OMGAAN MET VERGRIJZING 1. Waar gaat het om? We worden gemiddeld steeds ouder: de samenleving vergrijst. Hierdoor ontstaan er vragen over het aantal werkenden en financiële zaken Werk is volgens het CNV meer dan alleen je brood verdienen. Daarom zoekt het CNV naar mogelijkheden om mensen hun hele loopbaan met plezier te laten werken. Het mag niet zo zijn dat grote groepen mensen vóór hun 65ste ongewild aan de kant staan. Door de vergrijzing nemen steeds minder mensen deel aan het arbeidsproces wordt er steeds minder aan premies opgebracht. De vraag is dus hoe we alles betaalbaar kunnen houden. Het CNV wil dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Daarom is solidariteit nodig tussen groepen mensen en dus ook tussen verschillende generaties. Mensen met hogere inkomens betalen meer belasting.
2. Vergrijzing neemt toe De geboortegolf van vlak na de oorlog, de introductie van de pil en een hogere levensverwachting zijn de drie factoren die zorgen voor een ‘grijze golf’ die vermoedelijk in 2040 op haar hoogtepunt is. Wel zijn er verschillen per bevolkingsgroep. Hoger opgeleiden leven gemiddeld zes tot zeven jaar langer én in een betere gezondheid. Ook leven hoger opgeleiden gemiddeld ruim 94 procent van hun leven zonder beperkingen, terwijl dit bij lager opgeleiden 86 procent is. Lager opgeleiden beginnen eerder met werken, hebben zwaarder werk, werken langer en leven korter.
3. Gevolgen voor de samenleving Nederland krijgt te maken met vacatures die niet meer vervuld kunnen worden. In 2040 zal het tekort zijn opgelopen tot 700.000 mensen. Daarnaast krijgen toekomstige generaties te maken met steeds hogere financiële lasten. Het groeiend aantal ouderen zorgt voor steeds hogere kosten voor AOW en zorg. De climax hiervan wordt bereikt tussen 2020 en 2040.
4. Wat moet er gebeuren? Alles draait om de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat er voldoende aan premies wordt opgebracht. Als we niet meer mensen aan het werk krijgen draait het uit op versobering van de uitkeringen of verhoging van de belastingen. Om dit te voorkomen wil het CNV de problemen op twee manieren aanpakken: • De lasten eerlijker verdelen: de solidariteit tussen generaties moet worden verbeterd, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. • De koek vergroten: grote groepen die nu aan de kant staan moeten weer gezond, fit en met plezier aan het werk worden geholpen. Leden worden uitgenodigd om over deze aanpak mee te denken.
5. De lasten eerlijker verdelen a. Betere verdeling van de zorgkosten • Steeds meer ouderen ontvangen zorg aan huis en worden niet opgenomen in een verzorgingstehuis. Dit betekent, dat zij hun woonlasten zelf dragen en hun zorg vanuit de AWBZ ontvangen. Ouderen die op basis van een indicatie in een verzorgingstehuis wonen, krijgen ook het wonen uit de AWBZ vergoed. Overwogen kan worden om het ontvangen van zorg en het wonen financieel te scheiden • Hierdoor wordt de vermogenspositie betrokken bij het eerlijker verdelen van de kosten van de vergrijzing. Het CNV staat daarnaast open voor een verkenning van de mogelijke voordelen van generatiewoningen. b. Ouderen moeten meebetalen Fiscalisering van de AOW betekent het betalen van de AOW uit de algemene middelen oftewel de belastingen. De AOW-premies worden dan vervangen door belastingheffing. Het gevolg hiervan is dat 65plussers aan de AOW gaan meebetalen. In vergelijking met andere leeftijdsgroepen zijn er veel welgestelde ouderen. Het CNV is er een voorstander van dat zij gaan meebetalen aan de AOW, omdat dit tot een eerlijker verdeling van de lasten leidt. Bovendien stemde het CNV in 2005 in met een SER-advies,
dat inhield dat de toekomstige groei van de AOW-lasten moet worden gedragen door de hele samenleving. Volledige fiscalisering zou in 2009 al 2,8 miljard euro opleveren en op den duur 4,5 miljard per jaar. c. Andere maatregelen voor eerlijk delen • Het CNV is er voor, dat pensioenfondsen meer ruimte krijgen om hun problemen op te lossen. Daarmee wordt voorkomen, dat gepensioneerden dubbel worden geraakt. • Invoering van een vijfde belastingschijf van 60 procent die ingaat bij het niveau van de Balkenende-norm. Tevens kritisch kijken naar het bonussenbeleid en de top-salarissen, zeker bij bedrijven met overheidssteun. • Geen hypotheekaftrek voor hypotheken van meer dan een miljoen euro.
