Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Aard- en Levenswetenschappen Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag Postadres: Postbus 93510 2509 AM Den Haag T: 070 344 07 82 E:
[email protected] W: nwo.nl/npp
Aard- en Levenswetenschappen
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011 – 2015)
Juli 2015
Inhoudelijke rapportage 2014
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011 – 2015) Inhoudelijke rapportage 2014
Den Haag, juli 2015 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inhoudsopgave Wat is het NNPP?
7
Financieringsinstrumenten7 Evaluatie NNPP 2014
8
Nieuwe strategie voor 2016-2020
8
Cluster I | Wetenschapgestuurde onderzoeksfinanciering
9
Logistieke kosten en science support
9
Overzicht lopende projecten in 2014
10
Cluster II | Beleidgestuurde onderzoeksfinanciering
13
Logistieke kosten en science support
13
Topsectorenbeleid13
Cluster III | Beleidondersteunende activiteiten
15
Internationale samenwerking
15
Educatie, Outreach & Communicatie
17
Advieswerkzaamheden door de Universiteit Tilburg 866.12.302
18
Activiteiten uitgevoerd door het Arctisch Centrum
19
NNPP – Een blik op 2016
25
Bijlagen27 Achtergrondinformatie bij het jaarverslag NNPP 2014
28
Organisatie van het NNPP
28
De Nederlandse Poolcommissie
28
Financieringsinstrumenten30 Conclusies en aanbevelingen van de Evaluatiecommissie van het
31
(Nieuw) Nederlands Polair Programma over de periode 2009 – 2014
1 | Cluster I Wetenschapgestuurde onderzoeksfinanciering
35
1.1
Overzicht toekenningen in 2014 binnen Cluster I
35
1.2
Logistieke kosten en science support
36
1.3
Lopende projecten Cluster I
37
2 | Cluster II Beleidgestuurde onderzoeksfinanciering
50
2.1
Overzicht toekenningen binnen Cluster II
50
2.2
Lopende projecten Cluster II
51
3 | Cluster III Beleidondersteunende activiteiten
62
3.1
Nederlandse vertegenwoordiging in internationale poolorganisaties en -werkgroepen
62
3.2
Verslag SCAR delegates meeting, 1–3 September 2014, Auckland, NZ door
64
Dr. J. Stefels (RUG)
3.3
Kort verslag van de 33ste SCAR meeting, gehouden te Auckland, Nieuw Zeeland,
Dr. W.J. van den Berg (IMAU)
3.4 Verslag IASC Council Meeting 2014, ASSW 2014, Helsinki (Finland)
68 68
3.5
Verslag deelname aan de Social and Human Sciences Working Group Meeting
73
3.6
Report on: Workshop on the Dynamics and Mass budget of Arctic glaciers & IASC
80
Network on Arctic glaciology annual meeting. Door Dr. C. Tijm-Reijmer (IMAU)
3.7
Programma NPP symposium 2014
81
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 5
Het NNPP in 2014 in het kort Het (Nieuw) Nederlands Polair Programma (NPP) is een financieringsprogramma dat investeert in onderzoek naar de poolgebieden. Het wordt financieel gesteund door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Infrastructuur en Milieu, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en door NWO. Het vloeit mede voort uit het Beleidskader “Nederland en de Poolgebieden 2011 – 2015” dat in 2012 is uitgebracht door het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2014 is een ronde uitgevoerd voor onderzoeksvoorstellen die in het Dirck Gerritsz Laboratorium in Antarctica worden uitgevoerd. Er zijn 4 onderzoeksvoorstellen gehonoreerd. Ook is er een beleidgestuurde financieringsronde, gericht op beide poolgebieden, georganiseerd. Dit heeft 7 projecten als resultaat opgeleverd. Besprekingen rond het moderniseren van het Arctische Nederlandse poolstation zijn voortgezet. De bouw kan naar verwachting in 2016 starten. 2014 Stond in het teken van de toekomst: er is een strategie bepaald voor het NPP voor de periode 2016 – 2020: “Poolopositie 2.0”. Deze is in overleg met het Nederlandse ‘polaire’ veld (zowel onderzoekers als beleidsmakers als bedrijfsleven) opgesteld en eind 2014 uitgekomen. In het najaar van 2014 is het NPP ook geëvalueerd. De evaluatiecommissie ziet een hoge internationale waardering van Nederlands poolonderzoek. De koppeling met het Nederlandse poolbeleid verdient echter nog aandacht: de commissie ziet ruimte voor verbetering in de samenwerking tussen onderzoekers en eindgebruikers van de wetenschappelijke kennis.
South Shetland Islands, Antarctica. Foto: D. van der Kroef, NWO
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 7
Wat is het NNPP? Het (Nieuw) Nederlands Polair Programma (NNPP) coördineert en investeert in Nederlands wetenschappelijk poolonderzoek. Het wordt gefinancierd door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Infrastructuur en Milieu, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en door NWO-ALW (het Gebied Aard- en Levenswetenschappen van NWO). NWO is naast medefinancier ook uitvoerder en coördinator van het NNPP. Het NNPP budget wordt verdeeld over drie clusters: I het wetenschapgestuurde cluster II het beleidgestuurde cluster III het beleidondersteunende cluster Vanuit Cluster I wordt 63% bijgedragen aan coördinatie en ondersteuning vanuit NWO. Vanuit Cluster II wordt hieraan 29% bijgedragen en vanuit Cluster III 8%. De directeur van NWO-ALW, D.A. van der Kroef, heeft als budgethouder de eindverantwoordelijkheid voor een adequate uitvoering en ondersteuning van het NNPP binnen de overeengekomen ondersteunende formatie. Hij heeft in 2014 in het bijzonder de functie van programmamanager van het NPP uitgevoerd. L.H.W. Noor, beleidsmedewerker bij NWO-ALW, was gedurende 2014 de coördinator van het NNPP en manager van het Dirck Gerritsz Laboratorium. Overige ondersteuning is vanuit meerdere personeelsleden uit de NWO-ALW personeelspool geleverd. Meer informatie is te vinden in de bijlage (Organisatie van het NNPP). De Nederlandse Poolcommissie, o.l.v. Monique de Vries, fungeert als programmacommissie voor het NNPP en bewaakt de inhoud van het onderzoeksprogramma.
Financieringsinstrumenten Een aanvraagronde binnen het NNPP kan wetenschapgestuurd of beleidgestuurd zijn. Dit houdt in dat de aanvragen puur wetenschappelijk gericht kunnen zijn, voor de wetenschapgestuurde ronde, of beleidsrelevantie voor het Nederlandse poolbeleid moeten hebben, voor de beleidgestuurde ronde. Onderzoeksvoorstellen dienen te vallen binnen de in een call for proposals omschreven thema‘s. De huidige thema’s zijn afkomstig uit het Masterplan Poolpositie-NL (2010 – 2014): 1. IJs, klimaat en zeespiegel 2. Polaire oceanen 3. Polaire ecosystemen 4. Menswetenschappen en veranderingen in polaire gebieden Meer informatie is verderop te vinden in de bijlage (Financieringsinstrumenten). Naast deze thema’s is het beleidskader “Nederland en de Poolgebieden 2011 – 2015” van groot belang voor beleidgestuurde aanvraagrondes. Dit beleidsdocument, uitgebracht door het ministerie van Buitenlandse Zaken en aangeboden aan de Tweede Kamer, dient als leidraad voor de te selecteren aanvragen op basis van beleidsrelevantie.
8 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Evaluatie NNPP 2014 In het najaar van 2014 is het NPP door een internationale commissie over de periode 2009 – 2013 geëvalueerd. De commissie concludeerde dat de Nederlandse onderzoekers een uitstekende bijdrage leveren aan de meest urgente vraagstukken op de internationale politieke én wetenschappelijke agenda (zie Conclusies en aanbevelingen van de Evaluatiecommissie in de bijlage). Het gehele Nederlandse poolonderzoek neemt de 16de positie in als het gaat om kwantiteit van publicaties in het wereldwijde poolonderzoek. Dit werk wordt bovendien bovengemiddeld geciteerd: Nederland realiseert een opvallende top 3 positie in de 10% meest geciteerde publicaties in een veld. Belangrijke verbeteringen ziet de commissie in de koppeling tussen poolonderzoekers en poolbeleidsmakers. Deze twee groepen werken nu nog teveel van elkaar gescheiden. Het evaluatierapport is te downloaden van de NPP-website.
Nieuwe strategie voor 2016-2020 In 2014 is door NWO gewerkt aan een strategie voor het NPP voor de periode 2016 – 2020. Deze vormt de blauwdruk voor het NPP voor de komende vijf jaar. Tevens dient het als basis voor de gesprekken tussen de financiers van het NPP in 2015 om budget voor deze periode te verkrijgen. Deze notitie is tot stand gekomen in samenwerking met de NPC, het Nederlandse polaire wetenschapsveld, de Nederlandse polaire beleidsmakers en representanten van het Nederlandse bedrijfsleven is. Emeritus Hoogleraar Herman Eijsackers heeft het gehele proces, als onafhankelijk voorzitter, begeleid. Na een eerste brede inventarisatie is in juni met ongeveer 50 deelnemers een Lagerhuis sessie georganiseerd in de Jaarbeurs in Utrecht om dieper in discussie te gaan over de invulling van de strategie. Uiteindelijk is de nieuwe strategie, met de titel “Poolpositie-NL 2.0” begin december 2015 uitgebracht. Het schrijfproces liep parallel met de evaluatie van het NPP, om zo voor de komende periode voldoende lering te kunnen trekken uit de bevindingen van de evaluatiecommissie .
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 9
Cluster I | Wetenschapgestuurde onderzoeksfinanciering Vanuit Cluster I worden nieuwsgierigheid gedreven – of wetenschap gestuurde – onderzoeksprojecten over gevolgen van veranderingen in de poolgebieden gefinancierd. In 2014 is een ronde georganiseerd voor onderzoek in het Dirck Gerritsz Laboratorium in Antarctica. De volgende voorstellen zijn in april 2014 toegekend: Tabel 1 | Overzicht toekenningen in 2014 binnen Cluster I. Zie paragraaf 1.1 in de bijlage voor een beschrijving van ieder project Titel
Hoofdaanvrager
Gebied
Thema
Dr. J. Stefels
Antarctica
2
Impacts of marine vertebrates on Antarctic terrestrial food webs and nutrient cycling in an era of climate change
Prof. dr. M.A.P.A. Aerts
Antarctica
3
Towards non intrusive, high resolution primary production estimates in the West Antarctic Peninsula region using Fast Repetition Rate fluorometry and experimentally derived electron requirements for carbon fixation (WAP-FRRF)
Prof. dr. A.G.J. Buma
Antarctica
2
Dr. ir. N.W. van den Brink
Antarctica
3
The role of sea ice in Antarctic sulfur and carbon cycles
Quantification and modelling of Fluxes of Persistent organic pollutants (POPs) to Antarctic marine benthic organisms (FluxPOPs)
Logistieke kosten en science support Poolonderzoek is onmogelijk uit te voeren zonder (toegang tot) infrastructuur waarmee de poolgebieden kunnen worden bereikt, en die verblijf in de poolgebieden mogelijk maakt. Nederlandse onderzoekers gaan met hulp van internationale partners naar de poolgebieden om daar hun onderzoek te doen. Om efficiënt en effectief in te kunnen spelen op het mogelijke gebruik van de logistieke faciliteiten van andere landen zijn er samenwerkingsovereenkomsten met het Duitse Alfred Wegener Institute (AWI) en de British Antarctic Survey (BAS) gemaakt in de vorm van een meerjarig Memorandum of Understanding. Vanuit Cluster I wordt 68% bijgedragen aan logistieke kosten en science support. Zie voor meer informatie over logistiek en infractructuur paragraaf 1.2 in de bijlage. Infrastructuur De samenwerking met de British Antarctic Survey is geïntensiveerd met de bouw van een Nederlands laboratorium bij het Britse Rothera Research Station. Dit Dirck Gerritsz Laboratorium vereist een verhoogde inzet en ondersteuning vanuit NWO. Extra aandacht is nodig voor het afstemmen, monitoren en evalueren van onze activiteiten. Er is een Scientific Steering Committee (SSC) ingesteld voor het Dirck Gerritsz Laboratorium, voorgezeten door professor J.T.M. Elzenga van de RUG. In het seizoen 2013 – 2014 werden vijf NNPP-projecten in het Dirck Gerritsz Lab uitgevoerd. In het seizoen 2014 – 2015 waren dit vier projecten. Op dit moment zijn er besprekingen met het Alfred Wegener Institute en het Institut polair français Paul Emil Victor (IPEV) om gezamenlijk een nieuw gebouw neer te zetten in Ny-Ålesund op Spitsbergen. AWI heeft dit plan in 2014 besproken met Kings Bay, de uitvoerder van de Noorse overheid voor wat betreft bouwaangelegenheden en vergunningen in Ny-Alesund. Kings Bay staat positief tegenover dit plan, en heeft een planning die waarschijnlijk een opening biedt in 2016 om te starten met de bouw.
10 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Memorandum of Understanding De samenwerking met de British Antarctic Survey en die met het AWI zijn vastgelegd in een Memorandum of Understanding (MoU). De lopende MoU met BAS geldt t/m 2016. De lopende MoU met AWI is in 2013 verlengd. NWO, AWI en het Franse IPEV hebben in 2014 verder gesproken over het aansluiten van NWO bij geplande nieuwbouw van AWI en IPEV in Ny-Ålesund. Hiertoe zal de MoU t.z.t. aangepast dienen te worden.
Overzicht lopende projecten in 2014 Project 866.10.101 vond verrassend hoge concentraties van DMS and DMSP (DMS is een zg klimaatkoelend gas), wat aangeeft dat dit deel van Antarctica een belangrijke controlerende werking heeft op het klimaat. Project 866.10.103 bevestigt de hypothese dat de wateren rond Rothera Research Station het element ijzer krijgen aangevuld door smeltwater van de nabij gelegen Sheldon gletsjer. IJzer is essentieel voor elk levend organisme, maar wat zal gebeuren met bestaande concentraties ervan in zeewater nu zoveel smeltwater (=zoetwater) de zeeën inkomt is nog onbekend. Data komend van Automatische weerstations in project 866.12.402 zijn gebruikt voor de evaluatie van het regionale klimaatmodel dat wordt gebruikt door het KNMI. Projecten 866.12.404 en 408 vonden dat fytoplankton sneller groeide en grotere populaties vormt in het midden van de fjord dan nabij een gletsjer. Dit lijkt het resultaat van hogere watertemperaturen in het midden van het fjord, wat aangeeft dat in een veranderend (warmer wordend) klimaat Arctisch fytoplankton eerder in het seizoen begint te groeien en grotere populaties vormt. Dit heeft gevolgen voor de grootte van het fytoplankton: er zal meer van het kleinere fytoplankton komen, terwijl de grotere soorten nodig zijn voor voeding van hogere organismen. In tabel 2 staan de in 2014 binnen Cluster I lopende projecten vermeld. Deze zijn toegekend in rondes in 2010, 2011, 2012 en 2013. Alle Arctisch gerichte projecten zijn onderdeel van een kernprogrammasubsidie. Details van de hieronder vermelde projecten zijn terug te vinden in paragraaf 2.3 in de bijlage. In de financieringsronde in 2012 moesten onderzoekers gezamenlijk een kernprogramma opstellen met daarin individuele projecten die aan elkaar gerelateerd zijn, maar ook los van elkaar uitgevoerd kunnen worden. Dit zijn de projecten met nummers 866.12.401 t/m 408. Core programme Greenland: Mass loss of the Greenland ice sheet: a combined observational and modelling approach. This consists of three projects and is the result of an interdisciplinary collaboration in the NNPP theme Ice, Climate and Sea Level. The common goal is to observe, understand, model, hind cast and predict processes leading to mass loss from the Greenland ice sheet (GrIS), currently the largest single contributor to global sea level rise. Core Programme Spitsbergen: Anthropogenic impact on Svalbard ecosystems. It consists of five projects and investigates local, regional and global anthropogenic impacts on terrestrial, fresh water and marine arctic ecosystems and consider the management of these resources over time. The main focus is on changes of arctic ecosystems of Svalbard due to human activity, such as industrial exploitation of natural resources, environmental pollution, eutrophication, and global climate change. As the present situation is already affected by anthropogenic interference, we consider that it is highly relevant to recognize and understand historical, political and legal drivers of change and their present-day consequences more thoroughly to allow making predictions into the near future and to design appropriate management systems.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 11
Tabel 2 | Lopende projecten in Cluster I Titel
Hoofdaanvrager
Gebied
Thema
Prof. dr. J.T.M. Elzenga
Antarctica
2
Antarctic phytoplankton in a changing world and its consequences for the lower pelagic food web (Antphirco)
Prof. C.P.D. Brussaard
Antarctica
2
Seasonality of iron and other trace metals in relation to the rapidly changing ice/water cycle and plankton dynamics of the West Antarctic Peninsula
Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar
Antarctica
1, 2
Prof. dr. A.G.J. Buma
Antarctica
2
Freshwater fluxes and climate change in the Antarctic Peninsula: a combined observational and modelling approach
Dr. C.H. Tijm-Reijmer
Antarctica
1
Reconstructing the evolution and dynamics of the Antarctic cryosphere from Ocean Drilling; a dinoflagellate perspective
Prof. dr. H. Brinkhuis
Antarctica
1, 2
Separating GIA and ice mass change signals in Antarctica using satellite data
Dr. B.C. Gunter
Antarctica
1
Modelling the Antarctic firn layer for improved estimates of remotelysensed ice mass changes
Prof. M.R. van den Broeke
Antarctica
1
iWS: a new generation of automatic weather stations for use on glaciers and ice sheets
Prof. M.R. van den Broeke
Bipolair
1
Dr. R.S.W. van de Wal
Arctica
1
Prof. M.R. van den Broeke
Arctica
1
Dr. C.H. Tijm-Reijmer
Arctica
1
Prof. C.P.D. Brussaard
Arctica
2
Ecological consequences of four hundred years resource exploitation on Svalbard
Prof. dr. L. Hacquebord
Arctica
4
Effects of heavy metal contamination on stress response modulation and stress coping abilities in barnacle geese (Branta leucopsis)
Prof. dr. ir. J. Komdeur
Arctica
4
Dr. M.J.J.E. Loonen
Arctica
3
Prof. dr. A.G.J. Buma
Arctica
2
Dirck Gerritsz Laboratorium Temporal dynamics of the climate gas dimethyl sulphide (DMS) and related compounds in a changing Antarctic sea-ice environment
Structuring of marine pelagic microbial communities by glacial meltwater in Ryder Bay, Antarctica Antarctische projecten
Kernprogramma Groenland Evolution of the Greenland ice sheet from the LGM into the next centuries Continuation of climate monitoring along the K-transect, west Greenland Impact of refreezing on the mass balance of the Greenland ice sheet in a changing climate Kernprogramma Spitsbergen Importance of microbial viral lysis over grazing in a changing Arctic Ocean (VIRARCT)
From historical data to a prediction of the future for geese on arctic tundra? Towards monitoring of taxon specific productivity in Arctic coastal phytoplankton
Een drieteenmeeuw, Spitsbergen. Foto: D. van der Kroef, NWO
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 13
Cluster II | Beleidgestuurde onderzoeksfinanciering Vanuit Cluster II worden beleid gestuurde en toepassingsgerichte onderzoeksprojecten gefinancierd. In 2014 is een ronde georganiseerd voor beleidgestuurd onderzoek. De volgende voorstellen zijn in januari 2015 toegekend: Tabel 3 | Overzicht toekenningen binnen beleidgestuurde ronde van Cluster II (zie paragraaf 2.1 in de bijlage beschrijving van ieder project) Titel
Hoofdaanvrager
Gebied
Thema
Searching for perennial firn aquifers in the Antarctic ice sheet
Prof. M.R. van den Broeke
Antarctica
1
Extreme Greenland melt events: extending the record back to 1900
Prof. M.R. van den Broeke
Arctica
1
Prof. dr. ir. J.P.M. van Tatenhove
Arctica
4
Viability of Antarctic Peninsula ice shelves under extreme climate change
Dr. C.H. Tijm-Reijmer
Antarctica
1
Remote sensing based characterisation of functional diversity for polar ecosystems
Dr. ir. P.M. van Bodegom
Arctica
3
Unravelling the annual cycle of an Arctic migrant in search of the cause of its decline
Dr. B.A. Nolet
Arctica
3
A sentinel for efficient flyway conservation: sanderlings can inform us about the downstream effects of changing High Arctic environments
Prof. dr. T. Piersma
Arctica
3
Developing benefit-sharing standards in the Arctic: Toward coexistence of oil and gas companies and traditional indigenous communities
Logistieke kosten en science support Vanuit Cluster II wordt 32% bijgedragen aan logistieke kosten en science support. Zie voor verdere beschrijving hiervan de paragraaf “Logistieke kosten en science support” in het hoofdstuk over Cluster I.
Topsectorenbeleid Het kabinet heeft topsectoren benoemd. Binnen de topsectoren werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid inhoudelijk en financieel samen aan kennis en innovatie. Tot op heden valt het NNPP niet binnen één van de topsectoren, hoewel de onderwerpen binnen dit financieringsprogramma aanknopingspunten kennen met een aantal topsectoren. Er valt dan met name te denken aan de topsectoren Water, Energie en Logistiek. Een verbinding tussen het polaire wetenschapsveld in Nederland en het bedrijfsleven bestaat al in de Dutch Arctic Circle (DAC). Deze gelegenheidsorganisatie, gestart door Wing en Wageningen UR, beoogt de duurzame ontwikkeling van het Noordpoolgebied. De voorzitter van de NPC, M. de Vries, D. van der Kroef en L. Noor hebben in 2014 drie bijeenkomsten van de DAC bijgewoond. Overzicht lopende projecten in 2014 De data van project 866.13.009 worden gebruikt voor deelname aan CCAMLR. Projectleider Dr. J.A. van Franeker is afgevaardigde in de Working Group on Ecosystem Monitoring and Management (WG-EMM) die de CCAMLR Scientific Committee adviseert en uiteindelijk de Commissie zelf. Eerste voorlopige resultaten voor project 866.13.010 over de Brandgans zijn terug te vinden op het blog van de
14 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
projectuitvoerder (www.tobseda.com) en geven een goed idee van de najaarsmigratie en winterbewegingen van de Brandganzen die Nederland aandoen. In tabel 4 staan de in 2014 binnen Cluster II lopende projecten vermeld. Deze zijn toegekend in 2013. Details van de hieronder vermelde projecten zijn terug te vinden in paragraaf 2.2 in de bijlage. Tabel 4 | Overzicht lopende in Cluster II projecten in 2014 Titel
Hoofdaanvrager
Gebied
Thema
Dr. R.W.S. van der Wal
bipolair
1
Dr. W.J. van de Berg
Antarctica
1
Prof. M.R. van den Broeke
Bipolair
1
Dr. H. de Vries
Bipolair
1
Migratory connectivity between Arctic breeding grounds and oceanic wintering areas of seabirds
Dr. I. Tulp
Bipolair
3
Uptake of anthropogenic carbon dioxide, chemical changes and effects on the marine ecosystem in Marguerite Bay, Rothera Research Station, Antarctica: implications for policy of the government of The Netherlands
Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar
Antarctica
2
Prof. dr. ir. A.J. Hendriks
Arctica
3
Prof. dr. mr. C.J. Bastmeijer
Antarctica
4
Dr. J.A. van Franeker
Bipolair
3
Extreme sea level changes along the Dutch Coast: small chance, large impact, high risk High-end estimates of the Antarctic contribution to sea level rise in 2300 Climate monitoring instruments for collaborative research in the Polar Regions Validating recently-developed twenty-first century regional sea level projections using satellite observations
Chemicals in arctic food chains: accumulation and potential population effects Increasing Diversity of Human Activities in Antarctica: Relevance of the concept of ’Wilderness Protection’ The imperiled role of sea ice in supporting the living resources of the polar oceans (Iceflux-NL) How can Arctic-nesting geese cope with Arctic amplification? Near-future Arctic climate change and its impact on the Netherlands and on Dutch policy Participation, Allocation and the Ecosystem Approach in Polar Fisheries
Dr. B.A. Nolet
Arctica
3
Dr. R. Bintanja
Arctica
1
Dr. A.G. Oude Elferink
Bipolair
4
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 15
Cluster III | Beleidondersteunende activiteiten Vanuit Cluster III wordt het beleidsondersteunende werk gefinancierd dat onder de noemer van het NPP wordt uitgevoerd. Hieronder vallen de financiering van werkzaamheden (zie pargraaf 3.1 in de bijlage voor alle afgevaardigden) voor en contributies aan internationale organisaties, evenals communicatiewerkzaamheden voor het NPP en advies van derden. De volgende zaken worden vanuit Cluster III gefinancierd:
Internationale samenwerking Antarctic Treaty Nederland is lid van het Antarctisch Verdrag. Hiervoor reist ieder jaar een Nederlandse delegatie naar de Antarctic Treaty Consultative Meeting (ATCM). NWO was in 2014 geen onderdeel van de delegatie. Dit is ingegeven doordat gastland Brazilië op een zeer laat tijdstip de datum van de bijeenkomst heeft gewijzigd, waardoor deze niet meer in agenda’s was in te passen. Scientific Committee on Antarctic Research NWO is lid van de Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR). Hiervoor heeft zij Dr. J. Stefels van de Rijksuniversiteit Groningen afgevaardigd om naar de bijeenkomsten te gaan. Zij is tevens Nederlandse afgevaardigde voor de Standing Scientific Group on Life Sciences. Stefels en W.J. van den Berg van het IMAU, Nederlands afgevaardigde voor de SCAR’s Standing Scientific Group on Physical Sciences, hebben de twee-jaarlijkse Open Science Conference en de delegates meeting van SCAR 2014 in Nieuw-Zeeland bijgewoond. Verslag van hen beiden is terug te vinden in par. 3.2 en 3.3 in de bijlage. COMNAP en DROMLAN Voor de internationale afstemming van logistiek en onderzoek is NWO lid van de Council of Managers of National Antarctic Programs (COMNAP). Ook neemt NWO deel in het Dronning Maud Land Air Network (DROMLAN). Via dit door onderzoeksorganisaties gefinancierde netwerk kunnen onderzoekers vanuit Zuid-Afrika ingevlogen worden naar diverse bestemmingen in Antarctica. In 2014 is door NWO deelgenomen aan de COMNAP Annual General Assembly en de DROMNAP vergadering, welke plaatsvonden in augustus in Auckland. Arctische Raad NWO heeft het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen gecontracteerd om aan de aan de Arctische Raad gerelateerde werkgroepen deel te nemen. Er zijn drie werkgroepen waaraan Nederland deelneemt: −
Arctic Monitoring and Assessment Programme (AMAP)
−
Conservation of Arctic Flora and Fauna (CAFF)
−
Sustainable Development Working Group (SDWG)
Een verslag van deze activiteiten is te vinden in het jaarverslag van het Arctisch Centrum, verderop in dit document.
