Omgaan met liefdesverdriet Het interacterende effect van inlevingsvermogen op de stemming en het gevoel van liefdesverdriet na een relatiebreuk
Manon Meylemans ANR: 662031 Bachelor scriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Bedrijfscommunicatie en Digitale Media Faculteit Geesteswetenschappen Tilburg University, Tilburg Begeleider: dr. M. L. Antheunis Tweede lezer: dr. A. R. Vermeer Januari 2015
Samenvatting Veel mensen ervaren heftige emoties of pijn na het beëindigen van een relatie (o.a. Bartels & Zeki, 2000; Simpson, 1987; Connolly & McIsaac, 2009). Het kijken van een film is een veel voorkomende manier voor afleiding na een break-up (Choo, Levine & Hatfield, 2006). De emoties die mensen ervaren na het kijken van een film kunnen echter per filmgenre anders zijn (Zillmann, 1988). Ook kan het effect verschillen voor mensen met een hogere of lagere mate van inlevingsvermogen. Dit onderzoek bekijkt wat het effect is van verschillende filmgenres op de stemming en het waargenomen gevoel van liefdesverdriet bij mensen die een break-up ervaren. Daarnaast wordt bekeken welke rol inlevingsvermogen speelt bij dit effect. In totaal hebben er 105 Nederlanders meegewerkt aan het onderzoek. De deelnemers hadden allemaal een break-up ervaren in de zes maanden die vooraf gingen aan het onderzoek. Tijdens het onderzoek kregen de deelnemers een komedie, romantische komedie, drama of romantisch drama te zien. Ook moesten zij een vragenlijst met meerdere vragen over de huidige stemming en het gevoel van liefdesverdriet invullen. Dezelfde vragenlijst werd zowel voor als na het kijken van de film afgenomen zodat duidelijk werd wat ieder genre specifiek voor effect had op de stemming en het gevoel van liefdesverdriet. Het resultaat van het onderzoek was dat het kijken van een komedie de stemming verbetert en de gevoelens van liefdesverdriet vermindert. Het kijken van een komedie heeft dus positieve gevolgen voor mensen met een gebroken hart die zichzelf willen afleiden. Het kijken van een drama heeft geen gevolgen voor de stemming, maar vermindert wel de mate van liefdesverdriet. Het kijken van één van de romantische varianten, de romantische komedie en het romantisch drama, heeft geen effect op zowel de stemming als het gevoel van liefdesverdriet. Hoewel verwacht werd dat mensen met meer inlevingsvermogen sterker zouden reageren op de verschillende filmgenres, is dit niet aangetoond. Er is, in tegenstelling tot de verwachtingen, ook niet gevonden dat geslacht het effect van filmgenres op stemming en gevoel van liefdesverdriet modereert. Termen: liefdesverdriet, filmgenres, break-up, inlevingsvermogen, stemming
1
Inhoudsopgave
Introductie
3
Theoretisch kader
6
Liefdesverdriet
6
Omgaan met liefdesverdriet Films en emotiemanagement De invloed van verschillende genres op mensen met liefdesverdriet
6 8 8
Inlevingsvermogen als moderator bij het kijken van films
10
Sekse als moderator bij het kijken van films
11
Methode
13
Steekproef
13
Procedure
13
Stimuli
14
Metingen
15
Huidige stemming
15
Liefdesverdriet
15
Inlevingsvermogen
16
Resultaten
17
Discussie
21
Implicaties
24
Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek
24
Conclusie
25
Referenties
26
Bijlagen
31
Bijlage A: Het meten van stemming
31
Bijlage B: Het meten van liefdesverdriet
33
Bijlage C: Het meten van inlevingsvermogen
34
2
1. Introductie
Liefde wordt gezien als één van de meest heftige emoties die een persoon kan ervaren in zijn of haar leven (Bartels & Zeki, 2000; Simpson, 1987). Een afwijzing in een liefdesrelatie schijnt zelfs zo pijnlijk te zijn dat mensen door de gebeurtenis krachteloos worden (MacDonald & Leary, 2005). Het is dus niet verwonderlijk dat in een enquête over traumatische ervaringen het beëindigen van een liefdesrelatie één van de meest voorkomende “ergste gebeurtenissen” in iemands leven wordt genoemd (Monroe, Rohde, Seeley & Lewinsohn, 1999; Simpson, 1987). Uit de krachtige reacties na het beëindigen van een liefdesrelatie kan worden opgemaakt dat het ervaren van liefde belangrijk is voor de mens en zijn welzijn. Volgens de motivatietheorie (Maslow, 1943) is het hebben van sociale relaties, zoals liefdesrelaties, erg belangrijk voor de mens. Na de zekerheid in fysiologische behoeften en het creëren van een veilig gevoel door bescherming is het belangrijk voor mensen om relaties te hebben. Bovendien heeft de liefde die wij ervaren een bewezen effect op onze tevredenheid – we staan gelukkiger in ons leven als we ons in een relatie bevinden en mensen geven aan meer tevreden te zijn met hun leven (Kim & Hatfield, 2004). Daarnaast ervaren mensen die zich in een relatie bevinden meer gevoelens van geluk en blijdschap dan mensen die geen relatie hebben (Tennov, 1979). Het komt regelmatig voor dat ons hart wordt gebroken als een liefdesrelatie wordt beëindigd (Connolly & McIsaac, 2009). Na het verbreken van een relatie kan iemand fysiek ziek worden en lijden aan het zogenaamde broken heart syndrome (Alrubaiy & Rehman, 2010; Virani, Khan, Mendoza, Ferreira & De Marchena, 2007). Naast de fysieke klachten kan iemand met liefdesverdriet ook in een depressie belanden, waarbij vrouwen twee keer zoveel kans hebben om in een depressie te raken na het verbreken van een relatie dan mannen (Davis, Shaver & Vernon, 2003; Mearns, 1991). Mannen plegen echter drie tot vier keer vaker zelfmoord na een afwijzing in de romantische sferen (Usten & Sartorius, 1995). Daarnaast kunnen mensen ook een verminderde focus ervaren met een verminderde concentratie als resultaat, maar ook een daling van interesse en energie in activiteiten (Field, Diego, Pelaez, Deeds & Delgado, 2010). Er kan dus gezegd worden dat het verbreken van een relatie niet zonder gevolgen is. Deze gevolgen kunnen van belang zijn voor het verloop van iemands leven. Mensen moeten de emoties die door een break-up worden losgemaakt onder controle krijgen, zodat zij met de consequenties van liefdesverdriet om leren gaan. Oplossingen bestaan op de lange
3
termijn en op de korte termijn. Een voorbeeld van een langetermijnoplossing is het laten verstrijken van de tijd of het aangaan van een nieuwe relatie (Knox, Zusman, Kaluzny & Cooper, 2000; Moller, Fouladi, McCarthy & Hatch, 2003). Een kortetermijnoplossing na het verbreken van een relatie is afleiding (Choo, Levine & Hatfeld, 1996), zoals het kijken van een film. Deze film zou er dan mogelijk voor kunnen zorgen dat de stemming verbetert (Zillmann, 1988). In dit onderzoek zal gekeken worden naar vier verschillende genres in film die gebruikt kunnen worden voor afleiding – komedie, romantische komedie, drama en romantisch drama. Er worden verschillende genres bekeken omdat de stemming alleen maar kan verbeteren als het onderwerp van de film niet de oorzaak is van de slechte stemming (Zillmann, 1988). Bij liefdesverdriet is een verbroken relatie of afwijzing door een geliefde de oorzaak van een verslechterde stemming. Op basis van de assumpties van Zillmann (1988) is het dan niet aan te raden om een romantische komedie te bekijken om de stemming te verbeteren – er kan dan beter worden gekozen voor een komedie (Forgas & Moylan, 1987). Films in het genre drama zijn moeilijker te benaderen dan komedies. Drama heeft meer diverse en zwaardere thema’s dan komedie, bijvoorbeeld romantiek, zelfmoord of problemen binnen een familie. Daarom kunnen de reacties op drama variëren van een gevoel van verbeterde eigenwaarde en levenstevredenheid tot een sterker gevoel van depressie en innerlijke spanningen (Till, Niederkrotenhaler, Herberth, Voracek, Sonneck & Vitouch, 2011). Men zou kunnen verwachten dat bovengenoemde effecten sterker zijn voor mensen die zich meer empathisch kunnen opstellen. Empathie is “de reactie van een individu op de geobserveerde ervaringen van anderen” (Davis, 1983, p. 113). Mensen met een hogere score op empathie kunnen zich beter in de gevoelens en emoties van anderen inleven. Deze reactie kan ook worden opgewekt door fictieve personages, zoals in films, boeken of andere verhalen. Deze vorm van empathie wordt fantasy empathy genoemd, oftewel inlevingsvermogen (Davis, 1983). Men kan zich dan “levendig” verplaatsen in de gevoelens en emoties van de fictieve personages. Het wel of niet hebben van inlevingsvermogen zou het mogelijke verschil kunnen verklaren in de effectrichtingen die liefdesverdriet heeft op onze stemming en het gevoel van liefdesverdriet wanneer wij een film kijken (De Haas, 2014). Er is inmiddels veel onderzoek gedaan naar emotieregulatie door het kijken van films (o.a. Zillmann, 1988; Zillmann, 2012; Till et al., 2011) en het opwekken van emoties door het kijken van films (o.a. Forgas & Moylan, 1987; Oliver, Sargent & Weaver, 1998; Oliver, Weaver & Sargent, 2000). Er is ook onderzoek gedaan naar de gevolgen van liefdesverdriet bij zowel adolescenten als bij volwassenen (o.a. Choo et al., 1996; Chung et al., 2002;
4
Connolly & McIsaac, 2009; Davis et al., 2003; Field et al., 2009; Soons & Liefbroer, 2008). Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar het effect van specifieke filmgenres op de stemming en liefdesverdriet. Het doel van deze studie is om te onderzoeken wat het effect is van filmgenre op de stemming en het waargenomen gevoel van liefdesverdriet en welke rol inlevingsvermogen speelt bij dit effect. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: OV: Wat is het effect van filmgenre op de stemming en het waargenomen gevoel van liefdesverdriet en welke rol speelt inlevingsvermogen bij dit effect?
