Nieuw ondernemerstalent Utrecht Profiel en actieprogramma allochtoon ondernemerschap Werkdocument
Afdeling Economische Zaken Dienst Stadsontwikkeling Gemeente Utrecht Contactpersoon: V.J. de Klein (030 286 4072) Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Economische Zaken, gemeente Utrecht. februari 2006
MANAGEMENTSAMENVATTING ................................................................... 4 1. INLEIDING ................................................................................................ 8 1.1.
Aanleiding............................................................................................................................8
1.2.
Doel notitie ..........................................................................................................................9
1.3.
Totstandkoming notitie........................................................................................................9
1.4.
Leeswijzer ..........................................................................................................................10
2. BELEMMERINGEN EN KANSEN VOOR GOED ONDERNEMERSCHAP...11 2.1.
Belemmeringen voor goed ondernemerschap ....................................................................11
2.2.
Kansen en bedreigingen nieuw ondernemerschap samengevat .........................................12
3. AANDACHTSPUNTEN EN ACTIES VOOR GOED (NIEUW) ONDERNEMERSCHAP..................................................................................15 3.1.
Generieke versus specifieke benadering ............................................................................15
3.2.
De spelers...........................................................................................................................16
3.3.
Algemene aandachtspunten voor goed ondernemerschap .................................................17
3.4.
Specifieke pijlers EZ voor nieuwe ondernemers................................................................18
3.5.
Lopende acties van EZ voor nieuwe ondernemers.............................................................19
3.6.
Nieuwe aandachtspunten en mogelijke activiteiten voor nieuwe
ondernemers..............20
4. NIEUWE ACTIVITEITEN VOOR NIEUWE ONDERNEMERS .....................25 4.1.
Acties EZ vanaf eind 2005 .................................................................................................25
4.2.
Mogelijke andere activiteiten ............................................................................................28
BIJLAGE 1 GERAADPLEEGDE BRONNEN...................................................31 BIJLAGE 2 NIEUW ONDERNEMERSCHAP IN UTRECHT .............................33 2.1.
Definities............................................................................................................................33
2.2.
De nieuwe ondernemer ......................................................................................................34
2.3.
De nieuwe onderneming.....................................................................................................36
2.4.
Ontwikkeling van nieuwe ondernemingen .........................................................................39
2
2.5.
Utrecht vergeleken.............................................................................................................41
BIJLAGE 3 CIJFERS.....................................................................................42 BIJLAGE 3 SPECIFIEK BELEID VOOR ETNISCHE VROUWELIJKE ONDERNEMERS? .........................................................................................45
3
Managementsamenvatting Aanleiding en doel notitie Een nieuwe (allochtone) ondernemer is op de eerste plaats ondernemer. Daarnaast is hij/zij allochtoon. Veel allochtone ondernemers hebben te maken met een andere cultuur en dus ook met een andere manier van ondernemen en informatie vergaren. Omdat voor sommigen de term "allochtoon" een negatieve bijklank heeft, wordt in deze notitie gesproken over nieuwe ondernemers en niet over allochtone ondernemers. Ook Utrecht wordt geconfronteerd met een toenemend aantal allochtone ondernemers. Inmiddels is meer dan een derde van de Utrechtse starters van allochtone afkomst. Dit biedt zowel kansen als problemen. Dit wordt steeds meer erkend door landelijke en lokale betrokken partijen, alsook door de politiek. In juni 2005 presenteerde staatssecretaris Van Gennip van het Ministerie van Economische Zaken het "Actieplan 'Nieuw ondernemerschap': Kansen benutten". Dit deed zij mede namens de Ministeries van Justitie, SoZaWe, VWS en OC&W, VNO-NCW en MKB Nederland. In het actieplan zijn 11 (hoofdzakelijk landelijke) beleidsacties op het gebied van nieuw ondernemerschap benoemd. In 2005 heeft ons college besloten het Uitvoeringsprogramma Startende Bedrijven 2005-2009 uit te voeren. Daaraan voorafgaand heeft de wethouder Economische Zaken expliciet aandacht voor en actie op het thema "allochtoon ondernemerschap" gevraagd. Ook in het Utrechtse integratiebeleid is steeds meer aandacht voor allochtoon ondernemerschap. Bij de behandeling van het Uitvoeringsprogramma Startende Bedrijven in de raadscommissie ging veel aandacht uit naar de allochtone ondernemers in Utrecht. Eén van de drie actielijnen uit het Uitvoeringsprogramma is "Versterken en verdiepen huidige dienstverlening" (wat werkt versterken). Eén van de onderdelen daarvan is "ondersteuning allochtone starters", waarbij wordt gekeken naar mogelijke voortzetting van aflopende projecten (in dit geval Mentor Plus) en waarbij kritisch wordt gekeken naar de doelgroep en actuele behoefte aan ondersteuning. Daarvoor is een budget geoormerkt. De afdeling Economische Zaken van de gemeente Utrecht heeft zich in 2005 gebogen over de vraag wat het toenemend aantal allochtone ondernemers voor onze stad betekent en of en zo ja hoe EZ daarop inspeelt. In deze notitie wordt een onderbouwde keuze gemaakt op welke wijze de reeds beschikbare middelen worden ingezet en wordt daarom beschouwd als de concrete uitwerking van de genoemde actielijn uit het Uitvoeringsprogramma startende ondernemers. Voor deze notitie is gebruik gemaakt van literatuur (artikels en onderzoeken), websites en bijeenkomsten over het thema allochtoon ondernemerschap, of daar sterk mee samenhangend. Daarnaast is gekeken naar de werking van bestaande en afgelopen acties/initiatieven op dit gebied in den lande. Tot slot is met een flink aantal mensen over dit thema van gedachten gewisseld, zoals Economische Zaken van de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, Ministerie van Economische Zaken, Wijk in Bedrijf Westflank, Kamer van Koophandel, allochtone ondernemersverenigingen (St. Annifer, Ammam en MON Amsterdam), individuele (nieuwe) ondernemers, VNO-NCW en de afdeling DMOInterculturalisatie. Belangrijkste kenmerken nieuw ondernemerschap Hieronder volgen wat cijfers en ontwikkelingen, waaruit blijkt waar we het eigenlijk over hebben als we het over nieuwe Utrechtse ondernemers hebben: • • •
Er is een verschil tussen eerste en tweede generatie, waarbij de tweede generatie al veel meer lijkt op de autochtone ondernemers. Het verschil tussen westers nieuwe en autochtone bedrijven is op meerdere vlakken vrijwel niet (meer) aanwezig (branchering, overlevingspercentages). Over nieuwe bedrijven (dus niet de ondernemers zelf, maar de ondernemingen) zijn alleen cijfers beschikbaar betreffende de eerste generatie.
4
• • • • • • •
Van de ruim 15.000 Utrechtse ondernemers, is 3.500 van niet-Nederlandse afkomst. Ter vergelijking: Nederland heeft er ca. 150.000, Amsterdam 20.000, Den Haag 10.000 en Rotterdam 9.000. Ca. 1.800 ondernemers zijn van niet-westerse afkomst en 1.700 van westerse afkomst. Ongeveer de helft van de nieuwe ondernemers is van de eerste generatie en de helft van de tweede generatie. In Utrecht zijn bijna 3.700 nieuwe bedrijven (1e en 2e generatie samen) met bijna 30.000 werkzame personen, naast ca. 8.200 autochtone bedrijven met bijna 50.000 werkzame personen. Nieuwe ondernemers (met name van niet-westerse komaf) starten nog steeds veel in de traditionele sectoren (detailhandel, groothandel, horeca), maar dit wordt steeds minder. Er starten er steeds meer in de (zakelijke) dienstverlening, de bouw en de vervoerssector. 1 op de 4 Utrechtse starters is van niet-Nederlandse afkomst. Let op: dit betreft alleen de 1e generatie, dus als je 2e generatie ook als allochtoon beschouwt, dan is zeker 1 op de 3 starters van allochtone komaf. Het overlevingspercentage van niet-westers nieuwe bedrijven na 1 en na 4 jaar ligt nog steeds onder dat van autochtone en westers nieuwe bedrijven, maar de achterstand wordt (langzaam) iets kleiner.
Belemmeringen en kansen voor goed ondernemerschap Alle betrokken partijen beamen dat dé oplossing voor de problematiek van nieuw ondernemerschap er niet is. Dat komt voor een deel voort uit het feit dat er geen echte grote problemen zijn waar specifiek nieuwe ondernemers mee te kampen hebben. Zowiezo bestaat dé nieuwe ondernemer niet. Bovendien kan over het algemeen worden gesteld dat een nieuwe ondernemer als een ondernemer en niet als nieuw en zeker niet als een allochtoon wil worden behandeld en benaderd. De meeste problemen waar nieuwe ondernemers mee te kampen hebben, zijn dezelfde als waar autochtone ondernemers tegenaan lopen. Deze problemen liggen op de volgende terreinen: administratieve lasten, wet- en regelgeving, veiligheid, levensvatbaarheid/ voorbereiding, kleine kredieten en voorlichting over de keuze voor het ondernemerschap. Tegen sommige belemmeringen lopen nieuwe ondernemers echter harder aan dan hun autochtone collega's. Dit heeft met name te maken met een andere culturele achtergrond, zowel sociaal als zakelijk, en de mate waarin en manier waarop informatie wordt vergaard en advies wordt ingewonnen. Een greep uit de specifieke belemmeringen: gebrekkige voorbereiding vóór de start van het bedrijf, lagere adviesgeneigdheid, lager kennisniveau van Nederlandse markt, bedrijfscultuur, taal en wet- en regelgeving, negatief imago, verkrijgen van kleine kredieten, geringe deelname aan formele netwerken en een slechtere bereikbaarheid. De sterkten en kansen op het gebied van nieuw ondernemerschap zullen worden aangegrepen om genoemde belemmeringen weg te nemen. Te denken valt aan: grote ondernemerszin, sterke informele netwerken, nieuwe product-/marktcombinaties en daarmee verrijking van de diversiteit van de economische structuur en tot slot de bijdrage van nieuw ondernemerschap aan emancipatie en integratie van allochtonen. Geconcludeerd kan worden dat ondernemerschap in z'n algemeenheid moet worden gestimuleerd. Daarbij staat kwaliteit boven kwantiteit en wordt ondersteuning geboden waar behoefte aan is. Het doel van EZ is echter dat iedere ondernemer zo optimaal mogelijk moet kunnen ondernemen. Dit rechtvaardigt wat specifieke aandacht op een aantal punten voor nieuwe ondernemers. Een klein deel van deze specifieke aandacht zal extra gericht zijn op vrouwelijke ondernemers van allochtone komaf. Inzet EZ voor goed (nieuw) ondernemerschap De acties op het gebied van Nieuw Ondernemerschap borduren voor een groot deel voort op reeds ingezette acties en bestaand (ondersteunings)aanbod, waarbij er veel aandacht is dit beschikbaar te maken voor en bekend te maken bij de doelgroep. Het aanbod zelf is dus niet nieuw, maar het wordt voor een bredere doelgroep beter ontsloten. De overige acties richten
5
zich met name op de zelfredzaamheid van de (nieuwe) ondernemer door het stimuleren van netwerken en het inzetten van rolmodellen. Dit kan wel nieuwe 'producten' tot gevolg hebben. Het grootste knelpunt met betrekking tot ondernemerschap is de kwaliteit en daarmee de levensvatbaarheid van het ondernemerschap. Dit geldt zowel voor autochtonen, maar nog meer voor (niet-westerse) nieuwe ondernemers. De belangrijkste oorzaak is een onvoldoende doordachte voorbereiding van de start van het bedrijf. In zijn algemeenheid wil EZ daarom vooral gaan inzetten op het verbeteren van de voorbereiding van de start door ondersteuning en begeleiding. Ook begeleiding in de eerste paar jaar van het bestaan van het bedrijf zal faillissementen voorkomen en de kwaliteit van het ondernemerschap verbeteren. Specifiek voor nieuwe ondernemers wordt dan vooral ingezet op het bereiken van deze doelgroep; ze dienen zich bewuster te worden van het belang van een goede voorbereiding en moeten de weg naar het bestaande ondersteuningsaanbod beter kunnen vinden. Dat gebeurt via de volgende vijf pijlers: 1. 2. 3. 4. 5.
Kiezen van een persoonlijke (face-2-face) en laagdrempelige benaderingswijze. Bijdragen aan een imagoverbetering. Gebruik maken van rolmodellen. Stimuleren van netwerken. Het bevorderen van voorlichting over en ondersteuning bij het (starten van) zelfstandig ondernemerschap.
Bestaande projecten spelen hier al voor een deel op in: • Mentor Plus (coaching van allochtone ondernemers), dat eind 2005 is afgelopen en vanaf 2006 integraal onderdeel zal gaan uitmaken van Stichting Ondernemersklankbord. • Wijk in Bedrijf Westflank (met name gericht op kwaliteit van het individuele ondernemerschap en de organisatiegraad van ondernemers in achterstandswijken). In de zogenaamde achterstandswijken komen nu eenmaal meer nieuwe ondernemers voor dan in andere wijken, dus in die zin zou je kunnen zeggen dat allochtone ondernemers daar meer aandacht krijgen. Laagdrempeligheid en persoonlijk contact is iets wat WiBW succesvol maakt. • Utrechts Starters Traject (advies en begeleiding in de verschillende fasen van het starten van een eigen bedrijf). Doordat deze vorm van dienstverlening gratis is, 1-op-1 advies biedt en wordt uitgevoerd door een adviseur, die zelf van Marokkaanse afkomst is, werkt het UST laagdrempelig, waardoor blijkbaar relatief veel nieuwe ondernemers worden bereikt. • Contacten met Annifer en Ammam, Utrechtse ondernemersverenigingen voor respectievelijk Turken en Marokkanen. • Ondernemerskrediet Utrecht, een stimulans voor startende bedrijven, waarmee vanaf eind 2005 gemakkelijker kleine kredieten kunnen worden verkregen. Een flink aantal nieuwe aandachtspunten en mogelijke activiteiten passeert in deze notitie de revue (paragraaf 3.6). Met de meeste activiteiten worden alle ondernemers in Utrecht beter bediend, terwijl een aantal specifiek op de nieuwe ondernemers gericht zijn. De activiteiten variëren van groot tot klein en van structureel tot eenmalig. EZ vervult in deze activiteiten verschillende rollen: initiator, financierder, participant, stimulator, opdrachtgever en/of meedenker. Er zijn 6 acties benoemd, waar EZ vanaf eind 2005 mee aan de slag gaat: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Deelname aan Platform Nieuw Ondernemerschap. Bestaand aanbod beter kenbaar maken bij nieuwe ondernemers. Professionaliseren St. Ondernemersklankbord. Ondersteunen netwerkbijeenkomsten organisaties/ondernemersverenigingen. Cursus 'intercultureel besturen' aan ondernemerverenigingen aanbieden. Utrechtse competities.
Daarnaast zijn er nog een zestal mogelijke activiteiten die aandacht behoeven, maar waar op dit moment geen middelen (budget en capaciteit) voor beschikbaar zijn. In volgorde van prioriteit: •
Aansluiten bij discussie over publieke dienstverlening.
6
• • • • •
Stageplekken bij allochtone ondernemers. Inzetten (allochtone) studenten voor ondernemersverenigingen. Gastcolleges op VMBO's door (succesvolle) allochtone ondernemers. Verbeteren huisvestingsmogelijkheden voor nieuwe ondernemers. Handelsbevordering met landen van herkomst.
