Provinciale Staten
Gedeputeerde belast met behandeling:
Onderwerp:
Kok, G.L.C.M. de
Vergadering PS: Nr: Agenda nr: Vergadering GS: Nr:
20-12-2002
/
Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL
Aan de Provinciale Staten van Zeeland
statenstukken
Samenvatting: Naar aanleiding van de ingekomen reactie van het Faunafonds op de concept Verordening Flora- en faunawet Zeeland en de reacties tijdens de behandeling van de nota in de Statencommissie RMW van 29 november jongstleden, stellen wij twee wijzigingen voor. De wijzigingsvoorstellen betreffen: • In de Ontwerpverordening Flora- en faunawet Zeeland wordt de rietgans toegevoegd als soort die opzettelijk verontrust mag worden (vrijstelling voor verstoren), • de nota Faunabeleid wordt voor het eerst geëvalueerd één jaar na de inwerkingtreding (dus begin 2004) en daarna met een interval van een keer per twee jaar. Voor het overige zijn de ontwerpnota en de ontwerpverordening ongewijzigd gebleven. Verder wordt ingegaan op de brief die minister Veerman op 15 oktober aan de provincies heeft gezonden.
Over de verordening Flora- en faunawet Zeeland heeft het Faunafonds advies uitgebracht aan de provincie. Het Faunafonds stemt in met de tekst van de concept verordening. Wel geeft het Faunafonds het provinciaal bestuur in overweging om ook de rietgans aan te wijzen als soort die opzettelijk verontrust mag worden. Dit omdat de rietgans vaak gemengd in groepen kol- en grauwe ganzen voorkomen die op grond van de verordening wel mogen worden verstoord. Om onduidelijkheid in de handhaving te voorkomen geeft het Faunafonds ons in overweging toe te staan dat ook rietganzen mogen worden verstoord. Uit oogpunt van natuurbehoud en dierbescherming bestaan hiertegen geen bezwaren. Wij zijn dan ook voornemens deze suggestie over te nemen. In de bijgevoegde, gewijzigde, concept verordening is deze wijziging doorgevoerd. Tijdens de behandeling van de Nota Faunabeleid Zeeland is door diverse fracties de wens uitgesproken de nota voor de eerste keer te evalueren één jaar na vaststelling. Gelet op de landelijke ontwikkelingen, waarbij door de Tweede Kamer wordt aangedrongen op wijzigingen van de wet, alsmede andere onduidelijkheden die nog in de wet aanwezig zijn, lijkt ons dit een goede suggestie. Wij zullen de nota op dit punt dan ook aanpassen en de eerste evaluatie laten plaatsvinden één jaar na de inwerkingtreding, begin 2004.
Onderwerp:
Nota Faunabeleid Zeeland
Tijdens de behandeling in de Statencommissie RMW is ook gevraagd naar de door minister Veerman bij brief van 15 oktober jl. aangedragen mogelijkheid om de vrijstelling ruimer te gebruiken en daarbij te clausuleren naar teelt en seizoen. Naar aanleiding van de inspraakreacties zijn kauw, wilde eend en zwarte kraai provinciaal vrijgesteld van het verbod ze te doden. Dit omdat de diersoorten gedurende het gehele jaar belangrijke schade aan diverse land- en tuinbouwgewassen veroorzaken. Uitsluitend verstoring van deze dieren levert een onvoldoende schadebeperkend effect op. Uit de diverse adviezen van het Faunafonds is gebleken dat afschot noodzakelijk is voor het op afdoende wijze beperken van de schade. Daar de schade gedurende (nagenoeg) het gehele jaar en in meerdere gewassen optreedt en er geen gevaar bestaat voor een duurzame instandhouding van de soort is gekozen de vrijstelling niet te binden aan seizoen of teelt. Een soortgelijke aanpak voor de grauwe gans (vrijstelling voor doden) is niet mogelijk omdat het hierbij ook gaat om beperking van de populatie in natuurgebieden, wat altijd via een ontheffing geregeld moet worden. Bij evaluatie van de nota Faunabeleid Zeeland, die zoals voorgesteld over één jaar zal plaatsvinden, zal zowel naar het aspect van de diersoorten als ook van de periode van het jaar waarin zij zijn vrijgesteld nog eens expliciet worden gekeken. Tot slot zenden wij u ter informatie het tussen de provincies en Landelijk Overleg Faunabeheereenheden gesloten centraal akkoord en convenant waarmee het IPO zich op hoofdlijnen akkoord heeft verklaard. Er zijn nog afrondende besprekingen over de formulering. Dit betreft geen controversiële zaken voor Zeeland. Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit.
gedeputeerde staten, Drs. W.T. van Gelder, voorzitter,
Mr. Drs. L.J.M. Verdult, griffier.
