Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 1 van 23
mei 2010
Inleiding Het pedagogisch beleid van TintelTuin gaat uit van de kinderen. Daarom gaan we in de eerste plaats uit van hun behoefte aan veiligheid en uitdaging, aan nieuwe ervaringen en aan steeds zelfstandiger worden. We werken vanuit de behoeften en mogelijkheden van elk kind. Kinderopvang is groepsopvang en wij benutten de extra mogelijkheden die hieruit voortkomen: samen plezier hebben, samen leren, interessante en spannende activiteiten uitvoeren. De drie belangrijkste leefmilieus voor kinderen in de basisschoolleeftijd zijn: de thuissituatie (eerste milieu), de school (tweede milieu) en de vrije tijd (derde milieu). Daarnaast vormen leeftijdgenoten, de woon-omgeving en de media belangrijke factoren in het leven van deze kinderen. In het eerste deel gaan wij in op veiligheid en welbevinden, eigen keuzes, activiteiten en relatie met ouders1, school en omgeving als basis voor ons pedagogisch beleid. De manier waarop we omgaan met kinderen is zowel gericht op het hier en nu als op de toekomst. We willen de kinderen helpen zich te ontwikkelen tot actieve burgers in een democratische samenleving: zelfbewust en gericht op samenwerking. We werken dit uit in deel 2 van dit pedagogisch beleidsplan. De pedagogisch medewerkers spelen bij dit alles een belangrijke rol. De wijze waarop zij omgaan met de kinderen, hun inzicht en kennis en vaardigheden zijn bepalend voor de kwaliteit van onze kindercentra. Zij worden daarbij geholpen door materiële factoren zoals de binnen- en buitenruimte en het spelmateriaal. Het dagritme en het activiteitenaanbod zijn wezenlijke onderdelen van het aanbod in onze kindercentra. Dit beschrijven we in deel 3. Het pedagogisch beleid BSO voldoet aan de eisen die in de Wet Kinderopvang worden gesteld. Het bevat de specifieke invulling van TintelTuin en is op diverse onderdelen nader uitgewerkt in procedures en werkinstructies. In trainingen en coaching wordt het beleid samen met de pedagogisch medewerkers verankerd in de dagelijkse werkpraktijk.
1
Omwille van de leesbaarheid spreken we over “ouders”, hiermee worden zowel ouders als verzorgers bedoeld.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 2 van 23
mei 2010
Inhoudsopgave Deel 1: In het kort – De basis van ons pedagogisch beleid Emotionele veiligheid en welbevinden ..................................................................................3 Levensecht leren.................................................................................................................3 Eigen keuzes ......................................................................................................................3 Activiteiten .........................................................................................................................3 Samenwerking met ouders ..................................................................................................3 Samenwerking met kernpartners .........................................................................................3 Deel 2: Uitwerking ontwikkelen en leren - werken aan pedagogische doelen en competenties van kinderen Sociale competentie ............................................................................................................8 Persoonlijke competentie.....................................................................................................9 Overdracht van waarden en normen, morele competentie ................................................... 11 Deel 3: Pedagogische inzet - De rol van de pedagogisch medewerker - Binnen- en buitenruimtes en materiaal - Dagritme en groepssamenstelling - Observeren en kinderen met opvallend gedrag/ zorgenkinderen
8
12 12 17 19 20
Deel 4: Aanvullend beleid – Organisatie en pedagogische visie Openingstijden ................................................................................................................. 21 Groepsindeling en personeelsinzet ..................................................................................... 21 De groep voorbij ............................................................................................................... 22 Personeel ......................................................................................................................... 22 In de samenleving ............................................................................................................ 22 Aangrenzend beleid en werkinstructies............................................................................... 23
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
3
21
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 3 van 23
mei 2010
Deel 1: De basis van ons pedagogisch beleid Emotionele veiligheid en welbevinden Elk kind moet zich bij ons veilig en vertrouwd kunnen voelen, lekker in zijn vel zitten en zich gewaardeerd voelen. Een kind dat zich veilig voelt, voelt zich goed en heeft energie om te leren en zich te ontwikkelen. De BSO is een plek om je ‘thuis’ te voelen. Huiselijkheid binnen de BSO kenmerkt zich in de eerste plaats door de pedagogisch medewerker-kind relatie (warm, vertrouwd, voorspelbaar en betrouwbaar). Daarnaast door een sfeer en aanpak waarin je jezelf kunt zijn en je vrije tijd naar eigen idee in kunt vullen. Belangrijk is ook de inrichting van de ruimte: warm, met plekken waar je apart van de anderen met een clubje of alleen (n)iets kunt doen.
Pedagogisch medewerker Loes wandelt met een groepje kinderen van school naar de BSO. Ze zorgt er voor dat ze met alle kinderen even contact heeft. “Zeg Laurent, was je eigen juf er vandaag weer?” “O kijk eens Cissy, je hebt een nieuwe jas hè?” Met het ene kind ontstaat een kort gesprekje, met het andere kind een uitgebreide conversatie. TintelTuin werkt aan de emotionele veiligheid door ervoor te zorgen dat de kinderen zich bij ons gewaardeerd en geliefd voelen. We bieden deze veiligheid door te werken met vaste stamgroepen waar vaste, sensitieve pedagogisch medewerkers werken. Zij gaan met elk kind een persoonlijke relatie aan en ze waarderen vriendschappen. Ze gaan op een positieve, ondersteunende manier met de kinderen om. Vanaf het moment dat de kinderen uit school komen proberen de pedagogisch medewerkers na te gaan hoe het met het kind gaat: heeft het een fijne dag gehad op school of speelde er iets naars? Emoties zoals boosheid en verdriet worden begrepen en geaccepteerd. De kinderen weten dat de pedagogisch medewerker hen kent en waardeert zoals ze zijn. De kinderen kunnen hun verhaal kwijt. Ze worden serieus genomen, hun ideeën en plannen doen er toe. “Wij willen een hut maken”, melden Mark (10 jaar), Peter (9 jaar) en Bulut (10 jaar) bij pedagogisch medewerker Gita. “Dat lijkt me een prima idee”, zegt Gita, “Wat hebben jullie daarvoor nodig?” “Een mooie plek” zegt Bulut. “Hout en spijkers enne touw” bedenkt Mark. Gita: “Nou, gaan jullie dan maar een geschikte plek zoeken. En kijk dan meteen of er genoeg materiaal is. Ik hoor het wel als jullie me nodig hebben”. Kinderen komen naar de BSO meestal na een drukke schooldag. Hun behoeftes zijn erg verschillend; lekker hangen, actief zijn, samen met vriendjes of juist even alleen met een boekje. Die ruimte is er. We werken actief aan de samenhang binnen de groepen zodat de kinderen zich geborgen weten in de groep met de andere kinderen en we zijn alert op het voorkomen en tegengaan van pestgedrag.
Levensecht leren De kinderen bezoeken de BSO in hun vrije tijd, na schooltijd en in de vakanties. Het accent ligt op spelen, plezier hebben, ontspannen en uitrusten, zonder dat er eisen aan hun prestaties worden gesteld. Toch leren de kinderen een heleboel op de BSO. Ze leren keuzes te maken, alleen en samen met anderen. Ze maken kennis met nieuwe activiteiten en leren nieuwe vaardigheden. Op school wordt het leren vaak opgesplitst in vakken. Op de BSO kunnen kinderen ervaringen en kennis op doen in logisch samenhangende situaties. Doordat de kinderen in een veilige setting actief bezig zijn met interessante activiteiten, doen ze belangrijke leerervaringen op.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 4 van 23
mei 2010
De BSO is bedoeld voor kinderen van 4 tot 13 jaar. De prepuber van 10 jaar is echter qua competenties, behoeften en interesse niet meer te vergelijken met de kleuter van 4. We houden daar rekening mee in ons aanbod. Zo is voor de oudere kinderen computeren een logisch onderdeel van hun vrije tijd. Ze krijgen ook op de BSO deze gelegenheid, waarbij we proberen de kinderen net op een ander spoor te zetten dan wat ze gewend zijn en ze bijvoorbeeld te vragen recepten voor tuinkers te zoeken of een poster voor de groep te maken.
“Ik kan mijn naam schrijven”, vertelt de 5-jarige Alonzo trots. “Zo, dat wil ik wel eens zien” zegt pedagogisch medewerker Annette en ze geeft Alonzo haar bloknoot en pen. Aan de andere kant van de tafel zitten twee grote meiden een kookboek te bestuderen om uit de kiezen wat ze morgen willen gaan koken. TintelTuin biedt de kinderen ervaringen die aansluiten bij hun mogelijkheden en hun behoeften. Ze kunnen nieuwe dingen ervaren en leren en hun grenzen verkennen.