7
1. Inleiding 1.1. Aanleiding Waarom aandacht voor het thema “Nieuw ondernemerschap”? We worden – ook in Utrecht – geconfronteerd met een toenemend aantal ondernemers met een etnische achtergrond. Dit biedt zowel kansen als problemen. Dit wordt steeds meer erkend door landelijke en lokale betrokken partijen, alsook door de politiek. In juni 2005 presenteerde staatssecretaris Van Gennip van het Ministerie van Economische Zaken het "Actieplan 'Nieuw ondernemerschap': Kansen benutten". Dit deed zij mede namens de Ministeries van Justitie, SoZaWe, VWS en OC&W, VNO-NCW en MKB Nederland. In het actieplan zijn 11 (hoofdzakelijk landelijke) beleidsacties op het gebied van nieuw ondernemerschap benoemd. 1 In het Utrechtse integratiebeleid is steeds meer aandacht voor allochtoon ondernemerschap. De wethouder Economische Zaken van de gemeente Utrecht heeft begin 2005 expliciet aandacht voor en actie op het thema "allochtoon ondernemerschap" gevraagd. Ook bleek tijdens de behandeling van het "Uitvoeringsprogramma startende bedrijven Utrecht 2005-2009" in de raadscommissie van september 2005 veel aandacht uit te gaan naar de allochtone ondernemer in de stad. In het uitvoeringsprogramma is binnen de actielijn 'Versterken en verdiepen huidige dienstverlening' al aangegeven dat EZ allochtone ondernemers wil ondersteunen. In Utrecht is tot op heden geen specifiek beleid gevoerd voor 2 allochtone ondernemers. Met onderliggende notitie wordt niet beoogd alsnog een specifiek beleid voor allochtone ondernemers te gaan voeren. Het is een verbijzondering om een onderdeel uit het uitvoeringsprogramma starters uit te kunnen gaan voeren. Om dat te kunnen doen is het mede gelet op de actualiteit van en (politieke) aandacht voor het thema "allochtoon ondernemerschap"- belangrijk dat EZ Utrecht helder krijgt wat dit thema voor onze stad betekent en wat wij daarmee moeten. In deze notitie is ondernemerschap het uitgangspunt. Duidelijk zal worden dat de sociaalculturele achtergrond van nieuwe ondernemers effecten (zowel positieve als negatieve) heeft op het ondernemerschap; op de bedrijfsvoering en op de mate van professionaliteit van de ondernemer. Met de toenemende interesse voor het thema is ook de benaderingswijze aan verandering onderhevig. In het verleden is “de allochtoon” (van overheidswege) vooral behandeld vanuit een achterstandspositie en werd hij vaak gezien als hulpbehoevend. Dit gold met name voor de allochtone burger (integratiebeleid) en in iets mindere mate voor de allochtone ondernemer. Deze notitie speelt in op de veranderende benaderingswijze en gaat uit van het nieuwe ondernemerstalent van Utrecht. Ook is de betiteling in de loop der jaren veranderd van etnisch ondernemer, via allochtoon ondernemer naar de nieuwe ondernemer. Laatstgenoemde wordt ook gehanteerd door de rijksoverheid, dus daar sluit de gemeente zich bij aan.
1
Utrecht kiest vanaf 2005 voor een integratiebeleid (collegebesluit) dat gaat over het bestrijden van achterstand, de ontmoeting tussen allochtoon en autochtoon en sociaal culturele vernieuwing. Tweezijdigheid staat daarbij centraal; zowel allochtonen als autochtonen moeten een inspanning leveren om te komen tot succesvolle integratie. Zoals ook beschreven in de notitie 'Mensen als motor van de stad', krijgt het tweezijdige integratiebeleid vorm door drie interventies: Toerusting, Toegankelijkheid en Toenadering. Arbeidsparticipatie is naast maatschappelijke en politieke participatie voor de integratie een belangrijke factor. Ondernemingsschap in Utrecht is zeker een potentie en geen probleem. De definitie van integratie van de Commissie Blok: Een persoon of groep is geïntegreerd in de samenleving wanneer er sprake is van gelijke juridische positie, gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein, kennis van de Nederlandse taal en wanneer gangbare waarden, normen en gedragspatronen (zoals die in de wet zijn verankerd) worden gerespecteerd. integratie is een tweezijdig proces: enerzijds wordt van nieuwkomers verwacht dat ze bereid zijn te integreren, anderzijds moet de Nederlandse samenleving die integratie mogelijk maken. 2 Wel heeft er één specifiek project in Utrecht gedraaid, waarbij allochtone ondernemers de doelgroep waren (Mentor Plus) en zijn er een aantal initiatieven gericht op zowel allochtone als autochtone ondernemers (zoals UST en WiBW), maar waarvan blijkt dat toch een groot deel allochtone ondernemers (kunnen) deelnemen.
8
Wat willen we bereiken? Voor de diepte in te gaan, moet worden benadrukt dat een nieuwe ondernemer in de eerste plaats een ondernemer is en pas in tweede instantie ´nieuw´. Maar we mogen niet onze ogen sluiten voor het feit dat veel (en uiteraard lang niet alle) nieuwe ondernemers toch anders zijn en handelen dan autochtone ondernemers en daardoor enerzijds tegen specifieke belemmeringen in het ondernemerschap aanlopen, maar wat anderzijds ook kan zorgen voor specifieke kansen. Het belang van het wegnemen van de barrières en benutten van de kansen zit ´m in een aantal doelen: 1. Bevorderen van de economische groei (aantal ondernemingen, omzet) en gebruik maken van de ondernemerszin van allochtonen. 2. Bevorderen integratie/maatschappelijke binding en status van ondernemerschap. Ondernemerschap is een positieve benadering van integratie. 3. Behouden/bevorderen van de diversiteit en authenticiteit. Zowel wat aanbod als wat klantbenadering betreft (daar kan de autochtone ondernemers nog wat van leren). Daarnaast vestigen veel nieuwe ondernemers zich in (voormalige) achterstandswijken, waar autochtone ondernemers niet meer willen zitten. Ze vullen de lege plekken op, sluiten aan op de toenemend aantal allochtone bewoners in de wijken en in die zin hebben nieuwe ondernemers een sociale functie voor de bewoners uit die wijken (zowel allochtoon als autochtoon). 4. Terugdringen werkloosheid; verminderen aantal uitkeringsgerechtigden, werkgelegenheid voor zowel hoog- als laagopgeleiden en personeel door nieuwe ondernemingen. 5. Vergroten levensvatbaarheid, verminderen aantal faillissementen en toename professionaliteit van ondernemerschap. Wat is er zo erg aan veel faillissementen? In 2004 bijna 10.000 faillissementen in Nederland en daarnaast ook nog ondernemers die komen te vallen onder de wet schuldsanering natuurlijke personen (omdat ze handelen voor eigen rekening en risico en niet voor een juridische vorm als een BV hebben gekozen). Gevolgen: ondernemers komen in een regeling voor schuldsanering terecht, er staan resterende schulden (bij banken, Belastingdienst en leveranciers), er gaan arbeidsplaatsen verloren, hoge maatschappelijke kosten, verloedering van bepaalde delen van de stad, persoonlijk leed en nadelig voor persoonlijke ontwikkeling.
1.2. Doel notitie Naast het bieden van inzicht in het thema "nieuw ondernemerschap" en wat dit voor (EZ) Utrecht betekent, is het doel van deze notitie: • •
Acties en aandachtspunten benoemen op het gebied van nieuw ondernemerschap. Het gaat dan zowel om acties, die EZ zelf gaat uitvoeren, als om acties die door anderen (zouden) moeten worden uitgevoerd en waarbij EZ als stimulator fungeert. Toetsingskader bieden voor toekomstige initiatieven/subsidie-aanvragen.
1.3. Totstandkoming notitie Deze notitie is in de loop van met name 2005 tot stand gekomen door bijeenkomsten over het thema allochtoon ondernemerschap, of daar sterk mee samenhangend, bij te wonen. Er is gebruik gemaakt van bestaande literatuur (artikels en onderzoeken) en websites. Daarnaast is gekeken naar de werking van bestaande en afgelopen acties/initiatieven op dit gebied en is met een flink aantal mensen over dit thema van gedachten gewisseld, zoals: • • • • • • • •
Afdelingen Economische Zaken van de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam; Ministerie van Economische Zaken; Ministerie van Justitie, Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden; Wijk in Bedrijf Westflank; Kamer van Koophandel; Allochtone ondernemersverenigingen (St. Annifer, Ammam en MON Amsterdam); Individuele (nieuwe) ondernemers; VNO-NCW (VNO-Midden Nederland en etnisch ondernemerschap VNO landelijk);
9
•
Gemeente Utrecht / DMO-Interculturalisatie.
Zie ook bijlage 1 voor de lijst met geraadpleegde bronnen.
1.4. Leeswijzer De kwantitatieve analyse over nieuw ondernemerschap in Utrecht is opgenomen in bijlage 2. Aan bod komen onder andere: aantal, herkomst, eerste en tweede generatie, geslacht, locatiekeuze, branches, werkgelegenheid, de ontwikkeling de afgelopen jaren en een vergelijking van nieuw ondernemerschap in Utrecht met Nederland en de andere drie grote steden. In hoofstuk 2 wordt beschreven welke belemmeringen ondernemers in het algemeen tegenkomen en welke belemmeringen er nog specifiek/extra voor nieuwe ondernemers gelden. Het nieuwe ondernemerschap biedt echter ook kansen voor de Utrechtse economie. Daarom is een overzicht gemaakt van kansen en bedreigingen voor het nieuwe ondernemerschap. Om de kansen te benutten en knelpunten op de lossen, kan worden gekozen voor een generieke of een specifieke benadering. Hoofdstuk 3 gaat in op die keuze. De aandachtspunten van EZ voor het Utrechtse ondernemerschap in zijn algemeenheid worden benoemd en vijf specifieke pijlers voor nieuwe ondernemers worden toegelicht. Na duidelijk te maken wat EZ op die gebieden al doet, worden nieuwe acties en aandachtspunten benoemd. In hoofdstuk 4 zijn twee lijsten opgenomen met mogelijke activiteiten op het gebied van nieuw ondernemerschap: de eerste lijst zijn acties, die EZ vanaf eind 2005 wil en kan gaan oppakken. De tweede lijst zijn activiteiten, waarvoor momenteel nog geen middelen (budget en capaciteit) beschikbaar zijn, maar die wel aandacht behoeven. Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van benodigde middelen, bestaande uit budget en capaciteit.
10
2. Belemmeringen en kansen voor goed ondernemerschap Dit hoofdstuk geeft inzicht in de belemmeringen waar ondernemers in het algemeen tegenaan lopen. Daarnaast is een aantal belemmeringen te benoemen, die specifiek of nog wat meer voor nieuwe ondernemers gelden. Naast de belemmeringen en bedreigingen wordt ook een overzicht gegeven van sterkten en kansen voor nieuwe ondernemers.
2.1. Belemmeringen voor goed ondernemerschap De meeste problemen waar allochtone ondernemers mee te kampen hebben, zijn dezelfde als waar autochtone ondernemers tegenaan lopen. Echter vanwege een andere sociaal-culturele achtergrond ervaren allochtone ondernemers bepaalde knelpunten meer dan autochtone ondernemers. Algemene belemmeringen Algemene belemmeringen voor goed ondernemerschap, waar ook nieuwe ondernemers mee te kampen hebben, zijn: • • • • • •
Administratieve lasten; deze zijn hoog voor de kleine (startende) zelfstandige en wijzigen vaak. Wet- en regelgeving; naast de grote hoeveelheid regeltjes waar een ondernemer mee te maken krijgt, zijn ze vaak onduidelijk, niet eenduidig of tegenstrijdig. Onveiligheid en criminaliteit. Levensvatbaarheid van het jonge bedrijf, met name veroorzaakt door een slechte voorbereiding op de start van het eigen bedrijf. Verkrijgen van kleine kredieten. Door gebrek aan inzicht en voorlichting, is men zich vaak niet bewust van de keuze ondernemer i.p.v. werknemer te worden.
Specifieke belemmeringen Specifieke belemmeringen voor nieuwe ondernemers danwel knelpunten waar nieuwe ondernemers extra last van hebben (ze gelden voor een deel dus evengoed voor autochtone ondernemers), zijn: • Gebrekkige voorbereiding vóór de start van het bedrijf. Het schrijven van een ondernemingsplan – wat impliceert dat is nagedacht over zaken als product, doelgroep, concurrenten, locatie, financiën, personeel, toekomst – gebeurt minder door allochtone dan door autochtone ondernemers. • Lager opleidingsniveau en lagere adviesgeneigdheid. Heeft ook met professionele voorbereiding en bedrijfsvoering te maken. Over het algemeen kan worden gesteld dat hoe hoger het opleidingsniveau van de (aspirant) ondernemer, hoe beter de voorbereiding en hoe professioneler de bedrijfsvoering. Daarmee samenhangend: hoe lager het opleidingsniveau, hoe lager de adviesgeneigdheid. Het nut van het inschakelen van professionele adviseurs wordt vaak niet ingezien en daardoor te duur geacht. Zo is bijvoorbeeld de administratie niet op orde, doordat teveel onterecht wordt vertrouwd op prutsende boekhouders. • Lager kennisniveau van Nederlandse bedrijfscultuur, taal en wet- en regelgeving. Eén van de consequenties daarvan is dat de bedrijfsadministratie vaak niet op orde danwel conform voorwaarden is, waardoor (onnodig) conflict met en/of gebrek aan vertrouwen van controlerende instanties ontstaat. Daarnaast houden allochtone ondernemers in het algemeen niet altijd voldoende rekening met vigerende wetten en regels. Door gebrekkige ervaring met verkrijgen van informatie en omgang met administratieve regelgeving hebben nieuwe ondernemers bovendien vaak ook gebrekkige informatie over mogelijkheden van speciale krediet- en belastingsregelingen voor starters. • Lager kennisniveau van Nederlandse markt. Sterk gericht op eigen etnische doelgroep en minder op andere etnische groepen (waaronder Nederlanders).
11
• Eenzijdige locatie- en branchekeuze. Heeft ook te maken met gebrek aan marktanalyse en het gemak van iets beginnen in een branche waar toetredingsdrempels laag zijn. Leidt tot moordende concurrentie, weinig innovaties en verarming van de economische structuur in een wijk of winkelgebied. Veel allochtone ondernemers zijn dan ook gevestigd in zogenaamde achterstandswijken. Bijkomend probleem daarvan is dat veel mensen uit ‘goede’ wijken weinig tot nauwelijks deze achterstandswijken opzoeken, waardoor een grote potentiële klantengroep niet wordt bereikt en allochtone ondernemers minder snel zullen worden getriggerd om op zoek te gaan naar nieuwe product/marktcombinaties. • Negatief imago. Nieuw ondernemerschap heeft bij veel organisaties (banken, ontwikkelaars/beleggers/ makelaars, overheid) nog een negatief imago, wat inmiddels echter deels achterhaald is. Stigma van de allochtone ondernemer is hardnekkig: “slecht Nederlands sprekende Turk of Marokkaan tussen de 30 en de 40 jaar, die de zoveelste groentezaak in dezelfde straat begint, zich alleen maar richt op zijn eigen etnische doelgroep, alleen maar wat familieleden in de winkel heeft staan en zijn financiering heeft geregeld via zijn neef”. Dit maakt het vaak lastiger om financiering via een bank te krijgen, huisvesting te huren (er wordt voorkeur gegeven aan bestaande/bekende winkelketens) of een stad trots te laten zijn op haar nieuwe ondernemers danwel de potentie i.p.v. problemen ervan in te zien. • Huisvesting te groot of te duur. Het verkrijgen van (starters)huisvesting op goede/gangbare locaties is voor nieuwe ondernemers daarnaast moeilijker, omdat het voor hen vaak te duur en/of te groot is. • Moeizaam verkrijgen van bancaire financiering. De volgende zaken maken het verkrijgen van een bancaire financiering lastiger voor nieuwe ondernemers: geen of onduidelijk ondernemingsplan, onbekende branche/markt/product, in verleden slechte ervaring met kredietwaardigheid van nieuwe ondernemers, weinig/geen eigen vermogen (waaronder formele onderpanden zoals bedrijfshuisvesting of persoonlijke hypotheek), kleine bedragen (vaak nog kleiner dan de gemiddelde autochtoon) die voor banken minder interessant zijn i.v.m. relatief hoge handlingskosten, communicatie- en cultuurverschillen om vertrouwen van de bank te winnen. Daarnaast mogen sommige moslims niet lenen omdat er rente wordt betaald (mag niet volgens Koran). • Geringe deelname aan formele netwerken. Geringe aansluiting bij lokale en landelijke netwerken, zoals winkeliersverenigingen, vak- en brancheorganisaties, ondernemersnetwerken en commerciële samenwerkingsverbanden. Er is dan ook weinig interactie tussen allochtone en autochtone ondernemers. Bovendien houden allochtone ondernemers (nog minder dan autochtonen) niet van vergaderen. • Slechtere bereikbaarheid. Allochtone ondernemers zijn moeilijker te bereiken door hun andere cultuur (waarden, normen, wijze van zakendoen) en (in steeds mindere mate) andere taal. • Trots. Nieuwe ondernemers zijn statusgevoeliger en trotser. Er zal langer tegen de armoedegrens aan worden ondernomen, er wordt bijvoorbeeld sneller een Mercedes gekocht, zonder dat daar geld voor is, faillissementen worden niet (tijdig) aangevraagd, er wordt niet snel toegegeven dat het niet goed gaat met de zaak. Het zijn met name de allochtone ondernemers van de oude stempel en/of zij met een laag kennis- en opleidingsniveau, die niet snel in hun keuken laten kijken en hulp aan (Nederlandse) derden vragen. • Weinig voorbeelden. Kennen weinig voorbeelden van geslaagde ondernemers, maar ook van waar (startende) ondernemers fouten hebben gemaakt. • Gebrek aan professionalisering. Nieuwe ondernemers hebben minder inzicht in professionaliseringsmogelijkheden en minder interesse in meer te verdienen door het beter/anders te doen of groter te worden.