6. Vergroting van de koek: meer mensen aan het werk a. Arbeidsdeelname Van de tien miljoen mensen tussen de 20-65 jaar werken er 2,7 miljoen niet betaald. Dit gaat vooral om ouderen, vrouwen en uitkeringsgerechtigden. Van de twee miljoen mensen tussen de 55-65 jaar werken maar liefst 1,2 miljoen mensen niet. Tussen de 60-65 jaar werkt slechts een kwart. Er is dus vooral winst te behalen met doorwerken tot 65 jaar. Dan komt er voor iedereen meer beschikbaar. Het gaat niet om de leeftijd maar om de prestatie die iemand heeft geleverd, het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt. Dus maakt het uit op welke leeftijd iemand begon met werken. CNV Hout en Bouw vindt om te beginnen, dat mensen die 40 jaar betaald hebben gewerkt, recht moeten hebben op een pensioen zodra ze 60 jaar of ouder zijn. Mogelijke prikkels om langer door te werken zijn: • De doorwerkbonus, ingesteld per 1 januari 2009. Wie langer doorwerk, betaalt minder belasting. Deze bonus wordt hoger naarmate men de leeftijd van 65 jaar verder nadert. • De arbeidskorting op inkomstenbelasting en premie volksverzekering voor iedereen die werkt. De hoogte is afhankelijk van leeftijd en de hoogte van de inkomsten. • Deeltijdpensioen, iets wat de vakbeweging al jaren voorstelt en wat her en der ook al is ingevoerd. Het betekent een geleidelijk afbouw naar 65 jaar of zelfs daarna. b. De AOW CNV Hout en Bouw vindt, dat in de samenleving daadwerkelijk kansen moeten worden geboden voor oudere werknemers die langer willen doorwerken. Aan de andere kant zijn er ook mensen die al jong zijn begonnen met werken in lichamelijk zware beroepen, voor wie doorwerken tot 65 jaar nauwelijks mogelijk is. Daarom vindt CNV Hout en Bouw, dat mensen die 45 jaar hebben gewerkt recht hebben op AOW op 65-jarige leeftijd. Een verhoging van de AOW-leeftijd levert financieel gezien het meeste op: • Voor de overheid stijgen de belastinginkomsten dalen de AOW-uitkeringen. • De pensioenfondsen ontvangen langer premie en hoeven minder lang pensioen uit te keren. Voor mensen van 65 jaar stijgt de levensverwachting met ongeveer een maand per jaar. Een mogelijkheid is een verhoging van de leeftijd in twee stappen: in 2015 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. c. Voorwaarden Al deze ideeën kunnen pas worden doorgevoerd als eerst aan een aantal belangrijke voorwaarden is voldaan: • Er moeten ook echte kansen zijn om fit en met plezier te kunnen werken. Dus is eerst meer scholing en training voor oudere werknemers nodig. • Harde afspraken over het aannemen van oudere sollicitanten (45-plus). Er is daadwerkelijk leeftijds- fase bewust personeelsbeleid nodig. • Wie vroeg is begonnen met werken, moet eerder van de AOW en zijn pensioen kunnen gaan genieten. Mensen die 45 jaar hebben gewerkt, moeten recht hebben op een AOW-uitkering bij 65 jaar.
Centraal akkoord CNV Hout en Bouw is gematigd positief over de inhoud van het bereikte kabinetsakkoord om de crisis aan te pakken. De huidige crisis is mondiaal en heeft nooit eerder vertoonde kenmerken. Nederland heeft een open economie die erg afhankelijk is van de wereldeconomie. Het is onmogelijk alle gevolgen van de crisis met kabinetsbeleid te repareren. Veel bedrijven hebben het zwaar. De productie is in de afgelopen maanden in een aantal sectoren flink teruggelopen. Naar verwachting zal de werkloosheid in 2009 flink oplopen.
