Evaluatie Nederlands Polair Programma Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Interdepartementaal Polair Overleg Directie Klimaat, Energie en Water Ministerie van Buitenlandse Zaken
Foto’s omslag D. van der Kroef, NWO Arctische Raad Prof.dr. H. Brinkhuis, UU NIOZ
Vormgeving Christy Renard, Voorlichting & Communicatie, NWO
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
2
Evaluatie
9
3
Aanbevelingen
17
4
Aanbevelingen Specifiek
21
Evaluatieteam Nederlands Beleid Poolgebieden
24
Bijlage 1: Overzicht NPP 2006-2010
25
Bijlage 2: Voorstel financiering NPP 2011-2015
28
Bijlage 3: Overzicht projecten
29
1
IJs, klimaat en zeespiegel
29
2
Veranderingen in de Zuidelijke en Arctische Oceaan door
30
het klimaat en menselijke activiteiten
3
Polaire terrestrische en kustzone ecosystemen en
global change
4
Invloed van menselijke activiteiten op Poolgebieden en
invloed van klimaatverandering op mensen
30 31
Bijlage 4: Door Nederland gecoördineerde IPY-projecten
32
Bijlage 5: Gevoerde gesprekken
33
Bijlage 6: Terms of Reference
36
Annex
39
5 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
1
Inleiding Nederland is als lid van de internationale gemeenschap medeverantwoordelijk voor het gemeenschappelijk beheer van de internationale gebieden van de aarde: de volle zee en de diepzeebodem en Antarctica.1 Deze verantwoordelijkheid wordt gerealiseerd door toetreding tot internationale overeenkomsten, deelname aan internationale fora en door nationaal beleid. Wat betreft Arctica (het Noordpoolgebied) en Antarctica en aangrenzende zeeën is het beleid in 2006 vastgelegd in het Beleidskader Poolgebieden. 2 De omvangrijkste component van dit beleid betrof de realisatie van het Nederlands Polair Programma (NPP) 2007-2010. Het Interdepartementaal Polair Overleg (IPO), dat het Nederlandse beleid ten aanzien van de poolgebieden coördineert, heeft in zijn vergadering van 8 januari 2010 een evaluatieteam ingesteld om de uitvoering van het Nederlands Polair Programma (NPP) 2007-2010 te evalueren. Volgens de door het IPO opgestelde Terms of Reference moet deze evaluatie in het kort de volgende vragen beantwoorden: −−
“Welke doelen van het Beleidskader Poolgebieden zijn bereikt en welke rol speelde het NPP daarbij? Was dat proces efficiënt, doelmatig?
−−
Wat willen we in de toekomst bereiken (dus: wat zijn de beleidsdoelen van de IPO-Ministeries) en op welke wijze kan dat het beste geschieden?
−−
Zijn er belemmerende factoren die in een vervolgfase moeten worden weggenomen/omzeild; of stimulerende factoren die juist moeten worden bevorderd?”3
De evaluatie moet naast het NPP ook de Nederlandse deelname aan het International Polar Year 2007-2008 omvatten, en rekening houden met het in 2009 door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgebrachte “Masterplan Poolonderzoek”, waarin al een voorschot is genomen op het Nieuw Nederlandse Polair Programma 2010-2014. Het NPP 2007-2010 heeft een begroting van ongeveer € 2 miljoen per jaar. Het bestaat uit drie onderdelen: Het Nederlands AntArctisch Programma (NAAP) en het Nederlands Arctisch Programma (NAP), 1 2 3
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Memorie van Toelichting 2007 Het beleidskader is vervat in de notitie van het Interdepartentaal Polair Overleg, “Nederland en de Poolgebieden: Beleid voor Arctica en Antarctica, 2007-2010”, 21-4-2006 IPO, “Terms of Reference Evaluatie Polair Programma”, 24-11-2009
dat verdeeld is in twee delen: NAP-Onderzoek en NAP-Internationaal. NAAP en NAP-Onderzoek, die door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) worden uitgevoerd, dienen ter financiering van het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek met betrekking tot de poolgebieden; door middel van NAP-Internationaal, dat door het Arctisch Centrum te Groningen wordt uitgevoerd, wordt de deelname van Nederland aan Werkgroepen in het kader van de Arctische Raad gefinancierd en wordt een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het Nederlands onderzoeksstation in Ny Alesund. De betrokken departementen besloten in het Beleidskader om: ––
“het Nederlands Polair Programma voort te zetten;
––
het NAAP voort te zetten met het huidige volume aan activiteiten binnen de bestaande financiële marges;
––
de begroting van NAP - Onderzoek op te hogen van € 468.200 in 20032006 (hele 4 jaar periode) tot € 1.621.000 in 2007-2010;
––
meer aandacht te geven aan de beleidsrelevantie voor de betrokken departementen in de onderszoeksprogrammering.”
Hoewel het Beleidskader het gehele Nederlandse beleid ten aanzien van de poolgebieden omvat, gaat het in de tekst bijna uitsluitende over het onderzoeksbeleid. Dat is wellicht begrijpelijk, omdat de financiering van het kostbare poolonderzoek het overgrote deel van de betrokken begrotingen omvat. In de beschrijving van het gebiedsveld “Veiligheid, klimaat en milieu” lezen we wel dat de Nederlandse regering “bij de voorbereiding en uitvoering van haar internationale milieubeleid aandacht [wil] geven aan de bescherming van het Arctisch en Antarctisch milieu”, en er wordt kort melding gemaakt van het vergunningenstelsel onder de Wet Bescherming Antarctica. De activiteiten die de participatie van Nederland als Consultatieve Partij in het goed bestuur van Antarctica en als waarnemende partij bij de Arctische Raad met zich meebrengen worden echter niet als zodanig genoemd. Om de Nederlandse deelname aan het International Polar Year 2007-20084 mogelijk te maken is in 2006 een extra onderzoeksprogramma ingesteld van ongeveer € 7 miljoen, dat grosso modo volgens dezelfde methodiek als 4
Het door de International Council for Science (ICSU) en de World Meteorological Organisation (WMO) ingestelde IPY 2007-2008 duurde in feite van April 2007 tot Maart 2009.
7 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
het NPP wordt uitgevoerd. Nieuw was dat binnen IPY 10% van de middelen werden besteed aan ‘Outreach en Communicatie’. De wetenschappelijke prioriteiten voor onderzoek binnen het NPP zijn als volgt: −−
Thema 1: IJs, klimaat en zeespiegel.
−−
Thema 2: Veranderingen in de Zuidelijke en Arctische Oceaan door het klimaat en menselijke activiteiten.
−−
Thema 3: Polaire terrestrische en kustzone ecosystemen en global change.
−−
Thema 4: Invloed van menselijke activiteiten op Poolgebieden en invloed van klimaatverandering op mensen.
Het gebied “De mens in de poolgebieden” is onderverdeeld in de onderwerpen Inheemse volkeren, Toerisme, Olie- en gaswinning, Scheepvaart, en Visserij. In het kader van de Nederlandse participatie in het IPY is het eerste thema iets aangepast: het werd “Veranderingen in de cryosfeer als gevolg van klimaatveranderingen.” De thema’s worden ook wel in disciplinaire termen gedefinieerd als 1. Glaciologie/Meteorologie, 2. Oceanografie, 3. Ecologie en 4. Menswetenschappen. In Bijlage 1 zijn een aantal tabellen opgenomen die een overzicht geven van de totale uitgaven in de afgelopen periode onder het NPP en de Nederlandse bijdrage aan het IPY. Bij het aflopen van het IPY stelde NWO een “Masterplan poolonderzoek” op, dat op 22 juni 2009 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werd aangeboden. Dit plan voorziet in een nieuw onderzoeksprogramma, dat voorziet in een sterke groei t.o.v. het huidige programma naar een jaarlijks volume van 10 miljoen Euro en een duidelijker splitsing in wetenschapsgestuurd onderzoek (4,5 M€ per jaar) en beleidsgestuurd onderzoek (1,5 M€). Ook worden in het programma aparte fondsen voor internationale programmering en transnationale calls (0,5 M€), logistiek, infrastructuur en coördinatie (3,3 M€) en onderwijs en voorlichting (0,2 M€) voorzien. 5 5
NWO, “Poolpositie-NL: Nieuw Nederlands Polair Programma (NNPP) 2010-2014”, mei 2009
8 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Zoals hierboven vermeld is zijn de onderzoeksprogramma’s, hoewel ze het overgrote deel van de NPP-begrotingen opslokken, niet de enige activiteit met betrekking van de poolgebieden. Naast de deelname aan de vergaderingen inhet kader van het Antarctisch Verdragssysteem en de Arctische Raad6 vallen hieronder de vergunningverlening in het kader van de Wet Bescherming Antarctica (WBA), de wet waarmee de bepalingen van het Milieu-Protocol van het Antarctisch Verdrag en zijn Annexen worden geïmplementeerd, en de voorbereiding van wetgeving ter uitvoering van de Maatregelen van de ATCM. Verder is Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de jaarlijkse bijdrage voor het Secretariaat van het Antarctisch Verdrag.7 Tenslotte wordt er ook nog poolonderzoek verricht buiten het NPP om, bijvoorbeeld via directe opdrachten door Ministeries aan kennisinstellingen. De omvang van de daarmee gemoeide geldstromen is onduidelijk en zulk onderzoek valt buiten de scope van deze evaluatie. Ook Nederlandse economische activiteiten in het Noordpoolgebied (bijv. toerisme, energie) vallen momenteel vrijwel buiten het gezichtsveld van het polaire beleid. Wellicht dient hier voor de goede orde te worden opgemerkt dat het specifieke Nederlandse beleid t.a.v. de walvisvaart en de zeehondenjacht evenmin deel uitmaakt van het Polaire beleid. Deze kwesties maken deel uit van het internationale natuurbeschermingsbeleid.
6
7
De meeste kosten voor de deelname aan internationaal overleg worden rechtstreeks gedragen door de departementen die vertegenwoordigers sturen – vooral BZ en VROM – maar de kosten van de deelname aan de werkgroepen van de Arctische Raad worden gedekt door NAP-Internationaal. Op grond van Measure 1 (2003) van de ATCM. De Nederlandse bijdrage is op het ogenblik rond US$ 32.000 per jaar.
9 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
2
Evaluatie
De wetenschapswereld Om de uitvoering van het Nederlandse beleid ten aanzien van de poolgebieden te evalueren heeft het evaluatieteam gesproken met een groot scala aan onderzoekers die zich inzetten voor de studie van de poolgebieden, qua discipline variërend van juristen en archeologen tot oceanografen en glaciologen en qua status van Assistent in Opleiding (AIO) tot senior hoogleraar.8 Aan alle gesprekspartners werd gevraagd naar hun eigen evaluatie van de activiteiten onder het NPP en IPY in de afgelopen jaren; naar eventuele problemen; en naar voorstellen om de uitvoering van het programma te verbeteren. De reacties vertoonden een grote mate van eensgezindheid. Het merendeel van de wetenschappers benadrukten de volgende punten: −−
Voldoening over de in het polaire onderzoek bereikte resultaten. Dit punt werd onder andere toegelicht door verwijzing naar het recente onderzoek van de Noorse onderzoekers Aknes en Hessen, waarin uit een vergelijkend citatieonderzoek blijkt dat het Nederlandse polair onderzoek hoog scoort in vergelijking met andere bij de polen betrokken landen.9 Ook het feit dat ondanks de relatief geringe omvang van het Nederlandse poolonderzoek zes belangrijke IPY-projecten, met deelname uit een twintigtal andere landen, door Nederlandse poolonderzoekers geleid werden wijst op het aanzien dat het Nederlandse poolonderzoek internationaal geniet.
−−
Tevredenheid over de financiering over de afgelopen jaren. Dat is heel begrijpelijk, omdat de geldmiddelen die aan het Nederlandse poolonderzoek zijn besteed in de jaren 2007-2009 door de toevoeging van extra middelen in het kader van het International Polar Year 2007-2008 groter zijn geweest dan tevoren.10
8 9
10
Zie Bijlage 5 voor een lijst van de door het evaluatieteam gevoerde gesprekken. Dag W. Aksnes and Dag O. Hessen, “The Structure and Development of Polar Research (1981-2007): a Publication-Based Approach”, Arctic, Antarctic, and Alpine Research. Vol 41 No 2 (2009), pp 155-163. Zie Bijlage 1
−−
Zorg over afnemende eerste geldstroom financiering die de universitaire besturen beschikbaar stellen/hebben voor medefinanciering van poolonderzoek.
−−
Zorg over een telkens dreigend gebrek aan continuïteit. Dit betreft niet zozeer de financiering van onderzoeksprojecten als wel de investering in infrastructuur of instrumenten die de lange reeks van data verschaffen voor onderzoeksgebieden zoals meteorologie, klimaat of ecologie.
De vraag of Nederland niet, net als alle andere Consultatieve Partijen van het Antarctisch Verdrag, een permanente basis op Antarctica zou moeten instellen om meer continuïteit in het programma te brengen, kwam meerdere malen op, maar werd in ontkennende zin beantwoord. De ervaring van de landen met permanente onderzoeksstations is dat het grootste deel van de beschikbare begroting aan de infrastructuur en de ondersteuning daarvan wordt besteed. In het geval van Nederland zou de begroting moeten worden verdriedubbeld, en zo’n investering zou de kwaliteit van het Nederlandse programma niet verbeteren; integendeel, de Nederlandse poolonderzoekers zouden een gedeelte van de flexibiliteit verliezen die zij nu hebben in het kiezen van de meest geschikte locaties voor hun onderzoek. De huidige aanpak, waarbij de logistieke ondersteuning van de Nederlandse onderzoeksprogramma’s afhankelijk is van samenwerkingsverbanden met buitenlandse programma’s, vooral die met het Duitse Alfred Wegener Institut (AWI) en de British Antarctic Survey (BAS), wordt als buitengewoon succesvol en productief voor beide zijden gekenschetst. De verwachting is wel dat de Nederlandse bijdrage in de logistieke kosten – die vaak slechts een gedeelte beslaan van de werkelijke kosten – in de toekomst aanzienlijk omhoog zal moeten gaan om de samenwerking in zijn huidige vorm voort te kunnen zetten. De vraag naar meer beleidsrelevant onderzoek, zoals verwoord in het Beleidskader en meerdere malen geuit tijdens de IPO-vergadering van 18 januari, is ook met alle gesprekspartners besproken. In de reacties van de wetenschappers klinkt vaak enige frustratie door over de moeilijkheid om erachter te komen waar de verantwoordelijke departementen nu eigenlijk in geïnteresseerd zijn. De met polaire zaken belaste beleidsambtenaren kunnen vaak slechts een klein gedeelte – tien procent is typisch – van hun
11 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
dagtaak besteden aan polaire zaken, en hebben dus geen tijd om zich te verdiepen in de inhoud van de onderzoeksprojecten. Op bijeenkomsten om de resultaten van het poolonderzoek te bespreken verschijnen de beleidsambtenaren slechts zelden. Dit gebrek aan capaciteit heeft er ook toe geleid dat bij de uitvoering van het NPP 2007-2010 is besloten dat de beoordeling van de projectvoorstellen op beleidsrelevantie niet aan de verantwoordelijke beleidsambtenaren zelf of het IPO is toevertrouwd, maar is uitbesteed aan externe beleidsdeskundigen. Behalve onderzoek worden door diverse Nederlandse universiteiten ook onderwijsprogramma’s gerealiseerd die gericht zijn op het opleiden van mensen met voor activiteiten in de poolgebieden relevante expertise. Daaronder bevinden zich de opleidingen van de Rijksuniversiteit Groningen (gecoördineerd door het Arctisch centrum), van de Universiteit Utrecht (het IMAU), de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Technische Universiteit Delft (offshore engineering). De onderzoeks- en opleidingsactiviteiten van de TU Delft, in het kader waarvan in 2008 een “Arctic Centre of Excellence” is opgericht om Arctische ingenieurs op te leiden, zijn overigens tot nu toe geheel buiten het kader van het NPP uitgevoerd.
De uitvoerders De uitvoerders van het NPP – primair NWO, voor NAP-Internationaal het Arctisch Centrum – zijn uiteraard ook tevreden met de groei van het programma in de afgelopen jaren en de uitstekende resultaten die in het onderzoek zijn bereikt. Een punt van zorg is het gebrek aan continuïteit in het programma. Projecten van vier jaar onder het huidige NPP betekenen vaak drie jaar onderzoekstijd. Vooral bij Antarctische projecten is een nauwkeurige planning vaak onmogelijk, gezien de afstand, de zware omstandigheden in Antarctica en de afhankelijkheid van buitenlandse partners. Onder deze omstandigheden is het moeilijk promovendi in te zetten bij de NPPprojecten. Ook hier klinkt zorg door over het feit, dat de beleidsdepartementen aan de ene kant alsmaar het belang benadrukken van de beleidsrelevantie van het onderzoek, maar aan de andere kant vaak niet in staat zijn specifieke
12 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
aanwijzingen te geven over welk onderzoek wel en niet aan deze voorwaarde voldoet. De gecompliceerde structuur van het programma, met zes verschillende financiers die in verschillende verhouding de verschillende onderdelen van een programma financieren, wat binnen vier jaar afgerond moet worden, staat in geen verhouding tot de in totaal relatief geringe omvang van het programma. Daar komt nog bij dat de financiering verloopt via Buitenlandse Zaken, waar andere boekhoudkundige procedures en normen worden gehanteerd dan bij NWO zelf en zijn hoofdfinancier, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
De maatschappij Het evaluatieteam heeft twee bijeenkomsten gehad met vertegenwoordigers van maatschappelijke sectoren die geïnteresseerd zijn in de poolgebieden. Daaronder waren milieu- en natuurbeschermingsorganisaties; bedrijven in de toerisme-sector, de visserij en de off-shore sector; en de beweging die zich inzet voor de belangen van de Arctische volkeren. Een zorg die door velen wordt geuit is dat, terwijl het Arctische gebied voornamelijk door klimaatverandering snelle veranderingen op economisch en sociaal gebied kan verwachten, er tot nu toe voor dit gebied, in tegenstelling tot Antarctica, geen verdragen of institutionele regelingen zijn voor de internationale samenwerking. Het rechtsstelsel in het Noordpoolgebied is vrijwel uitsluitend geconcentreerd in de nationale jurisdicties van de aangrenzende landen. Instellingen als de Arctische Raad hebben geen formele bevoegdheid om de komende ontwikkelingen in goede banen te leiden. De milieubeweging en natuurbeschermingsorganisaties zijn ernstig bezorgd over de mogelijkheid dat de opwarming van het Arctische gebied al niet meer te stoppen is en dat het voor wat betreft het milieu een vicieuze cirkel wordt, waarin de opwarming leidt tot verdere ontsluiting en vervuiling en verdere opwarming. Voor wat betreft Antarctica wijst men op de risico’s van een snelle groei in de krill-visserij, die de basis vormt van de voedselketen in dat gebied. De Nederlandse visserijsector is op dit moment nog niet actief in de poolgebieden, maar houdt de ontwikkelingen in de gaten en sluit participatie in
13 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
de visserij vooral in het Arctisch gebied niet uit, als dit op duurzame wijze kan geschieden. Daar zullen internationale overeenkomsten voor nodig zijn. De beweging voor de inheemse Arctische volkeren vraagt aandacht voor de positie van de Inuits, de Saami en de andere volkeren. Onder andere vindt men dat de Nederlandse wetenschapsmensen hun wetenschappelijke data met de inheemse bevolking moeten delen, hetgeen tot nu toe te weinig zou gebeuren. Het Europese zeehondenbeleid, dat ernstige nadelige gevolgen heeft voor de middelen van bestaan van de Arctische volkeren, is ook een ernstig probleem. De toerisme-sector wijst op de positieve rol van het toerisme in de poolgebieden. Veel toeristen, die tochten ondernemen naar het Arctische of Antarctische gebied om van de ongerepte natuur te genieten, komen immers terug als voorvechters van een betere bescherming van deze gebieden. In het Antarctisch overleg over toerisme wordt soms onevenredige aandacht gegeven aan de milieu-effecten van het toerisme, terwijl de milieu-effecten van de wetenschap met zijn stations, schepen en vliegtuigen worden veronachtzaamd. De Nederlandse offshore sector ziet grote mogelijkheden voor de aanwending van Nederlandse expertise en technologie bij de ontwikkeling van de olie- en gassector in het Noordpoolgebied, met name in Rusland, op zo’n manier dat de milieu-effecten geminimaliseerd worden.
De regering Het evaluatieteam heeft gesproken met de Minister van Economische Zaken, Mw. M. van der Hoeven, en met topambtenaren van de andere betrokken departementen: Buitenlandse Zaken; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Verkeer en Waterstaat; en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De blik vanuit de departementen is als een spiegelbeeld van dat vanuit de wetenschapswereld. Evenals de wetenschappers erkennen de departementen het belang van de Nederlandse betrokkenheid bij de polen en de uitstekende kwaliteit van het Nederlandse polaire onderzoek. De vraag of
het in het kader van het NPP uitgevoerde onderzoek relevant is voor het beleid leidt echter tot heel verschillende antwoorden. De beleidsterreinen die voor de ministeries van belang zijn, en die aan de orde kwamen in de gesprekken van het evaluatieteam worden samengevat in de volgende paragrafen. De menskracht in fte’s die elk ministerie aan het polaire beleid besteed zijn eveneens vermeld. Buitenlandse Zaken interesseert zich meer voor de kwaliteit en kwantiteit van het poolonderzoek dan voor de specifieke onderwerpen ervan. De Nederlandse positie als Consultatieve Partij bij het Antarctisch Verdrag is immers afhankelijk van het bestaan van een “substantieel” onderzoeksprogramma in Antarctica (Art. IX.2 van het Antarctisch Verdrag), terwijl de geloofwaardigheid van Nederland als waarnemend lid van de Arctische Raad verbonden is aan de participatie van Nederland in het werk van de werkgroepen van de Raad. De uitstraling van het Nederlandse onderzoek in de poolgebieden en het internationale karakter van het poolonderzoek zijn ook belangrijke factoren voor het Nederlandse buitenlandse beleid. Voor het secretariaat van het IPO en de vertegenwoordiging van Nederland in de Arctische fora zet BZ ca. 1 fte in. Aangezien economische ontwikkeling in Antarctica (behalve toerisme en visserij) voorlopig is uitgesloten, is Economische Zaken voornamelijk geïnteresseerd in het Noordpoolgebied. EZ wil zijn verantwoording nemen voor de duurzame ontwikkeling van dit kwetsbare gebied. Economische activiteiten, waarbij Nederlandse bedrijven betrokken zijn om hun top-expertise, vinden daar al lang plaats en zullen waarschijnlijk alleen maar toenemen. Dit vergroot het belang van een realistische aanpak in nauwe samenwerking met de Arctische landen. EZ zet zich in voor het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die kansen zien in het verder ontwikkelen en commercieel benutten van deze expertise. Een voorbeeld van zulke ontwikkelingen is het Nederlandse concept voor infrastructuur in de ondiepe Arctische wateren en kustgebieden dat wordt ontwikkeld in het programma Building with Nature (onderdeel van het Maatschappelijk Innovatie Programma Water). Bij EZ wordt ca. 0,6 fte gewijd aan het beleid met betrekking tot het Noordpool-gebied. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is geïnteresseerd in zaken die de voedselketens en de biodiversiteit van beide poolgebieden,
15 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
maar vooral het Arctische gebied betreffen. Een gedeelte van de trekvogels in Nederland brengt de zomer in het Noordpoolgebied door. Kwesties met betrekking tot de mariene biodiversiteit en visserij in de poolgebieden zijn ook van belang voor het Ministerie, hoewel de activiteit van de Nederlandse visserijsector in deze gebieden in de afgelopen decennia gering is geweest. Bij LNV wordt ongeveer 0,1 fte ingezet op polaire dossiers; daarnaast wordt bij de Dienst Regelingen ca. 0,3 fte gewijd aan de vergunningverlening in het kader van de Wet Bescherming Antarctica. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is, net als Buitenlandse Zaken, minder geïnteresseerd in de thema’s van het poolonderzoek, maar des te meer in de kwaliteit ervan. De voortreffelijke prestaties van het Nederlandse Antarctische en Arctische onderzoek en de grote mate van inbedding in internationale verbanden maken deze sector interessant voor het Nederlandse wetenschapsbeleid. Bij OCW wordt ongeveer 0,1 fte gewijd aan het polaire beleid. Voor Verkeer en Waterstaat is het poolonderzoek – vooral dat gericht op de ontwikkelingen in de onderlinge relaties tussen het poolijs, de atmosfeer en de oceaan - een belangrijk, zo niet een centraal onderdeel van het kennisfundament voor het Deltaprogramma, vanwege het belang van zeespiegelstijging, de noodzaak voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland en de sturende werking van water en gekoppeld hieraan het zoetwatervraagstuk. De toenemende scheepvaart in de kwetsbare gebieden van zowel Arctische als Antarctische wateren is ook van belang voor VenW. Meer toerisme en potentieel nieuwe scheepvaartroutes zijn aandachtspunten vanuit veiligheid (scheepsongelukken), economie (mainport Rotterdam) en milieu. VenW besteed ongeveer 0,15 fte aan deze onderwerpen. De poolgebieden zijn belangrijk voor het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer niet alleen vanwege de cruciale rol die zij spelen in de klimaatverandering maar ook, zeker voor wat betreft Antarctica maar ook voor de Noordpool, als gebieden waar de milieubescherming een internationale verantwoordelijkheid is die Nederland deelt. Bij VROM worden op het ogenblik ca. 0,8 fte gewijd aan de vertegenwoordiging van Nederland in de Committee on Environmental Protection (CEP) van de ATCM, voorbereiding van Antarctische wetgeving en dergelijke.
16 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
De beleidsrelevantie van bepaalde sectoren van het poolonderzoek is overduidelijk. Zo zijn de resultaten van het glaciologisch en meteorologisch onderzoek in Nederland, dat op wereldniveau staat, van groot belang voor kwesties rond de veranderingen in het klimaat en de stijging van het zeeniveau, en dit belang wordt volmondig erkend door de ministeries van resp. Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Interessant hierbij is dat dit geen toegepast onderzoek betreft, maar fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Aan de andere kant kunnen ministeries als die van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken desgevraagd geen enkel onderzoek noemen van het NPP dat van belang is geweest voor hun beleidsterreinen. Dit wil overigens niet zeggen dat er in het NPP geen enkel onderzoek gedaan is dat raakt aan deze beleidsterreinen. Een blik op de projectenlijst (zie Bijlage 3) laat bijvoorbeeld zien dat met name onder Thema 3: “Polaire terrestrische en kustzone ecosystemen en global change” een aantal projecten staan die rechtstreeks te maken hebben met de voedselketens en de biodiversiteit in het Noordpoolgebied. Het probleem is dan ook gedeeltelijk een van gebrek aan contact tussen de beleidsambtenaren van LNV en de wetenschapsmensen. De beleidsterreinen van EZ lijken echter in veel mindere mate vertegenwoordigd in de projectenlijst. Daarbij kan aangetekend worden dat tot nu toe EZ belangrijk minder bijdraagt aan de NPP-begroting dan de andere departementen.
3
17 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Aanbevelingen Nederland is als een van de twintig rijkste en meest ontwikkelde landen ter wereld uiteraard betrokken bij het beheer van de poolgebieden. Dit is niet alleen in ons nationaal belang – inzicht in de ontwikkeling van de Noordelijke en Zuidelijke ijskappen is essentieel om de toekomstige stijging van het zeeniveau te kunnen voorspellen, om het meest sprekende thema te noemen – maar past ook in het Nederlandse beleid om bijdragen te leveren aan de wereldrechtsorde en het globale milieu te beschermen. De Nederlandse deelname als Consultatieve Partij aan het Antarctisch Verdrag en als waarnemer aan de Arctische Raad zijn daarom een onbetwiste en constante factor in het Nederlandse regeringsbeleid. De vereisten voor deze deelname zijn verschillend voor de twee poolgebieden. Voor wat betreft Antarctica geldt dat het onderzoeksprogramma daar in principe niet is opgezet om bepaalde resultaten te leveren, maar omdat het hebben van het onderzoeksprogramma een voorwaarde is om Consultatieve Partij bij het Antarctisch Verdrag te zijn. De beleidsrelevantie van dit onderzoek is daarbij van geen belang. Nederland zou evenveel recht hebben om als Consultatieve Partij mee te doen als het gehele NPP gericht was op de sterrenkunde – waarvoor de Antarctische hoogvlakte immers een uitstekend platform is. Gegeven echter dat Nederland een onderzoeksprogramma in Antarctica moet hebben, is het zinnig om in dit onderzoek thema’s te behandelen die relevant zijn voor het beleid van de financierende departementen. Voor de Arctische Raad geldt een ietwat andere redenering. Het hebben van een Arctisch onderzoeksprogramma is geen voorwaarde voor het waarnemerschap van Nederland, maar de Arctische Raad is, in tegenstelling tot de Consultatieve Vergadering van het Antarctisch Verdrag (ATCM), een instelling zonder enige formele bevoegdheden, die uitsluitend dient als forum waarin de Arctische landen kwesties met betrekking tot het Noordpoolgebied bespreken. De werkzaamheden van de Raad vinden vooral plaats in de coöperatieve onderzoek- en meetprogramma’s in het kader van de werkgroepen van de Raad zoals het Arctic Monitoring and Assessment Programme AMAP en de werkgroep Conservation of Arctic Fauna and Flora CAFF. De participatie in de programma’s van de
18 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
werkgroepen en het daaraan gerelateerde onderzoek geeft Nederland invloed op dat werk en maakt ons land tot een gewaardeerde gesprekspartner in de Arctische Raad. Zonder deze participatie zou het Nederlandse waarnemerschap in de Raad kunnen ontaarden in een puur formele exercitie. Gezien bovenstaande overwegingen heeft het evaluatieteam dan ook niet de mogelijkheid overwogen van beëindiging van het Nederlands Polair Programma. Afgezien van de onaanvaardbare politieke consequenties van zo’n beslissing zou deze de door jarenlange investeringen opgebouwde onderzoekscapaciteit en datareeksen in gevaar brengen. Het is van belang deze politieke overwegingen niet uit het oog te verliezen bij de opzet van het nieuwe Nederlands Polaire Programma (NPP 2011-2015). Zij betekenen onder andere dat dit in ieder geval een programma van lange termijn moet bevatten van poolonderzoek (vooral Antarctisch onderzoek) van top-kwaliteit. Voor dit onderzoek zijn ook, vooral in gebieden als glaciologie, meteorologie en ecologie, datareeksen van lange termijn nodig, dus er is ook behoefte aan een lange-termijn financiering van infrastructuur (automatische weerstations en dergelijke) om dit onderzoek te ondersteunen. Het evaluatieteam is van mening dat de opzet van het huidige NAAP en NAP-Onderzoek, beide uitgevoerd door NWO, met enige aanpassing voortgezet kan worden. De methodiek van het hierboven genoemde Masterplan, dat voorziet in aparte posten voor een kernprogrammasubsidie, een open competitie, deelname aan transnationale poolprogramma’s en logistiek, infrastructuur en coördinatie, lijkt de meest geëigende. Daarnaast valt bij de financierende departementen een duidelijke en tot nu toe slechts gedeeltelijk vervulde vraag te onderkennen naar beleidsrelevant of beleidsgestuurd onderzoek. Ofschoon ook het bovengenoemde fundamenteel wetenschappelijk onderzoek van lange termijn ook zeer beleidsrelevante thema’s omvat, zoals dat van de interrelatie tussen klimaat, ijs en atmosfeer, zal het beleidsgestuurd onderzoek ook vaak neigen naar (toegepast) onderzoek van korte termijn. Op grond van zijn bevindingen is het evaluatieteam van mening dat uitvoering van dit programma wel door NWO kan geschieden, maar dat de financierende departementen betrokken moeten worden in de selectie van projecten. Versterking ten aanzien van dit programmaonderdeel van de rol van de huidige Stuurgroep
19 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Polair Programma of instelling van een z.g. kennisarena11 ligt daarom voor de hand. Deze twee componenten van het NPP 2011-2015 worden beide uitgevoerd door NWO. De huidige financiering van NAAP en NAP-onderzoek via BZ leidt in de praktijk tot onnodige complicaties. Het evaluatieteam is dan ook van mening dat financiering van deze onderdelen van het NPP 2011-2015 het beste via OCW kan geschieden. Een derde component van het NPP 2011-2015 betreft niet zozeer onderzoek als wel uitgaven ten behoeve van het goede beheer van de poolgebieden, zoals de bijdrage aan het Secretariaat van het Antarctisch Verdrag, de kosten van de uitvoering van de Wet Bescherming Antarctica, kosten met betrekking tot het uitvoeren van inspecties onder het Antarctisch Verdrag en de kosten van deelname aan de programma’s van de Arctische Raad, bestaande uit deelname door Nederlandse experts of financiële bijdragen aan internationale projecten. Een gedeelte van deze uitgaven wordt thans gefinancierd door NAP-Internationaal, dat door het Arctisch Centrum wordt uitgevoerd. Het evaluatieteam is van mening dat de uitvoering van dit programma-onderdeel bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken gelegd dient te worden. Gezien het permanente belang van Nederland bij de Poolgebieden is het van belang dat de betrokken departementen zich voor een lange termijn committeren aan de uitvoering van het NPP, en dat het NPP dan ook als een aparte post in de Homogene Groep Internationale Samenwerking wordt opgevoerd. Voor de uitvoering van dit programma is handhaving van de huidige – minimale – voor het programma ingezette menskracht een absoluut vereiste, vooral bij BZ als coördinator van het Nederlandse poolbeleid en bij NWO als uitvoerder van de onderzoeksprogramma’s.
11
In een kennisarena komen (eens per jaar) vertegenwoordigers van de financierende departementen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven (de stakeholders) en een delegatie van de kennisinstellingen die het Polair Programma uitvoeren (samen te stellen door NWO: de aanbieders) bijeen. De kennisarena beoogt vraagstellingen van de zijde van de stakeholders naar de aanbieders helder te maken enerzijds, en anderzijds de aanbieders de gelegenheid te geven nieuwe kennis en ideeën voor onderzoek te bespreken met de stakeholders. Op deze wijze ontstaat een dialoog die tot een voor alle partijen aantrekkelijke onderzoeksprogrammering leidt.
21 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
4
Aanbevelingen Specifiek −−
Continueer het Nederlands Polair Programma voor de periode 20112015, inclusief actualisatie van het beleidskader polair beleid onder auspiciën van het IPO in 2010; realiseer iedere vijf jaar evaluaties ervan (2015, 2020, enz).
−−
Volg de hoofdlijnen van de notitie Poolpositie NL van 2009, met wijzigingen daarin zoals aangegeven in deze aanbevelingen en bepaal de financiële omvang van het NPP 2011-2015 op ca. € 6,25 miljoen per jaar.12 Verdeel het NPP 2011-2015 in drie onderdelen:
−−
––
Deel I: Wetenschapsgestuurd onderzoek
––
Deel II: Beleidsgestuurd onderzoek
––
Deel III: Beleidsondersteunende activiteiten
Handhaaf de coördinatie van het beleid ten aanzien van de poolgebieden in het Interdepartementaal Polair Overleg met lidmaatschap van de financierende departementen en de uitvoerders van het programma en met het secretariaat en voorzitterschap bij Buitenlandse Zaken.
−−
BZ blijft verantwoordelijk voor de vertegenwoordiging van Nederland als Consultatieve Partij in de ATCM, als Waarnemende Partij bij de Arctische Raad en bij overleg over het Arctische beleid van de EU.
−−
VROM blijft verantwoordelijk voor de vertegenwoordiging van Nederland in de Committee on Environmental Protection (CEP) van de ATCM. LNV en VROM blijven gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bescherming Antarctica. LNV blijft verantwoordelijk voor de Nederlandse vertegenwoordiging in CCAMLR.
−−
Instructies voor de ATCM, CEP, Arctische Raad, CCAMLR en t.a.v. het Arctische beleid van de EU worden binnen het IPO gecoördineerd en vastgesteld.
−−
Continueer de inschakeling van externe experts voor de Nederlandse deelname aan het werk van de Werkgroepen van de Arctische Raad
12
N.B. In notitie Poolpositie-NL wordt uitgegaan van een programma-omvang van € 10 miljoen per jaar. Voor de hier genoemde bedragen geldt: prijspeil 2010, met jaarlijkse indexering. Zie Bijlage 5 voor een financieel overzicht.
22 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
(AMAP, CAFF, PAME enz), waaronder die van het Arctisch Centrum in Groningen. Spreek af dat onder Deel III naast de deelname aan de vergaderingen van de Werkgroepen ook de inzet van menskracht voor dat werk en bescheiden financiële bijdragen aan de projecten van de Werkgroepen kunnen vallen. −−
Naast de participatie aan het werk van de Werkgroepen van de Arctische Raad omvatten de beleidsondersteunende activiteiten ook de Nederlandse bijdrage aan het Secretariaat van het Antarctisch Verdrag, reserveringen voor Nederlandse deelname aan inspecties onder het Antarctisch Verdrag en dergelijke. Spreek af dat NNP-Deel III door BZ wordt uitgevoerd met een begroting van ca. k€ 250 per jaar.
−−
Spreek af dat OCW en NWO de kosten van de zogenoemde wetenschapsgestuurde NPP-activiteiten in Arctica en Antarctica financieren, waarbij inbegrepen de financiering van internationale calls en logistieke kosten; bepaal de omvang van Deel I van het NPP 2011-2015 op ca. € 3 miljoen per jaar (waarvan € 1 miljoen per jaar uit het reguliere NWO budget).
−−
Spreek af dat EZ, LNV, VROM en V&W de kosten van beleidsgestuurd onderzoek (Deel II) financieren; bepaal de omvang van deze component van het NPP op ca. € 3 miljoen per jaar. Focus NPP Deel II op de in de notitie Poolpositie-NL aangegeven thema’s:
−−
––
Natuur
––
Visserij
––
Transport
––
Toerisme
––
Internationale samenwerking
––
Delfstoffenwinning
Spreek af dat alle financiering voor de uitvoering van het NPP 20112015 via de begroting van OCW verloopt; dus de bijdragen van OCW en NWO ad ca. € 3 miljoen per jaar en de bijdragen van EZ, LNV, VROM en V&W van gezamenlijk eveneens ad ca. € 3 miljoen per jaar.
−−
Spreek af dat de besluitvorming over alle drie onderdelen van het NPP 2011-2015 in het kader van het IPO blijft plaatsvinden.
23 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
−−
Spreek af dat NWO het NPP doet uitvoeren, waarbij het wetenschapsgestuurde onderzoek conform de wetenschappelijke excellentie systematiek worden geselecteerd en het toepassingsgericht en beleidsgestuurde onderzoek conform de methodiek van de kennisarena worden geselecteerd.
−−
Spreek af dat de financieringstermijn van het NPP 2011-2015 in elk geval voor wat betreft de investeringen in infrastructuur ieder jaar automatisch met een jaar wordt verlengd (zogenaamd ‘rolling contract’) teneinde continuïteit van onderzoekinfrastructuur en meetreeksen in Arctica en Antarctica te waarborgen.
−−
Continueer de gestructureerde samenwerking met de British Antarctic Survey (die vanaf 2010 verder verankerd wordt door plaatsing van Nederlandse mobiele laboratoria op de basis Rothera) en met het Alfred Wegener Institut.
−−
Focus het wetenschapsgestuurde NPP-onderzoek wat betreft Antarctica voornamelijk op twee thema’s: ijs, klimaat en zeespiegel en polaire oceanen.
−−
Richt het NPP-onderzoek voor wat betreft Arctica op vier thema’s: ijs, klimaat en zeespiegel; polaire oceanen; polaire ecosystemen; menswetenschappen en veranderingen in polaire gebieden.
−−
Stimuleer de Nederlandse universiteiten die betrokken zijn bij poolonderzoek om eerste geldstroomfinanciering te blijven toekennen gekoppeld aan het wetenschapsgestuurde NPP-onderzoek.
−−
Stimuleer de onderzoekswereld om de ‘bestuurlijke drukte’ te verminderen – samenvoegen van de KNAW- en NWO- commissies poolonderzoek is daarbij een goede stap – en om geen nieuwe – al dan niet virtuele – pool‘instituten’ op te richten.
24 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Evaluatieteam Nederlands Beleid Poolgebieden Dr. J.C. Terlouw Dr. H. Speelman J. Huber
25 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Bijlage 1: Overzicht NPP 2006-2010 1. Uitgaven voor poolonderzoek, NPP en IPY € 4,500,000 € 4,000,000 € 3,500,000 € 3,000,000
4. Menswetenschappen
€ 2,500,000
3. Ecologie
€ 2,000,000
1. Glaciologie/meteorologie
2. Oceanografie NAP Internationaal
€ 1,500,000
Ondersteuning
€ 1,000,000 € 500,000 €0
2006
2007
2008
2009
2010
De totale uitgaven onder het NPP en IPY laten zien dat de uitgaven voor het poolonderzoek in 2007 een maximum bereikten van bijna €4 miljoen. Het meeste geld wordt uiteraard besteed aan het onderzoek in de natuurwetenschappen en de ondersteuning daarvan.13
13
De gegevens voor deze tabellen zijn afkomstig uit de volgende stukken van de NWO: “Nederlands polair programma: Achtergronddocument Beleidsevaluatie 2009”, NWOALW, oktober 2009, “International Polar Year – Nederland: Achtergronddocument Beleidsevaluatie 2009”, NWO-ALW, oktober 2009, “Nederlands Polair Programma: Activiteitenplan 2010 en Begroting 2010-2012”, NWO-ALW, 1 september 2009 en “International Polar Year – Nederland: Begroting, met toelichting 2010”, NWO-ALW, 1 september 2009.
26 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
2. Glaciologie/meteorologie 700,000 600,000 500,000 400,000 300,000 200,000 100,000 0
Arctica Bipolair Antarctica
2006
2007
2008
2009
2010
Uit Tabel 2 blijkt dat in de afgelopen periode het meeste geld voor glaciologisch en meteorologisch onderzoek besteed is in de Arctica. 3. Oceanografie 900,000 800,000 700,000 600,000 500,000
Arctica Bipolair
400,000 300,000 200,000
Antarctica
100,000 0 Tabel 3: In de oceanografie is het grootste deel van het onderzoek besteed aan hetzij bipolaire projecten in het kader van IPY of aan Antarctisch onderzoek.
27 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
4. Ecologie 800,000 700,000 600,000 500,000 400,000 300,000 200,000 100,000 0
Arctica Bipolair Antarctica
2006
2007
2008
2009
2010
De onderzoeksgelden voor ecologisch onderzoek zijn voornamelijk besteed aan Arctisch onderzoek.
5. Menswetenschappen 500,000 400,000 300,000 200,000 100,000 0
Arctica Bipolair Antarctica
2006
2007
2008
2009
2010
Het onderzoek in de menswetenschappen is gedurende de afgelopen periode meer naar het Noordpoolgebied verschoven.
28 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Bijlage 2: Voorstel financiering NPP 2011-2015 (eenheden van 1000€) Programma-onderdeel
Financiers
2011
2012
2013
2014
2015
I: Wetenschapsgestuurd
OCW, NWO
3.000
3.030
3.060
3.091
3.122
II: Beleidsgestuurd
EZ, LNV, VROM,
3.000
3.030
3.060
3.091
3.122
onderzoek
VenW 250
253
255
258
260
6.250
6.313
6.376
6.439
6.504
onderzoek
III: Beleidsondersteunende BZ activiteiten Totaal
29 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Bijlage 3: Overzicht projecten Hieronder volgt een lijst van alle in het kader van het NPP 2007-2010 en het IPY goedgekeurde projecten, gerangschikt naar de vier wetenschappelijke thema’s.
1
IJs, klimaat en zeespiegel Reducing the Uncertainties in the Mass Balance of Antarctica (RUMBA) Dossiernummer: 851.20.039, Projectleider: Prof. dr. M.R. van den Broeke Reconstruction of CO2, temperature, sea level and ice volume over the last 3 million years Dossiernummer: 851.30.018, Projectleider: Dr. R.S.W. van de Wal Changes of the natural N2O cycle in the past inferred from isotope measurements on air trapped in ice cores Dossiernummer: 851.30.020, Projectleider: Prof. dr. T. Röckmann On-site isotope diffusion experiments continued Dossiernummer: 851.30.022, Projectleider: Prof. dr. H.A.J. Meijer Continuous on-line water vapor isotope measurements in Antarctica Dossiernummer: 851.20.045, Projectleider: Dr. ir. E.R.Th. Kerstel Surface mass balance of the Greenland ice sheet: 1957-2012 and beyond Dossiernummer: 851.30.025, Projectleider: Prof. dr. M.R. van den Broeke Mass balance, Automatic Weather Station and GPS measurements along the K-transect West Greenland Dossiernummer: 851.30.026, Projectleider: Dr. R.S.W. van de Wal Arctic glaciers, climate and sea level change Dossiernummer: 851.40.040 Coördinator: Prof. dr. J. Oerlemans Sediment Supply to the Arctic coastal zone Dossiernummer: 851.40.080 Projectleider: Prof. dr. S. Kroonenberg Automatic weather stations in interior East Antarctica Dossiernummer: 851.40.020 Projectleider: Prof. dr. M.R. van den Broeke Northern High Latitude Climate variability during the past 2000 years: implications for human settlement (NORCLIM) Dossiernummer: 851.40.006 Coördinator: dr. S. Troelstra
30 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
2
Veranderingen in de Zuidelijke en Arctische Oceaan door het klimaat en menselijke activiteiten The sea-ice sulphur cycle in a global climate model Dossiernummer: 851.20.044, Projectleider: Prof. dr. J.T.M. Elzenga Viral impact on microbes in coastal waters of the Antarctic Peninsula and its ecological implications (VIRANT) Dossiernummer: 851.20.047, Projectleider: Dr. C.P.D. Brussaard Dynamic irradiance governs the taxonomic composition of phytoplankton blooms in the Ross Sea, Antarctica: a combined experimental and modelling approach Dossiernummer: 851.20.041, Projectleider: Dr. A.G.J. Buma Support of seasonal sea-ice ecosystems by essential trace nutrient elements iron and manganese Dossiernummer: 851.20.046, Projectleider: Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar Consequences of climate change for Arctic marine pelagic microbial communities Dossiernummer: 851.40.030, Projectleider: Dr. A.G.J. Buma IPY-NL-GEOTRACES: Netherlands Contribution to an International Study of the Biogeochemical Cycles of Trace Elements and Isotopes in the Arctic and Southern Oceans Dossiernummer: 851.40.100, Coördinator: Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar The significance of viruses for polar marine ecosystem functioning (VIRPOL) Dossiernummer: 851.40.010 Projectleider: Dr. C.P.D. Brussaard
3
Polaire terrestrische en kustzone ecosystemen en global change Jaargroei van blad en stengel van Empetrum rubrum in response op opwarming met Open Top Chambers op de Falkland Islands, als proxy voor temperatuurreconstructies in de sub-Antarctische klimaatzone Dossiernummer: 851.20.042, Projectleider: Prof. dr. J. Rozema Herbivores, mosses, DNA – Unravelling hidden diversity in Arctic terrestrial food webs Dossiernummer: 851.30.027, Projectleider: Dr. M. Stech Aliens in Antarctica: Quantifying plant- and animal propagules inadvertently carried into the Antarctic Dossiernummer: 851.20.040, Projectleider: Dr. A.H.L. Huiskes
Linking migration strategies to individual performance: extensive use of geolocation in Arctic-breeding barnacle geese Dossiernummer: 851.30.021, Projectleider: Dr. H.P. van der Jeugd Climate change and biodiversity in the Arctic, an international field campaign to improve predictability Dossiernummer: 851.30.023, Projectleider: Prof. dr. M.A.P.A. Aerts How trait spectra of bryophytes, vascular plants and soil invertebrates interact to control carbon turnover in arctic tundra: mechanisms underlying climate change impacts Dossiernummer: 851.40.060 Projectleider: Dr. J.H.C. Cornelissen Effects of global warming on ecosystem functioning in Polar habitats. The Dutch involvement in the TARANTELLA project. Umbrella proposal Dossiernummer: 851.40.050, Coördinator: Dr. A.H.L. Huiskes BIRDHEALTH Health of Arctic and Antarctic bird populations Dossiernummer: 851.40.070, Coördinator: Dr. M.J.J.E. Loonen The significance of viruses for polar marine ecosystem functioning (VIRPOL) Dossiernummer: 851.40.010 Projectleider: Dr. C.P.D. Brussaard
4
Invloed van menselijke activiteiten op Poolgebieden en invloed van klimaatverandering op mensen Measuring behavioural reactions of cetaceans to a vessel in Antarctic waters Dossiernummer: 851.20.043, Projectleider: Dr. M. Scheidat The exploitation of natural resources by the early 20th century whaling industry; its impact on the environment and the geo-political situation in the Polar Regions Dossiernummer: 851.30.019, Projectleider: Prof. dr. L. Hacquebord Adapting governance and regulation of the marine Arctic to climate change Dossiernummer: 851.30.024, Projectleider: Dr. A.G. Oude Elferink LASHIPA-NL: The exploitation of the natural resources in Polar Regions, 1600-2000 Dossiernummer: 851.40.090, Coördinator: Prof. dr. L. Hacquebord
Bijlage 4: Door Nederland gecoördineerde IPY-projecten The dynamic response of Arctic glaciers to global warming (GLACIODYN) Countries involved: Austria, Canada, China, Denmark, Finland, France, Germany, Iceland, Japan, the Netherlands, Norway, Poland, Russia, Spain, Sweden, Switzerland, United Kingdom and the United States of America. An international study of the biogeochemical cycles of Trace Elements and Isotopes in the Arctic and Southern Oceans (IPY-GEOTRACES) Countries involved: Australia, Belgium, Bermuda, Canada, France, Germany, Italy, Japan, Monaco, the Netherlands, Norway, Russia, South Africa, Sweden, Switzerland, the United Kingdom and the United States of America. Terrestrial ecosystems in ARctic and ANTarctic: Effects of UV Light, Liquefying ice, and Ascending temperatures (TARANTELLA) Countries involved: Argentina, Australia, Belgium, Czech Republic, Finland, Japan, the Netherlands, Norway, Spain, Sweden, the United Kingdom and the United States of America. Health of Arctic and Antarctic bird populations (BIRDHEALTH) Countries involved: Australia, Canada, Denmark, France, Germany, the Netherlands, Norway, Poland, Russia, Spain, Sweden and the United States of America. Northern High Latitude Climate variability during the past 2000 years: implications for human settlement (NORCLIM) Countries involved: Denmark, Greenland, Iceland, the Netherlands, Norway and the United States of America. Large Scale Historical Industrial Exploitation of Polar Areas (LASHIPA) Countries involved: The Netherlands, Norway, Russia, Sweden, the United Kingdom and the United States of America.
33 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Bijlage 5: Gevoerde gesprekken 18-1-2010 Prof. dr. G.C. Wakker, Decaan Faculteit Letteren, RU Groningen Prof. Dr. Louwrens Hacquebord, Directeur Arctisch Centrum, RUG F. Steenhuisen Dr. M. J.J.E. Loonen Drs. T.K. Terpstra (allen van het Arctisch Centrum) Mw. Dr. K.I.M. van Dam (RU Groningen) 22-1-2010 Prof. dr. J. Rozema Prof. dr. M.A.P.A. Aerts (beiden van de Afdeling Systeem-ecologie, Vrije Universiteit Amsterdam) Dr. A.H.L. Huiskes, Nederlands Instituut voor Ecologie, NIOO-KNAW, en co-voorzitter van de Nederlandse IPY-commissie --Prof. dr. B.J.J.M. van den Hurk, KNMI; Gebiedsbestuur ALW, NWO Dr. Frans Martens, Directeur Gebied Aard en Levenswetenschappen, NWO 27-1-2010 Drs. D. van der Kroef, NWO, Plv. Directeur ALW, manager NPP Mw. drs. L.H.W. Noor, secretaris CPO en NPP Drs. M. Los, secretaris Nederlandse IPY-programma --Prof. dr. ir. H.J.W. de Baar Mw. dr. C.P.D. Brussaard (beiden van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek, NIOZ) 1-2-2010 Prof. dr. A.H.A. Soons Dr. A.G. Oude Elferink Prof. dr. E.J. Molenaar (allen van het Netherlands Institute for the Law of the Sea, NILOS) Prof. Mr. Dr. C.J. Bastmeijer, Universiteit Tilburg ---
34 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Prof. dr. H.J. Lindeboom, IMARES Texel, voorzitter van de Commissie Polair Overleg (CPO) en co-voorzitter van de Nederlandse IPY-Commissie (International Polar Year) --Mw. drs. J.M. de Vries, Voorzitter van de Stuurgroep Polair Programma, ex-Staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat (1998-2002) 4-2-2010 Prof. dr. J. Oerlemans Prof. dr. M. R. van den Broeke Dr. C.H. Tijm-Reijmer (allen van het Institute for Marine and Atmospheric Research Utrecht, IMAU) 9-2-2010 Mw. ir. A. Wouters, Directeur-Generaal, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit Drs. R.P. van Brouwershaven, Directeur Natuur, Landschap en Platteland Drs. R.H. Schaap, Beleidsadviseur Visserij en Mariene Biodiversiteit, Directie Internationale Zaken, Ministerie van LNV --Drs. M.E.P. Dierikx, Directeur Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Ministerie van Verkeer en Waterstaat S. Halbesma, Ministerie van V&W, Directie Internationale samenwerking en V&W-vertegenwoordiger binnen het Interdepartementaal Polair Overleg Mr. J. de Boer, Ministerie van V&W, DGLM B. Bregman, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 10-2-2010 J. van de Gronden, Directeur Wereld Natuur Fonds Nederland Dhr. G. Polet, Wereld Natuur Fonds Nederland G. J. Van Balsvoort, President, Pelagic Freezer-Trawler Association Mw. J. van Eijsden, Beluga Expeditions and Adventures P. Klinckhamers, Co-ordinator Oceans & Toxics, Greenpeace Nederland J. Tania, Thika Travel K. de Korte, Oceanwide Expeditions G. de Groot, Arctic Peoples Alert 11-2-2010 Dr. R. Roborgh, Directeur-Generaal Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie, Ministerie van OCW
35 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Mw. Drs. B. van den Bergh, Directeur Onderzoek- en Wetenschapsbeleid, Ministerie van OCW Dr. Mr. J.T.M. Rokx, Ministerie van OCW, Adviseur TNO/Technische Wetenschappen 16-2-2010 Drs. G.J. Lankhorst, CEO Gasterra BV, tevens Project Delta Groep Prof. ir. C.A. Willemse, Hoogleraar Offshore Engineering, TU Delft Drs. H. van Lamoen, Project Manager Russia, Shell Energy Europe Drs. J.D. Feenstra, Ministerie van Economische Zaken, ETM/EM Drs. R. Martens, Ministerie van EZ, BEB/HPG, Taakgroep Globalisering 17-2-2010 Mw. M.J.A. van der Hoeven, Minister van Economische Zaken Drs. M.C. van den Berg, plaatsvervangend Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen. Drs. J.D. Feenstra, Ministerie van Economische Zaken, ETM/EM Drs. R. Martens, Ministerie van EZ, BEB/HPG, Taakgroep Globalisering --Mw. Drs. H.G. Nauta, HGIS-Coordinator, Directie Financieel-Economische Zaken, Ministerie van Buitenlandse Zaken --Drs. H. von Meijenfeldt, Plv. Directeur-Generaal Milieu, Ministerie van VROM, tevens Klimaatgezant van de Ministeries van VROM en Buitenlandse Zaken Mw. drs. L van Houwelingen, Senior beleidsmedewerker Klimaat en Polaire Zaken, VROM-vertegenwoordiger in het IPO en in de CEP/ATCM 25-2-2010 Mr. I.M. de Jong, Directeur-Generaal Europese Samenwerking, Ministerie van Buitenlandse Zaken Drs. S.J.H. Smits, Directeur Klimaat, Energie, Milieu en Water, Ministerie van Buitenlandse Zaken Dr. J. Wiers, Hoofd Afdeling Coördinatie v.d. Directie Klimaat, Energie, Milieu en Water, Voorzitter v.h. Interdepartementaal Polair Overleg Ir. V.P.M.E. van Zeijst, Senior beleidsmedewerker Polaire Zaken, Secretaris v.h. Interdepartementaal Polair Overleg, Nederlands delegatieleider naar bijeenkomsten onder het Antarctica Verdrag en de Arctische Raad
36 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Bijlage 6: Terms of Reference Terms of Reference Evaluatie Polair Programma (Definitieve versie dd. 24 november 2009)
Voor de evaluatie van −−
het Beleidskader poolgebieden 2007-2010
−−
het Nederlands Polair Programma 2007-2010
−−
het (Nederlandse) International Polar Year-programma 2007-2008
Aanleiding De bij het polaire onderzoek betrokken departementen hebben de wens geuit hun beleidsbehoeften op polair gebied te inventariseren alvorens zich te kunnen committeren tot een volgende fase van Nederlands Poolonderzoek. Zij menen dat zo’n inventarisatie het best kan plaatsvinden op basis van een evaluatie van het huidige poolprogramma. Binnen dat gegeven is de aanleiding voor deze evaluatie vierledig: −−
Het Beleidskader Poolgebieden dient vanwege recente en binnenkort te verwachten ontwikkelingen te worden aangepast. Dat kan gevolgen hebben voor de toekomstige inhoud, organisatie en structuur van het polair onderzoeksprogramma.
−−
Het naderende einde van het huidige NPP in dec. 2010. Uiterlijk medio 2010 zal duidelijk moeten worden of, en welke, departementen zich voor een volgende fase willen committeren. Daarvoor hebben zij ruim op tijd inzichten nodig t.b.v. de te maken beleidsmatige en financiële afwegingen.
−−
De plotselinge genese van het “Masterplan Poolonderzoek” van NWO, voortvloeiend uit de reis van de Prins van Oranje en Minister Plasterk naar Antarctica in feb. 2009. Het Masterplan geeft tevens invulling aan de behoefte om de impuls van het IPY vast te houden. Het gaat in beginsel van start in jan. 2010 op basis van OCW/NWO-financiering. Andere departementen zullen in jan. 2011 instappen, binnen het NPPritme. Alvorens OCW zich financieel committeert aan het Masterplan is
37 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
een tijdig inzicht in de voornemens van andere departementen wenselijk cq. onmisbaar. De evaluatie moet ook aan dat inzicht bijdragen. −−
Het einde van het (Nederlandse) IPY in maart 2009;
Doel en inhoud Het evaluatieteam dient, door lessen te trekken uit het verleden, lijnen uit te zetten naar de toekomst die als leidraad kunnen fungeren bij de behoefte-inventarisatie door de departementen. In het kort moet de evaluatie dus antwoord geven op de volgende vragen: Welke doelen van het Beleidskader Poolgebieden zijn bereikt en welke rol speelde het NPP daarbij? Was dat proces efficiënt, doelmatig? Om vervolgens met die gegevens in de hand de vraag te stellen: Wat willen we in de toekomst bereiken (dus: wat zijn de beleidsdoelen van de IPO-Ministeries) en op welke wijze kan dat het beste geschieden? Zijn er belemmerende factoren die in een vervolgfase moeten worden weggenomen/omzeild; of stimulerende factoren die juist moeten worden bevorderd? Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de poolgebieden door de impact van klimaatverandering en klimaatonderzoek de afgelopen jaren steeds meer een deel zijn gaan uitmaken van onze beleving van ‘system Earth’ en niet langer de geïsoleerde ‘Ends of the Earth’ zijn. Ook zal rekening dienen te worden gehouden met het gegeven dat het Noord- en Zuidpoolgebied qua politiek en economisch belang steeds verder uit elkaar zullen groeien en steeds meer om een eigen, op maat gemaakte aanpak zullen vragen. Immers, in het Zuidpoolgebied is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek voor Nederland een verdragsplicht; vrijwel alle economische activiteiten zijn er evenwel verboden. In het Noordpoolgebied bestaat een veel grotere keuzevrijheid t.a.v. Nederlandse activiteiten, samenhangend met meer diverse belangen en de noodzaak van een multifocale beleidsinzet. Dat kan gevolgen kan hebben voor de aard, de organisatie en de prioriteiten van het polair beleid èn het onderzoek in beide regio’s. De evaluatie richt zich primair op inhoud en beleid. Voor wat betreft het wetenschappelijke aspect dient de missie weliswaar vast te stellen of het onderzoek, verricht onder het NPP en IPY, voldeed aan de door de opdrachtgevers gestelde eisen, doch beoogt geen ‘peer review’ te zijn. De evaluatie
38 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
beoogt wèl een relatie te leggen met andere relevante (onderzoeks-) programma’s en beleidsinstrumenten (bijv. de Nota Veerman, Schoon en Zuinig, AIV-adviezen, innovatieprogramma’s voor het bedrijfsleven ed.) met het oog op een bredere inbedding van een volgend Beleidskader Poolgebieden in het beleid van de vakdepartementen. Deze Terms of Reference bevatten in een Annex een 20-tal punten ter overweging. Het gaat merendeels om vragen die vanuit een breed perspectief voor de missie een vrijblijvende handleiding kunnen vormen bij het bepalen van de invalshoeken die zij wel –of niet- prioritair achten. Opdrachtgever De Ministeries van BZ, EZ, LNV, OCW, V&W en VROM, verenigd in het Interdepartementaal Polair Overleg, zijn opdrachtgever van deze evaluatie. De evaluatiemissie zal rapporteren aan het IPO. De Evaluatiemissie De missie zal bestaan uit 3 personen: een persoon met ervaring op het gebied vann beleidsvorming; een wetenschapper, en een teamleider van internationale statuur en met speciale interesse in de materie. De missie zal maximaal twee maanden in beslag nemen vanaf het moment dat de 3 leden zijn gecontracteerd. De missie zal aanvangen met een gezamenlijke bijeenkomst met het IPO en zal eveneens eindigen met een gezamenlijke bijeenkomst, waar de missie haar aanbevelingen aan het IPO zal presenteren. Het Evaluatierapport: Het rapport zal vnl. toekomstgericht zijn. De commissie zal concrete conclusies, aanbevelingen en/of verbetersuggesties presenteren. De structuur van het rapport zal op heldere wijze aansluiten bij de Terms of Reference. Het rapport zal een lijst bevatten van geraadpleegde respondenten en bezochte instellingen. Het rapport is gesteld in het Nederlands.
39 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Annex Bij de definitieve versie van de Terms of Reference voor de evaluatie van het Polaire Programma, 2009, dd. 24 november 2009.
Punten ter overweging Onderstaand treft de missie een aantal vragen en suggesties, gesteld vanuit een breed perspectief. Deze kunnen voor de missie een oriëntatie vormen bij het nader bepalen van hun invalshoeken en prioriteiten.
Beleid 1. Is het mogelijk een input-output-analyse van het NPP te maken? Zijn het NPP 2007-2010 (en het IPY 2007-2008) doelmatige instrumenten geweest voor het realiseren van de doelstellingen van het Beleidskader Poolgebieden 2007-2010? Welke doelstellingen in het Beleidskader zijn gerealiseerd cq. dichterbij gebracht door middel van het NPP en het IPY? Voor welke doelstellingen geldt dit niet, en waarom niet? 2. Zijn de ‘verbetersuggesties’ zoals beschreven in de beleidsevaluatie van het NPP 2003-2006 (rapport van 30 sept. 2005) uitgevoerd in het NPP 2007-2010? Welke suggesties zijn (evt.) niet uitgevoerd, en waarom niet? Hebben de verbetersuggesties inderdaad geleid tot de verbeteringen die ervan verwacht werden? Zo nee, waarom niet? 3. Is de balans tussen ‘curiosity driven’ cq. puur wetenschappelijk onderzoek enerzijds en ‘beleidsrelevant’ cq. praktijkgericht onderzoek anderzijds (voor zover dat tegenstrijdige begrippen zijn) voldoende aantrekkelijk geweest voor de financierende departementen, afgaande op de typen onderzoeksvoorstellen die in de NPP/IPY-selectierondes zijn gehonoreerd? Geef in dit verband Uw oordeel over de gebruikte wegingscriteria in de NPP/IPY-selectierondes. Ontbreken er criteria die u als wegingsfactor voor het Nederlandse beleid belangrijk vindt? Bijv. t.a.v. Nederlandse economische belangen of wetenschappelijk belang van langjarige
40 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
meetreeksen? Hoe kan ‘beleidsurgentie’ als werkbaar criterium worden ingezet bij de selectie van onderzoeksvoorstellen? 4. Sluiten de vier hoofdthema’s van het Nederlandse poolonderzoek voldoende aan bij : a. de behoeften van de financierende departementen; b. bij de specifieke wetenschappelijke expertise die Nederland te bieden heeft, en c.
bij de lacunes in bestaande kennis (knowledge gaps) zoals geïdentificeerd in het IPCC 4th Assessment Report?