2.2. Kansen en bedreigingen nieuw ondernemerschap samengevat Voorgaande paragraaf is vooral gericht op de belemmeringen die allochtone ondernemers (extra) ervaren, terwijl de titel van deze notitie en dit hoofdstuk erop wijst dat allochtone ondernemers ook specifieke potentie en kansen hebben. Daarom wordt in onderstaande tabel
12
ingegaan op de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van nieuwe ondernemers. Een deel is samenvattend van het voorgaande, andere aspecten worden nieuw toegevoegd. Het gevaar van zo´n tabel is uiteraard dat hiermee alle nieuwe ondernemers op één hoop worden gegooid. De bedoeling ervan is echter inzichtelijk te maken wat de grootste verschillen met autochtone ondernemers zijn, waarbij echter tegelijkertijd een flink aantal aspecten evengoed gelden voor een groot deel van de autochtone ondernemers – die immers ook niet over één kam zijn te scheren. Denk dan bijvoorbeeld aan gebrekkige voorbereiding en deelname aan (lokale ondernemers-)netwerken. Sterkten en kansen Ondernemerszin.
Informele contacten/netwerken zijn sterk. Inspelen op behoefte van de klant (m.n. uit eigen kring). Klantgerichtheid; allochtonen hebben nog aandacht voor de klant. Dankzij nieuwe ondernemers is er veel levendigheid en een divers aanbod aan producten en diensten. Nieuwe producten zijn ook toegankelijk voor Nederlandse consument. De herkomst geeft niet-westerse ondernemers de mogelijkheid om niches in de markt te zien (die autochtonen niet zien) en op te vullen. Nabijheid van afzetmarkt en productiefactoren (m.n. arbeid; geen moeite met vinden van personeel (weliswaar uit de eigen kring)), zodat niet-westerse ondernemers een relatief eenvoudige start kennen. Er is al veel aanbod, ook voor nieuwe ondernemers, wat inzichtelijker gemaakt moet worden. Ondernemerschap is een positieve benadering van integratie. Er wordt steeds vaker gekozen voor niettraditionele branches (m.n. zakelijke dienstverlening). Marktverbreding. Vanwege de sterke oriëntatie op de eigen etnische doelgroep, juist voorbeelden/rolmodellen uit deze groep inzetten en gebruik maken van mond-opmond reclame. Aansluiting bij lokale en landelijke (gemengde) netwerken stimuleren door eerst/ook aansluiting te stimuleren bij ‘eigen’ netwerken. Inzet van studenten om nieuwe ondernemers te bereiken, ze te hepen bij professionalisering van de onderneming, terwijl ze er zelf ook van leren. Westers allochtonen presteren op een aantal punten beter dan autochtone ondernemers. De tweede generatie allochtone ondernemers lijkt al veel meer op de autochtone ondernemers. Toenemend opleidingsniveau zorgt ervoor dat kennisachterstand enigszins kan worden ingelopen.
Zwakten en bedreigingen Voorbereiding voor de start. Ondernemingsplannen worden weinig geschreven. Over product/marktcombinaties wordt weinig nagedacht (m.n. locatie- en branchekeuze) Zitten vaak in achterstandswijken. Lager onderwijsniveau en kennis van de e Nederlandse taal (geldt m.n. voor 1 generatie). Algemene kennisachterstand op ondernemerschapsgebied, Nederlandse (bedrijfs)cultuur, wet- en regelgeving, markt en consument. Erg op de eigen etnische doelgroep gericht. Afhankelijkheid van eigen etnische groep maakt onderneming kwetsbaar. Het overlevingspercentage van niet-westers allochtone ondernemers blijft achter.
Professionaliteit bedrijfsvoering. Doelstelling is minder vaak gericht op rentabiliteit en (winst)groei. Hevige concurrentiestrijd tussen niet-westerse ondernemers brengt o.a. winstgevendheid in gevaar. Sterk georiënteerd op inkomstenkant, waardoor totale administratieve overzicht er niet is. Niet snel geneigd professionele adviseurs in te schakelen, omdat lasten voor de baten uitlopen. Daardoor gaan ze vaker bij elkaar te rade, wat tot incorrecte en onvolledige adviezen kan leiden. Door vertrouwen als leidraad wordt er minder vaak gewerkt met contracten. Dit zorgt voor meer dubieuze debiteuren. Er wordt vaak bezuinigd op een goede boekhouder, waardoor er geen goed administratief overzicht is. Inzet van slechte boekhouders vormt ‘bijl aan de wortel van het bedrijf’. Weinig interactie met autochtone ondernemers. Weinig deelname aan (formele en zakelijke) lokale en landelijke netwerken, waardoor gebrek aan voorbeelden van goed ondernemerschap, info, advies, potentiële klanten/zakenpartners. Lage organisatiegraad zorgt ervoor dat ondernemers moeilijk vindbaar zijn voor ondersteunende diensten. Het reeds beschikbare aanbod is voor nieuwe ondernemers vaak niet vindbaar.
13
Toename in de kennis van de Nederlandse taal zal de adviesgeneigdheid doen toenemen waardoor kennisniveau toeneemt. Naarmate ondernemers beter zijn opgeleid, wordt er meer nagedacht over de te starten onderneming (ondernemingsplan). Schrijven van een ondernemingsplan kan problemen van een onvoorbereide start voorkomen. Persoonlijke en mondelinge benadering zorgt voor meer adviesgeneigdheid, want pas na het opbouwen van vertrouwen zal ondernemer tijd vrij willen maken om informatie tot zich te nemen, te luisteren en adviezen op te volgen.
Omdat nieuwe ondernemers anders zijn, denken, praten en handelen, zijn ze moeilijker bereikbaar. Relatief weinig Turkse en Marokkaanse vrouwen starten een eigen onderneming. Allochtone ondernemers houden in het algemeen niet altijd voldoende rekening met vigerende wetten en regels. Hebben een negatief imago bij veel officiële instanties (banken, vastgoedeigenaren, overheid).
Hebben moeite met vinden en betalen van goede bedrijfshuisvesting. Hebben moeite met verkrijgen van (kleine) bancaire kredieten.
14
3. Aandachtspunten en acties voor goed (nieuw) ondernemerschap Met de input van de voorgaande hoofdstukken (grotendeels samengevat in de tabel in paragraaf 2.2) wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de vraag wat er moet gebeuren om nieuwe ondernemers zo goed mogelijk te laten ondernemen.
3.1. Generieke versus specifieke benadering Als het thema "allochtoon ondernemerschap" aan de orde is, wordt vaak gediscussieerd over de vraag of ingezet moet worden op generiek ondernemersbeleid of juist specifiek beleid voor allochtone ondernemers. Voor beide kampen valt wat te zeggen. De argumenten voor generiek ondernemersbeleid zijn: • • • • • • •
De meeste problemen waar allochtone ondernemers mee te kampen hebben, zijn dezelfde als waar autochtone ondernemers tegenaan lopen. Een allochtone ondernemer is bovenal een ondernemer en geen allochtoon; veel allochtone ondernemers willen als ondernemer worden behandeld/benaderd en niet als allochtoon. Dé allochtoon bestaat niet. Er zijn veel verschillen in etniciteiten en culturen; het is onmogelijk om voor elk subgroepje apart beleid te ontwikkelen. De tweede generatie allochtone ondernemer lijkt al zoveel meer op de autochtone ondernemer. Als je doelgroepen wil bereiken: bij bijhouden van bestanden (KvK, belastingdienst?) vragen naar land van herkomst (zeker wanneer het de ouders of grootouders betreft) is deels 'not done' en deels niet toegestaan. Specifiek beleid (en projecten) heeft in het verleden weinig zoden aan de dijk gezet. Kan stigmatiserend/discriminerend overkomen (voor degenen waarvoor wel specifiek beleid wordt gemaakt: "wij worden zielig en hulpbehoevend gevonden en dat willen we niet" en voor degenen waarvoor geen specifiek beleid wordt gemaakt: "waarom zij wel en wij niet?").
De argumenten om op een aantal punten toch specifieke aandacht te besteden aan allochtone ondernemers zijn: • •
• •
• •
Allochtone ondernemers ervaren bepaalde knelpunten meer dan autochtone ondernemers. Allochtone ondernemers hebben toch vaak een andere visie op bedrijfsprocessen, de markt, relaties, instanties (en wetgeving) en klantgerichtheid dan de doorsnee ondernemer in Nederland. De manier van zakendoen is anders en meer nog dan bij autochtone ondernemers zijn voor allochtone ondernemers netwerken en vertrouwensbanden en daarmee 1-op-1-relaties heel belangrijk. Creativiteit van de nieuwe ondernemers is belangrijk voor de Nederlandse economie en moet daarom worden gekoesterd en niet worden weggereguleerd. Een aantal groepen binnen Nederland (waaronder allochtonen (met een achterstandspositie)) heeft te maken met specifieke belemmeringen of worden door generieke belemmeringen (om te ondernemen) harder getroffen; verschillende ondernemers lopen toch nog tegen onnodige barrières op. Met generiek beleid worden deze belemmeringen niet allemaal weggenomen, waardoor kansen van bepaalde groepen niet worden benut. De eerste generatie allochtone ondernemers behoeft een specifieke benadering/ondersteuning. Prestaties blijven toch nog achter bij de autochtone ondernemer: levensvatbaarheid, meedoen aan (reguliere) netwerken, begrip van Nederlandse cultuur, branche- en locatiekeuze.
En dan zijn er nog een aantal argumenten te noemen waarom er specifieke aandacht voor allochtone vrouwelijke ondernemers zou moeten zijn (zie ook bijlage 3):
15
•
• • • •
Het aandeel zelfstandige vrouwen onder met name de Turkse en Marokkaanse doelgroep is laag. Ondernemerschap is in hun cultuur (let op: niet per definitie volgens de Islam) vooral een mannelijke aangelegenheid, waarbij bovendien de familieband beperkend voor de ondernemende vrouw kan werken. Allochtone vrouwen netwerken minder dan mannen. Allochtone (maar ook veel autochtone) vrouwen hebben meer feeling bij netwerken van vrouwelijke ondernemers; ze komen daar eerder op af, vinden het minder bedreigend, hebben het gevoel er meer aan te hebben. Allochtone vrouwen starten vaak vanuit een bepaalde (hand)vaardigheid. De rest van het ondernemerschap missen ze. Dit valt te scharen onder algemene ondernemersvaardigheden. Dus: Het netwerken voor zowel allochtone als autochtone vrouwen (alle vrouwen). Stimuleren ondernemerschap specifiek onder Turkse en Marokkaanse vrouwen (alle allochtone vrouwen). Algemene ondernemersvaardigheden onder ondersteuning (startende) ondernemers algemeen (alle ondernemers).
Geconcludeerd kan worden dat ondernemerschap in z'n algemeenheid moet worden gestimuleerd. Daarbij staat kwaliteit boven kwantiteit en wordt ondersteuning geboden waar behoefte aan is. Het doel van EZ is echter dat iedere ondernemer zo optimaal mogelijk moet kunnen ondernemen. Dit rechtvaardigt wat specifieke aandacht op een aantal punten voor nieuwe ondernemers. Een klein deel van deze specifieke aandacht zal extra gericht zijn op vrouwelijke ondernemers van allochtone komaf.
3.2. De spelers Er zijn veel partijen betrokken bij het benutten van kansen en het oplossen van knelpunten voor nieuwe ondernemers: • • •
• •
•
•
•
Nieuwe ondernemers zelf. Autochtone ondernemers. Overheid: - Rijk (EZ, Vreemdelingenzaken en Integratie, Justitie, SoZaWe, VWS en OCW) - provincie en gemeente (DMO/Welzijn, DMO/SoZaWe, DMO/Onderwijs, DMO/Integratie, DMO/Culturele Zaken, DSO/EZ); Kamer van Koophandel; Georganiseerde bedrijfsleven: - brancheorganisaties - ondernemersverenigingen (met name lokale (winkeliers)verenigingen) - migrantenzelforganisaties (er zijn er 95 in Utrecht, die overigens vrijwel allemaal op de bewoner en niet op de ondernemer zijn gericht) - allochtone ondernemersverenigingen (op dit moment Annifer en Ammam) - belangenorganisaties (MKB Nederland, VNO-NCW); Professionele partners: - accountants (NOvAA, NOAB) - banken - vastgoedpartijen (makelaars/beleggers/ontwikkelaars/beheerders); Adviesgremia: - Landelijk Overleg Minderheden - Adviesraad Nieuw Ondernemerschap - Forum - MIU - Saluti; Diverse initiatieven, al dan niet ondersteund door de gemeente, zoals: - Mentor Plus - St. Ondernemersklankbord - Zwarte Zakenvrouwen Nederland - Women in Black - Wijk in Bedrijf Westflank.
16
Uiteindelijk ligt het grootste deel van de verantwoordelijkheid van het ondernemerschap uiteraard bij de ondernemers zelf. Na het vervallen van de Vestigingswet in 2000 en de vereiste te beschikken over een diploma "Algemene Ondernemersvaardigheden" staat het elke ondernemer vrij om te starten. Faillissementen zijn niet te voorkomen en er valt veel te zeggen voor marktwerking (survival of the fittest). Zelfredzaamheid en risico nemen zijn eigenschappen inherent aan het ondernemerschap. De taak van de overheid en andere instanties is echter met name om randvoorwaarden voor goed ondernemerschap te creëren, zodat een ondernemer zich kan bezighouden met ondernemen en de levensvatbaarheid van een onderneming wordt verhoogd.
3.3. Algemene aandachtspunten voor goed ondernemerschap In het kader van economische structuurversterking structuurversterking initieert en ondersteunt de gemeente zowel zelfstandig als met andere stedelijke partners initiatieven en projecten voor Utrechtse ondernemers in de préstart, start en poststartfase. De gemeentelijke inzet richt zich op vier thema's, te weten: 1. 2. 3. 4.
Bedrijfshuisvesting. Financiering. Voorlichting/advisering en coaching. Netwerkvorming en kennisuitwisseling.
In het "Werkdocument uitvoeringsprogramma startende bedrijven Utrecht, periode 2005-2009" wordt per thema de gemeentelijke inzet beschreven. Een aantal aandachtspunten, die aansluiten op de belemmeringen zoals genoemd in paragraaf 2.1 en waar in het algemeen op ingezet dient te worden, zijn: Verlichting administratieve lasten. Het verlichten van de administratieven lasten ligt met name bij de rijksoverheid en waar het gemeentelijke lasten betreffen, bij diverse afdelingen van de gemeente Utrecht. Duidelijke en eenduidige wet- en regelgeving. Wat de wet- en regelgeving betreft ligt ook een taak bij de rijksoverheid (Meldpunt Strijdige Regels en Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen), maar ook bij de Kamer van Koophandel, die een informatietaak heeft en bij de gemeente zelf. Binnen de gemeente speelt vooral de Bedrijvenwinkel een rol, door ondernemers te informeren over gemeentelijke wet- en regelgeving en op te treden als stimulator in het verhelderen en versimpelen van gemeentelijke procedures, vergunningen en regelgeving ten behoeve van ondernemers. Verbeteren levensvatbaarheid. Stimuleren betere voorbereiding en na de start (met name 2e tot 5e levensjaar van de onderneming) professionalisering van de bedrijfsvoering. De gemeente biedt dit nu alleen aan in het Utrechts Starters Traject voor starters met een maximaal inkomen van 1400. En dat terwijl in feite iedere (aspirant) ondernemer recht heeft op begeleiding. Er moet dus meer ondersteuning zijn bij een betere voorbereiding op de start en gevestigde ondernemers een loket bieden waar ze terecht kunnen voor professionalisering gaandeweg. Belangrijkste aandachtspunten in voorbereiding (en deels ook in latere fases) zijn: (1) belang duidelijk maken van ondernemingsplan (zowel voor bancaire financiering als bevordering professionaliteit), (2) uitleg Nederlandse wet- en regelgeving en Nederlandse manier van zakendoen, (3) belang netwerken en ondernemersverenigingen duidelijk maken, (4) marketing: m.n. product en plaats en daarna promotie (stimuleren te zoeken naar andere branches en locaties dan de meest gebruikelijke/de buurman/de neef en andere doelgroepen bereiken), (5) belang van deugdelijke boekhouding/administratie. Ondernemers willen ten alle tijden ergens terecht kunnen om vragen te stellen en (kort) advies te krijgen en hoeven niet per se in een traject te worden gestopt. Wèl vinden ze het dan weer fijn om telkens bij dezelfde persoon terecht te kunnen. Er is dus behoefte aan één laagdrempelig informatiepunt (one stop shopping) voor ondernemers met voldoende tijd voor persoonlijke, klantgerichte dienstverlening. Het oprichten/uitbouwen van een Ondernemershuis kan daarvoor de oplossing zijn. Dit kan lokaal of regionaal worden opgepakt.
