericht zijn. Het antwoord moet leiden tot een concreet en bruikbaar advies.
101
Onderzoeksfase In de onderzoeksfase verzamelen de leerkracht en de intern begeleider doelgericht gegevens om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Het begrip onderzoek vat de intern begeleider breed op. Het betreft: inzetten van een reken- en/of leesanalyse; een observatie in de klas; het observeren van de instructie door de leerkracht; de leeractiviteiten, methodes, materialen enz; literatuur raadplegen. Gebruik makend van de uitkomsten van het onderzoek wordt samen met de leerkracht en de ouders/verzorgers en zo nodig de consultatief begeleidster, het HGPD formulier verder ingevuld. Hierin worden de risico’s/belemmerende factoren en de beschermende/compenserende factoren vastgelegd. Ook de gewenste aanpak en de mogelijke acties worden geformuleerd. In de gesprekken die de betrokkenen samen voeren, kan de aanpak gecontinueerd of bijgesteld en/of uitgebreid worden.
Groepsplannen Schoolbreed werken we met groepsplannen. Daarbij staat het HGW met groepsplannen de ontwikkelingsmogelijkheden van elke leerling centraal, zowel op cognitief als didactisch gebied als op sociaal-emotioneel en pedagogisch niveau. Preventief en proactief worden in het groepsplan maatregelen genomen voor leerlingen die extra instructie, begeleiding of uitdaging nodig hebben. Dit groepsplan vormt een richtlijn gedurende een vooraf vastgestelde periode voor de leerkracht zelf, maar is ook belangrijk in de overgang naar de volgende groep. De groepsplannen worden in het groepszorgdossier bewaard. Ze worden elk half jaar opgesteld en geëvalueerd en elk kwartaal (tussentijds) besproken en indien nodig bijgesteld. Op het HGPD formulier zijn in de vorige fase acties geformuleerd. Ook wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de acties. Een belangrijke actie voor de groepsleerkracht is het verwerken van de leerling-specifieke gegevens (onderwijsbehoeften) in didactisch groepsoverzicht en het groepsplan. Alle handelingen m.b.t. de zorg aan leerlingen worden vastgelegd.
Ontwikkelingsperspectief Als leerlingen langdurig niet meer met de groep mee kunnen komen, komen ze in aanmerking voor curatieve zorg. Zij hebben een ernstige achterstand opgelopen en er zal worden geprobeerd, deze weer in te halen. Wat er zal worden gedaan aan de kern van het probleem waardoor die achterstand is opgelopen, hoe en door wie, wordt beschreven in een ontwikkelingsperspectief (OPP). In een ontwikkelingsperspectief staat aangegeven hoe de komende periode aan de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling tegemoet gekomen gaat worden. Het ontwikkelingsperspectief kan een bijlage bij het groepsplan zijn en er in eerst instantie op gericht dat de leerling weer gaat
102
profiteren van het groepsplan. Zoals eerder beschreven maken wij onderscheid tussen verplichte en gewenste OPP’s. Echter, het werken met ontwikkelperspectieven passen wij in beperkte mate toe. In de meeste gevallen bieden groepsoverzichten en groepsplannen (uitgesplitst per vakgebied) voldoende mogelijkheden om de juiste zorg te bieden. Aanvullend hierop hebben we arrangementen uitgewerkt, waarin we onze mogelijkheden (maar daarbij ook onze grenzen) beschreven hebben aan extra onderwijsondersteuning buiten ons basisondersteuning.
Ketenpartners onderwijsondersteuning De W.A. Scholtenschool maakt deel uit van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO 20.01, het samenwerkingsverband voor de scholen in de provincie Groningen en gemeente Noordenveld. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan (http://www.passendonderwijsgroningen.nl/SWV-PO20-01/). Via het samenwerkingsverband worden ook afspraken gemaakt over de mogelijkheden van extra onderwijsondersteuning binnen en buiten de school. In onze gemeente is er één school voor Speciaal Basisonderwijs: de Zwaaikom. IB-netwerk: Om ervaringen / kennis te delen is er 4 keer per jaar een IB-netwerk, met alle intern begeleiders binnen de gemeente Hoogezand Sappemeer. RENN4 / Cedin: Voor leerlingen met specifieke ontwikkelingsproblemen werken we samen met deskundigen Ambulante begeleiding: Ambulante begeleiding (AB) is een vorm van hulp bedoeld om leraren die leerlingen met een belemmering of een specifieke handicap in hun groep hebben met (ortho)pedagogische, didactische en diagnostische aanwijzingen te ondersteunen. We maken daarnaast gebruik van de diensten van: NME (Natuur- en Milieu Educatie) Bibliotheek
Ketenpartners zorg Soms is het voor leerlingen wenselijk of nodig dat er contact wordt gezocht met hulpverlening buiten de school. Een en ander gebeurt in goed overleg met de ouders. We maken gebruik van de diensten van: GGD : In de provincie Groningen is GGD Groningen verantwoordelijk voor een gezonde groei en ontwikkeling van kinderen van 0 tot 19 jaar. (waaronder screening groep 2 en 7) Verwijsindex: Indien een leerling wordt doorverwezen kan er een melding worden gedaan in de regionale verwijsindex, om te zorgen dat de gewenste acties goed op elkaar worden afgestemd. In de
103
nabije toekomst zullen wij een casemanager toegewezen krijgen, welke daadwerkelijk de school bezoekt en toegankelijk zal zijn en afstemming creëert voor alle partijen. Meldcode AMK: Alle professionals die met kinderen, gezinnen of volwassenen werken, zijn verplicht om in actie te komen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. De meldcode beschrijft in stappen wat wij moeten doen. Schoolmaatschappelijk werk (Kwartier) De schoolmaatschappelijk werkster probeert hulp te bieden in een vroegtijdig stadium aan school, ouder(s) en kind(eren) door: hulp te bieden aan ouder(s) bij opvoedingsvragen, om zodoende de leerprestaties en het gedrag (op school) en het welbevinden van het kind te verbeteren; leerkrachten te ondersteunen en/of begeleiden; met de school/leerkracht te verhelderen wat de oorzaak is van het probleem van het kind op school; ouders te begeleiden naar gespecialiseerde hulpverlening; te bemiddelen tussen school, de leerkracht en het gezin, waarbij het kind centraal staat.
Samenwerking met ouders Wij zien ouders als onze partners. De samenwerking met ouders kenmerkt zich door een duidelijke overlegstructuur (kennismakings- / intake gesprek, ieder schooljaar introductie gesprekken, rapportgesprekken, gesprekken op verzoek van ouders en school). Bij zorg wordt alles vastgelegd in een gespreksverslag of, na aanmelding bij IB’er, in een HGPD-formulier, zodat alle partijen helder hebben welke stappen er genomen worden. Ouderbetrokkenheid kenmerkt zich ook door de inzet van ouders in de ouderraad en de oudergeleding van de medezeggenschapsraad.
Toekomst Onze punten m.b.t. verdere ontwikkeling leerlingenzorg zijn: Kiva: Onze school zou graag op dit gebied verder ontwikkelen door KIVA op te starten binnen de school. Dit is een schoolbreed, preventief antipestprogramma. ‘Met sprongen vooruit’: Rekenen. Doordat de leerkracht leert spelen met de rekenleerlijnen en beter inzicht heeft gekregen in alle tussenliggende stappen, is de leerkracht nog meer bekwaam om goede oefenlessen te geven. Deze interactieve oefenlessen worden door de kinderen als spelen ervaren, terwijl zij keihard aan het rekenen zijn. ‘Handleiding voor jezelf’: dit is een praktische methode voor begeleiding van kinderen met ASS, ADHD e.d. Er worden veel thema's aangereikt die samen worden doorgenomen. Dat geeft mogelijkheden erop in te gaan, alternatieven voor gedrag te vinden en te kiezen. De methode heeft een opbouw om kinderen te leren hun eigen aandeel te gaan zien in conflicten. Er worden oplossingsmanieren aangeboden die bruikbaar en concreet zijn. Video interactie begeleiding: Beeldcoaching is een praktische manier van oplossingsgericht coachen, waarbij er door microanalytisch te kijken naar video-opnames in de klas de leerkracht optimaal bewust wordt van zijn eigen effectieve handelen. Dit is een uitgangspunt om mogelijke veranderingen in gang te zetten.
104
‘Sleeplezen’: Sleeplezen is een leesinterventietechniek die gebruikt kan worden voor stagnerende lezers. In Sleeplezen worden leesstrategie en leestherapie gecombineerd. De “gebruikte” leesstrategie wordt onmogelijk gemaakt door niet meer woord voor woord te laten lezen, maar de woorden gelijk te verbinden. Vloeiendheid en tempo zijn daarbij de belangrijkste items. Daarnaast is Sleeplezen zeer directief. De begeleider geeft plaats en richting aan en bepaalt het leestempo. Omdat het lezen al zo lang niet goed ging, heeft het lezen vaak tot de nodige frustraties en angsten geleid. Daarop is maar één antwoord: een altijd positieve benadering. Negatieve feedback is uit den boze en fouten mogen gemaakt worden. Er moet worden uitgelegd dat die fouten enkel en alleen het gevolg zijn van een methodiek die bij hen niet werkt. Dyscalculie: mogelijkheden worden nog in kaart gebracht
*Uitwerking van SchoolOndersteuningsProfiel, zie document “Handboek Onderwijsondersteuning basisarrangementen”
Versie november 2014
105
XIII
Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling
Openbaar basisonderwijs
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling – Basisonderwijs Versie 4 sept 2012
106
Colofon Uitgever: Tekst: Eindredactie: Datum uitgave: Bezoekadres:
JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Wendy Tazelaar en Jet van Haitsma Wendy Tazelaar Maart 2012 JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 F 0182 547889 E
[email protected] www.jso.nl Deze meldcode voor het basisonderwijs is gebaseerd op de basismeldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, januari 2012 en ontwikkeld in samenwerking met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland en GGD Hollands Midden. Copyright © 2012 JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Deze informatie mag met bronvermelding worden gebruikt.
