*° Cies GYSEN *° Bert DE KEYSER *°◊ Tom SWERTS * Koen DE PUYDT * Thomas RYCKALTS *° Gitte LAENEN * Steven MICHIELS Advocaten - vennoten ° Dominique VANHAELEWYN Joyce VAN GENDEREN-NAAR ° Bert KELCHTERMANS ° Joep VAN DER FRAENEN ° Bart ENGELEN Steve PARYS Kris VAN DEN BROECK ° Laura VALGAEREN ° Aline COELST ° Johan GEERTS Julie LAUWERS Toon RUMMENS Ulrike BEUSELINCK Stéphanie TAELEMANS ° Laurent VAN ROSSOM ° Alisa KONEVINA Claudine VAN DERHEYDEN Jo RAMS ° Karin LIECKENS ° Els GYPEN
Nieuwsbrief Overheidsopdrachten
Advocaten
Kantoor te Brussel Wolvengracht 38 Bus 2 B-1000 BRUSSEL De Brouckère T +32 2 410 10 66 F +32 2 410 39 71 Kantoor te Mechelen Antwerpsesteenweg 16-18 B-2800 MECHELEN T +32 15 40 49 40 F +32 15 27 62 76
info@
[email protected] www.gdenawww.gdena-advocaten.be
In netwerk met
Guffenslaan 36 B-3500 HASSELT
Correspondenten R.W.
VOS VAN STEENWIJK Emmapark 10 NL- 2595 ET Den Haag DE
Christian FREMAUX 51 Avenue R. Poincaré F – 75116 Paris Advocaten aan de Balie te Brussel ° Advocaten aan de Balie te Mechelen * Burgerlijke vennootschap o.v.v. BVBA, R.B.V. Mechelen nr. 884.605.752 Burgerlijke vennootschap o.v.v. BVBA, R.B.V. Leuven nr. 887.875.048 ◊Burgerlijke vennootschap o.v.v. BVBA, R.B.V. Hasselt nr. 885.050.269
Nummer 10 – Maart 2012 1. AGENDA: Kantoorseminarie GD&A Advocaten op vrijdag 27 april 2012 in Link 21 te Herenthout (E313 afrit Herentals) 1.1.- Gelet het succes van vorig jaar hebben de Cel Overheidsopdrachten - Onteigening en de Cel Milieurecht van GD&A Advocaten ook dit jaar opnieuw de handen in elkaar geslagen. Zij organiseren op vrijdag 27 april 2012 een studienamiddag rond een aantal actuele thema’s in hun resp. rechtsdomeinen. Hierbij vindt U alvast het voorlopig programma: Mr. Tom SWERTS: “Enkele praktische gevolgen van het materialendecreet (B.S. 28.02.2012)” Mr. Stéphanie TAELEMANS: “Overheidsopdrachtenwet 2006 en KB Plaatsing 2011: wat verandert er voor besturen en ondernemers?”
vermelding van uw naam gevolgd “Betaling seminarie 27 april 2012”.
INSCHRIJVEN Vermits het aantal deelnemers beperkt is, verzoeken wij U vriendelijk om voorafgaand in te schrijven door een e-mail te sturen naar
[email protected] met vermelding van het aantal personen dat aanwezig zal zijn. Wij hopen uiteraard aanwezigheid!
Mr. Karin LIECKENS: LIECKENS: “De verhaalbaarheid van advocaatkosten in het kader van een administratieve aanvechting van een vergunningsbeslissingen en het toenemende belang van de natuurtoets bij dergelijke vergunningsbeslissingen” Mr. Gitte LAENEN: “Overheidsopdrachten groepsaankoop – verzoenbaar of niet?”