Eigen keuzes/ kinderparticipatie We vinden het belangrijk dat elk kind op zijn eigen niveau actief kan meedenken, invloed kan hebben op de opvang en kan meebepalen wat er gebeurd. Kinderparticipatie op de BSO vinden we eigenlijk heel vanzelfsprekend: het gaat om de vrije tijd van de kinderen. Bij kinderparticipatie gaat het niet om eenrichtingsverkeer, maar om een wisselwerking tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. De kinderen geven aan (soms door een enkel non-verbaal signaal, soms door een discussie) hoe zij denken over wat er gebeurd op de BSO, wij spelen hierop in. Bij alle activiteiten hebben de kinderen een eigen inbreng. Deze is afgestemd op de soort activiteit en op de mogelijkheden van de kinderen. De pedagogisch medewerkers scheppen het kader (bijvoorbeeld: een muurkrant maken), de kinderen geven invulling (wat moet er in, wat heb je daarvoor nodig, wie doet wat) en de pedagogisch medewerker ondersteunt waar nodig. Om kinderen invloed te laten hebben op de inhoud van het activiteitenaanbod informeren we ze over de mogelijkheden per dag en periode. Dit geeft ze de mogelijkheid om zelf te kiezen wat ze gaan doen. Kinderen hebben ook een stem in het bepalen van het programma, bijvoorbeeld door middel van een groepsgesprek voorafgaand aan een naderende vakantie. Op de locatie hangt een bord waarop duidelijk wordt welke activiteiten er die dag/week worden aangeboden. Dat gebeurt met pictogrammen, foto's (bijvoorbeeld van de pedagogisch medewerker die het aanbiedt) en in geschreven taal. De pedagogisch medewerkers vragen nadrukkelijk bij de kinderen na wat ze vonden van een bepaalde activiteit, of roepen kinderen bij elkaar als ze merken dat een bepaalde regel voor die kinderen niet meer werkt. Zo ontstaat een wisselwerking. Regelmatig evalueren ze de activiteiten met de kinderen, bijvoorbeeld na afloop van een vakantie.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 5 van 23
mei 2010
“Ik vond het vet om die schutting te verven”, zegt Milan (8 jaar) tijdens het theedrinken. “Dat is leuk om te horen”, zegt pedagogisch medewerker Louis. “En jij, Miranda, was je ook tevreden?” Miranda aarzelt even en zegt dan: “Ik wou het heel mooi doen maar toen ik de blauwe verf nodig had, was ie op”. Louis checkt of hij het goed heeft begrepen: “Je vond het wel leuk, maar er was voor jou niet genoeg verf in de goede kleuren. Daar moeten we dan volgende keer rekening mee houden.” Ook worden er soms kindervergaderingen georganiseerd, waar de kinderen hun wensen en verlangens voor de komende periode kunnen aangeven of wordt een ideeënbus geïntroduceerd. Door al dit soort acties helpen de pedagogisch medewerkers de kinderen hun zelfvertrouwen te vergroten en stimuleren zij ze tot zelfstandig nadenken. De kinderen worden uitgedaagd om met elkaar en de groepsleiding te onderhandelen en van gedachten te wisselen. Daarbij verhoogt het meedenken en meebepalen de betrokkenheid van de kinderen bij de BSO en daarmee hun motivatie om te komen en deel te nemen aan activiteiten.
Activiteiten Kinderen in de basisschoolleeftijd hunkeren naar de ontwikkeling van vaardigheden op uiteenlopend gebied. Ze ontwikkelen zich graag en razendsnel. Daarom bieden onze BSO’s een grote variëteit aan activiteiten die aan deze ‘honger’ tegemoet komt, waarbij we rekening houden met verschillen in belangstelling en ontwikkelingsniveau.
Vandaag start op de BSO het project ‘Dieren in de winter’ . Een groepje oudere kinderen gaat een voederhuisje timmeren. Ze zijn nu bezig om aan de hand van een bouwtekeningen de stukken hout af te meten. Op de bank zitten kleuters ademloos te luisteren naar het verhaal van pedagogisch medewerker Marissa over eekhoorns die overal nootjes verstoppen om in de winter iets te eten te hebben. Even later staat een groep kinderen met Marissa buiten te stampen: een goede manier om warm te blijven als je geen vacht hebt! In het activiteitenaanbod onderscheiden we structurele activiteiten (dit zijn dingen die elke dag gedaan kunnen worden zoals spelen in de bouwhoek, je behendigheid testen met een nieuw spel op de wii) naast langerlopende thema’s en eenmalig aanbod (workshop, uitje). De georganiseerde activiteiten bestrijken grofweg drie gebieden: 1. Maatschappelijke participatie Hierbij zijn de kinderen bezig met een zinvol, levensecht project. Ze leren daarbij welke rollen er in de samenleving voorkomen en hoe je die goed kunt hanteren. Voorbeelden: een kinderkrant maken, een buurtproject met interviews met oudere buurtgenoten, het opknappen van de speelplaats. 2. Oriëntatie en ontmoeting Kinderen vergroten hun leefwereld door kennis te maken met activiteiten, mensen, beroepen, enz. Voorbeelden: beroepenproject met bezoeken van en aan verplegers, politie, winkeliers; project waarbij kinderen kennismaken met verschillende sporten of dieren.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 6 van 23
mei 2010
3. Specifieke competenties Kinderen versterken hun sociale competenties of raken vertrouwd met technieken en uitvoeringsmogelijkheden. Voorbeelden: leren koken, schilderen, circusacts, maar ook leren samen beslissingen te nemen. Binnen de activiteiten besteden we evenwichtig aandacht aan Sport en spel, Media en maatschappij, Natuur en milieu, Techniek, Kunst en cultuur en Buurt en wijk. Het gaat hierbij steeds om een gevarieerd, uitdagend activiteitenaanbod, waarbij deelname in principe vrij is. Maar als een kind eenmaal heeft gekozen voor een activiteit, dan stimuleren wij haar of hem om dit ook af te maken. Dat hoort bij het leren kiezen. Speciale aandacht in ons activiteitenaanbod is er voor sport en bewegen. Door sportactiviteiten een structurele en uitgesproken plek te geven in ons beleid sluiten we aan bij het belang van een goede fysieke gezondheid naast de mogelijkheden die sportactiviteiten bieden op het gebied van sociaal-leren. We streven naar intensivering van het sport- en bewegingsaanbod op de BSO door het inzetten van een samenhangend pakket aan maatregelen, zoals sportbussen, sport-BSO’s, uiteenlopende toernooien, projecten, cursussen en samenwerkingsverbanden met diverse sportverenigingen en het onderwijs, uitbreiding van outdoor activiteiten en aanpassingen in de buitenruimtes.
Samenwerking met ouders De aandacht, zorg en interesse voor de kinderen is wat ouders en TintelTuin bindt. De ouders zijn de opvoeders van de kinderen die de BSO bezoeken, zij zijn de eerstverantwoordelijken voor hun eigen kind. Op de BSO worden de kinderen begeleid volgens de in de organisatie afgesproken pedagogische visie: wij leveren een bijdrage aan de opvoeding van het kind. Zo worden met ouders en kinderen zelfstandigheidscontracten afgesloten, waarin wordt afgesproken wat het kind zonder toezicht mag doen. In het strategisch beleid formuleert TintelTuin een balans te zoeken in de belangen van ouders en kind. Onze ervaring is dat deze belangen in de meeste gevallen gelijk oplopen: Ouders willen pedagogisch verantwoorde kinderopvang, net als wij. Vanuit de verantwoordelijkheid van ouders voor hun kind, worden zij betrokken bij de opvoeding op de BSO. We streven naar een optimale informatie-uitwisseling tussen BSO en ouders. Waar sprake is van onduidelijkheid over onze pedagogische aanpak willen we onze keuzes zorgvuldig toelichten. In geval van het uiteenlopen van belangen tussen ouders en kind, streven wij naar constructieve communicatie die leidt tot oplossingen-op-maat. Daarbij streven we naar win-win situaties: we willen in overleg met ouders komen tot een aanpak die zowel tegemoetkomt aan hun wensen en overtuigingen als aan het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind. Waar díe geschaad dreigen te worden, kiezen wij voor de belangen van het kind.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 7 van 23
mei 2010
Wij houden het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen zorgvuldig in de gaten. Een schriftelijk verslag hiervan wordt met de ouders besproken.
