Notitie Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning (versie 18 juli 2014)
Deelnemende organisaties Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 2
Colofon 18 juli 2014 Deze publicatie is het product van alle deelnemers aan de Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl van de Toekomstagenda Informele zorg en ondersteuning.. De Toekomstagenda Informele zorg en ondersteuning kwam tot stand in opdracht van de Directie Maatschappelijke Ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met betrokkenheid van de directie Langdurige Zorg van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De totstandkoming van de Toekomstagenda is gefaciliteerd door het Expertisecentrum Mantelzorg, landelijk kenniscentrum voor mantelzorg en mantelzorgondersteuning, een samenwerkingsverband van Movisie en Vilans. De notitie is samengesteld door • • • • • • • •
André Hudepohl, adviseur directie, Humanitas Christine Linzel, hoofd vrijwilligersondersteuning, Zonnebloem Piet van Steenselen, manager verenigingszaken, NPV Zorg Marja Jager-Vreugdenhil, voorzitter, stichting Present Veenendaal Marc van Gerdingen, beleidsadviseur, MOgroep Els Berman, directeur, NOV Marije van Velzen, senior adviseur, en Monique Timmermans, vrijwilligersmanager, Nederlandse Rode Kruis Alex van Scherpenzeel, coördinator afdeling belangenbehartiging, ANBO
Tiemen Zeldenrust, directeur van stichting Present Nederland, verzorgde het voorzitterschap van deze werkgroep. Namens het ministerie van VWS schoof Amra Dzelilovic aan als toehoorder en het Expertisecentrum Mantelzorg trad op als secretaris en inhoudelijk ondersteuner in de personen van Jolanda Elferink en Kitty van den Hoek.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 3
Inhoudsopgave Deelnemende organisaties Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl
2
Colofon
3
Inhoudsopgave
4
1
Op weg naar een Toekomstagenda Informele Zorg en Ondersteuning
5
2
Kader en doel werkgroep Vrijwilligers Nieuwe Stijl
6
3
Samenvattend perspectief: gemeente ‘Fort en Veld’, landschap van vrijwillige inzet
7
4
Kenmerken en trends 4.1 Vrijwilligers verbinden zich op diverse manieren 4.2 Er is een breed en spannend spectrum van organisaties en initiatieven ontstaan 4.3 Activiteiten, taken en settings zijn diverser en complexer geworden 4.4 Het wederkerigheidsprincipe wordt belangrijker binnen vrijwillige inzet 4.5 Velen dragen bij aan het matchen van vraag en aanbod
9 9 11 14 16 18
5
Belangrijkste aanbevelingen
20
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 4
1
Op weg naar een Toekomstagenda Informele Zorg en Ondersteuning
Op 20 juli 2013 publiceerde staatssecretaris Van Rijn zijn beleidsbrief Versterken, verlichten en verbinden. Hierin gaf hij zijn visie op mantelzorg en vrijwilligerswerk in zorg en ondersteuning. De drie actielijnen uit deze brief – versterken, verlichten en verbinden – sluiten aan bij de uitgangspunten van eerdere beleidsbrieven over de hervorming van de langdurige zorg. Het doel is onder meer om mensen zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten wonen, zodat de zorgkosten beheersbaar en betaalbaar blijven, terwijl kwetsbare burgers wel de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Dit vereist een andere organisatie van zorg en ondersteuning, waarbij ook het beroep op en de rol van mantelzorgers en vrijwilligers bij de ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving groter wordt. Om dat te realiseren wil de staatssecretaris de informele zorg verder versterken, waar mogelijk verlichten en deze nog beter verbinden met de formele zorg en ondersteuning. In zijn beleidsbrief kondigde de staatssecretaris aan met vertegenwoordigers van branche-, beroepsen belangenorganisaties een Agenda voor de Toekomst op te stellen langs de drie geschetste lijnen. Najaar 2013 hebben vertegenwoordigers van voornoemde partijen tijdens een versnellingskamersessie op basis van urgentie en rendement vier thema’s geselecteerd, waarop ze met elkaar stappen in probleemanalyse en oplossingsrichtingen wilden zetten: • • • •
Goed toerusten (ondersteuning) van mantelzorger en vrijwilliger Samenspel formele en informele zorg en ondersteuning verbeteren Deskundigheidsbevordering van vrijwilligers/professionals/mantelzorgers Vrijwilligers Nieuwe Stijl
Elk van deze vier thema’s werd in een werkgroep nader uitgewerkt in een notitie. Deze vier notities vormden samen de bouwstenen van de Toekomstagenda Informele Zorg en Ondersteuning.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 5
2 Kader en doel Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Het inhoudelijk kader van de Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl betreft vrijwillige inzet, zowel in georganiseerd verband als daarbuiten, in het bijzonder op het vlak van zorg en ondersteuning. De werkgroep heeft een brede scope gehanteerd, waarbij niet het vrijwilligerswerk centraal staat, maar de vrijwillige inzet van de ene mens voor (de) ander(en), zonder deze ander(en) bij voorbaat al te kennen. Die inzet kan gestructureerd zijn, in georganiseerd verband, maar ook incidenteel, spontaan en op persoonlijk initiatief. Vandaar dat in de titel van de werkgroep niet gesproken wordt over vrijwilligerswerk, maar over ‘Vrijwilligers Nieuwe Stijl’. Wie is die persoon die zich in deze tijd vrijwillig inzet voor een ander? In welke formele en informele verbanden doet hij of zij dat, en waarom? En vooral: wat heeft hij of zij nodig om zich in te kunnen zetten? Wat vraagt de ‘vrijwilliger nieuwe stijl’ in het bijzonder van maatschappelijke organisaties en overheden1? Dit zijn de vragen waarover de werkgroep Vrijwilligers Nieuwe Stijl zich gebogen heeft en waarop zij aanbevelingen heeft willen formuleren. Zoals al geschetst in de eerste paragraaf, is de verwachting dat er een toenemend appèl zal worden gedaan op vrijwilligers. Daarom is het belangrijk om mensen zoveel mogelijk uit te nodigen, te ondersteunen en te verleiden tot het doen van georganiseerd én niet-georganiseerd vrijwilligerswerk. Het creëren van goede randvoorwaarden is daarbij essentieel. Vrijwilligerswerk biedt kansen tot zingeving en uitdaging en zelfs het verleggen van grenzen, mits het ook verantwoord, veilig en ‘regelarm’ uit te voeren is. Tezamen bepaalt dat de aantrekkingskracht van het georganiseerde én niet-georganiseerde vrijwilligerswerk. Het gaat daarbij niet alleen om vrijwillige inzet op het terrein van zorg en ondersteuning. Immers, het is een bekend gegeven dat vrijwillige inzet op zich al een positieve invloed heeft op gezondheid, zelfredzaamheid en sociale netwerken. Dit geldt zowel voor de vrijwilligers zelf, als voor participanten of cliënten voor wie deelname aan sport, cultuur, kerk en buurtactiviteiten mogelijk wordt gemaakt dankzij de inzet van deze vrijwilligers. Hoewel in deze notitie de nadruk ligt op vrijwillige inzet rond zorg en ondersteuning, moet het belang van andere domeinen van vrijwillige inzet dan ook zeker niet uit het oog verloren worden. Bovendien kunnen de ervaringen in andere domeinen met een rijke traditie in vrijwillige inzet, helpen om uitdagingen in zorg en ondersteuning te overwinnen. Hoe is deze notitie opgebouwd? Na een inleiding over het kader van de werkgroep Vrijwilligers Nieuwe Stijl, openen we in onderstaande paragraaf 3 met een ideaalbeeld van een gemeentelijke samenleving, waarin de door ons geschetste aanbevelingen zijn gerealiseerd. Hiermee proberen we in één oogopslag helder te maken wat ons voor ogen staat. Vervolgens schetsen we een aantal trends / ontwikkelingen met daarbij behorende aanbevelingen. We maken tot slot een selectie uit deze adviezen op basis van urgentie en impact en eindigen met een top tien van aanbevelingen.
