Pedagogisch beleid Buitenschoolse opvang INLEIDING Buitenschoolse opvang bij ’t Rovertje BSO ’t Rovertje biedt opvang aan kinderen van 4 t/m 12 jaar (tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor de kinderen eindigt). Kinderen van diverse scholen in de gemeente Beesel en omstreken maken gebruik van de buitenschoolse opvang. Het BSO lokaal in de hoofdvestiging van het KC, genaamd Kids Club, is een onderdeel van de Meander, een Brede school. De kinderen van deze school komen zelfstandig naar ’t Rovertje terwijl anderen door een pedagogisch medewerkster te voet of met de busjes worden opgehaald, welke eigendom zijn van ’t Rovertje. Verder heeft ’t Rovertje ook nog vier dependances. Hiervan is er één gevestigd in de brede school, genaamd Villa Kakelbont, één in de voormalige pastorie aan de Pater Claretstraat in Offenbeek, genaamd de Big Ones in ’t Roversnest, één in de voormalige pastorie aan Kerkplein 3 in Beesel (Drakenest), genaamd Rovershol en één in basisschool de Triolier in Offenbeek genaamd de Junglerovers. Ook hier komen kinderen onder begeleiding van een pedagogisch medewerker naar de BSO of worden met het busje gebracht. Voor het aantal kinderen per pedagogisch medewerker en de groepsgrootte in de BSO gelden de volgende regels: één pedagogisch medewerker per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar; één pedagogisch medewerker per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar; twee pedagogisch medewerkers en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. In onze BSO basisgroepen is de maximale groepsgrootte en leeftijdsopbouw als volgt: Kids club 20 kinderen van 4-12 jaar, Villa Kakelbont 10 kinderen van 4-12 jaar, Big Ones 20 kinderen van 4-12 jaar, Rovershol 20 kinderen van 4-12 jaar en Junglerovers 20 kinderen van 4-12 jaar. De pedagogisch medewerkers worden bij hun werkzaamheden door andere volwassenen ondersteund. Het betreft volwassenen die ingezet kunnen worden als achterwacht. Tijdens calamiteiten bieden deze volwassenen ondersteuning en zijn ze meewerkend/ondersteunend. Wij hebben dit als volgt georganiseerd: er zijn minimaal twee pedagogisch medewerkers in het gebouw of er is één pedagogisch medewerker en één andere volwassene in het gebouw (tijdens de vervroegde en verlengde opvang of tijdens opvang in één groep op de desbetreffende locatie). Dit wordt met het werkrooster ingepland. indien er één pedagogisch medewerker in het gebouw is, b.v. als de andere pedagogisch medewerker gaat wandelen, dan wordt telefonisch de achterwacht met andere volwassenen in de hoofdvestiging geregeld waarbij deze volwassenen binnen 15 minuten de desbetreffende pedagogisch medewerker tijdens een calamiteit kunnen ondersteunen. Elke locatie heeft een calamiteitenplan. Dit calamiteitenplan ligt op een centrale plaats in het gebouw. Op de desbetreffende centrale plaats ligt of hangt een telefoonlijst met belangrijke nummers om tijdens een calamiteit contact mee op te nemen. Medewerkers zijn hier van op de hoogte.
Algemene visie De buitenschoolse opvang biedt opvang voor kinderen zodat ouders de mogelijkheid hebben om werk of studie te combineren met de opvoeding van hun kinderen. Kinderen kunnen voor en na schooltijd en in de schoolvakanties bij de BSO terecht. De BSO is een plek waar kinderen op een leuke veilige manier hun vrije tijd kunnen doorbrengen. Wij vinden dat vrije tijd voor kinderen tijd is waarin kinderen vrij kunnen spelen zonder al teveel verplichtingen.
1
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN BUITENSCHOOLSE OPVANG 1. Opvang In de opvang staat centraal het bieden van: onderdak, zorg, bescherming, gezelligheid en persoonlijke aandacht voor elk kind. 2. Vrije tijd In de vrije tijd van het kind staat spelen centraal. Kinderen hebben de vrijheid om te kiezen wat ze willen doen. De BSO zorgt voor voldoende uitdagend spelmateriaal en stimulerende begeleiding. 3. Mede opvoeden Begeleiden van kinderen gedurende een aantal dagdelen per week betekent ook opvoeden: omgangsregels, huisregels, begeleiden naar zelfstandigheid. 4. Voor jonge en oudere kinderen Het aanbod is geschikt voor zowel het jonge als het oudere kind, voor jongens en meisjes. 5. Toegankelijk voor iedereen De BSO is er voor kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders, veel en weinig verdienende ouders. De ouderbijdrage kent verschillende vormen. 6. Structuur Kinderen en ouders kunnen op de voorziening rekenen als een “tweede thuis”. De BSO is over het algemeen open op alle schooldagen en in de schoolvakanties. 7. Geschoolde opleiding Begeleiding van de opvang gebeurt door beroepskrachten met een MBO opleiding of daarvoor studerend. 8. Veiligheid en hygiëne Deze aspecten komen onder meer tot uiting in het gebouw, omgangsregels, maximale groepsgrootte, verzorging en het hanteren van de hygiënecode. 9. Medezeggenschap ouders en kinderen In de vorm van een oudercommissie worden ouders betrokken bij het beleid van de buitenschoolse opvang. 10. Vervoer Kinderen moeten de mogelijkheid hebben om op een veilige manier van school naar de buitenschoolse opvang te komen. UITGANGSPUNTEN IN DE PRAKTIJK 1. OPVANG Ervaren en gediplomeerde pedagogisch medewerkster begeleidt de kinderen en zorgt voor continuïteit in de opvang. De BSO is een ontmoetingsplaats, er zijn altijd andere kinderen om mee te spelen. Kinderen die dat willen hebben de mogelijkheid om alleen te spelen of zich terug te trekken. Over het algemeen hebben de kinderen meer ruimte tot hun beschikking dan thuis en meer en/of ander spelmateriaal. Er is enige mate van flexibiliteit in de opvang mogelijk: mogelijkheid om een dag/dagdeel te ruilen of te compenseren keuzemogelijkheid uit alleen voorschoolse opvang, naschoolse opvang of vakantieopvang of een combinatie hiervan. mogelijkheid tot het aanvragen van een extra dag/dagdeel mogelijkheid tot verlengde opvang (tot 14.00 uur of 18.00 uur) Aan de laatste twee opties zijn extra kosten verbonden. 2. VRIJE TIJD Kinderen zijn vrij om te kiezen wat ze willen doen. Er wordt geen vast activiteitenprogramma aangeboden, wel wordt ervoor gezorgd dat een kind daadwerkelijk bezig is. Indien nodig biedt de pedagogisch medewerkster iets aan, hetzij een spel hetzij een (knutsel)werkje. Net waar het kind zin in heeft. Mocht een