16 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
International Arctic Science Committee NWO is lid van de International Arctic Science Committee (IASC). Hiervoor heeft zij prof. dr. L. Hacquebord van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen afgevaardigd om naar de bijeenkomsten te gaan. In 2014 stond het werk van IASC grotendeels in het teken van de third International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III). ICARP III voorziet in een kader om: −
Arctische wetenschappelijke prioriteiten voor het komende decennium te identificeren;
−
de verschillende Arctische agenda’s de coordineren;
−
beleidsmakers, lokale en inheemse bevolking en de wereldbevolking te informeren en;
−
om constructieve relaties tussen producenten en gebruikers van kennis te bouwen.
Daarnaast werd een boek uitgebracht over de geschiedenis van 25 jaar IASC. Louwrens Hacquebord was lid van het vier man sterke redactieteam en heeft een interessant hoofdstuk geschreven over de diplomatie die nodig was om niet-Arctische landen aansluiting te geven bij IASC. Nederland is vanaf de oprichting actief bij IASC. Ieder jaar heeft een vertegenwoordiger van het Arctisch Centrum vergaderingen bezocht. Door dr. C. Tijm (UU) is een vergadering bijgewoond van het Network on Arctic Glaciology, dat onder de paraplu van IASC valt. Verslagen van de IASC Council Meeting 2014, IASC’s Social & Human Working Group en de Network on Arctic Glaciology zijn terug te vinden in resp. par. 3.4 t/m 3.6 in de bijlage (pag. 69 t/m 81). Arctic Science Summit Week De Arctic Science Summit Week (ASSW) is een jaarlijks terugkerende week waarin verschillende belangrijke Arctische gremia hun zakelijke bijeenkomsten met elkaar organiseren. Dit geheel bevordert de onderlinge uitwisseling van informatie en reduceert op effectieve wijze het aantal noodzakelijke reizen voor het bijwonen van de verschillende business meetings. In 2014 vond dit in april plaats in Helsinki. De ASSW werd in 2014 bijgewoond door D. van der Kroef en professor Hacquebord (NPC-lid) van de Rijksuniversiteit Groningen, die namens NWO Nederlandse afgevaardigde is in IASC. European Polar Board De European Polar Board (EPB) is een adviesorgaan van de European Science Foundation en is onderdeel van het European Polar Consortium. D. van der Kroef is namens NWO lid van de EPB. In 2014 heeft de EPB tweemaal vergaderd. D. van der Kroef heeft deze vergaderingen bijgewoond: in juni in Helsinki, in december in Den Haag. Het secretariaat van de EPB is per 1 januari 2015 bij het NWO-bureau in Den Haag gevestigd. Op 4 december 2014 is het secretariaat feestelijk geopend met een aantal genodigden, een receptie op het NWO-bureau en een diner in Kasteel De Wittenburg in Wassenaar dat werd aangeboden door NWO en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 17
Opening van het EPB secretariaat in Den Haag.
Educatie, Outreach & Communicatie In 2014 is het bezoek voorbereid van een cameraploeg van het televisieprogramma Kennis van Nu (van de NTR) naar Rothera Research Station. In januari 2015 hebben zij projecten in het Dirck Gerritsz Laboratorium gevolgd. Deze uitzendingen kwamen op 4 en 11 februari 2015 op de Nederlandse televisie bij de NPO. In mei 2015 zijn de uitzendingen herhaald. In de zomer van 2015 volgt NTR Thomas Lameris (project 866.13.010, Cluster II) met zijn onderzoek naar Brandganzen in het Noordpoolgebied. Bijeenkomsten Vanuit het NNPP wordt gestreefd naar een jaarlijks poolsymposium. In 2014 vond op woensdag 5 november het symposium plaats met de naam “Polar Change: a Scientific Adventure” wat als missie had om publiek, beleidsmakers en bedrijfsleven het belang en de waarde van poolonderzoek duidelijk te maken door de nadruk te leggen op de avontuurlijke, verrassende, en onverwachte resultaten. Het symposium vond plaats bij NWO en werd door ongeveer 80 mensen bezocht. Het programma is terug te zien in par. 3.7 in de bijlage.
18 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Advieswerkzaamheden door de Universiteit Tilburg 866.12.302 (tekst: prof.dr. C.J. Bastmeijer) Deze paragraaf beschrijft de advieswerkzaamheden van prof. dr. C.J. Bastmeijer van de Universiteit van Tilburg in 2014 ter ondersteuning van de positie van Nederland binnen het Antarctisch Verdrag Systeem. Inleiding Conform de toekenning ten behoeve van advieswerkzaamheden betreffende het NPP 2011 – 2015 wordt hieronder kort verslag gedaan van de door de Universiteit van Tilburg (Prof. dr. C.J. (Kees) Bastmeijer) verrichte werkzaamheden in het jaar 2014. De werkzaamheden zijn gericht op een ondersteuning van een actieve en constructieve betrokkenheid van Nederland bij het internationale beheer van Antarctica. Op hoofdlijnen zijn de werkzaamheden conform de eerder uitgebrachte offerte (algemeen adviescontract) verricht. Verrichte werkzaamheden I | Advisering over internationaal beheer Antarctica en Nederlandse positie Het leveren van een bijdrage aan een goede voorbereiding van de Antarctic Treaty Consultative Meeting in Brasilia (28 april – 7 mei 2014) en de deelname aan deze vergadering vormden belangrijke bestanddelen van de advisering. De verrichte werkzaamheden hadden betrekking op: −
Het lezen van ingezonden Information Papers en Working Papers en het adviseren van het meest
−
Het leveren van een bijdrage aan de opstelling van de instructie voor de Nederlandse delegatie
−
Deelname aan de CEP en ATCM (gehele vergadering), onder meer als woordvoerder voor Nederland
betrokken ministerie/IPO ten behoeve van een Nederlands standpunt ten aanzien van deze papers; (m.n onderdeel toerisme); in de ‘Working Group of Tourism and other non-governmental activities’ (gebaseerd op de Nederlandse instructie); −
Meer in het bijzonder, het tijdens de ATCM en de CEP introduceren van het Nederlandse Information Paper inzake de rol van de ATCM ten aanzien van het beschermen van het mariene milieu (zie hieronder);
−
Bijdrage aan de verslaglegging van Buitenlandse Zaken over de uitkomsten van de ATCM (m.n. onderdeel toerisme).
II | Uitvoeren van een onderzoek – in samenwerking met R. Roura en F. Steenhuisen – naar de rol van de ATCM ten aanzien van het beschermen van het Antarctisch mariene milieu (resulterend in een ATCMInformation Paper voor Nederland) In het voorjaar van 2014 is in samenwerking met R. Roura (en F. Steenhuisen (RUG)) een uitvoerig onderzoek uitgevoerd naar de rol van de ATCM bij het beschermen van waardevolle gebieden in het mariene milieu in Antarctica. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een Information Paper van Nederland, dat tijdens de ATCM in 2014 is gepresenteerd. De afgelopen jaren is tijdens de ATCM regelmatig het onderwerp van beschermde mariene gebieden aan de orde gekomen. Daarbij werd steeds sterker de indruk gewekt dat het hierbij om een exclusieve bevoegdheid van CCAMLR gaat. Hoewel CCAMLR een centrale rol speelt bij het instellen van Marine Protected Areas (MPAs), heeft echter ook de ATCM instrumenten om het mariene milieu te beschermen. Zo kunnen Antarctic Specially Protected Areas (ASPAs) ook betrekking hebben op mariene gebieden of op mariene componenten van kustgebieden ten zuiden van 60 graden ZB. Het onderzoek brengt zowel deze instrumenten in kaart als de mate waarin van deze instrumenten tot op heden gebruik is gemaakt. Het Information Paper is gepresenteerd tijdens de CEP en de ATCM van 2014.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 19
De bijdrage van Kees Bastmeijer aan dit onderzoek valt geheel binnen het adviescontract voor het jaar 2014. Het rapport (als Information Paper) is openbaar en beschikbaar via: http://www.ats.aq/documents/ATCM37/ip/ATCM37_ip049_e.doc. III | Ondersteuning van de uitvoering van de Wet bescherming Antarctica Bij de uitvoering van de nationale Antarcticawetgeving (Wet bescherming Antarctica (Wba)) doen zich regelmatig juridisch-beleidsmatige vragen voor, bijvoorbeeld over de uitleg van begrippen in de Wba, de uitleg van het Protocol, de relatie tot de wetgeving van andere landen, de relatie tussen het wettelijk systeem en het zelfreguleringssysteem van de toerisme sector (IAATO), e.d. In 2014 ging het daarbij onder meer om vragen inzake het toelaatbaar zijn van gemotoriseerde niet-gouvernementele activiteiten in Antarctica. Ook werden voorbereidingen getroffen om te komen tot papers voor de ATCM van 2015. Er zal dan een workshop voor bevoegde gezagsinstellingen worden gehouden waar Nederland ervaringen met de uitvoering van de Wba met andere landen zal delen (zie het 2015-verslag).
Activiteiten uitgevoerd door het Arctisch Centrum (tekst: Maarten Loonen, Annette Scheepstra en Frits Steenhuisen) Nederland is sinds de oprichting waarnemer bij de Arctische Raad. De rol van waarnemer is inhoudelijk ingevuld door deelname van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen aan de werkgroepen van de Arctische Raad: AMAP (vervuiling) CAFF (biodiversiteit) en SDWG (duurzaamheid). Op diplomatiek niveau wordt de vertegenwoordiging inhoud gegeven vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Van mei 2013 tot mei 2015 was Canada voorzitter van de Arctische Raad. Het Canadese thema tijdens haar voorzitterschap was ‘Development for the People of the North’. De inheemse bevolking stond centraal met daarnaast een focus op verantwoorde ontwikkeling in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, veiligheid bij Arctisch scheepvaart en duurzame circumpolaire gemeenschappen. De oprichting van de Economic Council, het ontwikkelen van een Polar Code en het vergroten van de rol van de inheemse bevolking in de Arctische Raad waren hierbij belangrijke instrumenten. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van 24 – 25 april 2015 in Iqaluit, Canada, werd een aantal aanbevelingen die de verschillende vertegenwoordigers van de Arctische inheemse bevolking hadden opgesteld bekrachtigd. Een belangrijke aanbeveling die invloed heeft op het werk van de werkgroepen is dat naast de wetenschappelijke kennis bij projecten ook gebruik gemaakt moet worden van de traditionele kennis van de inheemse bevolking. Hoe dit uit gaat pakken zal onder andere de komende twee jaar blijken wanneer Amerika het voorzitterschap heeft overgenomen van Canada. Er is nog steeds een toenemende belangstelling van niet-Arctische landen. Dat blijkt onder andere uit de benoemingen van ambassadeurs voor het Arctisch gebied door onder andere Frankrijk, Singapore en Japan. Ook in Groot Brittannië gaan stemmen op voor een Arctische ambassadeur.
20 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Hoe vult het Arctisch Centrum de taken in? Een belangrijk uitgangspunt van het Arctisch Centrum bij de invulling van haar werk voor de werkgroepen van de Arctische Raad is continuïteit en aansluiten bij (onderzoeks)projecten. De continuïteit wordt gewaarborgd doordat zoveel mogelijk dezelfde persoon voor lange tijd de vertegenwoordiging vervult. Hierdoor wordt gebruik gemaakt van de opgebouwde expertise en historische kennis van processen die een rol spelen in de Arctische Raad. In 2014 is er regelmatig overlegd met de vertegenwoordigers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de Arctische Raad (Leni Buisman en Jorden Splinter), waarbij de afstemming en efficiëntie van de Nederlandse inzet werd verbeterd. Overzicht van de activiteiten in 2014 In het kader van het werkplan 2014 voor wat betreft deelname aan negen bijeenkomsten van de werkgroepen van de Arctische Raad en het beheer van het Nederlands Poolstation op Spitsbergen zijn de volgende vergaderingen bezocht: Tabel 5 | Overzicht deelname bijeenkomsten in 2014 Bijeenkomst CAFF-AMBI AMAP Radioact. Exp.Gr. SDWG – general NySmac CAFF – CBIRD AMAP (en PAME) AACA-C SDWG – general CAFF – biodiversity conference and AMBI
Plaats
Persoon
Maand
Montreal
Maarten Loonen
feb-14
Oslo
Frits Steenhuisen
feb-14
Yellowknife
Annette Scheepstra
mrt-14
Helsinki
Annette Scheepstra
apr-14
Longyearbyen
Maarten Loonen
apr-14
Whitehorse
Frits Steenhuisen
sep-14 okt-14
Oslo
Annette Scheepstra
Yellowknife
Annette Scheepstra
okt-14
Trondheim
Maarten Loonen
dec-14
Er komen steeds meer internationale vergaderingen om de activiteiten van de werkgroepen van de Arctische Raad te ondersteunen. Niet iedere vergadering wordt bijgewoond door een Nederlandse waarnemer. Er wordt een keuze gemaakt op basis van het werkplan, herkenbaarheid van de rol als Nederlands waarnemer en de mogelijkheid tot het geven van inhoudelijke bijdragen. Medewerkers van het Arctisch Centrum zijn daarnaast actief in verschillende internationale consortia op het gebied van poolonderzoek en coördinatie van onderzoek. De meeste consortia hebben één of twee vergaderingen per jaar. De kosten van deelname komen niet ten laste van het NPP-beleid budget (m.u.v. de kosten van de Nederlandse afgevaardigde in IASC), maar deze activiteiten spelen een belangrijke rol bij het toegankelijk maken van logistieke faciliteiten voor Nederlandse poolonderzoekers en het uitdragen van een Nederlandse betrokkenheid bij de poolgebieden. IASC
International Arctic Science Committee De activiteiten in het kader van IASC staan eerder in dit document beschreven.
SIOS
Svalbard Integrated Earth Observing System Dit programma moet al het klimaatonderzoek en de monitoring-programma’s op Spitsbergen samenbrengen en verbeteren. Het ontwikkelen van een kennis- en coördinatiecentrum in Longyearbyen is een belangrijk onderdeel van dit concept. De voorbereidende fase is tot 30 september 2014 gesubsidieerd door de Europese Unie. In deze voorbereidende fase was Maarten Loonen betrokken vanwege het Nederlands Poolstation in Ny-Ålesund. Hij heeft een bijdrage geleverd aan het wetenschappelijke coördinatie-plan. Voor de jaren 2015 – 2017 is een implementatiefase voorzien. Omdat dit project voor
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 21
de Noorse overheid een belangrijk initiatief is om internationale samenwerking op Spitsbergen vorm te geven, betalen zij het leeuwendeel van de kosten tijdens deze implementatiefase. Van de partners is ook een bijdrage voor deelname gevraagd. Voor Nederland is besloten dat zo’n bijdrage (te) vroeg komt vanwege onzekere financiering en betrokkenheid. Het plan is nog niet zo ver uitontwikkeld, dat een breed gedragen Nederlands belang duidelijk is. SIOS moet operationeel worden in 2017. Dan zal het ongetwijfeld een belangrijk internationaal consortium vormen voor al het klimaatonderzoek op Spitsbergen. FARO
Forum of Arctic research Operators FARO is een forum voor informatie-uitwisseling op het vlak van logistieke operaties in het Arctisch gebied. Tot 2015 werden de secretariaatskosten betaald door Denemarken. Vanaf 2015 wordt er jaarlijks contributie betaald vanuit het NPP. Al jaren verzorgt het Arctisch Centrum de Nederlandse vertegenwoordiging in FARO.
INTERACT Een samenwerkingsverband van Arctische onderzoeksstations die terrestrisch biologisch veldonderzoek doen. Vanaf 2015 is een tweede lustrum ingegaan met het Nederlands Poolstation als deelnemer (voorheen waarnemer). Het station is weer prominent aanwezig in de nieuwe versie van de Station Catalogue. EUAIC
Europees Arctisch Informatie Centrum Een consortium van poolinstituten, die opereren als verzamelaars van kennis over Noordpoolzaken voor de Europese Gemeenschap. In september 2014 is een indrukwekkend rapport verschenen onder de titel Strategic assessment of development of the Arctic als afsluiting van de voorbereidende fase. Het rapport behandelt de ontwikkelingen in het Europese Noordpoolgebied tot 2030 met een bespreking van de onzekerheden. Het is nog niet duidelijk of dit informatiecentrum verder gesubsidieerd gaat worden door de EU. Annette Scheepstra is de Nederlandse vertegenwoordiger.
EU-PolarNet Een consortium van 22 poolinstituten uit 17 verschillende landen met als doel om een geïntegreerd Europees polair onderzoeksprogramma te ontwikkelen in samenwerking met belanghebbenden. Het thema van dit consortium is Connecting science with society. Het Arctisch Centrum heeft verantwoordelijkheid genomen voor het thema stakeholder involvement, stakeholder mapping en de inbreng van social science and humanities within the defining of the key research questions en Annette Scheepstra is hiervoor verantwoordelijk. AMAP
Arctic Monitoring and Assessment Programme Het Arctic Monitoring and Assessment Programme (AMAP) richt zich op milieu en klimaatverandering in het Arctisch gebied. AMAP is, samen met CAFF, de eerste werkgroep onder de Arctic Environmental Protection Strategy (AEPS, 1991) en later de Arctische Raad. Belangrijke thema’s zijn verontreiniging (POP’s, zware metalen), radioactiviteit en klimaat. Klimaatverandering en daaraan verwante onderwerpen zoals verzuring van oceanen krijgen de laatste jaren steeds meer aandacht. Één van de belangrijkste projecten van de Arctische Raad op dit moment is het ‘Adaptation Actions for a Changing Arctic’ project (AACA). AACA-C wordt geleid door AMAP, maar is een samenwerking tussen de verschillende werkgroepen en stakeholders. Binnen AACA-C zijn drie fasen te onderscheiden; I Climate change follow up, II Identification of additional stressors, III Integration. Annette Scheepstra is vanuit de Sustainable Development Working Group mede-auteur van AACA-C.
22 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Binnen AMAP zijn expertgroepen verantwoordelijk voor het rapporteren over bepaalde onderwerpen. Naast een wetenschappelijk rapport wordt er vaak ook een Policy-makers Summary en een Overview report gepubliceerd. Recente rapporten zijn Summary for Policy-makers: Arctic Climate Issues 2015, Summary for Policy-makers: Arctic Pollution Issues 2015 en Socio-Economic Drivers of Change in the Arctic. De snelle en ingrijpende ontwikkelingen in de poolgebieden als gevolg van klimaatverandering hebben tot gevolg dat zich in de afgelopen paar jaar nieuwe waarnemers hebben gemeld. Onder andere China, India en Japan hebben de waarnemer-status bij de Arctische Raad aangevraagd en gekregen. Vooral China heeft een duidelijk andere agenda dan bijvoorbeeld Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, waarvan de rol binnen AMAP en de andere werkgroepen vooral wetenschappelijk georiënteerd was. De nieuwe waarnemers profileren zich duidelijk ook als economische speler in het Arctisch gebied. Nederland is momenteel vertegenwoordigd in twee expertgroepen: Radioactiviteit en Kwik. Frits Steenhuisen is binnen de radioactiviteit-expertgroep verantwoordelijk voor het AMAP radioactivity thematic data center. Een nieuw rapport over radioactiviteit in het Arctisch gebied wordt gepubliceerd in augustus 2015. In een samenwerkingsverband tussen het United Nations Environment Programme UNEP en AMAP wordt gewerkt aan een kwikemissie-model. De uitkomsten (global antropogenic mercury emissions 2010) hiervan zijn gebruikt in het proces dat heeft geleid tot het UNEP Minamata verdrag ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid voor de negatieve effecten van kwik. Publicaties hierover zijn o.a. Technical Background Report for the Global Mercury Assessment 2013 en recent Identifying and characterizing major emission point sources as a basis for geospatial distribution of mercury emissions inventories (Atmospheric Environment, 2015). Op initiatief van UNEP is update van dit werk gepland voor 2015. Dit, en volgende emissiedatasets zullen worden gebruikt om de effectiviteit van het Minamata verdrag te toetsen. Publicatie: Identifying and characterizing major emission point sources as a basis for geospatial distribution of mercury emissions inventories. Frits Steenhuisen, Simon J. Wilson, Atmospheric Environment, Volume 112, July 2015, Pages 167–177 CAFF
Conservation of Arctic Flora and Fauna De werkgroep van de Arctische Raad voor behoud van biodiversiteit, Conservation of Arctic Flora and Fauna vierde de totstandkoming van de Arctic Biodiversity Assessment met een groot internationaal symposium in Trondheim. Tijdens dit symposium was een Nederlandse bijdrage duidelijk herkenbaar door een aantal posters, meerdere deelnemers van de Rijksuniversiteit Groningen en deelname aan een paneldiscussie door Maarten Loonen over de wederzijdse belangen van de waarnemende landen en de Arctische Raad. Het congres werd actief gevolgd door de reporting service van het International Institute for Sustainable Development (IISD). Na afloop van dit congres was er ook een belangrijke brainstorm-sessie over het Arctic Migratory Bird Initiative (AMBI). Dit initiatief is vooral gericht op bedreigde trekvogelpopulaties van steltlopers. AMBI blijkt een optimale activiteit voor waarnemende landen bij de Arctische Raad waar Arctische trekvogels overwinteren, zoals Nederland. Langs de oostAziatische trekroute zijn veel populaties door habitatverlies en illegale jacht met uitsterven bedreigd, terwijl beschermingsinitiatieven uit de Waddenzee tot voorbeeld kunnen zijn van betrokkenheid van verschillende belanghebbende partijen. Daarom wordt er actief deelgenomen door Nederlandse onderzoekers aan AMBI. Op het congres namen Jeroen Reneerkens, Margje de Jong en Maarten Loonen tegelijkertijd deel aan meerdere discussiegroepen. Naast twee vergaderingen ten behoeve van AMBI werd ook deelgenomen aan de jaarlijkse CBIRD meeting over zeevogels en eidereenden. Tijdens deze vergadering werd ingegaan op studies uit verschillende landen waarbij de negatieve effecten op zeevogels van nieuwe economische ontwikkelingen in kaart werden gebracht en gemitigeerd.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 23
CAFF blijft een belangrijke werkgroep voor de bescherming van Nederlandse trekvogels die broeden in het noordpoolgebied. Nederland heeft in het verleden regelmatig steun gegeven aan Russische onderzoekers om onze trekvogels in Rusland te volgen. Daarmee is er een hele goede naam opgebouwd binnen CAFF en alle aan CAFF gelieerde organisaties. SWDG
Sustainable Development Working Group Het werk van de Sustainable Development Working Group richt zich op de mensen in het Arctisch gebied. Belangrijke projectthema’s zijn behoud van taal en cultuur en de hiermee samengaande voedselzekerheid, gezondheid en betrokkenheid van de jeugd. Er is een aantal belangrijke ontwikkelingen: De toenemende rol van de inheems bevolking in het werk van de Arctische Raad. Wanneer het Nederlandse beleid zich meer gaat richten op het economische belang van het Arctische gebied is het belangrijk hier goed kennis van te nemen. Het gebruik van traditionele kennis in alle projecten van de Arctische Raad. Deze centrale rol voor lokale en inheems bevolking is ook van toenemend belang in het poolonderzoek. Zo wordt bijvoorbeeld in het EU-PolarNet groot belang gehecht aan het betrekken van stakeholders. Voedselzekerheid en het recht op de daarmee samengaande jacht van de inheemse bevolking is een principieel uitgangspunt voor de Permanent Participants van de Arctische Raad. Veel Nederlanders zien graag een verbod op de jacht op soorten als walvissen en zeehonden, een conflicterend punt.
Het Nederlands poolstation op Spitsbergen. Foto: L. Noor, NWO
De SDWG heeft 2 expertgroepen, de Arctic Human Health Expert Group (AHHEG) en de Social, Economic and Cultural Expert Group (SECEG). De laatste is nieuw en zal zich vooral bezig houden met de implementatie van de toepassing van de traditionele kennis in de projecten van de Arctische Raad. Begin 2015 zijn er twee belangrijke samenhangende rapport uitgebracht, hoewel het politiek niet haalbaar bleek om de rapporten het SDWG stempel te geven. Het Arctic Human and Development II Report geeft een uitgebreid overzicht van de menselijke ontwikkelingen in het Arctisch gebied en is een up-date van het ADHR I rapport dat in 2004 is uitgegeven. De Arctic Social Indicators II is een vervolg van het in 2010 ASI I rapport dat een zestal specifieke sociale indicatoren beschrijft die de menselijke ontwikkelingen in het Arctisch gebied kunnen bijhouden en monitoren. Het vervolg rapport laat onder meer aan de hand van voorbeelden zien hoe dit in de praktijk werkt. Een van de belangrijkste projecten van de Arctische Raad op dit moment is het ‘Adaptation Actions for a Changing Arctic’ project (AACA). Op dit moment wordt er gewerkt aan een rapport met ‘…
24 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
information to assist local decision-makers and stakeholders in three pilot regions in developing adaptation tools and strategies to better deal with climate change and other pertinent environmental stressors”. Dit AACA-C wordt geleid door AMAP, maar het is een werkgroep-overstijgend project. Annette Scheepstra is een van de auteurs voor het hoofdstuk ‘ Local and regional perspectives’. Nederlands Poolstation Spitsbergen Het Nederlands Poolstation kende een actieve samenwerking met het Duits-Franse conglomeraat AWIPEV in het wetenschapsdorp Ny-Ålesund op Spitsbergen. Alle vijf de onderzoeksprojecten van het kernprogramma Anthropogenic impact on Svalbard ecosystems hebben in 2014 met meerdere onderzoekers gegevens verzameld. Daarmee waren de Rijksuniversiteit Groningen en het NIOZ vertegenwoordigd. Daarnaast werden er ook twee projecten van de Wageningen Universiteit gerealiseerd (aan toxiciteit van vervuiling voor ganzen en mariene bodemdieren) en was er logistieke steun voor een archeologisch/geologisch onderzoek naar marmerexploitatie (Dr Frigga Kruse van de RUG). Het totaal aantal mensdagen aan Nederlandse projecten bedroeg daarmee 683, een absoluut record. Van dit aantal viel 55% binnen het zomerseizoen. Het Nederlands Poolstation bereikt veel mensen door een actieve website (poolstation.nl of arcticstation.nl) en lezingen voor toeristen en bezoekers aan Ny-Ålesund. NySMAC Ny-Ålesund Science Managers Committee De Ny-Ålesund Science Managers Committee (NySMAC) is zoals ieder jaar twee keer bij elkaar gekomen. Een groot deel van de vergaderingen gaat over praktische, lokale onderwerpen zoals het aanleggen van infrastructuur, het verminderen van verstoring en het beter coördineren van bezoeken van toeristen, studenten en media. Er komen steeds meer regels en vergunningen, waarmee de Noorse overheid ook meer controle krijgt over de activiteiten. NySMAC zet zich in voor engelstalige procedures en duidelijke draaiboeken. Vooral bij de verscherping van de regels van de Noorse dierproefwet bleek dat noodzakelijk. Ook het gebruik van drones is zeer beperkt in Ny-Ålesund vanwege de ban op gebruik van radiofrequenties (met name in het wifi en bluetooth bereik) vanwege de aawezigheid van een radiotelescoop voor geodesie. Vanwege de zorg over de kwaliteit van de natuurlijke omgeving lopen er speciale projecten onder de titel “Limits to acceptable change”. De Noren hebben geïnvesteerd in een surveillance/verbeterprogramma en Loonen levert een inhoudelijke bijdrage aan een studie over behoud van vegetatie en verstoring van vogels. Daarnaast besteed NySMAC veel aandacht aan het optimaliseren van de samenwerking tussen onderzoeken. Er is een hernieuwde versie van een Science Plan in de maak (2015 – 2020), waarbij de onderzoekthema’s verdeeld zijn in vier flagships: atmosfeer, marien, terrestrisch en glaciologie. In 2014 was er veel overleg over het atmosferisch onderzoek met nadruk op lucht-sneeuw interactie, aerosolen, black carbon en modelleren. Voor alle thema’s worden er veel korte onderzoeksprojecten gedaan, maar wordt het ook steeds belangrijker om tijdreeksen toegankelijk te maken en uit te bouwen. Juist de tijdreeksen blijken van groot belang voor bestudering van de gevolgen van klimaatverandering. Tenslotte is er ook veel aandacht voor samenwerking met andere Arctische onderzoekslocaties binnen Spitsbergen maar ook daarbuiten (bv. Zackenberg in Noord Oost-Groenland).
