NIEUW NETWERK
NEDERLANDS Marc Van Eester Kristof Desmet - Jos Evens - Jurgen Moons Patricia Pans - Jan Staes - Ria Van der Mueren
Rudi Wuyts
2A
Nieuw Netwerk Nederlands 2A bestaat uit: - een leerboek - een werkboek, inclusief cd-rom voor de leerling - een handleiding, inclusief cd, dvd en cd-rom voor de leraar - een methodesite: www.nieuwnetwerk.be
Nieuw Netwerk Nederlands 2A - leerboek Marc Van Eester, Kristof Desmet, Jos Evens, Jurgen Moons, Patricia Pans, Jan Staes, Ria Van der Mueren, Rudi Wuyts Met dank aan Koen De Graeve voor de ICT-ondersteuning. Omslagontwerp en opmaak: B.AD, Roeselare Tekeningen: Bruno Seys
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht zich tot de uitgever te wenden.
© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2004 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. eerste druk, eerste bijdruk 2006; spellingwijziging 2005 ISBN 90-306-3372-7 D/2006/0078/319 Art. 409546/02 NUR 110
God, wat haatte ik dat laatste lesuur Bijbelstudie en die naar mottenballen, tenenkaas en bestofte psalmen ruikende . Zo noemden we die gefossiliseerde droogstoppel, omdat hij telkens hooghartig zijn geestelijke neus ophaalde als hij iemand een standje gaf.
Snuif
Haar strenge blik voorspelde weinig goeds. Niet alleen haar blik, maar haar hele verschijning had een ijzige uitstraling, alsof ze uit een ander tijdperk kwam. De glimlach die de vleesgeworden stripfiguur forceerde, bezorgde me kippenvel tot tussen mijn kleine teentjes. Ik miste meneer Van Dale nu al heel erg. Bianca Castafiore liet er geen gras over groeien. Ze hield Yoko’s dictee als een stuk vuil tussen duim en wijsvinger. Was ze bang om met een of ander dodelijk, tropisch foutenvirus besmet te worden?
‘Zijn de dames klaar met hun koffiekransje?’ vroeg Flor. ‘Of wachten ze nog eventjes met hun schriften te pakken tot de koeken komen? Hopelijk hebben jullie er niets op tegen dat ik intussen met de les begin?’ Voor leraren als Flor moesten ze een standbeeld oprichten.
Bij Sibemol maakten we altijd een reuzepret. Vooral tijdens de blokfluitlessen konden we ons lekker uitleven en naar hartenlust de stoom van een week lang opgekropte ongenoegens afblazen.
‘Ga binnen’, beval meneer Pieters. De geraspte Vierkantswortel, zoals we hem noemden, liet er nooit gras over groeien. Hij begon altijd al met de les nog voor we de klas goed en wel binnen waren.
‘Zwijgen in de kleedkamers!’ bonkte de Gorilla op de deur. ‘De eerste die ik nu nog hoor, veegt de hele gymzaal schoon!’ Naar: Marc De Bel, De FauTeNKaMPioeNe
Lijkt een van deze op een van jouw leerkrachten? Misschien hoorde je al ronkende verhalen op de speelplaats. ‘Loop in het rijtje bij de turnleraar. Wees op je qui-vive bij de leraar Frans. Let op het stokpaardje van de lerares Nederlands. Zing nooit de hoogste noot bij de muziekleraar. Let op je tellen bij de leraar wiskunde. Wees een heilig boontje in de les godsdienst en verlies je weg niet in de aardrijkskundeles.’ Zul je dit jaar een broertje dood hebben aan Nederlands, wiskunde, geschiedenis of Frans, omdat de leraar of lerares je helemaal niet ligt? Tel je de uren af of kijk je uit naar een welbepaalde les? Elk schooljaar ontmoet je leerkrachten van allerlei pluimage, maak er samen met hen het beste van! De auteurs wensen jullie een tof en vooral leerrijk schooljaar met welbespraakte en begripvolle leraars.
DEEL 1
DEEL 1
OUT/NIEUW
Leerinhoud 1 Zeg het nog een keer LUISTEREN EN SPREKEN Herhaling gespreksvormen 2 Tot uw orders LUISTEREN EN SPREKEN Mondelinge en schriftelijke instructies De bevelende zin 3 Goedgekozen LEZEN EN SCHRIJVEN Invullen van formulieren 4 Vreemde soorten LEZEN EN SCHRIJVEN Fictioneel lezen Verhaalgenres 5 Leesgoed LEZEN EN SCHRIJVEN Leesstrategieën 6 Alles op een rij LEZEN EN SCHRIJVEN Herhaling tekststructuren 7 Taal en taal is twee TAALBESCHOUWING Formele en informele taal 8 Hang een schilderij POËZIE op van poëzie Creatief schrijven 9 Gestructureerd LEREN LEREN Schematiseren 10 Expressie EXPRESSIE
LB blz. 8
WB 1.1
9
1.2 – 1.10
11
1.11 – 1.14
15
1.15 – 1.18
17
1.19 – 1.25
22
1.26 – 1.28
26
1.29 – 1.30
27
1.31 – 1.32
31
1.33 – 1.37
32
STEUNKAART
33
LEESGROEIBOEK
Lezen en genieten
35
Zinsleer Woordleer Spelling
Herhaling zinsleer Het zn + lidwoord Klinkers, tweeklanken en medeklinkers Meervoudsvorming Verkleinwoord Hoofdletters
A/B1 – B3/C
OUT/NIEUW
1
OUT/NIEUW | 1 | Zeg het nog een keer
luisteren en spreken
Herhaling gespreksvormen
1.1
Je luistert naar een fragment uit een populair radioprogramma dat de twee heren op de foto presenteerden. Beantwoord de vragen in je werkboek.
STEUNPUNT – Herhaling spreek- en luistertips
Houd bij het spreken en luisteren de volgende zaken altijd in het oog. Spreektips
• • • • • •
Spreek duidelijk (articulatie). Vertel niet alles op dezelfde toon (intonatie). Praat voldoende luid (volume). Spreek niet te snel, maar ook niet te traag (tempo). Houd oogcontact met je publiek. Verzorg je taal.
Luistertips
• • • •
Verzorg je houding: kijk in de richting van de spreker. Knik (bevestig, volg mee met je ogen). Toon belangstelling. (Stel eventueel bijkomende vragen naar meer informatie.) Wacht tot de spreker uitgesproken is voor je reageert; respecteer de spreker.
O V Op de zwerfkaart op de kaft van het werkboek vind je net als vorig jaar de U R OVUR-strategie voor spreken en luisteren. Gebruik die kaart tijdens het ZWERFschooljaar bij elke oefening waarbij je de OVUR-strategie moet toepassen. KAART
DEEL 1
| 2 | Tot uw orders
luisteren en spreken
Mondelinge en schriftelijke instructies – De bevelende zin
1.2
1 Luister aandachtig naar je leraar en voer de opdracht in je werkboek uit. 2 Laat het duidelijk zijn: instructies geven is niet altijd een koud kunstje. Er is echter nóg een spreekwoord: oefening baart kunst. Aan de slag dus. A Een herkenbare situatie: een klasgenoot vertelt hoe je precies een fietsband moet oppompen. De ‘instructeur’ doet alsof niemand van de klas weet hoe dat moet. Hij heeft aandacht voor wat hij al weet over de instructie (stappen, vorm van het werkwoord). De leraar noteert de uitleg op het bord. - Uit hoeveel verschillende stappen of handelingen is de instructie opgebouwd? - Ontbreekt er iets volgens jou? Waar? Wat? - Om er helemaal zeker van te zijn dat de instructie volledig is, is er maar één controle mogelijk: pomp een fietsband op met behulp van de instructie die op het bord staat. - Welke stappen ontbreken? - Wat gebeurt er als je een stap vergeet? B Jammer genoeg kun je met een gsm niet gratis bellen. Als je geen abonnement hebt, moet je je belwaarde aanvullen met een herlaadkaart. Hoe je dat doet, lees je hieronder.
• Koop een herlaadkaart. • Bel 5123. • Kies de juiste taal (1 Nederlands, 2 Frans). • Besluit met een #. • Kies optie 1 ‘kaart herladen’ in het menu.
- Bewijs dat deze tekst een instructie is. - Toch liep er iets fout. Wat is er aan de hand? Wat is het resultaat daarvan? - Verbeter de instructie.
• Tik de 14 cijfers van uw herlaadnummer in. • In het midden van het herlaadboekje vindt u
het herlaadnummer onder een krablaag.
Krab die laag weg.
Naar: Tempo (Mobistar)
OUT/NIEUW
Instructies bouw je het best met behulp van de OVUR-methode op. Die vind je terug op de OVUR-zwerfkaart.
1.3-1.7
3 Mondelinge instructies In je werkboek staan enkele opdrachten waarin je mondelinge instructies moet uitwerken. 4 Schriftelijke instructies Bepaalde instructies worden schriftelijk gegeven. Denk maar aan een reglement, spelregels, een recept …). Lees de tekst hieronder aandachtig en beantwoord dan de vragen.
Welkom frietliefhebber Als je de onderstaande uitleg nauwlettend volgt, zul je kunnen genieten van de beste friet die je ooit gegeten hebt. Je begint met het schillen van de aardappelen. Je snijdt ze eerst in plakjes van minimaal 1 cm dik en daarna in frietstaafjes van 1 cm vierkant. Het is belangrijk dat de frietjes daarna goed drogen in keukenpapier of een schone handdoek. Tip: je kunt de frietstaafjes enkele minuten in koud water leggen. Daardoor komt een groot deel van het zetmeel vrij en de frietjes zullen er krokanter door worden. Je verwarmt het vet of de olie in de frituurpan tot 160 °C. Je doet een handvol aardappelen in de pan: zeker niet te veel frietjes ineens, want dan koelt het vet te snel af. Enkele minuten laten bakken (4-8 minuten, afhankelijk van de hoeveelheid en het soort aardappelen), regelmatig schudden om te voorkomen dat ze aan elkaar gaan plakken. Daarna leg je een stuk keukenpapier in een kom en laat je de voorgebakken frieten erin uitzweten en afkoelen gedurende minstens een 1/2 uur. Ten slotte het vet opwarmen tot 190 °C en de frieten nog enkele minuten bakken tot ze goudkleurig zijn. Op deze manier worden de frieten krokant aan de buitenkant en 'mals' aan de binnenkant, zoals het hoort! Je dient de frietjes op met een beetje zout en eventueel wat mayonaise.
Naar: www.belgianfries.com
10
DEEL 1
- Wat is de bedoeling van deze tekst? - De tekst is geen voorbeeld van een goede instructie. Waarom niet? - Herschrijf de tekst op een afzonderlijk blad tot een instructie volgens de regels van de kunst. 1.8-1.10
In je werkboek vind je nog enkele opdrachten rond schriftelijke instructies.
STEUNPUNT - Instructies
• Een instructie is een uitleg die uit verschillende stappen of hande lingen bestaat. • Het is belangrijk dat die stappen in de juiste volgorde staan. Meestal kun je geen stap overslaan. Soms zijn er wel verschillende mogelijkheden. • Een instructie bestaat uit bevelende of gebiedende zinnen. Het eerste woord van elke stap is een werkwoord in de gebiedende wijs. • Instructies hebben als bedoeling iemand iets te laten maken of doen.
| 3 | Goedgekozen
lezen en schrijven
Invullen van formulieren 1 Formulieren invullen, niemand ontsnapt eraan. Ook jij niet. Op de volgende bladzijde zie je een collage van enkele formulieren. Bekijk ze aandachtig. - Een formulier kun je beschouwen als een soort instructie. Leg uit. - Welke formulieren heb je onlangs zelf ingevuld? - Met welk doel vul je een formulier in?
OUT/NIEUW
11
(Hier volgt een collage van enkele formulieren: inschrijfformulier (stuur ik met de post op – bestelbon – inlichtingenformulier – test (de laatste drie zoeken we nog)
12
DEEL 1
1.11
2 Overloop aandachtig het onderstaande formulier. Daarna beantwoord je de vragen in je werkboek en vul je het antwoordrooster in.
