Nieuw Limburgs Peil Samen werken aan watersysteemherstel Waterschap Peel en Maasvallei, november 2010
1 Inleiding
4
2 De kaders
6
8
2.1.1 Kaderrichtlijn Water
8
2.1.2 Natura 2000
8
2.2 Nationaal
9
2.2.1 Vierde Nota Waterhuishouding
9
2.2.2 Nationaal Bestuursakkoord Water
9
Inhoud
2.1 Europa
2.3 Provinciaal
9
3 Het gebied
10
4 Werkwijze
14
4.1 Begeleidingsgroepen
16
4.2 IBRAHYM
17
5 Wensen voor water
18
5.1 Doelstelling landbouwgebied
20
5.2 Doelstelling natuurgebied
20
5.3 Doelstelling stedelijk gebied
21
5.4 Doelstelling water
21
6 Analyse
22
Kaartbijlagen
38
24
1a Huidige situatie GHG (AGOR)
39
6.1 Actuele situatie
6.1.1 Landbouw
24
1b Huidige situatie GLG (AGOR)
41
6.1.2 Natuur
24
2a Nieuw Limburgs Peil Gebiedsbrede maatregelen
43
6.1.3 Bebouwd gebied
24
2b Nieuw Limburgs Peil Lokale maatregelen
45
25
3 Wens beekdalzones
47
25
4a Nieuw Limburgs Peil GHG
49
26
4b Nieuw Limburgs Peil GLG
51
6.2 Losse maatregelen doorgerekend met IBRAHYM
6.2.1 Resultaten en conclusies
6.3 Extreme scenario’s
6.3.1 Resultaten en conclusies
27
7 Nieuw Limburgs Peil
28
7.1 Gebiedsbrede maatregelen
30
7.2 Lokale maatregelen
30
7.3 Beekdalen
31
7.4 Effecten Nieuw Limburgs Peil
32
7.5 Monitoring en evaluatie
33
7.6 Financiering
34
7.7 Nieuw Limburgs Peil in de praktijk
34
7.8 Prioritering van uitvoering
36
7.9 Tot slot
37
Hoofdstuk 1 4 Inleiding
1 Inleiding Water speelt een belangrijke rol in Limburg. Niet alleen dankzij de Maas, maar ook dankzij de vele beken, natte natuurgebieden en de economische waarde van water. Verdroging in de natuur, intensivering van de landbouw, stedelijke uitbreiding, herstel van natuurlijke beken en klimaatsverandering vragen om een duidelijk beleid rond gronden oppervlaktewater.
Inleiding
Om goed in te kunnen spelen op al deze ontwikkelingen is in juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water tot stand gekomen. In dat akkoord is afgesproken dat de waterschappen een zogeheten Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) opstellen. Doel van het GGOR is het op orde krijgen van het watersysteem in Nederland. Dit proces moet in 2015 zijn voltooid met een eventuele uitloop tot 2020. Provincie en de waterschappen in Limburg hebben de naam GGOR vervangen door Nieuw Limburgs Peil. Deze naam geeft de nieuwe aanpak van de waterproblematiek beter weer. Voor het Nieuw Limburgs Peil is het doel nader beschreven: de realisering en instandhouding van een duurzaam ingericht watersysteem dat voldoende waarborg biedt om toegekende functies te ondersteunen.
Als beleidskader voor het Nieuw Limburgs Peil geldt, naast rijksbeleid en Europees beleid, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Het waterschap heeft het Nieuw Limburgs Peil vorm gegeven met ondersteuning van het hydrologisch computermodel IBRAHYM (Integraal Beheersgebieddekkend Regionaal Hydrologisch Modelinstrumentarium). Voor de belangen van de natuur gelden de kaders die provincie, Rijk en Europa hebben gesteld. Voor de belangen van andere functies realiseert het waterschap een zo optimaal mogelijk regime. Het Nieuw Limburgs Peil heeft een inspraak- en vaststellingsprocedure doorlopen. Deze populaire versie geeft een uitgebreide samenvatting van het eindrapport Nieuw Limburg Peil. Het eindrapport staat op www.wpm.nl.
Hoofdstuk 1
5
Hoofdstuk 2 6 De kaders
2 De kaders Voor het opstellen van het Nieuw Limburgs Peil is het bestaand beleid op internationaal, nationaal en provinciaal niveau als uitgangspunt genomen.
Hoofdstuk 2
7
De kaders
2.1 Europa 2.1.1 Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel het water te beschermen en duurzaam watergebruik te bevorderen. De doelen en maatregelen met betrekking tot de waterkwaliteit komen te staan in het Stroomgebiedsbeheersplan Maas.
Hoofdstuk 2 8
2.1.2 Natura 2000 Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden en is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen. Elf Natura 2000-gebieden liggen in het beheergebied van Waterschap Peel en Maasvallei. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Provincie Limburg maken voor elk Natura 2000 gebied een beheerplan. Het beheerplan geeft onder meer aan welke maatregelen en activiteiten geen negatief effect hebben op het natuurgebied. Ook voor de maatregelen voor Nieuw Limburgs Peil moet het waterschap aangeven dat er geen negatieve effecten ontstaan.