107
Inhoudsopgave Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
4
Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
5
I. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Stap 3: Gesprek met de ouder Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling
6 6 7 9 10
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder
11 11 12
II Verantwoordelijkheden van WA Scholtenschool in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat
13
III Sociale kaart van WA Scholtenschool
15
Noot: Bij deze meldcode hoort een tweede deel: Handleiding behorend bij Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling: Basisonderwijs.
108
Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van de WA Scholtenschool overwegende: • dat de WA Scholtenschool verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van dienstverlening aan zijn leerlingen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan leerlingen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling; • dat van de medewerkers die werkzaam zijn bij de WA Scholtenschool op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met leerlingen en ouders/verzorgers attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen; • dat de WA Scholtenschool, een meldcode wenst vast te stellen zodat de medewerkers die binnen de WA Scholtenschool werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; • dat de WA Scholtenschool in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de medewerkers bij deze stappen ondersteunt; • dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis). Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten; • dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking; • dat onder medewerker in deze code wordt verstaan: de medewerker die voor de WA Scholtenschool werkzaam is en die in dit verband aan leerlingen van de basisschool zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt; • dat onder leerling in deze code wordt verstaan: de leerling aan wie de medewerker zijn professionele diensten verleent. In aanmerking nemende: • de Wet maatschappelijke ondersteuning; • de Wet op de jeugdzorg; • de Wet bescherming persoonsgegevens; • de Wet op het primair onderwijs; • het privacyreglement van de WA Scholtenschool Stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast.
109
Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen • Observeer • Onderzoek naar onderbouwing • Gesprek met ouders: delen van de zorg Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling • Consulteer interne en externe collega’s tijdens: 1. groepsplanbespreking 2. zorgteam 3. zorgadviesteam (ZAT) 4. Centrum voor Jeugd en Gezin • Bilateraal overleg met jeugdarts, sociaal verpleegkundige intern begeleider of andere betrokkenen, bijv. leerplichtambtenaar • Consulteer ook het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling • Uitkomsten consultaties bespreken met ouders • Overweeg registratie in de Verwijsindex Risicojongeren Stap 3: Gesprek met de ouder • Gesprek met de ouder: delen van de zorg Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling • Weeg risico, aard en ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld. Vraag het AMK hierover een oordeel te geven. Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen • Bespreek uw zorgen met de ouder • Organiseer hulp door ouder en leerling door te verwijzen naar Bureau Jeugdzorg • Monitor of ouder en leerling hulp krijgen • Volg de leerling Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder • Bespreek met de ouder uw voorgenomen melding • Meld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
110
I. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die u als leerkracht of andere betrokkene bij de leerling of in de interactie tussen ouder en leerling waarneemt. In de signalenlijst uit de handleiding vindt u een overzicht van de signalen. Maak bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik van het vroegsignaleringsinstrument van uw school of van de signaleringslijst Huiselijk geweld en kindermishandeling uit de bijbehorende handleiding. In deze fase observeert u de leerling in de klas en eventueel daarbuiten (bijvoorbeeld tijdens een huisbezoek) waardoor u de signalen in kaart kunt brengen. Het is gebruikelijk om in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, de leerling en de feitelijkheden die u opvallen, krijgt u een beeld waardoor u ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen. Daarnaast observeert u de ouder en het kind tijdens overige contactmomenten. U verzamelt alle signalen waardoor u duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen legt u schriftelijk vast. Gespreksverslagen kunt u door betrokkenen laten ondertekenen. Hierdoor kunt u later bij de inspectie van het onderwijs verantwoording afleggen indien dit wordt gevraagd. U kunt dit vastleggen in het leerlingendossier, zie de handleiding hoofdstuk 6.5. Indien de signalen duiden op kindermishandeling gepleegd door een medewerker van de school dan dient dit onmiddellijk gemeld te worden bij het schoolbestuur zie ook hoofdstuk 1.5 van de handleiding.
111
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van de organisatie - mogelijk met de volgende collega’s: de intern begeleider, de directie, de aandachtsfunctionaris kindermishandeling, een collega uit dezelfde klas en/of de jeugdverpleegkundige of jeugdarts. Indien de organisatie deelneemt aan het zorgadviesteam is het ook mogelijk om de leerling hierin te bespreken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Welke mogelijkheden qua consultatie en opvoedondersteuning mogelijk is, is afhankelijk van de expertise en functies die het CJG in uw gemeente heeft. Voor het basisonderwijs is/wordt in de meeste gemeenten aansluiting op het CJG via het ZAT georganiseerd. Om de leerling ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de ouder vereist. Indien u in het contact transparant en integer bent, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kunt u advies krijgen van het AMK of het zorgadviesteam over het in gesprek gaan met de ouder. Indien de ouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging (stap 4). De leerling kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Indien u ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij de leerling, moet u advies vragen bij het AMK. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat u zich zorgen maakt over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat u nagaat of u advies moet vragen bij het AMK. Voor het bespreken in het zorgadviesteam wordt een intakegesprek met ouder en/of leerkracht door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Meer informatie over het Zorgadviesteam en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling vindt u in de bijbehorende handleiding. Vanaf stap 2 is het raadzaam registratie in de Verwijsindex Risicojongeren te overwegen indien u op dit systeem bent aangesloten. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat de leerling of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet. In noodsituaties kunt u overigens ook contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie vragen om hulp te bieden.
112
Stap 3: Gesprek met de ouder Bespreek de signalen met de ouder. Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder, raadpleeg dan een deskundige collega en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. 1. Leg de ouder het doel uit van het gesprek. 2. Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan. 3. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven. 4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van een vermoeden van (voorgenomen) vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) of eergerelateerd geweld neemt u met spoed contact op met het AMK. 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en uit te wisselen over de ontwikkeling van de leerling, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouder expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening en vraag door over leerlinggerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt de leerling zich thuis? Hoe reageert de ouder daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert de leerling hierop? Hoe is de ontwikkeling van de leerling tot nu toe verlopen? Wat vindt de ouder daarvan? Hoe ervaart de ouder de opvoeding en zijn rol als ouder? Breng de ouder na overleg met anderen op de hoogte. Informeer en wissel tijdens deze contacten continue uit over de ontwikkeling van de leerling en de zorgen die u hebt. Indien een handelingsplan wordt ingezet voor de leerling, bespreek dit met de ouder. Bespreek ook tussentijds en na afloop de resultaten van het handelingsplan. Indien de ouder de zorgen herkent, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld voor in de klas en thuis. Indien tijdens het gesprek met de ouder blijkt dat de zorgen een andere oorzaak hebben, kunt u dit traject afsluiten. U kunt de leerling en de ouder binnen de interne en externe zorgstructuur van de school verder begeleiden. Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als: • de veiligheid van de ouder, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of • als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met u zal verbreken en de school zal verlaten. Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
113
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de ouder het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Maak bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling gebruik van een risicotaxatie-instrument als een dergelijk instrument binnen uw organisatie of praktijk beschikbaar is. Binnen het basisonderwijs wordt geen gebruik gemaakt van een risicotaxatie-instrument. Neem contact op met het AMK of de jeugdgezondheidszorg bij het maken van deze weging. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen: • organiseer dan de noodzakelijke hulp; • volg de effecten van deze hulp; en • doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Als de school gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van school en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de leerkracht en adviseert over verdere hulp. De verantwoordelijke medewerker binnen de school bespreekt met de ouder de uitkomst van de bespreking in het zorgadviesteam. Bespreek met de ouder de verder te nemen stappen voor geadviseerde hulpverlening voor de leerling en/of de ouder. Geef informatie en maak afspraken over de eventuele indicaties die nodig zijn voor verdere hulp. Verwijs de ouder door en vraag daarna of de ouder is aangekomen bij de hulp. Indien u voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig heeft, vraag deze aan bij het zorgadviesteam. Maak in de klas afspraken over begeleidings- en zorgbehoeften van de leerling. Stel een handelingsof begeleidingsplan op en voer dit uit. Deel de uitkomst van deze bespreking met de ouders. Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder Kunt u uw leerling niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfelt u er aan of u hiertegen voldoende bescherming kunt bieden: • meld uw vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; • sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is; • overleg bij uw melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat u na de melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om uw leerling en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. Bespreek uw melding vooraf met de ouder. U kunt de melding ook bespreken met de leerling wanneer deze 12 jaar of ouder is. 1. Leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. 2. Vraag de leerling en/of ouder uitdrukkelijk om een reactie. 3. In geval van bezwaren van de leerling en/of ouder, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze bezwaren en leg dit in het document vast.