en
De studienamiddag zal doorgaan in Link 21 te Herenthout-Herentals De ontvangst is voorzien vanaf 13.30u, start om 14u. De namiddag zal rond 16.30u worden afgesloten met een feestelijke receptie. Voor het bestaand cliënteel wordt dit kantoorseminarie door GD&A Advocaten gratis aangeboden. Voor derden wordt een bijdrage gevraagd van 50 euro/persoon, te betalen op het rekeningnummer 001-5031850-51 met
op
uw
talrijke
Voor meer info kan U contact opnemen met Mr. Gitte LAENEN op het nummer 015/40.49.40. Meer praktische informatie volgt nog later deze maand. 2. ACTUELE ARRESTEN BETREFFENDE OVERHEIDSOPDRACHTEN OVERHEIDSOPDRACHTEN
Mr. Johan GEERTS: “Actualia Onteigeningsrecht – naar een snellere en betere besluitvorming?” Mr. Laurent VAN ROSSOM: “Vernieuwde samenwerkingsmogelijkheden tussen gemeente en OCMW ingevolge de wijzigingen aan het Gemeentedecreet. Nieuwe opportuniteiten of een gemiste kans ?”
door
a)a)-
Schadevergoeding bij aanbesteding en offerteaanvraag (Grondwettelijk (Grondwettelijk Hof arrest nr. 173/2011 van 10 november 2011) 2011)
2.2.- In onze Nieuwsbrief van augustus 2011 (nummer 8) hadden wij het reeds uitvoerig over bovenvermelde prejudiciële vraag m.b.t. artikel 15 van de Wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten (hierna Overheidsopdrachtenwet), gesteld door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel Dit artikel 15 van de Overheidsopdrachtenwet bepaalt dat bij een aanbestedingsprocedure de opdracht moet worden toegewezen aan de laagste regelmatige inschrijver "op straffe van een forfaitaire schadeloosstelling vastgesteld op 10 pct. van het bedrag zonder belasting op de toegevoegde waarde van deze offerte". Bij de procedure van de algemene, beperkte offerteaanvraag voorziet de wet echter niet in een forfaitaire schadevergoeding.
De misnoegde partij dient bijgevolg haar concrete schade (desgevallend het verlies van een kans) te bewijzen. Dit laatste zal dan ook veel moeilijker zijn. Het Hof werd bijgevolg gevraagd om zich hierover uit te spreken en met name na te gaan over er in casu sprake kon zijn van enige ongelijkheid. 3.3.- In haar arrest nr. 173/2011 van van 10 november 2011 bevestigt het Grondwettelijk Hof dat deze verschillende regelingen geen schending uitmaken van het gelijkheidsbeginsel. Het Hof stelt daarbij dat: "In een gunningsprocedure bij wege van aanbesteding moet de aanbestedende overheid één enkele rangschikking van de regelmatige offertes opstellen op basis van de voorgestelde en verbeterde prijzen (artikel 113 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken). Die bepaalt dus op louter mathematische wijze welke inschrijver de 'laagste regelmatige offerte' heeft ingediend. De rechter kan in dergelijke gevallen met zekerheid vaststellen aan wie de opdracht had moeten worden gegund. In een gunningsprocedure bij wege van offerteaanvraag beschikt de aanbestedende overheid daarentegen over een ruime beoordelingsbevoegdheid bij het kiezen van de 'voordeligste regelmatige offerte' op grond van de gunningscriteria. Gelet op die beoordelingsbevoegdheid, kan de rechter in de regel niet met dezelfde zekerheid vaststellen of de opdracht had moeten worden toegewezen aan de inschrijver die meent ten onrechte te zijn geweerd." (eigen onderlijning) 4.4.- Dergelijk arrest viel enigszins te verwachten (cfr. onze Nieuwsbrief van augustus 2011, Nummer 8). Aldus zal bovenvermeld onderscheid m.b.t de beoordeling van het schadeloosstellingsaspect bij een aanbestedingsprocedure en een offerteaanvraag gerechtvaardigd blijven. b)b)-
Beoordelingselement is geen Beoordelingselement subcriterium (RvS – arrest 217.242 van 16 januari 2012)
5.- In haar arrest 217.242 van 16 januari 2012 diende de Raad van State zich uit te spreken over een betwisting met betrekking de beoordelingsmethode die bij het tweede gunningscriterium werd gebruikt.
