Niet (kunnen) werken
Hieronder worden een aantal uitkeringen besproken waar mensen een beroep op kunnen doen wanneer zij buiten hun eigen toedoen niet kunnen werken. Bijvoorbeeld omdat zij hun baan verliezen, ziek worden of zelfs langdurig arbeidsongeschikt raken. Wij gaan hierbij uit van de huidige regelingen maar het is een beleidsterrein waarin zich de komende tijd veel veranderingen zullen voordoen. Indien hier al iets over bekend is zal dat opgenomen zijn. 1. Werkloosheidswet (WW) 1.1 Voorwaarden Wanneer een werknemer zijn baan verliest, kan hij onder voorwaarden een WW-uitkering aanvragen. Indien nodig kan de uitkering worden aangevuld tot het sociaal minimum. Iemand komt in aanmerking voor een WW-uitkering als hij: • verzekerd is voor werkloosheid. Dit is meestal het geval bij werknemers onder de AOWleeftijd; •
vijf uur of meer van de arbeidsuren per week verliest en geen recht heeft op loon over die uren;
•
direct beschikbaar is voor betaald werk;
•
in de periode voor de werkloosheid 26 van de 36 weken heeft gewerkt. Voor musici en artiesten is het soms genoeg als zij in de laatste 39 weken 16 weken hebben gewerkt;
•
niet door eigen schuld werkloos is geworden. Als iemand zelf ontslag neemt , bestaat alleen in uitzonderingssituaties recht op een WW-uitkering.
Een WW-uitkering dient te worden aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV beslist of iemand aan de voorwaarden voor een WWuitkering voldoet. 1.2 Duur en hoogte WW Iemand die zijn baan verliest, heeft in het huidige stelsel minimaal 3 en maximaal 38 maanden recht op een WW-uitkering. De duur van de WW-uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden (het aantal gewerkte jaren). De hoogte van de WW-uitkering is afhankelijk van het laatst verdiende loon. In de eerste 2 maanden dat iemand een WW-uitkering ontvangt is de uitkering 75% van dat loon. De volgende maanden is dat 70%. Het inkomen van een eventuele partner of andere gezinsleden telt niet mee voor WW. Ook het eigen vermogen heeft geen invloed op de hoogte van een WWuitkering. Dit in tegenstelling tot de meeste andere uitkeringen. Als de WW-uitkering niet genoeg is om zichzelf, of het gezin, te onderhouden, kan iemand aanspraak maken op de Toeslagenwet. De Toeslagenwet vult de uitkering dan aan tot het sociaal minimum. Hoe hoog dit bedrag is, hangt af van de leeftijd en de leefsituatie (bijvoorbeeld inkomen partner). Maar het totaal van de uitkering en toeslag samen is nooit meer dan wat iemand vroeger verdiende. Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Toeslagenwet. 1.3 Sollicitatieplicht Mensen met een WW-uitkering hebben in principe een sollicitatieplicht. Zij zijn dus verplicht om actief te solliciteren om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Na een half jaar WW-uitkering wordt alle arbeid als passend gezien. Dit betekent dat het niveau of salaris van een baan geen belemmering meer mag zijn om die baan te accepteren of daarop te solliciteren. Deze maatregel is in gegaan per 1 juli 2015. Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Voorbeelden van gevallen waarin met kan worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht: 1
•
64 jaar of ouder op de 1e dag van de werkloosheid.
•
Met toestemming van het UWV bezig met de start van een eigen bedrijf.
• •
Een opleiding volgen die als noodzakelijk is beoordeeld voor re-integratie. Mantelzorg verlenen of vrijwilligerswerk doen met instemming van het UWV.