114
4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om uw leerling of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen. 5. Doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de leerling of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de leerling en/of ouder over de melding kunt u afzien: • als de veiligheid van de leerling, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of • als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de leerling en/of de ouder daardoor het contact met u zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het AMK en eventueel opnieuw een melding te doen. Het AMK adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien u onvoldoende verbetering of verslechtering ziet.
115
II Verantwoordelijkheden van de WA Scholtenschool in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor medewerkers mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt de WA Scholtenschool er zorg voor dat: directie, bestuur en/of leidinggevenden: • de meldcode opnemen in het zorgbeleid en/of veiligheidsbeleid van de organisatie; • een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling (mogelijk de intern begeleider) aanstellen; • deskundigheidsbevordering opnemen in het scholingsplan; • regelmatig trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aanbieden aan medewerkers, zodat medewerkers voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code; • de meldcode aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie; • de meldcode aansluiten op de zorgstructuur van de organisatie; • ervoor zorgen dat er voldoende deskundigen intern en extern beschikbaar zijn om de medewerkers te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de meldcode; • de werking van de meldcode regelmatig evalueren en zo nodig acties in gang zetten om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; • binnen de organisatie en in de kring van ouders bekendheid geven aan het doel en de inhoud van de meldcode; • afspraken maken over de wijze waarop de WA Scholtenschool zijn medewerkers zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen; • afspraken maken over de wijze waarop de WA Scholtenschool de verantwoordelijkheid opschaalt indien de signalering en verwijzing voor een leerling stagneert; • eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de meldcode. intern begeleider en/of direct leidinggevende: • als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld; • als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling; • signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; • kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; • taken vaststelt van een ieder (Wie doet wat wanneer) en deze in de meldcode vastlegt; • de sociale kaart in de meldcode invult; • deelneemt aan het zorgadviesteam; • de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert; • de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert; • samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners in de meldcode (sociale kaart); • de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling;
116
• • • • •
waakt over de veiligheid van de leerling bij het nemen van beslissingen; zo nodig contact opneemt met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding; de genomen stappen evalueert met betrokkenen; toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; toeziet op dossiervorming en verslaglegging.
leerkracht: • signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; • overlegt met de intern begeleider bij zorg over een leerling aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; • afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de intern begeleider of andere betrokkenen, zoals observeren of een gesprek met de ouder; • de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met de intern begeleider of andere betrokkenen. de directie, de leidinggevende en de medewerkers zijn niet verantwoordelijk voor: • het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld; • het verlenen van professionele hulp aan ouders of leerlingen (begeleiding).
117
III Sociale kaart van de WA Scholtenschool Organisatie : Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer : 112 Organisatie : Crisisdienst Bureau Jeugdzorg (bij noodsituaties) Telefoonnummer : 050 5239200 Organisatie : Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Contactpersoon : Adres : Waterloolaan 1 Groningen Telefoonnummer : 050 5239239 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Algemeen Maatschappelijk Werk - Kwartier Zorg & Welzijn Contactpersoon : Betty Oosting (SMW) / Paul van Dijk (jongeren medewerker) Adres : Laan van der Sport 2 Telefoonnummer : 0598 364900 / Betty: 06 22480009/ Paul: 06 31633521 E-mailadres :
[email protected] /
[email protected] Organisatie : Bureau Jeugdzorg / Verwijsindex ZVJG Contactpersoon : Engelien Dekker Adres : Waterloolaan 1 Groningen Telefoonnummer : 050 5239200 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : GGD Contactpersoon : Peter Meuleman Adres : postbus 292, Veendam Telefoonnummer : 0598 694422 / 06 52579012 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Politie (ook sociale jeugd- zedenzaken) Contactpersoon : Jos Toebak Adres : Beukenlaan 1, Hoogezand Telefoonnummer : 0900 8844 E-mailadres : Organisatie : Steunpunt Huiselijk Geweld Contactpersoon : Adres : Gorechtkade 8, Groningen Telefoonnummer : 050-3180011 E-mailadres :
[email protected]
Organisatie : Centrum voor Jeugd en gezin Contactpersoon :
118
Adres : Molendijk 17, Hoogezand Telefoonnummer : 050 3674990 E-mailadres : Organisatie : MEE Contactpersoon : Anthon Sleifer Adres : Koeriersterweg 26a, Groningen Telefoonnummer : 06 31670008 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : GGZ (Jonx) Contactpersoon : Anton Schut Adres : Hoofdstraat 31a, Hoogezand Telefoonnummer : 0598 427120 E-mailadres :
[email protected]
119
XIV
protocol time-out, schorsing en verwijdering
Openbaar basisonderwijs
Concept
Protocol time out, schorsing en verwijdering Versie 23 juli 2012
120
Protocol time out, schorsing en verwijdering van leerlingen Inleiding Dit protocol treedt in werking als er sprake is van (ernstig) wangedrag3 van een leerling. Er worden 3 vormen van maatregelen genomen: • Time out; • Schorsing; • Verwijdering.
Time out Wangedrag leidt tot een time out met onmiddellijke ingang. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: • De directeur van de school is gemandateerd deze maatregel te treffen; • De directeur hoort de betrokken personeelsleden; • In geval van een time out wordt de leerling voor de rest van de dag de toegang tot de school ontzegd; • Tenzij redelijke gronden zich daartegen verzetten worden de ouders/verzorgers onmiddellijk mondeling en schriftelijk van het incident en de time out op de hoogte gebracht4, tevens wordt om hun zienswijze gevraagd; • In de brief aan de ouders staan in ieder geval de volgende zaken beschreven: de naam van de leerling, de beslissing / de maatregel, de motivatie om deze beslissing te nemen, de namen van de andere betrokkenen en de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze beslissing; • De time out maatregel is maximaal één dag. Eventueel kan de time out nog worden verlengd met nog één dag. Een time out langer dan één dag moet worden gemeld bij de onderwijsinspectie; • De ouders/verzorgers worden, indien mogelijk per direct, op school uitgenodigd voor een gesprek. Hierbij is de groepsleerkracht en een lid van de directie van de school aanwezig; • Van het incident en het gesprek met de ouders wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de ouders voor gezien getekend en in het leerlingendossier opgeslagen; • De time out maatregel kan alleen worden toegepast na goedkeuring door de directeur van de school; • De time out maatregel wordt na toepassing schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag. Tevens stuurt de directeur een afschrift van de brief aan de ouders en het gespreksverslag naar het bevoegd gezag.
3
Zie voorbeelden van (ernstig) wangedrag op de laatste pagina van dit protocol.
4
Als de veiligheid van personeel en / of medeleerlingen in het geding komt, moet de time out niet afhankelijk gesteld worden van het contact met ouders. Als de ouders niet te bereiken zijn, moet opvang elders (bijvoorbeeld buiten de klas, een aparte kamer) worden gezocht.
121
Schorsing Bij ernstig wangedrag kan worden overgegaan tot schorsing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: • Het bevoegd gezag van de school wordt voorafgaand aan de schorsing in kennis gesteld van deze maatregel en om goedkeuring gevraagd; • De directeur hoort de betrokken personeelsleden; • De directeur neemt het besluit tot schorsing van de desbetreffende leerling; • Tenzij redelijke gronden zich daartegen verzetten worden de ouders/verzorgers onmiddellijk mondeling en schriftelijk van het incident en de schorsing op de hoogte gebracht, tevens wordt om hun zienswijze gevraagd; • Gedurende de schorsing wordt de leerling de toegang tot de school ontzegd. Voor zover mogelijk worden er maatregelen getroffen waardoor de voortgang van het leerproces van de leerling gewaarborgd kan worden5; • De schorsing bedraagt maximaal 3 weken en kan hooguit één maal worden verlengd met maximaal 3 weken6; • De ouders/verzorgers van de leerling worden door de directie uitgenodigd voor een gesprek betreffende de maatregel. Hierbij dienen nadrukkelijk oplossingsmogelijkheden te worden verkend, waarbij de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de opvang van de leerling op de school aan de orde komen; • Van de schorsing en het gesprek met de ouders wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de ouders/verzorgers voor gezien getekend en in het leerlingendossier opgeslagen; • Het verslag wordt ter kennisgeving verstuurd aan: 1) Het bevoegd gezag, 2) de leerplichtambtenaar, 3) de onderwijsinspectie; • Ouders kunnen bezwaar maken tegen het besluit bij het bevoegd gezag van de school7 5
Schorsing mag niet betekenen dat het doen van toetsen (denk aan cito-entree of eindtoetsen) wordt belemmerd. Dit vraagt passende maatregelen, bijvoorbeeld het wel tot de school toelaten voor het doen van deze toets. Daarnaast kan het beschikbaar stellen van (thuis)studiemateriaal tot de mogelijkheden behoren. 6
Wezenlijk is dat de schorsing aan een maximum termijn gebonden is; zij mag geen verkapte verwijdering worden. 7
In de brief aan de ouders staat de volgende tekst vermeld:
Bezwaar Als u belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit per brief of fax -dus niet per e-mail - bezwaar maken. Dat moet dan binnen 6 weken na de verzenddatum van het besluit. U moet het bezwaarschrift richten aan het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. In uw bezwaarschrift moet u in ieder geval vermelden: 1. uw naam en adres; 2. de datum waarop u het bezwaarschrift schrijft; 3. de reden waarom u bezwaar maakt; 4. een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar zich richt. Stuur zo mogelijk een kopie van het besluit mee. U moet het bezwaarschrift ondertekenen. Als het bezwaarschrift in een andere dan een EU-taal is geschreven moet u, als daarom wordt gevraagd, voor een goede Nederlandse vertaling zorgen.