17
Vergemakkelijken verstrekking kleine kredieten. Het vergemakkelijken van het verkrijgen van kleine kredieten is een taak van bancaire instellingen, de rijksoverheid (garantstelling) en de gemeente als stimulator. Eind 2005 werd in Utrecht - conform het Uitvoeringskader Startende bedrijven - het Ondernemerkrediet Utrecht gelanceerd. EZ heeft een faciliterende en voor de organisatie een financierende rol. Rabobank en Kredietbank Utrecht zijn de verstrekkers van kleine kredieten. Bevorderen veiligheid. Het bevorderen van de veiligheid is een gedeelde taak van de rijksoverheid (Actieplan Veilig Ondernemen), de politie en de gemeente Utrecht (Programma Veilig Ondernemen). Stimuleren van de keuze voor het ondernemerschap. Het stimuleren van de keuze voor het ondernemerschap ligt op het bordje van vele partijen, waarbij de onderwijsinstellingen één van de belangrijkste spelers zijn. Zij hebben daarbij steun nodig vanuit de overheid (zowel Onderwijs als EZ), de KvK en ondernemers zelf. Al vanaf dat leerlingen ca. 12 jaar zijn, dient er aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs te zijn. Door: opnemen in curricula, best practices (door ondernemers), voorlichting door instanties over hun aanbod (bijvoorbeeld promotiemateriaal op scholen uitdelen om het starten van een eigen bedrijf te bevorderen). Daarnaast moet op diverse mogelijke intakeplekken (b.v. CWI) tijdig potentieel ondernemerschap worden (h)erkend.
3.4. Specifieke pijlers EZ voor nieuwe ondernemers Als het gaat om de specifieke acties en aandachtspunten ten behoeve van nieuwe ondernemers wordt hieronder meteen ingestoken op acties en aandachtspunten waar EZ voor kiest. De inzet van EZ zal meer gericht zijn op de kwaliteit van nieuwe ondernemers dan op de kwantiteit, want: • er starten al veel en steeds meer allochtonen een onderneming, • ondernemerschap zit bij allochtonen meer in het bloed dan bij autochtonen en • gesignaleerde knelpunten liggen met name op het vlak van kwaliteit en professionaliteit. Gezien de hoge noodzakelijke inspanningen om de specifieke knelpunten van de eerste generatie nieuwe ondernemers op te lossen (met name op taalgebied) en het feit dat deze groep in aantal afneemt, is gekozen geen specifieke acties te ondernemen om de taalachterstand weg te werken. De specifieke aandacht zal zich meer op de niet-westerse allochtone ondernemer en in mindere mate op de westerse allochtone ondernemer richten. Er wordt gekozen om zo min mogelijk nog maar weer meer nieuwe projecten te initiëren, maar de inzet te richten op het toegankelijk maken van het bestaande aanbod voor alle groepen ondernemers, zodat zowel allochtone als autochtone ondernemers daar gebruik van kunnen maken. Anders bestaat er namelijk het gevaar dat (nieuwe) ondernemers door de bomen het bos niet meer kunnen zien. Het is echter onvermijdelijk een aantal nieuwe initiatieven, waar toch extra behoefte aan blijkt te zijn, te ondersteunen danwel te stimuleren. De pijlers waar EZ de komende jaren op in gaat zetten, zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Kiezen van een persoonlijke (face-2-face) en laagdrempelige benaderingswijze. Bijdragen aan een imagoverbetering. Gebruik maken van rolmodellen. Stimuleren van netwerken. Het bevorderen van voorlichting over en ondersteuning bij het (starten van) zelfstandig ondernemerschap.
18
3.5. Lopende acties van EZ voor nieuwe ondernemers Behalve het project Mentor Plus en contacten met Annifer en Ammam, heeft EZ (nog) geen specifiek beleid of projecten voor allochtone ondernemers. Er zijn wel meerdere projecten voor ondernemers in het algemeen, waar dus ook allochtone ondernemers kunnen aankloppen, maar die zijn tevens voor autochtone ondernemers toegankelijk. Met name bij Wijk in Bedrijf Westflank en het Utrechts Starters Traject zijn relatief meer allochtone ondernemers betrokken dan bij andere 'algemene' ondernemersprojecten het geval lijkt te zijn. Ook het Startersfonds zal vermoedelijk bij de nieuwe ondernemers zeer aanspreken. Daarom zal ik deze drie hieronder nog even kort toelichten. Mentor Plus De gemeente Utrecht is samen met de Kamer van Koophandel het project 'Mentor Plus' gestart. In dit project worden ervaren ondernemers als coach gekoppeld aan allochtone ondernemers die in hun bedrijfsvoering wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. De mentor voorziet de ondernemer van praktische informatie en fungeert als klankbord, meedenker en vertrouwenspersoon. De ondernemer kan een startende of bestaande ondernemer zijn uit het midden- en kleinbedrijf. Belangrijk is dat de ondernemer de mentor volledig inzicht geeft in de administratie en bedrijfsvoering en dat hij openstaat voor adviezen. De kosten voor de ondernemer zijn 45 euro. Naast het een op een contact met de mentor organiseert Mentor Plus ook groepsbijeenkomsten voor deelnemende mentoren en ondernemers. Het doel hiervan is dat deelnemers elkaar leren kennen, onderling kunnen netwerken en specifieke kennis en informatie vergaren. Hoewel in een aantal jaren tijd ruim 80 allochtone ondernemers zijn gecoacht, blijkt het lastig om deelnemers te werven en voldoende geïnteresseerden voor de groepsbijeenkomsten te krijgen. Samen met de KvK wordt geprobeerd om de vinger erachter te krijgen waaraan dit kan liggen, maar het is nog niet duidelijk. Het project liep eind 2005. Vanaf 2006 zal de werkwijze van Mentor Plus (bieden van mentorschap voor ook allochtone ondernemers) integraal onderdeel zal gaan uitmaken van Stichting Ondernemersklankbord. Wijk in Bedrijf Westflank De Stichting Wijk in Bedrijf Westflank is opgericht op initiatief van de KvK en de gemeente (EZ). De Stichting zal bestaan tot eind 2006. In dit project staat het duurzaam stimuleren van de economische bedrijvigheid in wijken met een sociaal-economische en stedenbouwkundige achterstand centraal. Dat doet de Stichting middels het verhogen van de kwaliteit van het individuele ondernemerschap, het verhogen en professionaliseren van de organisatiegraad van ondernemers en het signaleren van kansen en knelpunten rond ondernemerschap in de Westflank aan de KvK en de gemeente. In de zogenaamde achterstandswijken komen nu eenmaal wel meer allochtone ondernemers voor dan in andere wijken, dus in die zin zou je kunnen zeggen dat allochtone ondernemers daar wat meer aandacht krijgen. Utrechts Starters Traject Het Utrechts Starters Traject is een initiatief van de gemeente Utrecht. Het UST biedt inwoners van Utrecht met een maximaal inkomen van 1400 een uitgebreide gratis dienstverlening aan. Deze bestaat uit advies en begeleiding in de verschillende fasen van het starten van een eigen bedrijf. Niet alleen vindt de gemeente het belangrijk dat meer mensen een eigen bedrijf starten, omdat het MKB wordt gezien als motor van de Utrechtse economie. Ook aan het vergroten van de levensvatbaarheid van jonge ondernemingen hecht zij veel waarde. Het stimuleren van een goede voorbereiding van potentiële startende ondernemers is dan ook een belangrijk uitgangspunt van het UST. Ondersteuning in de vorm van voorlichting, advisering en begeleiding in de voorbereidings- en startfase vindt de gemeente van levensbelang voor kwalitatief goed ondernemerschap. Kwaliteit in de zin van persoonlijke motivatie, visie, kennis (van product/dienst, markt en bedrijfsvoering), financiering en risicobeheersing. Doordat deze vorm van dienstverlening gratis is, 1-op-1 advies biedt en wordt uitgevoerd door adviseurs van K+V (o.a. zelf van Marokkaanse afkomst), werkt het UST laagdrempelig, waardoor blijkbaar relatief veel allochtone ondernemers worden bereikt. In de periode 2005 t/m 2009 zal het UST worden voortgezet.
19
Allochtone ondernemersverenigingen In Utrecht bestaan twee allochtone ondernemersverenigingen: Annifer voor (m.n.) Turkse ondernemers en Ammam voor Marokkaanse ondernemers. Ammam is een paar jaar geleden met steun van de KvK en de gemeente opgericht als voortvloeisel uit het project Wijk in Bedrijf Hoograven. Het is de bedoeling van EZ dat in 2005 de contacten met Annifer en Ammam worden versterkt. Daarbij wordt ook het Marokkaans Ondernemers Netwerk (MON) Amsterdam betrokken, aangezien hun werkwijze bij de doelgroep lijkt aan te slaan en zij geïnterresseerd zijn in het oprichten van een MON Utrecht. Ondernemerskrediet Utrecht, stimulans voor startende bedrijven Eind 2005 is het Ondernemerskrediet Utrecht gelanceerd. Deze vorm van kredietverstrekking is bedoeld om steun te bieden aan veelbelovende en levensvatbare startende ondernemers (tot 3 jaar na de start), die aantoonbaar onvoldoende reguliere financiering hebben kunnen vinden. Betrokken partijen zijn de Kredietbank Utrecht, de Rabobank en afdeling EZ. Naast het verstrekken van kleine kredieten, zal een stukje begeleiding naar en na de start aandacht krijgen.
3.6. Nieuwe aandachtspunten en mogelijke activiteiten voor nieuwe ondernemers Voor elk van de vijf benoemde pijlers in paragraaf 3.4 zijn nieuwe (of geïntensiveerde) acties en aandachtspunten van EZ benoemd. Er is echter veel wisselwerking tussen een aantal van de acties en aandachtspunten onder de pijlers. Het zijn rijpe en groene acties door elkaar, die bovendien grotendeels niet los van elkaar te zijn zien. De meeste kunnen door EZ zelf worden opgepakt, maar er zijn er ook waar EZ meer een stimulerende of een participerende rol zal hebben. Belangrijk is het namelijk om de acties ook daar te laten waar ze horen, maar soms zullen de verantwoordelijke partijen bewust moeten worden gemaakt van de te benutten kansen en op te lossen knelpunten en hun verantwoordelijkheid daarin. Pijler 1 Kiezen van een persoonlijke en laagdrempelige benaderingswijze • Ontwikkelingen en verschuivingen in kansen/knelpunten op het gebied van allochtoon ondernemerschap blijven volgen. • Vertrouwen kweken van nieuwe ondernemers in overheid (betrouwbaarheid en effectiviteit) en KvK (laagdrempeligheid). • Vertrouwen kweken kan door meer persoonlijk contact te hebben. Bijvoorbeeld ook door ze op hun bedrijf op te zoeken. Het geven van informatie, advies en doorverwijzingen wordt daardoor vergemakkelijkt en de adviesgeneigdheid zal daardoor toenemen. Persoonlijke/1op-1-contacten/maatwerk werkt zowiezo beter dan zalen vol proberen te trekken. Aangezien persoonlijk contact met elke ondernemer voor EZ (zowel ambtelijk als bestuurlijk) niet haalbaar is, moet zoveel mogelijk via sleutelfiguren contact worden onderhouden. • De nieuwe ondernemers vooral benaderen als ondernemers en minder/niet als allochtoon. Een project als Mentor Plus werkt van de ene kant wel omdat het in een 1-op1-relatie tussen een ervaren en een nieuwe ondernemer voorziet. Van de andere kant echter werkt het niet, omdat het een te betuttelende en negatieve benadering van de allochtone ondernemer is. De mond-op-mond reclame waar zo´n project het toch van moet hebben, werkt niet, omdat áls de geboden hulp toch heeft gewerkt, veel ondernemers dat uit schaamte niet zullen toegeven aan andere ondernemers uit de eigen kring. • In sommige landen/culturen heeft het geschreven woord minder gewicht dan het gesproken woord. De autochtone Nederlandse cultuur is veel meer een leescultuur dan veel andere culturen, die meer een beeld- en geluidscultuur zijn. Ook kan het belangrijker zijn wíe het zegt dan wát er gezegd wordt. Er zijn dus (ook) andere vormen van media nodig en nieuwe manieren van communicatie en communicatiekanalen om informatie (over gemeentelijke dienstverlening (en evt. bestaand aanbod voor (startend) ondernemerschap) te verspreiden. Sleutelfiguren/rolmodellen zijn in ieder geval belangrijk alsook zoveel mogelijk persoonlijk contact. Verder: (allochtone) tv, internet, (allochtone) kranten, affiches. Bij elke boodschap die je wil overbrengen de vraag stellen wie je wat laat vertellen en op welke plek.
20
•
•
• • • •
•
Communicatie: mocht blijken dat een bepaald communicatiemedium voor de ene groep allochtone ondernemers beter werkt dan voor de andere, kan a.d.h.v. nulmeting WiBW worden bepaald in welke wijken/buurten het meest met dat medium moet worden gewerkt, omdat er gegevens beschikbaar zijn over etniciteit per wijk. Als het gaat om het bereiken van een bepaalde doelgroep (b.v. (pre?)starters) kan a.d.h.v. de nulmeting ook gekeken worden in welke wijken relatief veel starters voorkomen. (Potentiële) allochtone ondernemers daar opzoeken waar zij gewend zijn te komen: e moskee, kerk, theehuis, kapper, bij evenementen. Bijeenkomsten (m.n. voor 1 generatie) daar organiseren en/of in de wijken waar ze wonen en niet in accommodaties die de allochtoon afschrikken. Gebruik maken van mond-op-mond reclame tussen nieuwe ondernemers. Vooral richten op (jongere) potentiële ondernemers met een etnische achtergrond, bijvoorbeeld via het onderwijs. Startersdagen KvK 2 i.p.v. 1 keer per jaar (vanwege grotere kans op bereikbaarheid van de aspirant ondernemer). Bijeenkomsten laten organiseren door een bank of samen met een bank (b.v. met/door Startersdesk van de Rabobank). Nieuwe ondernemers komen daar sneller op af (dan b.v. bijeenkomst georganiseerd door gemeente en/of KvK), omdat ze denken dat er geld te halen valt. De Rabobank gaat overigens al meer seminars geven, waarbij ze zich bewust ook richten op nieuwe ondernemers. Wellicht moeten we in verband met de branchevervaging naar een andere vorm van branche-indeling toe. Hier kan EZ weinig aan doen, behalve de ´registerinstanties´ (KvK met het Handelsregister (BIK), CBS met de Standaard BedrijfsIndeling) hierop attenderen.