2
kind steeds voor hetzelfde kiezen dan zal de pedagogisch medewerkster het kind proberen uit te dagen ook eens iets anders te doen. Tijdens de schoolvakanties worden wel activiteitenprogramma’s gemaakt. Er wordt dan van tevoren geïnventariseerd welke kinderen komen en hoeveel. Hierop worden de activiteiten afgestemd. Ook nu zijn de kinderen vrij om te kiezen of ze mee willen doen of niet al zal de pedagogisch medewerkster wel proberen de kinderen te prikkelen met haar enthousiasme. Kinderen zijn vrij om te kiezen wat ze willen doen, maar er is wel een vaste dagindeling en er zijn groepsregels. Dagindeling Na school als kinderen in de BSO komen gaan zij eerst gezamenlijk drinken en eten. Er wordt fruit aangeboden en iets van een koek. (rijstwafel, liga enz.) daarna mogen ze vrij spelen om 16.15 krijgt ieder kind een snoepje daarna mogen ze weer vrij spelen tot ze worden opgehaald. Tijdens de vakantie tussen 7.30 en 8.30 uur komen de kinderen binnen daarna wordt er een activiteit gedaan rond 9.30 wordt er gezamenlijk iets gedronken en gegeten eventueel vervolg van de activiteit of vrij spelen om 11.30 eten we samen boterhammen vrij spelen tot de kinderen van de ochtendopvang gehaald zijn. Dit kan tot 13.30 uur of tot 14.00 uur als men verlengde opvang heeft. dan komt een tweede geplande activiteit aan bod. om 14.30 eten we fruit en koek en drinken iets vervolg activiteit of vrij spelen vanaf 16.30 kunnen de kinderen opgehaald worden Het vakantieprogramma staat niet persé vast al wordt wel altijd geprobeerd om het uit te voeren. Het ligt er natuurlijk ook aan waar de kinderen zin in hebben en welk weer het is. Bij een mooie dag kan het ook zijn dat we naar een speeltuin gaan waar we dan picknicken. Ook een bezoekje aan een kinderboerderij maakt het onmogelijk je strikt aan de tijden te houden. We zorgen er in ieder geval wel voor dat we voor 12.30/16.30 terug zijn omdat dan de eerste ouders al kunnen komen om hun kinderen op te halen. Regels Er worden vanuit de pedagogisch medewerkster regels gehanteerd om de sfeer en de leefbaarheid in de groep te beïnvloeden. Die regels bevinden zich op het vlak van hygiëne, sociale omgang en zelfredzaamheid.
Regels bij binnenkomst - jas en tas in de luizencape doen en ophangen aan de kapstok - goedendag zeggen - handen wassen - aan tafel gaan zitten om iets te eten en te drinken Tijdens het eten - aan tafel blijven zitten, rustig praten en ook anderen iets laten vertellen Tijdens het spelen - opruimen voor je aan iets anders begint - regels bij het gebruik van de spel-/computer (leeftijd, tijd en soort spelletjes) - binnen niet rennen - aardig zijn voor elkaar
3
ruzietjes proberen eerst zelf op te lossen. Wanneer dit niet lukt treedt de pedagogisch medewerkster op als “bemiddelaar”. - wanneer je bij een andere groep wilt gaan spelen moet dit altijd eerst gevraagd worden - de kleintjes (4- 5- en 6 jarigen) vertellen de pedagogisch medewerksters altijd waar ze zijn, zelfs als ze naar het toilet gaan - bij ’t Roversnest, Rovershol en Triolier wordt altijd gevraagd of men naar buiten mag om te spelen, zo weet de leidster wie er buiten zijn - regels bij het gebruik van het knutselmateriaal - bij het spelen buiten het terrein gaat altijd een pedagogisch medewerkster mee de pedagogisch medewerkster gedag zeggen bij het naar huis gaan. -
3. MEDE OPVOEDING Wat geeft de BSO de kinderen mee? Zelfredzaamheid/ zelfstandigheid stimuleren. Kinderen worden uitgedaagd om eerst zelf te proberen iets op te lossen. Dit kan zowel het uitproberen van een nieuwe vaardigheid als het oplossen van een ruzie zijn. De pedagogisch medewerkster speelt hierbij een ondersteunende rol door kinderen aan te moedigen om iets te proberen of handreikingen te geven om een conflict op te lossen. Zelfvertrouwen vergroten. Door kinderen positief te benaderen en vooral te benadrukken wat het kind wel goed kan stimuleert de pedagogisch medewerkster het zelfvertrouwen van het kind. Ook worden kinderen ondersteund bij het aangaan van nieuwe uitdagingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind wat denkt niet te kunnen knutselen. De pedagogisch medewerkster kan hierbij een grote rol spelen door het kind aan te moedigen. “Verkeert” of “fout” bestaat niet, met wat handigheidjes/trucjes maak je er iets heel eigens van. De fantasie van het kind wordt geprikkeld en alles mag en past. Ook kinderen die nog meer willen worden gestimuleerd en worden andere mogelijkheden aangeboden. Zo blijft het kind zich ontwikkelen en blijft het nieuwe ervaringen opdoen. Sociale vaardigheden. De groep brengt een extra dimensie in het aanleren/vergroten van de sociale vaardigheden. Kinderen komen met zowel jongere als oudere kinderen in aanraking. Ze leren daardoor rekening houden met elkaar, elkaar helpen, luisteren naar elkaar en opkomen voor zichzelf. Ontwikkeling. Door kinderen zelf te laten kiezen hoe zij hun tijd besteden in de BSO worden zij geprikkeld zelfstandig initiatieven te nemen. Kinderen die veel eenzijdige keuzes maken of moeite hebben om zelf initiatief te nemen worden daarin begeleid en gestimuleerd door de pedagogisch medewerkster. Door het aanbieden van gevarieerd spel en/of groepsruimte/ speelplaats doen kinderen nieuwe ervaringen op. De pedagogisch medewerkster probeert de kinderen hierin te blijven prikkelen. 