6.6.- Op 23 december 2011 werd immers een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van “de beslissing van de NMBS van [9 december 2011] houdende de toewijzing van de opdracht voor levering en onderhoud van 5000 persoonlijke elektronische toestellen voor de treinbestuurders, in 1 lot, aan [de nv] Cronos […], alsmede van de impliciete weigering om de hoger genoemde opdracht aan [de nv Dzine] toe te wijzen” bij de Raad van State ingesteld. Volgens verzoekende verzoekende partij werd in het gunningsverslag gekozen voor een quotering van het tweede gunningscriterium (met name “technische kwaliteit van de voorgetelde configuratie(s)”) in schalen van 100 %, 90 %, 80 %, 70 %, 60 %, 50 %, 40 %, 30 %, 20 %, 10 % en 0 % waardoor er volgens haar geen passend, proportioneel en evenredig verschil in quotering bestond. Verzoekende partij merkte tevens op dat de quoteringen van 10 % met de betekenis “quasi onbestaande kwaliteit”, laat staan 0 % met de betekenis “geen kwaliteit” moeilijk kunnen worden gerijmd met het “bestekconform” bevinden van een inschrijving. 7.- De Raad van State merkte echter op dat het tot de beoordelingsvrijheid van de aanbestedende overheid behoort om de volgens haar best geschikte beoordelingsmethode van de gunningscriteria te kiezen. Deze vrijheid is evenwel beperkt door de beginselen van behoorlijk bestuur en door hetgeen zijzelf in haar bestek heeft bepaald. De Raad van State oordeelde dan ook dat zij niet in de plaats van het bestuur de beste beoordelingsmethode mag bepalen, doch dat zij enkel de gebruikte methode op haar regelmatigheid mag toetsen (meer bepaald betreffende de mate waarin de gelijke beoordeling van de offertes eventueel zou uitsluiten worden, waardoor het bepalen van de meest voordelige offerte onmogelijk zou worden gemaakt). Volgens de Raad van State toont verzoekende partij op het eerste gezicht niet aan dat de gehanteerde beoordelingsmethodiek (waarbij verschillende schalen worden toegepast in functie van de kwaliteit van het geboden toestel) onwettig is, noch dat deze methode in het kader van desbetreffende opdracht niet zou hebben geleid tot gunning aan de voordeligste regelmatige inschrijver. Prima facie lijkt deze methode op afdoende wijze de verschillen tussen de diverse offertes op kwalitatief vlak te vertalen. Voorts kan op het
eerste gezicht hier worden aanvaard dat bij de beoordeling van een gunningscriterium inzake de kwaliteit van de offerte quoteringen van 0 % tot 100 % worden toegekend ondanks het feit dat deze offerte reeds eerder technisch conform werd verklaard. 8.- In dit arrest gaat de Raad van State bovendien dieper in op hetgeen zij onder het begrip “subgunningscriterium” subgunningscriterium” verstaat. Een (sub)gunningscriterium is een beoordelingsnorm, een toetssteen, een kenmerk waaraan wordt afgemeten. Opdat daarvan sprake kan zijn, lijkt het te moeten gaan om een vooraf bedacht gegeven waarmee de inschrijvingen min of meer stelselmatig worden vergeleken. Niet elke specificatie bij of toevoeging met betrekking tot een gunningscriterium is echter noodzakelijk als een subgunningscriterium te beschouwen. Soms gaat het om niet meer dan een toelichting teneinde tegemoet te komen aan de verplichting om de gunningscriteria voldoende duidelijk en precies te omschrijven opdat alle inschrijvers er de juiste draagwijdte van kennen en ze op dezelfde manier interpreteren. In casu was de Raad van State de mening toegedaan dat het gunningsverslag in de motvering voor het gunningscriterium ‘technische kwaliteit van het voorgestelde apparaat’ weliswaar diverse “beoordelingselementen beoordelingselementen” beoordelingselementen” bevat, doch dat er per apparaat slechts een opsomming gegeven wordt van de plus- en minpunten in het licht van deze beoordelingselementen en vervolgens een globale score toegekend voor het tweede gunningscriterium. De offertes worden dus (dixit de Raad van State) niet op elk van deze punten afzonderlijk gewaardeerd. Er lijkt dus alleszins geen sprake te zijn van een achteraf vastgestelde weging. 9. De Raad van State oordeelde dan ook dat de vordering van verzoekende partij niet ernstig is en verwierp de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