1
Waar in deze notitie gesproken wordt over ‘gemeente(n)’ kan ook ‘Wmo-regio’ gelezen worden.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 6
3
Samenvattend perspectief: gemeente ‘Fort en Veld’, landschap van vrijwillige inzet
Zoals gezegd beginnen we met een beeld van een fictieve gemeentelijke samenleving in de nabije toekomst, waarin het stof van de decentralisaties is neergedaald en de nieuwe Wmo is ingevoerd. Doel is te laten zien wat het wenkend perspectief kan zijn. Deze schets is gebaseerd op de trends en aanbevelingen die verderop uit de doeken worden gedaan. Oog voor diversiteit, rijkdom en burgerinitiatieven De gemeente Fort en Veld herbergt een diversiteit aan vrijwilligers, informele vrijwilligersverbanden, burgerinitiatieven, vrijwilligersorganisaties en daarnaast allerlei mensen die zich buiten georganiseerd verband inzetten voor de samenleving of gewoon voor een familielid, vriend of buur. De gemeente waardeert al deze betrokken inwoners bijzonder, geeft hen de ruimte en laat dat in haar communicatie en media-uitingen nadrukkelijk blijken, alsmede in de voorbeeldfunctie die zij in de persoon van bestuurders en ambtenaren vervult. De gemeente ondersteunt (financieel) in het bijzonder dienstverlenende organisaties die gericht zijn op anderen dan de eigen achterban, en die een bijdrage leveren aan de gemeenschap. Preventie, inclusie en verbindingen Vrijwilligerswerk en maatschappelijke inzet worden over de hele linie gewaardeerd, omdat niet alleen de vrijwillige zorg, maar vrijwillige inzet in brede zin bijdraagt aan sociaal welbevinden, preventie van gezondheidsproblemen en het versterken van participatie. Steun is er met name voor organisaties die door inclusief beleid zowel mensen zonder als met beperkingen weten te winnen om zich in te zetten voor elkaar en voor de samenleving: de student, de werknemer en de VUT’er, maar ook de ‘oudere oudere’, de mens met een handicap en de bijstandsgerechtigde. Ook is er specifiek steun voor netwerken en organisaties op het terrein van vrijwillige zorg, zowel voor ‘gevestigden’ met een vast aanbod, voor als innovatieve ‘start-ups’ die zich meer op de makelaarsfunctie richten, en hulpvragers en helpers aan elkaar koppelen. Wederkerigheid en geleid vrijwilligerswerk Het principe van wederkerigheid is bewust onderdeel gemaakt van allerlei vormen van vrijwilligerswerk en mutual support netwerken – maar evenzo is het principe van onvoorwaardelijke naastenliefde een steunpilaar in het maatschappelijke landschap. Scholen in Fort en Veld hebben de maatschappelijke stage in ere hersteld, en andere organisaties doen in pilots ervaringen op met het werven en begeleiden van mensen die via vrijwillige inzet een opstap maken naar meer participatie. Netwerkvorming, samenwerking en coproductie De gemeente stimuleert lokale netwerkvorming en maakt mogelijk dat organisaties en sociale verbanden elkaar kennen, vertrouwen en waar nodig opzoeken om samen te werken. Er is een gemeenschappelijk gevoeld elan: ‘gezamenlijk creëren wij een samenleving waarin mensen omzien naar elkaar – door vrijwillige inzet en maatschappelijke betrokkenheid.’ Sociale werkers (professionals en vrijwilligers) helpen sociale netwerken te bouwen rond mensen die het zelf even niet redden en betrekken daarin zowel familie, buren, vrienden en kennissen als vrijwilligers vanuit maatschappelijke organisaties.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 7
Organisaties ondersteunen vrijwillige inzet in brede zin, bijvoorbeeld door vrijwilligers bij vertrek te helpen elders weer een goede plek te vinden. Niet de binding aan een organisatie, maar binding aan maatschappelijke inzet staat daarbij centraal. Gemeenschappelijkheid komt ook terug in de totstandkoming van gemeente-breed vrijwilligersbeleid: een coproductie van gemeente, vrijwilligersorganisaties, steunpunten vrijwilligerswerk, informele verbanden en betrokken inwoners.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 8
4 Kenmerken en trends 4.1 Vrijwilligers verbinden zich op diverse manieren In het klassieke vrijwilligerswerk, zoals dat georganiseerd is in verenigingen of vrijwilligersorganisaties, is een jarenlange verbondenheid aan één en dezelfde organisatie niet ongewoon. Een grote groep ouderen is bijvoorbeeld op die wijze actief als vrijwilliger: de ‘zilveren kracht’. Ze zijn van de generatie die hun inzet vanzelfsprekend vindt en loyaal is aan cliënten, organisaties en ‘de goede zaak’. Het aantal vitale ouderen neemt toe en daarmee ontstaat een potentieel van mensen die vrijwilliger zouden kunnen zijn. Maar niet iedereen zal zich op dezelfde, ‘klassieke’ manier willen verbinden aan een organisatie of initiatief. De diversiteit in bindingen neemt toe, en daarom is het belangrijk dat er aandacht is voor de verschillende manieren waarop mensen zich willen verbinden en inzetten. Dat geldt zowel voor ouderen als mensen in andere leeftijdsgroepen. Jarenlange verbondenheid aan één en dezelfde organisatie is tegenwoordig slechts één van de manieren waarop mensen zich committeren. Naast dat mensen zich nog steeds langdurig verbinden in het klassieke vrijwilligerswerk, zijn er ook steeds meer mensen die zich anders aan vrijwilligersorganisaties verbinden of zich vrijwillig inzetten. Sommigen zetten zich in voor een ander gedurende een korte tijd, binnen een afgebakende klus. Voor anderen werkt dit type vrijwillige inzet als kennismaking, waarna zij zich langdurig aan een organisatie of cliënt verbinden als vrijwilliger of - minder formeel - als maatje of goede buur. Weer anderen combineren korte vrijwilligersklussen met een vaste, maandelijkse inzet voor bijvoorbeeld een vereniging of een burgernetwerk. Iemand die graag steeds weer een nieuwe klus oppakt in plaats van routinematig vrijwilligerswerk, kan dat prima onder de vlag van één en dezelfde organisatie doen, waar hij of zij zich bij thuis voelt. Kortom, de diversiteit in (combinaties van) motieven, mogelijkheden en soorten vrijwilligers is enorm. Wensen, kenmerken en voorkeuren van burgers zijn veranderd, legio vormen van