5
2. Theoretisch kader
2.1 Liefdesverdriet Voor de meeste mensen is het hebben van een relatie positief – ze rapporteren een beter welzijn, hebben minder mentale problemen dan mensen die geen relatie hebben en ervaren over het algemeen meer gevoelens van geluk (Braithwaite, Delevi & Fincham, 2010; Soons & Liefbroer, 2008; Tennov, 1979). Romantische relaties hebben als kenmerk dat ze intens kunnen zijn (Brown, Feiring & Furman, 1999) en daarom kan het beëindigen ervan veel emoties opwekken (Simpson, 1987). Het verbreken van een relatie leidt vaak tot een mix van verdriet, woede en angst – al deze gevoelens kunnen ook extreme varianten aannemen (Najib, Lorberbaum, Kose, Bohning & George, 2004; Horowitz, Siegel, Holen, Bonanno, Milbrath & Stinson, 1997). De mate van liefdesverdriet kan voor iedereen variëren. Vier gevoelens zijn echter bij iedereen, in verschillende mate, aanwezig: het gevoel van depressie, het gevoel verraden te zijn door de ex-partner, de verstreken tijd sinds beëindiging van de relatie – hoe korter, hoe pijnlijker - en of de relatie als positief werd omschreven door beide partners (Field, Diego, Pelaez, Deeds & Delgado, 2010). Het verbreken van een relatie kan verschillende gevolgen hebben, zowel fysiek als mentaal. Over het algemeen kan het leiden tot een verminderde gezondheid en een verminderd welzijn (Chung et al., 2002; Davis, Shaver & Vernon, 2003). Mensen met liefdesverdriet geven aan zich verdrietig en afgewezen te voelen en zij denken overal alleen voor te staan (Chung et al., 2002; Karney, Beckett, Collins & Shaw, 2007; Tennov, 1979). Onder andere depressie, een verstoord slaapritme, insomnia, een verhoogd niveau van stress en drugs- en alcoholgebruik zijn klachten die vaak voorkomen bij mensen die liefdesverdriet hebben (Karney et al., 2007; Chung et al., 2002; Field et al., 2010; Hardison, Neijmeyer & Lichstein, 2005; Davis et al., 2003; Mearns, 1991). Daarnaast kunnen de studieprestaties en/of prestaties op het werk worden beïnvloed door een verminderde focus, een gebrek aan energie en door verminderde interesse in persoonlijke activiteiten (Field et al., 2010; Najib et al., 2004; Chung et al., 2002). Omgaan met liefdesverdriet Het verminderen van de negatieve gevoelens na een break-up is het belangrijkste doel voor mensen met liefdesverdriet (Lewandowski & Radice, 2012) en de eerste stap die mensen vaak
6
nemen is de focus leggen op hun persoonlijke groei. Er zijn echter meerdere manieren om negatieve gevoelens te verminderen na een break-up, waarvan de meest duidelijke het laten verstrijken van tijd is (Knox et al., 2000; Moller et al., 2003). Het krijgen van een nieuwe relatie gaat vaak gepaard met de persoonlijke groei (Lewandowski & Radice, 2012). Een andere mogelijkheid is het volgen van een Complicated Grief Therapy (CGT: Stroebe & Schut, 1999). Dit is een speciale psychotherapie waarbij gebruik wordt gemaakt van revisiting – het opnieuw oproepen van de traumatische gebeurtenissen door erover te praten. Deze langetermijnoplossing pakt de oorzaak van het probleem aan. De kortetermijnoplossing daarentegen moet ervoor zorgen dat de persoon op dat moment een verminderd gevoel van liefdesverdriet heeft. Deze persoon moet afgeleid worden. Ruim de helft van de mensen met liefdesverdriet geeft aan zichzelf af te leiden om niet aan het liefdesverdriet te denken (Choo et al., 1996). Dit kan echter op verschillende manieren. Sommige mensen geven zich over aan drugs en alcohol zodat zij om kunnen gaan met hun gevoelens (Davis et al., 2003). Een minder radicale manier om te “ontsnappen” aan het leven is het kijken van een film (Tesser, Millar & Wu, 1988). Bij films zijn er twee kanten van het spectrum waar een film in kan vallen – de kant waarbij positieve emoties worden opgeroepen en de kant waarbij negatieve emoties worden opgeroepen. Over het algemeen roepen vrolijke films, zoals komedies, positieve emoties zoals blijdschap, plezier en amusement op; verdrietige films, zoals drama’s, wekken eerder negatieve emoties zoals verdriet, angst, boosheid en walging op (o.a. Gross & Levenson, 1995; Hagemann, Naumann, Maier, Becker, Lürken & Bartussek, 1999). Mensen die hun stemming willen veranderen, kunnen dit onder andere doen via een film (Zillmann, 1988). Dit moet dan wel de juiste film zijn. Iemand die zijn/haar stemming wil verbeteren, zou dus een film moeten bekijken die positieve emoties opwekt, zoals een komedie. Voor mensen met liefdesverdriet kan dit een goede strategie zijn omdat mensen hun stemming gebruiken als maatstaf voor hun levenskwaliteit (Schwarz & Clore, 1983). Mensen doen dit zelfs wanneer er een andere verklaring voor de huidige stemming aanwezig is. Als mensen met liefdesverdriet dus de juiste film voor hun stemming bekijken, zou het mogelijk kunnen zijn dat zij op dat moment hun levenskwaliteit als beter beoordelen door het zien van een film die positieve emoties oproept. Hoewel dit een momentopname is, kan het van belang zijn als afleidingsstrategie voor mensen met liefdesverdriet.
