Wat woorden niet kunnen zeggen
Wat woorden niet kunnen zeggen Creatieve werkvormen en methodieken
Ellen Budde
Bohn Stafleu van Loghum Houten
© 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. Eerste druk, eerste oplage 2000 Tweede, herziene druk, 2008 ISBN 978 90 313 5244 9 NUR 870 Ontwerp omslag: Bottenheft, Marijenkamp Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Alfabase, Alphen aan den Rijn Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
Voorwoord
In het voorjaar van 2007 vroeg mijn uitgever John Thämer of ik mijn boek Wat woorden niet kunnen zeggen zou willen herschrijven voor een herdruk. Ik vond het een uitdagende vraag. Toen ik het boek schreef en het uitkwam in 2000, had ik tot kort daarvoor in de hulpverlening gewerkt. Deze ervaring was de basis voor mijn boek. Maar nu, zeven jaar later, kan ik dat niet meer zeggen. Mijn ervaring ligt momenteel in projectmanagement, supervisie en coaching. En dat is, voor een deel, een andere tak van sport. Ik weet nog dat het op vakantie was, in een bus, dat ik dacht: ik heb een boek geschreven vanuit de praktijk van de hulpverlening, maar nu ligt mijn expertise op het vlak van projectmanagement; wat is er mooier dan dit samen te brengen en de theorie van het management te koppelen aan hulpverlening en begeleiding? En zo is in de bus, in de zomer van 2007, de basis gelegd voor het herschrijven van Wat woorden niet kunnen zeggen. Een boek schrijf je nooit alleen. Er zijn altijd anderen voor nodig om te inspireren, kritisch mee te lezen of te stimuleren. Ik bedank Annemarie Mars voor haar expertise en gedrevenheid die voor mij een inspiratie vormden om de theorie van het projectmanagement toe te passen op begeleiding en hulpverlening. Ik bedank René Bliekendaal voor het kritisch meelezen en John Thämer voor de onvoorwaardelijke ruimte en het vertrouwen om dit boek te herschrijven. Ik heb het met plezier gedaan en ik hoop dat de lezer zich kan en wil laten inspireren door dit boek. Amsterdam, mei 2008
VI
Wat woorden niet kunnen zeggen
Inleiding Activiteiten en management in begeleiding en hulpverlening In management is veel ervaring opgedaan met veranderen. Er zijn meerdere benaderingen voor de wijze waarop het proces en vooral de mensen die betrokken zijn, kunnen worden aangestuurd. De methodieken die ontwikkeld zijn in management, kunnen direct toegepast worden op de situatie van cliënten en veranderaars in de hulpverlening en welzijnssector. Het samenbrengen van beiden in het eerste deel van dit boek, heeft geleid tot een transparante theorie over veranderingstrajecten, uitgewerkt met activiteiten. Centraal in deze theorie staat de motivatie om tot verandering te willen en kunnen komen. Vanuit mijn werkzaamheden als creatief therapeut in de hulpverlening en in de begeleiding als supervisor, heb ik ervaren hoe sterk ‘moeten’ en ‘willen’ meespelen in verandering. Als je ‘wilt’ is er motivatie en een drijfveer die aanzet tot handelen. Maar ben je dan ook in staat om te veranderen? Je hebt daarvoor inzicht en gereedschap nodig. Daarvoor maak ik gebruik van vier pijlers: van ‘moeten’ dat soms impliciet of expliciet meespeelt, van ‘kennen’ waarbij inzicht en kennis bijdragen aan de verandering of de motivatie tot verandering, van ‘willen’ als sterke drijfveer van binnenuit en van ‘kunnen’, de mogelijkheden en vaardigheden voor nieuw gedrag. De pijlers komen steeds terug als leidraad voor veranderingen en het aanbieden van activiteiten.
Voor wie is dit boek bestemd? Dit boek is geschreven voor mensen die met beelden, voorstellingen en metaforen iets kunnen weergeven. Soms kan een beeld, een foto of een tekening meer zeggen dan woorden. Dit middel kun je gebruiken in hulpverlening en begeleiding. Voor sommigen is het hun vak. Dat geldt voor creatief therapeuten en ergotherapeuten. Voor hen is dit boek zeker bestemd. Maar er zijn meer mensen die in de gezondheidszorg en de welzijnssector werken en die in hun begeleidingsvorm gebruikmaken van creatieve middelen. Ik denk dan aan psychotherapeuten, maar mogelijk ook begeleiders, docenten en superviso-
Wat vind je in dit boek?
ren. Als het werken met beeldende middelen je aanspreekt, biedt dit boek vele opdrachten en mogelijkheden en kan het een bron van inspiratie zijn.