tijdsbesteding beconcurreren elkaar en vrijwillige inzet moet aansluiten bij de eigen emoties en beleving. Maar mensen verbinden zich nog altijd op allerlei manieren, in lichte en zwaardere vormen, aan organisaties en initiatieven, en vooral: aan elkaar en aan gezamenlijke doelen. Wat vraagt dit van gemeenten en vrijwilligersverbanden? Gemeenten streven er naar zoveel mogelijk mensen te verleiden om ‘vrijwilliger’ te worden en te blijven. Tegelijkertijd beogen gemeenten bijvoorbeeld ook nabuurschap en onderlinge zorg te stimuleren: vormen van inzet die niet (per se) als (klassiek) vrijwilligerswerk gestalte krijgen. Het doel van vrijwilligerswerkbeleid kan dus soms preciezer worden geformuleerd: hoe verleiden en ondersteunen we zoveel mogelijk mensen om zich voor langere tijd vrijwillig voor anderen in te zetten? Dat kan iemand doen door een vaste vrijwilliger te worden, die een concreet omschreven functie vervult, maar dat kan ook door het uitvoeren van korte klussen en projecten bij steeds verschillende organisaties en verbanden. Vrijwilligerswerkbeleid zou door gemeenten dus breder geformuleerd kunnen worden als actief-burgerschapsbeleid of vrijwillige-inzetbeleid. Dat vraagt ook iets van organisaties en initiatieven van waaruit mensen zich vrijwillig inzetten. Hun vrijwilligersbeleid zou er niet op gericht moeten zijn om zoveel mogelijk geregistreerde vrijwilligers te realiseren, want dat zou de aandacht teveel beperken tot klassiek en formeel vrijwilligerswerk. Het verwezenlijken van de missie en activiteiten van betreffend verband staat voorop – en de vrijwillige inzet daartoe kan allerlei vormen aannemen. Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 9
Vrijwilligers vormen een bont gezelschap van mensen met uiteenlopende motieven en doelen en zij kunnen diverse vormen van ondersteuning gebruiken. Denk hierbij ook aan mensen met beperkingen en bijvoorbeeld ouderen die op hoge leeftijd tegen eigen beperkingen aanlopen, en niet altijd meer voldoen aan de eisen van het vrijwilligerswerk. Hoe kunnen zij zich blijvend inzetten voor de organisatie of het initiatief? Welke ondersteuning is daarbij nodig en haalbaar? Maak mensen bijvoorbeeld mentor van nieuwe vrijwilligers of ‘ere-vrijwilliger’. Hou elk jaar een soort functioneringsgesprek: gaat het nog, vind je het nog leuk? Zijn er andere dan de klassieke vormen van vrijwilligerswerk denkbaar binnen (of buiten) betreffend verband? Zo blijven ook deze vrijwilligers ‘binnenboord’ als het gaat om vrijwillige inzet voor medemensen in de lokale samenleving. Een brede visie op vrijwillige inzet vraagt van organisaties en initiatieven dat zij voorbij hun organisatiebelang kijken als het gaat om het duurzaam versterken van vrijwillige inzet. Als een vrijwilliger binnen de organisatie geen goede plek (meer) kan hebben als vrijwilliger, dan kan deze elders misschien prima weer verder. Het vast blijven houden van vrijwilligers staat niet voorop, wel het verleiden tot vrijwillige inzet in en voor de lokale samenleving. Ondersteuning en stimulans bieden bij de ‘transfer’ naar ander vrijwilligerswerk, hoort daar dan bij: de facto is elke organisatie dan in meer of mindere mate ‘makelaar vrijwillige inzet’. Overkoepelend streven is dat de vrijwillige inzet in een gemeente als geheel stabiel blijft of zelfs groeit. Dat vraagt van organisaties dat zij elkaar daar dan ook niet op willen (of moeten) beconcurreren. Een gemeente kan hier als regisseur van het sociaal domein een waarderende en samenwerkingsbevorderende rol in vervullen. Hier komen we in de volgende paragrafen nog op terug. Een zeker verloop onder vrijwilligers bij een organisatie of initiatief hoeft geen slechte zaak te zijn, wanneer er evenveel instroom is als uitstroom en de kwaliteit van de dienstverlening overeind blijft. Maar er is doorgaans ook sprake van zogenaamde kritieke functies, die cruciaal zijn voor de dienstverlening van betreffende organisatie of verband. Het is een risico om dergelijke functies, bijvoorbeeld die van coördinatoren, geheel door vrijwilligers in te laten vullen, wanneer dat betekent dat de kwaliteit van de geboden diensten onzeker is. Dat is, in de context van (steeds) complexere informele zorg, onwenselijk. Het is daarom van belang om als organisatie of initiatief vast te stellen en te erkennen welke functies kritiek zijn en te bepalen hoe de invulling hiervan gewaarborgd kan blijven. Het betaald maken van dergelijke functies is daartoe een mogelijkheid. Eén parttime betaalde coördinator kan vele uren van inzet door tientallen vrijwilligers mogelijk maken. Belangrijkste aanbevelingen De belangrijkste aanbevelingen van deze paragraaf samengevat: Zet als gemeente in op zowel kortdurende als langdurende vrijwillige inzet, zowel in georganiseerd als in niet-georganiseerd verband. ‘Vrijwilligers Nieuwe Stijl’ veronderstelt ‘Overheid Nieuwe Stijl’, het vraagt om een nieuwe houding en ondersteuning vanuit de overheid, (landelijk en lokaal) bijvoorbeeld door aan te sluiten bij burgerinitiatieven en nieuwe vormen van vrijwillige inzet en dit te faciliteren. Waarborg als gemeente de continuïteit van lokale (kritieke) coördinatiefuncties van het vrijwilligerswerk voor continuïteit en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk. Zorg voor een duidelijke regierol vanuit de gemeente met goed vrijwilligerswerkbeleid dat samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties bevordert. Het is ook aan vrijwilligersorganisaties zelf om op lokaal niveau die samenwerking actief op te zoeken. Treed gezamenlijk op als partner van de gemeente, bundel kracht en deskundigheid en bewaak
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 10
de diversiteit, zodat burgers keuze hebben in activiteiten en organisaties om zich voor in te zetten. Investeer als gemeente in de makelaarsfunctie voor het vrijwilligerswerk en in een goede kennisinfrastructuur.
In de volgende paragrafen keren enkele van deze aanbevelingen opnieuw terug, omdat ze eveneens met andere trends samenhangen. In het slothoofdstuk vatten we de belangrijkste aanbevelingen samen.