Samenwerking met kernpartners Onder onze kernpartners verstaan wij de scholen (al dan niet in bredeschoolverband), welzijns-, jeugdzorg- en jeugdgezondheidszorgorganisaties. Met de scholen is, naast overleg over de organisatie, ook overleg over inhoudelijke aspecten en afstemming van activiteiten. Dit kan concreet bijvoorbeeld resulteren in het uitvoeren van een gezamenlijk anti-pest-project of naschoolse activiteiten. Bij deelname aan brede scholen wordt overlegd over pedagogische visie en over de uitwerking daarvan in de verschillende werksoorten. Steeds meer zoeken we samenwerking met partners in de buurt van de BSO om het activiteitenaanbod aan de kinderen te verrijken.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 8 van 23
mei 2010
Deel 2: Ontwikkelen en leren - werken aan pedagogische doelen en competenties van kinderen Pedagogische doelen en competenties In het pedagogisch beleid sluit TintelTuin aan op de indeling zoals die wordt gehanteerd in de Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang , behorend bij de Wet Kinderopvang. We willen de kinderen bieden: Emotionele veiligheid (beschreven in deel 1) Ontwikkeling van sociale competentie Ontwikkeling van persoonlijke competentie Socialisatie: actief deelnemen aan de samenleving, waarden en normen
Sociale competentie Wij besteden veel aandacht aan de sociale competentie. In de eerste plaats door ervoor te zorgen dat de kinderen zich veilig voelen in de groep en zich deel voelen van de groep. Samen spelen en samenleven, vinden we erg belangrijk bij TintelTuin. Daarom bespreken we deze competentie als eerste. Ieder kind is een sociaal wezen. Kinderen in de schoolleeftijd zijn actief bezig met het bepalen van hun positie ten opzichte van anderen. Dat gebeurt terwijl ze samen dingen doen, plannen maken, samen spelen en delen. Er worden vriendschappen opgebouwd en verbroken. De BSO kan daarbij een verlengde zijn van de school, als kinderen met hun klasgenoten in de groep zitten. Om in te spelen op bestaande vriendschappen mogen vriendjes en vriendinnetjes die niet op de BSO staan ingeschreven af en toe mee komen naar de BSO. Voor kinderen die elkaar niet van school kennen, biedt de BSO nieuwe mogelijkheden voor het verkennen van sociale relaties. De pedagogisch medewerkers versterken de samenhang in de groep door samen met de kinderen een vertrouwde sfeer te maken. Ze stimuleren de kinderen om samen te werken en respect te hebben voor elkaar, ook als ze ver van elkaar af staan. Een groepje buitenspelende jongetjes wordt uitgelegd dat ze niet bij het raam moeten klimmen waar de meidenkamer achter is. Al vinden ze het misschien stom gedoe, ze moeten leren de behoefte aan privacy van anderen te respecteren. Pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen om elkaar te helpen en samen plannen te bedenken en uit te voeren, dit komt naar voren in alle activiteitengebieden. Omdat de BSO veel ruimte biedt voor ongestructureerde activiteiten, is er veel ruimte voor een natuurlijk proces van interactie tussen de kinderen. De pedagogisch medewerkers houden daarbij wel goed in de gaten of ze ondersteuning nodig hebben bij bijvoorbeeld het oplossen van conflicten of dat er ingegrepen moet worden zoals bij pestgedrag. We zijn ons er van bewust dat de kinderen op school al de hele dag in een groep doorbrengen. De medewerkers geven de kinderen alle ruimte om na schooltijd een tijdje alleen te zijn, of samen met een paar kinderen, als ze daar behoefte aan hebben. Daarom wordt er bijvoorbeeld ook niet met de hele groep tegelijk aan één tafel gegeten.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 9 van 23
mei 2010
Het is Achmed, pedagogisch medewerker, opgevallen dat Audrey de laatste tijd niet veel anders meer doet dan stripboeken lezen, languit in de lounge-hoek. Was ze eerder een sfeerbepalende vrolijke 9-jarige, die vol ideeën zat, nu lijkt ze liever alleen te zijn met haar lectuur. Achmed besluit eens poolshoogte te gaan nemen en vraagt haar: “Hee Audrey, lig je lekker?”. “Hmhm”, bromt ze vanachter haar boek. “Hmhm?”, vraagt Achmed. “Is dat ja of nee?” “Ik weet niet”, zegt Audrey. “Ik ben zo moe”. “Waarvan ben je dan zo moe?”, vraagt Achmed, en dan volgt hortend en stotend het verhaal van een meisje voor wie de overgang naar groep 6 toch wel erg zwaar blijkt. Achmed en Audrey spreken af dat straks als mama komt, even met haar te bespreken.
Persoonlijke competentie Kinderen worden in de periode op de BSO steeds zelfstandiger en leren hun eigen vaardigheden steeds verder uit te breiden. Het doel is daarbij dat kinderen zichzelf kunnen redden in datgene wat ze aankunnen en in toenemende mate zelfstandig functioneren. Daarnaast willen we bevorderen dat kinderen eigen keuzes leren maken en zelf initiatieven nemen. Kinderen doen daarbij zoveel mogelijk zelf en vragen hulp wanneer dat nodig is. Kinderen ontwikkelen zich, daarom bieden wij hen uitdaging door verruiming van hun leefwereld en bieden wij ruimte voor ontplooiing. De ruimte binnen en buiten nodigt uit om op onderzoek uit te gaan en nieuwe dingen te beleven en te leren. In de BSO willen wij bewust ook andere ervaringen aan de kinderen bieden dan thuis en op school. In de levensechte activiteiten leren kinderen zelfstandig en gezamenlijk op te treden. In het activiteitenaanbod komen alle ontwikkelingsgebieden van de kinderen aan bod. We onderscheiden hierbij de volgende competenties: Emotionele competenties, zoals: vertrouwen in jezelf en in anderen, omgaan met gevoelens, vertellen wat je dwars zit.
Laurens (6 jaar) komt sloffend binnen op de BSO. Hij groet nauwelijks en duikt weg achter een Donald Duck. Pedagogisch medewerker Petra kijkt het even aan en gaat dan naar Laurens toen. “Hè, hoe is ie?”, vraagt ze. Laurens haalt zijn schouders op. “Is er wat gebeurd op school waar je over wilt praten?”. Dan begint Laurens zacht te snikken. “Ik had mijn werkboek laten vallen en toen was het gekreukeld en nou is juf boos”. Petra trekt hem tegen zich aan. “Wat naar, dacht ze dat je het expres had gedaan?” “Ja, nou is ze boos op mij”. “En daar ben jij verdrietig over. Dat begrijp ik. Dat is ook niet leuk. Misschien kun je morgen tegen juf zeggen dat het per ongeluk is gebeurd?” Laurens kijkt weer iets opgewekter. “Ja, dat ga ik zeggen. Petra, mag ik met Simon voetballen?”
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 10 van 23
mei 2010
Motorisch zintuiglijke competenties, zoals: balanceren, dribbelen, een bal vangen, breien, proeven.
Maaike volgt een opleiding tot sportleraar. Op dinsdag, woensdag en vrijdag werkt ze op de BSO en dan doet ze sportactiviteiten met de kinderen. Tevoren maakt ze met de andere pedagogisch medewerkers een planning. Zo bereidt ze de kinderen voor op een tafeltennistoernooi op school, traint ze met een groepje voor de mini-Dam tot Damloop en er is de komende maanden elke woensdagmiddag een sport- en spelcircuit. In maart komen de 4-7jarigen aan de beurt en in april de oudere kinderen. Met een strippenkaart in de hand kun je in de gymzaal allerlei activiteiten doen: van voetvolley tot jongleren en van blikgooien tot knikker-balanceren: voor elk wat wils! Als de kinderen aan het eind van zo’n middag worden opgehaald is altijd aan hun verhalen te horen dat ze hebben genoten van het werken met Maaike. Samen met hun ouders bekijken ze nog even hun prestaties op de digitale fotolijst: het plezier spat er vanaf! Cognitieve competenties, zoals: begrijpen en benoemen, oorzaak-gevolg, ordenen en meten.
Een groep kinderen gaat vandaag soep koken met pedagogisch medewerker Erwin. Eerst moeten er ingrediënten worden gekocht. Wat hebben we nodig, hoeveel geld hebben we? Dat moeten alle voorbereidende handelingen worden verricht: groente schoonmaken en snijden, gehakt kruiden en balletjes maken. Wat is gehakt eigenlijk en waarom krijg je er zulke vette handen van? Dan gaan de ingrediënten in de pan. Hé, het bouillonblokje lost pas op als het water heet is. Uiteindelijk is de soep klaar. Nu is alles zacht en gaar geworden. Iedereen soep? Hoeveel kinderen zijn er? Zouden we genoeg soep hebben, of maken we de kommen voor de helft vol? Taal en communicatieve competenties, zoals: praten en begrijpen, beurt nemen en geven, lezen en schrijven.