Lonen Onder de volgende voorwaarden zullen sociale partners in 2009 en 2010 de lonen matigen tot rond het inflatieniveau: • Per sector is maatwerk geboden • Concrete werkgelegenheidsmaatregelen in sector en bedrijf • Geen lastenverzwaring, nationaal en lokaal • Deeltijd-WW invoeren. Op dit moment gaat werk boven inkomen, maar wij streven wel naar koopkrachtbehoud voor iedereen.
Scholing en werkgelegenheid In relatie tot de komende vergrijzing, is het van belang dat bedrijven gekwalificeerd personeel kunnen blijven behouden. De voorgestelde maatregel tot deeltijd-WW biedt hiertoe een oplossing. De inspanningen om de jeugdwerkloosheid te beperken zijn van groot belang. Het vooruithalen van een aantal investeringen in de infrastructuur en de burger- en utiliteitsbouw kan op korte termijn voor werkgelegenheid in de bouwnijverheid zorgen. Er zou meer geïnvesteerd mogen worden om de productie van nieuwbouwwoningen te stimuleren. CNV Hout en Bouw pleit ook om voor alle renovatie en onderhoud het lage BTW-tarief toe te passen.
Pensioenen Het is goed dat pensioenfondsen meer tijd krijgen om hun financiële situatie op orde te brengen. CNV Hout en Bouw wil voorkomen dat pensioenregelingen versoberd moeten worden. De kosten die opgebracht moeten worden om pensioenfondsen weer financieel gezond te maken, moeten eerlijk gedeeld worden door werkenden en gepensioneerden.
AOW CNV Hout en Bouw vindt een aantal uitgangspunten van groot belang: • de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten • solidariteit, ook tussen de generaties • eerlijke verdeling van kosten • iedereen draagt evenveel arbeidsjaren bij Het verhogen van de AOW-leeftijd lost de huidige crisis niet op. De komende jaren zullen er meer mensen jaarlijks de AOW instromen en mensen leven gemiddeld steeds langer. De kosten van de AOW zullen dus stijgen. Het is van belang deze kosten te beheersen. Om de crisis te bestrijden worden er nu extra investeringen gedaan en schulden gemaakt. Deze schulden moeten in de toekomst betaald worden. Op termijn levert het verhogen van de AOW-leeftijd naar verwachting ongeveer 4,5 miljard op. CNV Hout en Bouw denkt dat er mogelijkheden zijn deze 4,5 miljard euro op andere manieren te vinden. De AOW-leeftijd hoeft dan niet omhoog. Hierbij valt te denken aan het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek voor hypotheken boven 1 miljoen euro. CNV Hout en Bouw is van mening dat voor mensen die voor de leeftijd 65 al 45 jaar gewerkt hebben, de AOW op de leeftijd 65 moet blijven ingaan. Veel mensen die in fysiek zware beroepen werken beginnen al op jonge leeftijd te werken en zullen dan ook met 65 jaar in de AOW moeten kunnen. Mensen die op latere leeftijd zijn gaan werken zullen dus langer door moeten werken.
Hoe zit het met mijn pensioen? Veel krantenberichten melden dat op den duur als gevolg van de kredietcrises pensioenverplichtingen mogelijk niet meer nagekomen kunnen worden. Je hoort ook dat sommige pensioenfondsen de pensioenen niet meer zouden kunnen verhogen (indexeren) en dat daardoor de koopkracht wordt aangetast. CNV Hout en Bouw begrijpt dat dit nieuws veel onrust veroorzaakt. Daarom volgt hier een nadere uitleg.
Het Bedrijfstakpensioenfonds Via je collectieve arbeidsvoorwaarden ben je verplicht deel te nemen aan een pensioenregeling waar jouw bedrijf bij is aangesloten. Leden van CNV Hout en Bouw hebben bijna allemaal te maken met een bedrijfstakpensioenfonds zoals het BPF Bouw, het BPF Schilders of het BPF Meubel. Aan een bedrijfstakpensioen betalen ALLE werkgevers (werkgeverspremie) en werknemers (werknemerspremie) mee. Het is daarom een collectieve voorziening. Met andere woorden: je spaart samen. Dat scheelt in de kosten en vergroot de opbrengst. Een mooie voorziening dus, maar toch levert juist dit ten tijde van de crises veel vragen op: “Is mijn pensioen wel waardevast?”