Voorlopige voorziening in geval van bezwaar Tijdens de bezwaarschriftprocedure is het besluit geldig. De uitvoering van het besluit kan uw belangen schaden. Om dit te voorkomen kunt u de rechter schriftelijk verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening is hier een speciale regeling voor de periode dat het bezwaarschrift nog in behandeling is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen treft een voorlopige voorziening als die, gelet op de betrokken belangen, direct nodig is. Het adres waar u een verzoek om voorlopige voorziening kunt doen is: rechtbank Groningen, sector bestuursrecht, Postbus 150, 9700 AD Groningen. Hieraan zijn wel kosten verbonden.
122
Verwijdering Bij ernstig wangedrag, dat ingrijpende gevolgen heeft voor de veiligheid van medeleerlingen en / of personeel, en/of voor de onderwijskundige voortgang van de school, kan worden overgegaan tot verwijdering. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: • Verwijdering van een leerling van school is een beslissing van het bevoegd gezag; • Voordat men een beslissing neemt, dient het bevoegd gezag de betrokken personeelsleden en de directie te horen. Hiervan wordt een verslag gemaakt dat naar de ouders wordt gestuurd en door de ouders voor gezien wordt getekend; • Het verslag wordt ter kennisgeving opgestuurd naar 1) de leerplichtambtenaar, 2) de onderwijsinspectie; • Het bevoegd gezag informeert de ouders schriftelijk en met redenen over het voornemen tot verwijdering, waarbij de ouders gewezen worden op de mogelijkheid tot het maken van bezwaar (zie hiervoor bij voetnoot 5); • Indien de ouders bezwaar maken hoort de Algemene Commissie voor Bezwaar- en Beroepsschriften de ouders en een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag en geeft advies aan Burgemeester en Wethouders; • Gedurende de periode tussen de aankondiging van de verwijdering en de uiteindelijke beslissing is de desbetreffende leerling geschorst; • Een besluit tot verwijdering is pas mogelijk nadat een andere (basis)school is gevonden om de leerling op te nemen of dat aantoonbaar is dat het bevoegd gezag, gedurende acht weken, er alles aan heeft gedaan om de leerling elders geplaatst te krijgen.
123
Samenvatting van de communicatie m.b.t. time out, schorsing en verwijdering De directeur: Maatregel Time out
Personeel De directeur hoort de betrokken personeelsleden.
Ouders Brengt de ouders onmiddellijk op de hoogte van het incident en de time outmaatregel (mondeling en schriftelijk), vraagt de ouders om hun zienswijze en nodigt hen uit voor een gesprek. In de brief aan de ouders staan in ieder geval de volgende zaken beschreven: • de naam van de leerling • de beslissing / de maatregel • de motivatie om deze maatregel toe te passen • de namen van andere betrokkenen • de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze beslissing (zie hiervoor de tekst bij voetnoot 5)
Schorsing
De directeur hoort de betrokken personeelsleden.
Van het gesprek met de ouders maakt de directeur een verslag en laat dit verslag door de ouders tekenen voor gezien. Vraagt toestemming aan het bevoegd gezag om de maatregel te nemen. Brengt de ouders onmiddellijk op de hoogte van het incident en de schorsingsmaatregel (mondeling en schriftelijk), vraagt de ouders om hun zienswijze en
Bevoegd gezag Meldt achteraf schriftelijk aan het bevoegd gezag Stuurt als bijlage bij deze melding een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders mee.
Onderwijsinspectie Alleen van toepassing op een time out van meer dan één dag.
Leerplichtambtenaar Alleen van toepassing op een time out van meer dan één dag.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de onderwijsinspectie.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de leerplichtambtenaar.
Meldt het voornemen tot schorsen bij het schoolbestuur en vraagt om goedkeuring.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de onderwijsinspectie.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de leerplichtambtenaar.
nodigt hen uit voor een gesprek. In de brief aan de ouders staan in ieder geval de volgende zaken beschreven: • de naam van de leerling • de beslissing / de maatregel • de motivatie om deze maatregel toe te passen • de namen van andere betrokkenen • de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze beslissing (zie hiervoor de tekst bij voetnoot 5)
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders naar het bevoegd gezag.
Van het gesprek met de ouders maakt de directeur een verslag en laat dit verslag door de ouders tekenen voor gezien.
125
Het bevoegd gezag: Maatregel Verwijdering
Directeur / personeelsleden Nodigt de directeur en (eventueel) de betrokken personeelsleden uit voor een gesprek en maakt van dit gesprek een verslag. In dit verslag staan in ieder geval de volgende zaken beschreven: • de naam van de leerling • de beslissing / de maatregel • de motivatie om deze maatregel toe te passen • de namen van andere betrokkenen
Ouders Legt het verslag (van het gesprek met de directeur en eventueel de betrokken personeelsleden) aan de ouders voor en vraagt hen te tekenen voor gezien.
Informeert de directeur over de uiteindelijke beslissing.
Het bevoegd spant zich gedurende 8 weken in om een andere school te zoeken. De inspanning moet aantoonbaar zijn. Informeert ouders hierover.
Stuurt de ouders een brief met daarin in ieder geval gemeld: • de naam van de leerling • de beslissing / de maatregel • de motivatie om deze maatregel toe te passen • de namen van andere betrokkenen • de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze beslissing (zie hiervoor de tekst bij voetnoot 5)
Onderwijsinspectie Het is niet verplicht, maar wel raadzaam om met de onderwijsinspectie in gesprek te gaan over het voornemen tot verwijdering.
Leerplichtambtenaar Het is niet verplicht, maar wel raadzaam om met de leerplichtambtenaar in gesprek te gaan over het voornemen tot verwijdering.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de onderwijsinspectie.
Stuurt een afschrift van de brief en het verslag van het gesprek met de ouders ter kennisgeving aan de leerplichtambtenaar.
Informeert de onderwijsinspectie over de uiteindelijke beslissing.
Informeert de leerplichtambtenaar over de uiteindelijke beslissing.
126
Voorbeelden redenen time out, schorsing en verwijdering Reden Fysiek geweld tegen personeel Fysiek geweld tegen medeleerlingen Intimidatie / dreigen met fysiek geweld tegen personeel Intimidatie / dreigen met fysiek geweld tegen medeleerlingen Pesten / treiteren van medeleerlingen zodat zij zich niet veilig voelen in de school Wapenbezit Bezit en / of gebruik van drugs of alcohol Verbaal geweld tegen personeel Verbaal geweld tegen medeleerlingen Discriminatie / racisme richting personeel Discriminatie / racisme richting medeleerlingen Seksueel misbruik / seksuele intimidatie / ongewenst seksueel gedrag tegen personeel Seksueel misbruik / seksuele intimidatie / ongewenst seksueel gedrag tegen medeleerlingen Diefstal / heling Vernieling Bezit en /of gebruik van vuurwerk Verzuim Binnen de lessen door storend gedrag het leerproces belemmeren Fraude Overig
Opgesteld op 23/07/2012 door Ingrid van der Woude Bronnen: AWB (artikel 4.8 en 4.11), de WPO (artikel 40) en het Instellingsbesluit
XV
protocol medicijn versterking en medische handelen op basisscholen
(alleen in PDF)
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
128
XVI
protocol zeden zaken en maatschappelijke onrust
Protocol zedenzaken en maatschappelijke onrust Soms veroorzaken zedenzaken in een buurt of dorp veel maatschappelijke onrust. Zo lang onduidelijk is wat er precies gebeurd is, wie de pleger is en welke kinderen of jongeren mogelijk slachtoffer zijn, kan dit tot veel beroering leiden. Voor dergelijke situaties bestaat het ‘protocol zedenzaken en maatschappelijke onrust’. Bij zedenzaken die (mogelijk) maatschappelijke onrust kunnen veroorzaken, overlegt de Zedenpolitie met GGD Groningen of het nodig is het protocol op te starten. Als dit het geval is, betrekt men hierbij ook andere organisaties zoals Slachtofferhulp, Bureau Jeugd Zorg, het Algemeen Maatschappelijk Werk, Lentis en het Openbaar Ministerie. Doel van deze samenwerking is om op basis van de feitelijke situatie een plan van aanpak op te stellen, waarin hulpverlening, informatievoorziening en het justitieel traject centraal staan. Het uiteindelijke doel is het voorkómen dan wel verminderen van de maatschappelijke onrust. Het protocol heeft betrekking op kinderen en jongeren, maar ook op volwassenen. Daarbij heeft de GGD de regie; een aantal GGD - medewerkers heeft de deskundigheid om als casemanager deze rol te vervullen. Voor scholen betekent dit dat als leerlingen van een school bij een zedenzaak betrokken zijn, de school ondersteuning van de GGD kan krijgen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het opstellen van brieven om ouders en leerlingen op een zorgvuldige manier te informeren. Maar ook, als dat nodig is, het organiseren van informatieavonden voor ouders. De GGD biedt deze ondersteuning in samenspraak met bovengenoemde organisaties.