Een groepje kinderen maakt met de pedagogisch medewerker een fantasieverhaal. Ze schrijven om en om steeds een woord (bijvoorbeeld: een dier/ wat doet hij/ met wie/ waar), vouwen die om en geven het papier dan door aan hun buurman of –vrouw. Aan het eind mag iedereen voorlezen wat er op zijn papier staat. De kinderen rollen om van het lachen. Er ontstaan gekke gesprekken waar je hersens van gaan kraken: Hoe kan een krokodil de meester een hand geven op het dak? Hoe komt die krokodil op het dak en heeft hij eigenlijk wel handen? Expressieve en beeldende competenties, zoals: dansen, muziek maken, leren kennen en gebruiken van materialen, verven, fotograferen.
Tijdens een workshop van de muziekschool hebben de kinderen trommels gemaakt. Nu gaan ze lekker drummen op de zelfgemaakte trommels, en op wat er verder voorhanden is aan kistjes en kratten. Pedagogisch medewerker Greet doet mee en helpt de kinderen om te experimenteren met ritmes. Dat brengt Lakisja op het idee om in het midden van de trommelende kring een Afrikaanse dans te doen, gauw sokken en schoenen uit en daar gaat ze! Met rode wangen kijkt Marjo toe: wat een lef, die Lakisja, dat zou zij nooit durven! Aan het eind van de dans klapt ze hard voor Lakisja en fluit bewonderend op haar vingers!
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 11 van 23
mei 2010
Overdracht van waarden en normen, morele competentie Wij bieden in onze BSO’s een omgeving waar kinderen worden opgevoed, naast hun thuismilieu en de school. Daarbij is socialisatie of culturalisatie, overdracht van normen en waarden een vanzelfsprekend onderdeel. Leren omgaan met conflicten is eigenlijk het leren omgaan met tegengestelde belangen. Pedagogisch medewerkers leren de kinderen oog te hebben voor andere kinderen, ze helpen ze met het vinden van oplossingen voor botsingen. Dit zijn voor de kinderen de eerste lessen in democratisch samenleven. Kinderen worden actief gestimuleerd om zelf keuzes te maken en om verantwoordelijkheid te dragen voor elkaar en voor de groep. Belangrijk is ook de aandacht en waardering voor onderlinge verschillen en overeenkomsten.
Aan tafel vertelt Aziza: “Bij opa en oma eten we samen couscous uit één schaal. En dan mag je zonder vork en mes met je handen eten” “Dat lijkt me heel gezellig”, zegt pedagogisch medewerker Sharon. “Wat raar”, roept Timothy. “Vind je dat raar?”, zegt Sharon. “Weet je, niet iedereen eet op dezelfde manier. Ik vind het trouwens ook wel leuk om af en toe met mijn handen uit de pan te eten, mosselen bijvoorbeeld”. Belangrijke waarden als verantwoordelijkheid en saamhorigheid zijn onderdeel van de dagelijkse omgang en komen de hele dag door tot uiting in het gedrag van de pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers zijn gedurende de dag het voorbeeld waar de kinderen zich aan spiegelen in de manier waarop ze kijken, praten, stimuleren en bijsturen.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 12 van 23
mei 2010
Deel 3: Pedagogische inzet Onze pedagogisch medewerkers zijn de spil waar het pedagogisch beleid om draait. Hun inzicht en begrip voor de kinderen en de manier waarop zij met de kinderen omgaan, bepaalt de kwaliteit van onze opvang. Zij zorgen ervoor dat de kinderen zich veilig en prettig voelen, zij geven hen de ruimte om nieuwe dingen te leren, samen te werken en steeds zelfstandiger te worden. Daarom beginnen we dit gedeelte van het pedagogisch beleid met de beschrijving van de kwaliteiten die onze pedagogisch medewerkers daarbij gebruiken. Centraal hierbij staat het positief handelen. Dit is de rode draad die overal in onze pedagogische werkwijze is terug te vinden. Verder wordt in dit deel aandacht besteed aan andere belangrijke factoren: de omgeving, het dagritme en de groepssamenstelling. TintelTuin werkt met concrete en duidelijke handvatten waardoor de pedagogisch medewerkers hun werk goed kunnen uitvoeren.
De rol van de pedagogisch medewerker Sensititieve responsiviteit De pedagogisch medewerkers zijn gevoelig voor wat de kinderen bezighoudt en reageren daar op een passende wijze op (sensitieve responsiviteit). Als een kind contact zoekt, gaan ze daar zo veel mogelijk en op een positieve manier op in. Doordat ze kijken naar de kinderen, wachten tot ze toe zijn aan contact en luisteren naar wat ze willen vertellen (ook in lichaamstaal) voelt elk kind zich opgemerkt en begrepen. De pedagogisch medewerkers hebben plezier in wat de kinderen doen, ze laten dat merken en nemen de tijd om met de kinderen te communiceren. Kinderen hebben soms heftige emoties. Ze uiten hun vermoeidheid, boosheid of spanning door huilen, schreeuwen, ruzie maken of zich terugtrekken. De pedagogisch medewerkers begrijpen dat het kind het moeilijk heeft en reageren met aandacht en ondersteunend gedrag. Dit biedt rust aan het kind en de pedagogisch medewerker kan dan samen met het kind uitzoeken hoe ze het verder kan helpen.
“Stomme Marli!”, mompelt Cheniva (8 jaar) terwijl ze langs pedagogisch medewerker Roos loopt. Roos loopt naar Cheniva toe en stelt haar voor om even samen op de bank te gaan zitten. “Wie is Marli”, vraag Roos,“en waarom is ze stom?” In horten en stoten komt het verhaal er uit. Tessa en Cheniva zitten bij elkaar in de klas en Cheniva wordt af en toe door Marli gepest. Cheniva vindt het niet makkelijk om er over te praten, maar zo op een rustig plekje met de arm van Roos om haar heen, lucht het haar duidelijk op. Na een paar minuten ziet Roos dat Cheniva geïnteresseerd kijkt naar een groepje kinderen dat aan het hinkelen is. “Ga jij ook hinkelen?”, vraagt Roos. Cheniva is al onderweg. Roos neemt zich voor om de volgende keer als Cheniva komt, het onderwerp opnieuw op te pakken, misschien kan ze Cheniva dan helpen bij het bedenken van oplossingen
Respect voor de autonomie van het kind Kinderen willen invloed hebben op hun eigen leven, dat geldt ook op de BSO. Naarmate kinderen ouder worden, kunnen ze meer zelfstandigheid aan. Pedagogisch medewerkers gaan in op deze behoefte aan autonomie: ze geven het kind controle waar dat mogelijk is. Kinderen krijgen de gelegenheid om veel zelf te doen: een hut bouwen, brood klaarmaken, een poppenkastvoorstelling in elkaar zetten, voetballen in de buurt van de BSO.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 13 van 23
mei 2010
De pedagogisch medewerkers geven kinderen de gelegenheid om zelf plannen te maken, oplossingen te bedenken en keuzes te maken. Daarbij houden ze rekening met het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Ze geven de kinderen veel ruimte om bij te dragen aan de groep: samen de tafel dekken, feestversiering ontwerpen en maken.
“Ik heb alle Donald Ducks al honderd keer gelezen” klaagt Danilo (8 jaar). Andere kinderen vallen hem bij. Myrthe, hun pedagogisch medewerker, reageert: “Ja, dat is niet leuk als je ze allemaal al zo goed kent. Wat doen we daar aan?” Met een steuntje in de rug ven Myrthe, bedenken de kinderen een manier om goedkoop meer strips op de BSO te krijgen. Ze hangen een brief op bij de ingang met de vraag wie er stripboekjes voor de BSO heeft. En ze gaan op internet zoeken of en mensen zijn die gratis of voor heel weinig geld, striptijdschriften aanbieden.
Praten, uitleggen en luisteren Om kinderen te helpen zichzelf te leren kennen en de wereld om hen heen te begrijpen, gebruiken we de taal. De pedagogisch medewerkers luisteren met aandacht naar wat de kinderen vertellen en reageren daar op door antwoord te geven, vragen te stellen en de kinderen met elkaar in gesprek te brengen. Ze praten met de kinderen individueel en in groepjes over wat ze bezighoudt. Ze helpen ze bij het formuleren van oplossingen voor een probleem. Ze praten over hoe je kunt omgaan met een vervelende klasgenoot en helpen de kinderen daardoor met het ontrafelen van hun gevoelens en het geven van woorden aan ingewikkelde problemen. Pedagogisch medewerkers bespreken ook filosofische en andere vragen die voor de kinderen belangrijk zijn: het overlijden van een familielid, vegetarisme, verliefdheid.
Aan tafel zegt Doortje (7 jaar), terwijl ze kijkt naar de smeerworst: “Ik eet geen vlees meer. Dat is zo zielig, dan maken ze die dieren dood”. Pedagogisch medewerker Ria: “Ja, vind je dat zo zielig? Heb je daar iets over op TV gezien?” Doortje antwoordt, dat haar grote zus haar heeft verteld hoe het gaat met dieren en vlees en dat ze nu allebei geen vlees meer willen eten. Dennis (9 jaar) zegt: “Maar vlees is gezond voor je, daar moet je van groeien. Als je geen vlees eet word je ziek”. Het gesprek wordt verder uitgebouwd. Ria stelt vragen en maakt opmerkingen waardoor de kinderen nadenken en met elkaar in gesprek blijven.