4.2 Er is een breed en spannend spectrum van organisaties en initiatieven ontstaan Vrijwilligersverbanden en maatschappelijke organisaties komen in allerlei soorten en maten: het leest als een open deur. Er zijn nog altijd vele duizenden traditionele verenigingen en afdelingen van de ‘klassieke’ landelijke (zorg)vrijwilligersorganisaties actief. Ook zijn er vele duizenden vrijwilligers in touw via professionele aanbieders van zorg en ondersteuning. Maar daarnaast zetten meer vrijwilligers zich in via lichte gemeenschappen, burgercoöperaties of buiten georganiseerde verbanden. Deze de-institutionalisering wordt versterkt door de Wmo. Sinds de invoering hiervan stimuleren gemeenten nieuwe sociale structuren en particuliere initiatieven, bij voorkeur ook op het terrein van zorg en ondersteuning. Als een initiatief goed functioneert, geven burgers daarmee vorm aan actief burgerschap, ondersteunen zij elkaar en stimuleren zij ook weer initiatieven van anderen. Een initiatief kan weer uitgroeien tot een succesvolle vrijwilligersorganisatie of een maatschappelijke instelling, maar het zou ook klein en licht kunnen blijven en een netwerkkarakter kunnen houden. Deze ‘start-ups’ geven in elk geval een belangrijke impuls aan het brede spectrum van vrijwillige inzet en informele zorg. In de praktijk hebben (burger-)initiatieven en andere ‘toetreders tot de markt’ het echter wel moeilijk om een eigen plek te veroveren in het landschap van zorg en ondersteuning. Ze moeten werken aan hun bekendheid, aan de werving van leden/cliënten, vrijwilligers en samenwerkingspartners, aan de interne organisatie, maar ze moeten ook omgaan met allerlei eisen die de wet c.q. overheden stellen aan hun organisatie en dienstverlening. Sommige van deze starters hebben enige steun aan hun landelijke backoffice (als die er is), maar financieringsvormen steunen dergelijke constructies niet altijd: de lokale afdeling-in-aanbouw moet zich vrijwel zelfstandig een plek verwerven in de betreffende gemeente of regio, in een aanbestedingsarena. Er is vaak sprake van concurrentie met klassieke, gevestigde (vrijwilligers)organisaties. In het brede spectrum van organisaties en initiatieven zijn er onderling ook grote verschillen in focus op informele zorg. Sommigen werken doelgericht aan het versterken van onderlinge zorg, anderen meer indirect. Hoewel vrijwillige inzet en maatschappelijke betrokkenheid over de hele linie bijdragen aan participatie, is er uiteraard onderscheid in focus, bereik en resultaten. Gemeenten houden hier nog maar beperkt rekening mee en zijn soms weinig resultaatgericht in hun waarderingsbeleid. Wat vraagt dit van gemeenten en vrijwilligersverbanden? Kennis van betekenisvolle verschillen is belangrijk om goede afwegingen te maken. Een bruikbare typologie hiervoor is die van Handy (1988), gekoppeld aan de primaire doelstelling van een vrijwilligersverband. De typologie onderscheidt drie typen organisaties:
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 11
• Mutual Support Hier gaat het om “er bij horen”, binding met elkaar, de vrijwilligers zijn ‘soortgenoten’, vrienden, delen dezelfde hobby, idealen, doelen. Voorbeelden van dit type organisatie zijn sportclub of scouting en lotgenoten- of zelfhulpgroepen. • Service Delivery Dit zijn organisaties gericht op anderen dan de eigen achterban, en die een bijdrage leveren aan de gemeenschap. Voorbeelden zijn het Rode Kruis, Zonnebloem, Present, en welzijnsorganisaties. • Campaigning Organisaties met een politieke boodschap, die de wereld verdelen in mensen die overtuigd zijn en zij die dat niet zijn. Bijvoorbeeld Amnesty International, Greenpeace en politieke partijen. Vrijwilligersverbanden kunnen kenmerken van alle drie deze typen hebben. Denk bijvoorbeeld aan kerken, die zowel gericht zijn op gemeenschap (mutual support), als op dienstbaarheid (service delivery) en getuigenis (campaigning). Eén doel is doorgaans echter bepalend voor de positionering en ontwikkeling van de organisatie of het verband2. Gemeenten kunnen deze typologie gebruiken om hun vrijwilligersbeleid in te richten. Organisaties en verbanden die primair doelen nastreven rond service delivery, ‘leveren iets op’ en mogen daar dus ook in gesteund en aangemoedigd worden. Ook organisaties die gericht zijn op mutual support kunnen worden beschouwd als organisaties die voor de deelnemers ‘iets opleveren’. Daarnaast kan onderscheid gemaakt worden op basis van de inhoud van de diensten die de organisaties ‘opleveren’, er kan bijvoorbeeld voorrang gegeven worden aan zorg- en welzijns’opbrengsten’ boven andersoortige opbrengsten. Maak als gemeente bewuste keuzes in het type vrijwilligerswerk en organisaties dat ondersteuning krijgt, gebaseerd op een visie op vrijwillige inzet in de gemeente en gekoppeld aan inhoudelijke maatschappelijke prioriteiten. Belangrijk is, dat ‘start-ups’ aangemoedigd worden en eventuele belemmeringen die hierbij in de weg staan, worden weggenomen. Zij dragen bij aan de mogelijkheden van alle burgers om zich vrijwillig in te zetten op de manier die bij hen past, voor de zaken die hen motiveren. Waardeer als gemeente niet alleen de gevestigde vrijwilligersorganisaties, maar creëer innovatieruimte en beloon beginnende initiatieven en vrijwilligersorganisaties. Heb zicht op de ‘toetreders tot de markt’. Gemeenten zouden in alle openheid met de bekende vrijwilligerswerksector, maar ook met representanten van nieuwe burgerinitiatieven, op zoek moeten gaan naar financieringsvormen die dienstbaar zijn aan goede samenwerking binnen de informele zorg. Bijvoorbeeld door een stimulans voor samenwerking op te nemen in de beschikking om te voorkomen dat aanbesteden uitmondt in een concurrentieslag. Goed voorbeeld: de netwerkvorming van vrijwilligerswerkorganisaties in Limburg. Zij hanteren modellen, bouwen prikkels in en belonen samenwerking. Er is geen sprake van aanbesteding waarin kleine organisaties en minder formele burgerinitiatieven en informele netwerken minder kans zouden hebben.