In alle gevallen dat u op uw school te maken krijgt met een zedenzaak kunt u voor informatie bij de sociaal verpleegkundige / schoolarts van de GGD terecht. Maar u kunt ook contact opnemen met de Zedenpolitie. Zij adviseren u over wat u wel of juist niet moet doen in dergelijke gevallen. U kunt de Zedenpolitie bereiken van maandag tot en met vrijdag tijdens kantoortijden op telefoonnummer: 050 – 587 46 40. Buiten kantoortijden kunt u hen via het algemene nummer van de politie bereiken: (0900 – 88 44). In noodsituaties: 112.
Voor meer informatie: Josée Jansen, GGD Groningen, aandachtsfunctionaris seksueel geweld & kindermishandeling E - mail:
[email protected] / Tel.: (050) 367 40 00 W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
129
XVII
protocol communicatie met gescheiden ouders
Openbaar basisonderwijs
Concept
Protocol communicatie met gescheiden ouders Versie 23 juli 2012
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
130
Protocol communicatie met gescheiden ouders Inleiding Na een (echt)scheiding is het essentieel dat ouders8 en school heldere afspraken maken over de communicatie. Dit allereerst met het oog op het welzijn van de kinderen; Het is belangrijk dat kinderen zich veilig en prettig voelen op school. Om de communicatie in goede banen te leiden is dit protocol opgesteld. Elke school verwijst in de schoolgids naar dit document. Het volledige protocol is te downloaden vanaf de website van de school. Algemene uitgangspunten • De school stelt zich neutraal op ten opzichte van privéproblematiek; • Op school en het schoolterrein is sprake van rust en veiligheid. Informatieverstrekking vanuit de school De school heeft informatieplicht aan ouders. Onder deze informatie wordt verstaan: relevante zaken over de leerling en de schoolorganisatie, zoals: schoolgids, informatieboekje, leerlingendossier (op verzoek), kopie van het rapport en nieuwsbrieven. Hieronder beschrijven wij hoe deze informatieverstrekking verloopt: a. Beide ouders hebben het ouderlijk gezag, het kind woont bij één van de ouders; b. De ouders hebben allebei het ouderlijk gezag en er is sprake van co-ouderschap, het kind woont om de beurt bij één van de ouders; c. Eén van de ouders heeft het ouderlijk gezag, de andere ouder niet; d. Er is sprake van ondertoezichtstelling; e. Er is sprake van ontheffing van het ouderlijk gezag; f. Eén van de ouders heeft het ouderlijk gezag, de andere ouder is van het ouderlijk gezag ontheven g. Er is sprake van ontzetting uit het ouderlijk gezag; h. Nieuwe relatie. a. Beide ouders hebben het ouderlijk gezag, het kind woont bij één van de ouders Het contact tussen school en ouders verloopt via de ouder bij wie het kind in huis woont. De school gaat er vanuit dat alle relevante informatie door de betreffende ouder aan de ander wordt doorgegeven. Dit is het recht op informatie. De ouder, bij wie het kind woont, moet tevens de andere ouder om zijn /haar mening vragen bij belangrijke beslissingen over de kinderen. Dit is het recht op consultatie. Indien dit niet gebeurt, dient de ouder, die niet wordt geïnformeerd of geconsulteerd, zelf contact op te nemen met de school om hierover – indien nodig – andere afspraken te maken. b. De ouders hebben allebei het ouderlijk gezag en er is sprake van co-ouderschap, het kind woont om de beurt bij één van de ouders Het contact tussen school en ouders verloopt via de ouder bij wie het kind op dat moment in huis woont. De school gaat er vanuit dat alle relevante informatie door de betreffende ouder aan de ander wordt doorgegeven. Dit is het recht op informatie. De ouder, bij wie het kind op dat moment woont, moet tevens de andere ouder om zijn /haar mening vragen bij belangrijke beslissingen over de kinderen. Dit is het recht op consultatie. Indien dit niet gebeurt, dient de
8
Ouders staat voor ouders / verzorgers
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
131
ouder, die niet wordt geïnformeerd of geconsulteerd, zelf contact op te nemen met de school om hierover – indien nodig – andere afspraken te maken. c. Eén van de ouders heeft het ouderlijk gezag, de andere ouder niet Als het gezag bij één van de ouders ligt, dan mag de ouder die het gezag heeft zelf beslissingen nemen. Het contact tussen school en ouders verloopt in dat geval alleen via de ouder met het ouderlijk gezag. Hier kan van worden afgeweken. De rechter bepaalt dan hoe de andere ouder moet worden geïnformeerd of geconsulteerd. d. Er is sprake van ondertoezichtstelling Ondertoezichtstelling (OTS) is een maatregel waarbij het gezag over het kind wordt beperkt. Het gezin krijgt dan begeleiding door een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg. Dit gebeurt na een besluit van de kinderrechter tot OTS. Communicatie verloopt via de ouder(s) op de gebruikelijke wijze. Ouders zorgen voor overleg met de gezinsvoogd en zijn verplicht de aanwijzingen van de gezinsvoogd op te volgen. Een OTS duurt maximaal een jaar en kan telkens met maximaal een jaar verlengd worden. e. Er is sprake van ontheffing van het ouderlijk gezag Als ouders niet in staat zijn om hun kind op te voeden en te verzorgen bepaalt de rechter dat een ander voor onbepaalde tijd het gezag over het kind krijgt. Meestal is dat Bureau Jeugdzorg. Deze organisatie oefent in dat geval de voogdij over het kind uit. De school maakt in overleg met de voogd afspraken over de communicatie m.b.t. het kind. f.
Eén van de ouders heeft het ouderlijk gezag, de andere ouder is van het ouderlijk gezag ontheven Contact tussen school en ouders vindt alleen plaats met de ouder die het ouderlijk gezag heeft. De school heeft geen verplichting naar de andere ouder en verstrekt deze ouder geen informatie. g. Er is sprake van ontzetting uit het ouderlijk gezag Als ouders zich verwijtbaar misdragen tegenover hun kind, kunnen zij door de rechter uit het ouderlijk gezag ontzet worden. Het gezag over het kind wordt dan meestal overgedragen aan Bureau Jeugdzorg, dat dan de voogdij over het kind uitoefent. Het kind gaat naar een pleeggezin of een tehuis. De school maakt in overleg met de voogd afspraken over de communicatie m.b.t. het kind. h. Nieuwe relatie De school heeft geen informatieplicht aan eventuele nieuwe relaties. Indien één van de ouders wenst dat de nieuwe relatie aanwezig is bij de gesprekken, staat de school hiervoor open, mits de andere ouder hiermee akkoord gaat. De school mag geen informatie geven aan de nieuwe relatie zonder het bijzijn van één van de ouders, tenzij hiervoor een machtiging is gegeven door beide ouders. Informatieverstrekking door de ouders De ouders hebben naar de school een schriftelijke informatieplicht. Dit houdt in dat de school op de hoogte moet worden gesteld over hun burgerlijke staat. De burgerlijke staat moet worden ingevuld op het inschrijfformulier. Eventuele wijzigingen hierin, in de loop van de basisschoolperiode van de kinderen, moeten ook zo spoedig mogelijk worden doorgegeven door de ouders. Indien dit niet gebeurt, kan er niet volgens dit protocol worden gehandeld. Ouders geven kopieën van officiële stukken betreffende de kinderen (ouderlijk gezag, bezoekrecht en dergelijke) aan de school door, zodat deze in het dossier van de kinderen kunnen worden bewaard.