c)c)-
Grondwettelijk Hof (GwH, arrest nr. 118/2007 van 19 september 2007). De wijze waarop vertrouwelijke stukken moeten worden behandeld tijdens een procedure voor de Raad van State wordt voortaan geregeld in artikel 87 van het Procedurereglement als volgt: •
•
•
•
•
de partijen en hun raadslieden kunnen ter griffie kennis nemen van de stukken van het dossier ; wanneer een partij een stuk indient en vraagt het niet ter kennis te brengen van de overige partijen, moet ze dat afzonderlijk neerleggen; ze moet de vertrouwelijkheid ervan uitdrukkelijk aangeven, de motieven van haar verzoek uiteenzetten in het processtuk waarbij het bewuste stuk wordt gevoegd en een inventaris opmaken waarin het stuk wordt vermeld waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt gevraagd; wanneer het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt ingediend, wordt het stuk waarvoor om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, voorlopig afzonderlijk in het dossier van de zaak opgenomen en mag het niet worden ingezien door de partijen behalve door die welke de vertrouwelijke behandeling heeft gevraagd of het genoemde stuk heeft ingediend; als het verzoek om vertrouwelijke behandeling bij arrest wordt afgewezen, mogen de overige partijen van het stuk kennis nemen.
Het komt dus aan de Raad van State toe om het aangevoerde vertrouwelijk karakter van de betrokken stukken van het administratief dossier te beoordelen en daarbij de vereisten van het eerlijk proces en die van het zakengeheim met elkaar af te wegen. 11.11.- De wijziging van het procedurereglement van de Raad van State heeft echter niet tot gevolg dat de “problematiek van de vertrouwelijkheid der stukken” helemaal is uitgeklaard.
Eenheidsprijzen Eenheidsprijzen niet vertrouwelijk?
10.10.- Op 15 juni 2011 verscheen in het Belgisch Staatsblad het Koninklijk besluit van 24 mei 2011 tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende de vertrouwelijke stukken. Dit koninklijk besluit is er gekomen naar aanleiding van twee prejudiciële vragen die de Raad van State heeft gesteld in de zaak NV Varec aan het Hof van Justitie (HvJ, arrest C450/06 van 14 februari 2008) en het
Vooreerst dient te worden opgemerkt dat het procedurereglement niet van toepassing is op de gewone hoven en rechtbanken. Bij deze rechtscolleges blijft het hiaat omtrent de behandeling van vertrouwelijke stukken voortbestaan. Hieruit afleiden dat de vertrouwelijkheid der stukken voor de burgerlijke rechter niet kan worden ingeroepen, gaat echter een stap te ver. De reeds vermelde arresten van het Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof naar aanleiding van de
prejudiciële vragen gesteld in de zaak Varec gelden uiteraard ook voor de gewone hoven en rechtbanken. Bovendien kan men de inzage van bepaalde stukken door andere partijen vermijden, met name door zich te beroepen op artikel 65/10 van de Overheidsopdrachtenwet 1993. Dit artikel stelt dat bepaalde gegevens niet mogen worden medegedeeld indien de openbaarmaking ervan de toepassing van een wet zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, nadelig zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van overheidsbedrijven of particuliere ondernemingen of de eerlijke mededinging tussen de ondernemingen zou kunnen schaden. Om misbruik van artikel 65/10 echter te voorkomen, oordeelde het Europees Hof en het Grondwettelijk Hof dat het tot de exclusieve bevoegdheid behoort van het rechtscollege belast met de zaak om het aangevoerd vertrouwelijk karakter van de betrokken stukken te beoordelen. De twee arresten die in deze bijdrage kort worden toegelicht, illustreren op welke wijze de Raad van State met deze beoordelingsbevoegdheid omgaat. Deze arresten kunnen volgens ons ook worden aangewend bij de gewone hoven en rechtbanken. 