4. BSO VOOR JONGERE EN OUDERE KINDEREN Verschillende leeftijden in één groep. Er is een gemengde groepssamenstelling. Kinderen kiezen vooral voor een activiteit zonder te letten op de leeftijd van de medespelers. Waarom een gemengde groepssamenstelling: - jonge kinderen worden gestimuleerd in hun spel door oudere kinderen - het benadert in veel gevallen de thuissituatie - kinderen uit één gezin kunnen in dezelfde groep
4
-
-
grote kinderen kunnen hun zorgzaamheid ontwikkelen voor jongere kinderen ze blijven over het algemeen bij dezelfde pedagogisch medewerkster waardoor het contact tussen het kind en de pedagogisch medewerkster hechter kan worden. Er groeit een vertrouwensband. kinderen die thuis enig kind zijn leren toch om te gaan met andere kinderen kinderen leren rekening houden met elkaar kinderen kunnen gedurende de hele opvangperiode in dezelfde groep
blijven. In de vakantieperiode kan het zijn dat de twee BSO groepen in één locatie worden samengebracht. Dit kan om verschillende redenen zijn. Hetzij door een onderbezetting aan pedagogisch medewerksters hetzij door de samenstelling van de groepen. Als op één locatie bijvoorbeeld maar twee kinderen zijn en op de andere meer dan is het vaak gezelliger om de twee locaties samen te voegen. Bij het samenvoegen van de groepen wordt altijd rekening gehouden met de kinderen. Dit laatste kan ook een reden zijn om de groepssamenstelling te wijzigen. Verschil in benadering en aanbod voor het jonge en oudere kind Rol pedagogisch medewerkster t.o.v. het jongere kind. - zorgen dat het kind zich op zijn gemak voelt d.m.v. observatie, persoonlijke aandacht en tijd nemen om kinderen te helpen en uit te leggen hoe regeltjes in de groep zijn afgesproken - hulp bieden bij lichamelijke verzorging. Denk hierbij vooral aan handen wassen voor het eten, handen en mond wassen na het eten, hulp na een bezoek aan het toilet enz. - creëren van rustige, veilige en gevarieerde speelplekken - helpen bij het oplossen van onderlinge ruzietjes - voorlezen van verhaaltjes/ liedjes zingen Rol pedagogisch medewerkster t.o.v. het oudere kind. - het bieden van een luisterend oor - door de kinderen zoveel mogelijk zelf naar oplossingen te laten zoeken stimuleren we de zelfstandigheid en het gevoel van verantwoordelijkheid. - we bieden een uitdagende speelplek d.m.v. spelmateriaal, activiteiten en vrije keuze in de indeling van hun vrije tijd. - we stellen duidelijk grenzen en maken duidelijke afspraken met de kinderen maar proberen hen zoveel mogelijk vrij te laten in hun keuzes. Hierbij moeten we (helaas) wel melden dat het bij sommige kinderen heel moeilijk is om hun te blijven boeien. Onze ervaring is dat dit niets met het spelmateriaal of met de pedagogisch medewerksters te maken heeft maar sommige kinderen zijn op een bepaalde leeftijd (11- 12 jaar) moeilijk uit te dagen. Hoe goed de pedagogisch medewerksters hun best ook blijven doen, sommige kinderen vinden in een bepaalde periode alles “saai” ondanks het feit dat de pedagogisch medewerkster zo hun best doet hen uit te dagen, maar we blijven proberen het iedereen naar hun zin te maken. - begeleiden met hun huiswerk Individuele aandacht - naast leeftijdsverschil is natuurlijk ieder kind verschillend en is de rol van de pedagogisch medewerkster afgestemd op de behoefte van het individuele kind. Kinderen willen aandacht en gezien worden. De pedagogisch medewerkster geeft alle kinderen aandacht door te luisteren naar hun verhalen en de tijd daarvoor te nemen. Ze leest samen boekjes, knuffelt de kinderen, geeft ze een aai over de bol, geeft een pluim of sticker enz. Ook de wat stillere en teruggetrokken kinderen krijgen hun aandacht in de hoop het “ijs” te breken zodat ook zij zich gauw thuis en vertrouwd zullen voelen. Er blijft natuurlijk altijd het type kind bestaan wat
5
altijd stilletjes is maar het is goed te merken aan een kind of dat gewoon zijn aard is of dat het zich niet prettig voelt. De pedagogisch medewerkster is hier dan ook heel alert in. Verder ondersteunen ze kinderen die het op de een of andere manier moeilijk hebben. Indien nodig wordt er met ouders over gesproken zodat er gezamenlijkheid ontstaat in de probleemsignalering en oplossing daarvan. Verder worden zulke kinderen ook besproken in een unit overleg zodat we op één lijn komen te liggen qua aanpak. Nieuwe kinderen. Om kinderen zich prettig te laten voelen worden nieuwe kinderen spelenderwijs wegwijs gemaakt in de BSO. Regels in de groep worden verteld als een situatie zich voordoet, zodat kinderen ook begrijpen waarom er bepaalde afspraken zijn. Indien mogelijk maakt ieder kind bij het intakegesprek kennis met de pedagogisch medewerkster waarbij het in de groep komt en mag het een keer komen kennismaken tijdens een BSO dag zodat bij het eerste echte bezoek bekende gezichten zijn. De pedagogisch medewerkster zal hem/haar in het begin ook observeren en met andere pedagogisch medewerksters overleggen hoe het in de groep met hem/ haar gaat. Mocht het kind langer de tijd nodig hebben om te wennen dan overleggen de pedagogisch medewerksters met elkaar hoe ze dit doel het beste kunnen bereiken. Indien