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
132
Toestemming beide ouders Als beide ouders het ouderlijke gezag hebben over een kind, zal de school in de volgende gevallen toestemming van beide ouders moeten vragen: • inschrijving op een school; • overplaatsing naar een andere school; • onderzoek door een externe deskundige; • het laten uitvoeren van toetsen buiten de reguliere toetsen om. Wijziging geslachtsnaam Het komt soms voor dat een ouder als gevolg van een (echt) scheiding een andere achternaam (geslachtsnaam) van het kind opgeeft aan school. Bijvoorbeeld de meisjesnaam van de moeder of die van een nieuwe partner. De school zal niet toestaan dat het kind wordt ingeschreven onder een andere naam dan bekend is bij de burgerlijke stand, tenzij dit door de rechter bepaald is. Ouderschapsplan Vanaf maart 2009 dienen de ouders bij een echtscheiding een “ouderschapsplan” op te stellen. Hierin worden de afspraken beschreven over o.a. de verantwoordelijkheid en de zorg voor de kinderen en de informatie-uitwisseling rond de kinderen. Ouders verstrekken de school een kopie van dit ouderschapsplan. Verlofaanvragen Verlofaanvragen kunnen worden gedaan door de ouder bij wie het kind in huis woont. De ouder, bij wie het kind niet in huis woont, kan alleen een verlofaanvraag indienen met schriftelijke toestemming van de andere ouder. In geval van co-ouderschap houdt dit in dat de ouders alleen verlof kunnen aanvragen voor de dagen dat het kind bij de betreffende ouder in huis woont. Voor de andere dagen kan alleen verlof worden aangevraagd met schriftelijke toestemming van de andere ouder. Ouders die geen ouderlijk gezag hebben, kunnen geen verlof aanvragen. Ophalen van kinderen Het ophalen van kinderen kan alleen gebeuren door de ouders met ouderlijk gezag. Het is daarom van het grootste belang dat de school op de hoogte is van eventuele gerechtelijke bevelen die afwijken van het bovenstaande. Wordt het kind opgehaald door een ander dan de ouder met het ouderlijk gezag, dan moet de school hiervan, vooraf, schriftelijk, op de hoogte zijn gesteld. Rust en veiligheid voorop! De school is primair gericht op het verzorgen van onderwijs. Hiervoor zijn rust en veiligheid belangrijke voorwaarden. Als ouders conflicten met elkaar hebben, lossen zij deze buiten school en het schoolterrein op. Deelname aan activiteiten Alle ouders, die het ouderlijk gezag hebben, zijn van harte welkom op school tijdens bijeenkomsten, activiteiten en presentaties, mits de rust en veiligheid hierdoor niet worden verstoord. In het geval de ouders niet in staat zijn tegelijkertijd aanwezig te zijn op school, worden zij verzocht hierover onderling afspraken te maken en de school hierover schriftelijk te informeren. Bijlage: vragenlijst bij dit protocol Bronvermelding: Wetten……Brochures van de Raad voor de Kinderbescherming: Als ouders uit elkaar gaan, Als opvoeden een probleem is en Als uw kind onder toezicht gesteld wordt, www.kinderbescherming.nl
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
133
XVIII
anti-pestprotocol
AntiPestprotocol
Obs W.A. Scholtenschool Pluvierstraat 11 9607 RJ Foxhol 0598 393699
Postbus 87 9600 AB Hoogezand
[email protected] www.wascholtenschool-foxhol.nl
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
134
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
135
Inleiding: De W.A. Scholtenschool streeft naar een leef- en leerklimaat waarin ons personeel, onze leerlingen, de ouders maar ook andere bezoekers van onze school zich veilig voelen en zich positief verbonden voelen met de school. Een positieve binding met onze school vormt een belangrijke voorwaarde voor een zo optimaal mogelijk leerklimaat voor onze leerlingen en werkklimaat voor ons personeel. Om met plezier met elkaar te kunnen samenwerken, zijn afspraken en regels nodig. Onze missie: De W.A. Scholtenschool is een veilige dorpsschool met een uitdagend en kansrijk leerklimaat, waar kinderen samen werken aan hun eigen ontwikkeling en waar rekening wordt gehouden met verschillen van het individuele kind. Onze kernwaarden zijn: * kind staat centraal * veiligheid * welbevinden * respect * gelijkwaardigheid * vertrouwen * verantwoordelijkheid * betrokkenheid * samenwerking De pedagogische functie De opvoeding van kinderen is in de eerste plaats de taak van de ouders / verzorgers. Zij verzorgen hun kind(eren), bieden geborgenheid en stimuleren in de groei naar volwassenheid. In de omgang komt de opvoeding tot uitdrukking in het pedagogisch handelen: de ouders beïnvloeden hun kind(eren) bewust én gericht met het doel bij te dragen aan de ontwikkeling. Eigen ervaringen en levensbeschouwing spelen daarin een grote rol: waarden en normen die men belangrijk vindt, wil men ook overdragen aan de kinderen. Een gedeelte van de opvoeding wordt mede vormgegeven door het onderwijs. Ieder kind is hierbij uniek en ieder kind is een sociaal wezen. Wij hechten er belang aan dat kinderen zich ontwikkelen tot mondige, vrije en verantwoordelijke mensen. We vinden het daarom belangrijk dat zelfstandigheid bevorderd wordt, dat kinderen leren samenwerken en verantwoordelijkheid leren dragen. Voorwaarde hierbij is dat kinderen zich veilig en geborgen voelen op school. De leerkracht is naast begeleider van het leerproces ook pedagoog. We streven daarom naar een goede, wederzijdse relatie tussen de leerkracht en het kind. We willen steeds oog hebben voor wat leeft bij het kind, voor zijn of haar mogelijkheden en beperkingen en spelen hierop in. Wanneer een juist pedagogisch klimaat geschapen is, komt een kind toe aan het leren van attitudes die het kind helpen respectvol te leren leven met zichzelf en anderen. We streven derhalve naar een pedagogisch klimaat met de volgende kenmerken: * veiligheid en geborgenheid als basis * aandacht voor het individu van het kind * leren samenwerken * leren zelfstandig te zijn * duidelijke eisen met betrekking tot de omgang van leerlingen met elkaar en met volwassenen * leren verantwoordelijkheid te nemen en te dragen * positieve, hoge verwachtingen tonen als leerkracht
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
136
Binnen de school doen zich buitengewoon veel situaties voor, waarin kinderen zich heel kwetsbaar opstellen binnen de groep, of bijvoorbeeld bij het spelen op het plein. Situaties, die gemakkelijk kunnen leiden tot gevoelens van ontevredenheid, jaloezie en je achtergesteld of zelfs genegeerd voelen. Dergelijke situaties leiden gemakkelijk tot pestgedrag. Er wordt een slachtoffer gezocht en gevonden. Er worden nog wat meelopers geronseld en de basis voor een langdurige pestsituatie, met alle negatieve gevolgen van dien, is gelegd. Pestgedrag is een niet te ontkennen fenomeen, dat zich de laatste jaren steeds meer voordoet bij zowel kinderen als bij volwassenen. Pestgedrag in en rondom onze school belemmert niet alleen de voortgang van het onderwijsleerproces, doordat veel tijd aan de oplossing van dergelijk gedrag moet worden besteed, maar doet ook absoluut inbreuk op onze visie, dat wij in onze school een veilige en kindvriendelijke onderwijsleeromgeving nastreven. En hoe kunnen kinderen, die hun onzekerheid en frustraties door middel van pestgedrag uiten, en tot een vast gedragspatroon maken, later als volwassenen op een respectvolle manier met andere mensen in de maatschappij omgaan? Met behulp van dit anti-pestprotocol willen wij het pestgedrag binnen onze school niet alleen aanpakken nadat een pestsituatie is gesignaleerd, maar ook pestgedrag voorkomen door dit gedrag met al zijn aspecten, gevolgen en de erbij horende rollen van pester, meeloper, gepeste en zwijgende meerderheid bespreekbaar te maken. In dit protocol is een duidelijk plan van aanpak beschreven voor situaties waarin pestgedrag wordt gesignaleerd. In de bijlage zijn algemene omgangsregels en handreikingen voor gesprekken opgenomen. Bij de aanpak van gesignaleerd pestgedrag worden ook de ouders intensief betrokken, omdat pestgedrag zich niet alleen beperkt tot de school en omdat oorzaken van pestgedrag zeker niet alleen binnen de school, maar vaak ook buiten de school liggen. Dit anti-pestprotocol is een middel om de volgende doelstellingen te bereiken: • De leerkrachten kunnen het pestgedrag signaleren en onderkennen. • Het anti-pestprotocol vormt een plan van aanpak ten aanzien van: - Het voorkomen van pestgedrag - Het tijdig signaleren van pestgedrag - Het remediëren/bespreekbaar maken en aanpakken van pestgedrag - De samenwerking tussen ouders en school om pestgedrag te voorkomen en om te buigen Met dit anti-pestprotocol verwachten wij als leerkrachten van onze school, samen met de leerlingen en ouders een positieve en effectieve bijdrage te kunnen leveren aan het voorkomen en bestrijden van pestgedrag.
Pesten Wat verstaan wij onder pesten? Het verschijnsel pesten is een zondebokfenomeen, dat inhoudt, dat leden van een groep om een bepaalde reden een soortgenoot mishandelen, zowel lichamelijk als geestelijk. Pesten kent duidelijk andere kenmerken dan plagen. Uit een plaagsituatie kan echter heel gemakkelijk een pestsituatie voortvloeien. Een duidelijk overzicht van de kenmerken van PLAGEN en PESTEN en de gevolgen van dit gedrag vormen een basis voor het signaleren van pestgedrag:
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
137
PLAGEN Is onschuldig, en gebeurt onbezonnen en spontaan.
PESTEN Gebeurt berekenend (men weet meestal vooraf wie, hoe en wanneer men gaat pesten). Men wil bewust iemand kwetsen of kleineren.
Gaat soms gepaard met humor. Is van korte duur of gebeurt slechts tijdelijk. Speelt zich af tussen ‘gelijken’ Is meestal te verdragen of zelfs leuk maar kan ook kwetsend of agressief zijn.
Is duurzaam: het gebeurt herhaaldelijk, systematisch en langdurig (stopt niet vanzelf en na korte tijd). Ongelijke strijd. De onmachtsgevoelens van de gepeste staan tegenover de machtsgevoelens van de pester.