Je Je schrijft schrijft «com» «com» achter achter elk elk punt. punt. Je Je merkt merkt dat dat je je ouders ouders verhuisd verhuisd zijn zijn als als je je met met rode rode oogjes oogjes uit uit je je kamer kamer komt. komt. Al Al je vrienden hebben een @ in hun naam. Hoe verslaafd ben je vrienden hebben een @ in hun naam. Hoe verslaafd ben jij jij aan aan het het internet? internet? Of Of herken herken je je niets niets van van dit dit alles? alles? Steeds Steeds meer meer tieners tieners zijn zijn internetverslaafd. internetverslaafd. We We surfen surfen met met onze onze ogen ogen dicht. dicht. Hoe Hoe erg erg is is het het bij bij jou? jou? Doe Doe de de test. test.
1 Hoe dikwijls kies jij surfen op het internet boven een wandeling met de hond, een
bezoekje aan je vriend of een spannend boek?
a Dat gebeurt zelden.
b Ik verwaarloos soms de leuke dingen voor meer internettijd.
c Altijd, dat kun je toch ook allemaal online, hé.
er aan de hand?
a Huh? Ik ruzie met mijn ouders? No way, milky way.
b Ik heb als experiment een bommetje (zeg maar atoombommetje) in de uitlaat van
c De telefoonrekening zat in de brievenbus. Die was driedubbel zo hoog als anders.
2 Je hebt ruzie met je ouders en je krijgt de volgende drie weken geen zakgeld. Wat is
papa's auto gestoken. De auto vloog 10 meter de lucht in. Foutje! Reden? Tja, ik ben een vaste klant van internet en dat kost. Oeps!
3 Hoe reageer jij als je computer vastloopt?
a No problem. Het blijft een machine. Ik zet hem af en ga iets leuks doen. We zien
b Ik start de computer terug op en zoek het probleem.
c “Woeaaargghhh! Alarm! Laat me nu niet in de steek, schatje. Kom op, je kunt het.
morgen wel verder.
Zal ik je toetsenbord strelen of je printer verwennen? Laat me niet in de steek,
please.”
OUT/NIEUW
13
4 Je zit tijdens het tweede lesuur met rode oogjes in de klas. Wat betekent dat?
a Gewoon een vliegje in mijn oog gehad op weg naar school.
b Ik heb net zitten huilen tijdens een les over doodgeknuppelde zeehondjes. Snif.
c Niets. Ik heb tot middernacht gezellig zitten chatten. Bla bla bla. Je kent dat.
bereiden. Wat doe je?
a Daar heb ik helemáál geen computer voor nodig.
5 Je hebt volgende week een spreekbeurt over dolfijnen en moet alles nog voor-
b Ik ga naar de bibliotheek, zoek informatie op het internet, knip dolfijnenfoto's uit
tijdschriften en maak mijn tekst op de computer.
c Makkie. De avond voor mijn spreekbeurt tik ik even www.spreekbeurt.com/dolfijn
waar je woont. Love is in the air. En nu?
a Ik geef mijn adres op een klein briefje.
b Ik vraag of ik haar/zijn telefoonnummer of e-mailadres mag hebben.
c “Mijn adres? www.ikke-online.be of zal ik dat even mailen?”
op mijn klavier en drie seconden later print ik een kant-en-klare 'dolfijne' spreekbeurt.
6 Een vriend(in) op wie jij al een tijd een oogje hebt, vraagt met een verliefde blik
7 Welke uitspraak over vriend(inn)en past het best bij jou?
a Als mijn vriend(inn)en thuis aan de deur staan, gaat mijn computer onmiddellijk
uit en trekken we erop uit. Lekker kattenkwaad uithalen. Hihi.
b Ik heb een paar goede vriend(inn)en met wie ik alles samen doe. We lachen wat af
en nu en dan sturen we elkaar grappige mailtjes.
c Oh, er zijn dagen waarop ik wel vijfentwintig vrienden heb. En dan babbelen we
allemaal door elkaar. Met babbelen bedoel ik chatten of msn'en.
a = 1 punt, b = 2 punten, c = 3 punten 7 - 11: INTERNUL Als het over surfen gaat, denk jij aan golven en een plank. Heb je al ooit een computer van dichtbij gezien? Je hebt helemaal niets met al die knoppen en balkjes. Je hebt wel wat beters te doen na school. Lekker buiten spelen bijvoorbeeld. 12 - 16: INTERNAUT Je vindt de computer heel leuk en zit regelmatig voor het klavier. Voor jou is het internet vooral nuttig. Soms durft het weleens uit de hand lopen bij het chatten. Let op! De verslaving schuilt achter je scherm. 17 - 21: CYBERZOT Een dag zonder computer en jij wordt crazy. Je enige vrienden ken je via je beeldscherm. Kun jij nog wel gewoon met iemand praten zonder de ‘bericht verzenden-knop’? Jij bent verslaafd aan het internet.
Uit: Klasse voor jongeren
1.12-1.14
14
DEEL 1
| 4 | Vreemde soorten
lezen en kijken
Fictioneel lezen - Verhaalgenres 1 Lees de volgende fragmenten; de opdrachten vind je in je werkboek. 1.15-1.16
1
1
5
Eens ving een amoureuze riviergod een nimf in zijn bochten, Leliegezichtje noemde hij haar, ze was blank als een lelie en ze leefden samen, niet zo lang, maar gelukkig. Dicht bij hun huis lag Thebe, de stad met de zeven poorten, waar Theresias woonde, die later wereldberoemd werd, maar zich nu nog bezighield met het zoeken naar tekens in het ruisen van de wind, in de vlucht van de vogels, in de darmen van runderen: zo begint iedere ziener. Uit: Imme Dros, De macht van de liefde
2
1
5
10
15
Miyax duwde de capuchon van haar parka naar achteren en keek naar de poolzon die als een gele schijf in een groenige hemel hing. Dat waren de kleuren die bij zes uur 's avonds hoorden, de tijd dat de wolven wakker werden. Zachtjes zette ze haar kookpot neer en kroop zo stil mogelijk naar de top van een koepelvormige ijsheuvel – een van de vele uitstulpingen in de aardbodem die ontstaan in de krakende vrieskou van een arctische winter. Op haar buik liggend tuurde ze over een grote vlakte van gras en mos naar de wolven die ze twee slaaptijden geleden ontmoet had. Ze werden net wakker en begonnen te kwispelen toen ze elkaar zagen. Haar handen trilden en haar hart bonsde, want ze was bang, niet voor de wolven, die waren schuw en vele harpoenworpen van haar verwijderd, maar vanwege haar wanhopige toestand. Miyax was verdwaald. Ze had al tijden geen eten meer en ze dwaalde rond op de noordhelling van Alaska. Dit onvruchtbare gebied strekt zich uit over vierhonderdtachtig kilometer van Brooks Range tot de Noordelijke IJszee en meet twaalfhonderdtachtig kilometer van de Chikchizee tot de Beaufortzee. Wegen zijn er niet en het is bezaaid met meren en plassen. Winden huilen er dwars overheen en het uitzicht is overal hetzelfde. Ergens in dat gebied bevond zich Miyax en om te overleven was ze op deze wolven aangewezen. Ze was er alleen niet zo zeker van of de wolven haar wilden helpen. Uit: J.C. George, Julie van de wolven
3
1
5
10
Al meer dan een uur kijk ik naar de stroom voertuigen die met ons in dezelfde richting rijdt. Sommige auto's hebben we al een keer ingehaald. Ik herken de mama's aan het stuur en merk dat ze nog niet uitgepraat zijn. In onze auto zingt een man een zeurderig lied. Ik reis liever in stilte, maar mijn mening wordt niet gevraagd. En zelfs dan weet ik niet of ik eerlijk zou zijn. Mijn mama houdt van muziek. En ik hou van mijn mama. Eindelijk rijden we van de autoweg af. Er verschijnen verkeerslichten, winkels en voetgangers, in trosjes bij elkaar. Het is zo druk dat ik me afvraag of er nog wel plaats voor ons is. Met een scherpe bocht draait de jeep een straat in. En ineens valt alle drukte weg. Zou het komen door de blutsen en builen in het asfalt dat niemand van deze straat houdt? Niemand? Nee, er is toch iemand die voor deze straat gezorgd heeft. Hier en daar werd het asfalt opgelapt met nieuw aangebrachte repen, als pleisters op een geschaafd been. Ik reik naar mijn knie. Zou de straat ook pijn voelen? Uit: Reina Ollivier, Alexander
OUT/NIEUW
15
4
Uit: Zeventiende dikke Hägar
5
1
5
10
15
20
25
Hork en Bar waren houthakkers en hielpen boeren op het land. Ze bewerkten hun eigen akkertjes, visten in de rivier en jaagden in het bos. De boeren beloonden hen gewoonlijk met een stuk kaas of een kip, een zijde spek of brokken honingraat. Alleen heel zwaar werk werd betaald. Twee derde van hun schamele inkomsten stopten ze in de huishoudkas, de rest ging naar de herbergier en de vrouwen buiten het dorp. Afwisselend ging een van hen naar de markt, dit keer was Hork aan de beurt geweest. Onderweg was het gaan regenen. Het bergpad veranderde in een wilde beek en er zat voor hem niets anders op dan in het dorp te wachten tot het droog werd. Maar toen de regen na een paar dagen ophield, ging hij niet meteen weg. Hij wilde de rechtszitting niet missen die op het dorpsplein werd gehouden. Een timmermansknecht, die jaren geleden in het dorp was gekomen, werd beschuldigd van diefstal. Hij was vrijgezel gebleven, want de dorpsvrouwen trouwden niet graag met vreemden. Hij dronk veel en maakte vaak ruzie met zijn patroon die hem toch niet kon missen. Maar nu was hij van diefstal beschuldigd en opgesloten in het cachot onder de toren. Een reizende rechter vond het feit dat de knecht op de markt nieuwe schoenen had gekocht voldoende bewijs; bovendien was hij een buitenlander. Hij veroordeelde hem tot de strop. Dat was in deze streken al jaren niet meer voorgekomen. Voor de uitvoering van het vonnis moesten er een beul en een priester uit Zar komen; over enkele dagen zou de dief worden opgehangen. Hork was graag nog langer gebleven om daar bij te zijn, maar zijn broers zaten zonder eten. Hij gaf zijn laatste duiten uit in de herberg en op het eind van de middag begon hij aan de terugweg. Het deerde hem niet om ’s nachts te lopen; hij had voldoende aan het schijnsel van de wassende maan en hij had zijn mes en zijn stok bij zich. Zijn amulet beschermde hem tegen kwade geesten. Onderweg werd hij begeleid door wolvengehuil en het klaaglijk geroep van uilen. Uit: G. Hellinga, Het geheim van de duim
6
1
5
16
We schuifelen steeds dichter naar elkaar toe. Tot we bijna tegen elkaar aan staan. Aan alle kanten zijn Vicky – mijn beste vriendin, al van op de basisschool – en ik omsingeld. Met hun ogen vol ongeloof draaien jongens in zwarte leren jacks en met spijkerarmbanden, zware motorlaarzen en metalen scheenbeschermers om ons heen en kijken rond om te zien waar ons ruimteschip staat. En de meisjes maken het nog veel erger. Er zijn er een heleboel en ze dragen allemaal zwarte leren minirokjes en zwarte leggings tot aan hun enkels. Waar we nu staan, voel ik me nog wel veilig, maar ik hoop dat ik vanavond niet naar het toilet zal moeten.
DEEL 1
10
15
20
Voor we hierheen kwamen, zei ik dat Vicky haar blauwgestreepte jurk niet mocht aantrekken, al moest ik toegeven dat mijn roze tricootje niet veel minder opvallend is. In die kleren lijken we hier van een andere planeet te komen. Maar we waren hier nog nooit geweest en konden dus niet weten dat er alleen maar gothics zouden zijn. Dat we hier beland zijn, was Vicky’s idee, maar mijn schuld. Ik heb de laatste tijd namelijk de verontrustende gewoonte het op fuiven opvallend vlug voor gezien te houden. Ik kan dat niet verklaren, want ik ga graag naar fuiven. Liever gezegd, ik word er graag op uitgenodigd. En ik moet toegeven dat ik me ook graag leuk aankleed om erheen te gaan. Maar de fuiven zelf … Ik doe wel mijn best om mee te doen, maar in mijn binnenste voel ik me leeg en triest. Dat begint met een vaag, zeurend gevoel dat aan me knaagt en steeds sterker wordt, tot ik ten slotte … Van de vorige fuif ben ik gewoon weggelopen en dat is natuurlijk behoorlijk stom, dat weet ik ook wel … Vicky gaf me toen een uitbrander. ‘De enige mogelijkheid om dat gevoel kwijt te raken, is een volkomen nieuwe ervaring’, zei ze. ‘Je moet ergens heen waar je nog nooit geweest bent.’ Daarom besloten we vanavond naar een chique nachtclub in West End te gaan, maar uiteindelijk zijn we in een jeugdclub beland. Uit: Pete Johnson, Behekst?