Pijler 2 Bijdragen aan een imagoverbetering • Imago-offensief/campagne (“etnische ondernemers doen het best goed”, “beeld dat er heerst is verouderd”, “we hebben ze nodig”, “zo (professioneel) kan het ook”). Doelgroepen en doelen: - gevestigde nieuwe ondernemers: schouderklop geven en positief in de belangstelling. - aspirant/potentiële nieuwe ondernemers: belang laten inzien van goede voorbereiding, professionaliteit in uitstraling, bedrijfsvoering en contacten, interesse voor ondernemerschap wekken. - ontwikkelaars/beleggers/makelaars: scheppen van vertrouwen i.v.m. huisvesting. - lokale politiek: ter info (beeld is enigszins achterhaald en je moet ze niet pamperen, maar koesteren en prikkelen zelf actie te ondernemen) en lokale politiek moet dat zelf ook gaan uitdragen naar anderen toe. - autochtone ondernemers: vertrouwen in samenwerking met nieuwe ondernemers kweken en hen stimuleren nieuwe ondernemers bij hun eigen ondernemersverenigingen te betrekken. - banken: vertrouwen i.v.m. financiering. - consumenten: veel levendigheid, divers aanbod dankzij nieuwe ondernemers. • Veel potentiële nieuwe ondernemers zitten nu nog op school, dus aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs is belangrijk. Met name op het VMBO. Allochtone leerlingen zullen het meest aangesproken worden door (succesvolle) allochtone ondernemers. • Stimuleren aantal startende ondernemers onder vrouwen uit bepaalde etnische doelgroepen (m.n. Turks en Marokkaans). • Excursies van autochtone consumenten naar overwegend allochtone winkelgebieden. • Gebruik maken van cursus 'intercultureel besturen' van de Vrijwilligerscentrale Utrecht. Bij deze cursus lopen deelnemers als bestuurslid stage bij een maatschappelijke organisatie. Allochtonen bij autochtone organisaties en omgekeerd. • Het MKB in Nederland heeft te weinig etnische werknemers in dienst. Dit is vooral een beleidsonderdeel van DMO/Sociale Zaken, omdat het meer met werkgelegenheid dan met ondernemerschap te maken heeft. Binnen EZ kan er hooguit via het werkgelegenheidsoffensief (makelaar arbeidsmarkt) aandacht voor worden gevraagd. Pijler 3 Gebruik maken van rolmodellen Waar rolmodellen al niet goed voor zijn: imagoverbetering (naar eigen doelgroep, maar zeker ook naar andere partijen), laten zien hoe het (ook) kan, nieuwe ondernemers stimuleren/activeren/enthousiasmeren, uit traditionele sectoren halen, nut laten inzien van
21
professionalisering, netwerken, inhuren deskundigheid/laten adviseren, aanspreekpunt voor beleidsmakers. Mogelijke acties: • Boekje laten opstellen en/of TV-serie laten maken door en over nieuwe ondernemers en daaromheen netwerkstimulering rond sleutelfiguren. • Inzetten Young Business Talents als rolmodellen. • Utrechtse competities uitzetten: prijzen voor meest succesvolle ondernemer, zwarte zakenvrouw van het jaar, beste groenteman, etc. • Rolmodellen zoeken m.b.v. onderwijsinstellingen, Young Business Talents, Jong MKB. Pijler 4 Stimuleren van netwerken Waar actieve participatie in ondernemersnetwerken al niet goed voor is: klanten/zakelijke contacten, voorbeeldondernemers (goed voorbeeld doet goed volgen), klankborden, ervaringen uitwisselen, inzicht in Nederlandse wet- en regelgeving, inzicht in stimuleringsmaatregelen/aanbod en collectieve belangenbehartiging (stem richting overheid en KvK). Bovendien is voor allochtonen netwerken belangrijker dan papier. Mogelijke acties: • Het is taak/verantwoordelijkheid van ondernemer zelf om gebruik te maken van bestaande netwerken. Netwerken en organisatiegraad kan je niet opleggen. Dat werkt namelijk stigmatiserend en betuttelend, waarmee je de doelgroep niet bereikt. Maar als er dergelijke initiatieven vanuit de doelgroep zelf komen, dan moet je deze ondersteunen. Dit is een andere benadering. Taak EZ is om te stimuleren en faciliteren dat ondernemers elkaar helpen, dus dat netwerken kunnen ontstaan en dat ondernemers van het bestaan ervan afweten. Zowel onderling als gemengd. Ook al is er van de ene kant iets voor te zeggen dat lokale allochtone ondernemersverenigingen integratie in de weg zouden staan, zijn allochtone ondernemersverenigingen/netwerken van de andere kant een brug naar deelname aan bredere netwerken. Dit kan soms ook betekenen het (tijdelijk) financieel ondersteunen, waardoor iemand kan worden ingehuurd om enerzijds hand- en spandiensten te verlenen en anderzijds als coach kan fungeren (hoe benader je de wethouder, hoe behoudt je leden). Hier kan je (allochtone) studenten voor inzetten. • Wethouder EZ laten optreden als spreker bij netwerkbijeenkomst van VNO-NCW in voorjaar 2006 in Utrecht, welke onder andere gericht zal zijn op nieuwe ondernemers. • Persoonlijke benadering van nieuwe ondernemers om deelname aan informatiebijeenkomsten en ondernemersnetwerken te bevorderen kan door het inzetten van groepjes studenten (Turks, Marokkaans en Nederlands). Allochtone studenten (van hoger onderwijs) inzetten om partijen als ondernemersorganisaties en eerste generatie allochtone ondernemers nader bij elkaar te brengen. • Bij bijeenkomsten en netwerkstimulering (inclusief communicatie in brede zin richting doelgroep) gebruik maken van hotemetoten. Dat spreekt namelijk méér aan bij allochtone dan bij autochtone ondernemers, wellicht vanwege de statusgevoeligheid. • Beter dan doelgroepbenadering werkt gebiedsgerichte aanpak. Winkeliersverenigingen functioneren het best wanneer er concrete belangen in het geding zijn. B.v. per winkelstraat bekijken wat er kan worden gedaan op gebied van parkeren, winkelinrichting, veiligheid, openbare ruimte en rond zo´n thema alle ondernemers organiseren die ermee te maken hebben, ongeacht hun achtergrond. Pijler 5
Het bevorderen van voorlichting over en ondersteuning bij het (starten van) zelfstandig ondernemerschap Drie hoofdonderwerpen zijn hier van belang: 1) beter inzicht bieden in bestaand aanbod en regels, 2) meer aandacht voor de voorbereiding en professionalisering en/door 3) 1-op-1 contacten/maatwerk leveren. Onderstaande acties en aandachtspunten zijn vooral op deze drie onderwerpen gericht. • Ondernemers moeten beter op de hoogte worden gebracht van de aanwezige kennis bij (professionele) adviseurs, hoe ze die adviseur moeten raadplegen en wat de waarde van een dergelijke adviseur voor het bedrijf kan zijn. • Bestaande producten/dienstverlening én informatievoorziening daarover dus toegankelijker maken voor allochtone ondernemers (Bedrijvenwinkel, KvK, eventueel Ondernemershuis, starterswijzer, balies wijkbureaus, belastingdienst). Bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfshuisvesting, is er behoefte aan één centraal registratiepunt van het beschikbare aanbod. Het maken van een goede locatiekeuze wordt daarmee bevorderd. Ook zouden allochtone ondernemers bekender moeten worden met MKB-Winkellocaties (garantiefonds).
22
•
•
• • •
• • • • • • •
•
•
•
•
(Potentiële) allochtone ondernemers beter informeren over wet- en regelgeving is een gezamenlijke taak van KvK, MKB-Nederland en overheid. Verschaffen beter inzicht in Nederlandse wet- en regelgeving en in ondernemen in Nederland (via Bedrijvenwinkel/eventueel Ondernemershuis, Ondernemersklankbord, UST, KvK). 1-op-1: coaching, begeleiding, ondersteuning, vertrouwenspersoon. Belangrijk is een persoonlijk adviseur kunnen zijn/bieden waar een intensieve band mee wordt opgebouwd. Zie verder het algemene aandachtspunt over verbetering levensvatbaarheid en de behoefte aan één loket. Stichting Ondernemersklankbord heeft vanuit het rijk de taakstelling meegekregen meer alllochtone ondernemers te begeleiden. OKB kan specifiek voor Utrecht een opdracht worden gegeven om allochtone ondernemers te begeleiden als onderdeel van en evt. nog aanvullend op de taakstelling die vanuit het rijk is meegegeven. MKB Steunpunten/dependances in de wijken: stedelijk = ondernemershuis, wijkniveau = wijkbureaus en MKB Servicepoints. Stageplekken stimuleren (via MKB Leerbanen, Utrecht Werkt, SMP, Stichting Bundel: aantal leerbedrijven verhogen en koppelen aan scholieren, die een stageplek zoeken (zie ook pilot op de ASW)). Allochtone ondernemers gebruik laten maken van stagaires voor professionalisering van de eigen bedrijfsvoering. Zo kunnen (allochtone) studenten worden ingeschakeld om een bijdrage te leveren aan verbetering van ondernemingsplannen van starters en bedrijfsvoering van gevestigde (allochtone) ondernemers. Excursies van allochtone ondernemers naar andere winkelgebieden. Zakelijke (ook commerciële) dienstverleners die van betekenis kunnen zijn voor het verbeteren van de bedrijfsvoering meer in contact brengen met allochtone ondernemers. Doorverwijzingstaak van de KvK? Het gesprek bij de bank laten voorbereiden door een ervaren ondernemer samen met de nieuwe ondernemer. Moet EZ hierin matchen? Meenemen in OKB-opdracht. Belangrijk aspect is dat de nieuwe ondernemer snápt waarop de bank beoordeelt. Accountant/boekhouder in vroeg stadium van onderneming vertrouwen met de ondernemer laten opbouwen. Wat kan EZ daarin betekenen? MinEZ gaat al samen met MKB 40 allochtone leerlingen voor accountantsopleiding charteren. Bij invulling van leegstaande bedrijfsruimtes meezoeken naar allochtone invulling. Goed voorbeeld is WC Gagelhof. Er moeten korte lijn afspraken worden gemaakt: een snelle check van potentiële vestigers door in ieder geval UST, Bedrijvenwinkel, WiBW. M.n. starters vanuit een uitkering hebben ná de start nog wat meer begeleiding nodig. EZ moet Bureau Zelfstandigen hierop attenderen. De ondernemer, die zich gaat inschrijven bij de KvK, zou 2 weken bezinningstijd moeten krijgen. De KvK-medewerker kijkt kritisch mee en stelt de ondernemer de vraag of hij echt overal aan heeft gedacht. De ondernemer krijgt evt. huiswerk mee en pas na die 2 weken (als ´t huiswerk is gedaan (maar je mag/kan ze niet dwingen…)) wordt de inschrijving definitief. Nieuwe ondernemers interesseren om meer deel te nemen aan franchises en winkelketens en frachisers/ketens interesseren om meer nieuwe ondernemers aan te trekken. Positieve gevolgen voor de ondernemer kunnen zijn: verbetering managementvaardigheden, verhoging entreemogelijkheden in sommige branches, vestiging op gunstigere locaties en – in mindere mate – toename van het belang voor de nieuwe ondernemers om met toeleveranciers en (professionele) afnemers samen te werken. Nieuwe ondernemers stimuleren handelsactiviteiten te ontplooien met land van herkomst. Daarnaast kunnen autochtone ondernemers meer gebruik maken van thuislandcontacten van de allochtone (ondernemer) voor zakelijke contacten aldaar. Dit lijkt met name een taak van de KvK, maar EZ houdt zich ook al bezig met bevorderen van handel tussen Utrecht en Polen. Er staan en komen steeds meer bedrijven te koop. Het stimuleren van bedrijfsovernames biedt een kans voor allochtone ondernemers. Moet de (lokale) overheid helpen in matchen? M.i. ligt daar voor EZ Utrecht niet de prioriteit. Op lokaal niveau m.n. aan KvK overlaten, waarbij de taak van EZ met name is de KvK bewust te laten worden van deze kans. Zij krijgen ook al hulp hierbij van de rijksoverheid (MinEZ gaat samen met MKB bedrijfsmakelaars inzetten, overnamekandidaten zoeken en begeleiding in bemiddeling/onderhandeling verzorgen). Inzetten op gebiedsgerichte aanpak van achterstandswijken, waar toch veel allochtone ondernemers zitten. Bijvoorbeeld het instellen van regellichte of regelluwe zones om het
23
vestigingsklimaat voor ondernemerschap te verbeteren en aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten. Of dit een oplossing is, zal blijken uit de pilot in Rotterdam. Deze dus blijven volgen.
24
4. Nieuwe activiteiten voor nieuwe ondernemers Een aantal van de in paragraaf 3.6 genoemde punten zijn aandachtspunten, die in zijn algemeenheid terug zullen blijven/moeten komen. Daarnaast is een lijst van mogelijke activiteiten op het gebied van nieuw ondernemerschap op te stellen. Deze lijst is echter groter dan de momenteel beschikbare middelen (budget en capaciteit). Gezien het budget en de prioriteiten, wil EZ op zes activiteiten gaan inzetten. Deze staan in paragraaf 4.1. De genoemde bedragen en benodigde capaciteit zijn ramingen, aangezien de activiteiten nog in ontwikkeling zijn of moeten worden opgestart. Onderling kan nog tussen de activiteiten worden geschoven. Daarnaast is nog een aantal overige mogelijke activiteiten benoemd (paragraaf 4.2). Een aantal van de deze activiteiten zullen worden opgepakt door andere partijen dan EZ. Taak van EZ is om die gevallen ervan op de hoogte te zijn, ze te stimuleren danwel erin te participeren. Een aantal activiteiten zullen blijven liggen tot er beschikbare middelen zijn. Dit hoofstuk eindigt met een overzicht van bedragen per activiteit en benodigde capaciteit van EZ.
4.1. Acties EZ vanaf eind 2005 1. Deelname aan Platform Nieuw Ondernemerschap Het streven van de KvK is om per maart 2006 een Platform Nieuw Ondernemerschap (PNO) in Utrecht te hebben. Het doel van het PNO is enerzijds meer allochtonen te inspireren en te ondersteunen bij het opzetten van een eigen onderneming. Anderzijds beoogt het platform de professionaliteit van nieuwe ondernemers en van bestaande netwerken van nieuwe ondernemers te vergroten. Ondersteuning (bij de opstart) van de back office van MON Utrecht en het laten uitbrengen van een boekje (of andere vorm, b.v. TV-serie, internet) met rolmodellen kunnen hier deel van uitmaken. Rol EZ - meedenker - lidmaatschap - promotor - financiële bijdrage Belangrijkste partners - KvK - MKB Midden-Nederland - allochtone ondernemersverenigingen (Ammam, Annifer en MON Utrecht) - andere ondernemers-/werkgeversorganisaties - St. Wijk in Bedrijf Westflank in 2006 Planning Eind 2005 - ca. begin 2009. 2. Bestaand aanbod beter kenbaar maken bij nieuwe ondernemers Nieuwe ondernemers moeten meer gebruik gaan maken van het bestaande aanbod op het gebied van voorlichting en ondersteuning, zoals de starterswijzer en het UST. Dit kan via persoonlijke aandacht en allochtone netwerken, maar ook via allochtone televisiezenders, internetsites en kranten.