Structuur en duidelijkheid De pedagogisch medewerkers zorgen voor een duidelijke structuur. Er is een dagritme dat alle kinderen kennen en waar ze houvast aan hebben. De pedagogisch medewerkers helpen de kinderen daarbij door bijvoorbeeld de volgorde op een bord te schrijven, de aangeboden activiteiten op een bord af te beelden, of de kinderen een schema te laten invullen voor het spelen in de verschillende hoeken of groepsruimtes. Op alle groepen wordt gewerkt met een paar duidelijke regels. Een klein aantal duidelijke regels geeft de kinderen houvast. Deze regels worden met de kinderen samen vastgesteld en regelmatig besproken. De regels zijn zo veel mogelijk positief geformuleerd: om de beurt, elkaar helpen. We beschouwen een positieve sfeer als basis. Negatieve regels zijn er voor gevaarlijke situaties: elkaar geen pijn doen, niet op het hek klimmen. Regels en vaste structuren zijn er ook om af en toe eens doorbroken te worden en flexibel te worden toegepast: bij het apenspel mag je voor een keer over de bank lopen. Als kinderen iets doen dat niet mag, gaan de pedagogisch medewerkers daar op een positieve manier mee om. TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 14 van 23
mei 2010
Zij proberen te begrijpen waar dit gedrag vandaan komt. Ze geven dan suggesties voor ander gedrag en geven zonodig de regel aan. Als kinderen lekker bezig zijn of elkaar helpen, laten ze merken dat ze dat waarderen. Daardoor leren kinderen op een positieve manier hoe ze zich het beste kunnen gedragen. De pedagogisch medewerker heeft een voorbeeldfunctie: zij behandelt de kinderen zoals ze wil dat de kinderen met elkaar omgaan.
Sinds kort beschikt de groep van Menno over een partij technisch Lego. Veel kinderen stuiven daar elke dag op af. Dit heeft geruzie en getrek tot gevolg en er wordt vrijwel nooit echt mee gespeeld. Menno roept de betreffende kinderen bij elkaar en stelt het probleem aan de orde: “Ik merk dat jullie het technisch Lego allemaal heel leuk vinden. Wat moeten we doen om te zorgen dat er lekker mee gewerkt kan worden, in plaats van dat er alleen ruzie is?” De kinderen mogen om de beurt aangeven wat volgens hen het probleem is. Ze vertellen dat er niet genoeg is om alle kinderen tegelijk te laten spelen. En het ene kind wil er wat anders van maken van dan het andere. Samen bedenken ze een aantal regels/ afspraken: Een rooster waarbij er maximaal 4 kinderen tegelijk mee spelen, wisselen na een half uur en: altijd eerst even overleggen met de elkaar wat er gedaan gaat worden. De regels worden opgeschreven door Bram (8 jaar) en op de bak van het technisch Lego geplakt.
Ondersteunen van de relaties tussen kinderen TintelTuin vindt het samenzijn van de kinderen een belangrijk pluspunt van kinderopvang. De pedagogisch medewerkers gaan daar op een actieve manier mee aan de gang. Ze stimuleren de sociale attentie van de kinderen voor elkaar. Ze introduceren nieuwe kinderen nadrukkelijk in de groep en nemen persoonlijk afscheid van kinderen die de groep verlaten. Ze versterken de onderlinge relatie en geven daarnaast de kinderen ruimte om alleen te spelen. De kinderen wordt geleerd om anderen met rust te laten als die geen behoefte hebben aan contact of met anderen willen zijn. Pedagogisch medewerkers stimuleren het samenspel van de kinderen en respecteren dit door niet onnodig binnen te dringen in dat spel. De groepssamenhang wordt door de pedagogisch medewerkers versterkt door samen te praten, maar vooral ook door te doen: samen sporten en andere activiteiten uitvoeren. De pedagogisch medewerkers geven de kinderen de gelegenheid om hun onderlinge botsingen samen op te lossen omdat kinderen daar van leren hoe ze met anderen om kunnen gaan. Ze bieden steun door het stellen van vragen en het helpen bij het vinden van oplossingen.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 15 van 23
mei 2010
Rachel en Eefje (beiden 5) spelen Sint en Piet. Het is bijna 5 december en zij zoeken, daardoor geïnspireerd door het Sinterklaasjournaal, de verdwenen stoomboot vol felbegeerde pakjes. We moeten naar de kade!”, roept Sint luid en loopt richting buitendeur. “Nee wacht Sint, wacht we moeten eerst de hoofdpiet bellen.” Sint trekt Piet nu mee; die protesteert hevig en zet zich schrap. Pedagogisch medewerker Michal heeft een en ander van een afstandje gevolgd: Rachel en Eefje spelen veel samen en zijn aan elkaar gewaagd, weet ze en ze wacht het nog even af. De Sint verliest nu echter haar geduld en sjort Piet, die inmiddels gevallen is richting deur. “Ho, ho”, zegt Michal en loopt op het tweetal af. “Wat zie ik nu, gaat het Eefje?” “Elkaar geen pijn doen hé, weten jullie het nog? “Ja maar ik ben de Sint dus ik ben de baas!”, zegt Rachel. “Maar Rachel, ook bazen mogen niet aan andere kinderen trekken hoor die kunnen ook gewoon samen praten. Kom op verzinnen jullie eens een oplossing, dat kunnen jullie best. Jullie zijn toch dikke vriendinnen?” Rachel en Eefje kijken elkaar verbaasd aan en moeten dan wel even lachen: natuurlijk, zij lossen het samen wel op!
Voorwaarden scheppen voor spelen en leren De pedagogisch medewerkers verrijken het spel en de leermogelijkheden van de kinderen door hoe ze handelen, hoe ze omgaan met de kinderen en hoe ze de dag organiseren. Ze observeren de kinderen en merken daardoor op welke manier ze deze kinderen in hun ontwikkeling kunnen ondersteunen. Soms heeft een kind individueel een klein steuntje in de rug nodig, soms merken ze dat de groep als geheel wel wat impulsen kan gebruiken. Ze maken actief gebruik van mogelijkheden om gevarieerd spel van de kinderen te ondersteunen. Zijn sommige kinderen uitgekeken op het voetballen? Dan kunnen we vandaag wel eens trefbal gaan spelen.
Ridders en kastelen, dat is waar de mannen uit Cora’s groep nu al weken mee bezig zijn: ze hebben platen geprint en opgehangen in de themahoek, zoeken ‘ridder’-games op internet en tijdens het vrij spelen buiten rennen ze elkaar op houten (stok-)paarden woest gebarend achterna. Maar vorige week bemerkte Cora dat de spirit er een beetje uit raakte, hun spel duurde korter en ze leken zich minder te vermaken. Die middag vraagt ze de jongens naar hun plannen. Erg veel komt daar niet uit. Cora vraagt of ze soms zin hebben om met haar kastelen te gaan bouwen van echt hout? Ze laat een plaat triplex zien van 1 bij 2 meter en samen leggen ze die over een grote tafel. “Zo”, zegt Cora “hier kunnen we een echt ridder land van maken!” “Hoe ziet zo’n land er eigenlijk uit?” Ideeën en plannen buitelen over elkaar heen en in overleg met Cora gaat een groepje bossen en rivieren schilderen, een ander verzamelt kleine houten plankjes voor een kasteel met 4 uitkijktorens, en twee jongens gaan de standaard playmobiel poppetjes ombouwen tot echte ridders. Marten, tenslotte stelt voor of hij paarden zal gaan kleien, grote, zwarte met lange manen, zoals hij die op vakantie heeft gezien….
Kansen grijpen en kansen creëren De kinderen die de BSO van TintelTuin bezoeken, krijgen veel mogelijkheden om te groeien en te leren. De pedagogisch medewerkers spelen daarbij in op de belangstelling en het ontwikkelingsniveau van de kinderen. In de ontspannen sfeer van de BSO grijpen zij de kansen om met de kinderen te praten, vragen te stellen, hen verder te helpen bij hun leerproces. Maar ze creëren ook kansen voor de kinderen om iets te beleven en te leren. Ze organiseren dagelijkse grote en kleine activiteiten binnen en buiten. Daarbij bieden ze vooral mogelijkheden die de kinderen op school en thuis niet zo gemakkelijk krijgen: ze bedenken samen een speurtocht en voeren die uit of organiseren met de kinderen een voetbalwedstrijd. In de vakantie, als kinderen hele dagen komen, creëren pedagogisch medewerkers nieuwe ervaringen door uitstapjes naar bijvoorbeeld een dierentuin, brandweerkazerne, museum of naar de Rainbow Warrior van Greenpeace, om te horen en
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 16 van 23
mei 2010
zien hoe milieu-activisten hun plannen uitvoeren. Hierbij maken we ook gebruik van levensecht leren in de eigen leefomgeving van de kinderen.