Ontwerp-besluit De staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van
, nr.
;
besluiten: -
De gewijzigde ontwerpverordening Flora- en faunawet vast te stellen (dat wil zeggen: inclusief verstoren van de rietgans)
-
In de nota Faunabeleid op te nemen dat de evaluatie voor de eerste keer plaatsvindt één jaar na de inwerkingtreding van de verordening
CONCEPT
2 psv0690a
Onderwerp:
Nota Faunabeleid Zeeland
Bijlage 1
(gewijzigde) Ontwerp verordening Flora- en faunawet Provinciale Staten van Zeeland, overwegende dat een aantal beschermde inheemse diersoorten in de provincie Zeeland veelvuldig belangrijke schade aan gewassen aanrichten; dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de soort en het daarom wenselijk is om voor het grondgebied van Zeeland soorten aan te wijzen waarvoor een algemene vrijstelling geldt van bepaalde in de Flora- en Faunawet geregelde verboden handelingen; gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van 12 november 2002 nr. 26; gelet op artikel 65, vierde lid, van de Flora- en Faunawet; gehoord het Faunafonds; besluiten: vast te stellen de navolgende verordening: Verordening Flora- en faunawet Zeeland Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Flora- en Faunawet; b. schadesoorten: beschermde inheemse diersoorten die in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 65, eerste lid van de wet, zijn aangewezen als diersoorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten.
Artikel 2 Als schadesoorten in de provincie Zeeland zijn aangewezen de volgende diersoorten: a) Brandgans; b) Ekster; c) Grauwe gans; d) Haas; e) Holenduif; f) Kauw; g) Knobbelzwaan; h) Kolgans; i) Meerkoet; j) Rietgans; k) Rotgans; l) Smient; m) Spreeuw; n) Wilde eend;
CONCEPT
3 psv0690a
Onderwerp:
Nota Faunabeleid Zeeland
o) Zwarte Kraai.
Artikel 3 1. In afwijking van artikel 10 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om de in artikel 2 genoemde schadesoorten opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden. 2. In afwijking van artikel 9 van de wet is het personen die in het bezit zijn van een geldige jachtakte toegestaan om de in artikel 2 onder f, m, n en o genoemde schadesoorten te doden met behulp van een geweer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, en voor zover zij beschikken over de door de grondgebruiker verleende en vereiste schriftelijke toestemming. 3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in gebieden waar met de grondgebruiker afspraken zijn gemaakt over het handhaven van de rust in het kader van de subsidieregeling natuurbeheer of de subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. Artikel 4 Deze verordening treedt in werking op de 43ste dag na de datum van publicatie in het provinciaal blad. Artikel 5 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Flora- en faunawet Zeeland.