25
Rol EZ - stimulator - mede-organisator - financier Belangrijkste partners - KvK - SoZaWe - media - communicatiedeskundigen Planning 2006 t/m 2009 3. Professionaliseren St. Ondernemersklankbord De St. Ondernemersklankbord gaat in Utrecht vanaf begin 2006 de mentoren vanuit het dan afgelopen project Mentor Plus overnemen. Daarnaast heeft OKB van het Ministerie van EZ de opdracht gekregen om in de G4 minimaal 300 coachingstrajecten voor nieuwe ondernemers te creëren. MinEZ heeft daar budget tegenover gezet, maar de nadere uitwerking in de individuele steden is eind 2005 nog niet volledig uitgekristaliseerd. Een professionaliseringsslag en lokaal gerichte vormgeving zal nodig zijn. Rol EZ - meedenker - financiële bijdrage Belangrijkste partners - OKB - MinEZ - KvK Planning vanaf eind 2005. 4. Ondersteunen netwerkbijeenkomsten organisaties/ondernemersverenigingen Het stimuleren en faciliteren van het bij elkaar brengen van ondernemers(verenigingen) om van elkaar te leren en informatie uit te wisselen met o.a. (semi)overheid. Ondersteuning van bijeenkomsten van Ammam kan hieronder vallen. Indien er behoefte bij ondernemers bestaat, ook integratie middels winkelcentrumpromotie (excursies van autochtone consumenten en ondernemers naar overwegend allochtone winkelgebieden (toeristisch product van maken?)) of excursies van allochtone ondernemers aan andere winkelgebieden. In 2006 wordt zoveel mogelijk samengewerkt met (budget van) WiBW. Idealiter wordt de organisatie zelf door ondernemers(verenigingen) zelf geïnitieerd en uitgevoerd. Rol EZ - meedenker - aanwezigheid - financiële bijdrage Belangrijkste partners - ondernemers(verenigingen) - WiBW in 2006 Planning 2007 t/m 2009
26
5. Cursus 'intercultureel besturen' aan ondernemersverenigingen aanbieden Bestaande organisaties als Vrijwilligerscentrale, Stade en MIU bieden cursussen 'intercultureel besturen' of iets soortgelijks aan. EZ kan deze cursussen actief onder de aandacht van ondernemersverenigingen in heel Utrecht brengen en een deel van de financiering (voor de cursus en/of organisatie) voor haar rekening nemen. In 2006 kan dit nog in gezamenlijkheid met (budget van) WiBW voor wat betreft de Westflank. Rol EZ - initiator - financiële bijdrage Belangrijkste partners - VWC/Stade/MIU - alle ondernemersverenigingen in Utrecht - WiBW in 2006 Planning 2006 t/m 2007 6. Utrechtse competities Prijzen voor meest succesvolle ondernemer, zwarte zakenvrouw van het jaar, beste groenteboer etc. van Utrecht. Maar bijvoorbeeld ook een etalagewedstrijd, waarbij een winkeliersvereniging uit Oost jureert in de Kanaalstraat. Idealiter zijn trekkers van de competities andere partijen dat EZ. In 2006 zou WiBW dit kunnen oppakken voor de Westflank, waarbij in de opdracht wordt meegegeven dat ze een draaiboek maken voor de periode na 2006. Rol EZ - stimulator - financiële bijdrage - jurydeelname Belangrijkste partners - MKB Nederland - KvK - evt. HBD - banken - ondernemersverenigingen - WiBW in 2006 Planning 2006 t/m 2009
27
Aantal te bereiken ondernemers 2005 t/m 2009 Acties 1. Deelname aan Platform Nieuw Ondernemerschap 2. Bestaand aanbod beter kenbaar maken 3. Professionaliseren St. Ondernemersklankbord 4. Ondersteunen netwerkbijeenkomsten 5. Cursus 'intercultureel besturen' 6. Utrechtse competities ad hoc aan te wenden voor andere goede initiatieven
Doelstelling aantal te bereiken ondernemers per actie in periode 2005 t/m 2009 communicatie, waarmee hele doelgroep kan worden bereikt: ca. 4.000 communicatie, waarmee hele doelgroep kan worden bereikt: ca. 4.000 3 25 4
60 5 25 6 80 pm
4.2. Mogelijke andere activiteiten Aansluiten bij discussie over publieke dienstverlening Binnen de gemeente wordt sinds 2005 volop gediscussieerd over de publieke dienstverlening. EZ participeert in die discussie, waarbij ons doel is te komen tot optimale dienstverlening voor Utrechtse ondernemers. In het kielzog hiervan speelt de discussie omtrent het eventuele bundelen en uitbreiden van bestaande initiatieven en partijen, die er voor de ondernemers zijn, tot één voorziening/loket in het Utrechtse. Daar zouden alle ondernemers voor alle vragen, informatie, ondersteuning én gerichte doorverwijzing omtrent het ondernemerschap terecht moeten kunnen. Het aanbieden van een intakegesprek/bedrijfsscan o.i.d. om de vraag achter de vraag te achterhalen (waarmee de ondernemer beter wordt geholpen) kan daarvan deel uitmaken. Een relatie met bestaande en nieuwe initiatieven dient te worden gelegd, zoals PNO, UST, St. OKB, maar ook het project "(door)starters versnellingsaanpak" uit het Uitvoeringsprogramma startende bedrijven. Rol EZ - meedenker - participant - mede-oprichter - financiële bijdrage (structureel) op termijn Belangrijkste partners - Gemeente - KvK - WiBW - Bedrijvenwinkel - Bureau Zelfstandigen - UST - Provincie Stageplekken bij allochtone ondernemers Stage-ervaring en combinaties van leren en werken zijn cruciaal voor een goede aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. Tekort aan stageplaatsen vormt nu nog een breekpunt in 3
Utrecht heeft 8% van het aantal nieuwe ondernemers in de G4. Opdracht van MinEZ is 300 nieuwe ondernemers in G4 begeleiden. 8% daarvan is 25. 4 Uitgaande van 6 bijeenkomsten/excursies met een bereik van ca. 10 nieuwe ondernemers. 5 Voor ca. 8 ondernemersverenigingen zal deze cursus interessant zijn. Met gemiddeld 3 bestuursleden per vereniging zal deze activiteit ca. 25 ondernemers bereiken. 6 Uitgaande van 4 competities, waar ca. 20 ondernemers aan meedoen. 28
schoolcarrieres. Er worden de nodige inspanningen verricht om meer stageplaatsen te realiseren en meer leerlingen te matchen met een werkgever. In eerste instantie is de inzet om bestaande initiatieven zichtbaar te maken en nog nauwer met elkaar te laten samenwerken. De meeste projecten zijn echter ingestoken vanuit de leerling en niet vanuit de ondernemer, terwijl de laatstgenoemde benadering ook potenties biedt. Daarbij blijkt het extra lastig om allochtone werkgevers te bereiken. Een aanpak met een focus op deze doelgroep dient twee doelen. Enerzijds kunnen belemmeringen worden weggenomen bij allochtone ondernemers om een leerbedrijf te kunnen worden. Anderzijds worden allochtone ondernemers bewust gemaakt van het nut van stagiaires voor professionalisering van de bedrijfsvoering. Onderzocht moet worden of een aanvullend project gewenst is of dat aangesloten kan worden op een lopend project. Het project Utrecht Werkt, een initiatief van de stichting Bundel, richt haar activiteiten momenteel reeds voor een belangrijk deel op genoemde doelstellingen; uit de resultaten blijkt dat de aanpak succesvol werkt. Het project werkt nauw samen met MKB-leerbanen, het Perspectief en de Integrale wijkaanpak Noordwest (project van DMO). Utrecht Werkt is actief in de Westflank en wordt ondersteund met D2-subsidie tot einde maart 2006. Voor continuering in de periode maart-december 2006 wordt momenteel gezocht naar financiële ondersteuning. Gezien de prioritering van de zes projecten die hierboven zijn genoemd is er binnen EZ-budget Nieuw Ondernemerschap vooralsnog geen financiële ruimte beschikbaar. Een optie is (deel)financiering vanuit middelen Wijk in Bedrijf Westflank. Rol EZ - meedenker - stimulator - financiële bijdrage op termijn? Belangrijkste partners - MKB Leerbanen - Utrecht Werkt / Stichting Bundel - het Perspectief - onderwijsinstellingen - WiBW in 2006 Inzetten (allochtone) studenten voor ondernemersverenigingen Om ze te ondersteunen met hand- en spandiensten, de deuren af te gaan voor (allochtone) ledenwerving en eventueel als coach. Als WiBW hier oren naar heeft, in 2006 al iets mee doen. Anders op de lange baan schuiven, want er is nu geen geld voor beschikbaar. Rol EZ - stimulator in '06 - initiator in '07 - financiële bijdrage op termijn Belangrijkste partners - WiBW - onderwijsinstellingen - ondernemersverenigingen Gastcolleges op VMBO's door (succesvolle) allochtone ondernemers Er bestaan hiertoe al initiatieven zoals Ondernemersacademie (ING/KvK etc.). Deze moeten echter wel worden gestimuleerd om voldoende te halen uit de potentie van allochtone rolmodellen. Ook is het belangrijk dat de bestaande initiatieven niet langs elkaar heen gaan werken. Tot slot dient de afdeling Onderwijs van de DMO voor dit thema te worden geïnteresseerd. Rol EZ - stimulator
29
Belangrijkste partners - KvK - Ondernemersacademie - onderwijsinstellingen - DMO/Onderwijs Verbeteren huisvestingsmogelijkheden voor nieuwe ondernemers Ten eerste valt te denken aan het aanleggen van een bestand van potentiële allochtone vestigers voor (her)ontwikkelingsgebieden. Tijdens de ontwikkeling van het Centraal Registratiepunt kan worden bekeken of dit erin kan worden meegenomen. Zo niet (of daaraan voorafgaand) is het handig als er kortere lijnen tussen betrokken partijen ontstaan, zodat op het moment dat er ergens een unit leegkomt, men elkaar snel kan vinden om deze unit met een goede allochtone ondernemer te vullen. Ten tweede zouden ontwikkelaars, makelaars, vastgoedbeheerders en -eigenaren bewuster gemaakt moeten worden van de potenties en kwaliteiten van nieuwe ondernemers. Daarmee samenhangend is het belangrijk dat nieuwe ondernemers gaan inzien waar vastgoedpartijen op letten als ze bedrijfshuisvesting verhuren. Idealiter worden ze vervolgens geholpen in het voorzien in de behoefte van de vastgoedpartijen (b.v. het vervolmaken van het ondernemingsplan of financiële bedrijfsplan). Vooralsnog is daar echter geen budget voor beschikbaar. Rol EZ - stimulator - participant Belangrijkste partners - BRU - MKB Nederland - Bedrijvenwinkel - makelaars - vastgoedeigenaren/beheerders - Ondernemersplatform Stedelijke Vernieuwing Handelsbevordering met landen van herkomst Er bestaan al een tijdje plannen voor een Pools Centrum in Utrecht. Zoiets zou er ook kunnen komen voor andere landen, waarvan in Utrecht veel ondernemers afkomstig zijn (m.n. Turkije en Marokko). Daarnaast zijn de KvK, het NCH (Nederlands Centrum voor Handelsbevordering) en de HIC (Handels en Investeringscentrum) Noord-Marokko uit Rotterdam - al dan niet samenwerkend - druk doende met handelsbevordering met de landen van herkomst. Voor EZ is het wel aardig om daarover mee te denken en nader te onderzoeken wat het voor de Utrechtse nieuwe ondernemer kan betekenen. Gezien budget en capaciteit heeft dit momenteel echter geen prioriteit. Rol EZ - meedenker - stimulator Belangrijkste partners - KvK - Pools Centrum - HIC - NCH
30
Bijlage 1 Geraadpleegde bronnen Geraadpleegde literatuur (artikelen niet vermeld) ABN-AMRO & VNO-NCW, 'Het nieuwe Ondernemen' (2004). Crossnotions, 'Trends in de retail & Multiculturele markt' (feb. 2003). Crossnotions & KvK Rotterdam, 'Ala Kondre' (nov. 2003). Economisch Bureau ING, 'Ondernemerschap en inburgering. Ondernemerschap in Perspectief' (april 2005). EQUAL Nationaal Thematisch Netwerk Ondernemerschap, 'Nieuwe wegen naar ondernemerschap. Een overzicht van de 'best practices' uit de eerste tranche EQUAL projecten Ondernemerschap' (maart 2005). EIM, 'Monitor Etnisch Ondernemerschap 2004' (nov. 2004). Gemeente Den Haag, 'Eindrapport Quick scan startersbeleid G3 gemeenten' (jan. 2005). Gemeente Utrecht/Secretarie-Bestuurszaken, 'Checklist communicatie en participatie allochtonen' (aug. 2003). Gemeente Utrecht/Secretarie-Bestuurszaken, 'Allochtone groepen in Utrecht' (aug. 2003). Gemeente Utrecht/DMO-De Utrechtse Mix, 'De kracht van verschillen. Utrechtse visie op interculturalisatie' (okt. 2004). Gemeente Utrecht, 'Utrecht bij de hand 2005' (2005). Gemeente Utrecht/DSO-Economische Zaken, 'Utrecht, broedplaats voor starterstalent. Uitvoeringsprogramma startende bedrijven, periode 2005-2009' (2005). Gemeente Utrecht/DSO-Economische Zaken, 'Werkdocument uitvoeringsprogramma startende bedrijven Utrecht, periode 2005-2009' (2005). Hoofdbedrijfschap Ambachten, 'Etnische ondernemers in Rotterdam en Utrecht' (1987). Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 'Demografie etnisch ondernemerschap in de detailhandel' (nov. 2004). ITS, 'Monitor etnisch ondernemerschap 2000. Zelfstandig ondernemerschap van etnische minderheden in Nederland in de periode 1990-2000' (juni 2001). ITS, 'Een factor van betekenis. Zelfstandig ondernemerschap van allochtonen in Nederland' (juni 1998). Ministerie van Economische Zaken, 'Actieplan 'Nieuw ondernemerschap': Kansen benutten' (juni 2005). Saluti, 'Advies over het rapport 'De kracht van de MIX. Evaluatie Interculturalisatiebeleid van de gemeente Utrecht'' (sept. 2004). SMO, 'Stad in spanning. Economische gevolgen van demografische ontwikkelingen in de vier grootste steden' (okt. 2002). Sociaal-Economische Raad, 'Etnisch ondernemerschap' (juni 1998). STEW, 'Vernieuwende Zaken' (nov. 2003). 31
Van den Tillaart e.a., 'Kleinschalige bedrijfshuisvesting. Onderzoek naar vraag en aanbod van kleinschalige bedrijfshuisvesting in Utrecht Westflank' (feb. 2005). Van den Tillaart, Bruin en Canak, 'Nulmeting Wijk in Bedrijf Westflank' (nov. 2003). Van der Stap, 'Een Wereldzaak. Over succesvol ondernemen in een multiculturele samenleving' (2003). Werk en Onderneming, 'Marginaal ondernemerschap' (2000). Geraadpleegde instanties/personen (mee van gedachten gewisseld, aantekeningen bijeenkomsten en/of conclusies rapporten) Gemeente Amsterdam / EZ Gemeente Den Haag / DSO-EZ Gemeente Rotterdam / OBR Ministerie van Economische Zaken Wijk in Bedrijf Westflank Kamer van Koophandel Individuele (nieuwe) ondernemers St. Ondernemersklankbord VNO-NCW (VNO-Midden Nederland en etnisch ondernemerschap VNO landelijk) Gemeente Utrecht / DMO-Interculturalisatie St. Annifer Ammam BRN (uitvoerende partij Mentor Plus) K+V (uitvoerende partij Utrechts Starters Traject) ITS Adviesraad Nieuw Ondernemerschap Ministerie van Justitie, Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden Multicultureel Instituut Utrecht STEW / MON Amsterdam Bijgewoonde bijeenkomsten m.b.t. allochtoon ondernemerschap (al dan niet als onderdeel van het programma) Preview 'Een wereldzaak, TV-serie over succesvolle multiculturele ondernemers' (NPS / KvK), 14 feb. 2002, Amsterdam. Oprichting Marokkaanse ondernemersvereniging Ammam (Ammam / KvK), 28 februari 2002. Expertatelier 'Participatie van etnische ondernemers' (Kenniscentrum Grote Steden), 10 juni 2004, Rotterdam. Congres 'Het nieuwe Ondernemen' (ABN-AMRO / VNO-NCW), 25 oktober 2004, Amsterdam. Slotsymposium 'Nieuwe wegen naar Ondernemerschap' (EQUAL Nationaal Thematisch Netwerk Ondernemerschap), 21 maart 2005, Den Haag. Voorjaarsborrel 'Ondernemerschap en inburgering' (ING Bank / MKB Nederland), 21 april 2005, Den Haag.
32
Bijlage 2 Nieuw ondernemerschap in Utrecht In deze bijlage volgt een beschrijving van het nieuwe ondernemerschap in Utrecht. Voordat we kunnen komen tot het benoemen van knelpunten en kansen en daarop volgend uit te voeren acties op het gebied van nieuw ondernemerschap, moet namelijk duidelijk zijn waar we het eigenlijk over hebben. Wat de nieuwe ondernemers betreft, is gekeken naar waar ze vandaan komen, van welke generatie ze zijn, wat hun geslacht, leeftijd en opleidingsniveau is. Wat de nieuwe bedrijven betreft, is een overzicht gemaakt van aantal, herkomst, locatiekeuze, branches, rechtsvorm, omzet en werkgelegenheid. Daarnaast is de ontwikkeling van nieuwe bedrijven de afgelopen jaren in ogenschouw genomen. Tot slot wordt het nieuwe ondernemerschap in Utrecht 7 vergeleken met cijfers uit Nederland en de andere drie grote steden.