12.12.- In de zaak NV GHENT DREDGING toonde de verzoekende partijen volgens de Raad van State niet aan dat de eenheidsprijzen en de gegevens van een inschrijver zoals opgenomen in zijn prijsverantwoording, onder meer de concrete elementen van de prijsopbouw per post, geen vertrouwelijk informatie betreft waarvan de openbaarmaking de rechtmatige commerciële belangen van de inschrijver kan schaden, alsook de eerlijke mededinging tussen de partijen. Bovenstaand arrest kaderde in een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De Raad was van oordeel dat het bij een dergelijke procedure niet raadzaam is om zonder diepgaand onderzoek, de vertrouwelijkheid te lichten wegens de dreiging daardoor ingrijpende en niet omkeerbare gevolgen voor het zakengeheim van de betrokken inschrijver te bewerkstelligen (RvS, RvS, nr. 214.718 van 28 juli 2011, NV GHENT DREDING en BV BAGGERBEDRIJF DE BOER). BOER 13.13.- Tijdens de procedure tot nietigverklaring in de zaak NV HOUBEN was de Raad van State daarentegen niet overtuigd door de argumentatie van verwerende partij en
tussenkomende partijen, met name dat het openbaar maken van de eenheidsprijzen nadelig zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van de diverse inschrijvers nu deze ook in latere overheidsopdrachten met elkaar in concurrentie kunnen staan. De Raad van State stelde vast dat bij de afweging van de rechten van verdediging en op een eerlijk proces tegen de eerbieding van het privéleven het slechts in uitzonderlijke gevallen aanvaardbaar is dat bepaalde stukken van het dossier, bijvoorbeeld vanwege het vertrouwelijk karakter ervan, aan de tegenspraak ontsnappen. In de overheidsopdracht die voorlag was de prijzenproblematiek volgens de Raad van State van doorslaggevend belang; de oorspronkelijke gunningsprocedure werd stopgezet precies omdat de offertes de raming te ruim overschreden en de onderhandelingsprocedure werd opgestart met het oog op het drukken van deze prijzen. Het leek voor de Raad dan ook van evident belang om een uitgewonnen inschrijver de kans te bieden de gunningsprocedure op dit punt te beoordelen en de prijzenproblematiek bij het in rechte treden te betrekken. De conclusie van de Raad van State was dan ook dat het gehele administratief dossier, voor verzoekende partij toegankelijk moest worden gesteld. De debatten werden heropend om deze partij de mogelijkheid te bieden om na kennisname van de eenheidsprijzen haar middelen aan te vullen en zelfs nieuwe middelen te creëren (RvS, nr. 216.546 van 29 november 2011, NV HOUBEN). 14.14.- Conclusie : De Raad van State houdt bij de beoordeling van de vertrouwelijkheid der stukken rekening met de redenen die worden aangehaald om bepaalde stukken als vertrouwelijk te bestempelen en met het belang van de vertrouwelijke gegevens tijdens de behandeling van de zaak. Het inroepen van het vertrouwelijk karakter van bepaalde stukken mag niet leiden tot de beperking van de rechten van verdediging. Zo lijkt uit bovenstaande arresten dat de Raad van State tijdens een annulatieprocedure de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens sneller zal opheffen dan tijdens een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Bovendien moet worden opgemerkt dat beide arresten kaderen in een openbare aanbesteding, waarbij de prijzen een belangrijke rol spelen en vaak het geschilpunt vormen. Vermoedelijk zal het vertrouwelijk karakter van de eenheidsprijzen bij een
offerteaanvraag opgeheven.
minder
snel
worden Werken
De boodschap is dus steeds in concreto te motiveren waarom Uw bestuur het nodige acht dat de andere partijen geen inzage krijgen in bepaalde stukken of commerciële gegevens, zoals eenheidsprijzen. De vertrouwelijkheid kan bij gebrek aan gegrond redenen namelijk worden opgeheven door de Raad van State.