CONCEPT
4 psv0690a
Onderwerp:
Nota Faunabeleid Zeeland
Toelichting op de verordening Flora- en faunawet Zeeland De Flora- en faunawet bevat een aantal instrumenten. Veel wettelijke bevoegdheden zijn bij de provincies gelegd. In de beleidsnota Faunabeleid Zeeland zijn deze bevoegdheden beschreven en is aangegeven hoe de provincie Zeeland deze bevoegdheden zal uitoefenen. De wet geeft in artikel 65, vierde lid, de provincie de bevoegdheid om voor haar grondgebied een nadere uitvoeringsregeling te maken ten aanzien van de aan haar toekomende bevoegdheden. In die uitvoeringsregeling kan een algemene vrijstelling worden gegeven voor een aantal in de wet verboden handelingen, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Heel in het kort betreft het de verboden om de dieren te verontrusten of te doden of om hun verblijfplaatsen of eieren te beschadigen. Van deze bevoegdheid wordt in de hier voorgedragen verordening gebruik gemaakt. In artikel 3 kiest de provincie Zeeland voor een systeem waarbij naast een vrijstelling van het verbod van artikel 10 van de wet, om te verontrusten (verstoren en verjagen), voor vier schadesoorten een vrijstelling wordt gegeven om in afwijking van artikel 9 van de wet genoemde schadesoorten te doden met behulp van een geweer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. De vier bovenbedoelde schadesoorten, te weten, kauw, spreeuw, wilde eend en zwarte kraai veroorzaken in de provincie Zeeland belangrijke schade aan landbouwgewassen: Wild eend: uit de adviezen van het Faunafonds en de ontheffingsaanvragen van de zomer van 2002 is gebleken dat wilde eend aan veel te velde staande landbouwgewassen belangrijke schade aanricht. Het betreft in hoofdzaak graan- en graszaadgewassen, blauw maanzaad, peulvruchten, vollegrondsgroenteteelt, maïs en overige akkerbouwgewassen. Bovendien bestrijkt de periode waarin schade wordt aangericht het gehele groeiseizoen van deze gewassen. Kauw en zwarte kraai: uit de praktijk en de adviezen van het Faunafonds blijkt dat kauw en zwarte kraai aan de meeste akker- en tuinbouwgewassen belangrijke schade aanrichten. Dit gebeurt gedurende het gehele groeiseizoen van deze gewassen. Spreeuw: uit de praktijk en de adviezen van het Faunafonds blijkt dat de spreeuw in fruitteelt belangrijke schade aanricht. Dit gebeurt gedurende een belangrijk deel van het groeiseizoen van deze gewassen. Verstoren is onvoldoende om schade te voorkomen dan wel te beperken. De populaties van kauw, spreeuw, wilde eend en zwarte kraai zijn dermate groot dat, bij doden enkel ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de soort. Voor andere schadesoorten dan kauw, spreeuw, wilde eend en zwarte kraai moet volgens de provincie een zwaarder beoordelingskader gelden, waarin per geval of per deelgebied een onderbouwing van de ‘belangrijke schade’ moet plaatsvinden en per situatie moet worden aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat (zoals het opzettelijk verontrusten). Ontheffingen verdienen dan de voorkeur boven een algemene vrijstelling. Een algemene vrijstelling kan worden gegeven voor maximaal 21 beschermde inheemse diersoorten, waarvan bekend is dat deze in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Deze 21 soorten zijn bepaald in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (zie ook de ontwerpnota faunabeleid Zeeland onder paragraaf 2.3.6). In artikel 2 van de ontwerpverordening zijn uit voornoemde lijst veertien soorten aangewezen die in de provincie Zeeland veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Bij de keuze zijn, conform de opdracht die de wetgever in artikel 65, lid 5 van de wet geeft, als leidende beginselen gehanteerd ‘dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat’ en dat ‘geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort’. De huismus, kleine rietgans, rietgans, ringmus en de roek zijn niet aangewezen. Deze veroorzaken in Zeeland geen
CONCEPT
5 psv0690a
Onderwerp:
Nota Faunabeleid Zeeland
of slechts op beperkte schaal schade. In individuele gevallen zal voor opzettelijke verontrusting van deze soorten een ontheffing aangevraagd moeten worden. Het niet opnemen van de veldmuis en bosmuis hangt bovendien samen met het feit dat de vrijstelling slechts is gegeven voor het verbod om te verontrusten. Verontrusting is bij deze soorten niet effectief. Het mag bijna vanzelf spreken dat de vrijstelling niet van toepassing is in gebieden waar, bijvoorbeeld op basis van Programma Beheer, afspraken zijn gemaakt over het handhaven van de rust. Te denken valt aan ganzen-gedooggebieden. Het verontrusten van vogels op het nest wordt gezien als een handeling die valt onder het verbod van artikel 11 van de wet. Daarvoor geldt dus ingevolge deze verordening geen vrijstelling. In de verordening is geen horizonbepaling opgenomen omdat de regeling niet is te beschouwen als een tijdelijke regeling. Wel bestaat de politieke wens om zich regelmatig op het vrijstellingsbeleid te bezinnen. De aanwijzing van de soorten door het Rijk in het Besluit beheer en schadebestrijding geldt voor twee jaar. Dit kan mogelijk leiden tot het aanpassen van de provinciale verordening.
CONCEPT
6 psv0690a