Pedagogisch medewerker Martine heeft een eenvoudig boek over egels meegenomen. Ze bekijkt het met een paar kleuters en raakt met hen in gesprek over egels. Marti heeft wel eens een dode egel naast de weg zien liggen. In het boek kun je ook zien wat egels lekker vinden en waar ze graag slapen. Cheryl vraagt aan Martine: “Kunnen we niet een verstopplek voor de egels maken achter bij de bosjes?’ Martine vindt het een prima idee om het rommelige hoekje van de speelplaats te gaan inrichten als egelplek. Cheryl, Marti en de andere kleuters gaan grote en kleine takken zoeken. Die leggen ze op elkaar. De kinderen kijken steeds in het boek en proberen dat zo goed mogelijk na te maken. In het boek staat dat er veel door bladeren en ander klein tuinafval bij moet. De kinderen zijn dagen bezig om de egelplek steeds prettiger te maken. Ze praten met elkaar en met Martine over de egels: zouden ze al op bezoek zijn geweest, hoe zou je dat kunnen zien, kan een egel op tegen een kat, ... Ook de grotere kinderen raken geïnteresseerd in de egelplek. Anthony heeft op internet een bouwtekening voor een egelbungalow gevonden en drie oudere jongens gaan die in de timmerhoek proberen te maken. Ook creëren ze veel gelegenheid voor de kinderen om samen te werken en iets voor de groep te doen: planten verzorgen, slingers of op de computer een affiche maken voor een feest, jongere kinderen laten zien hoe je het konijnenhok schoonmaakt.
Aanbieden van activiteiten Onze pedagogisch medewerkers organiseren voor hun locatie een breed aanbod aan activiteiten, daarin gebruikmakend van het TintelTuinbrede aanbod van de coördinator BSO activiteiten. Dit aanbod komt tegemoet aan de uiteenlopende behoeften van de kinderen op de BSO. Zo is er een evenwichtig aanbod van activiteiten voor zowel de jongere als de oudere kinderen, voor jongens en meisjes en bevat het activiteiten op alle ontwikkelingsgebieden. Naast losse activiteiten zijn er ook, gebaseerd op dezelfde criteria, themakisten beschikbaar die voor een periode van 6 weken draaiboeken van activiteiten en bijbehorend materiaal bevatten. Elk thema eindigt met een presentatie naar ouders (tentoonstelling, voorstelling, nieuwsbrief enz.). Naast een TintelTuinbreed aanbod worden activiteiten aangeboden die specifiek passen bij een bepaalde BSO, bijvoorbeeld op grond van de groepssamenstelling en de ligging in een buurt met speciale voorzieningen of attracties. Ook zetten we graag specifieke kwaliteiten van de pedagogisch medewerkers in. Zo kunnen de kinderen genieten van de passie van Feike die ooit Chinees studeerde, door met hem Chinese karakters te leren schilderen en moet je bij Gerrit zijn als je net zo bevlogen bent van zingen als hij.
Vrijwel vanaf het moment dat BSO de Zwaan haar deuren opende is er contact met de nabijgelegen kinderboerderij, die een breed aanbod aan activiteiten organiseert voor kinderen uit de buurt. Zo staan er voor de kleintjes talloze mini-trapautootjes, driewielers enz. en zijn er op woensdag-, vrijdag- en zaterdagmiddag regelmatig workshops. Dieren knutselen, sponsoracties, helpen met voeren en verzorgen: onder leiding van boerin Elles hoeven de kinderen zich niet te vervelen! Samen met één van de pedagogisch medewerkers is er nu ook een cursus dieren verzorgen georganiseerd, waarvoor een aantal kinderen zich kunnen inschrijven. Foto’s van de eerste cursusmiddag hangen in de gang van de BSO, Daarnaast hangt de inschrijflijst voor een BSOkerstkoor, dat onder leiding van Gerrit zal optreden op de strobalen naast de levende kerststal. Ouders die komen kijken en luisteren, krijgen door de andere kinderen warme chocomel geserveerd! TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 17 van 23
mei 2010
Centraal in het begeleiden van activiteiten staat het afstemmen op de doelgroep, op een dusdanige manier dat elke deelnemer plezier of betekenis aan zijn activiteit kan ontlenen. Zo is voor oudere kinderen een eenvoudige vorm van volleybal spannend en uitdagend. Diezelfde spanning in het spel bereik je bij kleuters door te volley-en met een ballon!
Positief leiding geven Natuurlijk geven de pedagogisch medewerkers leiding aan de groep. Ze geven leiding door duidelijkheid en veiligheid te bieden, door betrouwbaar en voorspelbaar te zijn. Door aandacht te hebben voor alle kinderen, grenzen te bewaken en de basisgroepsregels te handhaven. We voeren gesprekken en organiseren activiteiten die sturing geven aan de dag, door met de kinderen afspraken te maken over bijvoorbeeld het gebruik van de computers en de verschillende hoeken. Ze geven ook leiding door ruimte te geven aan de kinderen, niet door te commanderen en zelf te bepalen hoe alles gaat. Ze gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid van de kinderen en herinneren deze zo nodig aan de regels. Bij het vrije spelen bepalen de kinderen het spel en zijn volwassenen te gast. De pedagogisch medewerkers hebben de leiding bij georganiseerde activiteiten, sport en spel. Ze nodigen de kinderen uit, geven aanwijzingen en doen voor, en geven de kinderen de ruimte om hun eigen invulling te geven.
“Wie heeft er zin om te hoelahoepen?”, vraagt pedagogisch medewerker Richard. Een aantal kinderen doet meteen enthousiast met hem mee. Dan wil een paar andere kinderen ook mee doen. Zarai trekt aan de hoepel waar Daan mee bezig is. De hoepel valt en Daan wordt kwaad, “Stomme trut”. Richard gaat naar de kinderen toe. Hij benoemt de situatie: “Zarai wil graag meedoen en Daan wil lekker doorgaan met hoepelen”. Hij bespreekt met de beide kinderen de regel: “Als je iets wilt, moet je het vragen. Afpakken, schelden of slaan doen we niet. Hoe lossen we het probleem op?” De kinderen komen tot de oplossing dat Daan nog 5 minuten door gaat en dat Zarai daarna 10 minuten de hoepel mag. Zarai pakt alvast de stopwatch, zodat ze Daan goed in de gaten kan houden.
Binnen- en buitenruimtes en materiaal Het gebouw en de buitenruimte van de BSO geven de kinderen een gevoel van veiligheid en vertrouwdheid: kinderen voelen zich er thuis. Ze weten waar ze kunnen knutselen, rennen, naar de WC gaan, verstoppen of een boekje lezen. De kleuren en de materialen zijn sfeervol en vrolijk. Onze positieve benadering van de kinderen is ook te zien in onze gebouwen. Natuurlijk houden we ook rekening met de fysieke veiligheid en de gezondheid van de kinderen (en het personeel): zo wordt er gelet op een goed binnenklimaat en op veilige afwerking en inrichting van de gebouwen. We vinden het belangrijk dat de kinderen bij ons veel kunnen beleven en hun eigen grenzen durven verkennen. Daarom zijn we steeds op zoek naar een evenwicht tussen de uitdaging die kinderen nodig hebben en de TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 18 van 23
mei 2010
veiligheid die we ze willen bieden. Kinderen krijgen zelfvertrouwen als ze merken dat ze moeilijke of ‘enge’ dingen kunnen. Naarmate ze ouder zijn, kunnen kinderen meer risico’s aan. We werken met zelfstandigheidscontracten waarin we met kinderen en ouders afspreken welk risico verantwoord is voor dit kind. De binnen- en buitenruimtes bieden mogelijkheden voor samen en alleen zijn, voor rust en actie. De meeste kinderen voelen zich prettiger in kleine dan in grote groepen. Daarom bieden we veel mogelijkheden om met een kleine groep te eten en te spelen. Het gebouw, de buitenruimte en de inrichting zijn ingesteld op het versterken van de zelfstandigheid van de kinderen. Kinderen kunnen zelf het knutselmateriaal pakken en ze kunnen zien wat er vandaag te doen valt.