Wat vind je in dit boek? Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel vind je de theorie, in deel twee de opdrachten en in het derde deel staan verschillende methodieken beschreven die je gebruikt bij bepaalde opdrachten. De theorie in dit boek komt voort uit project- en verandermanagement en geeft handvatten om begeleidingsprocessen aan te sturen. De theorie biedt een transparant theoretisch kader om naar de deelnemers te kijken en je diagnose en werkwijze te bepalen. In deel twee vind je de activiteiten die je bij die werkwijze kunt gebruiken. Ze zijn conform de theorie ingedeeld in de hoofdstukken Moeten, Kennen, Willen en Kunnen en zijn gegroepeerd naar thema. Aan het einde van iedere opdracht staan vragen die je kunt gebruiken in de nabespreking van de activiteit. Vervolgens komt er in het derde deel een aantal hoofdstukken over methodieken aan bod. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op het werken met groepen, het kiezen en aanbieden van activiteiten en op een bepaald soort activiteiten, die extra toelichting vragen, zoals het werken met geleide fantasie of symbolen.
Hoe kun je dit boek gebruiken? Uitgangspunt zijn de mensen met wie je werkt. Wat is er nodig in hun begeleidingsproces, in welke fase zit een groep of een individu? Is er sprake van de fase ‘moeten’ of ‘willen’, gaat het om inzicht en leren (kennen) of om vaardigheden (kunnen)? Hoe verloopt het proces? Hoe ervaar je zelf de begeleiding? Het geheel van het antwoord op deze vragen maakt dat je kiest voor de fase, het thema en ten slotte de activiteit die daarbij past. Hulpmiddelen daarbij zijn de methodieken en onderwerpen uit het derde deel.
VII
VIII
Wat woorden niet kunnen zeggen
Een supervisor van huisartsen in opleiding kiest ervoor om de visie op de beroepsuitoefening zichtbaar te maken met associatiekaarten. Bij de supervisant leven vragen als: hoe zie ik mijzelf als aankomend huisarts, wat wil ik in de beroepsuitoefening, hoe stel ik mij op naar patiënten? In het hoofdstuk over ‘Kennen’ staat in paragraaf 8.1 met het thema ‘Zelfbeeld’ de opdracht: ‘Beeld uit de kaarten’. Werk je als supervisor met deze speciale techniek, dan kun je in deel drie bij paragraaf 11.1 ‘Zelfbeeld’ en paragraaf 16.4 ‘Kaarten: associatiekaarten en tarotkaarten’ vinden waar je op moet letten als je deze opdracht doet. Er staan aanwijzingen in over de werkvormen, indicaties en de manier waarop je met kaarten het supervisieonderwerp bespreekt.
Verder vind je in deel drie aanwijzingen over het werken in een groep en het bespreken van de werkstukken. Als alle werkstukken af zijn, liggen er op tafel zichtbare getuigen van een werkproces. Een werkstuk roept reacties op, je kunt ernaar kijken en je praat erover. Maar waar let je nu op? Je let op kleuren, materiaalgebruik, symboliek en de werkwijze. Het zijn allemaal onderdelen die gebruikt kunnen worden om het onderwerp in de bespreking te verdiepen. Een werkstuk roept in een groep reacties op. Wat doe je als begeleider met de diverse reacties? Hoe gebruik je ze in het therapieproces en welke betekenis kunnen dergelijke reacties krijgen voor de maker van de tekening en de overige groepsleden? Hierover kun je lezen in het hoofdstuk over de bespreking van werkstukken (hoofdstuk 14). In de beschrijving van de theorie heb ik gezocht naar termen die zowel voor de hulpverlening als voor het management van toepassing zijn. In dit boek wordt gesproken over de ‘veranderaar’ waar zowel de hulpverlener als de projectmanager wordt bedoeld. Zo staat de term veranderplan voor zowel een behandelplan of begeleidingsplan als voor een projectplan en de term verandertraject staat voor de duur van een behandeling en de projectlooptijd of projectlevensduur.
Welke creatieve materialen zijn geschikt?
Welke creatieve materialen zijn geschikt? Niet iedere begeleider of hulpverlener heeft de beschikking over teken- of handenarbeidmaterialen. Je zult dan zelf materialen moeten aanschaffen. Wat is geschikt? Hier volgt een lijst met mogelijkheden (de hoeveelheid is afhankelijk van de groepsgrootte en de frequentie waarmee met creatieve materialen gewerkt wordt): – wit tekenpapier, A4-papier en een rol bruin pakpapier van 1 x 10 m; – potlood, kleurpotloden en dikke viltstiften; – doos met pastelkrijt; – doos met waterverf en penselen; – gekleurd papier en tijdschriften; – scharen, lijm, plakband en een nietmachine; – witte klei zonder chamotte; – kaarten en afbeeldingen: associatiekaarten, tarotkaarten en afbeeldingen uit tijdschriften; – een doos met projectiemateriaal. Ik hoop dat dit boek niet alleen een naslagwerk, maar ook een inspiratiebron is voor hulpverleners en begeleiders, om op een hernieuwde manier met hun cliënten te werken.