nodig zal één pedagogisch medewerkster zich bezig houden met dit kind om uiteindelijk dit doel te bereiken. De pedagogisch medewerkster zorgt er ook voor dat het kind kennis maakt met de andere kinderen en dat het ervaart welke mogelijkheden de BSO te bieden heeft. Wanneer het kind opgehaald wordt gaat de pedagogisch medewerkster samen met het kind aan de ouders/verzorgers vertellen hoe het gegaan is. Verder mogen ouders/verzorgers natuurlijk altijd bellen om te vragen hoe het gaat of een afspraak maken. Verschil in aanbod BSO als veilige en gezellige speelplek voor jonge kinderen. In de BSO is er voor jonge kinderen speelgoed wat hen aanspreekt zoals een bouwhoek, winkeltje, speelhuis, knutselmateriaal enz. Tijdens het eten en drinken na school kunnen ze bijkletsen met zowel andere kinderen als met de pedagogisch medewerkster. Daarna mogen ze in principe hun eigen weg gaan waarbij er wel op wordt gelet dat ook ieder kind iets om handen heeft. Is dat niet het geval dan zal de pedagogisch medewerkster het kind iets aanbieden. Sommige kinderen hebben een jonger broertje of zusje bij de Dagopvang. Hier mogen ze in overleg ook gaan spelen .Verder mogen de kinderen in overleg met de pedagogisch medewerkster een vriendje of vriendinnetje meenemen om te spelen. BSO als huiskamer voor de oudere kinderen. Ook de oudere kinderen kletsen even bij tijdens het eten en drinken. Sommige kinderen vinden altijd wel iets te doen terwijl andere kinderen juist veel meer de persoonlijke aandacht van de pedagogisch medewerkster vragen. Ze vinden het heerlijk om te “tutten”. Hieraan wordt zoveel mogelijk gehoor gegeven al blijft het een gegeven dat er natuurlijk meer kinderen zijn die aandacht of hulp nodig hebben. De inrichting van de ruimte. Tijdens het inrichten van de ruimte is zoveel mogelijk rekening gehouden met ieders wensen. Centraal staat de tafel met stoelen waar samen gegeten en gedronken wordt. Er is een bouwhoek waar kinderen naar hartenlust kunnen bouwen met de trein, lego, k’nex, auto’s enz. Ook is er een leeshoekje waar boekjes staan en een luie stoel of bank. De tv en de computer staan ook apart zodat ze elkaar niet storen. In het winkelhoekje kunnen ze zich uitleven in het rollenspel. Bij ’t Rovertje op de Meander staat ook nog een groot speelhuis. Hier kunnen o.a. hutten in gebouwd worden. Verder staan er kastjes met spellen, puzzels, knutselmateriaal enz. Af en
6
toe wordt de ruimte anders ingericht zodat de kinderen weer een nieuwe uitdaging krijgen. Op alle locaties is een royale buitenspeelplaats. Bij de Meander zijn ze bezig om in samenwerking met de school de speelplaats te verfraaien. Bij ’t Roversnest is men gestart met de aanleg van een spannende, natuurlijke, uitdagende tuin. Daarnaast heeft de BSO zelf ook nog een diversiteit aan buitenspeelgoed. Bij slecht weer is er bij ’t Rovertje ook nog de mogelijkheid gebruik te maken van diverse ruimtes in de school. Ook hier zijn diverse materialen waardoor de kinderen zich uit kunnen leven. 5. TOEGANKELIJK VOOR IEDEREEN Afhankelijk van het inkomen van de ouders en of deze wel of geen werkgeversbijdrage ontvangen wordt de ouderbijdrage bepaald. Er zijn verschillende contractmogelijkheden binnen de BSO VSO = alleen voorschoolse opvang (7.30-8.30 wij brengen de kinderen naar school) NSO = alleen naschoolse opvang (15.00/15.30-17.30) NSOjr = alleen naschoolse opvang (12.00/12.15 – 17.30) VAKO = alleen vakantieopvang (7.30-13.30/7.30-17.30/12.30-17.30) BSO = een totaalpakket van bovenstaande opvangmogelijkheden BSOjr = een totaalpakket van bovenstaande opvangmogelijkheden met als extra dat het kind bepaalde dagdelen om 12.00/ 12.15 van school wordt gehaald. Naast deze contractvormen kan men ook nog kiezen voor Verlengde Opvang. Men kan het kind dan tot 14.15 c.q. 18.15 ophalen. Hier betaalt men extra voor. 6. STRUCTUUR Structuur in de opvang. Vóór en na schooltijd en in de schoolvakanties is er opvang voor de kinderen. Daarnaast kunnen de kinderen ook worden opgevangen tijdens adv dagen en ingelaste vrije dagen van school. Er is enige mate van flexibiliteit in de opvang mogelijk doordat er ruimte is om te ruilen van dagen/ dagdelen, het compenseren van een dag/ dagdeel of het afnemen van een extra dag/ dagdeel. Structuur in het programma. De continuïteit in het programma wordt tijdens schoolweken vooral gecreëerd door het inlassen van vaste rustmomenten. Die momenten zijn het samen eten en drinken na school en om 16.15 bij het uitdelen van een snoepje. Tijdens de vakantieperiode is er ’s morgens een rustmoment rond 9.30 wanneer we samen iets drinken en een koekje eten. Tussen de middag eten we rond 11.30 samen brood en ’s middags is er rond 14.30 weer drinken en het eten van fruit en om 16.15 het uitdelen van een snoepje. Tijdens een verjaardag wijken we hier vanaf. Dan wordt om 16.00 de jarige in het zonnetje gezet. Getooid met kroon of band wordt er gezongen waarna iedereen het kind feliciteert en vervolgens een bekertje chips krijgt. De jarige krijgt een versierd bordje met chips en mag een kaart uit zoeken, één cadeautje uit de cadeautjesdoos nemen en één cadeautje uit de grabbelton. 7. GESCHOOLDE PEDAGOGISCH MEDEWERKSTER De pedagogisch medewerkster heeft als hoofdtaak zorg te dragen voor de dagelijkse opvang en verzorging van een groep kinderen. Daarnaast is er ook nog een unitmanager welke belast is met de coördinerende taken betreffende de BSO en sturing geven aan het team. Een pedagogisch medewerkster moet minimaal in het bezit zijn van een MBO diploma en mag in haar eentje een groep draaien met 10 kinderen.