7
1
5
10
15
1.17-1.18
Sheherazade zat roerloos bij het raam en keek naar buiten. Voor haar mollige lijf was de vensterbank te smal. Haar zitvlak zakte over de rand, waardoor haar staart op een haartje na de vloer raakte. De zon boven de stad scheen fel. Het water in de gracht glinsterde. Mussen trippelden bij de bomen. Op het dek van een woonboot wapperde wasgoed. Geen wolk was er te zien. De hemel was blauwer dan ooit. Het was zeer warm in de woonkamer van het grachtenhuis. Meestal sukkelde Sheherazade op een zonnige vensterbank in slaap, maar vandaag kwam er niets van een middagdutje. Ze hield haar ogen open en luisterde scherp. Op de vloer loerde een piepklein katje naar haar. Dat wist Sheherazade. Toen het katje zachtjes miauwde, keerden de oren van Sheherazade zich naar de kamer. ’t Is treurig, dacht ze, dat ze mij op m’n oude dag met zo’n mormeltje opschepen. ‘Waar zijn ze allemaal?’ vroeg het katje. Sheherazade gaf geen antwoord. Terwijl ze naar buiten bleef kijken, geeuwde ze. ‘Komen ze weer terug, meneer?’ Uit: Peter van Gestel, Slapen en schooieren
| 5 | Leesgoed
lezen en schrijven
Leesstrategieën Vorig schooljaar heb je geleerd hoe je een zakelijke tekst het best aanpakt. Aan jou om in dit hoofdstuk te bewijzen dat je het nog kunt.
1.19-1.24
Bekijk de tekst op de volgende bladzijde, maar lees hem nog niet. Ga daarna onmiddellijk naar de oefeningen in het werkboek. OUT/NIEUW
17
je klinken wat vreemd in de oren. Insiders slaan Heel wat termen uit het computerwereldje lijze r coole hoe en, klink ze en hoe Engelser met een hoop bizarre begrippen om de oren ls? Geen hond die het weet. ID gaat behoedEnge ze ken Spre s? ken. Spreken ze Nederland is. e en andere plekken waar het goed toeven zaam op zoek naar Nederlands in cyberspac
1
5
File saven, alsjeblieft! 50
10
15
20
25
Er zijn duidelijk minder Nederlandse woorden in de computerwereld dan Franse of Duitse. Zeg je nu afdrukken of printen, of erger nog, uitprinten? Maak je een back-up of een reservekopie? Heb je het over een toetsenbord of een keyboard? Bewaar je je gegevens in een file of in een bestand? Werk je op een computer of op een rekenaar? Toegegeven, dat laatste klinkt een beetje gek. Maar hebben onze Waalse broeders het niet over een … ordinateur en onze Duitse buren over een Rechner? Ach ja, er zijn natuurlijk meer Frans- en Duitssprekenden dan Nederlandstaligen, vandaar. Helemaal moeilijk wordt het als we in het Groene Boekje gaan neuzen. Daar zijn ze het er allang over eens dat woorden als back-up, print-out, diskdrive, saven en nog een hele mondvol Engels tot de Nederlandse standaardtaal behoren. Zelfs het woordje file vind je erin terug en niet alleen in de betekenis van een zootje auto’s op een rij. Nee, als het over een computer gaat, heet dat ‘faajl’ in schoon Vlaams. Het Groene Boekje aanvaardt dus ondubbelzinnig de meeste Engelse computerwoorden als goed Nederlands.
Newtalk
55
60
65
70
Deleteten en zo 30
35
40
45
De vervoeging van de Engelse computerwerkwoorden maakt het ons knap lastig. Een zin als ‘Ik save een file’ is voor iedereen een koud kunstje. Maar hoe moet dat als Pietje of Els dat ook willen, laat staan dat ze dat wilden, een uurtje geleden of zo? Een kind kan de was doen: Pietje savet z’n file (nu dus); Els had die al eerder gesaved (da’s al even geleden). Nog fraaier wordt het als je een stukje tekst of een bestand gewist of verwijderd hebt. Deleten, weetjewel. ‘Els en Pietje waren het spuugzat. Ze deleteten alle files in hun directory.’ Nou moe. Computers blijken knap ingewikkelde dingen te doen. Voor automobilisten zou het wel handig wezen: weg, file! Soms wordt het zo erg, dat je een vervoegd werkwoord nog nauwelijks uit je pen (of tekstverwerker) geknepen krijgt. Heb je die files al geüpdated? Overigens beweren andere wijsneuzen, zoals de Dikke en andere taal-van-Dalen, dat je dat werk-
Naar: iD
18
woord in het Nederlands alleen in de infinitief kunt gebruiken …
75
80
Nu ja, het is ook niet eenvoudig, want zowat alles wat met computers te maken heeft, is nagelnieuw voor ons goeie ouwe taaltje. Daar zijn gewoon geen woorden voor. Letterlijk dan. Bovendien verzinnen die computerkrakers nieuwe spullen – en dus ook woorden daarvoor – waar je bijstaat. Een chip is een chip, een bit een bit en een byte een byte. Die houd je in je dooie eentje niet tegen. Van een compact disc kun je hoogstens een cd maken en games worden met wat goeie wil nog spelletjes. Maar vertel een verslaafde cybernaut die fluitend over het internet surft, niet dat hij in de toekomst een potje moet gaan kletsen op het net, in plaats van lekker te chatten, of dat hij van de ene plaats naar de andere plaats kan bladeren. Nee, zo’n kerel browst op het Web, op zoek naar Hot Web Sites. Nou ja, Engels? Hoewel die kruisvaarders voor het Engels ook weer niet zo’n hoge rug moeten opzetten. Het Algemeen Beschaafd Computer Engels blijkt in de praktijk toch een mager beestje te zijn. In feite is het zo’n beetje een basis-Engels en wordt het heel vaak in telegramstijl gebruikt. En fouten, fouten, meneer. Nee. Het lijkt wel of die heren de filosofie aanhangen van ‘Engels? Stop een hete aardappel in je mond en maak lawaai. Ze zullen je wel snappen.’ En nu verder?
85
90
Moeten we met z’n allen dan maar Nederlands talige alternatieven zoeken voor die drommelse Engelse computer- en multimediawoorden? Als het aan het Groene Boekje ligt, hoeft dat duidelijk niet. Al stelt het lieve ding wel wat regels op. Hoe je kunt weten wat van de Groene mag en wat niet? Wat dat betreft, sta je als arme taalgebruiker in de kou. Er is maar één echte remedie. Op het internet had je die allang gekregen: RTFM!*
*RTFM: Read The F***king Manual.
DEEL 1
Steunpunt – Leesstrategie Leesstrategie
Bedoeling
Werkwijze
Oriënterend lezen
Basisinformatie zoeken: - teksttype, - schrijfdoel, - leesdoel, - leesverwachting.
Vormelijke tekstkenmerken bekijken: - vormgeving, - verdeling, - illustraties, - …
Globaal lezen
Het centrale thema (= hoofdonderwerp) zoeken en voorkennis oproepen
- Titel lezen; - illustraties bekijken; - tussentitels, onderschriften, anders gedrukte woorden lezen; - bij korte teksten begin- en eindzin lezen, bij lange teksten inleiding en slot lezen.
Intensief lezen
De tekst volledig begrijpen om inhoudsvragen te beantwoorden
- Tekst helemaal doorlezen en moeilijke woorden onderstrepen; - moeilijke woorden verklaren volgens de strategie van het eerste jaar; - tekst een tweede maal lezen per alinea en per alinea de hoofdvraag formuleren; - antwoorden op de hoofdvragen kort in de tekst onderstrepen. Dat zijn de kernwoorden of hoofdzaken.
Zoekend lezen
Snel en efficiënt informatie zoeken in een tekst
1 Tekst met tussenkopjes: - opdracht lezen; - tussenkopjes en anders gedrukte woorden lezen; - verder zoeken bij kopje dat iets met opdracht te maken heeft. 2 Tekst zonder tussenkopjes: - opdracht lezen; - eerste twee zinnen en laatste zin van elke alinea lezen; - verder zoeken in alinea die iets met opdracht te maken heeft. 3 Gegevensbestanden: - opdracht lezen; - rubrieken, tussentitels, letters, alfabet … lezen; - verder zoeken bij rubriek, titel … die iets met de opdracht te maken heeft.
OUT/NIEUW
19
Ga eerst even naar je werkboek voor de instructie bij deze teksten. 1.25
Tekst 1 Voogdijminister Bossuyt: "Wij hebben er alles aan gedaan om natuurgebied te vrijwaren."
Vervuilde specie in kanaalarm gaat er weer uit De zwaar vervuilde baggerspecie die in de oude kanaalarm van het Zeekanaal BrusselSchelde in Bornem werd gedumpt, zal er zo vlug mogelijk weer worden uitgehaald. Dat stelt de NV Zeekanaal, een Vlaamse openbare instelling die het Zeekanaal beheert en verantwoordelijk wordt geacht voor de vervuiling. Voor Vlaams minister van Mobiliteit Gilbert Bossuyt (SP.A), die voogdijminister is voor de NV Zeekanaal, is daarmee de kous af. Toch blijven er vragen.
Brussel Eigen berichtgeving
Bij de actiegroep Zuidelijk Eiland schrokken ze niet meteen zwaar van het bericht dat de baggerspecie die sinds vorig jaar in de oude kanaalarm gedumpt werd, zwaar vervuild blijkt te zijn met onder andere zware Uit: Demetalen Morgenen pesticiden (DM 8/4). "Er is hier al jaren van alles aan de hand", zegt Tom Van Bel, woordvoerder van de actiegroep. "Wij zijn allemaal buurtbewoners en ijveren voor het behoud van het Zuidelijk Eiland als natuurgebied en tegen allerhande plannen om industrie neer te poten op het Eiland." Het Zuidelijk Eiland, dat ontstaan is tus-
Uit: De Morgen
Tekst 2
20
DEEL 1
Cathy Galle
sen het Zeekanaal en de Rupel, vormt nu een onvervangbare biotoop voor tal van zeldzame vogels, die het gebruiken om er te broeden, te overwinteren of te rusten tijdens de trek. Het eiland trekt ook veel recreanten, ook de Vlaanderen-fietsroute loopt langs het Zuidelijk Eiland. "Een industrialisering van een deel van het eiland betekent het einde van het natuurgebied", zegt Tom Van Bel. "Bovendien zal industrie op die plaats een grote bron van overlast betekenen voor de inwoners van Niel, Ruisbroek, Eikevliet en Wintam. Er bestaan immers plannen om er een breek- en zeefinstallatie te bouwen,
waar dus stenen gebroken zullen worden. Dat gaat gepaard met heel wat lawaai." De actiegroep hield, samen met enkele lokale milieuverenigingen, al een petitiecampagne. Ze dienden ook een klacht in bij de Vlaamse Ombudsman en een van de milieuverenigingen trok zelfs naar de Raad van State. De actiegroep had voor komende zondag een zoveelste protestactie gepland. Nu aan het licht is gekomen dat de baggerspecie waarmee de oude kanaalarm is opgevuld, nog eens zwaar vervuild is, hoopt de actiegroep op meer steun. "Dat het slib vervuild was, vermoedden wij al. Waarmee was ons een raadsel. Nu weten we het dus: zware metalen, pesticiden en andere rommel", stelt Van Bel. De NV Zeekanaal zelf liet gisteren dan weer weten dat slechts 5 procent van de baggerspecie die in de kanaalarm werd gestort, vervuild is. Administrateur-generaal Leo Clinckers zei nog dat de stortplaats van de specie volgens het gewestplan niet in natuurgebied, maar wel degelijk in indus triegebied ligt.
Tekst 3
Uit: De Streekkrant
OUT/NIEUW
21
| 6 | Alles op een rij
lezen en schrijven
Herhaling tekststructuren
1.26
1 Lees de volgende vijf teksten oriënterend en beantwoord de vragen in je werkboek. Tekst 1 Er kwamen nog meer Spoetnik-satellieten. Spoetnik 2 werd in november 1957 gelanceerd en bracht het eerste levende wezen in de ruimte: de hond Laika. Ze overleefde in de 5 cabine en liet zien dat leven in de ruimte mogelijk was. Maar Spoetnik 2 was niet ontworpen om naar de aarde terug te keren. Na tien dagen liet men Laika zachtjes inslapen.
1 1
2
2
De VS volgde de Sovjetunie snel in de ruimte. De eerste satelliet, Explorer 1, werd in januari 1959 vanaf Cape Canaveral in Florida gelanceerd en was een van de eerste in een reeks satellieten die waren gemaakt voor vergelijkbare taken. Dit noemen we een satellietprogramma. 15 Explorer 6 verstuurde de eerste televisiebeelden van wolken die de aarde omhulden. Explorer 35 ontdekte dat de maan, anders dan de aarde, geen eigen magnetisch veld heeft.
10
3
In de jaren ’50 van de vorige eeuw probeerden de twee supermachten van die tijd, de VS en de Sovjetunie, elkaar op het gebied van wetenschap en technologie voorbij te streven. De Sovjetunie behaalde de eerste overwinning. Op 4 oktober 1957 brachten ze het 25 eerste object in de ruimte: de satelliet
Laika, de eerste ruimtereiziger ter wereld, leefde in de afgesloten, met lucht gevulde cabine van de satelliet Spoetnik 2.
20
Spoetnik 1. Over de hele wereld stonden mensen versteld. Het tijdperk van de ruimtevaart was begonnen. 30
1 35
40
De schitterende, gloeiende gordijnen van het noorder- en zuiderlicht (aurora) zijn bestudeerd door satellieten die erdoorheen vlogen, meer dan 100 kilometer boven het aardoppervlak.
Naar: Steve Parker, 20ste-eeuwse uitvindingen: satellieten
22
DEEL 1
45
Meer dan 300 jaar geleden bedacht de wetenschapper Isaac Newton dat satellieten mogelijk waren. Hij zag in dat de zwaartekracht van de aarde de maan als een natuurlijke satelliet in een baan om de aarde hield. In 1687 stelde Newton dat een kunstmatige satelliet ook in een baan zou kunnen blijven. Wetenschappers gebruiken nu nog steeds de bewegingswetten van Newton om ervoor te zorgen dat satellieten in de hoogte blijven.
4
De eerste satelliet was een glanzende metalen bal met een diameter van ongeveer een meter en een gewicht van 83 kilogram. Hij had vier lange antennes waarmee hij vanuit zijn radiobaken radiosignalen kon uitzenden. Spoetnik 1 cirkelde op een hoogte van 100-300 kilometer om de aarde en bleef zes maanden in de ruimte. Toen viel hij geleidelijk terug naar de aarde en verbrandde hij in de hoge atmosfeer als de eerste kunstmatige ‘vallende ster’.
5
Tekst 2
Het heelal doorheen de geschiedenis
1
Mensen hebben altijd al geprobeerd hun omgeving te doorgronden. Naarmate men meer dingen ontdekte, ontstonden er ook nieuwe meningen over het heelal. Aanvankelijk probeerden ze de werking van het zonnestelsel te verklaren. Later, wanneer men ook verder afgelegen voorwerpen ontdekte, werd het heelal een stuk groter. Ontdekkingen van nieuwe hemellichamen deden nieuwe vragen rijzen. De goden speelden een belangrijke rol in de Babylonische visie (3500 jaar geleden) van het heelal. De zon, de maan en de planeten maakten deel uit van de hemel en de aarde was een grote, ronde en holle berg die op water rustte en de hemel ondersteunde. De Grieken zagen de aarde als het centrum van het heelal. De zon, de maan en vijf planeten draaiden errond. De onbeweeglijke sterren lagen daarachter. Copernicus ontwikkelde 2 in de 16de eeuw een systeem dat aan de basis ligt van de huidige kennis over het heelal. De aarde draait in één dag rond 3 zijn eigen as en maakt in één jaar een baan rond de zon. De aarde is gewoon een van de planeten. Astronomen leerden in de 20ste eeuw veel over de structuur, de grootte en het ontstaan van het heelal. 4 De Melkweg is niet het enige melkwegstelsel, er zijn er miljoenen. Het heelal zou ongeveer 15 miljard jaar geleden ontstaan zijn in een gigantische ontploffing: de big bang of de oerknal. Sindsdien is het heelal steeds verder geëvolueerd en uitgedijd.
Naar: Wetenschap en techniek, Van atomen tot zonnestelsel
Tekst 3 Indigo is een prachtige blauwe kleur die vroeger in hoofdzaak uit de tropische indigoplant werd bereid. (1) Tegenwoordig bekomt men deze kleur in Europa uitsluitend synthetisch. (2) Jeans is een indigo blauwe stof, gemaakt van een sterke katoensoort, afkomstig uit Nîmes. (3) Het is ook de naam voor broeken die uit deze stof zijn gemaakt. (4) Het woord jeans is afgeleid van Gênes. (5) Dat is Frans voor Genua: een Italiaanse havenstad waar zeelieden stoere werkbroeken droegen. (6) Levi Strauss kwam tijdens de goud zoekersrage rond 1800 naar San Francisco in Californië. (7) Zijn eerste werkbroeken voor de mijnwerkers waren geknipt van bruine tentdoek. (8) Enkele jaren later begon hij denim jeans te gebruiken. (9) In 1872 kreeg Strauss een patent voor zijn sterke broeken. (10) Naar: Mode-encyclopedie
OUT/NIEUW
23
Tekst 4
Virtuele 1
5
10
15
20
25
zaken
Dankzij het internet kunnen groepen mensen of bedrijven op verschillende plaatsen even nauw samenwerken alsof de groepen mensen of bedrijven samen op kantoor zitten. Door het internet is de manier waarop mensen werken aan het veranderen. Door het internet komen er allerlei nieuwe mogelijkheden. Telewerken. Het is gemakkelijker geworden om computerbe Met een laptopcomputer en een mobiele telefoon kan standen over de hele tegenwoordig iedere plek een ‘kantoor’ worden, zelfs een auto! wereld te sturen. Mensen die met gegevens werken, kunnen hun werk overal doen. Het is niet logisch meer om elke dag een paar uur van huis naar kantoor te moeten reizen. Mensen die met gegevens werken, hebben genoeg aan een computer, een telefoon en een internetverbinding. Mensen die met gegevens werken, kunnen gemakkelijker van thuis werken. Mensen die met gegevens werken, kunnen hun werktijd anders indelen. Mensen die met gegevens werken, zouden hun kinderen van school kunnen halen.
30
35
Als meer mensen thuis werken, levert dat minder files (boven) en luchtvervuiling op, doordat mensen dan minder vaak in de auto stappen.
45
Een mobiel kantoor. De spullen waarmee vroeger een heel kantoor vol stond, kun je in één tas meedragen. De laptop, de mobiele telefoon, de draagbare printer … Draagbare kleurenprinters zijn iets groter dan een boek. De inktjetprinters kunnen ‘achterstevoren’ werken. De inktjetprinters kunnen documenten inlezen in de computer.
Naar: Ian Graham, Media in de wereld, netwerken
24
Het telekantoor. Een telekantoor is een buurtkantoor dicht bij het huis van de werknemers. De werknemers werken met de apparatuur en de internetverbin dingen. De apparatuur en de internetverbindingen zijn beschikbaar in het telekantoor. De kantoorruimte en de apparatuur worden in het telekantoor per uur of per dag gehuurd.
DEEL 1
40
Tekst 5
Een godin op onze wegen 1
5
10
15
20
25
30
Jaarlijks worden er in ons land bijna 1 miljoen auto’s geassembleerd. Maar de productie van echte Belgische wagens is bijna onbestaand. Vroeger was dat anders. Vóór 1940 waren er tientallen merken op de markt en het bekendste Belgische merk, Minerva, leverde ‘automobielen’ aan keizers, koningen, maharadja’s, filmsterren en industriëlen, onder wie zelfs autofabrikant Henri Ford. Het begon allemaal heel klein. In 1868 werd in Amsterdam Sylvain de Jong geboren. Op dertienjarige leeftijd verhuisde hij met zijn ouders naar Brussel. Toen zijn broer Albert een zaak begon waar ook Engelse fietsen werden verkocht, raakte hij gepassioneerd door de mechanica. Hij reisde naar Engeland om er de knepen van het vak te leren en in 1895 startte hij een eigen fietsproductie. In 1897 richtte Sylvain de Jong samen met zijn broer een fietsenfabriek op. Als merknaam koos hij Minerva,
35
40
de naam van de godin van de handwerkers. Hij begon in die periode ook te knutselen aan driewielers met een motor. Zijn motorfietsen hadden succes en werden zelfs naar het buitenland geëxporteerd.
70
gingen bevallen, kregen toch nog een loon en voor iedereen was er betaalde vakantie. Al deze sociale regelingen waren in die tijd heel revolutionair!
Sylvain de Jong lanceerde ook het idee om alle Europese Gestimuleerd door dit succes autofabrikanten te verenigen startte hij in 1904 met de en om samen een gestandaarbouw van auto’s. De eerste diseerde auto te maken. exemplaren wogen slechts Maar toen brak de Eerste 80 Wereldoorlog uit. Het plan 250 kg en boden plaats aan twee personen. Ze waren niet werd niet gerealiseerd. duur en dat was een van de redenen waarom de Minerva Na de oorlog ging Sylvain de ook in Engeland een enorm Jong door met de productie. succes kende. Zijn agent daar In 1925 maakte hij 2500 wawas Charles S. Rolls, die later 85 gens per jaar, een bijzonder zelf de Rolls Royce op de hoog aantal voor de productie markt zou brengen. van uitsluitend luxewagens. Toen de Jong op 26 april 1928 In 1908 richtte Sylvain de overleed, werkten er wel Jong te Antwerpen de auto- 90 6000 arbeiders in zijn fabriek, fabriek “Minerva Motors” maar het economische op. Vijf jaar later hadden klimaat veranderde snel. Na de Minerva’s reeds talrijke 1930 werden er nog nauweprijzen behaald in autoraces lijks 120 stuks geproduceerd 95 en op de internationale markt en werkten er in de autofabriek al 3000 arbeiders. Die kon de Minerva niet meer arbeiders werden bijzonder concurreren met de andere goed behandeld. Zo was er luxemerken. In 1935 volgde voor de werknemers een het bankroet. Het was het vakantietehuis in Blanken- 100 einde van een glorierijke berge. Mannen die in het periode in de Belgische autoleger moesten of vrouwen die productie. 75
45
50
55
60
65
Naar: Ian Graham, Media in de wereld, netwerken
1.27
1.28
2 Lees de teksten nu globaal en beantwoord de vragen in je werkboek. 3 Lees daarna de teksten intensief en ga opnieuw naar je werkboek voor de vragen hierbij.
OUT/NIEUW
25
| 7 | Taal en taal is twee
taalbeschouwing
Formele en informele taal In je werkboek vind je de opdrachten bij deze twee teksten. 1.29-1.30
A
B
Geachte lezer
Voor u ligt het eerste nummer van het maandblad 'Geldzorg zonder zorgen'. In dit nummer bespreken we de invloed van uw inkomen op uw uitgaven, gaan we dieper in op de mogelijkheden van geldbele ggingen en bekijken we met u hoe u meer uit uw beleggingen kunt halen. Vanaf deze maand vindt u ons maa ndelijks in de betere dagbladhandel. Voor een abonnement op ons blad kunt u stee ds met de klantendienst contact opn emen. Wij hopen u via 'Geldzorg zonder zorgen' zo goed mogelijk op de hoo gte te houden van het laatste nieuws op de financië le markten.
26
DEEL 1
| 8 | Hang een schilderij op van poëzie
poëzie
‘¿Qué es poesía?’ dices mientras clavas en mi pupila tu pupila azul. ‘¿Qué es poesía?’ ¿Y tú me lo preguntas? Poesía … eres tú. Gustavo Adolfo Bécquer (1836 – 1870)
‘Wat is poëzie?’ vraag je, terwijl je blauwe ogen in de mijne kijken. ‘Wat is poëzie?’ En dat vraag je aan mij? Poëzie … dat ben jij!
Beantwoord nu de vragen in je werkboek. 1.31-1.32
1
Grootmoeder
Vanonder mijn wimpers bespied ik je, de rimpels in je voorhoofd, je bril op de neus gezakt, zoek je naar het gaatje in de naald en in de kous. 5 Je adem gaat zo schriepend, hijgend onrustig, zo buiten adem; eigenlijk ben ik wel wat bang van jou van oude mensen zo dichtbij en ik weet niet hoe dat komt 10 want ik geef zoveel om jou. Je krimpt zo ineen, je vel schrompelt samen onder je kin, je beeft en grijnst als je lacht. Dan grijp ik mijn fiets en koers 15 en koers heel hard rond het huis tot ik helemaal bezweet en buiten adem ben. 1
Armand van Assche
OUT/NIEUW
27
2 Een kinderspiegel ‘Als ik oud word neem ik blonde krullen ik neem geen spataders, geen onderkin, en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond alleen wat kraaienpootjes om mijn ogen. Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik en niemand gaat ooit liegen tegen mij. Ik neem niet van die vieze vette grijze pieken en ik ga zeker ook niet stinken uit mijn mond. Ik neem een hond, drie poezen en een geit die binnen mag, dat is gezellig, de keutels kunnen mij niet schelen. De poezen mogen in mijn bed de hond gaat op het kleedje. Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars. Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is de hele dag en ook de hele nacht blijven wij alsmaar bij elkaar.’ Judith Herzberg
3
Ik ben wie ik ben Ik ga me niet omtoveren
28
DEEL 1
4
Vanzelf
7
De rups wordt vlinder. De bloesem wordt kers.
Stoplicht Bij groen licht mag je verder gaan bij rood moet je stoppen maar wat doe je nou als het blauw wordt
Het jaar gaat van de zomer over in de herfst.
met oranje en paarse noppen? Shel Silverstein
De boom begint te kalen. De vogel verlaat het nest. En jij wordt groot, maar minder vanzelf dan de rest. Bas Rompa
8
Er was eens Een computer tegen een muis: Eindelijk is dat kind niet thuis! Dat getokkel op mijn klavier Geen seconde rust heb ik hier Een virus, daar smacht ik naar
5
poëzie (v.; - en, w.g.) [´< Fr. Poésie < Lat. poësis < Gr. poièsis (lett. het maken)], dichtkunst
Uit: van Dale
6
… soms is poëzie zweven op een touwtje een lichtvoetig vlindervrouwtje een papieren vouwtje bengelend aan het kommatouwtje tussen je vers (lange pauze) verfrommeld blad …
— echt waar. Oh — één dag... chat-vrij — één dagje maar
Nele De Cock
9 Soms is schrijven roepen in een bos waarin angstbomen nader komen en modder je naar beneden zuigt dan komen woorden los en is het witte blad die hoge wolkenklad die even naar je wuift terwijl je pen (lange pauze) over het papiertje schuift … Uit: Jeugd en poëzie
OUT/NIEUW
29
10
auto Uit liefde voorordzijneronde lt op do De nieuwe golf va en … en vloeiende vorm d lstaan om beroem vo s er tt le e el nk E e generatie ESP. uw ie N n. de or w te
STEUNPUNT - Inhoud van gedichten
Ze roepen vaak beelden of gevoelens op: - ze vertellen ons meer dan wat we op het eerste gezicht zien, lezen, horen of erbij denken. Ze spreken je soms onmiddellijk aan, of helemaal niet: - ze ontroeren je of maken je razend kwaad …; - sommige lijken eerst wel zonder betekenis, zonder inhoud of gevoelens, maar hoe meer je ze herleest, hoe meer je erin ontdekt.
Vorm van gedichten
Je herkent ze vaak aan de vorm: - korte tekstblokken of strofen, - korte regels tekst of verzen. Ze kunnen rijmen, maar dat hoeft niet.
Ging je in de bibliotheek al eens op zoek naar een dichtbundel? Het loont de moeite! Ga zelf op jacht en kies een gedicht uit dat je ‘bekoort’. Stop het in een kadertje en vertel de anderen waarom je dat gedicht koos. Let daarbij op de vorm, de inhoud, de gevoelens …
30
DEEL 1
| 9 | Gestructureerd
leren leren
Schematiseren De opdrachten bij deze tekst vind je in je werkboek. 1.33-1.37
Toerisme in Europa fig. 1
1
Europa kent overal toerisme, maar niet overal in dezelfde mate. We zetten de belangrijkste regio’s op een rijtje.
5
Als eerste komt Noord-Europa aan de beurt. Deze regio heeft de natuurliefhebber veel te bieden (fig. 1). Bergen, bossen en meren wisselen elkaar af. De toeristische infrastructuur buiten de grote steden beperkt zich echter tot kleine campings of bungalowparken langs meren en rivieren.
10
15
20
In West- en Centraal-Europa heeft het toerisme verschillende gezichten. Waar landen aan zeeën grenzen, doet zich het massastrandtoerisme voor. De kustlijn is er meestal volgebouwd met hotels, bars en restaurants. In het binnenland beperkt de verblijfsinfrastructuur zich meestal tot kleine hotels of pensions in pittoreske dorpjes. Over het hele gebied verspreid liggen cultuurhistorische steden die een toeristisch graantje meepikken. De nodige hotels en uitgangsmogelijkheden zijn ook hier aanwezig. Een derde toeristische trekpleister is Zuid-Europa. Deze regio trekt, dankzij zijn warme, droge zomer, heel veel mensen uit alle hoeken van Europa. De infrastructuur is dermate verscheiden dat iedereen een plekje vindt. In het topseizoen is er echter een oververzadiging, wat voor heel wat problemen zorgt.
Oost-Europa is toeristisch nog niet echt ontwikkeld. De accommodatie is vaak niet aangepast aan de toch wel veeleisende West-Europese toerist. Kuuroorden, oorden voor sociaal toerisme en vooral cultuurhistorische steden doen heel wat fig. 2 25 inspanningen om de toerist te lokken.
30
35
Ten slotte zijn ook de berggebieden belangrijke toeristische attractiepolen in Europa. Ze trekken het grootste aantal toeristen in de winter. Die komen er vooral om te skieën (fig. 2). De zomer is niet langer een ‘stil’ seizoen voor berg streken, want de infrastructuur die in de winter skiërs naar boven brengt, doet hetzelfde met wandelaars of mountainbikers.
Naar: Globaal 2
OUT/NIEUW
31
STEUNPUNT – Schematiseren 1
Door een tekst te schematiseren, kun je hem gemakkelijker begrijpen. In een schema maak je de inhoud van een tekst voor jezelf duidelijker. 2 Bij het opstellen van een schema kun je dit stappenplan gebruiken. a Bekijk de buitenkant van de tekst (= oriënterend lezen). b Zoek het centrale thema (= globaal lezen). c Stel per alinea de hoofdvraag (= intensief lezen). d Onderstreep de antwoorden op de hoofdvragen bondig. Zo krijg je de hoofdzaken van de tekst op een rijtje. Dat zijn de kernwoorden (= intensief lezen). e Omcirkel de signaalwoorden. f Breng de kernwoorden met elkaar in verband in een schema. 3 Teksten kun je op verschillende manieren scheBv. matiseren. Bij een opsommende tekststruc CT: tuur past onder andere een lineair schema of tekstschema. Daarvoor plaats je de delen van de 1 H1 opsomming onder elkaar. Je maakt gebruik van signaaltekens (nummers, streepjes, blokjes …) 2 H2 om de structuur duidelijk te maken. Het centrale 3 H3 thema vormt de titel van je schema. Ook een boomschema is mogelijk. Je vertrekt vanuit het centrale thema. Het vormt als het ware de stam van de boom. De hoofdzaken vormen de takken van de boom. Bv. H1
CT H3
H2
| 10 | Expressie Met je mond kun je méér dan alleen maar spreken. Met je ogen kun je méér dan alleen maar lezen. Met je handen kun je méér dan alleen maar schrijven. Met je oren kun je méér dan alleen maar luisteren. Met je lijf kun je méér dan alleen maar zitten op je stoel … Wat doe je er nu al mee? En als je nu je fantasie gebruikt: wat kun je er dán mee?
Je leraar geeft je nu enkele opdrachten waarbij je dat kunt ervaren. 32
DEEL 1
STEUNKAART Samenvatting 1
Naargelang van het aantal sprekers heb je verschillende gespreksvormen: - de monoloog: er is slechts één persoon aan het woord; - de dialoog: er zijn twee sprekers; - de polyloog: verschillende sprekers voeren het woord. 2
Een instructie is een uitleg die bestaat uit verschillende stappen of handelingen. Een instructie bestaat uit bevelende zinnen, waarbij de volgorde uiterst belangrijk is. Instructies hebben altijd een bepaalde bedoeling: iemand iets laten maken of iets laten doen.
3
Een formulier is een document dat bestaat uit een reeks vragen die je moet beantwoorden. Je kunt om verschillende redenen een formulier invullen. Lees altijd aandachtig de vragen voor je het formulier invult.
4
Je kunt strips en verhalen indelen volgens soort of genre. Veel voorkomende genres zijn avonturenverhalen, detectives, dierenverhalen, familieverhalen, historische verhalen, westernverhalen, sciencefictionverhalen en humoristische verhalen. Soms is de plaats (ruimte) waar en de tijd waarin een verhaal zich afspeelt, erg belangrijk om je te kunnen inleven in de personages en de verhaallijn.
5
Om een tekst te lezen, maak je gebruik van diverse leesstrategieën. Elke strategie heeft zijn bedoeling: - oriënterend lezen: basisinformatie zoeken; - globaal lezen: het centrale thema zoeken en voorkennis activeren; - intensief lezen: de tekst volledig begrijpen om inhoudsvragen te beantwoorden; - zoekend lezen: snel en efficiënt informatie zoeken in een tekst.
OUT/NIEUW
33
6
7
Elke tekst heeft een opbouw nodig. Nogal wat zakelijke teksten zijn ingedeeld volgens dit model: - inleiding: in dit eerste, korte deel maak je kennis met het centrale thema; - midden: in het tweede deel vind je alle informatie, vaak onderver- deeld in verschillende alinea’s; - slot: daarin krijg je vaak een samenvatting of herhaling van de belangrijkste informatie. Een goede zakelijke tekst moet aan een aantal voorwaarden voldoen: de tekst moet een inhoudelijke en logische samenhang hebben; de zinnen moeten met elkaar verbonden zijn door verwijswoorden of verbindingswoorden en ook de alinea’s moeten met elkaar verbonden zijn door signaalwoorden of signaaltekens. Het verband tussen de alinea’s noem je de tekststructuur. Signaalwoorden en -tekens maken duidelijk om welke structuur het gaat. Bij de opsommende structuur volgen de verschillende elementen elkaar op zonder ander verband. In een tekst met een beschrijvende structuur staat beschreven hoe iets eruitziet, welke typische kenmerken het heeft, hoe het werkt … In dat soort teksten staan geen signaalwoorden, je kunt alleen naar de inhoud kijken. Afhankelijk van de persoon tot wie je je richt of van de situatie of het medium dat je gebruikt, pas je je taal aan. Informele taal is dagdagelijkse taal, formele taal gebruik je wanneer je je bv. richt tot onbekenden.
8 Gedichten
roepen vaak beelden of gevoelens op. Je herkent ze aan de vorm: de strofen en verzen. Gedichten kunnen rijmen, maar dat hoeft niet.
9
34
Door een tekst te schematiseren, kun je hem gemakkelijker begrijpen. In een schema maak je de inhoud van een tekst voor jezelf duidelijker.
DEEL 1
lees g roeiboek Een Leesgroeiboek? Je kent het vast nog wel uit Nieuw Netwerk Nederlands 1. In je Leesgroeiboek bewaar je alles wat je leest en schrijft. Fictie of non-fictie, lang of kort, informatief of emotief … Het zit er allemaal in. Je Leesgroeiboek van dit jaar bouwt verder op het boek dat je vorig jaar startte. Het helpt je verder te ontdekken welke lezer je bent. Het Leesgroeiboek werkt nog steeds als volgt. 1 Maakte je vorig jaar al een Leesgroeiboek? Haal het boven water. Dit jaar groeit je eigen Leesgroeiboek verder met je mee. De map blijft je eigen boekgeheugen, je letterdatabank, je bibliobox. 2 Op het einde van delen 1, 3, 5 en 6 vind je een leesgroeiopdracht. In deel 2 en 4 ga je op een andere manier met literatuur, muziek en reizen aan de slag.
Leeszoekopdrachten en tekstfragmenten vind je op het einde van elk deel. a Leesgroeiopdrachten
lost ieder voor zich op. Die opdrachten helpen je ontdekken wat voor een lezer jij bent. b Leeszoekopdrachten los je alleen of in groep op. Hier wordt je kennis over een fragment op de proef gesteld. c Leesvoeropdrachten los je alleen op: daarvoor moet je zelf op zoek naar een boek en moet je je beste beentje voorzetten. Je vindt de opdrachten op blz. 48. Heb je nog geen Leesgroeiboek? Geen probleem. Je eerste Leesgroeiopdracht zorgt ervoor dat je helemaal mee bent. ‘Boeken eten je voorraad niet op, ze drinken je koelkast niet leeg, pikken je kleren niet, gaan niet op vakantie, slapen niet, laten geen scheten, spelen geen dubbelspel, laten je niet in de steek als je ze nodig hebt, moeten niet betaald worden, moeten niet geschilderd worden, voelen zich niet depressief, hebben geen menopauze, moorden niet, martelen niet en vechten geen oorlogen uit – ze kunnen ze wel veroorzaken – en ze doen niets anders dan er goed uitzien en lekker ruiken, terwijl ze klaarstaan om met ze te doen wat je maar wilt, zoals bijvoorbeeld ze te lezen.’ Uit: Aidan Chambers, De Tolbrug
OUT/NIEUW
35
lees g roeiboek A Leesgroeiopdrachten 1
2
4
3
6
5
7
8
10
9
36
DEEL 1
B Leeszoekopdrachten Op het einde van elk deel zul je in dit boek een aantal teksten en fragmenten terugvinden. Ze hebben elk op hun manier wel iets te maken met dat deel. Bij elk fragment horen een aantal leeszoekopdrachten over de tekst. Los die opdrachten alleen of in groep op. B.1 De vergissing
Eén 1
Onze ontmoeting was een vergissing. Ik was in Parijs voor een vakantiecollege over kwantumfysica dat gegeven werd door de Amerikaanse professor Richard Baker, een wereldautoriteit op dat gebied.
5
Het college ging door in een zeventiende-eeuws paleis. Vreemd genoeg had professor Baker in dat historische pand vijf jaar eerder een aantal ultramoderne laboratoria laten onderbrengen. De buitenwereld weet alleen dat hij daar met kwantumtechnologie experimenteert.
10
Weinigen beseffen wat dat betekent, ook de politici niet die hem het paleis ter beschikking stelden of de sponsors die met het benodigde geld over de brug kwamen. En ook de pers niet, die hem dus met rust laat. Ik had een artikel van hem gelezen over de theoretische mogelijkheden van teleportatie en ik was erdoor gefascineerd. De meeste eigenschappen van kwantumfy-
15
sica gaan in tegen elke vorm van logica en gezond verstand en net daarom zijn ze voor sommige onderzoekers zo boeiend. Onderzoekers die nieuwe uitdagingen zoeken. Onderzoekers zoals ik er in mijn jongensdromen ooit een hoopte te worden. Wetenschap en technologie hebben me altijd al geboeid. Op mijn negende haalde ik uit pure nieuwsgierigheid een pc uit elkaar en stak hem ook weer ineen. Dat
20
maakte zoveel indruk op mijn ouders dat ik vanaf dan voor nieuwe hardware altijd bij hen terechtkon. Voor software trouwens ook. Ik maakte de onvoorstelbare evolutie van steeds meer geheugenruimte mee, maar ik besefte vrij vlug dat dat een doodlopend straatje was. Van het steeds maar kleiner maken van de chips in de computers komt het einde stilaan in zicht.
25
Toen las ik over kwantumfysica en ik was verkocht. Kwantumcomputers zouden dat probleem immers definitief oplossen. Zo kwam ik in de paasvakantie in Parijs
OUT/NIEUW
37
lees g roeiboek terecht. Toen ik de eerste avond naar het college reed – met de bus, dat leek me leuker dan de kille metro – was er in het centrum van de stad een betoging van migranten aan de 30
gang. Het toch al hectische verkeer werd nog definitiever in de war gestuurd. Ik moet hierbij vertellen dat de lente plotseling was komen aanwaaien en dat over de hele stad een gespannen sfeer van verwachting hing. De spandoeken van de betogers leken meer op feestelijke vlaggen, hun provocerend bedoelde slogans klonken als versregels. Ik keek door het raam van de bus en las de opschriften. Stemrecht nu. Gelijke rechten,
35
gelijke kansen. Dit had evengoed Antwerpen, Londen of Madrid kunnen zijn, maar de boulevards met de illustere namen, de Seine en het stralend verlichte silhouet van de Eiffeltoren bewezen dat het Parijs was. De bus had natuurlijk vertraging. Zo kwam het dat de andere cursisten allang naar binnen waren toen ik eindelijk hijgend en zwetend aankwam. Ik duwde de monumen-
40
tale toegangsdeur open en keek vertwijfeld of iemand me in de immense hal de weg kon wijzen. Maar de balie met het vriendelijke bordje Informations was verlaten en nergens viel er iemand te bespeuren. Op goed geluk opende ik een aantal deuren. Na tien minuten was ik hopeloos verdwaald in de doolhof van gangen en trappen. Ik vervloekte mijn onbezorgde vakantiehouding. Als ik die dag het paleis had verkend in plaats van langs
45
de Seine te flaneren of als ik, zoals miljoenen anderen, de metro had genomen, dan was dit niet gebeurd. Eigen schuld, dikke bult, zou Esther zeggen, maar de zon had zo vrolijk geschenen en de stalletjes langs de rivier hadden vol avontuurlijk ruikende boeken gelegen en vol schilderijtjes waarvan de waterverf nauwelijks was opgedroogd. Ik trok de zoveelste deur open en stond op een bemost arduinen bordes dat uitkeek over
50
een schemerig binnenplein. Het enige licht kwam uit een paar hoge ramen die op het pleintje uitgaven. Aan het vierkantje hemel tussen de hoge gebouwen verschenen aarzelend de eerste sterren. Dat verbaasde me, want boven het helverlichte Parijs waren sterren zeldzamer dan edelstenen op een Noordzeestrand. Toen dacht ik er niet meer aan hoe vreemd dat wel was, want ik zag haar. Of beter
55
gezegd: eerst zag ik de draagstoel waarin zij zat en die door twee als lakeien geklede mannen voor het bordes werd neergezet. Ze schoof het gordijntje weg, een lakei opende diep buigend het deurtje, klapte een trede naar beneden en ze stapte uit, haar wijduitstaande rok in een elegant gebaar eventjes omhoogtillend. Ik stond als door de bliksem getroffen. Ik weet dat dat een cli-
60
ché is, maar het drukt precies uit wat ik voelde. Ik heb nooit veel belangstelling voor meisjes gehad. Esther, een meisje uit mijn klas, beschouwt zichzelf als mijn vaste vriendin. We hebben weleens gezoend en wat gescharreld op haar kamer, maar het heeft me nooit echt beroerd. Meisjes en kwantumfysica
38
DEEL 1
gingen niet samen, dat had ik al heel jong beseft. Een paar van mijn vrienden redeneer65
den net zo, maar bij hen ging het dan om voetbal of informatica. Nu ik dit meisje zag, was het alsof ik tegen een lantaarnpaal was gelopen. De sterren van de striptekenaars verschoten voor mijn ogen en ik hoorde honderd klokken bonzen. Nooit eerder had ik een meisje gezien als zij. Een jonge vrouw gekleed voor een gekostumeerd bal. Achttiende-eeuws of iets dergelijks en, voor zover ik het kon beoordelen,
70
perfect tot in de kleinste details. Van de wijduitstaande rok met plooitjes en linten, de blouse met de wijde mouwen en het duizelingwekkende decolleté tot het dubbele parelsnoer dat om haar keel spande. De draagstoel en de lakeien pasten er als vanzelfsprekend bij. Haar gezicht, geheven naar de bovenverdiepingen, zodat het licht er vol op viel, was jong en knap, niet met de trekken van kandidaat-missen van dertien in
75
een dozijn, maar opvallend krachtig, met sterke jukbeenderen en een autoritaire mond. Overrompelend was ze. Adembenemend in de letterlijke betekenis van het woord. Professor Baker en zijn college over kwantumtechnologie waarvoor ik naar Parijs was gekomen, waren op slag vergeten. Als verdoofd liep ik langs de brede stenen trap naar beneden.
80
Ze zei iets, maakte een gebaar met haar hand en de lakeien trokken zich met de draagstoel terug. Toen zag ze mij, want ze bleef staan en keek me verwonderd aan. ‘Monsieur.’ Het was eerder een vraag dan een begroeting. ‘Mademoiselle.’
85
Het scheelde weinig of ik maakte een buiging, zo sterk was de betovering die van haar uitging. Haar ogen hadden de kleur van amber en honing. Een meisje met gouden ogen. Haar parfum was zwaar en zwoel en maakte me duizelig. Opnieuw keek ze naar de ramen, haar fijne, perfect gebogen wenkbrauwen schoven een millimeter omhoog en in haar blik lag opnieuw verbazing. Later zou ze me vertellen dat
90
ze nooit eerder zo’n vreemd licht had gezien. ‘Het licht van kaarsen en fakkels danst, er huppelen schaduwen doorheen en die geven het licht kleur, geel en roze en ros, ze maken het levendig en speels. Het licht achter deze ramen was roerloos, dood. Ik had nooit eerder iets dergelijks gezien.’ ‘Kunt u me zeggen, monsieur ...?’
95
Haar Frans had een vreemd, onweerstaanbaar accent dat nog versterkt werd door haar hese stem. Kwam ze uit het zuiden, uit de Provence misschien, waar druiven, zon en lavendel de taal hebben gekruid? ‘Misschien kunt u ...’ Haar blik gleed van mijn hoofd keurend over mijn T-shirt en jeans tot op mijn loop-
100
schoenen en haar wenkbrauwen bleven hoog opgetrokken.
OUT/NIEUW
39
lees g roeiboek ‘De soiree, monsieur. Ik kom voor de soiree musicale van monsieur en madame de Rogue. Ik was er zeker van dat dit het juiste plein en het juiste uur was, maar nu ...’ ‘Het spijt me’, zei ik. 105
Dat meende ik ook. Ik had haar alle wegen van de wereld willen wijzen, maar nu ik zelf hopeloos verdwaald was ... ‘Het spijt me, mademoiselle, ik ben hier zelf vreemd.’ Ze lachte en die lach bracht me nog meer in verrukking. Voor het eerst in mijn leven begreep ik het zweverige gepraat van dichters over maneschijn en rozengeur
110
en snel kloppende harten. Het mijne klapwiekte alsof het zich uit zijn kooi bevrijden wilde. ‘Dan zoeken we toch samen, monsieur.’ Ik boog galant.
115
‘As you wish’, zei ik. Het Engels ontsnapte me en ik verwenste mezelf erom, want ze leek me niet te verstaan. Ze glimlachte aarzelend – een glimlach die
120
haar gezicht op deed glanzen als een nieuwe ochtend – en vroeg: ‘Vous dites, monsieur?’ Ik wist dat haar beleefdheid was als een kunstig aangebracht
125
laagje vernis waar haar echte, bruisende en wervelende aard onder verscholen zat. ‘Er is geen soiree musicale’, zei ik.
130
‘Pardon?’ ‘Ik heb hier wel een halfuur rondgedwaald’, herhaalde ik. ‘Er is geen soiree. Als die er wel was, zou ik de muziek hebben gehoord
135
of de andere genodigden hebben gezien. Er is een college van professor Baker. Dat is ...’
40
DEEL 1
‘Madame de Rogue heeft me de invitatie persoonlijk overhandigd’, zei ze. Haar fijne tanden beten in haar onderlip. ‘Ik weet zeker dat het vandaag was.’ 140
Ik kreeg de stellige indruk dat we naast elkaar door praatten. Ze stak haar hand op en vanuit het donker van de poortgang verschenen de lakeien met de draagstoel. Toen ze instapte, haar rokken in één bevallige zwaai bij elkaar nemend om door het smalle deurtje te raken, zei ze: ‘Au revoir, monsieur.’ De lakeien hieven de stoel omhoog en liepen gehaast weg. Even rimpelde het gor-
145
dijntje. (…) Cathérine de Beaurivelle liet zich met gesloten ogen meedeinen op het ritme van de dragers. Wat een onvoorstelbaar vreemde man, dacht ze. Nog bijna een jongen. Zijn kleding
150
was het vreemdste wat ze ooit had gezien. Pover, op het randje van armoedig, maar ánders. Zoals zijn accent. Misschien was hij een zeeman, die raakten soms verdwaald tot in Parijs, of een reiziger aangewaaid uit exotische landen. Daarna vergat ze hem. Hoe was het mogelijk dat ze zich zo van dag had vergist? Dagenlang had ze ernaar uitgekeken en nu liep ze het op zo’n domme manier mis.
155
‘We moeten voorzichtig zijn’, had monsieur de Rogue gezegd. En madame de Rogue had haar wijsvinger op haar gesloten lippen gelegd en samenzweerderig geknipoogd. ‘Ik zal op het geschikte moment een lakei sturen met de boodschap dat we een soiree musicale geven. Dat zal het afgesproken sein zijn. Aarzel dan niet. Breng geen
160
reisgoed mee, dat zou alleen maar argwaan wekken. In de koets, die op het binnenplein zal klaarstaan, zullen reiskleren liggen. Een bediende zal je opwachten.’ Hij had het kleine – zo klein dat het niet eens een naam had – verlaten binnenplaatsje uitgekozen omdat er ’s avonds nooit iemand kwam, zodat ze zeker niet gestoord zouden worden.
165
Maar er had op het afgesproken uur geen koets gestaan, geen lakei om haar te begeleiden en achter de ramen had niet het vertrouwde licht geschenen. Ze was op een of andere manier te laat gekomen en de anderen waren zonder haar vertrokken. Of waren de spionnen van de Conventie achter hun plannen gekomen en zaten haar reisgezellen nu al gevangen in de Conciergerie of de Temple? In elk
170
B.1
geval was haar laatste kans om de stad te ontvluchten nu definitief verkeken. Uit: Paul Kustermans, De vergissing
OUT/NIEUW
41
lees g roeiboek B.2 De ijzeren wil De geest Willen, denken en voelen 1
Wanneer je sciencefictionfilms en -boeken moet geloven, dan wordt de aarde over een tijdje overspoeld met kunstmatige wezens. Stalen monsters met computers in hun hoofd die het niet al te best met ons
5
voor hebben. Gelukkig duurt dat volgens die films nog wel een tijdje en maken wij de strijd tussen de wezens van vlees en bloed en de ijzeren machines niet meer mee. Het onderwerp van die films is natuurlijk vooral spec-
10
taculair en geeft aanleiding tot mooie effecten, maar is niet gebaseerd op een werkelijke verwachting. We weten niet hoe de wereld er over honderd jaar uitziet en als we het denken te weten, dan weten we het waarschijnlijk fout. Maar toch komt het idee van de robot die zelfstandig kan handelen en denken ook niet helemaal uit de lucht vallen. Er is de afgelopen decennia namelijk nogal wat gebeurd
15
op het gebied van de machine en in het bijzonder op het gebied van het machinebrein: de computer. Was een beetje computer in de jaren vijftig van de vorige eeuw zo groot als een huis, en kon hij aardig staartdelingen maken, tegenwoordig verslaat een computer ter grootte van een pakje sigaretten bijna ieder mens in de ultieme denksport scha-
20
ken. Tel daar nog eens vijftig jaar bij op en je begint je af te vragen wat voor superbrein straks in een pakje sigaretten past. Het is niet uit te sluiten dat kunstmatige wezens uitgerust met dergelijke superbreinen in de toekomst voor onprettige verrassingen gaan zorgen. Maar gelukkig, als we de films ook hierin moeten geloven, overwinnen wij de machines uiteindelijk wel weer.
25
Het blijven tenslotte maar machines. Zielloze apparaten die programma’s afdraaien, maar als het erop aankomt toch net iets missen. Computers zijn bijzondere machines; wij zijn nog een tikkeltje bijzonderder. Vinden we. Wij kunnen denken, wij doen dingen met een bedoeling, we hebben een wil, we kunnen van elkaar houden, we ervaren emoties. Bovendien zijn we ons van onszelf bewust. Allemaal
30
zaken waarvan het de vraag is of een machine het ooit zal kunnen. En dat is precies het onderwerp van dit boek. Dit boek gaat over de vraag in hoeverre machines over een geest kunnen beschikken. ‘Geest’ is misschien een beetje een pathetisch woord – alsof hij op vrijdag de
42
DEEL 1
dertiende wraak komt nemen – maar wat mij betreft is het een verzamelwoord 35
voor al die geestelijke activiteiten en eigenschappen die we uitvoeren en waarover we beschikken: een wil, het denken, bewustzijn, geloof, hoop en liefde. Kan of heeft een machine dat ook allemaal? Wij denken uniek te zijn als het om onze geest gaat: konijnen en andere beesten hebben zoiets niet of in mindere mate en computers kunnen het nooit hebben. Maar is dat idee terecht? (…) Het brein Drie pond denkend vlees
1
Het is logisch dat een boek over de geest – al of niet kunstmatig – begint bij de plek waar de menselijke geestelijke vermogens op de één of andere manier vandaan lijken te komen: het brein. Hoe de relatie tussen ons brein en onze geest is, is niet helemaal duidelijk. Maar één ding is zeker: als ik je brein amputeer, kun jij
5
niet meer denken, weet je niet meer wat voor of achter is en ben je de liefde vergeten. Zonder hersenen geen geest. Maar wat is het brein ongeveer voor een ding, hoe zit het in elkaar en hoe werkt het? Mag het een onsje meer zijn?
10
Laten we beginnen met de feiten: je hersenen wegen zo’n 1300 gram – bijna drie pond. Dat is niet niks. Het zijn ongeveer de grootste hersenen die er te vinden zijn. Alleen gigantische monsters als olifanten en potvissen hebben hersenen die groter zijn. Die 1300 gram vlees heeft de vorm van een bloemkool en bestaat uit ongeveer
15
tien miljard hersencellen, of neuronen. Dat is niet veel gewicht per hersencel. Hersencellen zijn dan ook tamelijk eenvoudige dingetjes. Echt intelligent kun je ze niet noemen. Ruwweg kan een hersencel aan- of uitstaan. Als een lamp. Een hoofd vol lampen: dat je daarmee kunt denken ... Aan het ene uiteinde van het brein bevinden zich hersencellen die aanspringen op
20
het moment dat een zintuig gestimuleerd wordt (‘uiteinde’ bij wijze van spreken dan: een bloemkool heeft niet echt een duidelijk uiteinde). Een geluid bereikt je oor; er gaat daar een vliesje trillen; dat vliesje is verbonden met een aantal hersencellen, en deze hersencellen springen aan. En op vergelijkbare wijze gaat dat met die andere zintuigen van ons: zien, ruiken, proeven en voelen.
25
Helemaal aan het andere uiteinde van het brein zitten hersencellen die ervoor
OUT/NIEUW
43
lees g roeiboek zorgen dat je een actie kunt ondernemen: een arm optillen, je wenkbrauw fronsen of een letter typen op een typemachine. Zo’n hersencel is verbonden met een spiertje of met een stukje van een spier en zodra de hersencel aangaat, spant het betreffende spiertje zich. 30
Tussen die hersencellen aan het ene uiteinde en de hersencellen aan het andere uiteinde zitten nog eens een keer zo’n tien miljard hersencellen. Bovendien lopen er verbindingen tussen de hersencellen onderling, waarmee hersencellen elkaar aan en uit kunnen zetten. En dit alles bij elkaar vormt je brein. Een mensenbrein bestaat uit zo’n tien miljard hersencellen en nog eens een keer tien-
35
duizend keer zoveel verbindingen tussen al die cellen. De telefoon gaat. Een aantal cellen in mijn oor stuurt een signaal naar mijn hersenen en daar springen diverse hersencellen aan. Deze hersencellen zijn weer verbonden met andere hersencellen die weer verbonden zijn met andere hersencellen, enzovoort. De hersencellen zetten elkaar aan en uit en een storm van aan- en uitgaande hersen-
40
cellen raast door mijn hoofd. Als een soort van wave in een voetbalstadion. Dat gaat niet geweldig snel, die storm, maar toch wel zo snel dat binnen een paar tienden van seconden diverse hersencellen aan het andere uiteinde van mijn brein aan springen. Als gevolg daarvan spant een aantal spieren in mijn armen en handen zich. Mijn arm strekt zich uit en mijn hand pakt de hoorn. Andere spieren in mijn mond, tong en lon-
45
gen spannen en ontspannen en ik zeg: ‘Met Bas Haring.’ Zo gaat dat ongeveer als ik de telefoon opneem. Duizenden en duizenden hersencellen zijn erbij betrokken. Hersencellen die allemaal hun eigen gespecialiseerde minitaakje hebben. Er zijn hersencellen die aanspringen wanneer het geluid van links komt en weer andere gaan aan bij een geluid van rechts; en er zijn hersencellen die ervoor zor-
50
gen dat ik mijn arm uitstrek. Dat wéten die hersencellen helemaal niet. Het enige wat ze doen is aan- en uitspringen en andere hersencellen aanmoedigen of juist afremmen hetzelfde te doen. Hersencellen die ongeveer hetzelfde doen, liggen allemaal netjes bij elkaar in de buurt: hersencellen die aanspringen bij gerinkel liggen in de buurt van hersencellen die aan-
55
gaan bij gepiep en de hersencellen die aangaan als ik met mijn wijsvinger een toets indruk, liggen in de buurt van de hersencellen die aangaan wanneer ik met mijn middelvinger zou typen. Zodoende bestaan er in de hersenen gebieden die gespecialiseerd zijn in bepaalde taken: gebieden met hersencellen die te maken hebben met horen, gebieden die te maken hebben met herinneringen bijvoorbeeld.
60
Aan de ene kant van het brein zitten dus gespecialiseerde hersencellen die aanspringen bij één of andere gebeurtenis in de buitenwereld: het rinkelen van een bel, het
44
DEEL 1
verschijnen van een tijger of het voorbijkomen van de lucht van versgebakken taart. En aan de andere kant van het brein zitten gespecialiseerde hersencellen die ervoor zorgen dat je actie kunt ondernemen in diezelfde buitenwereld: de telefoon opnemen, wegren65
nen of stiekem een hap nemen van de taart. Maar tussen die uitersten liggen die andere tien miljard hersencellen – waar zorgen die dan voor? Die zorgen ervoor dat er een min of meer zinvolle relatie is tussen de dingen die buiten gebeuren en de dingen die je doet: dat je niet de taart ‘opneemt’, wegrent voor de telefoon, of stiekem een hap neemt van de tijger. En dat is niet niks. Daar
70
heb je echt wel tien miljard hersencellen voor nodig. Je moet weten dat de geur van taart niet de geur van tijgers is, je moet onthouden dat het eigenlijk niet de bedoeling is dat je nu al van de taart proeft en je moet de juiste naam noemen door de telefoon. Bovendien vinden ergens in die tien miljard hersencellen ook die andere geestelijke activiteiten plaats: het denken, het voelen, het houden-van, enzovoort.
B.2
Uit: Bas Haring, De ijzeren wil
B.3 Stille lippen 1
De metselaarsknecht liet de kuip van de betonmolen kantelen. Met felle gulpen klotste de mortel in de kruiwagen. Toen de knecht uit een ooghoek het meisje zag, richtte hij zich op.
5
‘Hei, schatje! Zin in een snelle wip?’ Terwijl hij dit riep, probeerde hij grijnzend haar ogen te vangen. Ze glimlachte vriendelijk en liep rustig door. Met open mond staarde hij haar na. Het was zowat de
10
enige reactie die hij van zo’n schoolmeisje niet verwacht had. De knecht kickte op geschrokken meisjesgezichten, geërgerde ogen of soms een opgestoken middelvinger. Maar dit had hij nog nooit meegemaakt. Verbluft keek hij het meisje na tot ze om de hoek verdwenen was.
15
‘Fuck!’ Snel draaide hij de kuip weer overeind. De mortel was over de rand van de kruiwagen gelopen en op zijn schoenen gepletst. Elien rilde in haar blauwe parka en sakkerde omdat ze haar wollen muts niet had mee-
OUT/NIEUW
45
lees g roeiboek genomen. Het vroor net niet, maar als ze het weerbericht mocht geloven, werd het 20
de volgende dagen nog kouder. Ze had een hekel aan de kou, aan de scherpe wind die haar wangen ruw maakte, aan de kloven in haar lippen, aan een rood gesnoten druipneus, aan de donkere straten als ze ’s ochtends naar school liep. En ze haatte het om ’s avonds alleen in dat donkere huis thuis te moeten komen. Elien schoof de mouw van haar jas omhoog en wierp een blik op haar horloge. Nog
25
zeven minuten en ze moest in de klas zijn. Met nog grotere passen haastte ze zich door de Jozefstraat. Ze zag het gezicht van de metselaarsknecht weer voor zich. Jammer dat zijn lippen zo snel hadden bewogen, waardoor ze niet had kunnen lezen wat hij gezegd had. Maar het was vast iets vriendelijks geweest, want hij had zo’n vrolijke grijns op zijn gezicht
30
gehad. Die is ook te laat, dacht Elien toen de lichtbundels van een auto haar inhaalden. Honderd meter verderop bleef de auto voor de poort van de kleuterafdeling staan. Een jonge vrouw sprong uit de wagen, trok het achterportier open en leidde een jongetje bij de hand naar het voetpad. Met vlugge, bezorgde bewegingen trok ze zijn mutsje over
35
zijn oren, schikte zijn sjaaltje en duwde het kind een pakje Vitabiskoeken in de wantjes. Bij de schoolpoort kreeg het kleintje nog een kusje op de wang en toen verdwenen ze uit het zicht. Enkele seconden later kwam de vrouw terug. Ze sprong in de wagen en ging ervandoor. Toen Elien aan de overkant van de straat de schoolpoort zag, blikte ze routineus even
40
rond. Tussen twee geparkeerde auto’s door liep het meisje snel het zebrapad op. Halverwege de straat hoorde Elien vaag het geluid van een auto. Geschrokken keek ze naar links. Niks. Rechts had een groene Land Rover op een meter van haar vandaan geremd. Als gehypnotiseerd staarde Elien naar de jeep. Waar kwam die opeens vandaan?
45
De chauffeur draaide zijn raampje omlaag en stak zijn hoofd naar buiten. Zijn ogen vonkten. ‘Hé! Kun je niet uitkijken?! Ben je doof of zo?!’ schreeuwde hij woedend. Met een ruk trok hij zijn hoofd weer naar binnen en gebaarde woest dat ze moest ophoepelen.
50
Elien haastte zich naar de stoep. De Land Rover trok fors op. Terwijl hij haar voorbijreed, keek de chauffeur haar vernietigend aan terwijl zijn wijsvinger tegen zijn slaap tikte. Op een drafje liep Elien naar de schoolpoort. Te laat dacht ze eraan dat ze op het zebrapad altijd voorrang had. Ach, wat had ze kunnen doen? Die chauffeur had haar vast
55
46
uitgelachen als ze hem met haar moeizame zinnetjes op zijn nummer had willen zetten.
DEEL 1
Boos op zichzelf liep ze over de lege speelplaats naar de klas. ‘Je bent te laat’, zei mevrouw Aerts terwijl ze op haar horloge wees. Elien knikte schuldbewust en schoof vlug naar haar stoel. Op de tweede rij, naast Muriel. Elien zat altijd op de tweede rij. Dat was de ideale afstand om de lippen van 60
de leraar te kunnen lezen. Nu ja, ideaal ... Ze kon nog niet alles verstaan wat de leraar haar vertelde, zelfs niet met haar Phonic Ear. Trouwens, ook met dat hoorapparaat miste ze niet alleen de vragen en de opmerkingen van de anderen, maar vooral de grapjes, de ruzies, de roddels ... ‘Hoi, Elien’, zei Muriel. ‘Ik dacht al dat je ziek was.’
65
‘Ziek? Ik?’ grinnikte Elien. ‘Je weet toch dat ik je niet kan missen.’ Plagerig porde Muriel met haar elleboog in Eliens zij en in een reflex ging Elien met haar hand door Muriels haar. Aerts heeft vast iets gezegd, dacht Elien toen haar vriendin naar de lerares keek en met een rood hoofd iets in haar pennenzak zocht.
70
Beni, die schuin voor haar zat, draaide zich om en wachtte tot Elien zijn richting uit keek. ‘Is er iets gebeurd?’ vroegen zijn lippen. Met een flauw lachje trok Elien haar schouders op. Ze had het niet zo op Beni begrepen. Vroeger had hij haar een beetje te veel geplaagd. Aan haar vlechten getrokken of haar rugzakje verstopt als het tijd was om
75
naar huis te gaan. Kinderstreken, dat wel, maar Elien had het hem nooit vergeven. En ze was evenmin vergeten dat hij soms met een ernstig gezicht betekenisloze klanken wauwelde terwijl zij haar best deed om hem te begrijpen. Het laatste halve jaar was Beni veranderd. Hij was veel vriendelijker geworden, slijmerig zelfs. Beni sloofde zich voor haar uit. Hij zorgde ervoor dat hij in de eetzaal naast
80
haar zat of stopte haar een briefje met ‘Ik hou van je’ en dat soort nonsens toe. Elien had hem liever toen hij haar nog pestte. Ze boog zich vlug over haar handboek. Met een gewoontegebaar streek ze telkens met beide handen haar lichtbruine haar naar achteren. Ze liet het nooit korter dan tot net boven haar schouders knippen. Gelukkig had ze wilde, losse krullen die de afgrijselijke
85
hoorapparaten camoufleerden. Zowat een maand geleden had Sarah in het kransje van de dovenclub voor opschudding gezorgd toen ze met blitse paarse apparaten was opgedoken. Elien was meteen weg van die frivole dingetjes, maar de volgende dag had pa meteen zijn veto uitgesproken. Zolang Eliens hoorapparaten het deden, hoefde ze niet op nieuwe te rekenen. Elien had de weigering met een schouderophalen geïncasseerd.
90
Misschien was het ook wel beter zo. Die schreeuwerige toestelletjes trokken maar de aandacht en Elien liep liever niet te koop met haar oren. Zeker niet als er jongens of meisjes in de buurt waren die haar niet kenden.
B.3
Uit: Dirk Bracke, Stille lippen
OUT/NIEUW
47
lees g roeiboek C Leesvoeropdrachten Je mag dit jaar weer een aantal maal zelf kiezen wat je wilt lezen. Je leraar vertelt je er alles over. Bij elk boek moet je zes van de onderstaande leesvoervragen en één creatieve opdracht maken. C.1 Leesvoervragen Kies voor elk boek dat je las twee vragen uit elke categorie die volgens jou bij het boek passen. Beantwoord ze in enkele zinnen. Deze vragen komen ook in je Leesgroeiboek. Gezocht/gevonden: vragen over de zoektocht naar en het uitzicht van je boek Gelezen/gekeken: vragen over de inhoud van het boek Gewikt/gewogen: vragen naar jouw reacties over het boek ■ 1 2 3 4 5 6 7 8 9 ■ 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 48
gezocht / gevonden Waar heb je het boek dat je koos, gevonden? Geef drie redenen waarom je net dat boek hebt gekozen. Heeft iemand je het boek aangeraden? Wie? Heeft het boek al een prijs gewonnen? Welke? Heb je al iets van deze schrijver gelezen? Wat? Bij welke uitgeverij is het boek uitgegeven? Heb je al andere boeken van deze uitgeverij gelezen? Welke? Waaraan doet de cover van het boek je denken? Waaraan dacht je allemaal toen je de titel van het boek las? Welke informatie vond je op de achterkant van het boek? gelezen / gekeken Waar speelt het verhaal zich af? Is dat volgens jou belangrijk? In welke figuur kon je je het best herkennen? Hoe kwam dat? Wie is volgens jou de belangrijkste figuur in het verhaal? Toon dat aan met een voorbeeld uit het boek. Was er iemand waarover niet veel verteld werd in het verhaal, maar die toch belangrijk is? Wie? Kan dit verhaal echt gebeurd zijn? Verklaar je antwoord. Welk thema zit er in het boek? Hoe kwam je daar achter? Zitten er illustraties, kaarten e.d. in het boek? Zijn ze belangrijk? Wanneer speelt het verhaal zich af? Waaraan kun je dat merken? Is de tijd belangrijk in het verhaal? Licht je antwoord toe. Waren er onduidelijke zaken, dingen die niet klopten of die je moeilijk vond in het verhaal?
DEEL 1
■ 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
gewikt / gewogen Wat vond je een spannend (grappig, ontroerend ...) fragment in het verhaal? Wat vond je een vervelend stuk in het verhaal? Welke figuur boeide jou het meest of wie van de personen uit het verhaal zou je het liefst willen zijn? Deed de hoofdpersoon jou aan iemand denken? Aan wie? Welke figuur uit dit verhaal vond je niet aardig? Wat is daarvoor de reden? Wat ga je je klasgenoten over dit boek vertellen? Ken je andere boeken die op dit boek lijken? Waarin is het boek hetzelfde, waarin verschilt het? Waaraan dacht je toen je het verhaal gelezen had? Zijn er personen of gebeurtenissen die je overbodig vond in het verhaal? Zijn er dingen die je zou veranderen in de tekst (gebeurtenissen, personen ...)?
C.2 Creatieve opdrachten Maak voor elk boek ook één creatieve opdracht uit de volgende lijst. Je mag een opdracht maar één keer maken. 1 Bedenk drie vragen die je aan een personage uit het verhaal wilt stellen. Maak met die vragen een interview voor een krant of een tijdschrift. Enkele tips: - Vraag naar werk, functie, interesse ... van de geïnterviewde. - Stel informatievragen: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe? - Vraag naar de motivatie: Waarom? - Peil naar de mening van de geïnterviewde: Wat vind je van ...? Stel je daarbij de volgende vragen: • voor welke krant/welk tijdschrift schrijf je? (roddelblad, jongeren- krant ...) • wat wil je te weten komen? 2 Ben je tevreden over het einde van het boek of zou je een beter einde hebben bedacht? Schrijf zelf jouw einde, waarin je je fantasie de vrije loop laat. 3 Ontwerp drie illustraties bij het boek en schrijf erbij waar de illustraties bij horen. 4 Ontwerp voor het boek een nieuwe kaft. Voorzie de kaft van een tekening en van een tekst op het achterplat. 5 Stel je voor dat jij als een nieuw personage in het boek zou verschijnen. Bedenk een rol voor jezelf en schrijf die kort uit: hoe zie je eruit, wat doe je ...?
OUT/NIEUW
49
lees g roeiboek 6 Bedenk een nieuwe prijs voor het boek. Jij bent de jury die de prijs overhandigt. Schrijf kort op welke prijs je aan het boek geeft en waarom dat boek de prijs heeft gekregen. 7 Maak van een personage een striptekening. Schrijf de kenmerken die je uit het boek haalt erbij. 8 Zoek drie liedjes of gedichten die jij in verband brengt met het boek. Schrijf erbij waarom je die gedichten of liedjes koos. 9 Maak een originele reclameaffiche voor het boek. 10 Teken een plattegrond van een van de plaatsen in het boek. Maak er een legende bij. 11 Schrijf een brief of e-mail aan een personage in je boek en stel hem een aantal vragen waarop jij het antwoord graag zou willen weten. 12 Schrijf een brief aan de schrijver van je boek en stel hem een aantal vragen waarop jij het antwoord graag zou willen weten. 13 Schrijf een bladzijde uit het ‘dagboek van de hoofdfiguur’. 14 Schets in een horoscoop de toekomst van het personage dat jou het meest aanspreekt. 15 Bedenk vijf nieuwe titels voor het boek en schrijf erbij waarom je die titels hebt bedacht. 16 Zoek op het internet een bespreking van het boek dat je las. Geef daar commentaar bij: ga je akkoord? Waarom wel/niet? Wat zie je anders? 17 Schrijf zelf twee gedichten over een thema uit het boek. Je kunt gebruikmaken van: - een elfje (zie je werkboek, p. 74), - een vergelijking, metafoor, verpersoonlijking (zie je leerboek, p. xxx), - klank (zie je leerboek, p. xxx), - neologismen (zie je leerboek, p. xxx). 18 Laat een van de hoofdpersonages uit het boek wegdromen. Schrijf de droom op. 19 Ontwerp een stripverhaal waarin je het verhaal navertelt. Verzorg ook je tekeningen. Selecteer voor je tekeningen de belangrijkste scènes uit het verhaal. 20 Beschrijf het uiterlijk en het innerlijk van het hoofdpersonage. Geef bij drie kenmerken een voorbeeld uit het boek (verwijs naar de bladzijde).
50
DEEL 1