De kaders
2.2 Nationaal
2.3 Provinciaal Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) is een plan waarin de Provincie de perspectieven schetst voor het landelijk gebied. Het Provinciaal Waterplan Limburg is een herziening van het POL. De Provincie Limburg heeft het Waterplan eind 2009 vastgesteld. Het Rijk heeft provincies gevraagd een zogeheten TOP-lijst op te stellen. Op die lijst staan gebieden waar de provincies zich met voorrang inzetten voor natuurherstel. Op de Limburgse lijst staan 48 gebieden. In de Stimuleringsplannen Natuur, Bos en Landschap geeft de Provincie aan waar welke natuurdoeltypen worden geambieerd. Waterschap Peel en Maasvallei heeft eind 2009 een nieuw Waterbeheerplan vastgesteld. Dit plan is een draaiboek voor kwaliteit, kwantiteit en ecologie van oppervlaktewater en ondiep grondwater.
9 Hoofdstuk 2
2.2.2 Nationaal Bestuursakkoord Water Het Nationaal Bestuursakkoord Water geeft doelen, maatregelen en kosten weer van het waterbeheer in de 21e eeuw. Belangrijkste principes hieruit voor het waterbeheer zijn de tritsen vasthouden, bergen, afvoeren en schoon houden, scheiden, schoon maken. De volgorde geeft aan welk principe leidend is binnen het waterbeheer. De provincies coördineren en bewaken dit proces.
De kaders
2.2.1 Vierde Nota Waterhuishouding In 1998 heeft de Nederlandse regering in de Vierde Nota waterhuishouding haar beleidsdoelstellingen voor de periode 1998–2006 voor waterbeheer vastgelegd. Veiligheid en natuurlijk omgaan met het watersysteem zijn belangrijke uitgangspunten.
Hoofdstuk 3 10 Het gebied
3 Het gebied Waterschap Peel en Maasvallei is de professionele waterautoriteit in de regio Noord- en Midden-Limburg. Dit gebied is 127.600 hectare groot. Landbouw is goed voor 80.000 hectare (63 procent). De natuurgebieden (19 procent, 24.000 hectare) bestaan uit bos, heide, veen en kleine landschapselementen. Bebouwd gebied beslaat zo’n 16.000 hectare (12 procent). Tot slot infrastructuur en water 7.500 ha (6 procent).
Hoofdstuk 3
11
Het gebied
Het beheergebied heeft hoogteverschillen die in het landschap zichtbaar zijn, van 36 meter +NAP in het zuidwesten tot 15 meter +NAP in het noordoosten bij het Maasdal. Naast bodemafzettingen en weersinvloeden hebben activiteiten van breuken in de ondergrond het huidige landschap gevormd. Door het uitrekken van de aardkorst bewegen de breuken. Als gevolg daarvan daalt in bepaalde zones de aardkorst (slenk) en in andere zones komt de korst juist relatief omhoog (horst). De breuken in de ondergrond hebben een sterke invloed op de stroming van het water.
Hoofdstuk 3 12
Waterschap Peel en Maasvallei heeft de actuele grond- en oppervlakte watersituatie in beeld gebracht. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) laten zien dat de beekdalen, de gebieden in de grootschalige ontginningsgebieden en oude maasmeanders relatief nattere gebieden zijn. Gebieden waar de grondwaterstanden dieper liggen, liggen voornamelijk in de dek zandlandschappen en het oostelijke deel van het gebied rond de Maas.
Het gebied
Het gebied Hoofdstuk 3
13
Het totale oppervlaktewatersysteem in Noord- en Midden-Limburg bestaat uit circa 6.000 kilometer sloten, watergangen en beken, waarvan het waterschap 2.000 kilometer beheert en onderhoudt. In het oppervlaktewater zitten probleemstoffen zoals zware metalen, fosfaat, stikstof en bestrijdingsmiddelen. Wel is de algemene toestand beter dan tien jaar geleden.
Hoofdstuk 4 14 Werkwijze
4 Werkwijze Nieuw Limburgs Peil is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de streek op basis van de strategie “Samenwerken, omdat ‘t loont”. Daarnaast is gewerkt met een integraal computermodel om een inhoudelijk juist beeld te krijgen.