7
8. VEILIGHEID EN HYGIENE De BSO voldoet aan de veiligheidseisen die door de GGD en gemeentelijke inspectie gesteld worden aan de kinderopvang. Zij voeren jaarlijks een inspectie uit. Door gebruik te maken van de ruimtes van school of Villa Kakelbont is het gebouw bij ‘t Rovertje geschikt om 30 kinderen op een veilige manier te laten spelen. Bij ’t Roversnest, Rovershol en Triolier is dat aantal 20. Er is een protocol opgesteld “Hoe te handelen bij ziektes en ongevallen”. We werken volgens de hygiënecode en de ruimte waarin de kinderen spelen is schoon en netjes. De pedagogisch medewerkster let op gezonde voeding. Kinderen mogen pas zoet op hun brood nadat ze een boterham met vlees of kaas hebben gehad. Na school is er een aanbod van peperkoek, rijstwafel, liga, soepstengel en fruit en om 16.15 is er het snoepje. Ze mogen twee bekers limonade (grenadine) en daarna kunnen ze water drinken. Verder komt de veiligheid tot uiting in een plek waar kinderen zich veilig en geborgen voelen. Voor ieder type kind is er een plekje, hetzij teruggetrokken of juist midden in het gedruis. Door individuele aandacht, ruimte en respect voor elk kind en voor elkaar worden kinderen attent gemaakt op de waarden en normen. 9. MEDEZEGGENSCHAP OUDERS EN KINDEREN Ouders Contact met de pedagogisch medewerkster. De contacten met de ouders vinden voornamelijk plaats bij het brengen en halen van de kinderen. Er is dan even de gelegenheid om kort stil te staan bij het verloop van de dag. Ouders die om wat voor reden dan ook een gesprek willen met de pedagogisch medewerkster kunnen hiervoor een afspraak maken. De pedagogisch medewerkster heeft een signalerende functie m.b.t. stoornissen of het achterblijven van de algemene ontwikkeling, het gedrag of de lichamelijke ontwikkeling. Zij worden geacht dit met de ouders te bespreken na overleg met een collega en leidinggevende. De ouders zijn vrij in wat zij met deze adviezen doen. De pedagogisch medewerkster heeft in principe geen contact met school over een kind zonder medeweten van de ouders. Oudercommissie. ’t Rovertje heeft een oudercommissie waarin ook ouders van de BSO zitting kunnen hebben. De oudercommissie is belangrijk voor de BSO omdat het dient als klankbord voor het beleid. De oudercommissie stelt zich als doel: de gemeenschappelijke belangen van de kinderen en ouders zo goed mogelijk te vertegenwoordigen invloed uit te oefenen op het beleid van de BSO de communicatie te bevorderen tussen ouders en personeel van de BSO de communicatie tussen ouders onderling te bevorderen Op deze manier houden ouders een vinger aan de pols bij de voortzetting en ontwikkeling van goede kinderopvang. Tevredenheids- enquête. Onder alle ouders wordt een tevredenheids- enquête gehouden waarin hen gevraagd wordt een oordeel over de BSO te geven en eventuele aanbevelingen te doen. Deze enquête wordt 1x per jaar uitgedeeld na de zomervakantie.