Meestal één tegen één.
De pester heeft geen positieve bedoelingen en wil pijn doen, vernielen of kwetsen.
Wie geplaagd wordt, ligt niet vast. De tegenpartijen wisselen keer op keer.
Meestal een groep (pester en meelopers) tegenover één geïsoleerd slachtoffer. Er bestaat een neiging tot een vaste structuur. De pesters zijn meestal dezelfden, net zoals de slachtoffers (mogelijk wisselend door omstandigheden).
GEVOLGEN Op het moment dat het gebeurt is het niet leuk, maar de pijn gaat snel over. De vroegere relaties worden vlug weer hersteld.
Slachtoffer zit vaak in neerwaartse spiraal, waardoor pesters zich op hem richten. GEVOLGEN Indien niet tijdig wordt ingegrepen, kunnen de gevolgen (zowel lichamelijk als psychisch) heel pijnlijk en ingewikkeld zijn en ook lang naslepen.
De ruzie of het conflict wordt spoedig bijgelegd. Men blijft opgenomen in de groep. De groep lijdt er niet echt onder.
Het is niet gemakkelijk om tot betere relaties te komen. Het herstel verloopt heel moeizaam. Isolement en grote eenzaamheid bij het gekwetste kind. Aan de basisbehoefte om ‘bij de groep te horen’ wordt niet voldaan. De groep lijdt onder een dreigend en onveilig klimaat. Iedereen is angstig en men vertrouwt elkaar niet. Er is daardoor weinig openheid, spontaniteit en contact met elkaar. Er zijn weinig of geen echte vrienden binnen de groep.
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
138
Kenmerken van de pester: Alhoewel wij niet zomaar iemand een etiket van ‘pester’ kunnen opplakken op basis van een of meer van de volgende kenmerken en kinderen natuurlijk onderling verschillen, is toch in de praktijksituatie gebleken, dat bij kinderen die pesten, vaak een of meer van de volgende kenmerken opvallen: * Staat vrij positief tegenover geweld, agressie, en het gebruik van stoere taal. * Imiteert graag agressief gedrag. * Is vlugger agressief, gebruikt meer geweld. * Lijkt assertief: zegt spontaan wat hij denkt of voelt. Komt uit voor zijn mening. * Is vrij impulsief. * Heeft de neiging anderen te domineren om controle te houden, maar is misschien. minder zeker dan het lijkt * Wil het middelpunt zijn en is vlug jaloers. * Is meestal fysiek sterker of omringd door sterke vrienden die zijn gezag respecteren. * Heeft moeite met regels, grenzen, en eigen of door anderen opgelegde regels, met . andere woorden: is altijd grensverleggend bezig * Schat situaties verkeerd in. * Schat de gevolgen van zijn gedrag verkeerd in. * Heeft het moeilijk met stress of spanning, die van buitenaf wordt opgelegd (proefwerken, agressie van ouders, etc.). * Er is vaak sprake van negatieve faalangst. * Hoe onveiliger hij zich voelt, hoe groter de behoefte aan een zondebok. * Is niet noodzakelijk dommer of slimmer dan de rest. * Geniet respect uit angst en niet uit waardering, m.a.w. kinderen volgen hem meer. uit angst zelf het slachtoffer te worden dan uit vriendschap * Heeft een zwak inlevingsvermogen, is vooral met zichzelf bezig en houdt geen rekening met anderen. Kenmerken van de gepeste: Alhoewel wij niet zomaar iemand een etiket van ‘gepeste’ kunnen opplakken op basis van een of meer van de volgende kenmerken, en kinderen natuurlijk onderling verschillen, is toch in de praktijksituatie gebleken, dat bij kinderen die gepest worden, vaak een of meer van de volgende kenmerken opvallen: * Houdt niet van geweld en agressief of onbeschoft taalgebruik. * Weet niet hoe hij met agressie van anderen om moet gaan. * Is meestal fysiek zwakker. * Is eerder in zichzelf gekeerd. * Is geneigd zich onderdanig of gedienstig te gedragen. * Is onzeker in zijn sociale contacten. * Durft niet op te komen voor zichzelf. * Heeft vaak een lage dunk van zichzelf en gelooft uiteindelijk, dat hij het verdient om gepest te worden * Voelt zich vaker eenzaam dan andere kinderen. * Voelt niet goed aan, welke regels of normen er binnen de groep gelden. * Reageert niet op de gepaste manier op druk: Begint te huilen, of gedraagt zich slaafs, gaat klikken of vleien, probeert zich vrij te kopen met snoep of geld. *Probeert de pesters na te bootsen, maar faalt daarin. Signalen, die wijzen op pestgedrag Vaak kunnen door middel van een goede observatie al bepaalde signalen van pestgedrag worden opgevangen. Door het goed observeren van kinderen in de verschillende onderwijsleersituaties en W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
139
spelsituaties kunnen pestsituaties al in een vroeg stadium worden gesignaleerd en kan op gepaste wijze worden ingegrepen. Dergelijke signalen kunnen ook voor ouders een indicatie zijn. Signalen bij de gepeste: - Het kind heeft blauwe plekken, of schrammen, gescheurde kleren, beschadigde boeken, en ‘verliest’ sportkleren en eigendommen. Let zeker op, als het kind normaliter niet slordig is. Ook als het niet weet hoe de signalen er gekomen zijn, of excuses zoekt, is er vaak meer aan de hand. - Het kind maakt zich het liefst onzichtbaar. Zelfs zonder zichtbare aanleiding gedraagt het zich als een geslagen hondje. Het is vaak verdrietig of neerslachtig, of heeft onverwachte stemmingswisselingen met driftbuien. - In sommige gevallen is het onhandelbaar, agressief en overspannen. - Het kind staat dikwijls alleen op de speelplaats, of speelt met jongere leerlingen; er komen geen vriendjes thuis om te spelen en het wordt ook niet uitgenodigd om te komen spelen, of te komen op feestjes en logeerpartijen. - Het kind zoekt het veilige gezelschap van de leerkracht. - Als er groepjes worden gekozen, wordt het kind als laatste gekozen of het blijft over. - De schoolresultaten worden opeens veel slechter. - Het kind is vaak afwezig, letterlijk of figuurlijk. Het vlucht weg in de fantasie en zorgt ervoor dat het zo nipt mogelijk op tijd op school komt en is meteen na de bel weer weg. - Op zondagavond of voor het kind naar een club moet, is het bijzonder gestrest en zoekt redenen om niet naar school of naar de club te moeten. Signalen bij de pester: - Zijn vriendjes zijn volgzame meelopers, die wachten op instructies van de pester. - Het kind vindt het moeilijk om samen te spelen of samen te werken, omdat het altijd de baas wil zijn. - Het kind verdraagt geen kritiek en wordt boos als zijn positieve beeld van zichzelf ter discussie wordt gesteld, al is het ook maar door een grapje. - Zijn vriendjes zijn gelijkgezinden. Ze spreken vaak negatief of kleinerend over bepaalde kinderen. Wie niet bij de groep hoort, is een zwakkeling of zelfs een vijand. - Ze kiezen agressieve idolen uit sport, muziek of film. - De pester is regelmatig brutaal. - De pester kan zich moeilijk inleven in de gevoelens van anderen en heeft weinig of geen schuldgevoelens. - Het kind kan moeilijk grenzen aanvaarden die door anderen worden opgelegd en verdraagt geen kritiek. - Je krijgt de indruk, dat het kind een dubbelleven leidt: thuis of tegenover de leraar is het volgzaam en braaf, maar je hoort klachten over het kind in onbewaakte momenten. Het voorkomen van pestgedrag Ter voorkoming van pestgedrag hanteren wij in onze school de volgende maatregelen / werkwijze: - In alle groepen worden duidelijke groepsregels opgesteld en gehanteerd. Deze regels hangen in de bovenbouw op een zichtbare plaats. De leerlingen conformeren zich aan deze regels door er een handtekening onder te plaatsen. - Regelmatig wordt in gesprekken met de groep aandacht besteed aan deze regels. - Positief gedrag van leerlingen wordt gecomplimenteerd. - Voor school en tijdens de pauzes surveilleren leerkrachten op de speelplaats. Zij zien er op toe dat kinderen tijdens hun spel de gedragsregels en afspraken naleven. In situaties waarin dit niet gebeurt, worden kinderen aangesproken op hun gedrag en kan dit consequenties hebben. W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
140
Aanpak van de ruzies en pestgedrag in 4 stappen Als leerlingen ruzie hebben en / of elkaar pesten gaan we als volgt te werk: stap 1: Probeer eerst zelf (en samen) tot een oplossing te komen. stap 2: Op het moment dat een van de leerlingen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt) heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen. stap 3: De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderend gesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Het probleem wordt besproken in de groep om de zwijgende meerderheid in te schakelen. Deze kinderen kunnen stelling nemen tegen de pester en de gepeste ondersteunen. Bij herhaling van pesterijen / ruzies tussen leerlingen volgen sancties en worden ouders hiervan op de hoogte gebracht door de groepsleerkracht : • Een of meerdere pauzes binnen blijven met een duidelijke opdracht Nablijven met strafwerk • Een schriftelijke opdracht zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem • Afspraken maken met de leerling(en) over gedragsverandering. • De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week in een kort gesprek aan de orde stap 4: Bij het signaleren van pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest. Er volgen gesprekken met de ouders, van beide partijen afzonderlijk, waarin hen nadrukkelijk wordt gevraagd mee te werken aan het oplossen van het probleem. Een verslag ( beschrijving van situatie en gemaakte afspraken) hiervan wordt vastgelegd. De situatie wordt ook besproken binnen het team. Bij aanhoudend pestgedrag kan externe hulp worden ingeschakeld. In deze situatie vinden ook vervolggesprekken met ouders plaats. Hierdoor kan de verwachting bij ouders ontstaan dat een oplossing mogelijk is voor dit complexe probleem. Naast het bespreken van de te ondernemen interventies met de betrokken ouders is het belangrijk ook afspraken te maken over de beoogde resultaten. Door te monitoren en te evalueren wordt ook helder wanneer de school in handelingsverlegenheid is en er een einde komt aan de reëel te ondernemen interventies. Zorgvuldige en duidelijke communicatie met betrokken partijen en verslaglegging zijn van groot belang.