7
2.2 Films en emotiemanagement Mensen kunnen dus hun stemming reguleren door slim gebruik te maken van media, zoals onder andere films (Zillmann, 1988). Mensen reageren echter verschillend op ieder filmgenre – bij een komedie voelt men zich vrolijk, terwijl een drama juist verdriet opwekt (Mauss, McCarter, Levenson, Wilhelm & Gross, 2005). Het script van een film, in ieder genre, bestaat uit een reeks gebeurtenissen. De gebeurtenissen in het dagelijkse leven zouden met deze scripts overeen kunnen komen waardoor het aannemelijk is dat mensen anders reageren op films als zij een grote verandering in hun leven ondergaan, bijvoorbeeld een verbroken relatie. De invloed van verschillende genres op mensen met liefdesverdriet Liefde wordt over het algemeen geassocieerd met positieve gevoelens, zoals het gevoel van geluk en blijdschap (Tennov, 1979). Blije films, bijvoorbeeld komedies, maken positieve emoties los in de mens (Forgas & Moylan, 1987; Mauss et al., 2005). Komedie is over het algemeen het meest gebruikte genre om een negatieve stemming mee te doorbreken of te verminderen (Zillmann, 1988). Komedies focussen zich voornamelijk op humor en hebben vaak een goed einde (Neal & Krutniek, 1990), waardoor positieve gevoelens worden ervaren tijdens en na het kijken van een komedie (Philippot, 1993). De positieve gevoelens die ervaren worden na het kijken van een komedie zouden ervoor kunnen zorgen dat mensen met liefdesverdriet het gevoel hebben dat ze “overleven”. Hierdoor zouden zij beter om kunnen gaan met hun emoties (Frederickson, 2004). Door het opwekken van deze positieve gevoelens is te verwachten dat mensen met liefdesverdriet na het kijken van een komedie een verbeterde stemming hebben en een verminderd gevoel van liefdesverdriet. Dit leidt tot de volgende hypothese: H1: Na het kijken van een komedie zal de persoon met liefdesverdriet een verbeterde stemming hebben en een verminderd gevoel van liefdesverdriet. Het verbeteren van onze stemming met behulp van films werkt echter niet wanneer het onderwerp van de film de reden is van de slechte stemming (Zillmann, 1988). Door het bekijken van een film die de eigen herinnering aan de huidige situatie activeert, zal de film geen of een tegenovergesteld effect hebben. Bij mensen met liefdesverdriet zou deze activatie plaatsvinden als zij een film bekijken over een romantische relatie. Voor mensen met liefdesverdriet kan het moeilijk zijn om een romantische komedie te zien, omdat daarin een
8
vrolijk, en meestal geslaagd, liefdesverhaal centraal staat terwijl de eigen relatie beëindigd is. Een komedie en een romantische komedie kunnen dus een andere uitwerking hebben op mensen met liefdesverdriet, terwijl beide genres hetzelfde doel hebben – de kijker vermaken. Als dit het geval is, gebeurt het tegenovergestelde dan bij het genre komedie: de stemming van de kijker verslechtert en er komt een verhoogd gevoel van liefdesverdriet doordat de confrontatie met een geslaagde liefdesrelatie hen kwelt (Zillmann, 2012). Dit leidt tot de volgende hypothese: H2: Na het kijken van een romantische komedie zal de persoon met liefdesverdriet een verslechterde stemming hebben en een verhoogd gevoel van liefdesverdriet. Het ervaren van liefdesverdriet wordt voornamelijk geassocieerd met gevoelens van verdriet, het hebben van emotionele/mentale pijn en een zekere mate van ongemak (Tennov, 1979). Deze thema’s komen veel voor als onderwerpen bij het genre drama (Turner, 1974). Drama staat over het algemeen bekend als een filmgenre waarbij de stemming van mensen verslechtert na het kijken (Zillmann, 1988). Het effect van dramafilms is echter niet zo eenduidig als bij komedies. Dit komt voornamelijk door de zwaardere thema’s die drama’s behandelen, zoals zelfmoord, familieproblemen en verbroken relaties. De hoofdlijn van het verhaal in het genre drama is dat de hoofdpersoon op een cruciaal moment in zijn of haar leven worstelt met een innerlijk conflict (Turner, 1974). Zelfs binnen één onderzoek zijn al conflicterende resultaten gevonden in de emoties die mensen ervaren tijdens het kijken van een drama (Till et al., 2011). Er werd namelijk een hogere mate van zelfvertrouwen aangegeven door de respondenten, en ook een hogere levenstevredenheid. Daarnaast werd echter ook een versterking in depressieve gevoelens en innerlijke spanningen gerapporteerd. Dit zou kunnen liggen aan het thema van de film die zij hebben gezien – als mensen zich niet kunnen identificeren met het hoofdpersonage en de gebeurtenissen waarin hij/zij verkeert, wordt er een verslechterde stemming waargenomen en soms zelfs een verlaging in het algemene welzijn (Till et al. 2011). Dit leidt tot de volgende hypothese: H3: Na het kijken van een drama zal de persoon met liefdesverdriet een verslechterde stemming hebben en een verhoogd gevoel van liefdesverdriet. In een romantisch drama staat een liefdesrelatie centraal, maar in tegenstelling tot de romantische komedie heeft de liefdesrelatie geen gelukkig einde. Mensen die drama’s kijken
9
rapporteren een verminderde stemming na het kijken van een drama (Till et al., 2011). Een drama zou echter ook positieve gevoelens kunnen opwekken omdat de kijkers zich in een vergelijkbare situatie bevinden als het hoofpersonage. Hierdoor kunnen zij zich goed in de gevoelens van het hoofdpersonage inleven (Mills, 1993). Daarnaast worden zij, in het geval van liefdesverdriet, bevestigd in de gedachte dat zij niet de enige zijn die een break-up hoeven te verwerken (Knoblock-Westerwick, 2006). Op basis van het voorgaande kan gesteld worden dat mensen met liefdesverdriet zich in kunnen leven in de hoofdpersonages van een romantisch drama, omdat zij zich in een soortgelijke situatie bevinden en zij zich gaan vergelijken met de hoofdpersoon of de hoofdpersonages in de film. Op basis hiervan wordt de volgende hypothese geformuleerd: H4: Na het kijken van een romantisch drama zal de persoon met liefdesverdriet een verbeterde stemming hebben en een verminderd gevoel van liefdesverdriet.
2.3 Inlevingsvermogen als moderator bij het kijken van films Het bekijken van een film kan positieve gevoelens opwekken bij mensen met liefdesverdriet omdat ze zich in een vergelijkbare situatie als de hoofdpersoon bevinden (Mills, 1993; Knoblock-Westerwick, 2006). Dit heeft te maken met, onder andere, inlevingsvermogen. Inlevingsvermogen is een subonderdeel van het grotere construct empathie. Empathie kan op meerdere manieren omschreven worden, waaronder “de reactie van een individu op de waargenomen ervaringen van een ander” (Davis, 1983, p. 113) of als een verhoogde waarneming op de emotionele ervaring van andere mensen (Merabian & Epstein, 1972). Een onderdeel van empathie is de mate waarin wij ons kunnen inleven in andere mensen, situaties en/of gevoelens. De mate waarin men zich kan inleven in een ander, kan invloed hebben op de stemming die men ervaart, waaronder het gevoel van liefdesverdriet. Inlevingsvermogen kan ook gelden voor fictieve situaties, zoals films, boeken en andere verhalen (Stotland, Kenneth, Mathews, Sherman, Kansson & Richardson, 1978). Het inleven in fictieve situaties wordt fantasy empathy genoemd, maar zal ook worden vertaald met inlevingsvermogen (Davis, 1983; Merabian & Epstein, 1972). Het wordt omschreven als “de mate waarin een individu in staat is om zichzelf te verplaatsen in de gevoelens die worden ervaren door fictieve personages in boeken, films of verhalen” (Davis, 1983, p. 114). Het wordt ook wel transportability genoemd in de literatuur over overtuiging (Green & Brock,
10
2000). Transportability wordt omschreven als het erg sterk ervaren van emoties doordat iemand wordt geabsorbeerd in een film of verhaal (Green & Brock, 2000; Oatley, 2002), zelfs wanneer deze persoon weet dat de gebeurtenis fictief is (Gerrig, 1993). Deze transportation is zelfs zo sterk dat mensen die zich meer in het verhaal kunnen inleven meer generalisaties uit het verhaal overnemen dan mensen die zich minder goed kunnen inleven (Strange & Leung, 1999). Mensen met een hoog inlevingsvermogen zijn dus gevoeliger voor de emoties en acties van fictieve personages in een verhaal (Davis, 1983). Hoe beter een individu zich kan inleven in het hoofdpersonage van een verhaal, des te sterker worden de emoties van het hoofdpersonage ervaren (Till et al., 2011). Mensen met een hoog inlevingsvermogen ervaren de emoties van het hoofdpersonage dus sterker dan mensen met een laag inlevingsvermogen. Dit kan er toe leiden dat de effecten sterker zijn voor mensen met liefdesverdriet die een hoge mate van inlevingsvermogen hebben dan voor de mensen met liefdesverdriet met een lage mate van inlevingsvermogen. Dit leidt tot de volgende hypothese: H5: De effecten van H1, H2, H3 en H4 zullen sterker zijn voor personen met liefdesverdriet die een hoge mate van inlevingsvermogen hebben.
2.4 Sekse als moderator bij het kijken van films Het is al vaak gezegd dat mannen en vrouwen erg verschillen in het hebben van bepaalde emotionele reacties. Bij het kijken van films zou dit ook zo kunnen zijn. Volgens Field et al. (2011) wordt de sterkte van de emotionele reactie na het verbreken van een relatie onder andere bepaald door geslacht. Geslacht kan op twee manieren invloed hebben op het effect van filmgenre op stemming en gevoel van liefdesverdriet. De eerste manier is de reactie op de break-up zelf. Davis et al. (2003) toonden bijvoorbeeld aan dat vrouwen meer gevoelens van woede, vijandigheid en geweld voelden dan mannen na het beëindigen van een relatie. Mannen hebben echter meer moeite met het herstellen na een verbroken relatie (Knox et al., 2000). Mearns (1991) vond daarentegen dat vrouwen onzekerder en angstiger waren dan mannen en dat zij meer depressieve gevoelens ervoeren dan mannen. Vrouwen scoorden ook hoger op de break-up distress scale (Field et al., 2010), een vragenlijst die meet hoeveel spanning iemand voelt na afloop van een breuk in de romantische sferen. De tweede manier is het verschil in emotionele reactie op het bekijken van de film. De emoties van vrouwen zijn sowieso sterker bij het kijken van films dan de emoties van mannen (o.a. Forgas & Moylan,
11
1987; Oliver et al., 1998). Hierdoor zijn de effecten voor vrouwen per definitie sterker dan voor mannen. Dit leidt tot de volgende hypothese: H6: De omschreven effecten in H1, H2, H3 en H4 zullen sterker zijn voor vrouwen met liefdesverdriet dan voor mannen met liefdesverdriet. In figuur 1 staan alle hypotheses in een schema weergegeven in de vorm van een conceptueel model. Figuur 1. Conceptueel model Filmgenre: • Komedie • Romantische komedie • Drama • Romantisch drama
H1, H2, H3 & H4
Subjectief welzijn • Huidige stemming • Gevoel van liefdesverdriet
Moderatoren (H5 & H6) Moderatoren • Inlevingsvermogen (laag vs. hoog) • Geslacht (man vs. vrouw)
12
3. Methode
3.1 Steekproef In totaal werkten er 105 respondenten mee aan het onderzoek, waarvan er 32 mannelijk (30.5%) en 73 vrouwelijk (69.5%) waren. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 22.1 jaar (SD = 4.05). In iedere conditie werden de respondenten willekeurig toegewezen aan één van de vier condities die elk een ander filmgenre hadden. Op deze manier werd de verdeling over de groepen ongeveer gelijk. In tabel 1 is de verdeling van de mannen en vrouwen over de condities te vinden. Tabel 1. Verdeling van mannen en vrouwen (% van het totaal) over de condities (N = 105) Genre
Aantal respondenten Man
Vrouw
Totaal
Komedie
10 (9.5%)
17 (16.2%)
27 (25.7%)
Romantische komedie
10 (9.5%)
17 (16.2%)
27 (25.7%)
Drama
7 (6.7%)
20 (19.0%)
27 (25.7%)
Romantisch drama
5 (4.8%)
19 (18.1%)
24 (22.9%)
Totaal
32 (30.5%)
73 (69.5%)
105 (100.0%)
3.2 Procedure Respondenten werden ontvangen door de experimentleider en kregen een mondelinge instructie. Eveneens werd op dat moment nog eenmaal gevraagd of de respondent daadwerkelijk in de afgelopen zes maanden liefdesverdriet had ervaren. Respondenten werden geïnstrueerd twee vragenlijsten in te vullen voor en nadat zij een korte film hadden gekeken. Nadat de controle en de korte mondelinge instructie hadden plaatsgevonden, werd de respondent gevraagd om plaats te nemen in de geluidsdichte cabine waarin zij het experiment zouden voltooien. Daar kregen zij een informatie- en consentverklaring te lezen waarin werd verklaard dat alle data anoniem zou worden geanalyseerd en bewaard. Ook stond in de verklaring dat zij het experiment op ieder gewenst moment mochten stoppen zonder consequenties. Na ondertekening van het informatie- en consentformulier konden de respondenten beginnen met het experiment.