Na 3 maanden zal het UWV kijken naar de inspanningen omtrent het zoeken van werk. Het UWV kijkt of de werkloze zich voldoende heeft ingespannen voor het vinden van ander werk, in het bijzonder of de daarbij gemaakt afspraken zijn nagekomen. Als dit laatste niet het geval is, kan het UWV de uitkering verlagen 1.5 Einde WW-uitkering Als iemand met een WW-uitkering een baan vindt en zichzelf daardoor weer voldoende kan onderhouden, wordt de WW-uitkering stopgezet. Bij een baan met minder uren dan het aantal uren waarvoor de uitkering werd ontvangen, behoudt men (indien gewenst) een uitkering voor het verschil in uren. Als het recht op WW afloopt en iemand heeft nog geen baan, dan kan hij een bijstandsuitkering aanvragen. De bijstand vult het inkomen aan tot de bijstandsnorm. Dit bedrag ligt meestal lager dan de WW-uitkering. 1.6 WW in de toekomst • Aanpassing duur WW Vanaf 1 januari 2016 wordt de maximale duur van de publieke WW-uitkering stapje voor stapje teruggebracht. Dit gebeurt met 1 maand per kwartaal. Vanaf 2019 is de maximale WW-uitkering dan nog maximaal 2 jaar. De hoogte van de WW-uitkering in deze periode is gekoppeld aan het laatstverdiende loon. • Aanpassing opbouw WW Het kabinet gaat vanaf 1 januari 2016 ook de opbouw van WW-rechten aanpassen. Werknemers bouwen in de eerste 10 jaar van hun loopbaan per gewerkt jaar 1 maand WWrecht op. Daarna bouwen zij per gewerkt jaar een halve maand op. WW-rechten die al zijn opgebouwd voor 1 januari 2016 blijven tellen voor 1 maand. • Inkomensverrekening Op 1 juli 2015 gaat ook de inkomensverrekening in de WW in. Dat betekent dat men van elke verdiende bruto euro altijd 30% zelf mag houden. Hierdoor loont het altijd om vanuit de WW aan het werk te gaan. 2. Ziektewet 2.1 Recht op Ziektewetuitkering Mensen die bij ziekte geen recht (meer) hebben op loon van een werkgever kunnen terugvallen op de Ziektewet. Hierbij moet je denken aan: • uitzendkrachten zonder een vast contract met het uitzendbureau; •
oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);
•
thuiswerkers, musici en artiesten;
•
stagiairs met een stagevergoeding;
•
werklozen die langer dan 13 weken ziek zijn;
•
vrijwillig verzekerden, bijvoorbeeld voor ondernemers, en mensen met een uitkering die deels als zelfstandige werken;
•
mensen die binnen vier weken na het einde van de verzekering ziek worden (nawerking).
2
Sommige werknemers vallen automatisch onder de Ziektewet. Dit is een maatregel van de overheid om belemmeringen weg te nemen bij het aannemen van personeel in deze situaties. De werkgever krijgt dan ziekengeld van het UWV om het loon door te betalen. Dit is het geval bij: • orgaandonoren die door de donatie ziek zijn; •
zwangere of net bevallen vrouwen die als gevolg van de zwangerschap of bevalling ziek zijn;
•
gedeeltelijk arbeidsongeschikten die binnen 5 jaar nadat zij zijn aangenomen ziek worden (no-riskpolis);
•
zieke werknemers van wie het tijdelijke arbeidscontract gedurende de ziekte afloopt.
2.2 Vrijwillige verzekering Ziektewet Wie geen recht heeft op een ziektewetuitkering, kan zich vrijwillig verzekeren voor de Ziektewet. Dit zijn: • startende zelfstandigen; • •
WAO-ers en WIA-ers (arbeidsongeschikten) die gedeeltelijk zelfstandig gaan werken; mensen die maximaal 3 dagen per week dienstverlening aan huis bieden, zoals huishoudelijke hulp en kinderoppas;
•
mensen die tijdelijk hun werk stopzetten, bijvoorbeeld om onbetaald verlof op te nemen;
•
mensen die in het buitenland gaan werken.
2.3 Duur en hoogte ziektewetuitkering Een ziektewetuitkering moet worden aangevraagd bij het UWV. De ziektewetuitkering duurt maximaal 2 jaar en is meestal 70% van het laatstverdiende loon. Gezien de ontwikkelingen die we beschreven in een eerdere reader, zijn er plannen om de hoogte en de duur van de ziektewetuitkering voor uitzendkrachten en tijdelijke krachten aan te scherpen. Uitkomst hangt af van de (politieke) ontwikkelingen in de komende jaren. In de meeste gevallen bedraagt de ziektewetuitkering 70% van het dagloon. Dit is het loon dat iemand gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. Hierbij geldt een maximumdagloon. Er zijn een aantal gevallen waarbij de ziektewetuitkering hoger is dan 70% van het dagloon. Orgaandonoren en zwangere of net bevallen vrouwen die hierdoor ziek zijn, krijgen 100% van hun dagloon. De ziektewetuitkering duurt maximaal twee jaar en eindigt eerder als iemand 65 jaar wordt of langer dan een maand is gedetineerd. Sinds 2013 geldt de Eerstejaars ziektewet-beoordeling. Na 1 jaar ziekte beoordeelt UWV of de Ziektewetuitkering nog een jaar doorloopt. Kan de uitzendkracht meer dan 65% verdienen van het loon dat een gezonde, vergelijkbare persoon kan verdienen? Dan stopt de ziektewetuitkering. Als iemand na twee jaar ziekte nog niet beter is, wordt door het UWV gekeken of recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (zie hierna). 2.4 Ziektewetuitkering in het buitenland De Ziektewet valt onder de Wet beperking export uitkeringen. Bij verhuizing naar het buitenland kan een uitkering op basis van de Ziektewet niet altijd worden meegenomen. Naar de landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland kan dit wel. Een volledige ziektewetuitkering kan ook worden genomen naar het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden (voormalige Nederlandse Antillen). Bij verhuizing naar een ander verdragsland, hangt het van de inhoud van het verdrag af of de uitkering kan worden meegenomen. Bij verhuizing naar een niet-verdragsland, stopt de ziektewetuitkering. 3
3. Arbeidsongeschiktheid Werknemers die na 2 jaar ziekte nog steeds meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn, kunnen in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Binnen de WIA zijn er 2 regelingen. De Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) regelt een uitkering voor mensen die nog gedeeltelijk kunnen werken. De Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA) is voor volledig arbeidsongeschikten met weinig kans op herstel. 3.1 WGA-uitkering De Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) is bedoeld voor werknemers die gedeeltelijk of tijdelijk arbeidsongeschikt zijn. Uitgangspunt is dat de persoon in kwestie zo veel mogelijk blijft werken. Als aanvulling op het eigen inkomen zijn er verschillende uitkeringen: de loongerelateerde uitkering, de loonaanvullingsuitkering en de vervolguitkering. 3.1.1. Loongerelateerde WGA-uitkering Voor een loongerelateerde uitkering gelden de volgende voorwaarden: • •
Er kan door ziekte minder dan 65% van het oude loon verdiend worden. Er is 26 van de laatste 36 weken gewerkt voordat de werknemer ziek werd.
Hoe hoog en hoe lang de uitkering is, hangt af van het vroegere salaris, het arbeidsverleden en het huidige salaris. Hoe meer iemand verdient met werken, hoe hoger het totale inkomen. Deze uitkering kan men aanvragen bij uitvoeringsorganisatie UWV. 3.1.2. WGA loonaanvullingsuitkering Een loonaanvullingsuitkering geldt voor mensen die geen loongerelateerde uitkering (meer) krijgen en die ten minste 50% verdienen van wat zij kunnen verdienen. 3.1.3. WGA vervolguitkering Een WGA-vervolguitkering geldt voor mensen die geen loongerelateerde uitkering (meer) krijgen en die niet werken of minder dan 50% verdienen van wat zij kunnen verdienen. Een WGA-uitkering is altijd een aanvulling op eigen inkomsten uit werk. De werknemer moet zelf voor inkomen zorgen dat hij nog wel kan verdienen. 3.1.4. Minder dan 35% arbeidsongeschikt Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en dus nog 65% of meer kunnen verdienen van hun loon, blijven in principe gewoon in dienst bij hun werkgever. Dat kan zijn in een aangepaste functie of met een aangepaste werkplek. Dat is niet altijd mogelijk. In die gevallen kan de werkgever na 2 jaar een ontslagvergunning aanvragen en gaan de regels van de Werkloosheidswet of de Wet werk en bijstand gelden. 3.2. IVA-uitkering voor volledig arbeidsongeschikten Een werknemer die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt raakt, komt in aanmerking voor een zogenoemde IVA-uitkering. IVA staat voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. Je bent "volledig" arbeidsongeschikt indien je door je ziekte of handicap niet meer dan 20% van je laatste loon kunt verdienen. Met "duurzaam" wordt bedoeld dat de kans op herstel minimaal is. Het UWV onderzoekt of iemand voldoet aan deze criteria en dus voor een IVA-uitkering in aanmerking komt. 3.2.1. Aanvang van de uitkering In principe geldt voor een IVA-uitkering een wachttijd van 104 weken. Dit betekent dat je 2 jaar nadat je ziek of gehandicapt geworden bent een uitkering kunt krijgen. In de tussenliggende periode 4
betaalt de werkgever het salaris (deels) door. Is al snel na het begin van je ziekte duidelijk dat iemand volledig arbeidsongeschikt is en er geen reële kans op herstel is, dan is het al eerder mogelijk een IVA-uitkering te krijgen. De werkgever betaalt dan nog steeds twee jaar lang het loon door, maar mag de uitkering hiervan aftrekken. 3.2.2. Hoogte van de uitkering Hoe hoog de IVA-uitkering is, hang af van het vroegere salaris. Als uitgangspunt wordt het gemiddelde maandloon genomen dat iemand verdiende in het jaar voordat hij/zij ziek werd. Dit wordt het WIA-maandloon genoemd. Hierbij geldt wel een bovengrens, die gebaseerd is op een wettelijk vastgesteld maximumdagloon 1. Wie helemaal niet meer werkt, ontvangt in principe een IVA-uitkering ter hoogte van 75% van zijn WIA-maandloon. Als iemand nog enkele uren per week werkt, dan wordt 70% van het salaris dat hiermee verdiend wordt, afgetrokken van 75% van het WIA-maandloon. Het bedrag dat resteert is dan de IVA-uitkering. In sommige gevallen kan iemand in aanmerking komen voor een hogere IVA-uitkering. Dit geldt met name wanneer iemand volledig arbeidsongeschikt is en blijvend of voor langere tijd hulp en verzorging nodig heeft. Afhankelijk van de situatie en de hoeveelheid hulp die nodig is, kan de IVAuitkering opgetrokken worden tot 85% of 100% van het WIA-maandloon. 3.2.3. Stopzetting van de uitkering Is er nog een mogelijkheid op verbetering? Dan wordt u de eerste 5 jaar jaarlijks opnieuw beoordeeld. Als blijkt dat iemand gedeeltelijk hersteld is, kan hij voor een deel weer arbeidsgeschikt verklaard worden. Zie boven voor de WIA-regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Zolang de gezondheidssituatie niet verandert, zal de IVA-uitkering in principe blijven doorlopen tot de 65ste verjaardag. Daarna kan iemand een AOW-uitkering krijgen. Een IVA-uitkering komt te vervallen als iemand voor langere tijd (minimaal een maand) in de gevangenis terechtkomt of verhuist naar een land waarmee Nederland geen verdrag heeft over het uitbetalen van uitkeringen. 3.3. WAO De oude Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geldt alleen nog voor mensen die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontvingen en die voor minimaal 15% arbeidsongeschikt zijn verklaard.
1
Het maximumdagloon per januari 2015 is € 199,15.
5