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 25
Overzicht lopende projecten in 2014 In tabel 6 staan de in 2014 binnen Cluster III lopende projecten vermeld. Tabel 6 | Overzicht lopende projecten in 2014 binnen Cluster III Titel Contract inzake advieswerkzaamheden Nederlands Polair Programma 2011 – 2015
Hoofdaanvrager
Gebied
Prof. dr. mr. C.J. Bastmeijer
Bipolair
Prof. dr. Hacquebord
Arctica
Samenwerking Arctisch Centrum (RUG)
Aanvullende investeringen vanuit NWO-ALW in poolonderzoek NWO financiert ook buiten het NNPP poolonderzoek. In 2014 liepen de volgende projecten: Tabel 7 | Overzicht NWO-poolonderzoekprojecten in 2014 buiten het NNPP Titel
Hoofdaanvrager Financieringsprogramma
The Greenland ice sheet: from elevation change to mass change Perturbations of System Earth: Reading the Past to Project the Future – A proposal to create the Netherlands Earth System Science Centre (ESSC)
Prof. M.R. van den Broeke
Gebruikersondersteuning Ruimteonderzoek
Prof. dr. J.S. Sinninghe Damsté
Zwaartekrachtonderzoek
NNPP – Een blik op 2016 Wat in 2016 zal gebeuren hangt geheel af van het feit of het Nederlands Polair Programma voor de periode 2016 – 2020 weer budget zal verkrijgen. Als dit het geval is, zal ook de hoogte ervan grote invloed hebben op de invulling van het programma. Naar verwachting zal de samenwerking met het Duitse AWI en het Franse IPEV op Spitsbergen dan worden geïntensiveerd. AWI heeft een gesprek gehad met de plaatselijke operator in Ny-Ålesund, Kings Bay. Zij hebben een zeer grote invloed op de uiteindelijke plannen en reageerden positief op dit idee. De bouw begint op zijn vroegst in 2016, maar dit is nog onzeker en uiteindelijk hangt Nederlandse deelname natuurlijk sterk af van verkrijgen van nieuw NPP-budget. Naar verwachting zal de MoU met de British Antarctic Survey worden vernieuwd. Deze wordt in 2015 geëvalueerd. Ervan uitgaande dat er weer budget beschikbaar komt zal er eind 2015 een eerste financieringsronde voor het NPP worden opengesteld voor het indienen van aanvragen. In november 2016 zal weer een nationaal poolsymposium worden georganiseerd. Het voornemen bestaat om samen te werken met het Nederlandse bedrijfsleven in calls for proposals binnen het NPP. Hiervoor wordt een link gelegd met een aantal Topsectoren. In 2015 worden de proposities -de invulling van – voor de topsectoren over 2016 en 2017 opgesteld. NWO probeert poolonderzoek aan te haken bij de topsectoren Water, Logistiek en Energie.
IJskernen boren bij Rothera Research Station. Foto: J. Stefels, RUG
Bijlagen
28 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Achtergrondinformatie bij het jaarverslag NNPP 2014 Organisatie van het NNPP NWO Aard- en Levenswetenschappen (NWO-ALW) is de uitvoerder van het Nieuw Nederlands Polair Programma. Zij verzorgt aanvraagrondes waarin onderzoeksprojecten geselecteerd worden voor de uitvoering van poolonderzoek. NWO-ALW is verplicht zorg te dragen voor een adequaat functionerende organisatie, zodat de uitvoering van het Nieuw Nederlands Polair Programma doelmatig en rechtmatig geschiedt. Er dient een duidelijke en overzichtelijke administratie te worden gevoerd waaruit te allen tijde inzicht in de financiële positie van het programma kan worden verkregen. Het merendeel van het NNPP-budget wordt ingezet in investeringsrondes gericht op het financieren van wetenschappelijk poolonderzoek. Een deel van het budget is bestemd voor de noodzakelijke logistieke en infrastructurele ondersteuning van Nederlandse poolonderzoekers. De beslissingsbevoegdheid voor de investeringen ligt bij het Gebiedsbestuur van NWO-ALW. Indien er over beleidgestuurde onderzoeksvoorstellen beslist dient te worden doen de financiers van het NNPP, verenigd in het Interdepartementaal Polair Overleg (IPO), een voorstel voor een besluit, alvorens het Gebiedsbestuur van NWO-ALW formeel besluit. Voor het leveren van coördinatie en ondersteuning door NWO-ALW worden alle drie de clusters doorbelast, op basis van de geldende NWO-tarieven, voor de volgende beschikbare formatie: Tabel 8 | Opsomming ingezette formatie op het NNPP Functie
fte
Schaalniveau
Programmamanager, i.h.b. internationale activiteiten
0,5
13 – 14
Coördinator NNPP, secretaris Nederlandse Poolcommissie en manager Dirck Gerritsz lab
1,0
10 – 11
0,07
10
0,2
9
PR-coördinator Secretaresse Controller
0,05
12
Financieel medewerker
0,04
8–9
Totaal ondersteuning NNPP
1,86
De Nederlandse Poolcommissie In 2010 is de Nederlandse Poolcommissie (NPC) opgericht met als voorzitter mevrouw drs. J.M. de Vries. De voornaamste taken van de NPC zijn: −
het schrijven van de voor het poolonderzoek benodigde call for proposals;
−
het vertegenwoordigen en het behartigen van de belangen van het Nederlandse poolonderzoek in (inter)nationale commissies en organisaties;
−
het monitoren van de voortgang van het onderzoek;
−
het adviseren over (inter)nationale ontwikkelingen in het poolonderzoek;
−
het stimuleren, initiëren en coördineren van (inter)nationale wetenschappelijke activiteiten in de
−
het organiseren van een jaarlijks poolsymposium en te functioneren als het nationale aanspreek-
poolgebieden; punt voor zaken die betrekking hebben op het (N)NPP. De NPC heeft in 2014 driemaal vergaderd.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 29
Samenstelling Nederlandse Poolcommissie 2014 Voorzitter Drs. Monique de Vries Leden Prof. dr. Rien Aerts Terrestrische ecologie Vrije Universiteit Amsterdam Prof. dr. Michiel van den Broeke Polaire meteorologie Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek Universiteit Utrecht Prof. dr. Corina Brussaard Marine virale ecologie Netherlands Institute for Sea Research / UvA Prof. dr. Anita Buma Ecofysiologie van mariene micro-algen Rijksuniversiteit Groningen Han Dolman
vanaf 1 september
Ecohydrology Vrije Universiteit Amsterdam Dr. Loes Gerringa
tot 1 september
Bio availability of metals for biota Netherlands Institute for Sea Research Prof. dr. Louwrens Hacquebord Archeologie en geografie van de poolgebieden Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. Harro Meijer
tot 1 september
Atmosferische chemie Centrum voor IsotopenOnderzoek (CIO) Rijksuniversiteit Groningen Dr. Alex Oude Elferink Internationaal recht, recht van de zee, maritieme afbakening Netherlands Institute for the Law of the Sea Universiteit Utrecht Micha Rijkenberg
vanaf 1 september
Trace metal distribution, chemical speciation and biological availability Netherlands Institute for Sea Research
30 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Nederlandse afgevaardigde in SCAR is Dr. Jacqueline Stefels (RUG) Waarnemer vanuit het Interdepartementaal Polair Overleg is Jorden Splinter / Leni Buisman (BZ) Beleidsexperts ––
Prof. dr. ir. Bram Bregman: Strategisch adviseur en coordinator van het klimaatonderzoek en klimaatbeleid bij het KNMI, tevens bijzonder hoogleraar Duurzaamheid en Klimaat aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.
––
Prof. dr. Herman Eijsackers (em.): Chief Science Officer (CSO) voor Natuur, Landschap en Platteland, Ministerie van LNV, voormalig voorzitter van de Wetenschappelijke Adviesraad van Wageningen UR en em. hoogleraar VU en WUR.
––
Dhr. J. Huber: voormalig secretaris en voorzitter van het Interdepartementaal Polair Overleg; voormalig Nederlands delegatieleider naar de Antarctic Treaty en de Arctische Raad; voormalig Executive Secretary van het Antarctic Treaty Secretariat in Buenos Aires
––
Ir. V.P.M.E. van Zeijst
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Economische en Ecologische Samenwerking (DES), Milieu en Nucleaire Veiligheid (DES/MI), voormalig secretaris IPO.
Financieringsinstrumenten Er kan per onderzoeksvoorstel 1 positie worden aangevraagd, voor een promovendus (voor een project van vier jaar) of voor een post doc (voor een project van drie jaar). Daarnaast is er ruimte om budget aan te vragen voor met het onderzoeksproject samenhangende kosten (apparatuur, veldwerkkosten en kosten van verbruiksgoederen voor experimenten). Onderzoeksvoorstellen moeten binnen de thema’s van het NNPP vallen: Thema 1 | IJs, klimaat en zeespiegel (meteorologie/ glaciologie) Klimaatveranderingen induceren veranderingen in de cryosfeer, met direct effect op de zeespiegel. Gegeven het grote maatschappelijke belang van zeespiegelveranderingen voor Nederland is dit thema een speerpunt van het NNPP. Thema 2 | Polaire oceanen De Zuidelijke Oceaan is belangrijk voor de warmtehuishouding en de koolstofkringloop van onze planeet. Het mariene ecosysteem dat daarbij een significante rol speelt, is beperkt door gebrek aan ijzer en licht en wordt beïnvloed door schadelijke UV straling gerelateerd aan het “ozongat” evenals door toenemende verzuring van de oceanen. De Noordelijke IJszee wordt naar verwachting ijsvrij, en ondergaat ook verzuring, met mogelijk grote economische en ecologische consequenties. Thema 3 | Polaire ecosystemen Polaire ecosystemen zijn complex en kwetsbaar voor klimaatverandering. Het onderzoek binnen dit thema heeft als doel de relaties en dynamica tussen het abiotische en biotische systeem en binnen voedselwebben beter te begrijpen en de kwetsbaarheid voor veranderingen in kaart te brengen. Thema 4 | Menswetenschappen en veranderingen in polaire gebieden De gevolgen van veranderingen in de poolgebieden voor inheemse samenlevingen, voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en voor de bestaande bestuurssystemen vormen een belangrijk overkoepelend thema in de menswetenschappen die zich richten op de poolgebieden.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 31
Onderzoeksvoorstellen die in een wetenschapgestuurde ronde worden ingediend worden alleen beoordeeld op hun wetenschappelijke kwaliteit. Internationale wetenschappers verzorgen een peer review op de volgende criteria: 1. originaliteit / innovativiteit van het ingediende onderzoek; 2. wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel; 3. wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoeksgroep waartoe de indiener behoort. Onderzoeksvoorstellen die in een beleidgestuurde aanvraagronde worden ingediend worden middels peer review op hun wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld. Om de beleidsrelevantie van onderzoeksvoorstellen te kunnen beoordelen worden de voorstellen ook door vier door het IPO geselecteerde beleidsexperts beoordeeld op drie beleidscriteria: 1. aansluiting op het Beleidskader “Nederland en de poolgebieden 2011 – 2015”; 2. implementatie van onderzoeksresultaten; 3. geplande of ondernomen acties om deze implementatie te realiseren. De uiteindelijke score van een voorstel in een beleidgestuurde ronde is een gemiddelde van de score op wetenschappelijke kwaliteit en de score op beleidsrelevantie.
Conclusies en aanbevelingen van de Evaluatiecommissie van het (Nieuw) Nederlands Polair Programma over de periode 2009 – 2014 Kwaliteit van het gefinancierde onderzoek De Nederlandse onderzoekers leveren een uitstekende bijdrage aan de meest urgente vraagstukken op de internationale politieke én wetenschappelijke agenda. De wetenschap- en beleidgestuurde onderzoeksprioriteiten sluiten zeer goed aan bij de hoofdthema’s zoals opgenomen in het beleidskader “Nederland en de Poolgebieden 2011 – 2015”. De positieve resultaten van het beleidsondersteunend onderzoek zijn direct merkbaar door de actieve rol en inbreng van de Nederlandse delegaties in de verschillende beleidsfora inzake polair onderzoek en polair beleid. De expertise van de uitvoerders van (N)NPP-projecten en hun onderzoeksactiviteiten worden zeer goed gewaardeerd binnen de internationale gemeenschap. Het gehele Nederlandse poolonderzoek neemt de 16de positie in als het gaat om kwantiteit van publicaties in het wereldwijde poolonderzoek. Dit werk wordt bovendien bovengemiddeld geciteerd: Nederland realiseert een opvallende top 3 positie in de 10% meest geciteerde publicaties in een veld. Het exacte aandeel van het NPP in het Nederlandse poolonderzoek is echter niet duidelijk geworden. De (N)NPP-publicaties getuigen verder van goede samenwerking en een sterke internationale verankering. De ten opzichte van andere landen relatief beperkte middelen voor logistieke ondersteuning heeft hier tot nog toe een positief en stimulerend effect op gehad; Nederland moest vanwege haar logistiek afhankelijke positie actief op zoek naar samenwerking met andere landen en internationale onderzoekers. In de evaluatieperiode zijn er voornamelijk individuele projecten gefinancierd. De commissie vond weinig of geen aanwijzingen voor overleg/ afstemming tussen de gehonoreerde onderzoekers en projecten of voor samenwerking tussen verschillende disciplines. Projecten bleven daardoor op zich zelf staan en er werd niet gezocht naar projectoverstijgende samenwerking en synergie tussen verschillende (N)NPP-projecten. Aanbevelingen −
Investeer in extra aandacht bij onderzoekers voor de vertaling van onderzoeksresultaten naar beleidsrelevante informatie, zodat een grotere en beter toegankelijke opbrengst voor het beleid kan worden gerealiseerd.
32 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
−−
Creëer de mogelijkheid voor omvangrijke programma-aanvragen door een geïntegreerd multidisciplinair team. Moedig daarbij netwerking en samenwerking tussen onderzoekers / projecten in verschillende disciplines aan – bovenop het stimuleren van deelname aan transnationale calls. Kies bij voorkeur voor brede thematiek om blikvernauwing of blokkades door het vermengen van belangen zoveel mogelijk te voorkomen.
−
Zorg ter stimulering van innovatie dat ook andere nog niet eerder bij het (N)NPP betrokken onderzoekers aanvragen kunnen indienen en door heldere selectiecriteria kunnen concurreren met de onderzoekers die bij de opmaak van de call betrokken waren. Zorg dat nieuwe onderzoeksgroepen de mogelijkheid krijgen om zich een plaats te verwerven binnen de bestaande onderzoeksgemeenschap.
Kwaliteit van het financieringsprogramma De zichtbaarheid van het (Nieuw) Nederlands Polair Programma in wetenschappelijk Nederland is succesvol. Het programma is goed georganiseerd en overzichtelijk gestructureerd door middel van vier thema’s, die aansluiten bij (inter)nationale onderzoekagenda’s. Wat de omvang van de thema’s betreft lijkt er een onbalans te bestaan tussen de thema’s 1, 2 en 3 en het 4e thema “Menswetenschappen en veranderingen in polaire gebieden”. De thema’s en de beleidsprioriteiten zijn een geactualiseerde voortzetting van eerdere NPP en IPYthema’s wat continuïteit heeft kunnen waarborgen binnen het programma. Dit heeft stabiliserend gewerkt bij het implementeren en realiseren van het (N)NPP. Door de continue ondersteuning is Nederland een belangrijke, gewilde en goed zichtbare onderzoeks- en gesprekspartner geworden inzake polaire activiteiten. Getuige daarvan onder andere het voorzitterschap van de Legal & Institutional Working group van de Antarctic Treaty Consultative Meeting, het waarnemerschap in de Arctische Raad en de recente huisvesting van de European Polar Board. Het (N)NPP heeft via bestaande samenwerkingsovereenkomsten een duurzame – vooral logistieke – samenwerking met een aantal landen wat het (N)NPP toegang verschaft tot beide poolgebieden en tot onderzoeksinfrastructuur van hoge kwaliteit. De bouw van het Dirck Gerritsz Laboratorium heeft een bestaande noodzaak tot een hogere bijdrage aan polaire logistiek en infrastructuur op een zeer goede wijze ingevuld. De verdere ontsluiting van het Noordpoolgebied, waardoor daar ook meer onderzoek plaats zal vinden, kan aanleiding zijn om financiering te reserveren voor een nieuw Nederlands poolstation op Spitsbergen. De interactie tussen onderzoekers en beleidsmakers verloopt niet vanzelfsprekend, er is (te) weinig koppeling en actieve communicatie. Daarbij is er een duidelijke discrepantie aangetroffen tussen wat veel onderzoekers denken dat beleidsrelevant is en wat de beleidsmakers verwachten als informatie om hun beleid te staven of bij te sturen. De koppeling en interactie kan in verschillende fasen verbeterd worden: in de conceptiefase van een aanvraag, bij de beoordeling van de beleidsrelevantie en in de uitvoeringsfase van toegewezen onderzoek. NWO is een zeer geschikte en succesvolle uitvoerder van het (N)NPP. Diverse stakeholders spreken expliciet hun waardering uit over de manier waarop het (N)NPP wordt uitgevoerd en geven aan dat de uitvoering van het (N)NPP in de periode 2009 – 2014 zeer geprofessionaliseerd is. Het is positief dat meerdere ministeries actief betrokken zijn bij het (N)NPP. Aanbevelingen −
Investeer in extra aandacht bij beleidsmakers voor de vertaling van onderzoeksresultaten naar beleidsrelevante informatie, zodat een meer en beter toegankelijke opbrengst voor het beleid kan worden gerealiseerd.
−
Om een betere vertaling van onderzoek naar beleid te realiseren is het noodzakelijk dat de verantwoordelijke ministeries de projecten van nabij volgen en er een directe communicatie tussen de belanghebbende ministeries en de betrokken onderzoekers tot stand komt. Dit kan in de vorm van gebruikers- of opvolgingscommissies worden gegoten.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 33
−
Er dient meer aandacht te worden gegenereerd voor de valorisatie van het onderzoek uit het NPP.
−
Een actievere input van de betrokken ministeries bij de definiëring van onderzoeksvragen en kennislacunes binnen hun competentiegebied en bij de conceptie van onderzoeksvoorstellen (in samenspraak met onderzoekers) is wenselijk. Om een goede beleidsondersteuning van de betrokken ministeries te verzekeren moeten ministeries tijdig nagaan in welke mate en op welke manier (concept)onderzoeksvoorstellen een concretere en gerichte invulling kunnen geven aan hun kennisvragen.
−−
Versterk de ondersteunende formatie van het (N)NPP. De aanbevelingen in dit rapport, mede gericht op een verdere verhoging van het beleidsrendement van het (N)NPP, zullen bij implementatie via het (N)NPP-secretariaat leiden tot een groei in de gewenste ondersteunende beleids- en programmamanagementactiviteiten.
−−
Versterk samenwerkingsverbanden, consolideer bestaande samenwerking en investeer in nieuwe partners, ook buiten de bestaande logistieke arrangementen om.
Besteding van de beschikbare middelen De financiële bijdrage voor het (N)NPP 2011-2015 was in het Masterplan Poolpositie-NL1 op 10 miljoen euro per jaar begroot. De commissie Terlouw heeft in 2010 een jaarlijkse investering in poolonderzoek geadviseerd van 6,5 miljoen euro. In het aansluitende beleidskader met 3,7 miljoen euro per jaar is veel minder geld beschikbaar gesteld. NWO heeft het programma met dit budget zo goed mogelijk, maar uiteraard veel kleinschaliger ingevuld. Verschillende programmaonderdelen en subsidie-instrumenten werden niet ingevuld of ontwikkeld. Een verruiming van het beschikbare budget kan mogelijk gerealiseerd worden vanuit een aansluiting van het (N)NPP bij (één van) de Topsectoren. Met name voor het beleidgestuurde poolonderzoek zijn hier kansen. Voor het fundamentele onderzoek daarentegen is een directe koppeling met het Topsectoren-beleid, vanwege haar zeer praktijkgerichte perspectief, niet direct zichtbaar. De financiering en structuur van het in uitvoering genomen programma heeft er voor gezorgd dat een kritische onderzoeks- en expertisemassa binnen de thema’s 1, 2 en 3 ontwikkeld en behouden kon worden en naar omstandigheden optimaal kon worden ingezet op nationaal en internationaal niveau. Voor thema 4 is dit vooralsnog minder duidelijk. Voor het behouden van de Nederlandse posities in nationale en internationale onderzoeks- en beleidsfora, is een continue ondersteuning en voortzetting van het (N)NPP essentieel, maar een lange termijn financieringsstrategie ontbreekt. De continuïteit van het (N)NPP en daarmee ook de afgeleide continuïteit van significant lange-termijn (monitoring) onderzoek lijkt hiermee in gevaar te komen. De verdeling van middelen over wetenschapgestuurd en beleidgestuurd onderzoek is onevenredig, maar gezien de herkomst van de financiën begrijpelijk. De keuze relatief weinig te investeren in eigen grote infrastructuur heeft positieve gevolgen gehad: Het bevordert het werken met onderzoekers van andere landen en heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe productieve samenwerkingen. De betrokkenheid in campagnes georganiseerd door andere landen leidt ook tot een bredere verspreiding van inzichten en ideeën en bevordert een globaal overzicht van het onderzoek. De kosten van goed en productief onderzoek blijven klein en de human footprint blijft beperkt. Er is weinig geïnvesteerd in het opzetten van of actief participeren in (calls for proposals i.s.m.) internationale onderzoeksprogramma’s. Aanbevelingen −−
Vergroting van het jaarlijkse budget is noodzakelijk. Een jaarlijks budget van 3,7 miljoen euro, zoals in de periode 2011 – 2015, is onvoldoende voor de uitvoering van een volwaardig onderzoeksprogramma in zowel de Arctische regio als Antarctica. Het door de Commissie Terlouw al in 2010 voorgestelde budget van 6,5 miljoen euro per jaar is een noodzakelijk minimum dat alleen al voor
1
Masterplan “Poolpositie-NL”; Nieuw Nederlands Polair Programma (NNPP) 2010 – 2014. NWO, 2009
de uitvoering van alle in het Masterplan uit 2010 genoemde plannen nodig is. Een verdere uitbreiding van activiteiten, bijvoorbeeld de aansluiting met Topsectoren, is alleen mogelijk wanneer dit budget van 6,5 miljoen euro per jaar verhoogd wordt. −
Zoek, waar mogelijk, naar aansluiting en synergie met (één van ) de Topsectoren voor wat betreft het beleidgestuurde onderzoek om de groei in budget mogelijk te maken. Dit kan bijvoorbeeld via binnen het topsectorenbeleid ontwikkelde Publiek-Private Samenwerkingsconstructies.
−
Onderzoek of de verhouding tussen beleid- en wetenschapgestuurd onderzoek d.m.v. groei van het beleidgestuurde gedeelte moet worden bijgestuurd. Dit is alleen mogelijk d.m.v. extra investering – zowel financieel als inhoudelijk – vanuit de ministeries verantwoordelijk voor beleidgestuurd poolonderzoek.
−
Maak binnen het beleidgestuurd onderzoek onderscheid tussen lange-termijn onderzoek dat aansluit op internationale onderzoeksprioriteiten en de meer gerichte korte-termijn prioriteiten die direct aansluiten bij de onderzoeksvragen van de betrokken ministeries.
−−
Vul het huidige budget aan met middelen voor langjarig onderzoek (> 5 jaar), bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek naar zeespiegelstijging zoals geadviseerd door de Adviesraad Internationale Vraagstukken2
−
2
Zorg voor verdere afstemming en synergie met internationale onderzoeksprogramma’s.
“De toekomst van de Arctische Regio”. Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), September 2014
Stormbandpinguïn. Foto: D van der Kroef, NWO
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 35
1 | Cluster I Wetenschapgestuurde onderzoeksfinanciering Voor dit cluster is 19 november 2013 een investeringsronde opengesteld waarvoor onderzoekers werden uitgenodigd voorstellen in te dienen voor onderzoek in het Dirck Gerritsz Laboratorium in Antarctica. De deadline voor deze ronde was 14 januari 2014. Er zijn 9 aanvragen ingediend. Deze aanvragen werden op hun wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld door de gebruikelijke peer review. De gastorganisatie van het Dirck Gerritsz Laboratorium, de British Antarctic Survey (BAS), heeft de voorstellen getoetst op logistieke mogelijkheden en passendheid binnen de NWO-BAS samenwerking. Alle voorstellen zijn deze toetsing doorgekomen. Het NWO-ALW bureau heeft bekeken of de voorstellen die in de beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel het hoogst scoren, ook qua bemensing passen in het Dirck Gerritsz Laboratorium en binnen de met de BAS afgesproken aantallen Nederlandse gasten per seizoen.