Donnie roept naar de pedagogisch medewerker: ”Jantine, de tissues zijn op”. Jantine antwoordt: “Oké, Donnie, kun jij dat in orde maken?” Donnie gooit de lege doos weg, loopt naar de keuken waar de huishoudelijk medewerker bezig is en vraagt haar om een nieuwe doos tissues. Met de tissues loopt ze naar de groepsruimte. Op een nonchalante manier roept ze “Het is al klaar”. Jantine lacht haar uit de verte toe: “Fijn, dank je wel”. Elke groepsruimte biedt mogelijkheden om te spelen en activiteiten uit te voeren. De groepsruimtes zijn ingericht in speelhoeken met verschillende functies. Waar mogelijk zijn de speelplekken verdeeld over verschillende ruimtes. Kinderen weten dan dat ze voor bouwen en spelen met de garage in de rode kamer terecht kunnen, voor computeren achter in de hal en voor dansen in de disco. Wij zien de buitenruimte als onderdeel van de totale speelruimte. Buiten spelen biedt andere mogelijkheden dan de binnenruimte: voelen van de elementen (de wind in je haar), lekker rennen, andere kinderen ontmoeten, avonturen beleven, ravotten en schreeuwen zonder een ander tot last te zijn. Bij het indelen en inrichten van het gebouw en de buitenruimte wordt rekening gehouden met verschillende behoeften van kinderen aan bijvoorbeeld ontmoetingsplekken, mogelijkheden om je te verstoppen, om te sporten, te ontdekken en om te rennen. Buiten spelen moet ook spannend en interessant zijn. Indien er maar beperkte mogelijkheden zijn om de buitenruimte spannend in te richten, wordt gezorgd voor uitdagend materiaal zoals boomstammen, autobanden, een tent ,timmerplanken, doeken en touw om bijv. hutten mee te bouwen. kruiwagens en stelten. Ook de omgeving kan deel uitmaken van de buitenruimte: een basketbalveldje om de hoek, een slootje om in te varen. Uiteraard wordt hierbij gekeken naar de balans tussen veiligheid en avontuur en de zelfstandigheid van de betrokken kinderen (zelfstandigheidcontract). In contact komen met de natuur is bij TintelTuin belangrijk: waar mogelijk is de buitenruime zo ingericht dat er van alles te beleven valt op gebied van omgang met dieren en planten, variërend van een voederplank voor de vogels tot een verstopplek in een wilgenbosje.
Door het raam hadden ze het al gezien: de bollen komen boven de grond. Nu de kinderen buiten zijn, gaan ze meteen kijken bij het tuintje. Samen met de pedagogisch medewerker zien ze hoe het groen uit de aarde is gekomen. In een van de groene sprietjes zit nog een herfstblaadje. De kinderen moeten er om lachen, nu gaat hij mee omhoog groeien. Sommige bollen zijn al hoger dan andere. Hee, maar ze zijn ook niet hetzelfde. Die kleintjes hebben streepjes en die grotere niet. Hoe zou het er morgen uitzien, en hoe volgende week? Ze besluiten elke week een foto te maken en die achter elkaar op een groot vel op de muur te plakken: dan kunnen pappa en mamma ze straks ook zien! TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 19 van 23
mei 2010
Het spel- en gebruiksmateriaal is veelzijdig en afgestemd op wat kinderen nodig hebben. Bijvoorbeeld: In de verkleedhoek hangen zowel bouwvakkershelmen als prinsessenjurken en hippe tasjes. Er zijn ballen voor verschillende soorten sporten en een heleboel stripboeken. Er is veel materiaal waar de kinderen zelf invulling aan kunnen geven, zoals boomstammen en autobanden voor buiten. Spelletjes zijn er voor jonge en oudere kinderen, voor een vlug spelletje of uren bezig zijn. Regelmatig wordt het spelmateriaal op de vestiging gescreend en aangepast aan de groep die op dat moment aanwezig is.
Dagritme en groepssamenstelling Dagritme Alle groepen kennen een dagritme met vaste, herkenbare onderdelen. Dat geeft de kinderen houvast: in een bepaalde groep kan dat bijvoorbeeld betekenen dat ze weten dat ze eerst even iets kunnen gaan eten, dat er rond vier uur altijd twee activiteiten worden aangeboden, dat je even aangeeft als je buiten gaat spelen. Voor sommige bezigheden wordt met de kinderen afspraken gemaakt over de duur en het aantal kinderen dat een bepaalde activiteit uitvoert. Zo wordt er voor het computeren en het spelen met spelcomputers meestal een rooster gemaakt. De BSO-tijd na schooltijd is snel voorbij. Als de kinderen langer aanwezig zijn, zoals op vakantiedagen en vrije middagen, is de dagindeling uitgebreider. In vakanties wordt er een programma gemaakt en uitgedeeld waarbij elke week (of twee weken) een thema wordt aangepakt. Elke dag staan een of meerdere onderdelen van het thema op het programma. Kinderen en ouders worden hier vooraf over geïnformeerd middels een vakantieprogramma op papier. Bij binnenkomst zien ze wat er vandaag gaat gebeuren op het activiteitenbord, met foto’s en plaatjes voor de jongere kinderen. Dat geeft duidelijkheid en iets om je op te verheugen. De BSO kent ook eet- en drinkmomenten. We willen dat dit prettige, ontspannen momenten zijn voor de kinderen waarin ze ook een beetje kunnen bijkomen van de drukke schooldag. We eten daarom in kleine groepen, de kinderen doen veel zelf en we letten goed op dat we geen tijd van de kinderen vermorsen door ze onnodig te laten wachten.
Groepssamenstelling De kans dat kinderen met elkaar spelen is het grootst als ze elkaar vaak zien, als ze ongeveer even oud zijn en als ze dezelfde sekse hebben. Met vertrouwde kinderen spelen ze op een hoger niveau. Als kinderen vaak dezelfde pedagogisch medewerkers en kinderen tegenkomen (anders gezegd, als er sprake is van een hoge groepsstabiliteit) ontstaat er meer samenhang in de groep en ontwikkelen ze zich beter. Kinderen die bij elkaar in de klas zitten, zijn meestal erg vertrouwd met elkaar. Maar voor sommige kinderen is het juist heel verfrissend om in de BSO eens met andere kinderen om te kunnen gaan. De pedagogisch medewerkers observeren de kinderen en hebben daardoor goed zicht op wat er tussen de kinderen gebeurt. Ze stimuleren vriendschappen tussen kinderen en bespreken problemen zoal uitstoting en pesten.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 20 van 23
mei 2010
Elvira is net 7 geworden en in overleg met haar ouders gaat ze nu ‘naar beneden’: de plek in het BSO-gebouw waar de oudste kinderen zitten. Haar oude groep heette ‘de Kikkers’ en haar nieuwe ‘de Coolkids’. Dat vindt Elvira wel een stoere naam, maar ook een spannende want zo ‘cool’ voelt ze zich nog niet, deze eerste dag beneden. Gelukkig heeft ze de afgelopen tijd al een paar keer meegedaan met activiteiten beneden. Streetdance vond ze erg leuk en ook een radioprogramma maken: veel cooler dan de huishoek! In grote BSO’s splitsen we de groepen meestal op naar leeftijd. Daardoor vinden de kinderen sneller vrienden. Pedagogisch medewerkers bieden activiteiten aan die aanslaan bij een groot deel van de kinderen in de groep. In kleinere BSO’s werken we met gemengde leeftijdsgroepen. Gedurende hun verblijf in deze groep nemen de kinderen diverse posities in: van jongste via middelste naar oudste. In deze groepen heerst vaak een huiselijke sfeer. Pedagogisch medewerkers op deze verticale groepen gebruiken continu hun flexibiliteit en creativiteit om te zorgen dat alle kinderen voldoende aan hun trekken komen. Ze werken intensief samen.
Karima is al bijna 10. Ze is gek op lezen. Veel kleuters weten dit en komen naar haar toe. Ze kiezen met Karima een boekje uit, kruipen samen op de bank en genieten met zijn allen van het voorlezen. Na 4 boekjes heeft Karima er wel weer even genoeg van. Wat de kleuters betreft zou ze nog veel langer door mogen gaan. De pedagogisch medewerkers noemen Karima hun voorleeshulp, daar is Karima best trots op.