8
Kinderen Kinderen worden gestimuleerd en betrokken bij zaken die hen direct aan gaan zoals aanschaf van nieuw spelmateriaal, inrichting en aankleding van het BSO lokaal en regels in de BSO. Op deze manier worden kinderen geprikkeld om zelf een mening te vormen, keuzes te maken en kritisch te kijken naar dingen die om hen heen gebeuren. 10. VERVOER De BSO biedt de mogelijkheid om vanuit school met het busje naar de BSO te komen. Het is ons streven om alle kinderen uiterlijk om 15.30 uur op hun locatie te hebben. Scholen worden aan het begin van iedere maand geïnformeerd over welke kinderen mee gaan naar ‘t Rovertje. Er wordt een duidelijke afspraak gemaakt over welke kinderen in de klas wachten of op een vaste plek in/ bij school. Samen zorgen we ervoor dat de kinderen op een veilige manier vervoerd worden. Daarbij is het belangrijk dat de pedagogisch medewerkster de kinderen kent en veiligheidsregels tijdens het vervoer in acht neemt. Ook voor ouders ligt hier een taak. Ouders geven door als hun kind om wat voor reden dan ook niet mee gaat met de bus. Tijdens het vervoer met de bus is ’t Rovertje verantwoordelijk. Kinderen die te voet worden opgehaald lopen samen met een pedagogisch medewerkster naar de BSO. Ook hier is ’t Rovertje verantwoordelijk. De BSO heeft een ongevallenverzekering die dekt vanaf het moment dat een kind van school vertrekt. Bij kinderen die op eigen gelegenheid naar de BSO komen, hetzij vanuit school, gym of koortje, zijn de ouders verantwoordelijk. Hiervoor moeten zij ook een brief ondertekenen. Dit laatste gebeurt ook bij kinderen die op eigen gelegenheid van de BSO naar huis gaan. 11. BIJLAGE De volgende onderwerpen zijn verder uitgediept: wennen verzorging
9
WENNEN Het begeleiden van het wennen is in de eerste plaats de taak van de pedagogisch medewerkster. Een goede start is vooral belangrijk voor het kind maar ook het visitekaartje van het kinderdagverblijf. Gedurende de wenperiode wordt de basis gelegd voor de band tussen de (vaste) pedagogisch medewerkster en het kind. Het doel van de wenperiode is: het vertrouwd raken van het kind met de omgeving en het opbouwen van een band tussen het kind en de pedagogisch medewerkster. Het vertrouwd raken van de ouders met de nieuwe situatie en het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie tussen de ouders en de pedagogisch medewerkster. Het op elkaar afstemmen van regeltjes, normen en waarden welke thuis gehandhaafd worden met de BSO. Wennen betekent voor het kind voldoende vertrouwen hebben om te kunnen functioneren in de groep. De professionaliteit van de pedagogisch medewerkster in het begeleiden van het wennen is hierin van groot belang. Factoren die meespelen in het verloop van het wennen: De ontwikkeling van het kind. De aard en het temperament van het kind Het basisvertrouwen welke het kind in zijn jonge leventje al heeft opgebouwd met zijn primaire verzorgers/omgeving De mate van overeenstemming tussen de thuissituatie en de BSO (speelgoedaanbod, drukte en lawaaierigheid, aanwezigheid van meerdere kinderen en volwassenen, waarden en normen.) De continuïteit, voorspelbaarheid en kwaliteit van de zorg in de BSO. De ervaring en het inzicht van de leidster in de omgang met kinderen. Het vertrouwen van de ouders in de pedagogisch medewerkster van de BSO en de mate waarin zij moeite hebben met het toevertrouwen van de zorg voor hun kind(eren) aan anderen. Voor het vertrouwen is het nodig veel te overleggen met de ouders en ze goed te informeren. Ouders moeten hun zorgen en wensen kunnen uitspreken en vragen kunnen stellen. Ouders moeten proeven/ervaren dat de sfeer in de groep goed is en zelf ervaren dat het kind het naar zijn zin heeft. De leidster kan dat in woorden duidelijk maken en laten zien maar het mooiste is als het kind het zelf vertelt en graag komt. Op welke manier kunnen wij kinderen laten wennen Vòòr het kind daadwerkelijk naar de BSO komt mag het samen met de ouder(s) een uurtje komen kijken zodat het al vertrouwd raakt met de leidster(s) en de omgeving. Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt hangt af van de ouders zelf. Kinderen die doorstromen vanuit de Dagopvang komen in de periode voorafgaande aan de eigenlijke komst 3 tot 4 keer oefenen in de BSO. Wanneer een kind huilt, proberen we hem/haar te troosten en tegelijkertijd af te leiden (met bijvoorbeeld een spelletje) zodat het snel zijn verdriet vergeet. We maken het kind bekent met de mogelijkheden binnen de BSO, welke spellen er zijn, welke speelmogelijkheden en welke knutselmogelijkheden. De leidster probeert achter de interesses van het kind te komen. De leidster brengt het kind eventueel in contact met andere kinderen waarvan zij denkt dat het klikt. Dit kunnen kinderen van haar eigen school zijn maar ook van een andere. Het kind krijgt extra aandacht. We bieden het kind bescherming wanneer andere/oudere kinderen een “bedreiging” vormen. Dit gaat vaak ongemerkt. Wanneer een pedagogisch medewerkster ziet dat een kind zich bij een bepaald kind/groepje niet prettig voelt probeert ze het kind iets anders aan te bieden waardoor het kind op een andere plek, weg van de “bedreiging”, bezig kan zijn. Komt dit herhaaldelijk voor
10
dan zal er een gesprekje plaatsvinden tussen beide partijen en zal worden gezocht naar een oplossing. Welke visie ligt hieraan ten grondslag In het begin is het veelal uitproberen en zoeken. Er is veel overleg tussen de leidsters, hetzij middels een evaluatieklapper, hetzij mondeling. Ervaringen worden uitgewisseld en ideeën worden geopperd. Het blijft echter een feit dat het ene kind gemakkelijker went dan het andere maar na een aantal dagen weet de leidster al ongeveer hoe ze met het kind om moet gaan. Sommige situaties voel je als leidster aan. Door een kind te observeren en te kijken naar de actie die het onderneemt leer je veel over het karakter de persoonlijkheid/ aard en trekjes van het kind. Veelal gebeuren handelingen uit ervaring van de leidster. Denk hierbij aan de ervaring die ze opgedaan heeft tijdens het oppassen (vroeger), tijdens een stageperiode, tijdens het zijn van een pedagogisch medewerkster bij een club (bijv. Scouting), de ervaringen die ze heeft omdat ze zelf kinderen heeft of omdat ze al