13
De experimentleider startte de online survey via Qualtrics op en zette het filmpje uit de juiste conditie klaar voor de respondenten. De respondenten werden geïnstrueerd dat het filmpje klaar stond in de multimediaplayer en dat zij deze mochten starten zodra het in de vragenlijst stond. In de vragenlijst werd ten eerste aan de respondenten gevraagd of zij hun demografische gegevens wilden invullen. Daarna werd de mate van inlevingsvermogen gemeten, de stemming waarin ze verkeerden en de mate van liefdesverdriet die de respondenten op dat moment ervoeren. Na deze vragen mochten de respondenten het filmpje starten en bekijken. Nadat zij het filmpje hadden bekeken, mochten ze verder met de vragenlijst. In dat blok van de vragenlijst werd de respondent wederom gevraagd om een aantal vragen over stemming en de mate van liefdesverdriet in te vullen, evenals hun bekendheid met de getoonde film. Ook werd er aan de respondenten gevraagd of zij ooit in eenzelfde situatie hadden verkeerd als het hoofdpersonage in de film. Zodra de respondenten klaar waren, mochten zij de cabine uitlopen en tekenen voor deelname. Daarna werden zij bedankt voor hun deelname en mochten ze gaan. Ze kregen een proefpersoonpunt als beloning voor deelname aan het onderzoek.
Tabel 2. Uitleg van de films Film (genre) Bad Grandpa (komedie) Brownie Points (romkom)
Lengte (in minuten)
Omschrijving van het fragment Pageant scene: een grootvader schrijft zijn kleinzoon in voor een
6:37
schoonheidswedstrijd, waarbij de kleinzoon zich moet verkleden en gedragen als een jong meisje.
11:05
Korte film: een man is in staat om de geluksmeter van zijn vrouw te zien en doet er alles aan om deze op 100 punten te houden. Pill scene: een jong meisje dat gepest wordt op het internet heeft ruzie met
Cyberbully (drama)
9:01
haar vrienden en wil achteraf zelfmoord plegen door een overdosis aan pillen in te nemen.
You Are Here (romantisch drama)
13:20
Korte film: een vrouw is verliefd op de partner van haar vriendin, wordt door hem gekust maar wordt uiteindelijk door de man afgewezen.
3.3 Stimuli Voor het experiment werden vier verschillende filmpjes gebruikt uit de vier verschillende genres – komedie, romantische komedie, drama en romantisch drama. Alle films zijn met een
14
voormeting getest of ze daadwerkelijk het genre vertegenwoordigden waarin zij waren ingedeeld. Een omschrijving van de gebruikte films is te vinden in tabel 2.
3.4 Metingen Om de data van de participanten te verzamelen werd er gebruik gemaakt van een online survey die was samengesteld uit verschillende vragenlijsten. Er werden verschillende schalen gebruikt om de mate van inlevingsvermogen, de stemming en de mate van liefdesverdriet te meten. Alle items zijn te vinden in bijlage A, bijlage B en bijlage C. Huidige stemming De stemming van de respondenten werd gemeten aan de hand van de Positive and Negative Affect Scale oftewel de PANAS (Watson, Clark & Tellegen, 1998) en de Brief Mood Introspection Scale oftewel de BMIS (Mayer & Gaschke, 1988). De volledige vragenlijst voor stemming is te vinden in bijlage A. De PANAS werd gebruikt om een meting te maken van het subjectieve welzijn van de respondent. Twee voorbeelden zijn “Op dit moment voel ik me van slag” en “Op dit moment voel ik me bang”. De vier items van de BMIS (Mayer & Gaschke, 1988) maakten een meting van de vier belangrijkste emoties bij liefde. Twee voorbeelden hiervan zijn “Op dit moment voel ik me blij” en “Op dit moment voel ik me verdrietig”. Na het uitvoeren van een factoranalyse werd duidelijk dat er drie items uit de meting gehaald moesten worden, namelijk alertheid, opwinding en gejaagdheid van de PANAS-variabelen. Na het verwijderen van deze items werd er een Cronbach’s α van .90 (M = 3.50, SD = 0.61) gevonden voor de schaal die stemming meet. Deze hoge Cronbach’s α geeft aan dat alle items de stemming meten. Liefdesverdriet Het gevoel van liefdesverdriet van de respondenten werd gemeten aan de hand van de Acceptation of Relation Termination Scale (ART: Kitson, 1982) en de Break-up Distress Scale (De Haas, 2014). De volledige vragenlijst voor het meten van liefdesverdriet is te vinden in bijlage B. De ART bekijkt o.a. de gevoelens van verlangen naar een ex-partner. Twee voorbeelden van de ART zijn “Ik merk dat ik vaak aan mijn ex denk” en “Misschien, alles overwegend, hadden we het langer moeten proberen”. De BDS maakte de schaal voor het meten van liefdesverdriet compleet. Twee voorbeelden hiervan zijn “Ik voel me gestrest
15
over wat er gebeurd is” en “Sinds de break-up heb ik het gevoel dat ik niet meer in staat ben om te geven om andere mensen”. Na het uitvoeren van de factoranalyse werd zichtbaar dat er twee items van de ART uit de meting moesten, namelijk “Ik ben boos op mijn ex” en “Ik voel me niet schuldig over de break-up”. Daarna was er een schaal voor het meten van liefdesverdriet met een Cronbach’s α van .90 (M = 3.11, SD = 1.05) gevonden. Aan de hand van deze meting kan gesteld worden dat dit een intern consistente schaal is om de mate van liefdesverdriet te meten. Inlevingsvermogen De mate van inlevingsvermogen van de respondenten werd gemeten met de empathy scale (Davis, 1983). Deze schaal meet inlevingsvermogen van fictieve gebeurtenissen en is te vinden in bijlage C. Twee voorbeelden hiervan zijn “Met enige regelmaat dagdroom en fantaseer ik over dingen die mij misschien kunnen overkomen” en “Na het zien van een film heb ik het gevoel gehad alsof ik één van de spelers was”. De respondenten gaven waarderingen aan de items tussen de 1 (helemaal niet mee eens) en de 5 (helemaal mee eens). De Cronbach’s α van de empathy scale is .78 (M = 3.60, SD = 0.63) – dit betekent dat de interne consistentie redelijk betrouwbaar is.