2.1. Definities De nieuwe ondernemer Allochtone ondernemer = etnische ondernemer = nieuwe ondernemer. Westers en niet-westers allochtoon Er worden drie herkomstgroeperingen onderscheiden: niet-westers allochtoon: - Afrika (excl. Zuid-Afrika) - Azië (excl. Japan en Indonesië) - Zuid- en Midden-Amerika - Turkije westers allochtoon: - Europa (excl. Nederland en Turkije) - Noord-Amerika - Japan - Oceanië - Indonesië autochtoon: - Nederland Onder de groep niet-westers allochtonen worden vaak de volgende vijf herkomstlanden apart onderscheiden: Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Antillen/Aruba, China/Hong Kong. 8
Eerste en tweede generatie allochtoon Allochtonen zijn personen die in Nederland woonachtig zjin en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Onder eerste generatie allochtonen worden verstaan: personen die niet in Nederland zijn geboren en die ten minste één in het buitenland geboren ouder hebben. Onder tweede generatie allochtonen worden verstaan: personen die in Nederland zijn geboren, maar die ten minste één ouder hebben die buiten Nederland is geboren. 7
Een korte toelichting op de interpretatie van de cijfers: - Het adres van bedrijfsvestiging is bepalend, niet het adres van de ondernemer. - Cijfers over de bedrijven betreffen alleen de eerste generatie (omdat in het Handelsregister van de KvK alleen het geboorteland van de betreffende ondernemer wordt geregistreerd, niet die van de ouders). - Cijfers over de ondernemers betreffen zowel eerste als tweede generatie (is mogelijk geweest door koppeling van gegevens van KvK aan GBA, waarin wel gegevens staan geregistreerd over geboorteland van de ouders van de ondernemer). - Gegevens van Van den Tillaart zijn per medio 2003. - Economisch actieve bedrijven zijn bedrijven die tegen betaling producten en/of diensten verlenen aan particulieren en bedrijven. - Zelfstandige ondernemers zijn personen die hun bedrijf voor eigen rekening en risico voeren. Volgens Van den Tillaart zijn dat personen die volgens het Handelsregister de functie van eigenaar of die van bestuurder vervullen.
8
Cf. Monitor Etnisch Ondernemerschap 2004, EIM, 2004 (is cf. CBS).
33
Voor informatie over kenmerken van bedrijven bestaat een sterke afhankelijkheid van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze bevat echter uitsluitend informatie over het geboorteland van de ondernemer en niet van diens ouders, waardoor alleen wat kan worden gezegd over bedrijfskenmerken van de eerste generatie allochtonen. In de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) is wel informatie opgenomen over het geboorteland van de ouders van de in het Handelsregister ingeschreven ondernemer. Van den Tillaart e.a. (2003) heeft voor de Nulmeting van Wijk in Bedrijf Westflank daarom een koppeling gemaakt tussen het Handelsregister en het GBA. Daardoor is er veel nuttige informatie beschikbaar over allochtone ondernemers van de tweede generatie. Echter alleen voor die personen, die zowel in Utrecht wonen als werken. Zoals later uit deze notitie zal blijken, is het van belang om het onderscheid tussen eerste en tweede generatie allochtone ondernemers te kunnen maken, aangezien de kenmerken en ondervonden kansen en problemen voor deze twee generaties aanzienlijk varieert. Wanneer in deze notitie iets wordt beweerd over de nieuwe ondernemer, gelieve in acht te nemen dat dit uiteraard niet geldt voor alle nieuwe ondernemers. Gepoogd is echter wel om een aantal opvallende eigenschappen (zowel positief als negatief) van deze doelgroep – al dan niet afgezet tegen autochtone ondernemers – te benoemen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor dé autochtone ondernemer, die evenmin bestaat.
2.2. De nieuwe ondernemer Landen van herkomst Tabel 1 laat zien dat van het aantal Utrechtse inwoners 68% van Nederlandse komaf is, terwijl van het aantal Utrechtse ondernemers dat 77% is. Medio 2003 is in Utrecht bijna een kwart van de ondernemers dus van niet-Nederlandse afkomst. Het gaat om ruim 3.500 ondernemers. Tabel 1
Aantal inwoners (2005) en ondernemers (2003) in Utrecht naar etniciteit
Etniciteit
Aantal % ondernemers 11.806 77 432 3 519 3 360 2 2.263 15 15.380 100% den Tillaart (2003).
Aantal % inwoners Nederlands 188.493 68 Marokkaans 24.160 9 Turks 12.477 5 Surinaams/Antilliaans 9.654 4 overige etniciteiten 40.578 15 totaal 275.362 100% Bronnen: Gemeente Utrecht, 'Utrecht bij de hand 2005' (2005), Van
Uit tabel 2 blijkt dat er bijna evenveel ondernemers van niet-westerse als van westerse komaf zijn. De belangrijkste landen van herkomst van de nieuwe ondernemers zijn absoluut gezien achtereenvolgens: Turken, Indonesiërs, Marokkanen en Surinamers.
34
Tabel 2
Etniciteit van ondernemers in Utrecht (2003)
herkomst Niet-westers allochtoon Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen/Aruba China/Hong Kong overig niet-westers subtotaal niet-westers allochtoon Westers allochtoon a) Zuid-Europa Oost-Europa b) Overig Europa Noord-Amerika Indonesië c) overig westers subtotaal westers allochtoon Autochtoon Nederland subtotaal autochtoon Totaal Bron: Van den Tillaart (2003). a) b) c)
ondernemers absoluut
%
519 432 287 73 173 364 1.848
3 3 2 0 1 2 12
209 89 763 123 457 85 1.726
1 1 5 1 3 1 11
11.806 11.806 15.380
77 77 100
9
Italië, Spanje, Portugal, ex-Joegoslavië, Griekenland. Engeland, Duitsland, België, Frankrijk, Denemarken, Oostenrijk, Zwitserland. Oceanië, Japan, overig Europa.
Er zijn nog weinig specifieke en recente cijfers over bekend, maar met de opkomst van China zal zowiezo het aantal Chinese consumenten in Nederland toenemen. Grote kans dat dit gepaard gaat met een toename van het aantal Chinese bedrijven. Eerste en tweede generatie Geconstateerd kan worden dat nieuwe ondernemers, die al van vóór hun zesde levensjaar in Nederland wonen, sterk vergelijkbaar zijn met degenen, die - uit één of twee niet-Nederlandse ouders - in Nederland zijn geboren. Daarmee is van de nieuwe ondernemers, die in Utrecht wonen, bijna de helft onder de eerste generatie te scharen en de helft onder de tweede generatie (zie tabel 3). De groep ondernemers, die bij komst naar Nederland 18 jaar of ouder was, is nagenoeg even groot als de groep ondernemers die in Nederland zijn geboren. Beide groepen vormen de twee grootste groepen nieuwe ondernemers. Tabel 3
Generaties allochtone ondernemers, die in Utrecht wonen
Generatie Eerste generatie allochtone ondernemers tussen 6 en 12 jaar naar NL gekomen tussen 12 en 18 jaar naar NL gekomen bij komst 18 jaar of ouder subtotaal 1e generatie Tweede generatie allochtone ondernemers in NL geboren voor zesde jaar naar NL subtotaal 2e generatie Totaal Bron: Van den Tillaart (2003).
Absoluut
%
195 222 843 1.260
8 9 36 53
935 168 1.103 2.363
40 7 47 100
9 15.388 zelfstandige ondernemers (eigenaren en bestuurders) in gemeente Utrecht, die 11.945 bedrijven runnen (15.228 economisch actieve bedrijven, waarvan voor 3.283 bedrijven geen eigenaar of bestuurder staat vermeld in het Handelsregister).
35
Geslacht, leeftijd en opleidingsniveau Opvallend is het verschil in geslacht van de nieuwe ondernemers (zie tabel 4). Is een derde van de westerse allochtone ondernemers een vrouw, voor de niet-westerse allochtone ondernemers is dat slechts een vijfde. De autochtone ondernemers zitten met een kwart precies tussenin. Bij vrijwel alle etniciteiten ligt het aandeel vrouwelijke ondernemers echter boven het autochtoon gemiddelde. Het zijn de Turken en Marokkanen, die daar ver onder blijven. Verder blijkt uit tabel 4 dat de gemiddelde leeftijd van niet-westerse allochtone ondernemers met 37 jaar beduidend onder dat van westers allochtone en autochtone ondernemers ligt (beide 44 jaar). Wederom zijn het de Turkse en Marokkaanse ondernemers die afwijken: hun gemiddelde leeftijd is 34 jaar. Ook wanneer zij starten met hun eigen bedrijf, zijn ze jonger dan alle andere etniciteiten. Tabel 4
Kenmerken ondernemers naar etniciteit in Utrecht
herkomst
Niet-westers allochtoon Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen/Aruba overig niet-westers gemiddeld niet-westers allochtoon Westers allochtoon 1) Zuid-Europa Oost-Europa Indonesië 2) overig westers gemiddeld westers allochtoon Autochtoon Nederland gemiddeld autochtoon Totaal
Geslacht (%)
Gemiddelde leeftijd in jaren
Gemiddelde startleeftijd in jaren
Man
Vrouw
85 85 74 62 70 79
15 15 26 38 30 21
34 34 41 41 40 37
31 32 36 36 36 34
72 49 69 67 67
28 51 31 33 33
41 40 44 46 44
36 35 37 41 39
74 74 74%
26 26 26%
44 44 43
37 37 37
Bron: Van den Tillaart (2003). 1) 2)
Italië, Spanje, Portugal, ex-Joegoslavië, Griekenland. Oceanië, Japan, USA, Canada, overig Europa.
Over het opleidingsniveau van nieuwe en/versus autochtone ondernemers zijn geen exacte cijfers bekend. In hoofdstuk 3 wordt wel wat gemeld over het kennisniveau van nieuwe ondernemers, maar dit is niet hetzelfde als het opleidingsniveau. Het vermoeden is echter wel dat beiden met elkaar te maken hebben.
2.3. De nieuwe onderneming Zoals gemeld in paragraaf 1.3 kan in de informatie over kenmerken van bedrijven (dus niet de ondernemers, maar de ondernemingen) geen onderscheid worden gemaakt tussen de eerste en de tweede generatie allochtone bedrijven. De tweede generatie allochtone ondernemers vallen onder autochtone bedrijven. Aantal, herkomst en locatiekeuze In 1984 waren er in Utrecht 337 etnische bedrijven bekend: 4,4% van het totaal aantal bedrijven in Utrecht. Deze waren geconcentreerd in de binnenstad, Lombok (Kanaal/Damstraat) en Pijlsweerd/Ondiep (Amsterdamsestraatweg). Bijna de helft van deze etnische bedrijven bedreef horeca. De meest voorkomende etniciteiten waren in volgorde: Chinezen, Turken, Surinamers, Grieken en Marokkanen.
36
In 2003 is dit aantal opgelopen tot bijna 3.000: 25% van het totaal aantal bedrijven. De vier Utrechtse wijken waar allochtone ondernemers het meest zijn gevestigd, zijn: Zuidwest (33% van de ondernemers is van allochtone afkomst, met name Kanaleneiland, zijnde niet de meubelboulevard en de Merwedekanaalzone), Overvecht (32%, m.n. het gebied buiten het bedrijventerrein), Noordwest (29%, m.n. Ondiep, maar Zuilen en Pijlweerd bijna evenveel) en West (28%). De drie wijken waar allochtone ondernemers het minst zitten, zijn Vleuten/De Meern (15%), Noordoost (20%) en Oost (20%). Branches In figuur 1 is de verdeling van bedrijven over branches naar herkomstgroep te zien. Tabel 1 in bijlage 2 geeft hetzelfde weer, maar dan uitgebreider naar etniciteit. Opvallende verschillen tussen de branches en etniciteiten zijn: • • • • • •
•
westers allochtonen zijn gemiddeld actiever in de groothandel dan niet-westers allochtonen en autochtonen; niet-westers allochtonen hebben relatief vaker een bedrijf in de detailhandel dan westers allochtonen of autochtonen. Dit is met name te danken aan de Marokkanen; het aantal horecabedrijven onder niet-westers allochtonen is veel groter dan onder westers allochtonen en autochtonen. Dit komt met name door de groep "overig niet-westers". Het zou kunnen dat hierin vooral de Chinezen bijdragen; nog meer dan de "overig niet-westerse" bedrijven, zijn het de Zuid-Europeanen die een horecabedrijf voeren. binnen de herkomstgroep westers allochtoon, zijn het juist weer de Zuid-Europeanen, die heel weinig in de zakelijke en persoonlijke dienstverlening zitten; de zakelijke dienstverlening komt opvallend minder voor onder de niet-westers allochtonen, hoewel binnen die groep de Surinamers, Nederlands Antillianen en Arubanen weer hoog scoren. Het gemiddelde van de herkomstgroep westers allochtoon dat een bedrijf heeft in de zakelijke dienstverlening ligt overigens boven dat van de autochtonen; de Surinamers, Nederlands Antillianen en Arubanen scoren van alle etniciteiten in Utrecht het hoogst op de persoonlijke dienstverlening.
Figuur 1
Bedrijven naar branche en herkomstgroep in Utrecht in 2003 (in percentages)
persoonlijke dienstverlening zakelijke dienstverlening vervoer
100% 80% %
60%
horeca
40%
detailhandel
20%
groothandel
0% Nietwesters allochtoon
Westers Autochtoon allochtoon
handel, re-paratie auto's bouwnijverheid
etniciteit
land-/bos-bouw + industrie
Het is overigens een landelijke trend dat branches steeds meer vervagen. Dat betekent dat het steeds lastiger is een bedrijf in één branche te plaatsen. Naast deze algemene trend doen nieuwe ondernemers daar nog eens een schepje bovenop.
37
Rechtsvorm en omzet De rechtsvorm van een bedrijf kan iets zeggen over de mate van professionaliteit van een ondernemer, hoewel dit verband lang niet altijd causaal is. Tabel 5 laat zien dat het aantal eenmanszaken onder niet-westers allochtonen relatief veel groter is dan onder autochtonen en zeker onder westers allochtonen. De laatste herkomstgroep heft relatief veel vaker een BV en is minder vaak georganiseerd in een VOF of CV. Tabel 5
Rechtsvormen naar etniciteit, landelijk (in %)
herkomst niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon totaal Bron: EIM (2004).
eenmanszaak 54 33 40 40
BV 14 50 30 30
VOF/CV 31 17 30 29
overig 1 1 0 0
totaal 100 100 100 100
Zonder er nauwkeurige cijfers van te hebben, wordt wel eens beweerd dat nieuwe ondernemers minder inkomen (en winst) uit hun eigen bedrijf halen dan autochtone ondernemers. Dit zou met name voor niet-westerse allchtone bedrijven gelden en bovendien vooral de eerste twee jaar van het bedrijfsbestaan betreffen. Werkgelegenheid Met gemiddeld negen werkzame personen per bedrijf zijn de ondernemingen van westers allochtonen groter dan die van autochtonen en niet-westers allochtonen, die gemideld respectievelijk zes en vier werkzame personen per bedrijf hebben (zie tabel 6). Van alle nietwesters allochtone bedrijven heeft maar liefst 91% minder dan vijf werkzame personen (dit is inclusief de parttime ondernemers). Bij autochtonen is dat 85% en bij westers allochtonen 81%. Niet-westers allochtonen runnen vaker in hun eentje een bedrijf, terwijl westers allochtonen en autochtonen het vaker met met iemand anders samen doen. Tabel 6
Bedrijfsgrootte naar etniciteit, landelijk (in %)
aantal werkzame personen alleen parttime 1 2 t/m 4 5 t/m 9 10 t/m 49 50 en meer totaal gem. aantal w.p. per bedrijf gem. aantal ondernemers per bedrijf Bron: EIM (2004).
niet-westers allochtoon 5 46 40 6 3 0 100% 4
westers allochtoon
autochtoon
totaal
9 43 29 7 8 5 100% 9
9 40 35 9 5 2 100% 6
9 41 35 9 5 2 100% 6
1,05
1,20
1,22
1,22
Als we wat kengetallen op de werkgelegenheid loslaten, kan worden geconcludeerd dat er in Utrecht in totaal ongeveer 3.691 allochtone bedrijven zijn (1e en 2e generatie samen) met 29.414 werkzame personen, tegenover 8.199 autochtone bedrijven met 49.194 werkzame 10 personen. 10 Niet-westers allochtoon: gemiddeld 4 w.p. x 1.507 bedrijven = 6.028 w.p. Westers allochtoon: gemiddeld 9 w.p. x 1.418 bedrijven = 12.762. Autochtoon: gemiddeld 6 w.p. x 8.965 = 53.790 w.p., waarvan 935 ondernemers, die binnen HR wel onder autochtoon vallen, maar van de 2e generatie allochtonen zijn; gemiddeld 1,22 ondernemer per bedrijf = 766 extra allochtone bedrijven x 6 w.p. = 4.596.