1.1
Overzicht toekenningen in 2014 binnen Cluster I Project 866.14.101 De rol van zeeijs in de Antarctische zwavel- en koolstof cycli, Dr. J. Stefels Heeft het verdwijnen van zeeijs als gevolg van de klimaatverandering een zelfversterkend effect? Daar zal dit project zich mee bezig houden, door de bestudering van de rol van zeeijs in het vastleggen van CO2 en het produceren van het klimaat-koelende gas dimethylsulfide. Het onderzoek zal worden gedaan in een van de snelst opwarmende gebieden van de wereld: de kustwateren van het Antarctische schiereiland. In een unieke tijdreeks van koolstof en zwavelcomponenten die vanaf januari 2013 door ons in dat gebied gemeten is, zijn uitzonderlijke waarden gevonden, die we in dit nieuwe project willen koppelen aan de dynamiek van zeeijs. Project 866.14.102 Het effect van zeedieren op Antarctische land-ecosystemen, Prof. dr. M.A.P.A. Aerts Het functioneren van Antarctische land-ecosystemen wordt erg beperkt door de lage beschikbaarheid van voedingstoffen. Zeedieren zoals pinguins, zee-olifanten en pelsrobben brengen d.mv. hun uitwerpselen lokaal grote hoeveelheden voedingsstoffen binnen. We gaan onderzoeken hoe dit het functioneren van deze ecosystemen beinvloedt en hoe zich dat verhoudt tot de directe effecten van klimaatopwarming. We voeren dit onderzoek uit op het Antarctisch Schiereiland in de omgeving van het Rothera Onderzoeksstation van de British Antarctic Survey (BAS). Een deel van het laboratoriumwerk wordt uitgevoerd in het Dirck Gerritsz Laboratorium. Project 866.14.103 Introductie van hoogwaardige fluorescentiemetingen om veranderingen in mariene primaire productie rond het snel opwarmende West-Antarctisch Schiereiland te volgen, Prof. dr. A.G.J. Buma Het West-Antarctisch Schiereiland (WAP) is een van de snelst opwarmende gebieden op aarde. Door deze opwarming verandert het mariene ecosysteem. De algen die de basis vormen van de voedselketen lijken in bepaalde delen van de WAP een verlaagde productie te bereiken, maar dit moet met hoge resolutie veldmetingen worden bevestigd. In het voorgestelde onderzoek zullen wij een techniek ontwikkelen om nauwkeurig primaire productie te meten, gebruik makend van hoogwaardige fluorescentiemetingen, die tijdens twee volledige jaarcycli in het veld zullen worden uitgetest. Project 866.14.104 Microverontreinigingen in het Antarctisch milieu, Dr. ir. N.W. van den Brink In dit project worden microverontreinigingen in het Antarctische milieu onderzocht. Deze verontreinigingen (bijv. PCBs en DDT) komen via atmosferisch transport in Antarctica. Nadat ze in zee komen kunnen ze naar de bodem worden getransporteerd en opgenomen door bodemorganismen. Omdat Antarctische bodemorganismen langlevend zijn met een laag metabolisme, kunnen concentraties hierin
36 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
relatief hoog zijn. Voor een goede risicobeoordeling is juiste informatie over microverontreinigingen in de Antarctische oceaan, en hoe bodemdieren daaraan blootstaan, essentieel. Mede op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of mondiale achtergrondconcentraties van dit soort stoffen verminderen of juist verhogen.
1.2
Logistieke kosten en science support Binnen het NNPP wordt een deel van de beschikbare financiering uit twee van de drie clusters gebruikt om logistieke ondersteuning in te kopen bij internationale partners. Vanuit Cluster I wordt 68% bijgedragen aan logistieke kosten en science support. Vanuit Cluster II is dit 32%. Vanuit Cluster III wordt hieraan niet bijgedragen.
Infrastructuur Dirck Gerritsz Laboratorium De Scientific Steering Committee (SSC) ingesteld voor het Dirck Gerritsz Laboratorium heeft in 2014 tweemaal vergaderd, een post-season meeting in mei, bij BAS in Cambridge en een pre-season meeting in oktober, in Amsterdam. Dit is een gebruikersoverleg waarin zowel Nederlandse gebruikers als medewerkers van de British Antarctic Survey zitting hebben en waarin problemen die zich tijdens het veldwerk voordoen en de planning van het volgende seizoen worden besproken. Daarnaast bespreekt de programmamanager periodiek de planning en voortgang met de partners bij de British Antarctic Survey. Nederlands Poolstation Het Alfred Wegener Institut für Polar und Meeresforschung (AWI) heeft voor de geplane nieuwbouw in Ny Alesund een wedstrijd uitgeschreven voor studenten bouwkunde. Hieruit is een ontwerp voortgekomen dat NWO aanspreekt. Het omvat ruimte voor zowel accommodatie van personen als een opslagruimte. In aanvulling op een gebouw voor accommodatie en opslag heeft NWO een plan om ook in Ny Alesund het mobiele lab-concept zoals dat nu in het Dirck Gerritsz lab bestaat, in te voeren. Hiervoor zal dan een uitbreiding van het Kings Bay Marine Laboratory kunnen plaatsvinden door in een zeecontainer een labfaciliteit aan te bieden die in het Kings Bay Marine Laboratory nog niet aanwezig is. Dit is een tweede onderdeel van het nieuwbouwplan van NWO in Ny-Alesund. Hierover dient eerst met Kinsg Bay te worden gesproken. Memorandum of Understanding British Antarctic Survey De samenwerking met de British Antarctic Survey omvat, voor wat het NNPP betreft, glaciologisch en meteorologisch onderzoek op de Larsen C ice shelf, het onderzoek, het onderhoud en gebruik van het Dirck Gerritsz laboratorium. Memorandum of Understanding Alfred Wegener Institut De samenwerking met het AWI betreft vooral marien onderzoek op hun ijsbreker de Polarstern en de Duitse infrastructuur in Ny-Ålesund op Spitsbergen. Tevens is gebruik mogelijk van het Duitse Dallmann Laboratory, dat gevestigd is bij het Argentijnse Carlini Station op King George Island. Het betreft op die locatie een Duits-Nederlands-Argentijnse samenwerking.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 37
1.3
Lopende projecten Cluster I Hieronder volgt per lopend project binnen Cluster I een samenvatting van het onderzoek. Na 1,5 jaar looptijd vraagt NWO een midterm rapportage op bij de lopende projecten. Het is afhankelijk van de startdatum van een project of er al een midterm rapportage is ontvangen. Na afloop van een project vraagt NWO een eindrapportage op.
Projectnummer: 866.10.101 Verslag over periode:
Midterm – einde project verwacht juni 2015
Project leider:
Prof. J.T.M. Elzenga / dr. J. Stefels
Uitvoerder van het project:
Dr. M.A. van Leeuwe en dr. D. den Os
Titel project: Temporal dynamics of the climate gas dimethyl sulphide (DMS) and related compounds in a changing Antarctic sea-ice environment. Gebied: Antarctica Relevantie: Understanding the coupling between physical, biological and chemical parameters in icecovered oceans is a prerequisite to accurately model polar systems under scenarios of climate change. The overall aim of the project is to obtain a quantitative understanding of the processes that control the seasonal dynamics of DMS in Antarctic near-shore waters. Voortgang:
Progress important for Policy makers: The concentrations of DMS and DMSP were surprisingly high, which proved the importance of this part of Antarctica for climate control. DMS is an active climate gas, and the contribution of DMS to cloud formation in the Southern Hemisphere may be of significant importance in balancing global warming due to increasing CO2-concentrations in the atmosphere. Our first aim was to establish a time series of DMS, DMSP, DMSO and phytoplankton pigment fingerprints and process rates at the Rothera Time Series site (RaTS). So far we have had two very successful seasons at Rothera. In combination with the efforts of the two winterers, we have now a very strong time series of S-compounds spanning more than a full year and which will be further extended to two full years of data: three summer seasons and two winter seasons. In the first season we were present from January-March 2013, during which we covered most of the summer and early autumn. Approximately 2000 samples for sulphur parameters (DMS, DMSP and DMSO) were analysed and more than 100 samples for pigment fingerprinting and POC were collected at the RaTS-site. The second summer season covered November 2013 through February 2014. During the winter in between, the “Dutch” winterer – Amber Annett – was able to take regular samples from the RaTS site and also some preliminary samples from ice cores. An additional 3500 samples were analysed during the second field campaign. During the two summer seasons, we performed in total circa 20 experiments with stable-isotope additions. These experiments were designed to study process rates of DMS and DMSP production and conversion under various conditions of light. Due to the granting of an ALW Investment grant, with which a new mass spectrometer and an incubation cabinet was built into the lab container “Hope” at the Dirck Gerritsz Lab, all practical work and analyses to be done at Rothera went very smoothly. All in all, these two seasons were very productive and very successful.
38 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
The second aim of the project is to correlate the sulfur data with other biological (community structure and biomass), chemical (nutrients) and physical parameters (sea-ice coverage, watermass characteristics (salinity, temperature), light data) measured at the RaTS site. Samples for various parameters have been collected in collaboration with both the rest of the Dutch team and with our collaborators of the British Antarctic Survey. Most of the samples and parameters of the two seasons have been analysed, except for particulate organic carbon (POC). Now that a new project is granted for which we received investment money for a POC analyser, the stored samples will be kept until the new instrument is running in our own lab. Evaluation of the data collected during the first season is under way and a first paper on the time-series data is in preparation for the Rothera Special Issue that is initiated by the Scientific Steering Committee. This Special Issue is a collaborative activity of British and Dutch scientists and will be published in Deep Sea Research; Stefels is guest editor together with BAS scientist M. Meredith. The third aim was to collaborate with UK colleagues to obtain simultaneous measurements of bromocarbons. Unfortunately, the British partner did not receive funding to be able to join our fieldwork. We will continue to look for resources to make this collaboration work, but this may take until the season 2015 – 16. Hence will not take place under the current project, but hopefully in the next (granted) project. As an alternative, we have tried to measure bromocarbons on our own instrument, but concentrations proved too low for direct analyses. Moreover the different configuration of the mass spectrometer needed for these analyses appeared detrimental for the sulphur analyses. Hence, we decided not to pursue on this subject. Planning: We will extend our fieldwork into a third season, in order to be able to continue the time series. This was not planned, but because the outcome of the next funding scheme was not yet available at the time we had to decide to ship-back our equipment, we decided to add another season. Now that we know that our new project is granted, the third season will also contribute to the new project, but with no new personnel yet.
Projectnummer: 866.10.102 Verslag over periode:
Midterm – einde project verwacht januari 2016
Project leider:
Prof. C.P.D. Brussaard
Uitvoerder van het project:
T. Biggs, MSc.
Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.10.103 Verslag over periode:
01/09/2012 – 30/06/2014 – einde project verwacht augustus 2015
Project leider:
Prof. dr. ir. Hein J.W. de Baar
Uitvoerder van het project:
Dr. Johann Bown
Titel project: Seasonality of iron and other trace metals in relation to the rapidly changing ice/water cycle and plankton dynamics of the West Antarctic Peninsula Gebied: West Antarctisch Schiereiland Relevantie: Het West Antarctisch schiereiland is één van de snelst opwarmende plaatsen ter wereld. Gletsjers smelten sneller, grote ooit permanente ijsvelden op zee verdwijnen, en jaarlijks zee-ijs is kortere tijd aanwezig in de winter. Als gevolg zullen de gehaltes in zeewater en zee-ijs van ijzer en
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 39
andere spoorelementen mangaan, cobalt, nikkel, koper en zink veranderen. Deze spoormetalen zijn essentieel voor elk levend organisme, en dus voor hele ecosystemen. Tot dusver is niets bekend over gehaltes van deze metalen rondom het schiereiland. In dit project meten we voor het eerst de gehaltes van deze metalen meten in zeewater en zee-ijs in Marguerite baai, Antarctica. Main objectives: Determining distributions of dissolved iron and several other bio-essential trace metals (Zn, Cd, Co, Mn etc) in Ryder Bay is our primary objective and it will allow us to investigate these elements in the water column throughout two complete annual cycles. This investigation will lead to assess the distribution and cycling of bio-essential trace metals in relation to their interactions with the ice/water cycle and biological cycle. Field work: Our team spend two summer seasons (2012 – 2013 and 2013 – 2014; 8 months) in Rothera (British Antarctic Survey, West Antarctic Peninsula) while winter sampling has been carried out by two marine assistants. More than 10 locations have been visited in Ryder Bay with about 400 samples being collected which includes Rothera Oceanographic and Biological Time Series (RaTS) station, a transect from Sheldon Glacier to the offshore and other locations such as Hurley and Horton Glacier, and nearby Léonie and Lagoon islands. Samples for trace metals analysis, biogeochemical parameters (major nutrients: nitrate, phosphate & silicate) and oxygen isotopes (collaboration with Michael Meredith, BAS, Cambridge) have been taken together with CTD (conductivity, temperature and depth profiler) deployment to determine biogeochemical and hydrological features of the studied area. Measurements of dissolved iron concentrations have also been carried out at Rothera bringing immediate reading on iron concentrations in each of the collected samples to detect and avoid any contaminations issues. Progress:
Progress important for Policy makers: The decrease of iron surface concentrations as we moved away from Sheldon Glacier, where a lower salinity indicates freshwater inputs and oxygen isotopes composition suggests that freshwater coming from the glacier is a source of iron for Ryder Bay’s surface water.
1 | Full depth distribution of dissolved iron in Ryder Bay. Dissolved iron concentrations have been determined throughout the water column for the first time across Ryder Bay. Iron concentration distribution interpretation in the light of biogeochemical and hydrological parameters shows that iron is used by phytoplankton in Ryder Bay surface water and remineralized at depth. Iron concentrations always exhibits sharp increase towards the bottom which is thought to be due to sediment resuspension, vertical mixing and lateral advection from the shore. As a result of all these processes, dissolved iron showed nutrient-like vertical distribution at all of the sampling site of our area of study. 2 | Using oxygen isotopes and iron surface concentration to investigate glacier melt inputs The decrease of iron surface concentrations as we moved away from Sheldon Glacier, lower salinity indicating freshwater inputs and oxygen isotopes composition suggests that freshwater coming from the glacier is a source of iron for Ryder Bay’s surface water. 3 | Studying iron seasonal variability, RaTS site Our team also joined the occupation of RaTS station during two full annual cycles which will provide a unique dataset that might bring new insights on how bio-essential trace metals could impact phytoplankton bloom dynamics. The iron depletion observed during summer seasons appears to be linked to phytoplankton blooms as minimum iron concentrations and minimum major nutrients levels were recorded when the total chorophyll (which can be used as a proxy of phytoplanktonic biomass, data fromHugh Venables, BAS) depicted highest concentrations.
40 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
4 | Ongoing and future work. As a suit of bio-essential trace metals might also interplay with phytoplankton blooms dynamics in the studied area, notably, manganese, cobalt, zinc, cadmium and copper, we are currently working on setting an analytical method that will be able to perform multi element analysis for trace metals concentrations determinations (ICP-MS). Stable isotopic ratio values for dissolved and particulate iron are also going to be measured in seawater (collaboration with V. Schoemann and J. de Jong, Brussel University) and provide more informations about biological fractionation and iron sources identification. We are also preparing an article dedicated to dissolved iron biogeochemical cycle in Ryder Bay that will be submitted to Limnology and Oceanography. Planning: The progress is going well according to the original program. An additional third season at Rothera in coming January – April 2015 period has been added to the original program.
Projectnummer: 866.10.104 Verslag over periode:
15/10/2011 – 15/4/2013 – einde project verwacht oktober 2015
Project leider:
Dr. C.H. Tijm-Reijmer
Uitvoerder van het project:
M. van Wessem, MSc.
Titel project: Freshwater fluxes and climate change in the Antarctic Peninsula: a combined observational and modelling approach Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.10.105 Verslag over periode:
1/3/2012 until 14/10/2013 – einde project verwacht februari 2016
Project leider:
Prof. dr. A.G.J. Buma
Uitvoerder van het project:
Patrick Rozema MSc
Titel project: Structuring of marine pelagic microbial communities by glacial meltwater in Ryder Bay, Antarctica Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.10.110 Verslag over periode: Midterm – einde project verwacht januari 2018 Project leider:
Prof. dr. H. Brinkhuis
Uitvoerder van het project:
J.D. Hartman MSc
Titel project: Reconstructing the evolution and dynamics of the Antarctic cryosphere from Ocean Drilling; a dinoflagellate perspective Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 41
Projectnummer: 866.10.111 Verslag over periode: Midterm – einde project verwacht februari 2016 Project leider:
Dr. B.C. Gunter
Uitvoerder van het project:
O. Engels MSc
Titel project: Separating GIA and ice mass change signals in Antarctica using satellite data Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.10.112 Verslag over periode:
15/6/2012 – 15/12/2013 – einde project verwacht maart 2017
Project leider:
Prof. M.R. van den Broeke
Uitvoerder van het project:
Dr. P. Kuipers Munneke
Titel project: Modelling the Antarctic firn layer for improved estimates of remotely-sensed ice mass changes Gebied: Antarctica Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.11.001 Verslag over periode:
1 November 2012 – 1 May 2014 – einde project verwacht oktober 2017
Project leider:
Prof. M.R. van den Broeke
Uitvoerder van het project:
M. Eijkelboom
Titel project: iWS: a new generation of automatic weather stations for use on glaciers and ice sheets Gebied: bipolair Deze midterm rapportage staat in jaarverslag 2013
Projectnummer: 866.12.401 Verslag over periode:
February 2013 – September 2014 – einde project verwacht oktober 2016
Project leider:
R.S.W. van de Wal
Uitvoerder van het project:
M.M. Helsen
Titel project: Evolution of the Greenland ice sheet from the LGM into the next centuries Gebied: Arctica Relevantie: Berekeningen van de evolutie van de Groenlandse ijskap worden bemoeilijkt door het feit dat de afsmelting plaatsvindt in een smalle rand rondom de ijskap. Grootschalige atmosfeermodellen zijn daarom niet gedetailleerd genoeg. Daar komt nog bij dat de reflecterende eigenschappen van het ijsoppervlak en de vertikale structuur van de atmosfeer vaak niet goed worden meegenomen. Daarom moeten er gedetailleerde modellen gekoppeld worden aan de grootschalige modellen om volumeveranderingen van het ijs te voorspellen die tevens rekening houden met de stroming van het ijs.
42 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Progress: The project aims to improve estimates of current mass changes of the Greenland ice sheet by coupling an Earth System Model (EC-Earth) in time slice mode to an ice sheet model (ANICE). To accomplish this goal, steps are undertaken to enable the coupling of these two models, although we are not yet in a stage that allows coupled runs. What follows is a summary of steps undertaken: −
EC-Earth (version 3.0.1) is installed, compiled and runs successfully on a high-performance platform
−
The ice sheet model ANICE is updated in many respects, and the new version of the model (named
−
We explored the effects of using updated fields of bedrock, surface topography and climate
of ECMWF. IMAU-ICE) is installed, compiled and runs successfully at the high-performance platform of ECMWF. forcing. We are currently in a stage of tuning IMAU-ICE to find a configuration that produces a steady-state ice sheet in close agreement with the present-day state. −
A key aspect of the coupling is to translate the climate fields from the earth system model to meaningful forcing fields for the ice sheet model. More precisely, a realistic surface mass balance (SMB = the net result of precipitation, sublimation, melt, refreezing and runoff) should be calculated from EC-Earth fields. We applied a simple energy balance method to calculate melt rates from EC-Earth, using a present-day simulation over a 30-yr period on a resolution that is equivalent to 1.125˚x1.125˚. From this we calculated SMB, and compared this to a SMB climatology from the regional climate model RACMO2, which is considered state-of-the-art. The results point out that EC-Earth is not able to resolve the ablation zone along the margin of the ice sheet. Next to that, EC-Earth produces too little snowfall in the area with high precipitation along the southeastern margin. To solve these issues, we will carry out a run on higher resolution. Furthermore, the quality of the SMB product is expected to increase when more advanced downscaling techniques are applied.
Planning: We intend to collaborate more with the group of Shuting Yang from the Danish Meteorological Institute (DMI), as they already successfully implemented a coupled setup of an ice sheet model with EC-Earth. Emphasize in the project is more focusing on the coupling between ice sheet model and EC-Earth as this is the crucial step where largest improvements can be made right now. In particular with a focus on the ablation calculations.
Projectnummer: 866.12.402 Verslag over periode:
1 Febraury 2013 – 30 September 2014 – einde project verwacht oktober 2016
Project leider:
Prof. dr. M. R. (Michiel) van den Broeke
Uitvoerder van het project:
Dr. C. J. P. P. (Paul) Smeets
Titel project: Continuation of climate monitoring along the K-transect, west Greenland Gebied: Arctica Relevantie: De Groenlandse ijskap smelt snel: momenteel is de ijskap goed voor ongeveer een kwart van de wereldwijde zeespiegelstijging, en het massaverlies neemt toe. In West Groenland verricht het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek Utrecht van de Universiteit Utrecht (UU/IMAU) al bijna 25 jaar metingen van afsmelting en beweging van de ijskap. Vanwege de unieke lengte van deze ononderbroken meetreeks, de langste van zijn soort in Groenland, worden deze gegevens wereldwijd gebruikt voor het testen en verbeteren van smeltmodellen. Progress: All goals have been met: −
The equipment along the K-transect has been served in September 2013 and 2014.
−
The data homogenization has almost been finished, and two papers about the climate data time
−
The subglacial water pressure data and GPS ice velocities are the core of a submitted paper.
series are in preparation.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 43
−
In September 2014, all AWS sites will be equipped with a new weather station iWS for testing, as planned at S5 and S10 but because of excellent progress with iWS development also at S6 and S9. Also ahead of planning was the installation of a prototype iWS in September 2013, which was retrieved in September 2014. Site S10 served as location of a successful drifting snow campaign during the winter of 2012 – 2013, also according to plan. These data also form the basis of a published paper.
−
Finally, AWS and mass balance data have served as evaluation for the regional climate model operated by IMAU and KNMI in a paper in preparation.
Planning: No strong deviations occurred or are foreseen.
Projectnummer: 866.12.403 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. C.H. Tijm-Reijmer
Uitvoerder van het project:
Dhr. C. Steger MSc
Titel project: Impact of refreezing on the mass balance of the Greenland ice sheet in a changing climate Gebied: Arctica Relevantie: Ongeveer 60% van de recente zeespiegelstijging wordt toegeschreven aan het smelten van gletsjers en ijskappen als gevolg van de mondiale temperatuurstijging. Niet al het smeltwater stroomt van de gletsjer af, een deel herbevriest in de koude sneeuw. Op Groenland herbevriest ongeveer 30-50% van het smeltwater. Dit vertraagt massaverlies via de afstroom van smeltwater en warmt de sneeuw op. Herbevriezen is moeilijk te meten of te modelleren waardoor schattingen hiervan voor bijvoorbeeld Groenland sterk uiteenlopen. Gezien het belang van herbevriezing richten we ons in dit voorstel op het verbeteren van de schattingen voor de Groenlandse ijskap met behulp van metingen met sneeuwthermometers en een regionaal atmosferisch klimaatmodel.