16
4. Resultaten
Er wordt gebruik gemaakt van een ANOVA met herhaalde metingen om de hypotheses te toetsen. Deze methode wordt gebruikt om dezelfde afhankelijke variabelen (zowel stemming als mate van liefdesverdriet) op twee verschillende tijden te meten (zowel voor als na het kijken van de film). Als onafhankelijke variabele tussen de respondenten is genre toegevoegd. Na deze toevoeging is er een verschil in de stemming voor het kijken van de film en na het kijken van de film (F(1, 101) = 2.82, p < .001, η2 = .15). Voor liefdesverdriet is er echter geen verschil te zien tussen de vier verschillende genres (F(3, 101) = 1.84, p = .14). De gemiddeldes van stemming en liefdesverdriet zijn te vinden in tabel 3. Tabel 3. Gemiddeldes (SD) van de stemming en de mate van liefdesverdriet voor en na het zien van een film Voor de film 3.50 (0.61) Noot: **** p ≤ .001
Stemming Na de film 3.43 (0.61) ****
Mate van liefdesverdriet Voor de film Na de film 3.11 (1.05)
2.96 (1.11)
In tabel 4 zijn alle gemiddeldes te vinden voor de eerste vier hypotheses. De eerste hypothese was dat er na het kijken van een komedie een verbeterde stemming merkbaar zou zijn, en een verminderd gevoel van liefdesverdriet. De stemming verbetert bij het zien van een komedie (F(1, 26) = 4.11, p < .05). Het kijken van een komedie vermindert de mate van liefdesverdriet significant (F(1, 26) = 14.22, p < .001, η2 = .35). Voor het kijken van de film was de mate van liefdesverdriet hoger (M = 2.95, SD = 0.97) dan na het kijken van de film (M = 2.67, SD = 0.98). Hiermee kan de eerste hypothese aangenomen worden. De tweede hypothese was dat er na het kijken van een romantische komedie een verslechterde stemming merkbaar zou zijn, en een verhoogd gevoel van liefdesverdriet. De stemming veranderde niet na het kijken van de film (F(1, 26) = 0.92, p = .35). Na het zien van een romantische komedie veranderde het gevoel van liefdesverdriet op een bijna-significant niveau (F(1, 26) = 3.67, p = .07). Het eerste gedeelte van deze hypothese moet verworpen worden – na het kijken van een romantische komedie is er geen verslechterde stemming merkbaar. Voor het tweede deel van de hypothese komt er een apart resultaat naar voren – de mate van liefdesverdriet is namelijk verminderd in plaats van verslechterd zoals aangegeven in de hypothese.
17
De derde hypothese was dat er na het kijken van een drama een verslechterde stemming merkbaar zou zijn, en een verminderd gevoel van liefdesverdriet. De stemming veranderde significant na het kijken van een drama (F(1, 26) = 9.86, p < .005, η2 = .28), waardoor er een verminderde stemming werd gemeten na het kijken van de film (M = 3.08, SD = 0.56) dan voor het kijken van de film (M = 3.42, SD = 0.60). Het kijken van een drama heeft echter geen verandering in het gevoel van liefdesverdriet als gevolg (F(1, 26) = 1.42, p = .25). Hierdoor kan het eerste gedeelte van de hypothese aangenomen worden, maar het tweede deel moet worden verworpen. De vierde hypothese was dat er na het kijken van een romantisch drama een verbeterde stemming merkbaar zou zijn, en een verminderd gevoel van liefdesverdriet. Er is geen verandering in stemming merkbaar na het kijken van een romantisch drama (F(1, 23) = 3.37, p = 0.66). Er is ook geen verandering merkbaar in het gevoel van liefdesverdriet na het kijken van een romantisch drama (F(1, 23) = 3.92, p = .06). De vierde hypothese kan daarom verworpen worden. Tabel 4. Gemiddeldes (SD) van de stemming en de mate van liefdesverdriet voor en na het zien van een bepaald filmgenre Genre
Stemming Voor de film
Komedie 3.60 (0.53) Romantische komedie 3.37 (0.78) Drama 3.42 (0.60) Romantisch drama 3.65 (0.48) Noot: * p ≤ .05, *** p ≤ .005, **** p ≤ .001
Na de film 3.74 (0.49)* 3.46 (0.72) 3.08 (0.56)*** 3.43 (0.49)
Mate van liefdesverdriet Voor de film Na de film 2.95 (0.97) 3.18 (1.08) 3.07 (1.03) 3.25 (1.16)
2.67 (0.98)**** 3.05 (1.14) 3.00 (1.11) 3.13 (1.22)
De vijfde hypothese was dat de effecten van H1 t/m H4 sterker zouden zijn voor personen die een hoger inlevingsvermogen hebben. Bij de ANOVA met herhaalde metingen is inlevingsvermogen als variabele tussen de respondenten toegevoegd. Het wel of niet hebben van inlevingsvermogen heeft geen effect op de stemming van de respondent (F(1, 103) = 0.30, p = .59). Mensen met een hoger inlevingsvermogen hebben echter wel een andere mate van liefdesverdriet na het kijken van een film dan mensen met een lager inlevingsvermogen (F(1, 103) = 3.36, p = .07). Om het verschil tussen mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen bij het kijken van films beter naar voren te brengen, zijn de toetsen ook uitgevoerd met genre als extra tussenproefpersoonsvariabele. In tabel 5 zijn de waarden van stemming en mate van liefdesverdriet te vinden na het kijken van de film in de verschillende genres. Na het zien van
18
een komedie was er geen verschil in stemming tussen mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen (F(1, 25) = 0.06, p = .81). Ook voor liefdesverdriet was er tussen beide groepen geen verschil (F(1, 25) = 0.03, p = .86). Bij romantische komedie was er voor zowel de stemming (F(1, 25) = 0.13, p = .73) als het gevoel van liefdesverdriet (F(1, 25) = 0.40, p = .54) geen verschil tussen mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen. Dit was eveneens het geval bij het genre drama, waarbij er geen verschil was in stemming (F(1, 25) = 0.47, p = .50) en in gevoel van liefdesverdriet (F(1, 25) = 0.19, p = .67) tussen mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen na het kijken van een drama. Bij het genre romantisch drama was er geen verschil tussen de stemming (F(1, 22) = 0.75, p = .40), maar wel in de mate van liefdesverdriet (F(1, 22) = 8.76, p < .01, η2 = .81). Mensen met een hoger inlevingsvermogen hadden meer gevoel van liefdesverdriet na het kijken van een romantisch drama dan mensen met een lager inlevingsvermogen. De vijfde hypothese kan dus grotendeels verworpen worden, met uitzondering van het gevoel van liefdesverdriet na het kijken van een romantisch drama. Tabel 5. Gemiddeldes (SD) van de stemming en de mate van liefdesverdriet na het kijken van een film voor mensen met een lager en een hoger inlevingsvermogen Genre Komedie Romantische komedie Drama Romantisch drama Noot: * p ≤ .01
Stemming Lager inlevingsvermogen 3.83 (0.45) 3.22 (1.01)
Hoger inlevingsvermogen 3.64 (0.53) 3.57 (0.52)
Mate van liefdesverdriet Lager Hoger inlevingsvermogen inlevingsvermogen 2.36 (1.02) 3.01 (0.86) 2.96 (1.11) 3.10 (1.19)
3.21 (0.53) 3.62 (0.52)
2.97 (0.57) 3.24 (0.39)
3.01 (1.32) 2.77 (1.27)
3.00 (0.94) 3.49 (1.10)*
De zesde hypothese was dat de effecten van H1 t/m H4 sterker zouden zijn voor vrouwen dan voor mannen. Er was een hoofdeffect dat bijna significant was (F(1, 103) = 3.72, p = .06). Als de dataset nauwkeuriger wordt bekeken, is te zien dat er geen verschil is in de stemming van mannen na het kijken van de films (F(3, 28)=2.48, p = .08). Ook de mate van liefdesverdriet verschilt niet significant bij de mannen (F(1, 28) = 1.83, p = .17). Bij de vrouwen is er echter wel een significant verschil te zien (F(3, 69) = 2.84, p < .05, η2 = .11) in de stemming voor het kijken van de film (M = 3.51, SD = 0.59) en na het kijken van de film (M = 3.37, SD = 0.58). De stemming van vrouwen verslechtert dus na het kijken van een film. In de mate van liefdesverdriet is er geen verschil merkbaar na het kijken van een film (F(3, 69) = 0.26, p = .86). De zesde hypothese wordt dus deels ondersteund. Er is geen verschil voor
19
mannen, maar voor vrouwen is er een significant verschil op de stemming na het zien van een film – deze verslechtert namelijk. Om het verschil tussen mannen en vrouwen bij het kijken van films beter naar voren te brengen, zijn de toetsen ook uitgevoerd met genre als extra tussenproefpersoonsvariabele. In tabel 6 zijn de waarden van stemming en mate van liefdesverdriet te vinden na het kijken van de film in de verschillende genres. Na het zien van een komedie hadden de mannen gemiddeld een betere stemming dan de vrouwen (F(1, 25) = 3.869, p = .06, η2 = .134). Ook hadden de mannen minder liefdesverdriet na het kijken van de komedie dan de vrouwen (F(1, 25) = 6.48, p = .017, η2 = .206). Bij romantische komedie was er voor zowel de stemming (F(1, 25) = 2.19, p = 0.15) als het gevoel van liefdesverdriet (F(1, 25) = 0.92, p = 0.35) geen verschil tussen mannen en vrouwen. Dit was eveneens het geval bij het genre drama, waarbij er geen verschil was in stemming (F(1, 25) = 0.01, p = .923) en in gevoel van liefdesverdriet (F(1, 25) = 0.09, p = 0.77) tussen mannen en vrouwen na het kijken van een drama. Bij het genre romantisch drama was er eveneens geen verschil tussen de stemming (F(1, 22) = 0.01, p = .943) en de mate van liefdesverdriet (F(1, 22) = 2.76, p = 0.11) tussen mannen en vrouwen na het kijken van een film. Tabel 6. Gemiddeldes (SD) van de stemming en de mate van liefdesverdriet na het kijken van een film voor mannen en vrouwen Genre Komedie Romantische komedie Drama Romantisch drama Noot: * p ≤ .01, ** p ≤ .05