38
2.4. Ontwikkeling van nieuwe ondernemingen Onderstaande cijfers betreffen ontwikkelingen in bedrijvigheid in de periode van 1993 tot 2002. Bedrijven- en startersdynamiek Tabel 7 laat zien dat in 2002 het aantal niet-westers allochtone bedrijven 2,5 keer zo groot was als in 1993. Het aantal westers allochtone bedrijven is in dezelfde periode circa 2,2 keer zo groot geworden en het aantal autochtone bedrijven 1,8 keer. Ook het aantal starters is onder niet-westers allochtonen relatief veel groter dan onder autochtonen: 2,5 keer zoveel in 2002 ten opzichte van 1993 tegenover 1,5 keer zoveel onder de autochtonen. Tabel 7
Bedrijven- en startersdynamiek in Utrecht, naar etniciteit
Niet-westers allochtoon Westers allochtoon Autochtoon Totaal Bron: Van den
Aantal bedrijven 1993 604 (10%) 634 (10%)
1.523 (13%)
index Aantal 1993-2002 starters 1993 252 117 (15%)
1.428 (12%)
225
84 (11%)
180 (13%)
179 190
590 (74%) 791 (100%)
907 (66%) 154 1.372 (100%) 173
2002
5.119 (80%) 9.155 (75%) 6.357 (100%) 12.106 (100%) Tillaart (2003).
2002
index 19932002
285 (21%)
244 214
Overlevingspercentages Door de jaarlijkse uitval onder starters te analyseren kan worden vastgesteld in welke mate ondernemers er in slagen een levensvatbaar bedrijf neer te zetten. Zoals uit figuur 2 blijkt, is het overlevingspercentage één jaar na de start van niet-westers allochtone bedrijven lager dan van de westers allochtone en autochtone bedrijven; over de periode 1993-2002 gemiddeld 78% versus respectievelijk 90% en 88%. Laatstgenoemde herkomstgroepen doen het vrijwel even goed, maar de westers allochtone bedrijven doen het net iets beter dan de autochtone. Overlevingspercentages na 1 jaar
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Niet-westers allochtoon Westers allochtoon Autochtoon
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02
overlevingspercentage
Figuur 2
startjaar
Uit het "Uitvoeringskader startende bedrijven Utrecht" werd al duidelijk dat de uitval van bedrijven met name in de eerste vier jaar na de start plaatsvindt. Interessant is het dus te bekijken hoeveel bedrijven vier jaar na de start nog bestaan (zie figuur 3). Daaruit blijkt dat de drie etniciteitsgroepen het allemaal steeds beter gaan doen: bestond in 1997 nog gemiddeld 57% van de bedrijven, die 4 jaar daarvoor (in 1993 dus) zijn gestart, in 2003 is dit percentage
39
opgelopen tot 67%. Westers allochtone bedrijven kennen een hoger overlevingspercentage dan autochtonen (75% respectievelijk 69% van de bedrijven die in 1999 zijn gestart bestaan in 2003 nog). De niet-westers allochtonen blijven nog steeds achter met 58%. Figuur 3
Overlevingspercentages na 4 jaar
100 Niet-westers allochtoon
80 60
Westers allochtoon
40
Autochtoon
20 1999
1998
1997
1996
1995
1994
0 1993
overlevingspercentage
Overlevingspercentages na 4 jaar
startjaar
Branches Het aantal niet-westers allochtone bedrijven in de bouw en de vervoerssector is vergeleken met westers allochtonen en autochtonen meer toegenomen (zie tabel 8). Het tegenovergestelde geldt voor de horecasector: bij alle herkomstgroepen is het aantal bedrijven in de horeca afgenomen, maar bij niet-westers allochtonen is de afname het grootst. De afname in het aantal detailhandelsbedrijven is echter juist onder de autochtonen groter. Waar het aantal westers allochtone en autochtone bedrijven in de handel is afgenomen, is dat onder niet-westers allochtonen juist toegenomen. Alle herkomstgroepen kennen een grote toename in het aantal bedrijven in de zakelijke dienstverlening. Deze toename is onder westers allochtonen echter minder sterk. Uitzendbureaus en (deel van de) schoonmaakbedrijven vallen echter ook onder zakelijke dienstverlening.
vervoer
zakelijke dienstverlening
persoonlijke dienstverlening
Niet-westers allochtoon ++ + -Westers allochtoon + -Autochtoon + --Bron: eigen berekening/weergave o.b.v. Van den Tillaart (2003).
horeca
detailhandel
groothandel
handel, reparatie auto's
bouwnijverheid
herkomst
land-/bos-bouw + industrie
Tabel 8 Toe-/afname in ontwikkelingen in branchesamenstelling in Utrecht, naar etniciteit (1993-2002)
---
++ + +
+++ ++ +++
0 + +
40
2.5. Utrecht vergeleken In 2002 waren ruim 16.000 allochtone ondernemers gevestigd in Amsterdam. In Den Haag waren dat er bijna 8.000, in Rotterdam ruim 7.000 en in Utrecht bijna 3.000 (zie tabel 9). Den Haag kent in 2002 relatief de grootste groep niet-westers allochtone ondernemers, direct gevolgd door Rotterdam en Amsterdam. Utrecht ligt daar met 10% iets onder. Het percentage westers allochtone ondernemers ten opzichte van het totaal aantal ondernemers ligt in Utrecht op hetzelfde niveau als in Rotterdam (beide 11%). Amsterdam kent zowel relatief als absoluut de grootste groep westers allochtone ondernemers. Den Haag zit er tussenin. Tabel 9
Aantal en aandeel ondernemers naar etniciteit, 2002
herkomst niet-westers allochtoon
Amsterdam Rotterdam Den Haag 7.800 4.300 4.500 (16%) (18%) (19%) westers allochtoon 8.500 2.800 3.300 (17%) (11%) (14%) autochtoon 33.300 17.400 15.600 (67%) (71%) (67%) totaal 49.600 24.500 23.400 (100%) (100%) (100%) Bron: eigen berekening/weergave o.b.v. EIM (2004).
Utrecht 1.300 (10%) 1.500 (11%) 10.300 (79%) 13.100 (100%)
Nederland 44.700 (5%) 77.300 (8%) 845.600 (87%) 967.600 (100%)
In figuur 4 is de vergelijking tussen Nederland en Utrecht te zien als het gaat om aantallen starters in 2004 naar branche en etniciteit. Figuur 4
Aantal starters naar branche en etniciteit in Utrecht en Nederland (2004) Aantal starters in 2004 in Nederland naar branche en etniciteit 12000 10000 8000 6000 4000 2000
te n
fa ci lit ai re
ad vi es di en s
fin an ci ën
ve rv oe r
ho re ca
de ta ilh an de l
gr oo th an de l
bo uw
di en pe st rs en oo nl ijk e di en st al en ge m en e di en st en
la nd bo uw
,v
is se rij +
in du st rie
0
Aantal starters in 2004 in Utrecht naar branche en etniciteit 450 400 350 300 250 200 150 100 50
westers allochtoon
ië n fin an c
ve rv oe r
ho re ca
gr oo th an de l de ta ilh an de l
bo uw
niet-westers allochtoon
ad vi es di en st en fa ci lit ai re di en pe st rs en oo nl ijk e di en st al en ge m en e di en st en
la nd bo uw
,v is se rij
+
in du st rie
0
overig allochtoon
autochtoon
41
Bijlage 3 Cijfers
a) b)
groothandel
detailhandel
horeca
vervoer
zakelijke dienstverlening
persoonlijke dienstverlening
totaal (abs. = 100%)
Niet-westers allochtoon Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen/Aruba overig niet-westers gemiddeld niet-westers allochtoon Westers allochtoon a) Zuid-Europa Oost-Europa Indonesië b) overig westers gemiddeld westers allochtoon Autochtoon Nederland gemiddeld autochtoon Totaal Bron: Van den Tillaart (2003).
handel, reparatie auto's
herkomst
bouwnijverheid
Bedrijven naar branche en etniciteit in Utrecht in 2003 (in percentages) land-/bos-bouw + industrie
Tabel 1
6 2 4 8 3 4
7 4 7 7 2 5
5 6 3 0 1 4
7 9 7 7 13 9
18 26 9 8 16 17
14 16 10 8 27 18
13 9 4 1 2 7
22 19 33 37 26 25
8 11 23 23 10 12
396 352 251 71 437 1.507
3 5 5 5 5
7 10 4 6 6
1 2 0 1 1
11 8 8 17 13
12 6 8 7 8
33 4 5 2 7
4 5 3 2 3
21 45 48 46 44
9 15 18 13 14
168 84 419 747 1.418
6 6 6
9 9 8
2 2 2
7 7 8
11 11 12
4 4 6
3 3 4
42 42 40
16 16 15
8.965 8.965 11.890
Italië, Spanje, Portugal, ex-Joegoslavië, Griekenland. Oceanië, Japan, USA, Canada, overig Europa.
Tabel 2
Overlevingsfracties starters na 1 jaar naar etniciteit
Startjaar 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Bron:
Niet-westers Westers allochtoon Autochtoon (%) allochtoon (%) (%) 79 90 87 75 86 83 71 87 87 78 90 88 78 88 89 79 93 88 81 93 91 81 92 90 77 91 89 83 90 90 eigen berekening/weergave o.b.v. Van den Tillaart (2003).
42
Tabel 3
1993 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1994 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1995 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1996 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1997 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1998 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 1999 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 2000 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 2001 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon 2002 starters niet-westers allochtoon westers allochtoon autochtoon
Overlevingsfracties van starters in de periode 1993-2002 naar etniciteit N start
% over 1 jaar
na 2 jaar
3 jaar
4 jaar
5 jaar
6 jaar
7 jaar
8 jaar
9 jaar
10 jaar
117
79
65
57
51
50
45
42
39
35
33
84
90
79
68
61
60
60
55
52
51
51
590
87
75
65
59
56
51
48
45
43
43
128
75
56
49
42
40
34
33
33
30
113
86
80
73
68
65
57
55
49
49
686
83
71
65
60
55
50
48
46
44
160
71
60
53
46
43
41
39
37
112
87
77
73
67
63
61
58
57
698
87
76
69
62
57
54
51
49
170
78
64
57
51
50
47
46
103
90
79
71
65
62
59
58
778
88
80
71
64
60
56
54
134
78
62
54
47
43
43
126
88
71
66
61
58
57
787
89
76
68
63
61
57
147
79
65
57
53
48
108
93
84
80
77
76
845
88
79
72
66
62
177
81
69
63
58
149
93
85
79
75
951
91
81
74
69
232
81
69
62
168
92
83
78
1.212
90
78
71
290
77
69
154
91
88
1.011
89
81
285
83
180
90
907 90 Bron: eigen weergave o.b.v. Van den Tillaart (2003).
43
landbouw, visserij + industrie bouw groothandel detailhandel horeca vervoer financiën adviesdiensten facilitaire diensten persoonlijke diensten algemene diensten totaal (abs. = 100%)
NL
NL
2)
U
NL
U
NL
U
NL
U
NL
U
NL
U
NL
U
NL
Totaal
Nederland
overig allochtoon
Noord- en Zuid-Amerika
3)
Zuid-Europa
Noord-Europa
4)
naar branche en etniciteit , 2004 Nederlandse Antillen/Aruba
Marokko
U
1)
Suriname
Aantal startende ondernemers
Turkije
Tabel 4
U
NL
U
168
1
38
0
37
0
21
0
108
4
17
0
37
0
434
4
3708
44
4568
53
138 212 394 187 138 6 66 265 88
3 8 14 8 12 0 3 14 2
71 84 306 73 91 2 39 122 57
2 6 26 8 14 0 2 16 5
93 111 203 69 69 13 135 163 158
3 3 6 0 5 0 4 3 4
48 42 57 14 11 0 52 66 64
0 3 1 0 0 0 5 2 3
198 218 231 61 81 22 246 270 204
1 1 8 0 2 1 13 5 4
35 78 70 55 21 1 41 64 50
0 2 1 4 0 0 4 3 1
44 101 93 16 24 14 96 97 116
0 2 1 1 1 0 2 3 1
966 823 997 416 234 21 401 620 700
9 12 22 15 7 0 7 15 14
6628 5128 9034 2054 2025 605 9049 8065 7913
92 76 128 37 36 19 350 245 203
8221 6797 11385 2945 2694 684 10125 9732 9350
110 113 207 73 77 20 390 306 237
50 1712
1 66
48 931
6 85
92 1143
5 33
29 404
2 16
100 1739
1 40
12 444
0 15
22 660
1 12
152 5764
8 113
2884 5709 3
88 1318
3389 69890
112 1698
Bron: eigen bewerking o.b.v. KvK, Startersprofiel 2004 (juni 2005). 1) een startende ondernemer is volgens definitie van de KvK een persoon, die in het jaar voorafgaande aan de start van de onderneming nog niet zelfstandig economisch actief was en die een nieuw bedrijf vestigt. Ondernemers die een bedrijf van een ander overnemen, vallen hier niet onder. 2) alleen 1e generatie is meegenomen. 3) IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken, België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg 4) Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Griekenland, Malta.
Bijlage 3 Specifiek beleid voor etnische vrouwelijke ondernemers? Reacties van deelneemsters aan de 1e editie van het Women in Black symposium in 2004, wat als doel had om jonge vrouwen creatieve mogelijkheden aan te reiken zich verder te emanciperen, waarbij het starten van een eigen onderneming als een middel voor financiële onafhankelijkheid wordt aangereikt. Hiernaast was het doel de jonge vrouwen meer te enthousiasmeren voor het zelfstandig ondernemerschap zodat vrouwen als werkgever steeds meer kunnen betekenen voor werkloze vrouwen. Om dit te bereiken was de kennis van de deskundigen uit het bedrijfsleven gekoppeld aan praktijkervaring van succesvolle rolmodellen. Lilian van El (36, beleidsmedewerker op het ministerie van Sociale Zaken) "Het idee om allochtone vrouwen als aparte groep te benaderen vind ik totaal niet achterhaald. Ik denk dat je op deze manier erg goed bereikt wat je wilt. Namelijk dat de vrouwen onderling netwerken en elkaar stimuleren. Niet in elke cultuur is het zo vanzelfsprekend dat vrouwen werken en al helemaal niet dat ze in aanraking komen met het ondernemerschap. Daarom is het goed dat er extra aandacht aan gegeven wordt." Lisa Steneker (45, van Amerikaanse afkomst) "Als antropoloog heb ik geleerd dat je altijd je eigen wortels moet respecteren. Je moet niet doen alsof allochtonen niet bestaan. Het is helaas nog steeds zo dat er een aparte groep is die dus ook op een aparte manier benaderd moet worden." Sharon Burgler (45, van Arubaanse afkomst en runt al twaalf jaar haar eigen communicatiebureau) "Ik heb me nog nooit met het begrip 'allochtoon' beziggehouden. Zo'n 15 jaar geleden werd dit begrip ineens geïntroduceerd en was ik er plotseling ook een." Sengul Kucukasci (34, van Turkse afkomst en heeft sinds drie weken haar eigen detacherings-, wervings- en selectiebureau) "De vrouwen die ik ken hebben het totaal niet nodig om als aparte groep benaderd te worden. Misschien heeft het er mee te maken dat ik uit Amsterdam kom. Daar is het al veel gewoner om als allochtone vrouw een eigen zaak beginnen. Ik voel mij niet geroepen om uit te dragen dat ik het als Turkse moeilijker zou hebben. Dat vind ik achterhaald." Amalia Deekman (38, in Suriname geboren en in Nederland opgegroeid. Sinds drie jaar is ze directeur van haar eigen advies- en trainingsbureau Atend te Utrecht) "Omdat ik heel pragmatisch ben, vind ik een dag die speciaal is gericht op de allochtone zakenvrouw heel goed. Vooral als je merkt dat die behoefte er is. Veel jonge allochtone vrouwen zoeken volgens mij naar herkenning." Aysim Devici-Kesmer (29, van Turkse afkomst en directeur van de stichting Rhythm of Reason) "Met 'Women in Black' willen we aan de vraag tegemoet komen van allochtone vrouwen om hun positie als zakenvrouw te verbeteren. Ik vind dat de overheid hierin de taak heeft om te inspireren en te stimuleren. Ik hoop vooral dat iedereen zijn netwerk flink gaat uitbreiden. De vrouwen kunnen vooral veel van elkaar en van elkaars ervaringen leren."