Hoofdstuk 4
15
Werkwijze
4.1 Begeleidingsgroepen
Hoofdstuk 4 16 Werkwijze
Het waterschap heeft ervoor gekozen om het opstellen van het Nieuw Limburgs Peil in een zeer nauwe samenwerking en dialoog te doen met de streek. Deze manier van communiceren is ‘peilgestuurd communiceren’ genoemd. Voor het Nieuw Limburgs Peil proces zijn in totaal tien lokale begeleidings groepen actief geweest en een overkoepelde begeleidingsgroep die het proces in heel Limburg volgde. In deze laatste, de zogenaamde Algemene Begeleidingsgroep namen Waterschap Peel en Maasvallei, Waterschap Roer en Overmaas, Provincie Limburg, LLTB en natuurterreineigenaren deel. In de lokale begeleidingsgroepen zaten medewerkers van Water schap Peel en Maasvallei, lokale vertegenwoordigers vanuit de landbouw, gemeenten en terreinorganisaties. De lokale begeleidingsgroepen hebben de afweging gemaakt tussen belangen en maatregelen. Bij de keuzes die zij hebben gemaakt, zijn de resultaten van de berekeningen met het computermodel IBRAHYM sturend geweest.
Werkwijze
4.2 IBRAHYM Parallel aan het proces van Nieuw Limburgs Peil heeft het waterschap samen met Alterra, Deltaris en Haskoning het integraal computermodel IBRAHYM (Integraal Beheersgebieddekkend RegionAal HYdrologisch Modelinstrumentarium) ontwikkeld. Met dit programma heeft het waterschap het hydrologisch systeem van ons beheergebied gesimuleerd. Het is een vereenvoudigde situatie van de werkelijkheid. Dit betekent ook dat het model een bepaald abstractieniveau en bepaalde betrouwbaarheid kent. Omdat in dit model met de beste gegevens en de nieuwste inzichten en technieken wordt gewerkt, simuleert het model de hydrologische situatie van Limburg het best.
Dit wordt nog verbeterd, onder meer op het gebied van de ondiepe ondergrond en de kennis over de ligging van buisdrainage. De komende jaren gaat het waterschap samen met de Provincie Limburg, Waterschap Roer en Overmaas en Waterleiding Maatschappij Limburg het model optimaliseren en uitbreiden met een modellering van de waterkwaliteit. In het interactief proces met de streek zijn wensen vanuit het gebruik met IBRAHYM getoetst en afgestemd op de eisen vanuit het watersysteem. De volgende hoofdstukken geven aan hoe deze optimalisatie is uitgevoerd.
Hoofdstuk 4
17
Hoofdstuk 5 18 Wensen voor water
5 Wensen voor water Elke partij heeft specifieke en sectorale wensen voor water. Een goed beeld hiervan bevordert het gebiedsproces en de inhoudelijke keuzen.
Hoofdstuk 5
19
Wensen voor water
5.1 Doelstelling landbouwgebied
5.2 Doelstelling natuurgebied
De moderne landbouw moet flexibel kunnen inspelen op veranderingen. Daarnaast heeft de klimaatverandering gevolgen voor de sector. De grondwaterspiegel is de laatste eeuw gedaald. Landbouwgewassen hebben moeite om voldoende vocht te krijgen. Met het oog op deze ontwikkelingen zijn dit de wensen van de landbouw:
Watergevoelige natuurgebieden hebben te maken met verdroging en eutrofiëring (voedselrijkdom). In de winter en voorjaar zijn de grondwaterstanden te laag geworden. Daarom is het gewenst om tot herstel van het watersysteem te komen: een samenhangend pakket van regionale en lokale maatregelen. Terreinbeheerders streven naar robuuste hydrologische eenheden: gebieden die zo groot zijn dat in de kern sprake is van een natuurlijk grondwaterregime.
Gewenste droogleggingnormen of grondwaterpeilen afhankelijk van de teelt (in meters minus maaiveld)
Hoofdstuk 5
Grasland
-
0,30 hoog
0,80 laag
Akkerbouw
-
0,50 hoog
1,00 laag
Tuinbouw
-
0,80 hoog
1,20 laag
Diepwortelende tuinbouw
-
1,00 hoog
1,20 laag
20 Wensen voor water
Verdere wensen vanuit de landbouw zijn: • Mogelijkheid om te kunnen ontwikkelen; • Geen ruimteclaims ten nadele van de landbouw; • Geen planologische schaduwwerking door natuur en water. • Geen langdurige inundatie; • Beregening behoud en uitbereiding; • Wateraanvoer behoud en uitbereiding; • Scheuren van grasland toestaan.
Verdere wensen vanuit de natuur zijn: • Optimaal herstel van hydrologische condities; • Opheffen van landbouwenclaves binnen natuurgebieden; • Inundatie moet weer mogelijk worden; • Onttrekking van grondwater uit putten in (of vlakbij) natte natuurgebieden is ongewenst; • Geen water van ongewenste samenstelling door natuur; • Binnen en vlakbij belangrijke natuurgebieden moeten drainerende sloten en watergangen opgeheven of sterk verondiept worden; • Binnen natuurgebieden moet een natuurlijk watersysteem aanwezig zijn; • Waterkwaliteit in natuurgebieden (met name kwelgebieden) moet op orde zijn.
5.4 Doelstelling water Eén van de doelen van het waterschap is het realiseren van een natuurlijk veerkrachtig watersysteem. Dit wordt bereikt middels het principe ‘niet meer afvoeren dan strikt noodzakelijk’. Hiermee wordt de ecologie van beken bevorderd, wateroverlast verminderd en verdroging in natuur en landbouwgebieden teruggedrongen.
Wensen voor water
Voor stedelijk gebied is het met name belangrijk dat er geen schade ontstaat aan gebouwen door wateroverlast. Om ook voor de toekomst de drooglegging op peil te houden, moet het watersysteem hierop afgestemd zijn en moeten rioolsystemen kunnen blijven functioneren. Bij nieuwe ontwikkelingen (ruimtelijke ordening en nieuwbouw) moeten gemeenten, samen met het waterschap, op voorhand goed kijken naar de effecten op de waterhuishouding.
Verder specifieke waterwensen voor beken en beekdalen zijn: • Verlagen van onnatuurlijke piekafvoeren; • Verhogen van de basisafvoer; • Verhogen van stroomsnelheid en variatie hiervan; • Herstellen van erosie en sedimentatie; • Vergroten van diversiteit van beddingdimensies en samenstelling van beddingmateriaal; • Herstel van kwelstromen; • Herstel gradiënten droog-nat, voedselarm-voedselrijk, zuur-basisch; • Terugdringen negatieve invloed gebiedsvreemd water; • Verbeteren van milieukwaliteit; • Verhogen van morfologische diversiteit in beekdalen (reliëf); • Periodieke inundatie; • In Ruimtelijke Ordening zijn beekdalzones benoemd met als doel dat waterdoelen prevaleren boven ander gebruik.
21 Hoofdstuk 5
5.3 Doelstelling stedelijk gebied
Hoofdstuk 6 22 Analyse
6 Analyse Beken worden gebruikt voor aan- en afvoer van water voor allerlei functies. Landbouwwater stroomt vaak door natuurgebieden, maar de kwaliteit sluit niet aan op de kwaliteit die benodigd is voor natuur. Ook voeren sommige beken water af uit rioolwateroverstorten. Een ander knelpunt is dat door onnatuurlijk hoge afvoeren van beken landbouw- en natuurgebieden overstromen. Landbouwgebieden ondervinden hier schade. Natuurgebieden ontvangen voedselrijker water waardoor voedselarme milieus verrijken en biodiversiteit afneemt. In natuurgebieden liggen vaak nog drainerende watergangen. Hierdoor wordt gebiedseigen water versneld afgevoerd en treedt kwel niet uit in het maaiveld maar juist in de greppels en beken.
Hoofdstuk 6
23
Analyse
Soms hebben landbouw en natuur dezelfde wensen. Zo hebben zowel natuur als landbouw te maken met verdroging. Beekdalen zijn bij uitstek gebieden waar nu verschillende functies bij elkaar komen. Provincie en gemeenten geven aan dat dit gebieden zijn waar water de ruimte moet krijgen. Beekdalen met zijn nattere gronden zijn goede locaties voor natuurontwikkeling en daarmee uitermate geschikt voor natuurcompensaties.
6.1 Actuele situatie
Hoofdstuk 6 24
Het waterschap heeft de actuele situatie in beeld gebracht via het Actueel Grond- en Oppervlaktewater Regime, Bijlage 1 AGOR. Het waterschap heeft de resultaten gebruikt voor de volgende analyses: • Het risico van verminderde gewasopbrengsten; • Realisatie van natuurdoelen; • Risico’s op grondwateroverlast in stedelijk gebied.
6.1.1 Landbouw Op basis van berekeningen blijkt, ondanks kunstmatige beregening, dat momenteel meer dan de helft van het landbouwareaal te maken heeft met droogteschade. Natschade blijft beperkt tot de landbouwpercelen in natte beekdalen en in gebieden met venige en lemige bodems. 6.1.2 Natuur In veel natuurgebieden voldoet de huidige grondwatersituatie niet aan de eisen die de gewenste vegetatie stelt. In een aantal gebieden zakt de grondwaterstand in de zomer te diep weg (Mariapeel). In andere gebieden blijft de grondwaterstand het gehele jaar onder het gewenste niveau (De Zoom). 6.1.3 Bebouwd gebied In het overgrote deel van het stedelijk gebied en verspreid liggende gebouwen is geen sprake van een verhoogd risico van grondwateroverlast.
Analyse
Stopzetten beregening De effecten zijn vooral terug te vinden op de zomergrondwaterstanden. Daar waar putten geconcentreerd zijn (in de landbouwgebieden) is het effect het grootst. Het gemiddelde effect is een stijging van zo’n zes centimeter in de zomer (voor primair landbouwgebied). Het naijleffect in de winter is ongeveer drie centimeter. Plaatselijk is het effect sterker.
Peilgestuurde drainage en Stuwende Kracht Het vernattende effect concentreert zich in de zomermaanden. Dan stijgt de grondwaterstand met ruim tien centimeter. Afkoppelen van verhard oppervlak De gemiddelde grondwaterstijging is klein, zo’n twee centimeter (zowel ‘s zomers als ’s winters). Lokaal, in de stedelijke gebieden, is de stijging in de zomer maximaal 30 centimeter en in de winter maximaal 50 centimeter. 6.2.1 Resultaten en conclusies Het stopzetten van beregening heeft een grondwaterstandverhogend effect, maar is echter beperkt merkbaar in natuurgebieden. Voor de landbouw zijn de effecten sterk negatief vanwege een forse toename van droogteschade. De totale kosten hiervan kunnen oplopen tot meer dan tien miljoen euro. Naast directe schade levert het stopzetten van beregening ook een waardedaling van de grond (circa dertig procent). Daarmee kan de continuïteit van bedrijven in gevaar komen. Peilgestuurde drainage en Stuwende Kracht grijpen direct in op het beeksysteem en hebben een groot effect op de grondwaterstand. Het zorgt voor een kleine toename van natschade, maar de afname van droogteschade is duidelijk groter. De beregeningsbehoefte neemt ook duidelijk af. Met het afkoppelen van verhard oppervlak in stedelijk gebied is veel winst te behalen. In Limburg liggen bebouwde gebieden vaak hoog in het landschap, waardoor afkoppelen doorgaans geen problemen oplevert.
Analyse
Om een indruk te krijgen wat het effect van maatregelen op de grond waterhuishouding in het stroomgebied is, is een aantal maatregelen met IBRAHYM doorgerekend. Het gaat om: • Stopzetten beregening; • Peilgestuurde drainage en Stuwende Kracht (boerenstuwen); • Afkoppelen van verhard oppervlak.
Binnen de verdroogde en hydrologisch gevoelige natuurgebieden is met dit scenario een grondwaterstandstijging berekend van gemiddeld 2 cm in de zomerperiode, waarbij de grootste vernatting (ca. 8 cm) in de Peelrestanten (de Zoom en Kruisvennen) is terug te vinden.
25 Hoofdstuk 6
6.2 Losse maatregelen doorgerekend met IBRAHYM
6.3 Extreme scenario’s In de extreme scenario’s zijn de wensen van landbouw, natuur en water vertaald naar uiterste maatregelen die mogelijk zijn.
Hoofdstuk 6 26
Met het Extreem scenario Landbouw wordt het watersysteem zoveel mogelijk geoptimaliseerd ten behoeve van diepontwaterende gewassen en worden de volgende maatregelen genomen: • Huidige situatie qua beregening en wateraanvoer; • Binnen P4 en P5 gebieden waterbeheer afgestemd op diepontwaterende gewassen (80 cm-mv in de zomer en 100 cm-mv in de winter), in het overige landbouwgebied afgestemd op akkerbouwmatige teelten (50 cm-mv in de zomer en 80 cm-mv in de winter); • Stuwende Kracht en Peilgestuurde drainage: gehanteerde winter (laag peil) en zomer (hoog peil) peilen zijn respectievelijk: 1 oktober – 1 mei en 1 mei – 1 oktober.
Analyse
Met het Extreem scenario Natuur wordt het watersysteem zoveel mogelijk geoptimaliseerd richting de oorspronkelijke ont- en afwatering en worden de volgende maatregelen genomen: • Stopzetten beregening; • Stopzetten wateraanvoer; • Omzetten landbouwareaal in grasland; • Verwijderen van buisdrainages; • Dempen van alle watergangen met uitzondering van beken van vóór 1850; • Verwijderen van alle stuwen; • Versmallen en verondiepen van beken van vóór 1850; • Stedelijk gebied volledig afkoppelen. In het Extreem scenario Water staat optimaal herstel van het watersysteem centraal en worden de volgende maatregelen genomen: • Stopzetten wateraanvoer; • Wijzigen waterpeilen: • Verwijderen buisdrainage; • Peilgestuurde drainage buiten beekdalen; • EHS gerealiseerd; • Hoofdwatergangen in beekdalen versmallen en bodem verhogen; • Stedelijk gebied volledig afkoppelen.
Analyse
Het Extreem scenario Natuur leidt tot grote veranderingen. In watergangen waar wateraanvoer wordt stopgezet, zakt het grondwater in de zomer diep weg. Op locaties waar watergangen gedempt, verondiept en versmald zijn, stijgt het grondwater tot meer dan één meter in de winter. In de zomer is hetzelfde effect waarneembaar, maar is de uitstraling geringer. De vernattende effecten zijn gunstig voor de natuur echter doelen worden niet overal gehaald.
Het Extreem scenario Water leidt rond versmalde en verondiepte watergangen tot een aanzienlijke stijging van het grondwater in zomer en winter (tot circa 75 centimeter). In afgekoppeld stedelijk gebied zijn de effecten nog groter. Als gevolg van de maatregelen wordt circa 40 miljoen kuub water extra vasthouden in het hele beheergebied. Dit scenario heeft een gunstig effect op de natuur, maar het effect is minder groot dan bij het Extreem scenario Natuur. Ook is dit scenario gunstig voor landbouw door vermindering van droogteschade, echter lokaal ontstaat ook meer natschade.
27 Hoofdstuk 6
6.3.1 Resultaten en conclusies Het Extreem scenario Landbouw leidt tot een grondwaterstandsdaling die kan oplopen tot een meter in de primaire landbouwgebieden. In primaire landbouwgebieden is een lichte afname van natschade zichtbaar, de droogteschade stijgt juist behoorlijk in de vorm van extra noodzaak tot beregening.
Hoofdstuk 7 28 Nieuw Limburgs Peil
7 Nieuw Limburgs Peil Het waterschap heeft samen met de begeleidingsgroepen een ontwerppakket van maatregelen (bijlage 2 gebiedsbrede en lokale maatregelen) opgesteld ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Bovenop deze maatregelen heeft het waterschap een sectorale visie ontwikkeld over de benodigde ruimte voor water bij de belangrijkste beken. Het resultaat van Nieuw Limburgs Peil is winst voor landbouw, natuur en landschap. De effecten zullen worden gemeten, geregistreerd en gerapporteerd. De uitvoering gebeurd in samenwerking met de grondeigenaren.
Hoofdstuk 7
29
Nieuw Limburgs Peil
7.2 Lokale maatregelen Verder worden er lokale maatregelen genomen.
Hoofdstuk 7
Landbouw • Introductie wateraanvoer en verruiming van bestaande watergangen (bijvoorbeeld Wijnbeek, Zwartwaterlossing); • Wijziging wateraanvoer en verruiming van bestaande watergangen (bijvoorbeeld Grenssloot-Lollebeek, Langevenseloop-Rijnbroekerloop); • Stopzetten wateraanvoer (bijvoorbeeld Weverslo, Einderbeek); • Onderzoek naar introductie wateraanvoer (landbouwgebied Leemkuilen/Rijdt); • Verwijderen tegels uit wateraanvoersysteem (bijvoorbeeld watergangen stelsel America-Horst); • Aanleg van extra stuwen (bv. Veener, Spanischer Lei); • Verleggen van watergangen voor afvoer landbouwwater (bijvoorbeeld Everlosebeek); • Opheffen van wateroverlastsituaties door egalisatie, maaiveldophoging, introductie van onderbemaling of verruimen van watergangen (bijvoorbeeld Mariapeel, Weerterbossen en kassengebied bij de Rijnbeek).
30 Nieuw Limburgs Peil
7.1 Gebiedsbrede maatregelen Zowel in landbouwgebied, natuurgebied als stedelijk gebied worden gebiedsbrede maatregelen genomen, gericht op waterconservering. Landbouwgebied • Stuwende kracht en peilgestuurde drainage; • Standstill voor grondwateronttrekkingen.
Natuur • Beperken ont- en afwatering; • Dempen of verondiepen watergangen; • Herinrichten beken; • Verwijderen bouwvoor; • Stopzetten doorvoer gebiedsvreemd water; • Aanleggen kade of ondergrondse schermen; • Aanwijzen extra natuur.
Natuurgebied • Dempen of verondiepen van alle kleine sloten in bestaande en nieuwe natuur.
Stedelijk gebied • Saneren overstorten; • Afkoppelen hemelwater; • Opheffen wateroverlastsituatie.
Stedelijk gebied • Afkoppeling van hemelwater van riolering.
Water • Herinrichten beken.
Nieuw Limburgs Peil Hoofdstuk 7
31
7.3 Beekdalen De beekdalen zijn een integraal onderdeel van het functioneren van natuurlijke beken (SEF beken) en spelen een belangrijke rol in herstel van het watersysteem ten behoeve van verdrogingsbestrijding en in het kader van klimaatverandering en KRW doelstellingen. Daarnaast bestaan er veel onduidelijkheden ten aanzien van mogelijkheden en (toekomstige) beperkingen in de beekdalen als aangeduid in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. In Nieuw Limburgs Peil is op basis van beleid en berekeningen met IBRAHYM de beekdalzone bepaald. Met de beekdalzone,
is aangegeven welke ruimte nodig is om een beek robuust te ontwikkelen. Dit is in bijlage 3 weergegeven en worden ‘beekdalzones’ genoemd. Met de beekdalzones is zichtbaar gemaakt naar ruimtelijke ordenaars en gebruikers wat effecten zijn van de waterhuishoudkundige gewenste ontwikkeling in het beekdal ten behoeve van realisatie (op termijn) van Europese-, Rijks- en provinciale doelen. Dit is een sectoraal opgesteld beeld en dient als input voor overleg met provincie, gemeenten en belangenorganisaties.
Hoofdstuk 7 32
7.4 Effecten Nieuw Limburgs Peil
Nieuw Limburgs Peil
Het streefbeeld van Nieuw Limburgs Peil is weergegeven in bijlage 4 in vorm van de te bereiken grondwaterstanden. Met dit resultaat wordt het volgende bereikt: • Het grondwaterstandverhogende effect van Stuwende Kracht is in de zomerperiode gemiddeld 10 à 15 centimeter, maar kan lokaal oplopen tot 40 à 50 centimeter. • Op nattere landbouwpercelen zonder traditionele buisdrainage leidt peilgestuurde drainage tot een duidelijke verlaging van de grondwaterstand. • De grondwaterstandverhogingen bij beekherinrichtingen lopen op tot circa 75 centimeter in zowel zomer als winter. • De maatregelen in natuurgebieden leiden tot hogere grondwaterstanden, zeker in combinatie met de maatregelen in de omgeving (Stuwende Kracht, peilgestuurde drainage). Voor de natuurgebieden die met kwelwater worden gevoed, is het effect in de orde van 50 tot 75 centimeter. In infiltratiegebieden (Groote Peel, Mariapeel) zijn de effecten minder groot (15 à 25 centimeter).
• De waterwinst van Nieuw Limburgs Peil bestaat uit: - Toename natte natuur van 1.143 hectare naar 2.342 hectare; - Afname droogteschade landbouw met ongeveer vijf procent in primair landbouwgebied; - Vijftien procent minder beregeningsbehoefte; - Structurele stijging van het grondwater van gemiddeld twaalf centimeter (22,2 miljoen kubieke meter aan het einde van de zomer); - Vereenvoudiging van (juridische)regels; - Duidelijkheid Natura 2000 gebieden en TOP-gebieden; - Solide basis voor uitwerking tot uitvoering. • In het overgrote deel van het stedelijk gebied leidt Nieuw Limburgs Peil niet tot een verhoogd risico op grondwateroverlast. • Limburg moet rekening houden met de effecten van klimaatverandering. Uitvoering van Nieuw Limburgs Peil dempt noch versterkt deze effecten. • Uitvoering van Nieuw Limburg Peil leidt over het algemeen tot een betere waterkwaliteit.
7.5 Monitoring en evaluatie
Strategische metingen worden gedaan rond belangrijke projecten. Van deze projecten wordt de nulsituatie, de situatie na twee jaar en de situatie na vijf jaar in beeld gebracht. Ook lokale maatregelen uit Nieuw Limburg Peil komen in aanmerking voor strategische projectmonitoring. Projectmatige metingen worden gedaan bij projecten met name gericht op het in beeld brengen van mogelijke negatieve effecten.
33 Hoofdstuk 7
Routinematige metingen leveren een volledig beeld van het beheersgebied. • De hoeveelheid water wordt gemeten op 99 locaties. Daar worden aanvoer, afvoer en waterstanden geregistreerd. Daarnaast wordt het grondwater gemonitord. Het gaat om 185 peilbuizen op ongeveer honderd locaties. Ook heeft het waterschap nog eens een kleine honderd peilbuizen in eigen beheer. Tenslotte maken we gebruik van metingen van Rijkswaterstaat in de Maas (afvoer en waterstanden) en neerslag- en verdampingsgegevens van het KNMI. • Het meten van verontreinigingen in water wordt gedaan op 53 per manente (elk jaar) en 148 roulerende (driejaarlijks) meetpunten. Per meetdoel verschilt het aantal bemonsteringen (vier tot twaalf per jaar). Sinds 2007 meten we 41 stoffen die door de Europese Commissie als zeer ongewenst worden beschouwd. Daarnaast worden zware metalen, meststoffen en diverse andere verontreinigingen gemeten. Verder heeft het waterschap zich bovendien aangesloten bij de brede screening bestrijdingsmiddelen (van 149 verschillende stoffen). • Wat leeft er in het water? De Kaderrichtlijn Water bepaalt waar we bemonsteren, wat we bemonsteren, wanneer we bemonsteren en hoe we dat doen. Daarnaast houden we ook de ecologische toestand van vennen en bovenlopen van beken in de gaten.
Nieuw Limburgs Peil
Een belangrijk aspect van Nieuw Limburgs Peil is monitoring en evaluatie. Dit is nodig om te bepalen of de juiste maatregelen zijn genomen. Uit metingen kan blijken dat maatregelen bijgesteld moeten worden. Metingen vinden routinematig, strategisch, projectmatig en incidenteel plaats.
Ook lokale maatregelen uit Nieuw Limburg Peil komen in aanmerking voor projectmonitoring. Incidentele metingen zijn niet gebonden aan een specifiek project. Via een beleidsmeetnet (GGOR-meetnet) toetst de Provincie of het gewenste grond- en oppervlaktewateregime gehaald wordt. Voor alle 42 prioritaire en kansrijke natuurgebieden is inmiddels zo’n meetnet opgesteld. De Provincie zorgt elke twee jaar voor een evaluatie en houdt op deze manier de voortgang van de verdrogingsbestrijding in de gaten. Hoofdstuk 7
Terreinbeheerders tenslotte kennen voor hun gebieden monitorings programma’s. Met name de koppeling met het in beeld brengen van vegetatie is waardevol.
34 Nieuw Limburgs Peil
7.6 Financiering Nieuw Limburg Peil is haalbaar en betaalbaar. De maatregelen kosten de komende zes jaar ongeveer 136 miljoen euro. Daarvan neemt het waterschap 32 miljoen euro voor haar rekening. Rijk en Provincie investeren 70 miljoen euro. Ook beheerders van natuurterreinen zullen bijdragen in de kosten. De inbreng van de landbouw bestaat vooral uit beheersmaatregelen.
7.7 Nieuw Limburgs Peil in de praktijk Het Nieuw Limburgs Peil is een resultante van een intensief overleg met de streek. Op basis van beleid en beleidsdoelstellingen zijn de bege leidingsgroepen gekomen tot een pakket van maatregelen. Er wordt gestreefd om deze in 2015 te hebben gerealiseerd. Er zit wel enige ambitie in (financieel en maatschappelijk) en soms is er daarom bij een partij twijfel over de haalbaarheid.
Nieuw Limburgs Peil Hoofdstuk 7
35
Het waterschap heeft de consequenties en doelrealisaties berekend met IBRAHYM. Niet overal is het resultaat even betrouwbaar, met name geldt dit in de natte natuur. Het waterschap werkt aan het opvullen van leemtes in kennis. Dit proces zal leiden tot betere AGOR-kaarten en doelrealisaties, maar zal nog jaren in beslag gaan nemen. Waar mogelijk neemt de projectleider van een uitvoeringsproject dit bij de uitwerking van maatregelen mee. Hij zal ook nieuwe inzichten of gebiedskennis bij de uitwerking van de maatregelen betrekken om de gewenste doelrealisaties op een zo efficiënt mogelijk manier te bereiken. Dit vraagt om flexibiliteit van partijen bij de uitwerking in de praktijk.
De partijen in de begeleidingsgroepen zijn het er over eens dat schadeloos stelling (kavelruil, uitkoop, financiële compensatie) in geval van schades aan derden vòòr de uitvoering van maatregelen geregeld moeten zijn. Dit geeft vertrouwen naar elkaar toe. Verder vinden zij het noodzakelijk dat de uitvoerende en/of verantwoordelijke partij bij uitvoering van maatregelen een goede monitoring uitvoert.
7.8 Prioritering van uitvoering
Hoofdstuk 7 36
Het waterschap kent een taakstelling ten aanzien van de inrichting van beken. Voor het Rijk en de Provincie is verdrogingsbestrijding van de belangrijkste natuurgebieden het meest urgent. Dit betreffen de Natura 2000 gebieden en TOP-gebieden (prioritaire en kansrijke natuurgebieden).
versneld te realiseren. Een aantal lokale maatregelen zullen meeliften met integrale of sectorale projecten. In een enkel geval zal een individuele partij een maatregel separaat oppakken. Gemeenten zullen de maatregelen in stedelijk gebied oppakken en bij wateroverlastsituaties vanuit oppervlaktewater pakt het waterschap dit op in samenwerking met de gemeente.
De landbouw heeft te maken met waterconserveringsmaatregelen die nader geregeld zijn in de Keur en Provinciale verordening. Deze realisatie zal lopen via een autonoom spoor. Rondom de TOP-gebieden worden door Provincie stimuleringsregelingen ontwikkeld om waterconservering
Kortom, elke partij gaat primair voor realisatie van haar belangrijkste doelen. Met het oog op Europese en landelijke afspraken vinden de begeleidingsgroepen dat aanpak van Natura 2000 gebieden en TOPgebieden en inrichting van SEF-beken de hoogste prioriteit hebben.
Nieuw Limburgs Peil
Nieuw Limburgs Peil Hoofdstuk 7
37
7.9 Tot slot Het Nieuw Limburgs Peil is tot stand gekomen tijdens een interactief proces, waarbij het waterschap heeft ingezet op een reële, maar maximale waterconservering. Partijen hebben zelf maatregelen aangedragen, maar partijen hebben vooral rekenresultaten mee gewogen. Dit heeft tot een gedragen eindresultaat geleid bij alle betrokken belangen.
sturing en beoordeling van ontwikkelingen. Bij de uitwerking van maatregelen zal het waterschap, als waterautoriteit, ervoor moeten waken dat er niet teveel concessies worden gedaan, zoals het plaatsen van stuwen in plaats van het verkleinen van profielen. De doelrealisatie staat voorop, maar bij voorkeur moet deze worden behaald door de uitvoering van duurzame maatregelen.
Nieuw Limburgs Peil geeft een goed beeld op welke punten en op welke manier het watersysteem kan worden verbeterd ten gunste van beleidsdoelen en wensen. Daarnaast kan het worden gebruikt voor
Nieuw Limburgs Peil is een eerste stap naar structureel optimaliseren van het watersysteem rekening houdend met (gewenste) belangen.