Stemming Man
Vrouw
3.83 (0.61) 3.48 (0.79) 3.32 (0.76) 3.55 (0.45)
3.69 (0.41)* 3.44 (0.71) 3.00 (0.47) 3.43 (0.49)
Mate van liefdesverdriet Man Vrouw 2.38 (1.08) 3.09 (1.35) 2.90 (1.04) 2.36 (1.02)
2.84 (0.90)** 3.03 (1.04) 3.04 (1.16) 3.33 (1.22)
20
5. Discussie
Het doel van de studie was om te onderzoeken wat het effect is van filmgenre op de stemming en het waargenomen gevoel van liefdesverdriet en welke rol inlevingsvermogen speelt bij dit effect. Over het algemeen is gevonden dat het kijken van een film het gevoel van liefdesverdriet vermindert. Er wordt echter geen verschil in stemming gevonden. Het kan zijn dat de resultaten tegen elkaar wegvallen, omdat er is gekeken naar zowel vrolijke films (cq. komedies en romantische komedies) als verdrietige films (cq. drama’s en romantische drama’s). Over het algemeen kan dus worden gezegd dat mensen met liefdesverdriet films kunnen kijken om hun gevoel van liefdesverdriet te verminderen, maar hun stemming zal er niet beter of slechter door worden. Allereerst werd verwacht dat bij het kijken van een komedie de stemming zou verbeteren en dat het gevoel van liefdesverdriet zou verminderen. De stemming verbeterde na het kijken van een komedie. Dit is in lijn met eerder onderzoek van Forgas en Moylan (1987). Zij vonden namelijk dat mensen positievere emoties rapporteerden na het zien van een positieve film dan na het zien van een verdrietige film. Deze positieve verandering was ook zichtbaar in de beleving van liefdesverdriet – er werd een verminderd gevoel van liefdesverdriet gerapporteerd na het zien van een komedie. Hiermee is de eerste hypothese aangenomen. Mensen met liefdesverdriet kunnen dus een komedie kijken om hun stemming te verbeteren en hun gevoel van liefdesverdriet te verminderen. Voor de romantische komedie was beargumenteerd dat de stemming zou verslechteren, en de mate van liefdesverdriet sterker zou worden. Voor stemming was er geen zichtbare verandering na het kijken van een romantische komedie, net als voor de mate van liefdesverdriet. Het kijken van een romantische komedie heeft dus geen effect op zowel de stemming als het effect van liefdesverdriet dat mensen met een verbroken relatie voelen. Dit is merkwaardig als wordt gekeken naar de argumentatie dat mensen met een slechte stemming niet geconfronteerd wilden worden met de oorzaak van deze stemming (Zillmann, 1988). In het geval van mensen met liefdesverdriet betekent dit dat zij niet geconfronteerd willen worden met mensen die zich in een gelukkige liefdesrelatie bevinden, omdat deze bij hen is stukgelopen. De resultaten geven echter aan dat het voor mensen vrij weinig uitmaakt wat zij voelen bij het zien van de romantische komedies; er is geen verschil in hun stemming of de gevoelens van liefdesverdriet. Zillmann (1988) heeft deze propositie echter gemaakt op basis van literatuuronderzoek, en niet op basis van experimentele resultaten. Hierin ligt dus het
21
verschil tussen theorie en praktijk – de resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op metingen, en niet puur op literaire kennis. Het kijken van een romantische komedie heeft dus geen voordelen, maar ook geen nadelen voor mensen met liefdesverdriet. Het kan dus, net als alle andere films, goed als afleiding gebruikt worden. Bij het genre drama werd verwacht dat de stemming zou verslechteren en dat het gevoel van liefdesverdriet zou verergeren. De stemming van de respondenten verslechterde na het kijken van een drama. Er werd echter geen verschil in gevoel van liefdesverdriet gemeten. In het dramafragment wilde een jong meisje zelfmoord plegen nadat zij werd gepest op school. Als de respondenten zich inleefden in de pijn die de hoofdpersoon moest meemaken, dan kan dit een verklaring zijn voor de verslechterde stemming (Till et al., 2011). Het zou echter ook het gebrek aan verandering in het gevoel van liefdesverdriet kunnen verklaren. De poging tot zelfmoord van een jong meisje kan ervoor hebben gezorgd dat de liefdesproblemen van de respondent gerelativeerd werden, waardoor zij geen verandering in het gevoel van liefdesverdriet ondervonden. Het kijken van een drama heeft dus geen positieve invloed op de stemming, maar er is geen verschil in het gevoel van liefdesverdriet na het kijken van een drama. Een drama kan dus goed als afleidingsfilm gebruikt worden. De romantische drama’s zouden moeten zorgen voor een verbeterde stemming en een verminderd gevoel van liefdesverdriet na het kijken. Zowel de stemming als het gevoel van liefdesverdriet veranderde niet na het kijken van een romantisch drama. Een verklaring zou kunnen zijn dat de situatie in het getoonde romantisch drama niet genoeg aansprak. Er werd namelijk verwacht dat de stemming zou verbeteren na het kijken van een romantisch drama (Till et al., 2011), omdat bij dat genre het mogelijk is voor mensen met liefdesverdriet om zich in te leven en te verplaatsen in de situatie van de hoofdpersoon. In de film kust de hoofdpersoon de partner van haar vriendin. Daarna wordt zij door de man afgewezen als zij vraagt naar de kans op een relatie. Het is mogelijk dat dit niet dezelfde situatie was en er dus geen inleving plaats kon vinden. Dit zou kunnen verklaren waarom de respondenten zich niet konden inleven en er dus ook geen verschil werd opgemerkt in de mate van liefdesverdriet voor en na het kijken van een romantisch drama. Er werd verwacht dat de effecten van filmgenre op stemming en gevoel van liefdesverdriet sterker zouden zijn voor mensen met een hoger inlevingsvermogen dan voor mensen met een lager inlevingsvermogen. De reden hiervoor was dat zij zich meer in het verhaal zouden verplaatsen dan de mensen met een lager inlevingsvermogen (Green & Brock, 2000). In tegenstelling tot onze verwachtingen was er geen verschil in stemming tussen de mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen na het kijken van een film. Een
22
mogelijke verklaring is dat de dataset (N = 105) maar uit zeven mensen met een lager inlevingsvermogen
bestond,
terwijl
de
rest
was
gecategoriseerd
in
een
hoger
inlevingsvermogen. Voor gevoelens van liefdesverdriet na het kijken van een film was er echter wel een verschil tussen mensen met een hoger en een lager inlevingsvermogen. Mensen met een hoger inlevingsgevoel hadden na het kijken van een film meer gevoel van liefdesverdriet dan mensen met een lager inlevingsvermogen. Nadat er een splitsing was gemaakt op genre, bleek dat er binnen het genre romantisch drama een verschil was tussen mensen met een hoger en lager inlevingsvermogen in het gevoel van liefdesverdriet. Dit is in lijn met de theorie van inlevingsvermogen (Green & Brock, 2000). Het verhaal was herkenbaar voor de respondenten en bovendien konden zij zich in de situatie verplaatsen. Daardoor is het mogelijk dat mensen met een hoger inlevingsvermogen sterker reageren op de film dan mensen met een lager inlevingsvermogen. De laatste hypothese was dat de effecten van filmgenre op stemming en gevoel van liefdesverdriet sterker zouden zijn voor vrouwen dan voor mannen. In lijn met de verwachting werd er gevonden dat de stemming van vrouwen meer afnam na het kijken van een film dan bij mannen. Het effect van filmgenre op stemming is dus sterker voor vrouwen dan voor mannen. Er was geen verschil in het gevoel van liefdesverdriet tussen mannen en vrouwen. Een verklaring hiervoor is dat de emotionele reacties bij het kijken van films bij vrouwen sowieso sterker zijn dan bij mannen (o.a. Forgas & Moylan, 1987; Oliver et al., 1998). Het is mogelijk dat vrouwen gevoelens intensiever meemaken, waardoor het voor hen moeilijker is om afgeleid te worden van een gevoel zoals liefdesverdriet. Nadat er een splitsing was gemaakt op genre, bleek dat er binnen het genre komedie verschillen waren in stemming en gevoel van liefdesverdriet voor mannen en vrouwen. Na het zien van een komedie waren mannen in een betere stemming dan vrouwen, en hadden zij ook een lager gevoel van liefdesverdriet. In geen van de andere genres (cq. romantische komedie, drama en romantisch drama) is een dergelijk verschil gevonden. Dit is in lijn met andere onderzoeken, waarin komedie vrijwel altijd leidt tot positieve emoties (o.a. Tennov, 1979; Forgas & Moylan, 1987; Mauss et al., 2005). De andere genres hebben minder eenduidige resultaten, ook in andere onderzoeken. Bovendien hebben komedies niets te maken met de stemming waarin de respondent verkeert, als de reden van de verslechterde stemming (Zillmann, 1988). Hierdoor zou het logisch zijn dat er alleen een verschil is gevonden op komedie.