Observeren en kinderen met opvallend gedrag/ zorgenkinderen De pedagogisch medewerkers kijken altijd goed naar de kinderen. Daardoor kunnen ze hun aanpak afstemmen op de behoeftes en mogelijkheden van de kinderen afzonderlijk en als groep. Alle groepen hebben regelmatige werkbesprekingen met de locatiemanager. Hierin wordt besproken hoe de groep functioneert, of alle kinderen zich prettig voelen in de groep en worden alle kinderen regelmatig individueel doorgenomen. Minstens een keer per jaar maken de pedagogisch medewerkers een verslag over elk kind met behulp van een standaard formulier. Aan de hand van dit verslag wordt een gesprek met de ouders gevoerd. Soms is het wenselijk om kinderen extra te observeren, bijvoorbeeld als de pedagogisch medewerkers de indruk hebben dat een kind zich niet veilig voelt op de groep, erg vaak conflicten heeft of achterblijft in zijn ontwikkeling. Dan wordt het Protocol omgaan met opvallend gedrag gestart. Het betekent dat het kind gedurende enige tijd extra wordt geobserveerd en er gekeken wordt naar de mogelijkheden om intern en extern advies te vragen. Dit wordt gedaan in overleg met en na toestemming van de ouders. Naar aanleiding van deze observaties en eventueel advies wordt dan een plan van aanpak opgesteld en uitgevoerd. TintelTuin probeert voor elk kind de juiste opvangsituatie te creëren. Soms blijkt het niet mogelijk een kind in een van onze groepen te blijven opvangen.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 21 van 23
mei 2010
Deel 4: Aanvullend beleid – Organisatie en pedagogische visie In dit deel worden organisatorische afspraken weergegeven die in verband staan met de pedagogische visie van TintelTuin.
Openingstijden Alle locaties voor buitenschoolse opvang van TintelTuin zijn na schooltijd geopend volgens vaste openingstijden. Afhankelijk van de situatie ter plaatse gebeurt dit vijf dagen per week of minder. Veel BSO’s bieden de mogelijkheid voor opvang gedurende de vakantieperiodes, op margedagen en op vrije dagen. In enkele locaties bestaat de mogelijkheid voor voorschoolse en tussenschoolse opvang. De opvang per locatie is gericht op 1 of meer basisscholen. Ouders weten welke basisscholen binnen het verzorgingsgebied vallen. Indien hun kind een school bezoekt die niet tot het verzorgingsgebied van de betreffende BSO behoort, zorgen de ouders zelf voor vervoer. Voor alle andere scholen zorgt TintelTuin voor het vervoer. Vanaf het moment dat het kind de school verlaat, valt hij onder de verantwoordelijkheid van TintelTuin. Veel kinderen worden van school gehaald met een TintelTuin busje. De chauffeurs hebben kennis van de pedagogische uitgangspunten van TintelTuin en werken samen met de locaties, zodat er voor de kinderen geen onduidelijkheid ontstaat. Het aanbod aan de kinderen wordt aangepast aan de situatie: opvang na schooltijd vraagt andere activiteiten en een andere opbouw dan opvang tijdens een lange vakantie. Enkele locaties bieden opvang voor schooltijd en tussen de middag. De pedagogische werkwijze is hetzelfde als bij de overige buitenschoolse opvang, maar het specifieke karakter van deze opvang vraagt eigen uitwerking. Deze zijn uitgewerkt in richtlijnen voor de pedagogisch medewerkers.
Groepsindeling en personeelsinzet De kinderen zijn in groepen ingedeeld. De kinderen komen voor het merendeel op vaste dagen, net als de pedagogisch medewerkers. Ze zijn ingedeeld in horizontale groepen met 20 kinderen van 4 tot 7 en van 8 tot 13 jaar of in verticale groepen van 4 tot 13 jaar. Kinderen zijn in principe in één stamgroep ingedeeld. Tijdelijk kan er sprake zijn van plaatsing in twee groepen of locaties. Het grootste gedeelte van de opvangtijd werken er twee vaste pedagogisch medewerkers op een groep. Indien wordt gewerkt met halve groepen, is sprake van één vaste pedagogisch medewerker die kan terugvallen op collega’s van andere groepen. De pedagogisch medewerkers kunnen ondersteund worden door huishoudelijk medewerkers en pedagogisch medewerkers in opleiding. In de groepen met twee pedagogisch medewerkers heeft ieder kind tijdens zijn opvangdagen te maken met maximaal drie vaste pedagogisch medewerkers. Dat wil zeggen dat het kind op de dagen dat het aanwezig is, altijd minimaal een van zijn vaste pedagogisch medewerkers treft (behalve in geval van ziekte of verlof). Bij afwezigheid van de vaste pedagogisch medewerkers worden bij voorkeur bekende invallers ingezet.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 22 van 23
mei 2010
De groep voorbij In de meeste BSO’s hebben de kinderen de beschikking over meerdere groepsruimtes. We sluiten hierbij aan op de behoeften en de mogelijkheden van de kinderen. Op veel locaties is er sprake van ruimtes waar specifieke spelactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, zoals ateliers, speellokalen, gymzalen en computerruimtes. De kinderen maken gebruik van deze ruimtes volgens de op de vestiging afgesproken regels. Voor verantwoord toezicht wordt zorg gedragen. Kinderen die daar behoefte aan hebben, kunnen altijd terecht op hun vertrouwde plek of bij hun vertrouwde pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers bieden regelmatig groepsoverstijgende activiteiten aan voor kinderen uit verschillende groepen. Bedrijfsmatige redenen maken het soms noodzakelijk om groepen te combineren of met halve groepsbezettingen te werken. Het totaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker blijft altijd overeenkomen met de beleidsregels behorend bij de wet Kinderopvang en de CAOkinderopvang.
Personeel De pedagogisch medewerkers hebben een op het vak gerichte opleiding afgerond of zijn bezig met de opleiding tot groepspedagogisch medewerker. Op de BSO’s zijn meestal ook BOL- stagiaires aanwezig. Zij volgen een dagopleiding tot pedagogisch medewerker en werken boventallig op de vestiging. Op de kindercentra kunnen ook BBL- medewerkers aanwezig zijn, zij volgen en werk-/leertraject binnen TintelTuin (maximaal één medewerker in opleiding per groep). Waar mogelijk wordt gewerkt met stagiaires van opleidingen die nieuwe inhoudelijke impulsen kunnen geven, zoals sport en kunst. Alle locaties hebben een locatiemanager, zij is leidinggevend. Een locatiemanager kan één of meerdere locaties en/ of verschillende werkvormen (peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang en kinderdagopvang) aansturen. Alle locatiemanagers hebben een op de functiegerichte HBO opleiding afgerond of zijn in opleiding daarvoor. TintelTuin zorgt voor scholing en training van haar medewerkers. Alle pedagogisch medewerkers krijgen werkbegeleiding door hun direct leidinggevende. Zij volgen de training ‘Effectief communiceren’ en een basistraining ten behoeve van het uitvoeren van het pedagogisch beleid. Daarnaast zijn er trainingen op maat. Pedagogisch coaches geven videowerkbegeleiding aan alle pedagogisch medewerkers.
In de samenleving De BSO’s van TintelTuin maken deel uit van de samenleving. TintelTuin stelt zich daarom op als actief partner in de keten van zorg rondom het kind en heeft vanuit deze visie regelmatig contacten met onder meer Ouder-kind Centra (OKC), Centra voor Jeugd en Gezin, Jeugdgezondheidszorg (JGZ), opvoedadviseurs en het AMK (Algemeen Meldpunt Kindermishandeling). Met toestemming van ouders wordt er overlegd met anderen (school, JGZ) als er vragen zijn over de ontwikkeling van een kind. Er is in een deel van het werkgebied een actieve vorm van samenwerking met opvoedadvisering, waarbij ouders op een laagdrempelige manier kennis kunnen maken met opvoedondersteuning. Wij verwijzen ouders, indien er vraag is naar opvoedondersteuning, actief door. TintelTuin werkt in Amsterdam samen met Okido. Okido biedt ondersteuning voor kindercentra, in de vorm van financiën om extra ondersteuning op de groep in te zetten en in de vorm van expertise, die vanuit verschillende hulpverlenende organisaties kan worden geleverd.
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010
Nieuwsbrief Pedagogisch beleid
Buitenschoolse opvang
Pagina 23 van 23
mei 2010
Met alle scholen waar onze kinderen vandaan komen, wordt samengewerkt. Minimaal worden praktische afspraken gemaakt over het ‘afleveren’ en het ophalen van de kinderen op school. Vaak zijn er contacten over individuele kinderen (na toestemming van de ouders). Veel BSO’s zijn gehuisvest binnen een schoolgebouw. In dat geval is er overleg over het gebruik van de ruimtes en de gedragsregels voor de kinderen. BSO’s die deel uitmaken van een brede school werken veelal ook inhoudelijk samen. In enkele gemeentes (bijv. Zaanstad) zijn hiervoor gezamenlijke convenanten afgesproken. In al dit soort situaties gaat het er om de meerwaarde van samenwerking te benutten met behoud van de eigen functie en kenmerken van de diverse werksoorten.
Aangrenzend beleid en werkinstructies: -
Beleid Inrichting Protocol signaleren/ opvallende kinderen Protocol Vermoeden kindermishandeling Beleid ziekte, verzorging, en overlijden Beleid (voedsel)hygiëne Scholingsbeleid
TintelTuin.manager pedagogische kwaliteit.Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang.mei 2010