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
141
Algemene Spelregels: Een belangrijke spelregel is dat het inschakelen van de leerkracht niet wordt opgevat als klikken. Vanaf groep 1 brengen we de kinderen dit al bij: “Je mag niet klikken, maar ………… “ Als je wordt gepest of als je ruzie hebt met een ander en je komt er zelf niet uit dan mag je hulp aan de leerkracht vragen. Dit wordt niet gezien als klikken. Belangrijk is hierbij ook het bij de kinderen bekende 3-stappen principe: Als er ruzie is: 1. Probeer je het eerst zelf op te lossen door te praten en niet gelijk te schelden of te slaan. 2. Krijg je het niet opgelost dan vertel je het tegen de meester of juffrouw op de plein. 3. Is het niet opgelost vertel je het aan je eigen meester of juffrouw, die het ook al heeft gehoord van de meester of juffrouw op de speelplaats Nadat het uitgepraat is, moet het vergeven en vergeten zijn. Een tweede spelregel is dat een medeleerling ook de verantwoordelijkheid heeft om het pestprobleem bij de leerkracht aan te kaarten. Alle leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep. Samenwerken zonder bemoeienissen: School en gezin halen voordeel uit een goede samenwerking en communicatie. Dit neemt niet weg dat iedere partij moet waken voor haar eigen grenzen. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat ouders naar school komen om eigenhandig een probleem voor hun kind op te lossen. De inbreng van de ouders blijft beperkt tot het aanreiken van informatie, tot het geven van suggesties en tot het ondersteunen van de aanpak van school. Algemene omgangsregels: • Doe niet bij een ander kind, wat jezelf ook niet prettig zou vinden • Kom niet aan een ander als de ander dat niet wil • We noemen elkaar bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden • Als je kwaad bent ga je niet slaan, schoppen, krabben (je komt niet aan een ander). Probeer eerst samen te praten. Ga anders naar de meester of de juf… • Niet: zomaar klikken. Wel: aan de juf of meester vertellen als er iets gebeurt wat je niet prettig of gevaarlijk vindt. • Vertel de meester of de juf wanneer jezelf of iemand anders wordt gepest. • Word je gepest praat er thuis ook over, je moet het niet geheim houden. • Uitlachen, roddelen en dingen afpakken of kinderen buitensluiten vinden we niet goed. • Niet aan spullen van een ander zitten. • Luisteren naar elkaar. • Iemand niet op het uiterlijk beoordelen of beoordeeld worden. • Opzettelijk iemand pijn doen, opwachten buiten school, achterna zitten om te pesten is beslist niet toegestaan • Bemoei je niet met een ruzie door zomaar partij te kiezen
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
142
Bijlage 1: Online pesten Veel kinderen vinden internetten net zo gewoon als televisie kijken. 98 % van de kinderen in Nederland is dan ook regelmatig te vinden op het internet. Om iets op te zoeken, om spelletjes te doen of om met iemand te e-mailen of te chatten eens Ze vinden dit meestal leuk om te doen. Maar internetten is niet alleen leuk. Het komt ook regelmatig voor dat kinderen vervelende berichtjes ontvangen of zelfs gepest worden. Eén op de acht kinderen wordt wel gepest op het internet. Het gemak en anonimiteit van internet veroorzaken onder tieners ongeremder pestgedrag dan in het werkelijke leven. Online schelden wordt door deze kinderen vaker als een geintje gezien dan in het werkelijke leven. Ze ervaren het als grappig, omdat het anoniem kan. Ook de grenzen van het taalgebruik worden verlegd: kinderen durven meer via internet. Bij online pesten wordt tevens minder vaak ingegrepen dan in het werkelijke leven. Hoe zorg je ervoor dat kinderen veilig en zorgeloos op het internet kunnen vertoeven? Wees betrokken bij wat ze doen. Vertel wat ze kunnen verwachten, wat leuk is en wat niet, wat wel mag en wat niet. Tips Internet hoort bij het dagelijkse leven van de kinderen. Daarom heeft verbieden geen zin. Wel belangrijk is het om goede afspraken te maken. Plaats de computer op een centrale plaats in huis Op deze manier kunt u zicht houden op de computer en op de activiteiten waarmee uw kind zich bezighoudt op internet. Wanneer u op de hoogte wilt blijven van het surfgedrag van uw kind, kunt u de ‘geschiedenis’ bekijken. Let wel: dit biedt geen garantie, want de kinderen kunnen deze geschiedenis wissen. Breng uw kind het besef bij dat je op internet nooit weer wie je voor je hebt Kinderen chatten het liefst met vriendjes en vriendinnetjes, maar naarmate ze ouder worden gaan ze ook met onbekenden chatten. Voorzichtigheid is dan wel op zijn plaats, want iemand kan zich anders voordoen dan dat hij/zij in werkelijkheid is. Op internet kun je zijn wie je wil! Spreek af om nooit persoonlijke informatie te geven Als kinderen persoonlijke informatie doorgeven kan dat vervelend of zelfs gevaarlijk zijn. Anderen kunnen dan achterhalen wie je bent of waar je woont. Onder persoonlijke gegevens verstaan we: Je eigen naam De namen van je familie, vrienden etc. Telefoonnummers Huisadres Je e-mailadres Naam van de school
Foto’s Wachtwoorden
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
143
Leer uw kind de gedragsregels op internet Online gelden dezelfde omgangsvormen als offline. Leer uw kind altijd vriendelijk, eerlijk en beleefd te blijven en niet terug te gaan schelden als iemand vervelend doet. Woorden/zinnen die alleen met hoofdletters geschreven worden, worden vaak als schreeuwen geïnterpreteerd. Maar: wat anderen kunnen, dat kan uw kind ook! Denk niet dat uw eigen kind altijd onschuldig is. Ook uw kind kan anderen uitdagen, pesten of lastigvallen. Wie zich bij het chatten aan de fatsoensregels houdt, zal zelf ook minder snel in de problemen komen. Is er sprake van pesten? Het is vaak moeilijk om te signaleren of uw kind gepest wordt. Slecht slapen, geen eetlust, buikpijn, hoofdpijn, niet graag naar school gaan en slechte cijfers op school kunnen signalen zijn. Voor online pesten gelden grotendeels dezelfde signalen als voor “gewoon”pesten. Echter, het is vaak moeilijker te signaleren, omdat er nu geen vernielde spullen of blauwe plekken zijn die als aanwijzing kunnen dienen. Bovendien is uw kind meestal alleen wanneer het op internet actief is en kunt u moeilijker merken wanneer uw kind zich ongemakkelijk voelt. Bovendien vinden veel kinderen dat ouders niets begrijpen van internet. Daarom zullen kinderen hun ouders wellicht niet in vertrouwen nemen.
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
144
Bijlage 2:
“het ANTI – PESTCONTRACT van de W.A. Scholtenschool 2013-2014” Allen die dit contract ondertekenen, zullen zich aan de afspraken moeten houden!
Afspraken: • • • • • • • • •
Je beoordeelt niemand op uiterlijk Je sluit niemand buiten Je zit niet aan spullen van een ander Je lacht elkaar niet uit Je scheldt niemand uit Je roddelt niet over elkaar Je luistert naar elkaar Je pleegt geen lichamelijke of geestelijke mishandeling Je probeert eerst ruzies zelf uit te praten. Kom je er niet op eigen kracht uit, vertel het dan aan je meester of juf • Als je gepest wordt, praat er over, houdt het niet geheim
Deze regels gelden natuurlijk op school, maar ook daarbuiten!
Handtekening leerling
Handtekening leerkracht
------------------------------
---------------------------------
Handtekening voor gezien ouder(s)/verzorger(s):
--------------------------------------------------------------------
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
145
XIX
Schoolregels
Schoolregels - Obs W.A. Scholtenschool We hebben respect voor elkaar en elkaars spullen. Wat je zelf niet leuk vindt, doe je ook niet bij een ander. In school zijn we rustig. We zijn behulpzaam. We luisteren naar elkaar.
W.A. Scholtenschool – onderwijsondersteuning 2014-2015
146