langer werkzaam is in de BSO. Wanneer kinderen zich moeilijk blijven aanpassen zullen we dit bespreken in een unit vergadering. We maken duidelijke afspraken zodat iedereen op één lijn werkt en houden een evaluatie bij in de evaluatieklapper. Mocht niets baten dan zal er een gesprek volgen met de ouders en/ of kind. Welke gezamenlijke richtlijnen hanteren we Het is belangrijk dat het kind een vaste leidster heeft. Deze leidster begeleidt het kind om zich fijn te gaan voelen in onze BSO. Dit is een streven maar helaas niet altijd mogelijk. We maken het kind bekent met de leidsters en ruimte. Allereerst worden de leidsters voorgesteld. Met het ene kind kun je al gelijk een gesprekje voeren terwijl je aan een ander kind ziet dat het liever even met rust gelaten wil worden. Die ruimte krijgt het natuurlijk en de leidster zal een ander en beter moment kiezen om het contact op te bouwen. Daarna laten we de ruimte zien, waar het de jas en tas op kan hangen, waar de toiletten zijn, waar het binnen kan spelen en waar de buitenspeelplaats is. Meestal gebeurt dit in het kennismakingsbezoek samen met een van de ouders. We maken het kind bekent met het speelgoed. We laten zien waar spulletjes liggen en wat het ermee kan doen. Vaak gaat dit vanzelf door de nieuwsgierigheid van het kind en soms heeft het daar hulp bij nodig. Zonodig proberen we het kind ook uit te dagen eens met iets anders te spelen, samen te spelen of juist alleen te spelen. We maken het kind bekent met de regeltjes. Sommige regeltjes worden van tevoren gezegd zoals na school eerst de jas en de tas ophangen, handen wassen, samen iets eten en drinken, handen en mond wassen na het eten en drinken, voor je met iets anders begint eerst het speelgoed opruimen waar je mee bezig was enz. Andere regeltjes worden gaandeweg duidelijk zoals binnen niet rennen, buitenspeelgoed alleen buiten gebruiken enz. We maken het kind bekent met andere kinderen. Vaak kent het kind al andere kinderen van school. De leidster bekijkt hoe dat contact onderling is. Is dat goed dan laat ze het even zijn beloop maar blijft het in de gaten houden. Voelt het kind zich in eerste instantie tot niemand aangetrokken dan probeert de leidster het kind uit te dagen door middel van bijvoorbeeld een spel met kinderen waarvan zij denkt dat ze bij elkaar passen. Zo blijft ze zoeken tot ook dit kind zijn eigen vriendjes en vriendinnetjes heeft binnen de BSO. Wanneer aan het eind van de dag het kind wordt opgehaald bespreekt de leidster met de ouders hoe het gegaan is. Wanneer het kind dat wil doen we dat met het kind erbij. We luisteren hierbij goed naar het kind en letten op zijn/haar mimiek. Verder vragen we de ouders hoe het hun is bevallen en of ze het moeilijk vonden. Vragen kunnen natuurlijk altijd gesteld worden.
11
Soms kan het zijn dat het nog zo druk is dat het moeilijk is rustig even met de ouders te praten. Dit geven we dan ook eerlijk aan maar meestal zijn er meer leidsters en kan één leidster de ouder wel te woord staan. Wanneer het de eerste dag van een kind is maakt de leidster altijd tijd voor de ouder. Het nieuwe kind wordt door de leidsters in de gaten gehouden en geobserveerd. Verloopt alles goed dan is dat oké maar wanneer iemand merkt dat het kind ergens moeite mee heeft dan wordt dat bespreekbaar gemaakt. Hetzij mondeling of schriftelijk via de evaluatieklapper. Ook tijdens een unit overleg wordt, indien nodig, een kind besproken en wordt gekeken naar een eventuele oplossing. Wanneer een kind bij de ouder op de arm binnenkomt, nemen wij het over en gaan samen afscheid nemen. Dit proberen we zo kort mogelijk te houden dat is voor iedereen fijner want hoe langer het duurt hoe schrijnender het is voor zowel ouder als kind. Indien nodig troosten we het kind en leiden het af zodat het niet meer aan het verdriet denkt. We laten het kind in zijn waarde. Het zal zich moeten houden aan de regeltjes die gelden voor materialistische dingen maar vooral ook voor de omgang met elkaar. Het zal moeten leren anderen te respecteren en te accepteren. Dat zullen anderen, net als de leiding, ook moeten. Het kind hoeft als persoontje niet te veranderen al zal er wel enige aanpassing van gevraagd worden. Stel dat het thuis veel aandacht krijgt dan zal het hier moeten leren die aandacht te delen met andere kinderen, het zal moeten leren wachten op zijn beurt, het zal misschien eerst zelf naar een oplossing moeten zoeken als het bijvoorbeeld onenigheid heeft met iemand (de leidster houdt dit dan van een afstand in de gaten en grijpt zonodig in) Boven dit alles staat echter dat ieder kind zichzelf mag zijn en blijven. Ieder kind is uniek!!
Afspraken met de ouders Tijdens het intakegesprek vragen we informatie aan de ouders: waar kunnen we hen bereiken, de verjaardagen van ouders/ broertjes/zusjes/oma’s/opa’s (kinderen mogen iets maken voor een verjaardag, vooropgesteld dat ze dat zelf ook willen) en eventuele bijzonderheden over het kind, op welke school en in welke klas het zit enz. We vertellen iets over de opvang bij VSO en NSO en we laten zien hoe de vakantieopvang werkt en hoe kinderen dienen te worden afgemeld. Verder krijgt ieder kind een eigen bakje waar het zijn eigen spulletjes in kan doen maar waar ook de post van de BSO voor de ouders in komt. We wijzen de ouders erop hier iedere keer in te kijken wanneer ze het kind komen brengen of halen. Mocht het kind gebruik maken van het vervoer met het busje of wordt het lopend uit school gehaald dan zal de leidster dit toelichten. Daarna laten we de ruimte zien en worden eventuele vragen beantwoord. Als laatste maken we een afspraak ter kennismaking met het kind zodat het samen met mama/papa kan komen kijken als de BSO draait. Tijdens dit bezoek wordt ook de vaste leidster op die groep voorgesteld. Deze zal haar de eerste keer ook naar school brengen en/of uit school halen. Ouders kunnen tussendoor altijd bellen om te vragen hoe het gaat. Alle leidsters van de BSO kunnen de ouders te woord staan. Zijn er toch dingen die niet duidelijk zijn dan worden die doorgespeeld naar het unitmanager. Zij neemt dan contact op met desbetreffende ouders. We maken de ouders duidelijk dat alles bespreekbaar is en dat wij hier op een positieve manier mee omgaan.