Dekkingsgraad Een pensioenfonds moet te allen tijde aan zijn verplichtingen kunnen voldoen. Hiervoor heeft een pensioenfonds voldoende dekkingsgraad nodig. De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen (het kapitaal, de beleggingen) en de pensioenverplichtingen (alle individueel opgebouwde rechten bij elkaar opgeteld, oftewel alle pensioenen die het fonds uitkeert en gaat uitkeren in de toekomst). Bij een dekkingsgraad van 100% heeft een fonds precies genoeg vermogen om aan de verplichtingen te voldoen. De wet stelt dat de minimale dekkingsgraad 105% moet zijn. Dus net iets meer. Hoe meer beleggingsrisico een fonds neemt, hoe groter reserve moet worden aangehouden en hoe hoger dan de dekkingsgraad moet zijn. Degene die dit allemaal in de gaten houdt is de toezichthouder: De Nederlandse Bank.
Indexatie en beleggen Als de premie kostendekkend is voor pensioen, dan is het daarmee nog niet af. Geld, en dus ook je pensioenuitkering wordt minder waard. Dit verschijnsel wordt inflatie genoemd. Pensioen moet dus, na ingangsdatum, regelmatig verhoogd worden. We noemen dat ‘toeslag verlenen’ ofwel indexeren. Maar ook pensioen dat nog wordt opgebouwd, van actieve deelnemers, moet verhoogd worden. De in voorgaande jaren opgebouwde rechten hebben last van diezelfde inflatie en moeten dus ook geïndexeerd worden. Die verhogingen en indexeringen vragen om extra rendement. En dat krijg je alleen door het nemen van risico’s, zoals het beleggen in aandelen. Een pensioenfonds kan dat beheersbaar doen, doordat het risico over een lange periode (meer dan 20 jaar) wordt gespreid. Maar door de crises zijn de aandelenkoersen sterk gedaald. Daardoor kwamen de fondsen onder de 100% dekkingsgraad. Een aantal pensioenfondsen heeft inmiddels aangegeven hun pensioenen enkele jaren niet te indexeren, omdat het vermogen van het fonds en de behaalde beleggingen dit momenteel niet mogelijk maken. Zodra het mogelijk is, proberen pensioenfondsen een inhaalslag te maken en extra te indexeren (inhaalindexatie).
De lage rente is de boosdoener Voor de meeste pensioenfondsen is een daling van de rente een veel groter probleem dan een daling van de aandelenkoersen! De dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt namelijk in belangrijke mate bepaald door de rente waarmee gerekend wordt om het verwachte vermogen en de verwachte pensioenverplichtingen te waarderen. Met deze rente (ook wel actuele rente genoemd) wordt dus berekend wat er in de toekomst daadwerkelijk aan pensioen uitgekeerd kan worden. De Nederlandse Bank heeft deze rente verlaagd om de economie te stimuleren. Een lagere rente betekent wel dat een fonds meer geld in kas moet hebben om hetzelfde einddoel te bereiken.
Een voorbeeld: Bij de meeste pensioenfondsen geldt dat zij voor een werknemer gemiddeld 18 jaar pensioen uitkeren. Het bedrag dat ze dan moeten betalen wordt teruggerekend naar een bedrag dat het fonds op dit moment in kas moet hebben. Daarbij wordt uitgegaan van de actuele rente (de rente van vandaag). Als die rente vandaag 1% zakt, dan mist het fonds gedurende de komende 18 jaar die 1% rente. Om die tegenvaller op te vangen verplicht De Nederlandse Bank het fonds om direct dit te verwachten tekort van 18% bij te storten. Rentedaling betekent voor een pensioenfonds dus dat het direct meer geld in kas moet hebben. Tegelijkertijd zorgt de waardevermindering van de aandelen dat er minder geld in kas zit. Er komt zo een groter verschil tussen vermogen en verplichtingen van het fonds. De dekkingsgraad zakt hierdoor extra. CNV Hout en Bouw is van mening dat juist aan de stand van de actuele rente iets gedaan zou kunnen worden. De bond vindt de eisen die De Nederlandse Bank stelt aan de waardering van het vermogen te zwaar. De mogelijkheid om de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen tegen een andere rente af te zetten, zou onderzocht kunnen worden. Een andere renteberekening (bijvoorbeeld op basis van een langjarig gemiddelde of met een vaste rekenrente van 4 procent) zou meer tegemoet komen aan de lange termijn waarop pensioenfondsen werken.