23
5.1 Implicaties Mensen met liefdesverdriet moeten dus een komedie kijken als zij hun stemming tijdelijk willen verbeteren. Dit helpt om het gevoel van liefdesverdriet wat zij op dat moment voelen te verminderen. Zowel de romantische komedie, als het drama, als het romantisch drama zorgen voor een slechtere stemming na het kijken van de film. De verslechterde stemming die werd veroorzaakt door romantisch drama was een opvallend verschil – er werd namelijk verwacht dat romantisch drama de stemming zou verbeteren omdat mensen zich zouden kunnen inleven in de situatie van de hoofdpersoon (o.a. Davis, 1983). Voor het gevoel van liefdesverdriet maken deze genres geen verschil. Een persoon die een relatiebreuk verwerkt en afleiding zoekt voor een korte tijd, kan dus het beste een komedie kijken om het ongemak te verminderen. Dit onderzoek is uniek omdat het kijkt naar een werkelijk effect op de stemming en niet alleen naar de voorkeur voor bepaalde films. De meeste onderzoeken hebben gekeken naar voorkeuren voor bepaalde genres (o.a. Mauss et al., 2005; Philippot, 1993) of er zijn aannames gemaakt op basis van de beschikbare literatuur (Zillmann, 1988). Er is dus niet gekeken naar de daadwerkelijke reactie van respondenten na het kijken van bepaalde soorten films, wat dit onderzoek uniek maakt. Wat mensen willen of denken, kan heel erg verschillen van wat zij uiteindelijk doen en voelen. Daarom is het belangrijk om te kijken naar de daadwerkelijke veranderingen in emoties na het kijken van een film, in plaats van de voorkeuren voor bepaalde genres te analyseren wanneer iemand zich in een bepaalde emotionele conditie bevindt. Daarnaast gingen de respondenten daadwerkelijk om met de verwerking van een relatiebreuk – een conditie voor deelname was dat de relatie in de afgelopen zes maanden was verbroken. Liefdesverdriet was dus geen manipulatie in de experimentele setting, waardoor het experiment deels natuurlijk was. Liefdesverdriet werd door iedereen gevoeld, terwijl bijvoorbeeld een gemanipuleerde directe afwijzing niet dezelfde emoties op zouden kunnen roepen.
5.2 Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek Dit is één van de eerste onderzoeken dat kijkt naar de rol van inlevingsvermogen bij het kijken van films. De gebruikte dataset is echter erg homogeen – de dataset bestaat alleen uit Nederlanders waarvan de meerderheid studeert op een hoog niveau (HBO of hoger). Het
24
probleem van een homogene dataset is dat er dan geen generalisatie gemaakt kan worden naar een grotere groep mensen. De resultaten zijn dan alleen sluitend voor deze specifieke groep die is onderzocht. Er zijn echter veel onderzoeken gedaan onder Amerikanen (o.a. Braithewaite et al., 2010; Choo et al., 1996; Connolly & McIsaac, 2009). Het is aannemelijk dat de verwerking van relatiebreuken anders verloopt in Europese landen dan in de Verenigde Staten. Het resultaat van dit onderzoek is daarom lastig te generaliseren. Tot slot gaven de mensen zelf aan of ze liefdesverdriet hadden en het is geen manipulatie in een experimentele setting. Hoewel er controle heeft plaatsgevonden, is het echter mogelijk dat respondenten onwaar hebben geantwoord op de vraag of zij wel of geen verbroken relatie hebben gehad in de afgelopen zes maanden. Daarnaast verschilde het per respondent wanneer de relatiebreuk had plaatsgevonden – er was namelijk een maximum van zes maanden na het verbreken van de relatie voor deelname aan het onderzoek. Een mogelijkheid om dit te beperken, is gebruikmaken van een longitudinaal onderzoek. Er kan dan op drie momenten een meting plaatsvinden: kort na de breuk, drie maanden na de breuk en zes maanden na de breuk. Zo zouden de resultaten van het onderzoek beter te generaliseren zijn.
5.3 Conclusie Dit onderzoek heeft gekeken naar het effect van vier filmgenres en het inlevingsvermogen op de stemming en het gevoel van liefdesverdriet bij mensen met een verbroken relatie. De resultaten geven aan dat deze mensen het beste een komedie kunnen kijken om hun stemming te verbeteren (Forgas & Moylan, 1987). Zowel de romantische komedie als het romantisch drama verbeteren of verslechteren de stemming niet, en hebben ook geen effect op de mate van liefdesverdriet. Een drama vermindert de mate van liefdesverdriet deels omdat mensen zich verplaatsen in de meer prangende situatie van de hoofdpersoon. Het wel of niet hebben van inlevingsvermogen heeft niet het verwachte effect op stemming, maar mensen met minder inlevingsvermogen hebben wel minder liefdesverdriet dan mensen met meer inlevingsvermogen. Mensen met liefdesverdriet, zowel mannen als vrouwen, ongeacht hun mate van inlevingsvermogen, moeten dus een komedie kijken als zij hun stemming willen verbeteren en hun gevoel van liefdesverdriet willen verminderen.
25
6. Referenties
Alrubaiy, L. K., & Rehman, H. (2010). Broken heart syndrome. British Journal of Hospital Medicine (2005), 71(2), 112-113. Braithewaite, S. R., Delevi, R., & Funcham, F. D. (2010). Romantic relationships and the physical and mental health of college students. Personal Relationships, 17, 1-12. Brown, B. B., Feiring, C., & Furmon, W. (1999). Missing the love boat: Why researchers have shied away. The Development of Romantic Relationships in Adolescence, Cambridge University Press, 1-18. Caruso, D. R., & Mayer, J. D. (1998). A measure of emotional empathy for adolescents and adults.
Unpublished
manuscript.
Retrieved
October,
28,
2014:
http://www.unh.edu/personalitylab/Assets/measuresMultEmpathy/Empathy%20Article%202000.pdf Choo, P., Levine, T., & Hatfield, E. (1996). Gender, love schemas, and reactions to romantic break-ups. Journal of Social Behavior and Personality, 11(5), 143-160. Chung, M. C., Farmer, S., Grant, K., Newton, R., Payne, S., Perry, M., Saunders, J., Smith, C., & Stone, N. (2002). Self-esteem, personality and post traumatic stress symptoms following the dissolution of a dating relationship. Stress and Health, 18, 83-90. Connolly, J., & McIsaac, C. (2009). Adolescents’ explanations for romantic dissolutions: A developmental perspective. Journal of adolescence, 32(5), 1209-1223. Davis, D., Shaver, P. R., & Vernon, M. L. (2003). Physical, emotional, and behavioral reactions to breaking up: The roles of gender, age, emotional involvement, and attachment style. Personality and Social Psychology Bulletin, 29(7), 871-884. Davis, M. H. (1983). Measuring individual differences in empathy: Evidence for a multidimensional approach. Journal of personality and social psychology, 44(1), 113. Field, T., Diego, M., Pelaez, M., Deeds, O., & Delgado, J. (2009). Breakup distress in university students. Adolescence, 44(176), 705-727. Forgas, J. P., & Moylan, S. (1987). After the movies transient mood and social judgments. Personality and Social Psychology Bulletin, 13(4), 467-477. Frederickson, B. L. (2004). The broaden-and-build-theory of positive emotions. Philosophical Transactions of the Royal Society of London, 359, 1367-1377. Gerrig, R. J. (1993). Experiencing narrative worlds. New Haven, CT: Yale University Press.
26
Green, M. C., & Brock, T. C. (2000). The role of transportation in the persuasiveness of public narratives. Journal of Personality and Social Psychology, 79(5), 701-721. Gross, J. J., & Levenson, R. W. (1995). Emotion elicitation using films. Cognition & Emotions, 9(1), 87-108. Haas de, S. (2014). Going to the movies heartbroken: A study examining the effect different movie genres have on the mood of heartbroken individuals. Verkregen van libsearch.uvt.nl Hagemann, D., Naumann, D., Maier, S., Becker, G., Lürken, A., & Bartussek, D. (1999). The assessment of affective reactivity using films: Validity, reliability and sex differences. Personality and Individual Differences, 26, 627-639. Hardison, H. G., Neimeyer, R. A., & Lichstein, K. L. (2005). Insomnia and complicated grief symptoms in bereaved college students. Behavioral Sleep Medicine, 3, 99-111. Horowitz, M. J., Siegel, B., Holen, A., Bonanno, G. A., Milbrath, C., & Stinson, C. H. (1997). Diagnostic criteria for complicated grief disorder. American Journal of Psychiatry, 154, 904-910. Karney, B. R., Beckett, M. K., Collins, R. L. M., & Shaw, R. (2007). Adolescent romantic relationships as precursors of healthy adult marriages. RAND Corporation. Retrieved November, 2, 2014, from: http://www.rand.org/pubs/technical_reports/TR488.html Kim, J., & Hatfield, E. (2004). Love types and subjective well-being: A cross-cultural study. Social Behavior and Personality: an international journal, 32(2), 173-182. Kitson, G. C. (1982). Attachment to the spouse in divorce: A scale and its application. Journal of Marriage and the Family, 379-393. Knoblock-Westerwick, S. (2006). Mood Management theory, evidence, and advancements. In J. Bryant & P. Vorderer (Ed.), Psychology of Entertainment (pp. 239- 254). New York, United States of America: Routledge. Verkregen op 04 november 2014 van: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=AVnhAQAAQBAJ&oi=fnd&pg=PA239 &dq=+Mood+management:+Theory,+evidence,+and+advancements&ots=cbsC0HrH 0Z&sig=ItsRScU7P3YCPfgyNNBDMp84Neg#v=onepage&q=Mood%20managemet% Knox, D., Zusman, M. E., Kaluzny, M., & Cooper, C. (2000). College student recovery from a broken heart. College Student Journal, 34, 322-324.