Kunnen deze vier hoofdthema’s in een vervolgfase ongewijzigd blijven? Moeten de vier hoofdsthema’s gelijkluidend blijven voor Noord- resp. Zuidpoolgebied? 5. U kunt in Uw overwegingen het poolonderzoek betrekken dat door Nederland wordt uitgevoerd buiten het NPP (en IPY) om, met name indien gefinancierd door de Ministeries die tevens in het NPP/IPY participeren. Waarom kiezen zij voor zo’n dichotome benadering? Kan de meerwaarde die autonoom gefinancierd onderzoek kennelijk heeft worden overgedragen aan het NPP door een gewijzigde opzet van het NPP? Is een verdere centralisering -en daarmee: coördinatie- van het Nederlands Poolonderzoek wenselijk? 6. Het NPP is het instrument waarin het Beleidskader Poolgebieden zich met name heeft vertaald, naast de Nederlandse aanwezigheid in bijeenkomsten van de Arctic Council en Antarctic Treaty. Moet dat zo ‘nauw’ aan elkaar verbonden blijven in een volgend beleidskader, of zou het Polaire beleid idealiter over een breder scala van implementatie-instrumenten moeten worden uitgedragen? Zo ja, welke? 7. Welke betekenis moet aan het noordpoolbeleid van andere (Arctische) landen worden gehecht i.h.k.v. een nieuw Nederlands Beleidskader Poolgebieden? Is er in Nederland plaats voor een positie als die welke in Frankrijk wordt bezet door ex-premier Michel Rocard als “ambassadeur de France chargé des négociations internationales relatives aux pôles Arctique et Antarctique“?
41 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
8. Ziet U toegevoegde waarde in een Nederlands lidmaatschap van de CCAMLR-Commissie?
Organisatie 9. Dient de huidige structuur van het NPP met twee financieringslijnen naar resp. Arctisch Centrum en NWO gehandhaafd te blijven? Welke argumenten pleiten daarvoor resp. daartegen? Dient de rol van NWO in NAP-nationaal identiek te blijven aan die in NAAP, gezien de toenemend uiteenlopende belangen van Nederland in Zuid- resp. Noordpoolgebied? 10. Moet is een volgende fase van het NPP het financieel beheer ervan wederom bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden gelegd? Welke argumenten pleiten voor resp. tegen een evt. verplaatsing van dit beheer naar het Ministerie van OCW? 11. Moet in een vervolgfase de huidige institutionele inkadering van het NPP gehandhaafd blijven? Is deze inkadering efficiënt, transparant en effectief? Dezelfde vraag kan gesteld worden m.b.t. de onderlinge samenhang tussen het Interdepartementaal Polair Overleg, de Stuurgroep Polair Programma en de daaronder liggende organisatie van het onderzoeksveld door NWO en KNAW (Commissie Polair Onderzoek, IPY-NL Commissie, Scientific Committee on Antarctic Research-NL, en een eventuele International Arctic Science Committee-NL?). Meent U dat de voorgenomen oprichting door NWO en KNAW van één “Nationale Commissie Poolgebieden” een verbetering zou zijn? 12. De positie van het NPP (en het IPY) binnen NWO/ALW is anders dan die van de meeste andere onderzoeksprogramma’s die door NWO worden beheerd/uitgevoerd. Zal een ‘Masterplan Poolonderzoek’ daar verandering in brengen? Welk ‘type’ inbedding van NPP of Masterplan binnen de structuur van NWO kan het best tegemoet komen aan de wensen/doelen van de betrokken vakministeries? 13. Heeft Nederland zich met het NPP en het IPY voldoende internationaal geprofileerd op wetenschappelijk, logistiek en beleidsmatig
42 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
vlak? Is Nederland voldoende actief/zichtbaar binnen Europese Kaderprogramma’s, ESF, European Polar Board, SAON, SCAR, IASC, COMNAP, projecten van de Arctische Raad en zijn werkgroepen ed.? Heeft het Nederlandse IPY zich binnen het Internationale IPY op voldoende wijze gemanifesteerd, zowel kwalitatief als kwantitatief (aanwezigheid in projecten, aantal lead-projecten, beschikbare middelen, deelname aan congressen, symposia ed.)? 14. Geef Uw oordeel over de toekomstige, na te streven lange-termijn samenwerkingsverbanden in het polaire onderzoek en de logistieke en financiële implicaties daarvan, op basis van het volgende: a. Is de coördinatie van de logistieke ondersteuning die de Nederlandse polaire activiteiten behoeven institioneel duidelijk verankerd, met een voldoende duidelijk centraal aanspreekpunt? Functioneert deze coördinatie momenteel adequaat (in termen van middelen, daadkracht en internationale zichtbaarheid, Arctisch èn Antarctisch)? Kunt U (indien nodig) verbeterpunten suggereren? b. Nederland betaalt voor het gebruik/de huur van logistieke faciliteiten van derden in Antarctica. Dat is goedkoop omdat we niet bijdragen op basis van de werkelijke kosten, met als gevolg dat wij een grotere proportie van de budgetten aan onderzoek kunnen besteden (“voor een dubbeltje op de 1e rang”). Kan dit zo doorgaan, of leidt dit op termijn tot verlies aan mogelijkheden of tot een negatieve uitstraling van ons onderzoek? Acht het evaluatieteam grotere uitgaven voor logistiek uiteindelijk onontkoombaar.? c.
Blijft de keuze van Nederland om als enige Consultatieve Partij binnen het Antarctica-Verdrag géén eigen basis in Antarctica te vestigen (en dus afhankelijk te blijven van logistieke ondersteuning van derden) ook op de middellange termijn een juiste keuze? Is er onderzoek dat Nederland bij gebrek aan een eigen basis niet kan verrichten?
d. Bieden BAS en AWI in brede zin en op lange termijn de beste samenwerkingsmogelijkheden voor het Nederlandse poolonderzoek, of uitsluitend de beste mogelijkheden voor het poolonderzoek waarmee Nederland zich heden ten dage onderscheidt? e. Wat is de meerwaarde van evt. Nederlandse deelname in de Aurora Borealis?
43 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
f.
Welke uitstraling geeft het poolstation in Ny Alesund aan Nederland? Zou deze basis geschikt moeten worden gemaakt voor een breder spectrum van onderzoeksdisciplines? Welke toekomst ziet U voor deze basis in het licht van andere infrastructurele ontwikkelingen, de onderlinge samenwerkingsverbanden in Ny Alesund, alsmede kosten/baten afwegingen?
Inhoud 15. Welke voorbeelden van concrete (beleids-)inputs die het NPP sinds 2003 heeft geleverd aan de participerende Ministeries acht U van specifiek waarde i.v.m. het opstellen van een nieuw Beleidskader Poolgebieden? 16. Zijn er een onderzoeksgebieden aanwezig die (a) voor Nederland van belang zijn en (b) waarin Nederland specifiek excelleert, en die met extra steun zouden kunnen worden uitgebouwd tot ‘global focus of excellence’ met een goed zichtbare rol voor Nederland als mondiale voortrekker en initiatiefnemer van internationale inspanningen op dat specifieke gebied? Is het zinvol een dergelijke ontwikkeling na te streven en zo ja: hoe? 17. Zijn er voor Nederland relevante onderzoeksgebieden die door de gebruikte prioriteitstellingen en selectiecriteria geheel niet (of nauwelijks) aan bod komen, maar waarvan de inclusie toch gerechtvaardigd kan zijn? Gedacht kan worden aan sterk praktijkgericht onderzoek dat niet pretendeert wetenschappelijk baanbrekend te zijn. Welke suggestie heeft U om een evt. verbreding te sturen? 18. Zou U uit de resultaten van de Education, Outreach en Comunicationactiviteiten binnen het IPY-programma de conclusie willen –of kunnentrekken, dat middelen voor de verbreding van het maatschappelijk draagvlak voor poolonderzoek ook moeten worden opgenomen in het toekomstige –reguliere- polaire programma?
44 Rapport Evaluatiecommissie Nederlands Polair Programma
Financiën 19. Is de (financiële) balans tussen Arctisch vs. Antarctisch onderzoek in de afgelopen jaren de juiste geweest, met inachtneming van het belang dat de departementen vanuit hun diverse optieken aan beide gebieden hechten op het gebied van klimaat/milieu, economie, geopolitiek ed. en met inachtneming van het feit dat de ‘unit cost’ van wetenschappelijk onderzoek op Antarctica hoger is? Is er aanleiding de balans bij te stellen, bijv. vanwege de snelle veranderingen in het Arctisch gebied en de politieke en economische gevolgen van toenemende toegankelijkheid? 20. Het huidige NPP loopt t/m december 2010, terwijl voorzien is dat het Masterplan Poolonderzoek van NWO reeds per januari 2010 zal starten. Is de missie van mening dat de twee programma’s naast elkaar kunnen bestaan of dat zij beter ‘in elkaar kunnen worden geschoven’. Indien dat laatste, tot welke concrete aanbevelingen leidt dat qua financiële structuur, projectselectie, tijdschema’s, rol van de diverse betrokken partijen, ed? 21. Is de omvang van het Nederlands Polaire Programma de afgelopen jaren adequaat geweest in vergelijking (1) met hetgeen in Nederland aan andere takken van wetenschap wordt besteed, en (2) met hetgeen in ‘vergelijkbare’ landen aan polair onderzoek wordt besteedt? NB: Ook punt 13, 14, 17 en 18 hebben een financieel aspect.