Projectnummer: 866.12.404 Verslag over periode:
midterm (16/9/2013 – 15/4/2015) – einde project verwacht september 2016
Project leider:
Prof. dr. Corina Brussaard
Uitvoerder van het project:
Dr. Douwe Maat
Titel project: Continuation of climate monitoring along the K-transect, west Greenland Gebied: Arctica – Kongsfjord, Spitsbergen Relevantie: The Arctic Ocean is strongly affected by climate change, whereby recent data indicate that the future Arctic ocean will experience shifts in phytoplankton community composition. Phytoplankton form the base of the food web and together with other microbes they comprise the majority of the biomass in the oceans and drive nutrient and energy cycling, thereby supporting also the polar ecosystems. A key role in the response of Arctic marine ecosystems and biogeochemical cycling is played by microbial communities. Viruses are key players in aquatic ecosystems, stimulating the microbial food web, diminishing transfer of organic matter to higher trophic levels and reducing the biologically-driven CO2 sequestration in the deep ocean. The extent to which viruses affect population dynamics in the Arctic is largely unknown. The overall aim of ‘VIRARCT’ is to study the temporal variation in Arctic marine microbial dynamics and mortality losses (i.e. viral lysis and grazing). More specifically, a warming Arctic will lead to increased glacier melting and a consequently higher load of suspended fine sediment in the water column, which
44 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
is hypothesized to interfere with these microbial interactions. Therefore we focus on the influence of fine sediments in glacier outflow on virus-host interactions. Furthermore, in order to clarify the effect of changing environmental conditions on the microbial interactions in these ecologically important waters, the influence of combined environmental changes (e.g. temperature and salinity, light) will be studied using microbial model species in the presence and absence of host-specific viruses. Specific objectives: To examine the temporal variability in viruses and microbes (bacteria and phytoplankton) in Kongsfjord, off Svalbard (a suitable and accessible site for exploring the impact of possible climate changes). To determine virally induced mortality rates of these hosts, and compare its significance to rates of grazing. To investigate the influence of fine sediment in glacier melt outflow on virus availability and activity. To assess under controlled laboratory conditions the impact of combined global environmental change on virally infected pico-and nano-sized phytoplankton (e.g. temperature, salinity, light). Results:
Progress important for Policy makers: Elevated CO2 levels in the atmosphere are almost certainly the primary cause for global warming. Although severe impacts on human and natural systems are expected, anthropogenic emissions of this greenhouse gas are still increasing. The ocean is a large sink for this CO2 and thus an important feedback component in the carbon flux and consequently in the relation between CO2 emissions and climate change. This flux of carbon is however complicated as it is affected by many factors, of which the most important one is the microbial community. Microbes are able to fix large amounts of CO2 which can then be channeled to the deeper water layers of the ocean. Marine viruses can however strongly affect this process by lysing microbes and increasing respiration. Thus far our research shows to be a major step forward in expanding our limited knowledge on the impact of viruses on Arctic microbial communities and how they will be affected by climate change. This information will be valuable to ecosystem modellers, mapping the role of Arctic microbes in the carbon flux under global climate change. As the earth’s atmosphere and climate affect the Arctic and vice versa, this knowledge should be regarded as a necessity for policy making decisions
Field work: The project is progressing very well. We have executed the planned field work to Svalbard in 2014, however shorter than was planned for due to high cost of staying at the field location (KingsBay daily costs for use of laboratories and mandatory catering). Now, the field campaign took place from April to June 2014, whereby samples were collected from different locations in the fjord (from near glaciers to near open ocean). The possible effects of climate change on Arctic microbial interactions were studied by comparing two parts of the fjord, from which one (glacier station) was strongly affected by tide water glaciers, with consequent high sediment loads, while the other part (midfjord station) was more influenced by clear Atlantic waters. During the campaign the abundances of phytoplankton, bacteria, viruses and heterotrophic nanoflagellates were monitored showing that already early in the spring season there is an initial growth of small picophytoplankton in Arctic coastal waters and that they are largely controlled by viruses. By using independent methods we were able to show that most likely one of the methods measuring viral lysis directly has limitations when working in the cold Arctic as it takes longer for some hosts to lyse than the duration of the assay allows. We will investigate this in more detail. The other method allowed for discrimination of a virus group that showed inverse dynamics in abundance to the picophytoplankton, suggesting this algal group to be the host. This was confirmed upon isolation of the host and virus, showing the same flow cytometric signatures. Furthermore, preliminary data indicate that besides viral lysis, also grazing on this picoeukaryotic phytoplankton was important. Ongoing analysis of samples and data will provide additional information on more sampling dates and more phytoplankton groups. Furthermore, phytoplankton grew faster and reached higher abundances at the midfjord-station than at glacier-station. This is likely the result of higher water temperatures at this station, indicating that in
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 45
a changing (warmer) climate, Arctic phytoplankton will start growing earlier and reaches higher abundances already earlier in the season. This is important, because a shift to earlier growth of mainly the smaller-sized phytoplankton may diminish the growth of larger phytoplankton (phytoplankton bloom) later in the season, with subsequent effects for food web structure and functioning. As part of this data, also grazing and viral lysis of bacteria was sampled for. These samples and data need analysis still. Sediment samples, originating from the melting glaciers and concentrated from the water column, are currently analysed in collaboration with Maarten Prins, VU, Amsterdam. Manipulation experiments with (extra) sediment were also performed in order to study the effect of sediment on growth and loss rates of the naturally occurring microbes as well as the attachment of viruses to the sediment. The samples and data are under study still. As part of the Core Program WBPI (Willem Barentz Polar Institute; ‘investigating local, regional and global anthropogenic impacts on terrestrial, fresh water and marine arctic ecosystems and consider the management of these resources over time’), we have been collaborating with Willem van de Poll and Anita Buma from the University of Groningen (Project: ‘Towards monitoring of taxon specific productivity in Arctic coastal phytoplankton’). Our field campaigns in Kongsfjorden were complementary to each other, and we will be collaborating in the publication of the data. Laboratory experiments: An important part of this project comprises lab based experiments to study the effects of environmental (global) change on Arctic marine microbes. For this purpose, several species of phytoplankton, bacteria, heterotrophic nanoflagellates and viruses have been successfully isolated from Kongsfjorden during the 2014 campaign and brought into culture at the NIOZ. These representatives are used as model species in experiments whereby the effects of a changing Arctic, i.e. increasing tempera-tures and sediment density, on virus-host and grazer-prey interactions are studied in combination with other important factors such as light (varying day-lengths), dissolved organic matter load (transparant exopolymeric particles) and potentially nutrient availability. Moreover, we have planned experiments with viruses and collected glacier sediment (from Kongsfjord) to test for virus adsorption to the particles. So far, one experiment has been completed using the isolated picoeukaryotic phytoplankton species Micromonas pusilla TX1, that also dominated at times during the field campaign, and study the effect of day-length on algal host growth and virus production. Data are currently being analysed. Planning: The field campaign in our project took place in the spring of 2014, the time of the year with the biggest increase in phytoplankton biomass and besides the period where glacier melting starts to increase after the cold and dark Arctic winter. Initially the project was planned to continue until summer to be able to study the ultimate effects of sediments and temperature on typical summer phytoplankton and bacterial communities. Unfortunately, financial resources were not sufficient to cover the high costs of staying at the research base. Total funding allowed us to stay for only 2 months instead of the scientifically desired minimum of 4 months. However, this year we have the chance to join the ‘Scientific Expedition Edgeoya Spitsbergen’ (SEES), a 10 day cruise to the island Edgeoya, which is financially supported by NWO. During this cruise we will continue our activities in studying the viral impact of Arctic marine microbes and how they are affected by fine sediments, this time in the summer season. Also our work on isolating new species for our experimental work will continue during these days. An important aspect of the SEES cruise will be raising attention for the long lasting experience of Dutch Polar Research and the importance to continue this in the future. We connect to this and will make use of this opportunity to communicate our work and the importance of this to society. We plan, besides the communication and outreach of our research during the SEES expedition, also communicate our research and results to the general public via webpage updates. We have also been involved in a project with students from the St Michaël college in Zaandam, a high school for high quality education, who went to Svalbard in the summer of 2014. We keep exploring the possibility to stay involved/teach at high schools.
46 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Projectnummer: 866.12.405 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar.
Project leider:
Prof. dr. L. Hacquebord
Uitvoerder van het project:
Dr. F. Kruse
Titel project: Ecological consequences of four hundred years resource exploitation on Svalbard Gebied: Arctica – Spitsbergen Relevantie: Vierhonderd jaar walvisvangst, jacht en mijnbouw op Spitsbergen hebben grote invloed gehad op de Arctische natuurlijke omgeving. Niet alleen de jachtdiersoorten maar ook andere soorten werden door de mens sterk beïnvloed. Zo zeer zelfs dat vrijwel ieder ecosysteem in het westen van Spitsbergen door deze exploitatie is aangetast. Het hier voorgestelde onderzoek wil in nauw overleg met andere bij het kernprogramma betrokken onderzoekers de omvang van deze aantasting bepalen door historische bronnen in de archieven, materiële en bio-archeologische bronnen uit de opgravingen en pollendiagrammen van de grondmonsters bestuderen.
Projectnummer: 866.12.406 Verslag over periode:
February 2013 – September 2014 – einde project verwacht januari 2016
Project leider:
Prof. dr. ir. J. Komdeur
Uitvoerder van het project:
Dr. Isabella B. R. Scheiber
Titel project: Effects of heavy metal contamination on stress response modulation and stress coping abilities in barnacle geese (Branta leucopsis) Gebied: Arctica – Ny Ålesund, Spitsbergen Relevantie: Blootstelling aan milieuvervuiling leidt in vertebraten tot verminderde werking van de hypothalamus-hypofysebijnierschors(HPA)-as, die verantwoordelijk is voor de productie van verschillende stresshormonen. Langdurige activatie van de HPA-as leidt tot chronisch verhoogde corticosteron niveaus (“chronische stress”). Een effectieve manier om deze stress te verminderen is door ‘sociale ondersteuning’ – de aanwezigheid van sociale bondgenoten. Dit zullen we bestuderen in brandganzen (Branta leucopsis) bij Ny-Ålesund in een gebied dat verontreinigd is door steenkolendelving. Door stressniveaus te meten bij ganzen uit verschillende gebieden (verontreinigd vs nietverontreinigd) en van verschillende familiegroottes zullen wij het belang aantonen van sociale ondersteuning in de omgang met stress. Progress: In our project entitled ‘ Effects of heavy metal contamination on stress response modulation and stress coping abilities in barnacle geese (Branta leucopsis) we have just completed the second field season in Spitsbergen. In the proposal we suggested to study the question at hand using two different approaches. First, we proposed to investigate wild goose families of various sizes. In 2013, Dr. Scheiber in collaboration with Dr. Brigitte Schlögl collected faecal dropping from 29 barnacle goose families of varying size. Some of these families were sampled repeatedly (range 1-8 times, mean 2.89 ± 0.4 samples). In addition to these samples, we initiated two more side projects during the 2013 field season. For a project headed by Dr. Maarten Loonen (Arctic Centre, the University of Groningen), 10 goslings (5 control, 5 food restricted) were hand-raised in 2013. We utilized these goslings to also collect faecal droppings under stressful circumstances, e.g. when they were walked into the contaminated area, or when they were caught for blood sampling etc. (N = 141). Finally, our hormone of interest, corticosterone, shows a distinct diurnal pattern, which is triggered by the photoperiod (light-dark cycle) in temperate zones.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 47
However, photoperiod is an unreliable cue for seasonal changes in polar regions, as daylight and darkness are continuous during the summer and winter at high latitudes. As we are only aware of one study to investigate the 24-hour rhythm of corticosterone excretion in Adélie penguins in Antarctica under constant light, we also collected faecal droppings of 5 hand-raised goslings over 24 hours continuously (N = 577 samples) to determine the circadian rhythm of excretion in the Arctic. Our second goal as set out in our grant application, was to perform an experiment with 16 hand- raised goslings during the summer of 2014 (licensed under Fots 6331 by the Norwegian Animal Research Authority with the help of Dr. Anna Braun, Miss Margje de Jong, and partially Prof. N. v. d. Brink, The University of Wageningen). Goslings were raised as described in the grant proposal during the period of 29.06. – 23.07., at which point goslings were sacrificed for tissue collection. Over the course of the raising period, half of the group was led daily to the contaminated area for grazing, whereas the other half fed in clean areas. At three points in time, i.e. on 12.07., 17.07. and 22.07., respectively, goslings were confronted with three stress tests as described in the grant and behavioural data were collected by videotaping the goslings during the test. Furthermore, we collected faecal samples over the course over the raising period for baseline corticosterone levels, as well as a day before (control) and during stress test days. In total we collected 625 faecal droppings over the raising period. After goslings were put to sleep, we performed dissections in order to collect a variety of body tissues (brain, heart, liver, spleen, kidney, gall bladder), and froze them for analyses of heavy metal levels, which will be performed at the University of Wageningen in the laboratory of Prof. N. v. d. Brink. At present, both faecal and tissue samples from 2014 are being transported to the Netherlands on a Dutch vessel, and should arrive here during the month of October. In both years weather conditions were unfavorable, and conditions in Spitsbergen for the geese were harsh, however we were still able to follow our intended research objective with only minor adjustments. Whereas 2013 was characterized by heavy rain throughout the breeding season, we experienced complete snow cover at our arrival in Spitsbergen in mid June of 2014. Therefore, in both years, vegetation was sparse. Predation was high in both years (most polar bear sightings in 2013, unusually high polar fox densities in 2014). As a result of weather and predation, clutch sizes of barnacle geese were considerable smaller than in previous years, with a mean of 4 eggs in 2013, and 3 eggs in 2014 (M. Loonen, pers. comm.) relative to normal years, where clutch sizes are 5-6 eggs on average. Therefore, we could not match goose families by the number of young as proposed. Rather we had to opportunistically collect droppings from wild families in 2013. This was hampered by the fact that families did not visit the mine area as reliably as they did in previous years due to low amounts of suitable grass in the region. Still daily checks in the mine revealed the families present on any given day, and we were successful in collecting faecal droppings from those that were seen in the mine during day time in the village during nighttime. In 2014, geese started breeding quite late, relative to previous years, due to a very long winter. As a result, a substantial number of nests were abandoned before eggs hatched and family sizes of hatched young very quite small overall. Consequently, we were unable to increase our sample size for wild families in the second year. In addition, we were able to collect goslings for the hand-raising experiment much later than initially intended, and were therefore able to keep them only for a shorter period than described in our research outline. The original plan was to perform stress tests when goslings were 10, 20 and 30 days old, respectively. Due to time constraints, however, the tests had to be brought forward, and we now performed them when goslings were 13, 18, and 23 days old, respectively. Planning: In our original proposal, we planned to have faecal droppings analyzed in the stress physiology laboratory of Profs. E. Möstl and R. Palme at the Veterinary University of Vienna. However, Prof. Möstl unexpectedly retired in December 2013. His retirement preceded a restructuring of said laboratory, with quite some uncertainty of what will happen in the future, as all people were assigned to different departments. We therefore opted to have faecal samples analysed in the laboratory of Prof. Eva Millesi, Department of Behavioural Biology at the University of Vienna, which has also performed these analyses successfully in the past. Prof. Millesi has agreed to perform the analyses. As here analyses are done manually, rather than automated, we agreed that it was best to perform all analyses (i.e. from the
48 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
2013 and 2014 collections) jointly in order to achieve a comparable outcome of the data. As soon as samples from this year’s field season will arrive in the Netherlands, they can all be shipped to Vienna, and assessment of hormone metabolites will commence. For the remaining duration of the project our main focus will be on data analyses, paper writing and participation at scientific meetings (see below) as well as on writing a follow-up grant for continuation of the work in Spitsbergen. As soon as data on hormone metabolites will we available, we will determine if a third, shorter field season will be necessary in 2015 to enlarge sample size of data collected on wild goose families.
Projectnummer: 866.12.407 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. M.J.J.E. Loonen
Uitvoerder van het project:
M.E. de Jong, MSc.
Titel project: From historical data to a prediction of the future for geese on arctic tundra? Gebied: Arctica – Ny Ålesund, Spitsbergen Relevantie: Veel ganzensoorten zijn door menselijk handelen sterk in aantal toegenomen. Grote aantallen overwinterende ganzen trekken in de zomer naar het noordpoolgebied en zouden daar dramatische effecten op de arctische toendra hebben. In de loop der jaren is veel kennis verzameld, maar het ontbreekt aan een coherent beeld om de langere termijn effecten van deze herbivore vogels te voorspellen. In dit project worden de unieke lange tijdsreeksen en monsters, die reeds verzameld zijn, geanalyseerd en aangevuld met doelgerichte experimenten om de verschillen tussen ganzensoorten te kwantificeren. Doel is om de effecten van ganzen op het terrestrische ecosysteem te beschrijven, begrijpen en voorspellen.
Projectnummer: 866.12.408 Verslag over periode:
2013 – 2015 (midterm)
Project leider:
Prof. dr. A.G.J. Buma
Uitvoerder van het project:
Dr. W. H. van de Poll
Titel project: Towards monitoring of taxon specific productivity in Arctic coastal phytoplankton Gebied: Arctica – De Kongsfjorden (79°N, Spitsbergen) Relevantie: De Kongsfjorden (79°N, Spitsbergen) is recent aangewezen als European Flagship Site of Biodiversity. Echter, in de Kongsfjorden ontbrak tot nog toe substantiele informatie over dynamiek en productiviteit van het fytoplankton, dat de basis vormt van mariene voedselwebs. In het voorgestelde onderzoek zullen we een 3-jarige dataset generen en deze koppelen aan continue gegenereerde data van een nieuw monitoringsstation. Vervolgens zullen wij een diagnostisch model construeren dat het mogelijk maakt de productie van belangrijke fytoplanktongroepen apart te berekenen. Dit model zal waardevolle informatie leveren over productiedynamiek per algengroep, terwijl het tegelijkertijd breed inzetbaar zal zijn voor andere (polaire) monitoringsprogramma’s.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 49
Progress:
Progress important for Policy makers: This research provides information on the effect of climate change in the Arctic on Arctic phytoplankton. As such this research contributes to a scientific base for the need to implement policies that counteract emissions that cause this change. Furthermore, this research provides an example of how phytoplankton productivity can be monitored in the Arctic.
Goal 1 | Phytoplankton monitoring in the Kongsfjord, Spitsbergen. Progress: Weekly phytoplankton samples are collected by AWI personnel from the Kongsfjord, Spitsbergen since November 2013. For this purpose a custom made filtration set up was installed in Ny Alesund, Sitsbergen. Sampling takes place at the ferry box, which is connected to the AWI underwater observatory. The sampling series is un interrupted since November 2013. However, since April 2015 a manual sample is collected at the site because an iceberg destroyed the power supply of the ferry box. The monitoring effort was presented as a poster during the NYSMAC meeting in Rome 2013. Phytoplankon pigment data have been analyzed by HPLC from November 2013 to June 2014, and showed good quality. Goal 2 | Detailed biological and physical observations from two locations in the Kongsfjord in early spring. Progress: During a field campaign detailed observations were made from the early stages of the phytoplankton spring bloom development. For this we cooperated with the NIOZ project (Brussaard/Maat). Together with the data from the monitoring program this provided valuable information on the early development of the phytoplankton spring bloom in the Kongsfjord. The data have been presented in Toyama, Japan by A.G.J. Buma and will form the base of a publication that will be written this summer. The results show that small phytoplankton species will profit in open water with no sea ice cover in early spring. Goal 3 | Investigation of productivity and growth of important Arctic phytoplankton species. Progress: Growth and productivity of 5 key phytoplankton species was studied under two temperature and light conditions in the lab. The experiments are finished and the data are currently being processed for a publication. The data will form the base of a model that can calculate productivity from pigment data. In a separate experiment the fatty acid composition of 7 Arctic phytoplankton species has been investigated under various temperature and light conditions. These data are currently being processed. Goal 4 | Detailed biological and physical observations from two locations in the Kongsfjord during the post spring bloom period. Progress: A second field campaign is currently conducted in the Kongsfjord, Spitsbergen (June 1–July 2 2015). In addition to the above this campaign investigates phytoplankton productivity using an isotope technique and an advanced fluorescence technique. A nutrient addition experiment with natural phytoplankton will investigate the effects of nutrient limitation on the productivity measurements. Planning: Due to budget limitations a third detailed field campaign is no longer feasible. Publications related to this research: Piquet, A.M.-T., W.H. van de Poll, R.J.W. Visser, C. Wiencke, H. Bolhuis, and A.G.J. Buma. (2014) Springtime phytoplankton dynamics in the Arctic Krossfjorden and Kongsfjorden Spitsbergen) as a function of glacier proximity. Biogeosciences 11: 2263-2279.
50 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
2 | Cluster II Beleidgestuurde onderzoeksfinanciering Op 8 juli 2014 was de deadline voor de tweede financieringsronde van het NNPP binnen Cluster II. Dit was een beleidgestuurde ronde waarbij individuele projecten konden worden ingediend, gericht op (één van) beide poolgebieden. Er zijn 25 aanvragen in deze ronde ingediend. Deze aanvragen werden op hun wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld door de gebruikelijke peer review, en op hun relevantie voor het beleidskader “Nederland en de Poolgebieden 2011 – 2015” door een beoordelingscommissie bestaande uit vier door het IPO benoemde beleidsexperts. De uiteindelijke score van een aanvraag is het resultaat van het gemiddelde van de scores op wetenschappelijke kwaliteit en beleidsrelevantie.
2.1
Overzicht toekenningen binnen Cluster II Searching for perennial firn aquifers in the Antarctic ice sheet, Prof. M.R. van den Broeke De firn van Groenland, de laag van samengedrukte sneeuw die de ijskap bedekt, herbergt een reservoir van zoet water (aquifer) met bijna tweemaal de oppervlakte van Nederland. Allen onder bijzondere klimatologische omstandigheden kan een aquifer zich handhaven in een koud klimaat: veel smelt in de zomer en veel sneeuwval in de winter. In dit project gaan we op zoek naar soortgelijke reservoirs in de ijskap van Antarctica, die nog kouder en tien maal groter is dan die van Groenland. Aquifers hebben een grote invloed op de wijze waarop de ijskap zijn zoetwater aan de oceaan afgeeft, en beïnvloeden daarmee oceaanstromingen en de mariene ecologie. Extreme Greenland melt events: extending the record back to 1900, Prof. M.R. van den Broeke Massaverlies van de Groenlandse ijskap vertegenwoordigt momenteel de grootste individuele bijdrage aan de stijging van de mondiale zeespiegel. De oorzaak is toegenomen oppervlakte-smelt. Maar hoe uitzonderlijk is deze recente smelt als we de hele 20e eeuw in beschouwing nemen? Dit onderzoek geeft antwoord op die vraag, door in detail voor de periode 1900-2014 de oppervlakte-massabalans van de ijskap uit te rekenen, gebruikmakend van de nieuwste gegevens en modellen. Dit onderzoek draagt bij aan besluitvorming over aanpassingen aan en het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering in internationale fora waar wordt besloten over de toekomstige inrichting van het Noordpoolgebied. Compensatie arrangementen in het Arctische gebied: balanceren tussen belangen van olie-industrie en inheemse gemeenschappen, Prof. dr. ir. J.P.M. van Tatenhove Inheemse gemeenschappen in het Arctisch gebied profiteren niet vanzelfsprekend van de toenemende olie en gas winning in hun gebied. De oliesector heeft zich gecommitteerd aan mondiale standaarden maar de lokale implementatie hiervan verschilt sterk. Dit project onderzoekt verschillende financiële regelingen tussen inheemse gemeenschappen in Rusland en Alaska en de oliesector en de implicaties hiervan. Het doel van het onderzoek is om Nederlandse beleidsmakers te adviseren over hoe mondiale standaarden kunnen worden aangepast om Arctische gemeenschappen meer en duurzaam te laten profiteren. Levensvatbaarheid van ijsplaten onder extreme klimaatverandering, Dr. C.H. Tijm-Reijmer Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw zijn veel ijsplaten van het Antarctische Schiereiland kleiner geworden of opgebroken. Dit hangt samen met de extreme temperatuurtoename in deze regio in de afgelopen halve eeuw. Hierdoor treedt er meer smelt op waardoor de sneeuw verzadigd raakt met smeltwater. Dit water vult ijsspleten en vergroot deze, wat tot het opbreken van ijsplaten kan leiden. Wanneer ijsplaten opbreken gaan de gletsjers die de platen voeden sneller stromen en dragen daarmee
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 51
bij aan het stijgen van het zeeniveau. In dit project onderzoeken we hoe extreem het klimaat moet veranderen om de ijsplaten van het Antarctische Schiereiland geheel te laten opbreken, en proberen we onzekerheden in de rol van smelt en sneeuwval te verkleinen. Remote sensing based characterisation of functional diversity for polar ecosystems, Dr. ir. P.M. van Bodegom De prioriteit van het Nederlandse polaire beleid ligt bij een goede bescherming van natuur en milieu. Om tot beter natuurbeheer en internationale wetgeving te komen, moet de biodiversiteit bewaakt worden. Wij bieden een algemeen toepasbare, haalbare en kosteneffectieve techniek om de biodiversiteit van polaire ecosystemen in kaart te brengen. We maken gebruik van onze langlopende expertise en veldexperimenten in dit gebied, de nieuwste ecologische inzichten en innovatieve remote sensing faciliteiten, zodat onze techniek ook in de afgelegen poolgebieden toepasbaar is. Zo kunnen ruimtelijke patronen en hotspots van biodiversiteit vlakdekkend geschat worden om aanvullende internationale afspraken te ondersteunen. Waarom kelderen de aantallen toendrazwanen in Nederland?, Dr. B.A. Nolet In de winter herbergt Nederland grote aantallen trekvogels. Nederland heeft daarvoor zijn internationale verantwoordelijkheid genomen door een aantal soorten als Natura 2000 doelsoort aan te wijzen, waaronder de kleine zwaan. Deze soort broedt op de toendra en wordt daarom ook wel toendrazwaan genoemd. Het aantal in Nederland overwinterende kleine zwanen is de laatste 20 jaar gehalveerd. Dit onderzoek probeert te achterhalen of de oorzaak voor deze achteruitgang primair in de Arctis, in Nederland, of ergens daar tussenin is gelegen. Hiertoe worden ondermeer langetermijnsgegevens over aantallen, ringdata en jongentellingen gecombineerd in één integraal populatiemodel. A sentinel for efficient flyway conservation: sanderlings can inform us about the downstream effects of changing High Arctic environments, Prof. dr. T. Piersma Trekogels uit de Poolstreken hebben het moeilijk. Dat kan liggen aan veranderingen op de toendra, maar ook aan veranderingen in de kustgebieden waar ze buiten de zomer verblijven. Het zou helpen als we begrijpen waar de trekvogels in problemen komen. Dat is geen geringe onderzoekopdracht, maar gelukkig is er al 10 jaar ijverig onderzoek gedaan naar drieteenstrandlopers. Met behulp van al 5.550 individueel herkenbare drietenen die 53,400 waarnemingen opleverden langs de hele trekroute tussen Groenland en Zuid-Afrika, willen we bepalen waar en wanneer de meeste sterfte optreedt, en of omstandigheden in het Poolgebied de vogels elders langs de trekroute beinvloeden.
2.2
Lopende projecten Cluster II Hieronder volgt per lopend project binnen Cluster II een samenvatting van het onderzoek. Na 1,5 jaar looptijd vraagt NWO een midterm rapportage op bij de lopende projecten. Het is afhankelijk van de startdatum van een project of er al een midterm rapportage is ontvangen. Na afloop van een project vraagt NWO een eindrapportage op.
Projectnummer: 866.13.001 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. R.S.W. van de Wal
Uitvoerder van het project:
Dr. R. de Winter
Titel project: Extreme sea level changes along the Dutch Coast: small chance, large impact, high risk Gebied: Antarctica en Noordpool
52 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Samenvatting project: Ontwikkelingen in zeespiegel onderzoek maken het nu mogelijk om allerlei effecten te combineren die bijdragen aan de zeespiegelstijging in het Noordzeegebied. Nieuwe berekeningen van de bijdrages van thermische expansie, gletsjers en ijskappen, grondwateronttrekking, luchtdrukverschillen en veranderende windpatronen zullen op een consistente wijze meegenomen worden in een model dat de afwijkingen ten opzichte van de gemiddelde stijging uitrekent, rekening houdend met zwaartekrachts- en rotatie effecten. Deze werkwijze wordt getoetst aan data over de afgelopen 50 jaar en na validatie gebruikt om projecties voor de komende eeuw te maken waarbij voor het eerst kansverdelingen van extreme zeespiegelstijgingen voor het Noordzeegebied gemaakt zullen worden. Deze kansverdelingen kunnen worden gebruikt voor beleid ten aanzien van kustverdediging.
Beleidsrelevantie project Dit onderzoek beoogt een zo goed mogelijke verwachting van toekomstige zeespiegelstijging te geven. Dit onderzoek zal ervoor zorgen dat Nederland gezien blijft worden als een belangrijke speler op het gebied van zeespiegelonderzoek in het bijzonder, waar we inmiddels een behoorlijke traditie in hebben. Het zal tevens bijdragen aan een prominente rol in andere internationale onderzoekprogramma’s die gericht zijn op het in kaart brengen van veranderingen in polaire gebieden. Resultaten zullen gebruikt worden in internationale assessments zoals gemaakt door het IPCC alsmede ACIA. Het gebruik van de CMIP5 modellen zoals voorgesteld in dit voorstel zal het onderzoek van grootschalige modellen zeker stimuleren. Deze modellen zijn vervolgens w er crucial in voorspellingen ten aanzien van de ontwikkeling van het zeeijs in het Arctisch gebied.
Projectnummer: 866.13.002 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. W.J. van de Berg
Uitvoerder van het project:
M.A. Kasper MSc
Titel project: High-end estimates of the Antarctic contribution to sea level rise in 2300 Gebied: Antarctica Samenvatting project: De reactie van de Antarctische ijskap op klimaatverandering is de grootste onzekerheid in de verwachtingen van toekomstige zeespiegelstijging. Opwarmend oceaanwater kan de ijskap mogelijk in de nabije toekomst destabiliseren wat tientallen centimeters extra zeespiegelstijging kan veroorzaken. Deze destabilisatie komt door het transport van warm oceaanwater naar de ijskap. In dit project simuleren we, voor een extreem opwarmingsscenario, op hoge resolutie de atmosfeer boven en de oceaan rond Antarctica, zodat dit warmtetransport en daarmee de ijssmelt beter geschat kan worden. Met dit onderzoek beogen we een betere maximumschatting van de bijdrage van Antarctica aan toekomstige zeespiegelstijging geven.