27
Lewandowski, G. W., & Radice, G. M. (2012). Relationship in nonmarital romantic relationships. In M. E. Paludi (Ed.), The Psychology of Love (pp. 89-106). Santa Barbara, Calif: Praeger. MacDonald, G., & Leary, M. R. (2005). Why does social exclusion hurt? The relationship between social and physical pain. Psychological Bulletin, 131, 202-223. Maslow, A. H. (1943). A theory of human motivation. Psychological review, 50(4), 370. Mauss, I. B., McCarter, L., Levenson, R. W., Wilhelm, F. H., & Gross, J. J. (2005). The tie that binds? Coherence among emotion experience, behavior and physiology. Emotion, 5(2), 175-190. Mayer, J. D., & Gaschke, Y. N. (1988). The experience and meta-experience of mood. Journal of Personality and Social Psychology, 55(1), 102. Mearns, J. (1991). Coping with a breakup: Negative mood regulation expectancies and depression following the end of a romantic relationship. Journal of Personality and Social Psychology, 60(2), 327-334. Merabian, A., & Epstein, N. (1972). A measure of emotional empathy. Journal of Personality, 40, 525-543. Mills, J. (1993). The appeal of tragedy. An attitude interpretation. Basic and Applied Social Psychology, 14, 255-271. Moller, N. P., Fouladi, R. T., McCarthy, C. J., & Hatch, K. D. (2003). Relationship of attachment and social support to college students’ adjustment following a relationship breakup. Journal of Counseling and Development, 81, 354-369. Monroe, S. M., Rohde, P., Seeley, J. R., & Lewinsohn, P. M. (1999). Life events and depression in adolescence: Relationship loss as a prospective risk factor for onset of major depressive disorder. Journal of Abnormal Psychology, 108(4), 606-614. Najib, A., Lorberbaum, J. P., Kose, S., Bohning, D. E., & George, M. S. (2004). Regional brain activity in women grieving in romantic relationship breakup. American Journal of Psychiatry, 161, 2245-2256. Neal, S., & Krutnik, F. (1990). Popular Film and Television Comedy. London, England: Routledge. Oatley, K. (2002). Emotions and the story worlds of fiction. In M. C. Green, J. J. Strange, & T. C. Brock (Eds.), Narrative impact: Social and cognitive foundations (pp. 39-69). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Oliver, M. B., Sargent, S. L., & Weaver, J. B. III (1998) The impact of sex and gender role self-perception on affective reactions to different types of film. Sex Roles, 38, 45-62.
28
Oliver, M. B., Weaver, J. B. III, & Sargent, S. L. (2000). An examination of factors related to sex differences in enjoyment of sad films. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 44(2), 282-300. Philippot, P. (1993). Inducing and assessing differentiated emotion-feeling states in the laboratory. Cognition & Emotion, 7(2), 171-193. Schwarz, N., & Clore, G.L. (1983). Mood, misattribution, and judgments of well-being: Informative and directive functions of affective states. Journal of Personality and Social Psychology, 45(3), 513-523. Simpson, J. A. (1987). The dissolution of romantic relationships: Factors involved in relationship stability and emotional distress. Journal of Personality and Social Psychology, 53(4), 683—692. Soons, J. P. M., & Liefbroer, A. C. (2008). Together is better? Effects of relationship status and resources on young adults’ well-being. Journal of Social and Personal Relationships, 25(4), 513-523. Stotland, E., Kenneth, E., Mathews, J., Sherman, S. E., Hansson, R. O., & Richardson, B. (1978). Empathy, fantasy, and helping. Sage Library of Social Research, 65, 27-46. Strange, J. J., & Leung, C. C. (1999). How anecdotal accounts in news and in fiction can influence judgments of a social problem’s urgency, causes and cures. Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 436-449. Stroebe, M., & Schut, H. (1999). The dual process model of coping with bereavement: Rationale and description. Death Studies, 23, 197-224. Tennov, D. (1979). Love and Limerance: The Experience of Being in Love. New York, NY: Stein and Day Publishers. Tesser, A., Millar, K. & Wu, C. H. (1988). On the perceived functions of movies. The Journal of Psychology: Interdisciplinary and Applied, 122(5), 441-449. Till, B., Niederkrotenhaler,T.. Herberth, A., Voracek, M., Sonneck, G., & Vittouch, P. (2011). Coping and film reception: A study on the impact film dramas and the mediating effects of emotional modes of film reception and coping strategies. Journal of Media Psychology, 23(3), 149-160. Turner, V. W. (1974). Dramas, fields, and metaphors: Symbolic action in human society. Ithaca, NY: Cornell Paperbacks. Usten, T. B., & Sartorius, N. (1995). Mental Illness in General Health Care: An International Study. New York, NY: John Wiley on behalf of the World Health Organization.
29
Virani, S. S., Khan, A. N., Mendoza, C. E., Ferreira, A. C., & De Marchena, E. (2007). Takotsubo cardiomyopathy, or broken-heart syndrome. Texas Heart Institute Journal, 34(1), 76. Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 54(6), 1063. Zillmann, D. (1988). Mood management: Using entertainment to full advantage. In L. Donohew, H. E. Sypher, & E. T. Higgins (Ed.), Communication, Social Cognition and Affect (pp. 147-171). Hillsdale, NJ: Lawrence Arlbaum Associates. Zillmann, D. (2012). Mood management in the context of selective exposure theory. In Roloff, M. E. (Ed.), Communication Yearbook 23 (pp. 103-124). New York, NY: Routledge.
30
Bijlage A – Het meten van stemming
PANAS (Positive and Negative Affect Scale) Op dit moment voel ik me (op een 5-punts schaal met 1 = helemaal niet mee eens en 5 = helemaal mee eens) 1. Geïnteresseerd 2. Gestrest 3. Opgewonden 4. Van slag 5. Sterk 6. Schuldig 7. Bang 8. Vijandig 9. Enthousiast 10. Trots 11. Geïrriteerd 12. Alert 13. Beschaamd 14. Geïnspireerd 15. Nerveus 16. Vastberaden 17. Attent 18. Gejaagd 19. Actief 20. Bang
31
BMIS (Brief Mood Introspection Scale) Op dit moment voel ik me (op een 5-punts schaal met 1 = helemaal niet mee eens en 5 = helemaal mee eens) 1. Blij 2. Liefdevol 3. Somber 4. Verdrietig
32
Bijlage B – Het meten van liefdesverdriet
ART (Acceptance of Relation Termination Scale) Waardering op een 6-puntsschaal met 1 = helemaal niet mee eens en 6 = helemaal mee eens 1. Ik merk dat ik vaak aan mijn ex denk. 2. Soms kan ik niet geloven dat we het hebben uitgemaakt. 3. Ik merk dat ik me afvraag wat mijn ex aan het doen is. 4. Ik ben akkoord gegaan met de break-up omdat mijn ex uit elkaar wilde. 5. Ik ben boos op mijn ex. 6. Ik voel me niet schuldig over de break-up. 7. Ik voel me gedumpt. 8. Misschien, alles overwegend, hadden we het langer moeten proberen. 9. Ik heb het gevoel dat de break-up een vreselijke fout is. 10. Ik heb het gevoel dat ik nooit over deze break-up/relatie heen kom. 11. Een break-up is één van de ergste dingen die iemand kan overkomen. BDS (Break-up Distress Scale) Waardering op een 6-puntsschaal met 1 = helemaal niet mee eens en 6 = helemaal mee eens. 1. Ik voel me gestrest over wat er gebeurd is. 2. Ik ervaar veel pijn door de break-up. 3. Ik voel me verbitterd door de break-up. 4. Ik ben jaloers op anderen die geen break-up hebben ervaren. 5. Sinds de break-up heb ik het gevoel dat ik niet meer in staat ben om te geven om andere mensen.
33
Bijlage C – Het meten van inlevingsvermogen
Empathy Scale Waardering op een 5-puntsschaal met 1 = helemaal niet mee eens en 5 = helemaal mee eens 1. Met enige regelmaat dagdroom en fantaseer ik over dingen die mij misschien kunnen overkomen. 2. Ik raak heel erg betrokken bij de gevoelens van karakters in een boek. 3. Ik ben meestal erg objectief wanneer ik een film kijk. 4. Extreem betrokken raken in een goed boek of film is zeldzaam voor mij. 5. Na het zien van een film, heb ik het gevoel gehad alsof ik één van de spelers was. 6. Wanneer ik een film kijk, kan ik me makkelijk verplaatsen in de plaats van de hoofdrolspeler. 7. Wanneer ik een interessant boek of verhaal lees, stel ik me voor hoe ik me zou voelen als de gebeurtenissen in het boek mij zouden overkomen. 8. Ik ga niet vaak helemaal in een film op.
34