2
Handy 1988 en Meijs 1997 in: M. Jager-Vreugdenhil 2012 (p. 194), Nederland participatieland? De ambitie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken, Amsterdam: Vossiuspers UvA
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 12
Landelijke informele zorgorganisaties met lokale afdelingen kunnen met hun expertise en ervaringen een belangrijke rol spelen bij het lokaal stimuleren van vrijwilligerswerk, het stimuleren van nieuwe initiatieven en het vormen van netwerken rondom mensen. Financiële ondersteuning van deze landelijke organisaties is daarom belangrijk, bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijk ‘transitiebudget’ voor twee jaar ter voorbereiding op de rol- en positieveranderingen die de decentralisaties voor deze organisaties met zich meebrengen (zie motie Dik-Faber/van der Staaij) en een permanent budget ten behoeve van de toerusting, kwaliteitszorg en innovatie van vrijwilligers van landelijke vrijwilligersorganisaties. De hoogte van het bedrag kan gerelateerd worden aan het tot 2012 beschikbare budget voor Deskundigheidsbevordering landelijke vrijwilligersorganisaties. Voor burgerinitiatieven en vrijwilligerswerk zou belemmerende regelgeving vanuit de overheid beperkt moeten worden. Minister Plasterk (BZK) en staatssecretaris van Rijn (VWS) wezen hier eerder op in een Kamerbrief over knellende regels waar burgerinitiatieven en vrijwilligerswerk in de praktijk mee worden geconfronteerd (http://www.movisie.nl/overheidsbeleid/kamerbrief-aanpak-knellende-regelsvrijwilligers-burgerparticipatie). Er is al het nodige over gepubliceerd, onder meer vanuit het ministerie van BZK: gemeenten zouden burgerinitiatieven de ruimte moeten geven door te ‘faciliteren, stimuleren, verleiden en uit te nodigen’ (Uit: P. Hilhorst en J. van der Lans, Sociaal doe-het-zelven, Amsterdam 2013) tot spontane vrijwillige inzet. Dit is juist belangrijk voor maatschappelijke doelen waarvoor (nog) geen formele organisatie of gemeentelijk beleid bestaat, maar waar wel motivatie voor blijkt te zijn in de samenleving. Belangrijkste aanbevelingen Zorg voor een duidelijke regierol vanuit de gemeente met goed vrijwilligerswerkbeleid, dat samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties bevordert. Het is ook aan vrijwilligersorganisaties zelf om op lokaal niveau die samenwerking actief op te zoeken. Treed gezamenlijk op als partner van de gemeente, bundel kracht en deskundigheid en bewaak de diversiteit, zodat burgers keuze hebben in activiteiten en organisaties om zich voor in te zetten; Service delivery organisaties en projecten zijn van het grootste belang voor de gemeenschap en de ondersteuning van kwetsbare mensen. Het is daarom van groot belang dit type organisaties (financieel) te ondersteunen; Streef als gemeente naar diversiteit in financieringsvormen die lokale samenwerking tussen organisaties en burgerinitiatieven bevorderen. Een initiatief met meerdere soorten inkomstenbronnen heeft meer lokaal draagvlak. Daarnaast is het aan organisaties om onderlinge samenwerking aan te gaan; Erken en waardeer als gemeente de betekenis van landelijke organisaties voor ondersteuning van lokale afdelingen bij het lokaal stimuleren van vrijwilligerswerk, nieuwe initiatieven en het vormen van netwerken rondom mensen; ‘Vrijwilligers Nieuwe Stijl’ veronderstelt ‘Overheid Nieuwe Stijl’. Het vraagt om een nieuwe houding en ondersteuning vanuit de overheid, (landelijk en lokaal) bijvoorbeeld door aan te sluiten bij burgerinitiatieven en nieuwe vormen van vrijwillige inzet, en dit te faciliteren.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 13
4.3
Activiteiten, taken en settings zijn diverser en complexer geworden
Met de transitie van AWBZ naar Wmo en de hiermee gepaard gaande bezuinigingen, krijgen cliënten met een grote verscheidenheid aan hulpvragen steeds vaker ondersteuning van vrijwilligers en mensen uit hun netwerk. Ook is er sprake van extramuralisering – steeds meer mensen met een hulpvraag wonen zelfstandig of semi-zelfstandig in plaats van in zorginstellingen. Er is volop reden om aan te nemen dat er een groter beroep op vrijwilligers gedaan zal worden. Er zijn tegenwoordig vrijwilligers actief in de schuldhulpverlening, huizen van bewaring, in de opvoedingsondersteuning en de psychiatrie. Deels heeft dat te maken met beperktere middelen voor professionele inzet. Zo heeft de schuldhulpverlening nog maar budget voor een beperkt aantal gesprekken, terwijl de cliënt na die tijd nog begeleiding nodig kan hebben. Vrijwilligers vervullen daarin dus een brugfunctie. Een andere trend is die van de overstap van grote instelling naar kleinschalig wonen. Kleinschalige woonvormen streven (zo veel mogelijk) de situatie van ‘thuis’ na. Medewerkers, mantelzorgers en vrijwilligers vormen dan een onderdeel van het huishouden en spannen zich samen in om een warme en vertrouwde omgeving te creëren. Dit vraagt om een nieuwe manier van werken voor vrijwilligers en beroepskrachten, waarbij onderlinge samenwerking centraal staat. De mogelijkheden voor mensen om zich op deze nieuwe werkterreinen in te zetten, zijn nog niet altijd goed bekend. Te vaak heeft men nog een traditioneel beeld van vrijwilligerswerk, terwijl de mogelijkheden enorm zijn toegenomen om zowel binnen als buiten organisaties maatschappelijk actief te zijn. De verschuivingen in de verhouding tussen formele en informele zorg roepen ook vragen op over de grenzen van vrijwillige inzet en roept een discussie over verdringing van (voorheen) betaald werk. Welke grenzen zijn er aan de inzet van vrijwilligers in zorg en ondersteuning? Mogen ze alles doen? Zijn er juridische en wettelijke grenzen? En hoe zit het met de complexere taken die ze moeten uitvoeren? Er is veel kennis ontwikkeld over zowel juridische grenzen als grenzen in belastbaarheid van vrijwilligers binnen de intramurale zorg. Maar hoe zit dat met de ambulante hulpverlening? Het uitgangspunt van de werkgroep is dat bij vrijwilligerswerk de veiligheid van zowel de cliënt als vrijwilliger centraal moet staan. Aan de kant van de vrijwilligers gelden bovendien grenzen wat betreft de motivatie van de vrijwilligers. In hoeverre kunnen hen taken opgelegd worden die niet passen bij hun motivatie? Bij (te veel) overschrijding van deze grenzen treedt het risico op dat vrijwilligers afhaken. Vrijwilligers zijn ook niet altijd bekwaam genoeg om complexere handelingen te verrichten of bijvoorbeeld de juiste gesprekstechnieken te hanteren. Hoe zwaarder de problematiek van cliënten, hoe meer behoefte er zal zijn aan scholing of ondersteuning. En het budget van de organisatie voor scholing en ondersteuning is tot nu toe vaak niet toereikend. Bovendien kan een te professionele benadering van het werk vrijwilligers afschrikken: ze willen bijvoorbeeld niet te ingewikkelde dingen doen in hun vrije tijd of zich te veel vastleggen. Soms zal het ook gaan om handelingen die een vrijwilliger wettelijk of vanuit de organisatie niet mag verrichten als hij daarvoor niet is opgeleid. Natuurlijk zijn er vrijwilligers die bereid zijn zich bij te scholen als dat bijdraagt aan een goede uitvoering van hun werk. Bijscholing kan zelfs hun eigen plezier en motivatie vergroten. De technologie schrijdt eveneens voort, wat leidt tot een verdere diversificatie van vrijwillige inzet. Online vrijwilligerswerk biedt kansen voor ‘zilveren kracht’. Hoewel koudwatervrees een drempel kan
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 14
opwerpen, zijn veel ouderen uitstekend in staat zich een weg te vinden op de digitale snelweg. Binnen online zelfhulpgroepen ‘ontzorgen’ leden elkaar. Online zorgruilsystemen en buurthulpplatforms zijn in opkomst, met wisselend succes. Via sites als Seniorweb leren mensen beter voor zichzelf te zorgen, maar nemen er ook het initiatief om iets voor een ander te betekenen. Kortom, de ontwikkelingen op het wereldwijde web voegen een nieuwe dimensie en nieuwe mogelijkheden toe aan vrijwillige inzet en informele zorg. Wat vraagt dit van gemeenten en vrijwilligersverbanden? Complexere taken en werkterreinen vragen wel om onderscheid naar kritieke en niet-kritieke functies, waarover al eerder gesproken is. Welke functies zijn zo cruciaal voor de dienstverlening aan kwetsbare cliënten, dat deze niet vrijwillig ingevuld kunnen worden? Waarborg als gemeente de continuïteit van lokale (kritieke) coördinatiefuncties van het vrijwilligerswerk, voor continuïteit en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk. Het is belangrijk in gesprek te blijven met vrijwilligers over hun inzet en hun perceptie van grenzen daarin. Bied als gemeente en ook als organisatie steun aan training en begeleiding van vrijwilligers op nieuwe werkterreinen, maar heb oog voor grenzen aan wat een vrijwilliger mag, wil en kan. Investeer als gemeente(n) in regionale samenwerking om zo deskundigheidsbevordering van vrijwilligers betaalbaar te maken/houden. Hoe kunnen beroepskrachten en vrijwilligers de taken en verantwoordelijkheden goed afstemmen? Het gaat om een evenwichtig samenspel en een goede wisselwerking. Respect en waardering voor elkaar is daarbij belangrijk. Dat betekent goed naar elkaar luisteren, elkaar informeren en met elkaar in gesprek gaan over de inhoud van zorg en ondersteuning, als gelijkwaardige partners. Samenwerking op lokaal niveau van vrijwilligersorganisaties onderling, en tussen vrijwilligersorganisaties enerzijds en beroepsmatige zorg en hulpverlening anderzijds, is van het grootste belang om samenspel tussen vrijwilligers en professionals te bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld door een voorwaarde voor lokale samenwerking op te nemen in het subsidiebeleid. Gemeenten en organisaties kunnen gezamenlijk de reputatie van het vrijwilligerswerk agenderen. Te vaak heeft men nog een traditioneel beeld van vrijwilligerswerk, terwijl de mogelijkheden enorm zijn toegenomen om zowel binnen als buiten organisaties maatschappelijk actief te zijn. Laat zien wat er mogelijk is! Toon de nieuwe uitdagingen. Neem eventuele drempels weg voor online participatie. Dit kan door het beschikbaar stellen van educatie en hulpmiddelen die ondersteunen bij het wegwijs worden op internet en digitale laaggeletterdheid, of door het duidelijk maken van online mogelijkheden, bijvoorbeeld bij het Wmoloket. Belangrijkste aanbevelingen Waarborg als gemeente de continuïteit van lokale (kritieke) coördinatiefuncties van het vrijwilligerswerk voor continuïteit en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk. Bied als organisatie steun aan training en begeleiding van vrijwilligers op nieuwe werkterreinen en ondersteun dit vanuit gemeenten. Bevorder vanuit organisaties ‘online’ ondersteuning (bijvoorbeeld digitale hulpverlening door vrijwilligers) en ‘online’ vrijwilligerswerk zodat meer mensen (ook die aan huis gebonden zijn) kunnen participeren, door het beschikbaar stellen van educatie en
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 15
hulpmiddelen die ondersteunen bij het wegwijs worden op internet en digitale laaggeletterdheid. Zorg hierbij voor samenhang tussen ‘online’ en ‘offline’ vrijwillige inzet.
4.4
Het wederkerigheidsprincipe wordt belangrijker binnen vrijwillige inzet
Het wederkerigheidsprincipe kent een lange traditie binnen het vrijwilligerswerk, met name binnen de sportsector (Van der Klein et.al. 2013). In de context van zorg en ondersteuning, een wereld die lang door het eenrichtingsverkeer van caritas werd gedomineerd, is het nog niet zo ingeburgerd. Toch neemt wederkerigheid nu aan belang toe, getuige de opkomst van zorgruilsystemen en zorgcoöperaties. Binnen het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo 2015 en de Participatiewet neemt het wederkerigheidsprincipe een prominente rol in. Cliënten zijn niet slechts passieve ontvangers van zorg of hulp, maar kunnen ook zorg en hulp geven en op een eigen, passende wijze iets betekenen voor een ander. Ook uitkeringsgerechtigden worden in toenemende mate gevraagd om door middel van maatschappelijke inzet iets terug te geven aan de samenleving, in ruil voor een uitkering. Voor scholieren geldt dat de maatschappelijke stage een uitnodiging is tot het doen van vrijwilligerswerk. Het biedt een begeleide kennismaking met vormen van actief burgerschap. Steeds meer organisaties krijgen te maken met ‘geleide vrijwilligers’ en ‘gestuurd vrijwilligerswerk’. ‘Geleide’ of ‘gestuurde’ vrijwilligers verrichten (vrijwilligers-)werk vanuit een bepaalde opdracht van een instantie of overheid, vaak met een verplicht karakter. Dit kan op gespannen voet staan met het eigenlijke karakter van vrijwillige inzet. Als een participant niet deelneemt aan het (vrijwilligers-)werk, zijn daar soms consequenties aan verbonden. Het gaat bijvoorbeeld om bijstandsgerechtigden vanuit sociale activering (korting op uitkering) of voorheen scholieren met een maatschappelijke stage (studiepunten). Dit verplichte karakter levert in meerdere opzichten spanningen op voor vrijwilligersorganisaties. Er is bijvoorbeeld onbekendheid met de groepen om wie het gaat en men heeft te weinig zicht op de eigen mogelijkheden om deze groepen goed te begeleiden. Tegelijkertijd kan de (subsidie-)relatie met de gemeente een vrijwilligersorganisatie ‘verplichten’ om geleide vrijwilligers aan te nemen, al is zij daartoe wellicht niet geëquipeerd. Geleid vrijwilligerswerk kán waardevol zijn, mits er sprake is van goede selectie en begeleiding. Mensen worden vaak vrijwilliger omdat ze gevraagd worden. Anders hadden ze zich misschien nooit aangemeld. Wie lange tijd geïsoleerd leeft, wordt niet meer gevraagd. Geleide en gestuurde vormen van vrijwilligerswerk kunnen mensen die al lange tijd langs de kant staan in de samenleving, een opstap bieden naar zinvolle activiteiten, contacten en participatie, en helpen bij de vermindering van eenzaamheid. Andersom is dat ook voor organisaties en cliënten waardevol: deze vrijwilligers brengen een bepaalde ervaringsdeskundigheid met zich mee. Wat vraagt dit van gemeenten en vrijwilligersverbanden? Geleid vrijwilligerswerk wordt vaak voorgesteld als complexe materie. En inderdaad gaat het soms om kwetsbare mensen die lange tijd niet hebben geparticipeerd. Gedegen selectie, training en begeleiding is belangrijk om een goede match te maken tussen deze geleide vrijwilligers en passende vormen van vrijwillige inzet. Samenwerking en overeenstemming tussen uitkeringsinstanties en gemeenten ten aanzien van het geleide vrijwilligerswerk is daarbij onontbeerlijk. Maar de kern is eigenlijk eenvoudig: ook uitkeringsgerechtigden die geleid vrijwilligerswerk doen, doen dat omdat zij zich willen inzetten voor hun medemens of voor maatschappelijke doelen waar ze zelf voor