Beleidsrelevantie project Dit voorgestelde onderzoek geeft daarmee vorm aan de beleidsmatige prioriteit om de gevolgen van de verwachtte klimaatverandering in beeld te brengen en inzicht in klimaat-veranderingsprocessen te verkrijgen, zoals verwoord in paragrafen 4.5 en 6.2 van het beleidskader. In dit onderzoek ligt de primaire focus op de maximale toename van het smelten van de Antarctische ijsplaten. Wanneer in de nabije toekomst deze ijsplaten sterk gaat smelten, geeft dit regionaal sterke veranderingen. De aanvoer van landijs naar de ijsplaten zal sterk toenemen, zodat in de aangrenzende gebieden met landijs de hoogte daalt. Ook worden de ijsplaten door deze extra smelt dunner, zodat ze mogelijk gedeeltelijk opbreken in ijsbergen. In dat geval neemt het oppervlak van Antarctica af. Extra smelt van de ijsplaat heeft dus topografische veranderingen tot gevolg, en deze veranderingen zullen op hun beurt de locale flora en fauna beïnvloeden. Naast deze veranderingen leidt extra smelt van ijsplaten tot een stijging van de mondiale zeespiegel wat gevolgen heeft voor alle kustgebieden op aarde. Inzicht krijgen in de mate van topografische veranderingen en mondiale zeespiegelstijging is het primaire doel van dit voorgestelde onderzoek. Daarmee verbetert dit onderzoek de prognoses voor toekomstige zeespiegelstijging.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 53
Projectnummer: 866.13.003 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Prof. M.R. van den Broeke
Uitvoerder van het project: n.v.t. Titel project: Climate monitoring instruments for collaborative research in the Polar Regions Gebied: Antarctica en Noordpool Samenvatting project: Door het barre klimaat en logistieke problemen heeft het gebruik van automatische meetinstrumenten in de Poolgebieden een vlucht genomen. Het IMAU van de Universiteit Utrecht is voorloper op het gebied van de ontwikkeling van automatische meteorologische en glaciologische meetsystemen voor gebruik op (smeltende) ijskappen en gletsjers. Hier vragen we financiële ondersteuning voor het aanleggen van een instrumentenbuffer, om deelname aan kortdurende internationale meetcampagnes veilig te stellen, en flexibel in te kunnen spelen op snelle ontwikkelingen, bijvoorbeeld bij snel veranderende gletsjers. Deze wijze van samenwerken is wetenschappelijk gezien extra aantrekkelijk, omdat Nederland geen eigen logistieke infrastructuur heeft in de Poolgebieden.
Beleidsrelevantie project Het hier voorgestelde onderzoek breidt de Nederlandse activiteiten op het gebied van polaire klimaatmonitoring uit naar kortdurende veldexperimenten, met nadruk op internationale samenwerking. De producten van dit onderzoek zullen bijdragen aan betere schattingen van zeespiegelstijging, zowel mondiaal als voor de Nederlandse kust. Dit ondersteunt de planning van infrastructurele werken ter vermindering van overstromingsgevaar en is dus direct beleidsrelevant. Als economische en politieke mogendheid kan Nederland het zich niet veroorloven afzijdig te blijven bij de besluitvorming rond de Poolgebieden.
Projectnummer: 866.13.004 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. C.A. Katsman / Dr. H. de Vries
Uitvoerder van het project:
Dr. P. Sterlini
Titel project: Validating recently-developed twenty-first century regional sea level projections using satellite observations Gebied: Antarctica en Noordpool Samenvatting project: In 2100 is het zeeniveau langs de Nederlandse kust naar verwachting met 35 tot 85 cm gestegen. Vooral onzekerheden in de bijdrage van de Groenlandse ijskap en Antarctica zijn debet aan deze grote bandbreedte. Voor het formuleren van een adequaat kustbeleid is het van belang te achterhalen welk klimaatscenario waarschijnlijk gaande is. Aan de hand van satellietmetingen van de hoogte van het zeeniveau bepalen we de langzame, door opwarming geïnduceerde, regionale trends in zeeniveau die resteren na het wegfilteren van toevallige klimaatschommelingen. Door die trends te vergelijken met de recent ontwikkelde regionale zeespiegelscenario’s wordt hun kwaliteit en bruikbaarheid gevalideerd.
54 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Beleidsrelevantie project Dit onderzoeksvoorstel zal waargenomen patronen van zeespiegelstijging vergelijken met theoretisch bekende patronen van onder meer de ijskapbijdragen, en zo achterhalen hoe groot de bijdragen van de ijskappen aan de waargenomen zeespiegelstijging de afgelopen twintig jaar zijn geweest. Daarnaast zijn de uitkomsten van het voorgestelde onderzoek van belang voor het Nederlandse waterveiligheidsbeleid. De onderzoekers verwachten op basis van dit onderzoek een beter beeld krijgen of de huidige ontwikkelingen in het zeeniveau meer neigen naar bijvoorbeeld de ondergrens van de huidige KNMI klimaatscenario’s (35 cm stijging in het jaar 2100) of naar het extreme klimaatscenario gepresenteerd in het rapport van de Deltacommissie (tot 120 cm stijging in 2100). Tenslotte draagt het onderzoek bij aan het verbeteren van de kennis die nodig is voor het onderbouwen van vergunningen voor en monitoring van de gaswinning en zoutwinning onder de Waddenzee.
Projectnummer: 866.13.005 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. I. Tulp
Uitvoerder van het project:
Drs. R.S.A. van Bemmelen
Titel project: Migratory connectivity between Arctic breeding grounds and oceanic wintering areas of seabirds Gebied: Noordpool Samenvatting project: Veel zeevogels zwerven hun hele leven over de wereldzeeën. Alleen om te broeden komen ze aan land en een groot aantal doet dat in de Arctis. Waar ze de rest van het jaar blijven en wat ze eten is vaak volstrekt onbekend. Wij willen van vier soorten, twee jagers, een stern en een franjepoot, met behulp van kleine zenders de trekroutes, pleisterplaatsen en overwinteringsplekken in kaart brengen. In combinatie met geavanceerde dieetstudies onderzoeken we waarom ze gaan waar ze gaan. Deze kennis is nodig om belangrijke gebieden op zee te beschermen.
Beleidsrelevantie project Nederland wil bijdragen aan en ondersteunt maatregelen voor ecosysteemgericht beheer van het mariene Arctische milieu. Hiervoor is kennis over gebiedsgebruik van zeegaande vogels, die vaak de top in de voedselketen vormen, van groot belang. Zeevogels hebben in het verleden aangetoond goede indicatoren voor de lokale visstand te zijn. Als het Arctische gebied toegankelijker gaat worden voor visserij, wat in lijn der verwachting ligt vanwege het terugtrekkende zeeijs, zal ook de druk op het systeem toenemen. Inzicht in ruimtelijk gebruik van marine voedselbronnen door zeevogels, zal bijdragen aan het ecosysteemgericht beheer van de visserij in de toekomst, waarbij ook rekening gehouden wordt met zeevogels.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 55
Projectnummer: 866.13.006 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar / Prof. dr. H.C. Moll
Uitvoerder van het project:
Dr. E.M. Jones
Titel project: Uptake of anthropogenic carbon dioxide, chemical changes and effects on the marine ecosystem in Marguerite Bay, Rothera Research Station, Antarctica: implications for policy of the government of The Netherlands Gebied: Antarctica – Dirck Gerritsz Laboratorium Samenvatting project: Dit beleidsgerichte project is het zesde project samen met 5 andere Nederlandse projecten op het Rothera Onderzoeks Station, Antarctica. De mensheid veroorzaakt emissie van kooldioxide (CO2) in de lucht. Ongeveer 40% wordt opgenomen door de oceanen en veroorzaakt grote veranderingen in de chemie van zeewater met effecten op het plankton ecosysteem. Vooral de Antarctische Oceaan is hierdoor getroffen. We gaan de opname van CO2 en effecten op plankton bestuderen in Marguerite Baai (Rothera, Antarctica) en beleid ontwikkelen voor duurzaamheid in Antarctica en het streven in het Regeerakkoord 2012 voor een volledig duurzame internationale energievoorziening in jaar 2050.
Beleidsrelevantie project De verreweg grootste bedreigingen en reeds waar te nemen veranderingen van Antarctica als ongerepte wildernis zijn ontstaan als gevolg van (i) wereldwijd CO2-broeikaseffect en (ii) oceaanverzuring. De ecosystemen van Antarctica hebben phytoplankton (algen) als basis van de voedselketen. Dit is direct of indirect (via micro- zooplankton) voedsel voor krill dat eveneens een sleutelrol speelt in de Antarctische voedselketen. Het effect van toenemende CO2 op algen, zooplankton en vervolgens ook krill en hogere trofische niveau’s is aldus essentieel als basis voor inzicht in veranderingen van populaties van krill en vis, en aldus voor inzicht en beleid voor effecten van visserij en het ontwikkelen van beleid in CCAMLR.
Projectnummer: 866.13.007 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Prof. dr. ir. A.J. Hendriks
Uitvoerder van het project:
R.J.M. Nuijten MSc
Titel project: Chemicals in arctic food chains: accumulation and potential population effects Gebied: Noordpool Samenvatting project: Informatie over persistente chemische stoffen in Arctische gebieden is verspreid over verschillende meetprogrammas. Elk richt zich op enkele locaties, periodes, stoffen en soorten. In soorten zoals ijsberen die zich aan de top van de voedselketen zijn hoge concentraties aangetroffen. Wij stellen voor om een eenvoudig rekenmodel te bouwen dat de accumulatie van stoffen in de voedselketen simuleert. Het model wordt geijkt en getest met data verzameld uit de literatuur en met eigen metingen ter plekke. Met deze modellen kunnen we verklaren waarom de gehaltes zo hoog zijn en wat de gevolgen zijn voor populaties van deze top-predatoren.
56 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Beleidsrelevantie project Het onderhavige voorstel adresseert bioaccumulatie in de volle breedte van de verschillende stofgroepen. Onze studie brengt in kaart welke stoffen via welke voedselketens leiden tot hoge niveau’s in toppredatoren. Centraal in onze benadering staat een model dat in staat is om accumulatie niet alleen te verklaren maar ook te voorspellen op basis van gehaltes in water, sediment en bodem. Door ons model te koppelen aan een fate model (bijv. SIMPLEBOX/EUSES) kan voor verschillende emissie scenario’s per stof berekend worden welke concentraties in de toekomst in top-predatoren verwacht mogen worden. Zodra goed in beeld is gebracht hoe de “traditionele” POPs in de voedselketen accumuleren kunnen ook daadwerkelijke effecten aannemelijk worden gemaakt. Tot nu toe zijn de meeste metingen beperkt tot effecten op moleculair en/of cellulair niveau (in vivo, biomarkers). Consequenties op populatie-niveau zijn jks bekend, terwijl dat wel het uitgangspunt is van het Nederlands en Europese beleid, i.h.b. de normstelling. De accumulatie van kwik in de voedselketen wordt vooral bepaald door methyl-kwik. Omdat methyl-kwik zich eerder gedraagt als een POP (persistent organische pollutant) dan als een zwaar metaal, kunnen we dat ige projecten richten zich vaak op lagere trofische niveau’s (bijv. ganzen), terwijl wij eerder hoge niveau’s in top-predatoren verwachten.
Projectnummer: 866.13.008 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Prof. dr. mr. C.J. Bastmeijer
Uitvoerder van het project:
A. Neumann
Titel project: Increasing Diversity of Human Activities in Antarctica: Relevance of the concept of ´Wilderness Protection´ Gebied: Antarctica Samenvatting project: Mensen willen steeds meer verschillende activiteiten in het Zuidpoolgebied ondernemen. Marathons, scuba-diving, avontuurlijke expedities en helikopterexcursies vinden er al jaren plaats. In de nabije toekomst zou het kunnen gaan om het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor toerisme of de bouw van een hotel. De 28 landen die gezamenlijk Antarctica beheren worden het er niet over eens of extra regels nodig zijn. Dit project onderzoekt de vraag of de bescherming van ‘wilderniswaarden’ een basis kan vormen voor het reguleren van activiteiten en wat we vanuit dat oogpunt kunnen leren van de toerismewetgeving in wildernisgebieden in Alaska, Canada, Finland en Spitsbergen.
Beleidsrelevantie project Het onderzoek zal concreet de verscheidenheid van toeristische en andere niet gouvernementele activiteiten in Antarctica in beeld brengen. Op basis van dit betere begrip van het wildernisconcept, wordt vervolgens kennis opgedaan over of en hoe in andere wildernisgebieden dit concept een fundament vormt voor het reguleren van activiteiten in wildernisgebieden. Met die kennis kan (deels parallel) bezien worden op welke wijze de geselecteerde landen bij de implementatie en uitvoering van het Protocol omgaan met diverse typen toeristische en andere nongouvernementele activiteiten en of/in welke mate daarbij wildernisbescherming een rol spelt. Op basis van een vergelijking van de uit-komsten van de deelvragen c) en d) kan vervolgens bezien worden welke lessen getrokken zouden kunnen worden voor de omgang met de groeiende verscheidenheid van activiteiten in Antarctica. Behalve voor de positie van Nederland in het internationaal debat is het onderzoek ook van grote waarde voor de nationale uitvoering van de Wet bescherming Antarctica.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 57
Projectnummer: 866.13.009 Verslag over periode: 1-Aug-2013 ➝ 1-Mar-2015 – einde project verwacht juli 2017 Project leider:
Dr. J. A. van Franeker (IMARES)
Uitvoerder van het project:
F. Schaafsma, MSc
Titel project: The imperiled role of sea ice insupporting the living resources of the polar oceans Gebied: Antarctica en Noordpool Samenvatting project: De poolzeeën bruisen van het leven, met rond het zuidpoolgebied het bekende garnaalachtige krill en in het noorden Arctische kabeljauw. Deze dieren zijn sterk afhankelijk van voedselketens die beginnen met algen die groeien in het zee-ijs en eindigen met grote aantallen vogels en zeezoogdieren. Een opwarmend klimaat doet zee-ijs verdwijnen met mogelijk grote gevolgen. In dit project brengen we, in samenwerking met internationale partners, de zee-ijs voedselketen goed in kaart. Daartoe vissen we onder andere met een speciaal onderzoeks-net direct onder het zee-ijs. Met dit onderzoek kan het beleid voor natuurbescherming en visserijbeheer beter inspelen op toekomstige veranderingen. Voortgang project:
Progress on policy implementation IMARES contributes it expertise to CCAMLR by participation of Dr. J.A. van Franeker in annual 2-week meetings of the Working Group on Ecosystem Monitoring and Management (WG-EMM) which advises the CCAMLR Scientific Committee and ultimately the Commission. Meetings are prepared and evaluated with Mr. Martijn Peijs of the Ministry of EZ. As part of the CCAMLR work, a chapter has been written for the Planning of a Marine Protected Area in the Weddell Sea, this is currently a meeting document but will be published in Reports on Polar Research or CCAMLR Science: Van Franeker, J. & Trathan, P. 2014. Seabirds. pp 64-67 in: Teschke, K. et al. Scientific background document in support of the development of a CCAMLR MPA in the Weddell Sea (Antarctica) – Version 2014. SC-CAMLR-XXXIII/ BG/02 http://hdl.handle.net/10013/epic.44178.d001
Referring to the timetable and milestones in our Project Proposal ‘The imperiled role of sea ice in supporting the living resources of the polar oceans (Iceflux-NL)’ the project is making progress approximately as planned. As scheduled, we participated in the Austral Winter Expedition ( Polarstern (ANT-29-7 Aug-Oct 2013 Weddell Sea) and summer Expedition (Polarstern ANT-30-2 Dec-2014 to Feb 2015, Weddell Sea) operating the SUIT net, running top predator observations, and being involved in a number of related sampling and study programs that together form the ICEFLUX study conducted in close cooperation with our partners at the Alfred Wegener Institute. The planned route of Polarstern in the ANT-30-2 expedition was changed because of technical problems of the ship, but we have nevertheless been able to conduct a good coherent program contributing to the planned papers. Submission of the first planned scientific publication on Antarctic foodweb key species under sea ice in winter by late 2014 has been slightly delayed because of participation in other co-authored papers and changed upcoming expedition schedule. However, preliminary results were presented as an oral presentation to the SCAR Open Science Conference in New Zealand, 2014, and submission of the full publication is now scheduled before departure of the Transsiz cruise. The arctic ‘Transsiz’ expedition, initially planned for summer 2016 has been shifted ahead and will now run in May-June 2015. This means shifts in sample analyses and timing of writing, but no change in the overall plan. Remarkable numbers of whales, and in particular Blue Whales were observed in association with the outer ice edge and abundance of krill dossier: www.wageningenur.nl/zuidpool
58 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Projectnummer: 866.13.010 Verslag over periode:
November 2013 – April 2015 (midterm)
Project leider:
Dr. Bart Nolet
Uitvoerder van het project:
Ir. Thomas Lameris
Titel project: How can Arctic-nesting geese cope with Arctic amplification? Gebied: Noordpool Samenvatting project: Veel vogels die in het Noordpoolgebied broeden, doen buiten hun broedtijd Nederland aan en Nederland draagt daarmee een internationale verantwoordelijkheid voor de duurzame instandhouding van deze populatie(s). Van brandganzen die op de Russiche toendra broeden, overwintert maar liefst 85% in Nederland. Dit onderzoek genereert de benodigde kennis om in te kunnen schatten hoe deze vogels gaan reageren op de snelle klimaatverandering in het Noordpoolgebied. Enerzijds zullen de vogels wellicht te laat in hun broedgebied aankomen om optimaal te kunnen profiteren van de piek in voedselaanbod, maar anderzijds zal het zomerseizoen langer worden en daarmee de overlevingskansen van hun jongen stijgen. Voortgang project:
Progress on policy implementation In terms of output for polar policy, our most important contribution will be modelling how long-distance migratory birds can react on Arctic amplification, and what impact this might have on the time these birds spend in the Netherlands prior to departure to the Arctic, and their survival and breeding success. We have parameterized an existing dynamic migration model on bird spring migration, and will be running scenarios of Arctic climate warming in this model. A next step would be to add our results on the effect of warming on food plant biomass and quality, as well as the relationship between arrival time and arrival condition on the breeding grounds. So far, all of our data is preliminary. However, the first tracking results of Barnacle Geese can already be viewed at our blog (www.tobseda.com) and give a good idea of autumn migration and winter movements of Barnacle Geese visiting the Netherlands. In addition, more information on the project will be shared on the blog and on Dutch radio and television (NTR ‘de kennis van nu’), starting June 2015. The set scientific goals in our project are to investigate the consequences of Arctic amplification (i.e., more pronounced warming in the Arctic than at temperate or tropical regions) for Arctic-nesting geese. We specifically set out to study the following: −
effects of arrival time (relative to the time of the food peak) and body condition on lay date and
−
effects of the length of the summer season on survival of fledglings;
−
effects of experimental warming on plant biomass and quality.
clutch size;
From 25th of May until the 22nd of August 2014 we undertook an expedition to our study site in the Russian Arctic, a Barnacle Goose colony situated close to the abandoned village of Tobseda in the Nenets Autonomous Okrug, Russia. Our main aim was to equip female geese with tracking devices which we can use to infer migration strategies and arrival dates on the breeding grounds. We were able to equip 40 female Barnacle Geese with GPS-loggers which store their location and movement data every 5 to 30 minutes. Also, we equipped 40 female geese with geolocators, which can be used to calculate daily positions on the globe using day length and time of sunrise / -set. In addition, we marked 145 juveniles with known hatching dates in order to investigate the relationship between length of summer season and juvenile survival. From May 22nd until the 21st of August 2015 we will be on a second expedition to this colony in order to 1) retrieve data from GPS-loggers and geolocators to get arrival dates and migration strategies of our focal birds, 2) weigh focal birds on their nests to get an
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 59
estimate of body condition and 3) measure number of eggs, chicks and fledged juvenile birds from nests of focal birds, to link arrival time and condition to reproductive success. From March until August 2014 we have conducted an experiment where we investigated the effect of (micro)climatic warming on biomass and quality of important food plants for Arctic-nesting Barnacle Geese. We conducted this experiment on three sites along the migratory route of the geese, namely Schiermonnikoog, the Netherlands (a wintering site), Gotland, Sweden (a stop-over site) and our Arctic study site in Tobseda, Russia (a nesting site). First preliminary results show that climatic warming might accelerate the decrease of biomass and quality much stronger in the Arctic than in temperate sites. These results were presented with a poster at the NWO Symposium ‘Polar Change’. We are currently running this experiment for a second year on all three sites, in which we investigate the effects of warming on a broader range of food plants for Arctic-nesting geese. In addition to our plans described in our research proposal, we have extended our research to also track Barnacle Geese breeding in the Netherlands (colony at Westplaat Buitengronden). By comparing yearround tracks of these birds with migratory Barnacle Geese, we can get an insight in the annual distance flown by these birds and how high might be the actual costs of migration. In this project we have also collaborated with NPP project NWO NPP 866.13.005 (Migratory connectivity between Arctic breeding grounds and oceanic wintering areas of seabirds), and field assistants of this project have joined our expeditions in 2014 and 2015 to collect data on migration of Red-necked Phalaropes and Arctic Skuas. Planning: We don’t expect to depart from the original planning, as most of the fieldwork, including the fieldwork in the Westplaat Buitengronden, can be finished in the original time set. In addition, data analysis will be largely incorporated in the original timing for data analysis.
Projectnummer: 866.13.011 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. R. Bintanja
Uitvoerder van het project:
O. Andry MSc
Titel project: Near-future Arctic climate change and its impact on the Netherlands and on Dutch policy Gebied: Noordpool Samenvatting project: De verwachte toekomstige opwarming en zeeijsafsmelting in het Arctisch gebied zijn verstrekkend en mogelijk zelfs onomkeerbaar, en zullen derhalve verreikende gevolgen hebben voor zowel Arctische socio-economische activiteiten (olie/gaswinning, transport/scheepvaart, visserij) en ecologie, als voor het klimaat in West-Europa. Dit project beoogt toekomstige Arctische klimaatveranderingen en de daaruit voortvloeiende (Nederlandse) activiteiten en invloeden te kwantificeren aan de hand van nauwkeurige klimaatinformatie, nieuwe klimaatmodellen en technieken, met als oogmerk het Nederlandse beleid ten aanzien van de Arctische gebieden van een solide klimatologisch kader te voorzien. De klimatologische randvoorwaarden aangaande de uitbreiding van activiteiten/invloeden vormen een onmisbare aanvulling op het Nederlands Arctisch beleid.
60 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Beleidsrelevantie project De Arctische gebieden zullen de komende decennia onder invloed van klimaatveranderingen (met name opwarming en zeeijsafsmelting) enorme veranderingen ondergaan. Dit heeft onvermijdelijk grote gevolgen voor Nederland en het relevante Nederlandse beleid. Deze gevolgen zijn in twee deelcomponenten op te splitsen: 1) De veranderingen in het Arctische klimaat leiden tot zeespiegelstijging (door afsmelting ijskappen) en klimaatveranderingen in Nederland, wat het relevante klimaat- en deltabeleid zal raken. 2) Arctische klimaatverandering en zeeijsafsmelting leiden waarschijnlijk tot een toename van (Nederlandse) socio- economische activiteiten in het Arctisch gebied. Recente studies laten zien dat er een mogelijk verband bestaat tussen Arctische opwarming en de toename in extreem weer in West Europa/NL. Aangezien de opwarming in de Arctische gebieden lijkt te versnellen en wellicht zelfs onomkeerbaar wordt, is het van groot belang de ‘Arctische’ effecten op zeespiegelstijging en het WE/NL klimaat vast te stellen. Dit voorstel zal leiden tot een nauwkeuriger inkadering van toekomstige activiteiten met betrekking tot de verwachte Arctische klimaatver-anderingen. Waar het polair beleid momenteel deze ontwikkelingen slechts in generieke zin benoemt, zal het voor-gestelde onderzoek door middel van de nieuwste klimaatmodellen en gerelateerde methodieken de klimatologische randvoorwaarden (Inclusief onzekerheidsmarges) voor toekomstige Arctische activiteiten en invloeden vaststellen.
Projectnummer: 866.13.012 Verslag over periode:
Nog geen midterm rapportage beschikbaar
Project leider:
Dr. A.G. Oude Elferink
Uitvoerder van het project:
Prof. dr. E.J. Molenaar
Titel project: Participation, Allocation and the Ecosystem Approach in Polar Fisheries Gebied: Antarctica en Noordpool Samenvatting project: Het is aannemelijk dat de verwachte wereldwijd toenemende interesse voor nieuwe of onderbenutte vangstmogelijkheden zich ook zal toespitsen op de polaire regio’s. Het voorgestelde onderzoek richt zich op de formele regels en praktijk van polaire visserijbeheerslichamen in het licht van het toepasselijke internationale recht, met speciale aandacht voor (i) deelname in polaire visserijbeheerslichamen, (ii) verdeling van vangstmogelijkheden in polaire regio’s, en (iii) ecosysteemgericht visserijbeheer in polaire regio’s. Er zal onder meer onderzocht worden of bestaande polaire regels en praktijken in overeenstemming zijn met overkoepelend international recht, op welke manier internationaal recht versterkt kan worden, en welke aanspraken Nederland kan maken.