12
VERZORGING Ook in de BSO heb je te maken met verzorging. Natuurlijk is deze verzorging minder en anders dan in een verticale groep maar niet minder belangrijk. In de BSO wordt het kind iets geleerd over de verzorging van zichzelf. Verzorging die het zelf kan uitvoeren en waarbij het, indien nodig, op de hulp van een leidster kan rekenen.
Het begint bij het binnenkomen al met de verzorging van de spullen. De tas en jas worden, al dan niet onder een luizencape, netjes opgehangen en niet op de grond gegooid en eventueel meegebrachte spulletjes worden in het bakje gedaan. Daarna wordt er handen gewassen, gegeten en gedronken waarbij we toch verwachten dat het kind dit netjes en het liefst met de mond dicht doet. Ook praten met de mond vol of boertjes laten wordt gecorrigeerd. Is het kind klaar dan gaat het zijn handen en mond wassen en ook hierbij letten we erop dat dit correct gebeurt. Na een bezoek aan het toilet handen wassen en indien nodig een leidster vragen om hulp bij het vegen van de billen. Wanneer een klein kind dit zelf kan vragen we soms of we dit mogen controleren. Dit kan ook zijn op verzoek van de ouders. Heeft een kind per ongeluk in de broek geplast dan zorgen we dat dit discreet opgelost wordt. Eventuele pottenkijkers worden weggestuurd en het kind wordt rustig verschoond. Mocht een kind nog bezig zijn met een zindelijkheidstraining dan ondersteunen we dit en schenken hier extra aandacht aan. In sommige gevallen doen we dit via een stickerkaart waarbij het kind bij iedere gelukte poging een sticker uit mag zoeken zodat er een stimulans is om het vol te houden en het uiteindelijk van het kind zelf uit een gewoonte wordt om (op tijd) naar de wc te gaan. Dit gaat ook in overleg met de ouder. Tijdens het uitdelen van de snoepjes kijken we of de kinderen er netjes en verzorgd genoeg uitzien om naar huis te gaan.
Wanneer je het hebt over verzorging is de link naar lichamelijk contact gauw gemaakt denk hierbij aan het helpen schoonmaken van de neus. We kennen twee soorten contact: onbewust contact en bewust contact. Onbewust contact Dit kan zijn een aanraking in het voorbijgaan (stoten/tegen het lijf aanlopen). Bewust contact Gericht zoeken naar lichamelijk contact (op schoot komen zitten) of middels een spel (tikkertje) Deze aanrakingen kunnen plaatsvinden tussen twee of meer kinderen maar ook tussen leidster en kind. Aanraking tussen kind en kind tussen kinderen is alles vrij onschuldig al zijn ook hier grenzen. Gaat een kind bijvoorbeeld naar het toilet dan is het niet nodig dat een ander kind meegaat om te kijken. Dit heeft natuurlijk ook met respect en privacy te maken. Spelen kinderen doktertje dan vinden ze dat meestal interessant wanneer de blote buik tevoorschijn komt. Hier zien we ook niets ongewoons in maar er gaan geen broekjes uit, dat is dan weer de grens. Mocht dit toch gebeuren dan zal er actie worden ondernomen in overleg met de ouders. Aanraking tussen kind en leidster Tussen een kind en een leidster is veel lichamelijk contact. De meeste contacten zijn onbewust, toevallig en zonder bijbedoelingen. Denk hierbij vooral aan aanrakingen met het oog op de verzorging: neus schoonmaken, billen vegen, verschonen, mond wassen enz. Andere contacten gaan spelenderwijs; tikkertje, hulp geven bij een spel of knutselwerkje, dansen enz. Veel contacten zijn bewust en doelgericht. Een kind wat verdrietig is neem je op de arm of schoot en knuffelt het met de bedoeling het te troosten en te sussen.
13
Dit gaat echter nooit verder dan een omarming en eventueel een kus op wang of hoofd. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat een kind zelf de behoefte aan een knuffel heeft. Sommige kinderen vinden het ook heerlijk als ze gekriebeld worden in de nek op de arm of op de rug. Ook daar wordt dan aan toegegeven met een duidelijke grens. Een andere vorm van contact kan zijn een stoeipartij; je wilt een kind uitdagen, aan het lachen maken of bij de grotere kinderen kan het zelfs een soort krachtmeting zijn. Ook hierin zijn grenzen voor zowel de leidster als het kind. Gaat een kind te ver dan wordt het gecorrigeerd en een leidster let er zelf op dat het ethisch verantwoord is. Gaat het per ongeluk toch mis dan zal ze haar verontschuldiging aanbieden en erop letten dat het niet meer gebeurt. Dit uitdagend gedrag kan ook van het kind uit komen middels bijvoorbeeld een tik op het achterwerk ven de leidster. Op dat moment bepaalt de leidster hoe ze daarmee omgaat. Is het iets van één keer dan zal ze er niets van zeggen, is het iets wat regelmatig terugkeert dan zal het kind gecorrigeerd worden. Dan heb je nog de aai over de bol en het gewoon lekker tegen elkaar zitten. Een aai over de bol kan zijn als bevestiging van goed gedrag of als compliment voor goed werk terwijl sommige kinderen het gewoon heerlijk vinden om lekker lui tegen je aan te liggen tijdens het lezen van een boekje of het kijken naar een film. Tijdens de warme zomerdagen zorgen we ervoor dat alle ouders de mogelijkheid hebben zwemkleren in het bakje van het kind achter te laten. Zijn deze niet aanwezig dan krijgen ze een onderbroekje en/ of hemdje van de BSO.
14