3. VARIA OVERHEIDSOPDRACHTEN OVERHEIDSOPDRACHTEN Nieuwe drempelbedragen 01.01.2012
sedert
15.15.- Op 30 november 2011 werden de nieuwe Europese drempelbedragen voor overheidsopdrachten voor de periode 2012 2013 vastgesteld. Verordening (EU) nr. 1251/2011 van de Commissie van 30 november 2011 tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft hun toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten werd vervolgens op 2 december 2011 gepubliceerd in het Europees Publicatieblad. De door de Europese Commissie bepaalde drempelbedragen voor het publiceren van aanbestedingen in het Europese Publicatieblad van de Europese Gemeenschap worden immers tweejaarlijks vastgesteld. Deze drempels zullen nog in het Belgische recht worden overgenomen, doch zijn nu reeds onverkort van toepassing op de opdrachten die vanaf 1 januari 2012 worden opgestart. Opdrachten die deze drempelbedragen (excl. BTW) overschrijden, moeten Europees aanbesteed worden. De nieuwe bedragen zijn:
‘12‘12-‘13 (euro)
Centrale 4.845.000 overheidsinstanties Decentrale 4.845.000 overheden Bijzondere sectoren 4.845.000
Leveringen a)a)-
‘10‘10-‘11 (euro)
‘10‘10-‘11 (euro) (euro)
5.000.000 5.000.000 ‘12‘12-’13 (euro)
Centrale 125.000 overheidsinstanties Decentrale 193.000 overheden Bijzondere sectoren 387.000 ‘10‘10-‘11 Diensten (euro) Centrale overheidsinstanties Decentrale overheden Bijzondere sectoren Specifieke opdrachten
5.000.000
130.000 200.000 400.000 ‘12‘12-’13 (euro)
125.000
130.000
193.000
200.000
387.000 193.000
400.000 200.000
Aldus is voor het eerst een stijging van de drempelwaardes te noteren, terwijl dit vroeger steeds een daling was 16.16.- De overige (Belgische) drempelbedragen blijven voorlopig ongewijzigd. Een aantal van deze drempelbedragen zullen wel aangepast worden bij inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit plaatsing van 15 juli 2011. De effectieve datum van inwerkingtreding van dit Koninklijk Besluit is evenwel nog steeds niet bepaald.
Aanbestedingsprocedure
K.B. 8 K.B. 15 januari juli 1996 2011 (euro) (euro)
Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking 67.000 85.000 (klassieke sectoren) Opdracht met aanvaarde 5.500 factuur (klassieke sectoren)
8.500
Onderhandelingsprocedure Nog te zonder bekendmaking 135.000 bepalen (nutssectoren) Het drempelbedrag van 22.000 euro inzake de beperkte toepassing van de Algemene
Aannemingsvoorwaarden (Bijlage bij het Koninklijk Besluit van 26 september 1996) blijft ongewijzigd behouden. b)b)-
Aanpassing van de rentevoet van verwijlintresten bij laattijdige betalingen (conform artikel 15 §4 van Algemene Aannemingsvoorwaarden) Aannemingsvoorwaarden)
17. 17.- Op 15 februari 2012 verscheen in het Belgisch Staatsblad een overzicht van de verwijlsinteresten. Voor de periode januari tot juni 2012 zal de rentevoet 8 % bedragen. 18. 18.- De interestvoeten voor laattijdige betaling van overheidsopdrachten bedragen aldus in 2012 3,25% voor de zogenaamde ‘oude’ overheidsopdrachten en 8% voor de ‘nieuwe’ overheidsopdrachten (gegund vanaf 8 augustus 2002). 19. 19.- De gepubliceerde percentages zijn exact dezelfde als deze die op 18 januari 2012 gepubliceerd zijn. De nieuwe rentevoeten verschijnen normaalgezien op de 15e van de maand na de wijziging, of op de eerstvolgende werkdag. Echter omdat de administratie op 16 januari 2012 per ongeluk de tarieven van vorig jaar gepubliceerd had, zijn de tarieven voor 2012 pas op 18 januari verschenen. De Kanselarij van de eerste minister laat weten dat de administratie daarom beslist heeft om dezelfde percentages nog een keer te publiceren, op de gebruikelijke 15e dag van de maand (cfr. ‘Om verwarring te vermijden’). In het bericht van 15 februari 2012 lezen we bijgevolg dat de nieuwe rentevoeten gelden vanaf 1 februari 2012, doch eigenlijk zijn ze al van kracht sinds 1 januari 2012 (zoals vermeld in het bericht van 18 januari 2012). Het gaat immers om dezelfde percentages. Voor transacties die niet onder de Algemene Aannemingsvoorwaarden vallen, geldt in de regel de interestvoet op de handelstransacties. En die bedroeg tot eind vorig jaar 8,5%. Het percentage voor de eerste helft van 2012 is gedaald tot 8%. c)c)-
Omvangrijke herziening Europese Richtlijnen Overheidsopdrachten in het vooruitzicht
20.20.- Ze werden reeds aangekondigd in april 2011, als een van de twaalf ‘hefbomen’ of prioritaire acties van de Single Market Act.