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 16
gemotiveerd zijn. Vrijwillige inzet heeft betekenis en waarde voor de vrijwilliger, of deze nu een ‘geleide’ vrijwilliger is of niet. Voor alle vrijwilligers geldt dat goede randvoorwaarden, zoals scholing en coaching, van belang zijn. Voor scholieren geldt dat de maatschappelijke stage een uitnodiging is tot het doen van vrijwilligerswerk. Het biedt een begeleide kennismaking met vormen van actief burgerschap. Daarom is het erg jammer dat deze is afgeschaft. Scholen die de maatschappelijke stage in een aangepaste vorm voortzetten, moeten daarbij in ieder geval gefaciliteerd worden. Wederkerigheid kan doorslaan naar een puur bedrijfseconomische benadering van vrijwilligers en dat is schadelijk. Zo zijn er voorbeelden bekend van woningcorporaties die door inzet van vrijwilligers duizenden euro’s willen besparen op huisontruimingen. Maar ook burenhulpdiensten worstelen met vermogende hulpvragers, die niet vanwege idealisme, maar vanwege kostenbesparing ‘een vrijwilliger vragen’ om de tuin te komen doen. Het is belangrijk scherp te houden wat vrijwillige inzet anders maakt dan betaald werk – omdat dit direct samenhangt met de motivatie van vrijwilligers zelf. Wie zich gebruikt voelt, kan maar zo het vrijwilligerswerk de rug toekeren. Ook schadelijk is een veralgemenisering van het wederkerigheidsprincipe: ‘iedereen zou altijd iets terug moeten doen’. Daarmee verwordt onderlinge zorg tot markt, waarin ruil essentieel is. Niet iedereen kan ‘iets terugdoen’ voor de samenleving – hoe graag mensen dat soms ook willen, zodat de door hen ervaren ‘schuldbalans’ weer hersteld wordt. Zeker voor mensen met een psychiatrische of verstandelijke beperking is het belangrijk dat de verwachtingen van hun mogelijkheden realistisch zijn, en dat er oog voor is dat een bepaalde onbalans in wat mensen ‘geven’ en ‘nemen’ soms onvermijdelijk is, en ook niet per se verkeerd. Wederkerigheid is een waardevol principe, maar dat maakt altruïsme nog geen besmet woord3. De landelijke overheid moet voorwaarden creëren om mogelijkheden voor vrijwillige inzet aan te bieden voor geleide en gestuurde vrijwilligers, zoals uitkeringsgerechtigden en mensen met een participatiedoelstelling. Overheid en semioverheid zien erop toe dat mensen met een uitkering vrijwilligerswerk kunnen doen. Het is van belang hierbij zo min mogelijk belemmering in wet- en regelgeving te hebben. Er bestaat nu wel belemmering vanuit het UWV, die een zeer wisselend beleid voert inzake het beperken of stimuleren van het doen van vrijwilligerswerk. Gemeenten zouden pilots moeten ondersteunen waarin vrijwilligersorganisaties ervaring kunnen opdoen met de inzet en begeleiding van geleide vrijwilligers, zoals uitkeringsgerechtigden, maar ook met mensen die vanuit eenzaamheids- en zingevingsvraagstukken vrijwilligerswerk gaan doen. Organisaties zouden meer oog kunnen hebben voor het principe van wederkerigheid. Vraag ook cliënten of ze iets terug kunnen en willen doen voor een ander. Stimuleer cultuurverandering bij (vrijwilligers)organisaties zodat het vragen om een tegenprestatie normaliseert (en uit de sfeer van sancties trekt). Heb tegelijkertijd oog voor mensen die niet in staat zijn om iets terug te doen. Het goed afbakenen van wat wel en niet van mensen (met een beperking) verwacht wordt, helpt hen om teleurstellingen te voorkomen.
3
F. Bredewold (2014) Lof der oppervlakkigheid. Contact tussen mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking en
buurtbewoners. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Van Gennep.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 17
Belangrijkste aanbevelingen Ondersteun vanuit gemeenten pilots vanuit organisaties met ‘geleide’ vrijwilligers, zoals bijstandsgerechtigden of maatschappelijke stagiairs, om de mogelijkheden te vergroten om deze groepen goed te begeleiden. De toegenomen variatie in het aanbod van ‘nieuwe vrijwilligers’ maakt dat gemeenten sterker moeten investeren in de makelaarsfunctie voor het vrijwilligerswerk en een goede kennisinfrastructuur.
4.5 Velen dragen bij aan het matchen van vraag en aanbod Op lokaal niveau signaleren vrijwilligersorganisaties een toenemende vraag naar de inzet van vrijwilligers. De meeste organisaties hebben nog geen tekort aan vrijwilligers, alhoewel het aantal organisaties met een wachtlijst voor cliënten toeneemt. De krapte manifesteert zich vooral bij bestuursfuncties, bij vrijwilligerswerk in het weekend en ’s avonds, en bij de ondersteuning bij complexe zorgvragen. Zo is het moeilijk om voldoende vrijwilligers te vinden die tijdelijk de zorg voor een dementerende kunnen en willen overnemen. Er valt winst te behalen door beter te matchen tussen vraag en aanbod en begeleiden bij complexe taken. De makelaarsfunctie wordt al lang niet meer uitsluitend vervuld door vrijwilligerscentrales en – steunpunten. Ook leggen (bestaande en nieuwe) organisaties zelf op vernieuwende wijze direct contact met grote aantallen potentiële vrijwilligers. De interesses van potentiële vrijwilligers zijn daarbij idealiter het vertrekpunt – niet simpelweg de vacatures die op dat moment open staan. Een andere trend in de makelaarsfunctie is de al eerder genoemde opkomst van online marktplaatsen, waar particulieren met een hulpvraag of – aanbod elkaar kunnen vinden. Voor een deel onttrekt het ‘makelen’ zich dus aan het oog van een gemeente en van vrijwilligerscentrales en -steunpunten. Vrijwilligerscentrales en –steunpunten verzorgen een deel van het makelen, maar ontwikkelen zich ook steeds meer als kenniscentrum en adviseur voor lokale organisaties. Ze organiseren maatschappelijke beursvloeren, brengen organisaties met elkaar in contact, adviseren over werving van vrijwilligers voor zwaardere informele zorg en denken mee met organisaties over hun vrijwilligersbeleid. Ook hiervoor geldt dat dergelijke functies door andere organisaties kunnen worden vormgegeven, zeker wanneer zij succesvol de makelaarsfunctie op zich nemen voor nieuwe typen vrijwillige inzet of specifieke doelgroepen. Wat vraagt dit van gemeenten en vrijwilligersverbanden? Met enige moeite kan een goed overzicht verkregen worden van alle actieve makelaars en vrijwilligersorganisaties; te veel gemeenten missen voor zichzelf dit overzicht. Tegelijkertijd is het wel van vitaal belang dat gemeenten signaleren waar de lokale civil society smeerolie kan gebruiken. Gemeenten moeten blijven investeren in een goede infrastructuur voor vrijwillige inzet, zodat de makelaarsfunctie – dus niet zozeer één centrale makelaar – geborgd blijft. De te vernieuwen ‘basisfuncties’ vrijwilligerswerk en mantelzorg kunnen daar een prima instrument toe zijn. Bied als gemeente steun aan nieuwe makelaars en beloon hen op basis van hun output en prestaties. Landelijke organisaties ondersteunen hun lokale afdelingen bij het vinden en binden van vrijwilligers. Gemeenten financieren echter alleen lokale organisaties, en niet de landelijke facilitering en scholing, terwijl dit wel bij de kanteling past. Dit is een aandachtspunt.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 18