IX
Inhoud
Voorwoord VI Inleiding Activiteiten en management in begeleiding en VI hulpverlening Voor wie is dit boek bestemd? VI Wat vind je in dit boek? VII Hoe kun je dit boek gebruiken? VII Welke creatieve materialen zijn geschikt? IX
V VI VI VI VII VII IX
Deel 1
Theorie 17
17
1
18 Projectmanagement, verandermanagement en hulpverlening Projectmanagement 19 …en hulpverlening 19 Verandermanagement 20 …en hulpverlening 20
18 19 19 20 20
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
21 verandertraject Het De start 21 De opdrachtgever 21 Urgentie 22 Ambitie 23 Het veranderplan 24
21 21 21 22 23 24
3 3.1 3.2 3.3
28 weg waarlangs De De context 28 Weerstand als start 28 Oorzaken van weerstand 29
28 28 28 29
1.1 1.2
12
Wat woorden niet kunnen zeggen
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
30 uitvoering De Commitment 30 Voortgang 30 Het managen van de verwachtingen 31 De interactie 32 Moeten, kennen, willen en kunnen 34 Veranderen is mensenwerk 34 De veranderaars en betrokkenen 34
30 30 30 31 32 34 34 34
5 5.1 5.2 5.3
36 Hulpmiddelen in de samenwerking De teamrollen van Belbin 36 Het kleurenmodel van De Caluwé 38 De leerstijlen van Kolb 39
36 36 38 39
6
Afsluiten 42
42
Deel 2
Werkvormen 45
45
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
46 Moeten Inleiding 46 Zelfbeeld 49 Eigen geschiedenis 52 Afscheid en loslaten 56 Tegenstellingen en conflicten 58 Verwerking 62
46 46 49 52 56 58 62
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
65 Kennen Zelfbeeld 67 Eigen geschiedenis 74 Afscheid en loslaten 76 Nieuw begin 77 Samenwerken 77 Nabespreken 78 Evalueren 79
65 67 74 76 77 77 78 79
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
82 Willen Zelfbeeld 84 Eigen geschiedenis 86 Afscheid en loslaten 86 Overgangen 87 Verwerking 92 Samenwerken 92
82 84 86 86 87 92 92
Inhoud
13
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
95 Kunnen Zelfbeeld 98 Eigen geschiedenis 101 Nieuw begin 102 Verwerking 107 Samenwerken 112
95 98 101 102 107 112
Deel 3
Methodieken 123
123
11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8
Kiezen van een thema 124 129 Zelfbeeld Eigen geschiedenis 130 Afscheid en loslaten 132 Overgangen 133 Nieuw begin 135 Tegenstellingen en conflicten 136 Verwerking 138 Samenwerken 139
124 129 130 132 133 135 136 138 139
12 12.1 12.2
142 Kiezen van techniek en materialen Vormgeving en vormen 142 Materialen 145
142 142 145
13 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5
Werken met een groep 151 151 Groepswerk Wat zijn groepsopdrachten? 154 Waar bestaan groepsopdrachten uit? 154 Indicaties 155 Wijze van aanbieden 157
151 151 154 154 155 157
14 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6 14.7 14.8 14.9
159bespreking van werkstukken De Wat houdt de bespreking van werkstukken in 159 Hoe bespreek je werkstukken? 160 Indicaties 163 De fasen van de bespreking 164 Het aanbieden van de vormen van nabespreking 165 Het werkstuk 169 De deelnemer 171 De begeleider 172 De groep 174
159 159 160 163 164 165 169 171 172 174
14
Wat woorden niet kunnen zeggen
15 15.1 15.2 15.3 15.4
176 Evalueren met beeldende middelen Wat is evalueren met beeldende middelen? 176 Waar bestaat evalueren met beeldende middelen uit? 177 Indicaties 178 Wijze van aanbieden 179
176 176 177 178 179
16 16.1 16.2 16.3 16.4
181 Specifieke methodieken Het gebruik van symbolen 181 Beschutte werkvormen 186 De geleide fantasie 189 Kaarten: associatiekaarten en tarotkaarten 200
181 181 186 189 200
Literatuur 208
208
Bijlage Spreekwoorden 210
210