Beleidsrelevantie project De resultaten van het voorgestelde onderzoek naar de formele regels en praktijk van polaire visserijbeheerslichamen in het licht van het toepasselijke internationale recht, lenen zich bij uitstek voor implementatie in het Nederlands polair beleid. Het onderzoek beoogt onder meer om voorstellen te ontwikkelen voor de versterking van het internationale recht, bijvoorbeeld ter verbetering van ecosysteemgericht visserijbeheer in polaire regio’s of ter voorkoming van strijdigheid tussen bepaalde polaire regels en praktijk, en overkoepelende regels van internationaal recht. De versterking van de internationale rechtsorde komt onder meer aan de orde bij het onderzoek naar de mogelijke oprichting van een visserijbeheerslichaam voor de Arctische ocean (Noordelijke IJszee). Het behartigen van economische belangen zal onder meer aandacht krijgen bij het onderzoek naar de aanspraken van Nederland op vangstmogelijkheden binnen polaire visserijbeheerslichamen (inclusief als gevolg van het feit dat Nederland partij is bij het Spitsbergenverdrag). Tevens relevant voor de versterking van de internationale rechtsorde is het voorgestelde onderzoek naar de mogelijkheid van een Nederlands lidmaatschap van CCAMLR. De relevantie van een Nederlandse beleidsinzet op Global Public Goods komt duidelijk naar voren in het voorgestelde onderzoek naar de verankering en verdere uitwerking van ecosysteemgericht visserijbeheer in polaire regio’s. Het Beleidskader onderschrijft de noodzaak van ecosysteemgericht visserijbeheer in polaire regio’s veelvuldig en stelt dit daarmee ook impliciet als voorwaarde voor een Nederlandse deelname in polaire visserij.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 61
Watermonsters verzamelen in Marguerite Bay. Foto: J. Stefels, RUG
62 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
3 | Cluster III Beleidondersteunende activiteiten 3.1
Nederlandse vertegenwoordiging in internationale poolorganisaties en -werkgroepen
Antarctica Antarctic Treaty Consultative Meeting Working Group of Tourism and other non-governmental activities Prof.dr. C. (Kees) Bastmeijer Universiteit van Tilburg Informele contactgroep (ICG) over de diversifiëring van Antarctisch toerisme (specifiek in 2013) Prof.dr. C. (Kees) Bastmeijer Universiteit van Tilburg Intersessionele contactgroepen voor bevoegde gezagsinstellingen (specifiek voor 2015) Prof.dr. C. (Kees) Bastmeijer Universiteit van Tilburg Scientific Committee on Antarctic Research Nationale afgevaardigde: Dr. Jacqueline Stefels University of Groningen – Centre for Life Sciences Ecophysiology of Plants Plv Nationale afgevaardigd : Drs. Taco de Bruin, MSc. Royal Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ) Standing Scientific Group on GeoSciences nvt Standing Scientific Group on Life Sciences Dr. Jacqueline Stefels University of Groningen – Centre for Life Sciences Ecophysiology of Plants Standing Scientific Group on Physical Sciences Dr. Willem Jan van de Berg Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek (IMAU) Universiteit Utrecht SCAR-SCOR Oceanography Expert Group & Scientific Committtee on Antarctic Data Management (SCADM) Drs. Taco de Bruin Royal Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ)
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 63
SCAR medical expert group Contactpersoon: drs. L.H.W. Noor NWO Aard- en Levenswetenschappen Logistiek Council of managers of National Antarctic Programmes (COMNAP) Drs. Dick van der Kroef NWO Aard- en Levenswetenschappen Noordpoolgebied Arctische Raad Arctic Monitoring and Assessment Programme (AMAP) Dr. Frits Steenhuisen Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen Conservation of Arctic Flora and Fauna (CAFF) Dr. M.J.J.E. (Maarten) Loonen Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen Sustainable Development Working Group (SDWG) Dr. A.J.M. (Annette) Scheepstra Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen International Arctic Science Committee Nationale afgevaardigde: Prof. dr. Louwrens Hacquebord Terrestrial Working Group Prof. dr. Jelte Rozema Vrije Universiteit Amsterdam Marine / AOSB Working Group Prof. dr. A.G.J. (Anita) Buma Rijksuniversiteit Groningen Social & Human Working Group Prof. dr. Louwrens Hacquebord Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen Atmospheric Working Group Dr. P.F.J. (Peter) van Velthoven Chemistry-Climate Division Royal Netherlands Meteorological Institute (KNMI) Cryosphere Working Group Dr. Carleen Tijm-Reijmer Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek (IMAU)
64 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Universiteit Utrecht Tevens voorzitter van het Network on Arctic Glaciology van IASC Logistiek Forum of Arctic Research Operators (FARO) Dr. M.J.J.E. (Maarten) Loonen Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen
3.2
Verslag SCAR delegates meeting, 1–3 September 2014, Auckland, NZ door Dr. J. Stefels (RUG) A selection of notes taken by Jacqueline Stefels, delegate for NL A list of acronyms and the SCAR organogram is given in the annex. See also: Bulletin 188 (Annual report 2013/14) and 190 (Report of delegates meeting) New associate members: Czech republic Iran: much discussion because there is no science yet. New members under discussion: Austria, Colombia, Kazakhstan, S. Arabia, Thailand, Turkey, Belarus. Horizon scan: Final list of 80 questions can be found at: http://www.scar.org/scar_media/documents/horizonscan/HS_ Final_List_of_Questions.pdf A Nature Comment was published in august 2014, which summarized all questions in 6 groups of questions. http://www.nature.com/news/polar-research-six-priorities-for-antarctic-science-1.15658 Interdisciplinary science is promoted. A more elaborate paper has now appeared in Antarctic Science: http://journals.cambridge.org/action/displayAbstract?fromPage=online&aid=9352045&fulltextType=RA &fileId=S0954102014000674 US: Cross-interdisciplinary questions might be a good focus for the next meeting. D: Don’t forget the other questions that have not made it to the top… The whole process has increased attention to Antarctic science and (policy) issues, which is in itself is important. Supposed to be an ongoing process. SSG-PS: ASPeCT will become an expert group (EG) with ~8 year duration. Request national ships to become involved in sea-ice observations and contribute to the ASPeCT database. New action group (AG): SnowAnt: characterize snow properties in undisturbed areas. The AG may lead to advice for undisturbed areas. Recommendation for contribution of meteorological data from national ships. Recommendation to endorse freely available Quantarctica (GIS data package) and allow SCAR datasets to contribute. SSG-LS: A major product is the new Biogeographic Atlas of the Southern Ocean: http://atlas.biodiversity.aq/ EG on Birds and marine mammals is biggest group and very productive. New AG: ANTOS and ISSA. SSG-GS: New EG: Antarctic volcanism AG: – CGG: Connecting Geophysics with Geology: key areas to understand the building stones of Antarctica. Continuation adviced.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 65
New AGs: – Geoheritages (and Geo-Conservation) in Antarctica. Identify geological “values”. SRP-AAA: Key goals 2015-18: Create an international Antarctic astronomical observatory (multi-site); international contribution to data centre. Asks for extension with 4 year ➝ total life time 8 in stead of 6 years. Very good international collaboration of national programs. SRP-AntEco: Focus on biodiversity patterns across terrestrial, aquatic and glacial environments. Primary product: recommendations concerning Antarctica’s management and conservation. Asks for extension of budget for 1215-16 with $25000/yr. SRP-AntERA: Complement AntEco by looking in the future and not in the past, especially related to climate change. Contributes to the SCAR website, o.a. with short “scientific highlights”. 75% of the budget went to mini-grants for early career scientists. A joint AntERA, AntEco, AntClim21 (+SOOS, ANTOS, ICED) workshop is planned for 2015. SRP-AntClim: How will the Antarctic climate change in future. Very unclear what was achieved and what is to be expected. SRP-PAIS: How did Past Antarctic ice sheets change? Reconstruction of past Antarctic climate. Coordination of many (inter-)national drilling programs. Organized several workshops. Many high-ranked papers. Six subcommissions. Several places in the steering committee are vacant: see report. Most of the budget spent on young students to attend the workshops. SRP-SERCE: Understanding the interaction between the solid earth and the cryosphere. Collaboration with SOOS (http://www.soos.aq/): SOOS works on designing an observing system that is available to all scientists. Important activity is the development of ecosystem essential ocean variables (=scor proposal). Proposed: WAP working group. Open for comment: under-ice observation system. SCAR co-sponsored groups and activities: Various activities were reviewed; comments requested from SSGs. Concl: activities need to be reviewed regularly in order to prevent some to continue eternally. Would be good to include the achievements and age of each group. International Polar Partnership Initiative (IPPI) (Volker Rachold = executive director of IASC): To maintain the legacy of the IPY and stimulate international collaboration. In 2011 the IPI was initiated, but the various organizations were not very enthusiastic: wrong timing? Last year the Arctic Counsil jumped on the idea. New initiative (IPPI) in Paris included Future Earth, Mountain Res. Initiative and Int. Hydrogr. Org. WMO and IOC are relatively positive. IPPI would be bipolar and more human activity oriented. Aim to coordinate all the different polar organizations. “Problem” is that it is a top-down initiative, needs to be fuelled by scientists. The WWRP Polar Prediction Project Constitutes the hourly to seasonally predictions; not the climatological changes. Main goal to organize “the Year of Polar Prediction (YoPP)”: to improve environmental prediction capabilities for the polar regions. Timing: mid 2017 to mid 2019.
66 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
WMO (World Meteorological Org): Has several links to Antarctica. In the past there was regular collaboration; should be refreshed. SCADM (data management): SCADM has lacked activity during the past years. Anton van de Putte (B) will take over from Taco de Bruin as the new chief officer; several new executives will attend the group à positive development. SCADM is working on a global data management system; more nations should become involved. D: More action needed to get the metadata available to the SCAR community as a whole. All AGs and EGs should inform their scientists to put their metadata in the Antarctic Database. Now there is a gap between SCADM and the science groups of SCAR. SCAGI (GIS systems): 10 national reports. Emphasis on products. Works well. Invitation to more nations being involved. SCAR Partnerships (COMNAP, IASC, APECS, WCRP etc.) Close collaboration with COMNAP (treaty body) is important and will continue. IASC (V. Rachold): 3rd international conference on arctic research priorities (ICARP III). All possible partners are invited (K. Lochte for SCAR), which are a lot and very divers (much more complicated than for the Antarctic). Many activities are organized in preparation. Outcome should be a “horizon scan” for the Arctic. More info: http://icarp.iasc.info/ D: How to integrate better the Horizon scan initiative with actions in the Artic à workshop next year is under construction. SCAR and advice to other bodies: Treaty, IPCC… SCAR should make more/better use of the ICSU-observer status in IPCC. In the next IPCC report there will be more emphasis on regional assessments. This could be a good angle for SCAR. SC Antarctic Treaty System: SCAR has an extremely high standing at the ATS; increasingly appreciated because SCAR science have grown visibility. This is a very important activity for SCAR. Stephen Chown was SCAR representative for 8 years; now replaced by Aleks Terauds. The Antarctic Environments Portal (www.environments.aq) provides science information for policy makers; SCAR scientists are welcome to contribute. Antarctic conservation strategy: COMNAP-SCAR symposium will produce evidence based advice. Invasive alien species: is key topic for the Treaty. AntEco and AntERA will contribute. CCAMLR interactions go through the SSG-LS. All input should go via the SSGs into SC-ATS. SSGs should be proactive in providing relevant information. Capacity Building, Education and Training (CBET): Progress and Plans −
Fellowships for young scientist ($15000 (?) to go from one SCAR country to a lab in another country
−
Visiting professor scheme: up to $2500 for short-term (2–4 weeks) visits. 10 applications, 5 awarded.
−
Martha Muse Price, funded by the Tinker Foundation ($100 000): approved for 2014–2018. Very
−
Communication activities during the OSC (24-29 August): #SCAR2014 had 10000 hits.
−
APECS: new MoU has been signed. APECS is a network of 4800 young scientists. It was
or to support fieldwork. For 2014: 26 applications, 4 awarded. It would be good to have extra national contributions to this activity. high quality. Usually 15-18 nominations. Not many from (continental) Europe!
recommended to involve young scientists not only in the science, but also in the political and organizational side of projects.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 67
Communications: Progress and Plans The new website is launched, which should be more interesting for the general public and journalists; not only science. Everybody is invited to have a look and comment. Various social media. SCAR Newsletter Climate Communications initiative (sponsored by Norway, and UK) The role of national SCAR committees SCAR has 39 national committees. One is asked to check the links on the website and the names of all persons involved. For NL: delegate = J. Stefels and T. de Bruin SSG-GS: vacant; SSG-LS: J. Stefels; SSG-PS: H. de Baar, WJ vd Berg. National committees are important in appointing the members to SSGs: up to 4 persons per SSG are permitted. They should also promote the various (financial) opportunities that SCAR offers to the national community. Visibility of SCAR within nations is also important so that sponsors/funds recognize SCAR as an important organization that can distribute the money to the SCAR community as e.g. a fellowship. Examples: Martha Muze Prize; Prince Albert II of Monaco foundation (fellowships on biodiversity issues). Upcoming major meetings −
SCAR 2016 OSC and delegates meeting, Kuala Lumpur, Malaysia, 19-31 August. Title: “Antarctica in
−
SCAR 2018 meetings: bids from Germany and Switzerland à Switzerland was voted. It will be a joint
−
ISEAS 2015 in Goa: SCAR Earth Sciences meeting.
−
XIIth SCAR Biology Symposium: Bruxelles 2017.
the global earth system: from the poles to the tropics.” The SSGs will meet before the OSC. SCAR/IASC OSC + delegate meetings + COMNAP meeting. Venue: Davos, 15-27 June 2018.
SCAR Organisation SCAR management structure needs to be reviewed to make it more effective. An ad-hoc group will develop a plan and present this at the SCAR 2016 delegate meeting. Group consists of president, 2 vice presidents, executive director, SSG-CO’s, 2 EG CO’s, 2 AG CO’s. Proposal should be available 6 months before the meeting. The next SCAR Strategic Plan 2017 – 2022 Timeline is proposed for 3 drafts; the final draft to be presented in 2016 at the delegate meeting, resulting in a final plan in Dec 2016. Soon, the first draft will be distributed for comments to the national committees. Election vice-president S Marenssi (Ar.) and YD Kim (Korea) are stepping down. Newly elected: Azizan A Samah (Malaysia; organizer of the OSM 2016) and Terry Wilson (USA). Finances: Recently increased national contributions and good external funding has led to a healthy organization. The reserves cover ~1 year of salaries. Restructuring of office work has resulted in reductions of administration costs and relative increase of science costs. Extra income from Czech and Iran will be allocated to SSG-LS and SSG-PS for 2015. The SCAR Development Council: Role in finding opportunities and then pointing appropriate SCAR groups at them. Encourage SCAR groups to take the lead. Most funding is at national scale à delegates to take action. Brochure will be updated with info for donors to donate via national committees or directly to SCAR. Secretariat and scientists can help spreading the information.
68 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
3.3
Kort verslag van de 33ste SCAR meeting, gehouden te Auckland, Nieuw Zeeland, Dr. W.J. van den Berg (IMAU) De conferentie werd geopend op zondag 24 augustus met een plenaire sessie. Het meest in het oog springende agendapunt van deze vergaderdag was de presentatie van het SCAR Horizon Scan. In deze Horizon Scan staan de 80 meest belangrijke wetenschappelijke vragen waar de SCAR gemeenschap het komende decennium aan zou moeten werken. Daarnaast gaven de verschillende Expert Groups een overzicht van hun activiteiten. Van maandag 25 tot donderdag 28 augustus werd de wetenschappelijke conferentie gehouden. Een vermeldenswaardige ontwikkeling is de voorgang die geboekt wordt in het modelleren van de Antarctische ijskap. Verschillende groepen krijgen – op verschillende manieren – de complexe interactie tussen de ijskap en de oceaan steeds realistischer gerepresenteerd in hun modellen. Dit levert over het algemeen hogere verwachtingen op van de toekomstige bijdrage van Antarctica aan de mondiale zeespiegelstijging. Eén modelstudie kwam zelfs tot een schatting van een bijdrage in 2100 van minimaal 1 meter tot maximal 2.5 m. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd, maar het is duidelijk dit recent onderzoek laat zien dat een zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust groter of gelijk aan de maximale schatting gegeven door de deltacommissie zeker niet verwaarloosbaar is. Naast de wetenschappelijke presentaties waren er vergaderingen van Expert Groups. Ik ben aanwezig geweest bij het overleg van de OpMet en ISMASS Expert Groups. Bij de eerste meeting heb ik besproken hoe de IMAU weerstations beter zichtbaar kunnen worden binnen OpMet zodat meer potentiële gebruikers weten welke observaties het IMAU op Antarctica doet. Op vrijdag 29 augustus was de vergadering van de SSG-PS, de commissie waar ik namens Nederland gedelegeerde van ben. Tijdens deze meeting presenteerden de verschillende Expert Groups hun recente activiteiten en toekomstplannen. Daarnaast bespraken we de begroting, die we vervolgens unaniem aannamen. Tenslotte werd op de vergadering de Action Group SnowAnt gepresenteerd, een action group waar ik lid van ben geworden. De action group wil aandacht creëren voor onderzoek naar sneeuw, een thema dat verbazingwekkend genoeg ontbreekt in de Horizon Scan.
3.4
Verslag IASC Council Meeting 2014, ASSW 2014, Helsinki (Finland) IASC Council, 7-8 April 2014 – Open Session Opening and Reporting Welcome and Practical Information The President opened the meeting and noted that all IASC Council Members were present, except China, which was represented by an alternate delegate, and India. He introduced Larry Hinzman who would assume Jackie Grebmeier´s function as the US Council member at the end of the meeting. Approval of the minutes from the last meeting The Secretariat did not receive any comments on the minutes of the last meeting and they were approved. Adoption of the Agenda The agenda was adopted.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 69
President’s Report In his short report, the President mainly focused on the development of the 3rd International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III). Executive Secretary’s report The Executive Secretary presented the IASC Bulletin 2014, which was distributed at the meeting. He referred to agenda item 2.4 for a more detailed report on the activities of the IASC Secretariat.
2
IASC Groups
2.1
Working Groups Under this agenda item, the Chairs of the five Working Groups (WGs) presented brief status reports of the WG activities in 2013 and an outlook on their future plans. Council thanked the WG Chairs for their reports and noted that the WGs are the core scientific elements of IASC.
2.2
Networks the Executive Secretary briefly introduced the ongoing IASC Networks, which are thematic groups with a specific scientific mission enhanced by affiliation with IASC. Council noted that the International Study of Arctic Change (ISAC) [http://www.arcticchange.org] has been accepted as a new IASC Network. It was also noted that according to the Terms of Reference, IASC Network activities are to be reviewed by the Steering Groups of the five IASC Working Groups every three years. Council approved the Terms of Reference for IASC Networks at its meeting during the ASSW 2012, so that this review would be due in 2015.
2.3
Action Groups The President explained that the three IASC Action Groups −
2nd SCAR/IASC Bipolar Action Group on Science Cooperation
−
IASC Action Group on Geosciences
−
IASC Data Policy Group
completed their tasks in 2013 with a final report. He reported on the follow-up actions, in particular with respect to the recommendations of IASC´s Data Policy Group. Council took note of the report and mandated the Executive Committee to pursue the formation of the IASC Data Standing Committee. It was noted that the committee would be closely linked to the Committee on Information and Data Services (CDIS), which is currently being established by SAON (see agenda item 4.1.1). The follow-up activities of the Action Group on Geosciences were presented under agenda item 3. Third International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III) and SCAR/IASC matters were discussed under 4.3 Scientific Committee on Antarctic Research. 2.4
Secretariat The Executive Secretary thanked the Alfred Wegener Institute (AWI) and the German Science Foundation (DFG) for supporting the IASC Secretariat in Potsdam and the Korea Polar Research Institute (KOPRI) for providing additional secretarial support for the five IASC Working Groups. He provided a status report on the main activities of the IASC Secretariat, including an overview of outreach and communication activities, e.g. the IASC Bulletin and Progress and the ICARP III website, brochures and other material. He briefly mentioned his responsibility to represent IASC on various committees, such as the Arctic Council, the WMO Expert Panel on Polar Observations, Research and Services and others. Karin Lochte pointed out that Germany had agreed to continue hosting the central Secretariat in Potsdam until end of 2018, but that the share of the financial support, which is provided by the German
70 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Science Foundation, is only secured until end of 2016. The Executive Secretary also explained that the secretarial support for the IASC WGs, which is currently provided by Korea, is only secured until end of 2015. He presented a white paper suggesting options for providing long-term secretarial support for IASC Working Groups. Council agreed that IASC should continue to involve Early Career Scientists in the work of the WGs and that the IASC Fellowship program, which was tested at the ASSW 2014, should be further elaborated. At the same time, the current distributed staffing support with other IASC member countries assuming the WG secretarial support should be pursued and a few countries expressed interest in contributing. It was noted that distributed secretarial support is not limited to support for IASC WGs, but could also contribute to other activities of the IASC Secretariat.
3
Third International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III) Under this agenda item, the President, who is chairing the third International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III), presented a status report. Council noted that the Executive Committee decided to support a number of ICARP III activities conducted by IASC Working Groups and Networks, as well as ICARP III partner organizations. The financial considerations were discussed in the Executive Session. It was also noted that the ICARP III activities would be presented on the ASSW 2014 Common Day (afternoon of April 8) in more detail. Council noted that the most important task of the ICARP III Steering Group should be to agree on the main products that ICARP III would deliver. Also a mechanism for monitoring the impact of ICARP III and for reviewing its achievements should be developed. Matthew Shupe gave a short presentation on the development of the Multidisciplinary drifting Observatory for the Study of Arctic Climate (MOSAiC). MOSAiC is a core activity of ICARP III and also supported by the IASC Atmosphere, Cryosphere and Marine WGs. Council thanked Matthew Shupe for the report and noted that high-level national support is needed to implement the MOSAiC plans. The Executive Secretary also presented a status report on the IASC History Publication, which is led by Odd Rogne. Council noted the report and thanked the Editorial Board of the IASC History Publication for its work.
4
IASC Partnerships
4.1
Arctic Council The Executive Secretary explained that IASC is an observer organization of the Arctic Council and that, during the last years, he represented IASC at most Arctic Council meetings. He presented a brief overview of IASC´s involved in current Arctic Council activities, including: −
Arctic Resilience Report (ARR)
−
2nd Arctic Human Development Report (AHDR II)
–– ––
The Social and Human Sciences WG provided support
––
The Executive Secretary coordinated the review process
−
Adaptation Actions for a Changing Arctic (AACA)
−
Task Force on Science Cooperation
–– –– 4.1.1
The Executive Secretary coordinated the review process
The IASC President is a member of the Steering Group The Executive Secretary is representing IASC on the TF Council noted the report.
Sustaining Arctic Observing Networks (SAON) The President explained that IASC´s main joint venture with the Arctic Council is the Sustaining Arctic Observing Networks (SAON). He noted that he is serving as the Vice-Chair of the SAON Board and that the Executive Secretary is a member of the Board and also providing secretarial support. Council noted
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 71
that the SAON Board would meet during the Arctic Observing Summit on 10-11 April and that the main discussions would focus on establishing two committees under the SAON Board: 1. Committee on Observations and Networks (CON); 2. Committee on Information and Data Services (CDIS). The CDIS would be closely linked to IASC´s Data Standing Committee (agenda item 2.3). Council noted that at some point IASC would have to nominate a new Vice- Chair for SAON, but that the IASC President agreed to continue for another 6 months, until the two SAON committees would be fully functional. 4.2
International Council for Science (ICSU) The Executive Secretary reported that as an International Scientific Associate of the International Council for Science (ICSU), IASC promotes Arctic and – in cooperation with SCAR - Bipolar science in ICSU and advises, supports and cooperates on activities that are of importance to the whole of the polar science community. He mentioned that the 31st ICSU General Assembly would be held on 31 August – 3 September 2014 in Auckland (New Zealand), in conjunction with the SCAR Delegates meeting (see agenda item 4.3) and that he would represent IASC. Council noted the report and that there is no need for IASC to change its affiliation with ICSU from an International Scientific Associate to an Interdisciplinary Body.
4.3
Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) Under this agenda item, the SCAR President Jeronimo Lopez-Martinez presented an update on ongoing SCAR activities, which are of relevance to IASC. The SCAR Vice-President Karin Lochte reported on SCAR’s Horizon Scan activity. Council noted the reports and agreed that a mechanism to compare and connect the outcomes of SCAR´s Horizon Scan and IASC´s ICARP III should be developed. This could be a joint workshop organized in autumn 2015. It was also noted that SCAR and IASC should look into the possibility of organizing another joint Open Science Conference in 2018, 10 years after the first joint conference in St. Petersburg.
4.4
Partnership with other Organizations Under this agenda item, the President introduced formal partnership agreements that had been developed with: 1. the International Permafrost Association (IPA) – renewal of a Memorandum of Understanding, jointly with SCAR; 2. the Pacific Arctic Group (PAG) – renewal of a Letter of Agreement; 3. the European Polar Board (EPB) – new Memorandum of Understanding, jointly with SCAR. He noted that the document had been sent to Council prior to meeting and invited further comments. Council unanimously agreed to approve the three agreements, which were then formally signed by the Presidents of the organizations or their alternates.
4.5
International Polar Partnership Initiative (IPPI) Under this agenda item, the President, who co-chairs the Steering Group of the International Polar Partnership Initiative (IPPI), provided a status report on the latest development. He explained that IASC has been participating in the development of the International Polar Initiative (IPI) concept since the first meeting in St. Petersburg in April 2011. At the most recent meeting, held on 10 – 11 February 2014 in Paris, the extended Steering Group revised the IPI concept document and agreed to rename the initiative as International Polar Partnership Initiative (IPPI). The updated IPPI concept was presented at the latest meeting of WMO´s Executive Council Panel of Experts on Polar Observations, Research and Services (EC PORS) in Wellington (New Zealand) on 25 – 28 February 2014, after which the document was amended regarding WMO´s perspectives. The President also reported that the IPPI is being considered by the Arctic Council Task Force on Science Cooperation (see agenda item 4.1). Council noted the development and agreed that IASC should, in particular with respect to the outcomes of ICARP III, continue its involvement in the further development of the IPPI.
72 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
5
Upcoming ASSWs
5.1
Arctic Science Summit Week 2015 The ASSW 2015 will be in Toyama (Japan) on 23-30 April 2015 and include the final ICARP III conference and the 4th International Symposium on Arctic Research (ISAR 4) [http://assw2015.org]. Tetsuo Ohata presented a status report. Council thanked Tetsuo Ohata for the report.
5.2
Arctic Science Summit Week 2016 Under this agenda item, the new US Council member Larry Hinzman presented the invitation to host the ASSW 2016 at the University of Alaska, Fairbanks. Council thanked Larry Hinzman for the invitation and accepted the offer to host the ASSW 2016 in Fairbanks.
5.3
Arctic Science Summit Week 2017 The Czech Republic had contacted the Secretariat with an offer to host the ASSW 2017. The Czech Council member Josef Elster presented the invitation to host the meeting in Prague. Council thanked Josef Elster for the offer and agreed that the ASSW 2017 would be held in Prague.
6
Any other Business
6.1
International Science Initiative in the Russian Arctic (ISIRA) The Executive Secretary reported that Council members had been informed about the development of IASC´s ISIRA Group and invited to the ISIRA meeting, which was held in the morning of April 7. Under this agenda item, he briefly reported on the outcome of the meeting. Council noted the report and the positive development.
6.2
EU Preparatory Action on the Strategic Environmental Impact Assessment of Development of the Arctic The project leader Paula Kankaanpää, Director of the Arctic Centre of the University of Lapland, introduced this project, which is a first step to strengthen communication and outreach within the EU and between the EU and the Arctic community. Council thanked Paula Kankaanpää for the presentation.