Vrijwilligerscentrales en –steunpunten verzorgen een deel van het makelen, maar ontwikkelen zich ook steeds meer als kenniscentrum en adviseur voor lokale organisaties. Die rol is waardevol en verdient versterking. Stimuleer als gemeente vrijwilligerscentrales en –steunpunten om samenwerking aan te gaan met nieuwe typen makelaars als deskundigen van nieuwe typen vrijwillige inzet. Online platforms zijn geen vervanging van, maar wel een waardevolle aanvulling op de makelaarsfunctie. Ze lijken nieuwe doelgroepen aan te boren. Ondersteun zorgruilsystemen in hun experimenteerfase. Deze platforms moeten wel goed aansluiten op de bestaande structuur van zorgen vrijwilligersorganisaties, zodat ze elkaar wederzijds kunnen verrijken. Voor de meest kwetsbare cliënten is het te risicovol om alleen online te matchen: daarvoor blijft goede, menselijke begeleiding essentieel. Ook is het belangrijk niet alles in te zetten op online marktplaatsen: de menselijke maat, de menselijke makelaar, blijft onmisbaar. Waardeer en contracteer of werk samen met online platforms als een waardevolle aanvulling op de makelaarsfunctie, en ontwikkel als gemeente beleid hoe deze elkaar kunnen ondersteunen. Bepaalde vormen van intensief vrijwilligerswerk zullen altijd moeilijk bemiddelbaar zijn. Dit geldt met name wanneer sprake is van het makelen voor vrijwillige inzet voor mensen met complexe hulpvragen, of in situaties waarin de inzet van meerdere vrijwilligers in één en hetzelfde netwerk van een cliënt onderling goed afgestemd moet worden. Een tijdelijke vrijwilliger kan bijvoorbeeld vaste vrijwilligers ondersteunen, waarmee de complexe taak iets verlicht wordt. Met goede begeleiding is zeker ook vrijwillige inzet mogelijk in complexere zorgsituaties. Wie in een dag tijd samen met een groep vrienden het huis opruimt voor een OGGZ-cliënt, heeft in teamverband een zware klus verricht die veel voldoening oplevert. Wanneer deze vrijwillige dienstverlening mogelijk gemaakt wordt door een essentiële functie als die van bijvoorbeeld coördinator, is het noodzakelijk om deze functie betaald te maken (of te houden!). Ook is hierbij de lokale makelaarsfunctie van groot belang. In de financiering door gemeenten moet daar rekening mee gehouden worden. Belangrijkste aanbevelingen Waarborg als gemeente de continuïteit van lokale (kritieke) coördinatiefuncties van het vrijwilligerswerk voor continuïteit en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk; De toegenomen variatie in het aanbod van ‘nieuwe vrijwilligers’ maakt dat gemeenten sterker moeten investeren in de makelaarsfunctie voor het vrijwilligerswerk en een goede kennisinfrastructuur; Bevorder vanuit organisaties ‘online’ ondersteuning (bijvoorbeeld digitale hulpverlening door vrijwilligers) en ‘online’ vrijwilligerswerk zodat meer mensen (ook die aan huis gebonden zijn) kunnen participeren, door het beschikbaar stellen van educatie en hulpmiddelen die ondersteunen bij het wegwijs worden op internet en digitale laaggeletterdheid. Zorg hierbij voor samenhang tussen ‘online’ en ‘offline’ vrijwillige inzet.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 19
5 Belangrijkste aanbevelingen Hieronder vatten we onze belangrijkste aanbevelingen samen tot een top tien, opgesteld in willekeurige volgorde. De belangrijkste aanbevelingen zijn:
Zet in op zowel kortdurende als langdurende vrijwillige inzet, zowel in georganiseerd als in niet-georganiseerd verband. Houd er rekening mee dat vrijwilligers een bont gezelschap vormen die uiteenlopende motieven en doelen kunnen hebben, en diverse vormen van ondersteuning kunnen gebruiken. Zorg voor een duidelijke regierol vanuit de gemeente met goed vrijwilligerswerkbeleid dat samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties bevordert. Het is ook aan vrijwilligersorganisaties zelf om op lokaal niveau die samenwerking actief op te zoeken. Treed gezamenlijk op als partner van de gemeente, bundel kracht en deskundigheid en bewaak de diversiteit zodat burgers keuze hebben in activiteiten en organisaties om zich voor in te zetten. Waarborg als gemeente de continuïteit van lokale (kritieke) coördinatiefuncties van het vrijwilligerswerk voor continuïteit en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk. Service delivery organisaties en projecten zijn van het grootste belang voor de gemeenschap en de ondersteuning van kwetsbare mensen. Het is daarom van groot belang dit type organisaties (financieel) te ondersteunen. De toegenomen variatie in het aanbod van ‘nieuwe vrijwilligers’ maakt dat gemeenten sterker moeten investeren in de makelaarsfunctie voor het vrijwilligerswerk en een goede kennisinfrastructuur. Streef naar diversiteit in financieringsvormen die lokale samenwerking tussen organisaties en burgerinitiatieven bevorderen. Een initiatief met meerdere soorten inkomstenbronnen heeft meer lokaal draagvlak. ‘Vrijwilligers Nieuwe Stijl’ veronderstelt ‘Overheid Nieuwe Stijl’. Het vraagt om een nieuwe houding en ondersteuning vanuit de overheid, (landelijk en lokaal) bijvoorbeeld door aan te sluiten bij burgerinitiatieven en nieuwe vormen van vrijwillige inzet en dit te faciliteren. Bevorder vanuit organisaties ‘online’ ondersteuning (bijvoorbeeld digitale hulpverlening door vrijwilligers) en ‘online’ vrijwilligerswerk zodat meer mensen (die ook aan huis gebonden zijn) kunnen participeren, door het beschikbaar stellen van educatie en hulpmiddelen die ondersteunen bij het wegwijs worden op internet en digitale laaggeletterdheid. Zorg hierbij voor samenhang tussen ‘online’ en ‘offline’ vrijwillige inzet. Ondersteun vanuit gemeenten pilots vanuit organisaties met ‘geleide’ vrijwilligers, zoals bijstandsgerechtigden of maatschappelijke stagiairs, om de mogelijkheden te vergroten om deze groepen goed te begeleiden. Bied als organisatie steun bij de training en begeleiding van vrijwilligers op nieuwe werkterreinen, en ondersteun dit vanuit gemeenten.
Notitie Werkgroep Vrijwilligers nieuwe stijl Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning 20