Nu zijn ze er: de voorstellen van de Europese Commissie tot herziening van de Europese overheidsopdrachtenrichtlijnen 2004/17 EG (speciale sectoren) en 2004/18/EG (klassieke sectoren) en het ontwerp van - de allereerste – concessierichtlijn. In deze tijden van budgettaire beperkingen en economische moeilijkheden is het optimaal gebruik van de overheidsmiddelen, en derhalve de doeltreffendheid van overheidsopdrachten, voor alle lidstaten immers een absolute prioriteit geworden. Deze ‘diepgaande modernisering’ wil de aanbestedende diensten dan ook meer soepele en gebruiksvriendelijke instrumenten ter hand stellen, maar tevens de toegang van KMO’s tot zulke opdrachten vereenvoudigen en een evenwichtig beleid ontwikkelen dat de vraag naar milieuvriendelijke, maatschappelijk verantwoorde en innoverende goederen en diensten ondersteunt. 21.21.- Om de voornaamste wijzigingen, gericht op het verwezenlijken van deze drievoudige doelstelling, alvast even kort op een rijtje te zetten: -
-
-
-
-
-
verruiming van de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure; uitbreiding van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen; drastische vermindering van de administratieve last (bv. van de door ondernemers in te dienen documentatie); beperking van de eisen inzake financiële capaciteit; invoeren van ‘prikkels’ tot splitsing van opdrachten in percelen; verruimde mogelijkheid om rekening te houden met maatschappelijke en milieucriteria; verbetering van de bestaande waarborgen om belangconflicten, favoritisme en corruptie tegen te gaan; aanwijzing, door elke lidstaat, van een nationale autoriteit belast met de bewaking, de uitvoering en de controle op overheidsopdrachten.
22.22.- De concessierichtlijn - die eveneens de concessies voor diensten viseert - beoogt op zijn beurt meer rechtszekerheid te scheppen en de effectieve toegang tot de concessiemarkt te waarborgen voor alle Europese ondernemingen, inclusief de KMO’s.
Zo zullen ook de concessies (boven een bepaalde drempelwaarde) voortaan worden onderworpen aan een verplichte bekendmaking in het Europees Publicatieblad. Het voorstel reguleert voorts de keuze van selectie- en gunningscriteria, de basiswaarborgen te eerbiedigen tijdens de gunningsprocedure en de mogelijkheid tot wijziging van de concessie in uitvoering. De reeds in uitvoering zijnde concessies worden evenwel ongemoeid gelaten. Naar verwachting zullen de nieuwe Richtlijnen door de lidstaten geïmplementeerd dienen te worden tegen uiterlijk 30 juni 2014.
Meer info? Neem dan gerust contact contact op met: Mr. Gitte LAENEN Advocaat-vennoot GD&A Advocaten Mr. Bert KELCHTERMANS Advocaat GD&A Advocaten Mr. Johan GEERTS Advocaat GD&A Advocaten Mr. Stéphanie TAELEMANS Advocaat GD&A Advocaten Mr. Els GYPEN Advocaat GD&A Advocaten Tel 015/40.49.40
[email protected]