6.3
IASC Medal Council noted that the 2014 IASC Medal would be awarded to Julian Dowdeswell as a global leader in the field of Arctic glaciology, recognizing his outstanding and unique contributions to the understanding of glacier dynamics and ocean – ice sheet interactions. The Medal would be awarded at the ASSW 2014 Common Day on April 8.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 73
3.5
Verslag deelname aan de Social and Human Sciences Working Group Meeting 5 April 2014 door L. Hacquebord. 09.00–18.00 Helsinki, Finland, The Dynamicum, Finnish Meteorological Institute Minutes
Participants: WG Members Present:
Guests and Observers:
Peter Schweitzer – USA, chair
Andrey Petrov – working group member elect of
Peter Sköld – Sweden, vice chair
the USA
Gail fondahl – Canada, vice chair
Peter Jordan (director of the arctic centre of
Louwrens hacquebord – Netherlands, Past chair
Groningen University)
Ludek Broz – Czech republic
Yang Yang (Chinese arctic & antarctic
Lone Dirckinck-holmefeld – Denmark
administration)
Arja Rautio – Finland
Susan Barr (IASC excom)
Lassi Heininen – Finland
Abigail Dunning – Newbury (USA)
Joachim O. Habeck – Germany
Hannah Strauss-Mazzullo (arctic centre, Finland)
Hiroki Takakura – Japan
Doris Friedrich (arctic institute)
Michal Luszczuk – Poland
Mark Myers (university of Alaska Fairbanks)
Elena Conde – Spain
Yuliya Zaika (Lomonosov Moscow State University)
Sven D. Haakanson – USA
Heather Gordon (University of Wisconsin – Madison)
Gunhild Hoogensen – Norway
Vladimir Kondratev (University of Helsinki) Tatiana Vlasova (IASSA, Institute of Geography, Russia)
WG Member not Present:
Gerlis Fugmann (APECS)
Long Wei – China
Robert Delgado (National Science Foundation –
Robert Chr. Thomsen – Denmark
USA)
Sylvie Blangy – France Joan Nymand Larsen – Iceland
Secretariat
Gisli Palsson – Iceland
Volker Rachold (IASC executive secretary)
Dhujati Majumdar – India
Hieke Midleja (IASC secretariat)
Dongmin Jin – Korea
Candice Lys (APECS participant)
Halvor Dannevig – Norway
Malgorzata Smieszek (apecs participant)
Ryszard Czarny – Poland Philippe Geslin – Switzerland Michael Bravo – UK
74 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
1
Opening and Reporting (09.00-09.30)
1.1
Welcome and Introductions (Peter Schweitzer) The chair opened the meeting and welcomed the participants. New members (Elena Conde, Spain; Lassi Heininen, Finland; Michal Luszczuk, Poland) were welcomed and continuing members and observers to the meeting introduced themselves. Observers were encouraged by the Chair not only to observe, but also contribute to and participate in the discussions.
1.2
Report from the Chair (Peter Schweitzer) The Chair briefly introduced the agenda and highlighted the most important issues to be discussed at the meeting. The points requiring presence of Volker Rachold were moved until after lunch break when he joined the session.
1.3
Approval of the Minutes of the Last Meeting (Peter Schweitzer) The Secretariat did not receive any comments on the minutes of the last meeting from ASSW 2013 and they were approved.
1.4
Adoption of the Agenda (Peter Schweitzer) The agenda was adopted without modification.
2
Main Issues
2.1
Reports on SHWG Activities The activities were presented in their chronological order. There were two main funded activities in the last year: the ‘Russia and Arctic Anthropology’ workshop and the Arctic Human Development Report II (AHDR II). Other activities (such as a community-based Kodiak workshop) that were discussed and postponed already at the previous S&HWG meeting in Cracow were eventually canceled and funds were reallocated due to logistical constraints. It was agreed that if the opportunity for another communitybased workshop emerges, it will be undertaken but at present the item is taken out of the agenda.
2.1.1
Russia and Arctic Anthropology (Peter Schweitzer) Ten Arctic social scientists, from eight countries, convened in St. Petersburg, Russian Federation, for a workshop on “Russia and Arctic Anthropology: Toward an Agenda for the 21st Century.” The workshop was organized by Nikolai Vakhtin and Peter Schweitzer, and supported by European University – St. Petersburg and the IASC S&HWG. The participants included one indigenous scholar originally from the Russian Artic. The group discussed the current state and future of Arctic anthropology and other social sciences research both broadly and specifically in Arctic Russia. Participants then worked toward developing a framework for a new, large-scale research initiative focusing on key elements of change in the Russian Arctic.
2.1.2
AHDR II (Gail Fondahl) The Arctic Human Development Report II (AHDR-II) has been supported by SHWG by providing financial assistance for SHWG member to participate in the meetings of the writing teams. IASC has been also responsible for the review process of the AHDR-II, which is coordinated by the IASC Executive Secretary. The AHDR-II is addressed to a group of post-secondary readers, but also the Sustainable Development Working Group (SDWG) of the Arctic Council and other institutions. The report is slightly behind the
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 75
schedule but the text is already at the editing stage. After peer-review most chapters have been delivered to the editors and a final draft is expected in a couple of weeks, after which it will be sent to 2-3 reviewers. The report should be printed in mid-summer so its outcome will not be delayed. Unless the SDWG endorses it before its next meeting in fall 2014, only the official launch of the report could be delayed. The formal launch of the report is expected in October 2014. Gail Fondahl reported also on certain concerns raised by the SDWG with regard to content of the ADHR-II but it was clarified that the report is a peer-reviewed academic work. In response to questions from S&HWG members Gail Fondahl ensured that the scientific value of the ADHR-II will remain untouched. 2.2
Updates on Upcoming Activities The chair informed about the video meeting, which took place in November 2013 and where certain upcoming activities were discussed.
2.2.1
ICARP III Townhall, to be Held at ICASS VIII (Gail Fondahl, Peter Sköld, Peter Schweitzer) The ICARP III Town Hall will take place on May 23, 2014, followed by a reception. Two rapporteurs will attend the meeting and draft a report to be edited by Gail Fondahl and Peter Sköld. The Town Hall will be live streamed on the Internet for those not attending. The support by S&HWG to this event was agreed in the ASSW 2013. During the video meeting it was decided to increase this support due to much bigger than expected size of the event.
2.2.2
UMEA Workshop (Peter Sköld) The workshop “Exploitation and Natural Resources in the Artic: Past, Present and Future” seeks to address the social and human sciences dimensions of large-scale (non-renewable) resource use systems and their interactions with large-scale international projects. With long-term historical perspective it aims to include researchers working on the social, cultural, environmental and economic impacts of exploitation of natural resources from local to global level. The workshop will be held at the Arctic Research Centre at Umea University on October 1-2, 2014 (preliminary dates). The program is not yet set and input into its development is encouraged. The Chair welcomed the proposal by Gunhild Hoogensen to search for links between the workshop and the University of the Arctic (UArctic) thematic network on Arctic extractive industries.
2.2.3
The 54th Congress of the European Regional Science Association (Peter Schweitzer and Gail Fondahl) The S&HWG will be present at the 54th Congress of the European Regional Science Association in August 2014 in St. Petersburg with ICARP III related outreach activities in Russia. The intent is to involve more Russian scholars to reach the Russian community as well. One of the focus areas of this Congress is the Arctic, and the results from the Prince George conference will be used for the outreach event in Russia. Once the exact date and venue are confirmed, they will be put on the website. This activity will not be a part of the Congress, but will instead be outside of it to reach people interested in arctic social sciences who might happen to be at the Congress. The Chair and Peter Sköld pointed the necessity of addressing the agreed research priorities with limited resources at disposal of the S&HWG.
2.3
Review of IASC Activities Related to the SHWG
2.3.1
Secretarial Support (Volker Rachold) The aim is to find a more sustainable solution in providing secretarial support to all the IASC WGs. As such the proposal for establishment of the ‘IASC Fellowships’ will be presented to the IASC Council during its ASSW 2014 meeting to determine whether the Council will endorse it. The idea stemmed from the support that the IASC already offers to early-career scientists in a form of travel grants to attend the ASSW – in return young scientists could provide their support to WGs of their interest and also gain insight and experience in science management. The IASC fellows would be selected from among early-career scientists and they would support the IASC WGs for one year and attend two consecutive ASSW as rapporteurs. In between WGs’ meetings the IASC fellows would provide
76 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
organizational support and help with day-to-day WGs activities. The benefits for fellows will encompass networking, opportunity to observe how research priorities are being developed, receiving funding for attendance to two ASSWs, and learning management skills. The individuals are to be fellows because they will receive training and become involved, rather than merely supporting the IASC. In response to a question whether fellowships should not last longer than one year, Volker Rachold explained that it was aligned with the Association for Polar Early Career Scientists (APECS) whose terms are also one year long. The APECS helped a lot with the fellowship concept and development of its criteria. 2.4
Other Social and Human Activities External to IASC
2.4.1
New Governance for Sustainable Development in the European Arctic (Peter Sköld) The program places focus on the European Arctic mainland, defined as the northernmost parts of Norway, Sweden and Finland. Its main theme is governance. The project started on April 1, 2014 and will last at least 4 years. It includes 36 salaried researchers from 5 countries, encompasses 8 different social sciences and humanities disciplines, and received 4.5 million Euros funding from the Swedish Foundation for Strategic Environmental Research (MISTRA). ACTION : a 100-page description of the project is to be sent out via S&HWG mailing list.
2.4.2
Network Arctic-Frost: Resources, Societies, Environments and Development in the Changing North – A New US NSF Arctic Social Sciences Research Coordination Network (Andrey Petrov) Arctic-Frost (Arctic FROntiers of SusTainability) builds international interdisciplinary collaborative network that teams together social and environmental scientists, local educators and community members from all circumpolar countries to enable and mobilize research on sustainable Arctic development, specifically aimed to at improving health, human development and well-being of Arctic communities while conserving ecosystem structures, functions and resources under changing climate conditions. The purpose of the project is to contribute to conceptual, applied and educational aspects of sustainability science about the Arctic and beyond, and to define research agenda for a next decade after this 5-year project expires. Network membership is open to all scholars, students, and community members with interests in Arctic sustainability and sustainable development. Many funding opportunities are available and both registration to the network and more information can be found at www.uni.edu/arctic/frost. The network will have its 2014 meeting in Anchorage, Alaska in September in conjunction with workshops for early-career scientists. One of deliverables of the project will be a book on the meaning of sustainability in the Arctic. The very inviting and encouraging presentation of the network was highly appreciated by WG members.
2.5
3rd International Conference on Arctic Research Planning (ICARP III) (Volker Rachold and Peter Schweitzer) Under this agenda item, the Chair introduced the selected proposals from the ExCom meeting. The IASC WGs are expected to play an important role in the ICARP III and the Chair pointed the high marks that were received by social sciences’ proposals submitted for the ICARP III. ICAPR III aims to build on comprehensive science plans that currently exist and compliment existing activities in order to identify and fill gaps that may need further attention (rather than developing new science plans). The Chair welcomed proposal of Gerlis Fugmann on behalf of APECS to produce ‘Frost-bytes’ (30-60 second audio or video recordings designed to help researchers easily share their findings to a broad audience) for all the ICARP III activities. Volker Rachold outlined main information about the ICARP III, which will have its launch on Tuesday April 8, 2014 in the ASSW 2014 and will conclude during the ASSW 2015 in Toyama, Japan. The IASC Executive Secretary noted that Permanent Participants to the Arctic Council joined ICARP III as partners and that contact was established also with the Indigenous Peoples’ Secretariat in Copenhagen. All materials related to ICARP III were received by ASSW participants on the conference USB-sticks.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 77
2.5.1
ICARP III Activities Spearheaded by Arctic Social Scientists
2.5.1.1
Permafrost Indigenous Land Use Workshop (Joachim Otto Habeck and Hiroki Takakura) This workshop will take place on 6-7 April 2014 in combination with the ASSW in Helsinki. It will focus on the Central Yakutian Lowlands, cyclical processes of thermokarst and permafrost build-up, and historical and contemporary forms of land use in alaas landscapes. The workshop aims to bring together expertise on how local communities have made use and are making use of permafrost dynamics for subsistence activities; assess how climate change is likely to change permafrost dynamics and indigenous land use in this part of the Sub-Arctic; and explore to what extent humans have appropriated and actively shaped the thermokarst landscapes of Northeast Siberia both in the short range of the current period. The workshop received ICARP III funding to which the requirement was integration between different IASC WGs. Such integrative approach was ensured from the preparation phase of the project. Meeting’s participants were invited and encouraged to attend the workshop.
2.5.1.2
Culture and Arctic Climate Change (Peter Jordan) The workshop ‘Culture and Arctic Climate Change: Integrating Long-Term perspectives from Archaeology and the Environmental Sciences’ will take place in May 2014 in Yale, bringing together researchers working across the full range of ‘target’ disciplines in order to identify key factors structuring the relationships between culture and Arctic environmental change. The central theme is how best to improve understanding of how the Arctic archaeological record can be better integrated with evidence for past climate and environmental change. The main goal is to stimulate new collaborations across disciplines, and to build the results of the focus-group discussions into the organization of the conference session and main publications. The initiative ‘Culture and Arctic Climate Change’ will also run a conference session at the American geophysical Union (AGU) in December 2014 (funded by the IASC grant) and publish a journal special issue that provides a new baseline of knowledge about human responses to long-term climate change in the arctic over the last 10,000 years. The whole concept has been developed under the IASC Polar Archeology Network (PAN). The funding was received from many sources, but the IASC support was very warmly welcomed. In relation to this presentation Louwrens Hacquebord called for closer links with archeology and inviting archeologists to works of the S&HWG.
2.5.1.3
ICARP III Roundtable at ICASS VIII (Gail Fondahl, Peter Sköld, Peter Schweitzer) On the contrary to aforementioned ICARP III workshops, which received funds from the general IASC budget, the ICARP III Roundtable in Prince George in May 2014 is an event sponsored by the S&HWG.
2.5.1.4
Understanding Sustainability in the Arctic (Gail Fondahl, Andrey Petrov, Peter Schweitzer) This has grown out of the Arctic-FROST project from which a small group of people will come together in fall 2014 to synthesize the literature and develop a White Paper on sustainability in the Arctic. The funding proposal was submitted by Gail Fondahl as the president of the International Arctic Social Sciences Association (IASSA). As such the received funding was smaller in comparison to projects coming from within the WG.
2.5.1.5 “Arctic Coastal Communities Observatory Network” (Peter Schweitzer) The Chair informed that a first meeting of this network is to take place on April 14–16 in Copenhagen and that Joan Nyman Larson ensures to it the input of social sciences, but no other engagement of S&HWG apart from it.
78 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
2.6
New Proposed Activities
2.6.1
New Activities / Tasks Brought Forward by the Members Under this agenda item, new suggestions and proposals on WG activities were brought forward by members of the Working Groups. These included short presentations followed by a discussion. The decisions will be made during the closed meeting regarding which workshops will be funded. Each year, there should be a new focus area. This year, it was human health and well-being research as it relates to social and human sciences. The Chair informed that there is still room for two or more workshops in the 2014 budget. 2.6.1.1 Health (Arja Rautio) Health disparities among countries and regions still exist, within regions, among population subgroups and, between Indigenous and non-indigenous people in the North. Climate and environmental change not only affects living conditions and health but subjective well-being and the quality of life as well. There is a need to promote health programs. Arja Rautio presented the short overview of current situation and major health-related trends in the Arctic, and provided information about the food and health security project funded by the KOLARCTIC ENPI, the EU funded ArcRisk project, as well as ongoing education initiatives (PhD and MA programs, summer and winter schools and seminars). She called for more collaboration among disciplines in order to better address the issue of human-health and well-being, a need to synchronize research efforts to avoid overlaps, and informed participants about the upcoming ‘16th International Congress on Circumpolar Health. Focus on Future Health and Wellbeing’ which will take place in June 7–13, 2015, in Oulu, Finland and to which Arja Rautio is the head of the organizing committee. The presentation was followed by discussion how S&HWG could contribute to the topic of human health. The need for inclusion of more humanities into group dominated by social sciences has been recognized along with a proposal for organizing during the conference a panel on (missing) health data. 2.6.1.2 Proposals for New Activities (items not listed earlier on the agenda) Gunhild Hoogensen proposed to focus on the extractive industries as a cross-cutting theme of relevance to all WGs and organize the workshops to this end. The Chair expressed concern that there are no funds at present to support a cross-cutting issue. As such Gunhild Hoogensen requested to make the topic more clear on the IASC website as an issue that is important to IASC and of relevance to potential research funders. In addition, there was a deliberation on how the topic could be linked to already planned Umea workshop and the one of gender inequality issue coming in fall 2014 (Gail Fondahl). Lassi Heininen together with Gunhild Hoogensen proposed two workshops on Arctic security and sovereignty, to be held along the Calotte Academy in June 2014 and the Arctic Circle conference in Reykjavik, Iceland in September 2014. The former would be oriented towards early-career scientists, whereas the latter would be a more high-level event. It was outlined that presently there is hardly any conference, which addresses primarily the issue of Arctic sovereignty, and the one in place does not include practically Russia and Russian perspectives on the topic. Arja Rautio: suggestion for a panel on the missing health data either during the 16th Circumpolar Congress on Human Health or as a separate event earlier. Tatiana Vlasova/ Andrey Petrov: proposal to support the event/ session at the International Geographic Union (IGU) during its Regional Geographic Conference in Moscow in August 2015. Gail Fondahl: fund a member of the S&HWG to attend the conference on ‘Gender Inequality in the Arctic: Current realities, future challenges’ (perhaps inclusion also of the security dimension) in October 2014 in Reykjavik. Andrey Petrov: proposal for funding travel-stipends for early-career scientists to attend the Arctic-FROST workshop on sustainability in the Arctic, which will take place in Anchorage, Alaska in September 2014. The Chair reminded that in the previous year ‘Arctic in a global context’ was added to scientific foci of the S&HWG and there is still room for initiatives related to this topic, also with inclusion of non-IASC members. Gail Fondahl pointed to the possibility of bringing the Arctic social sciences to the World Social Science Forum in Durban in 2015.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 79
2.6.3
Initiatives Related to SHWG Activities and not Listed on the Agenda In the time left before moving to the closed session, the Chair invited comments on initiatives related to the S&HWG activities but not listed earlier on the agenda. Michal Luszczuk informed on the upcoming XXXV Polar Symposium on ‘Diversity and state of polar ecosystems’ which will take place in Wroclaw, Poland from 5–7th June 2014. The Chair welcomed the information and encouraged also regular exchange of information on polar-related events between members of the S&HWG, e.g. via informing the IASC secretariat and through the IASC website. Louwrens Hacquebord reported on a book ‘Emerging Questions on Arctic Geosciences’ organized by the IASC Action Group on Geoscience and to be published by the Geological Society. The book will include the human dimension in its third part on ‘A Long-Term Perspective on Human Uses of Arctic Mineral Resources’, which is considered the input of S&HWG to this publication. Lone Dirckinck-Holmfeld informed about establishment in 2012 of the Centre for Innovation and Research in Culture and Learning in the Arctic (CIRCLA) at the Aalborg University, Denmark. CIRCLA is a cross-faculty and interdisciplinary centre, with 95% social science and humanities research, and a number of events already organized and upcoming. The Arctic studies are planned as a specialization under the 2-years masters in Culture, Communication and Globalization. Joachim Otto Habeck presented the new information brochure from the European Polar Board to which he, on behalf of this IASC WG, contributed with the input from some members of the S&HWG.
3
Next Meeting (Volker Rachold)
3.1
ICASS VIII (Gail Fondahl, Peter Schweitzer) A discussion of the meeting plans to be held at ICASS VIII in Prince George, BC in May 2014. The Chair proposed two objectives for the ICASS VIII: informing the delegates of conference about the existence of S&HWG, and to continue there discussions that started during the ASSW 2014.
3.2
ASSW 2015 The 2015 meeting will be held at the ASSW 2015 in Toyama, Japan on 23–30 April 2015, in conjunction with IASC’s 25th Anniversary, the ICARP III and the 4th International Symposium on Arctic Research.
3.3
ASSW 2016 The next meeting of the WG shall be held in conjunction with the ASSW 2016 in Fairbanks, Alaska, USA (to be approved by the IASC Council).
3.4
ASSW 2017 Proposal in development for the ASSW 2017 to be held in Prague.
80 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
3.6
Report on: Workshop on the Dynamics and Mass budget of Arctic glaciers & IASC Network on Arctic glaciology annual meeting. Door Dr. C. Tijm-Reijmer (IMAU) From 3 to 5 February 2014 the workshop on the Dynamics and Mass budget of Arctic glaciers & the IASC Network on Arctic glaciology annual meeting took place at the University of Ottawa, Canada. The objective of this meeting was: −
to present and discuss new results on observations and modelling of the dynamics and mass budget
−
to plan and coordinate field work on Arctic glaciers with the aim of using the available infra-
−
to develop ideas for future projects and collaboration.
of Arctic glaciers, including the Greenland ice sheet, structure and logistics in the most efficient way,
During the meeting the participants presented their research in oral and poster presentations. Deliberately long breaks provided ample time for discussion of research and the upcoming Arctic field season, poster viewing, and the development of new cooperations. A variety of topics within the field of dynamics and mass budget of Arctic glaciers were discussed, ranging from in situ observations to satellite techniques, observational to modelling approaches, and geographically covering the whole Arctic region. In the annual open forum meeting of the network, general issues related to the network were discussed, such as changes in national representatives, new and on-going network activities and the location of next years workshop. Regarding on-going activities as part of the Tidewater glaciers initiative a workshop on ‘Glacier and ice-stream calving: Observations and Modelling’ is being organized (2–3 June 2014, Grenoble, France). Several possible new network activities were discussed among which the ‘IMBIE’ like project for small ice caps that was already discussed last year, an activity on Firn processes, and an action to update the existing mass balance records started during the MAGICS project. The participants were encouraged to write an extended abstract of their contribution to the workshop, which will be published digitally in a book of abstracts. This book will also contain information pertaining to the workshop such as the final program, and a list of participants, a report of the special session on tidewater glaciers and a report of the open forum meeting. This years meeting also marked the 20th anniversary of the Network, which was celebrated with a pizza dinner and lecture by Arctic adventurer Hugh Dale-Harris. The meeting was organised by Dr. L. Copland of the University of Ottawa (Canada) and Dr. C.H. TijmReijmer of the Utrecht University (The Netherlands) and chair of the Network on Arctic Glaciology. IASC provided travel support for seven early career scientists. Prof. M. Sharp coordinated the applications for the support. The meeting itself, i.e. location and coffee breaks, was financed in part by a registration fee paid by the participants, in addition to local funding of $3000 CAD from the University of Ottawa. The GlacioEx project also assisted with the costs of meeting attendance for project members from Oslo and Alaska. A total of 37 participants attended the workshop, representing about 10 different countries.
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015) | 81
3.7
Programma NPP symposium 2014 “Polar Change: a Scientific Adventure” Symposium Netherlands Polar Programme Den Haag, 5 November 2014 Welcome The Netherlands Polar Committee of NWO welcomes you to the annual Symposium of the Netherlands Polar Programme. This year’s theme is Polar Change – a Scientific Adventure. We hope to share with you different aspects of this adventure, and hope to address the challenges, the successes and the unexpected results that come with adventures like this. The Polar Regions are changing rapidly. The effects of climate change on ice coverage, polar biology and ecosystems become apparent in both the Arctic and in Antarctica. Arctic communities, many of them indigenous, are faced with major changes in their environment, forcing them to adapt. Transformation processes have considerable impact on economic activities, systems of law and governance. Over the last few decades, scientists of many different disciplines have increased our knowledge on numerous aspects of these changes. With this year’s Polar Symposium, we aim to illustrate the importance and value of scientific polar research: only with this knowledge we will be able to understand the underlying mechanisms to polar change. With today’s programme we also aim to show that polar research is not only important for the “usual suspects” – our scientific peers – but increasingly so for other stakeholders, such as companies, policy makers and NGOs. So in addition to our three renowned keynote speakers and five promising young researchers , these stakeholders will pitch on polar change topics and the role of scientific research in this. With the discussions that will originate from this, we hope to contribute to increasing collaboration and improved communication between all stakeholders in polar research. After all, the scientific adventure that polar change brings us, is an adventure that needs strong teams and partnerships! We would like to thank speakers and poster submitters for their contribution to this symposium. The Netherlands Polar Committee wishes you an interesting and fruitful day. On behalf of the organising committee, Monique de Vries, Louwrens Hacquebord, Corina Brussaard, Liesbeth Noor, Kim van Dam
82 | Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011-2015)
Programme Wednesday 5 November 2014, The Hague 9.45
Registration, Coffee & Tea
10.30 Opening and Welcome
Chair: Monique de Vries, Netherlands Polar Committee
10.35 The Arctic March, The Story, Bernice Notenboom, Adventurer and Climate Journalist 11.05 Interactions of Bio-essential Trace Metals, Plankton Ecosystems and Invasion of Carbon Dioxide
in the Polar Oceans, Professor Hein J.W. de Baar, NIOZ and University of Groningen
11.30 The Firn Aquifer in the Greenland Ice Sheet, Peter Kuipers Munneke, IMAU Utrecht University 11.50 Antarctic Phytoplankton in a Changing World and its Consequences for the Lower Pelagic Food
Web, Tristan Biggs, NIOZ Texel
12.10 Antarctic Krill and Sea Ice Interaction in Winter/Early Spring, Fokje Schaafsma, IMARES Wageningen 12.30 Lunch and Poster Session 14.00 Stakeholder Pitches: Parallel Sessions on Polar Change and Science
– Time to Make a Difference by Leni Buisman, Ministry of Foreign Affairs
– Self-regulation of the Tourism Industry to Protect the Antarctic by Sustainable Tourism
Management by Marlynda Elsgeest, Waterproof Expeditions and IAATO
– Industrial & Academic Partners: Cooperation for a Stronger Business Case in a Fast Changing
Arctic by Coco Smits, RH DHV
– Shell Arctic Operations: Grounded in Science by Mathijs Smit, Shell
14.45 Plenary Presentation of Stakeholder Pitches: Key Messages 15.00 Effects of Heavy Metal Contamination on Behavioural Stress Responses in Human-raised
Barnacle Goslings (Branta leucopsis), Isabella Scheiber, University of Groningen
15.20 ARCIND – Development of ARCtic Biological INDicators for the Impact Assessment of (new)
Human Activities in the Arctic ecosystem, Ariadna Szczybelski, Wageningen University
15.40 Human Activities and the Arctic Environment: Long-term Perspectives and Future Research
Prospects, Professor Peter D. Jordan, Director Arctic Centre, University of Groningen
16.05 Observations and Conclusions 16.30 Drinks and Posters
Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Aard- en Levenswetenschappen Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag Postadres: Postbus 93510 2509 AM Den Haag T: 070 344 07 82 E:
[email protected] W: nwo.nl/npp
Aard- en Levenswetenschappen
Nieuw Nederlands Polair Programma (Themaperiode 2011 – 2015)
Juli 2015
Inhoudelijke rapportage 2014
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek