Memo Inkomenstoets bij (internationale) studenten
28 mei 2013
Inleiding Op 17 mei 2013 werd in de Staatscourant een belangrijke wijziging gepubliceerd van de ‘Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting’. De regeling was al eerder gewijzigd op 15 februari 2013, toen nog met een uitzondering voor internationale studenten die hier korter dan een jaar zouden verblijven. De wijziging van 17 mei 2013 gaat verder en levert een vermindering op in de administratieve lasten van studentenhuisvesters. Deze wijziging regelt (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013) de uitzondering van internationale studenten voor de inkomenstoets. Definitie internationale student in de regeling: “personen die uit het buitenland afkomstig zijn en naar Nederland komen om hier een studie te volgen.” Van eigen verklaring naar verklaring van HO-instelling In 2012 moesten we een ‘eigen verklaring’ hebben van de internationale student, waarin hij verklaarde minder dan de inkomensnorm te verdienen. Vanaf 1 januari 2013 volstaat een verklaring van de HO-instelling, waaruit blijkt dat de student inderdaad internationaal student is bij de HO-instelling. In de bijlage bij dit memo zijn voorbeeldverklaringen opgenomen die door BZK zijn goedgekeurd. Het leek even rampzalig te worden Toen eind december 2012 de nieuwe regeling voor 2013 werd gepubliceerd leek het even rampzalig te worden voor internationale studenten. Er moesten verklaringen worden opgevraagd bij de Belastingdienst over het inkomen van de student. Dit leidde tot Kafkaiaanse toestanden, omdat de persoon in veel gevallen niet bekend was bij de Belastingdienst. Een onuitvoerbare regeling, zo bleek snel. Nadat wij onze bezwaren als Kences bekend hebben gemaakt, is BZK aan de gang gegaan met een wijziging van de nieuwe regeling. Uiteindelijk leidende tot de regeling die er nu ligt. Hoe zit het nu met de inkomenstoets voor studenten? Voor studenten gelden twee belangrijke uitzonderingen, waarbij een inkomenstoets niet noodzakelijk is. In onderstaande tabel geven we de regeling voor studenten compact weer. De regeling zelf is als bijlage toegevoegd aan dit memo, alsmede een Q&A document van BZK (d.d. 27 mei 2013). Type huurder Student zonder studiefinanciering. Student met studiefinanciering (max. 2 studenten per vhe)
Inkomenstoets? Ja/Nee Ja
Bewijsmateriaal -IB60-verklaring
Nee
Internationale student
Nee
Geen student (bv
Ja
-Bewijs studiefinanciering -Verklaring 1 of 2 persoonshuishouden in huurcontract -Verklaring van HO-instelling dat de student bij hen studeert en uit het buitenland komt. Kan per individuele verhuring, of in een lijst. -IB60-verklaring
1
promovendus, werknemer, gastdocent, etc)
of -Loonstrook
Deze documenten moet u echt lezen In de bijlagen bij dit memo zitten een aantal belangrijke bijlagen, die u zeker moet lezen. Het gaat om de volgende documenten: -
De gewijzigde regeling (compleet). De wijziging, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 17 mei 2013, met toelichting. Het Q&A-document van BZK (eind mei 2013), met daarin ook antwoorden over internationale studenten. De voorbeeldverklaringen, zowel individueel als per lijst. Deze is goedgekeurd door BZK.
Controle 2012 Met de inwerkingtreding van de nieuwe regeling, vervalt de oude prakrijkrichtlijn van Kences die wij eind 2010 publiceerden. De praktijkrichtlijn geldt echter nog wel voor het achter ons liggende controlejaar 2012! Dit betekent dat voor 2012 bij internationale studenten kan worden volstaan met een ‘eigen verklaring omtrent inkomen’ van de internationale student. Die verklaring gaat over het verzamelinkomen (inclusief inkomen uit vermogen). De praktijkrichtlijn is nog wel op te vragen bij Kences, maar is niet meer beschikbaar op de website van Kences (dit om verwarring te voorkomen).
2
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
28-05-13 13:38
Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (Tekst geldend op: 28-05-2013)
Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 november 2010, nr. BJZ2010028548 houdende het bepalen van de taken die toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet als diensten van algemeen economisch belang met compensatie kunnen uitvoeren, en daarmee verband houdende bepalingen (Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector; Besluit:
§ 1. Begripsomschrijvingen Artikel 1 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. compensatie: 1°.
het door toegelaten instellingen kunnen aantrekken van leningen met gebruikmaking van een daartoe in het bijzonder in het leven geroepen voorziening die door de Staat der Nederlanden gefaciliteerd wordt, of van borgstelling daarvan door overheden;
2°.
subsidie als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet en
3°.
verlaging van grondprijzen door gemeenten ten behoeve van de uitvoering door toegelaten instellingen van taken als bedoeld in artikel 2;
b. woongelegenheid: 1°.
woning met de daarbij behorende grond of het daarbij behorende deel van de grond;
2°.
woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
3°.
standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
c.
huurprijs: huurprijs, bedoeld in artikel 237 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
d.
voorziening: wat daaronder in het Besluit beheer sociale-huursector wordt verstaan;
e.
minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;
f.
huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de degenen die een woongelegenheid wensen te betrekken, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: huurder.
2. In deze regeling wordt onder woning mede verstaan afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd, met het daarbij behorende deel van de grond.
§ 2. Diensten van algemeen economisch belang Artikel 2 Teneinde te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 106 en 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft een toegelaten instelling de volgende, diensten van algemeen economisch belang zijnde, taken: a. het huisvesten of doen huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting; b. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde te verhuren woongelegenheden met een huurprijs die bij aanvang van de bewoning niet hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan; c.
het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde, anders dan in verband met verhuren toe te wijzen, woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, toewijzen, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;
d. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving; e. het aan bewoners van haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, en, aan personen die haar te kennen geven een zodanige woongelegenheid te willen betrekken, verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met hun huisvesting; f.
het, in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, doen bouwen en verwerven van gebouwen die behoren tot de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorieën, die een op die wijk, buurt of buurtschap gerichte functie hebben, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;
g. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld in onderdeel f en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving; h. het bijdragen aan de leefbaarheid in wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag; i.
het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit tussen gemeenten en toegelaten instellingen overeengekomen beleidsplannen die zijn gericht op het oplossen van problemen en het wegwerken van achterstanden in wijken, buurten en buurtschappen, waartoe kan behoren het mede financieren of faciliteren van diensten in het kader van de vervulling van een openbare dienstverplichting, en waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;
j.
het uitvoeren van de taken die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het uitvoeren van de taken, genoemd in de onderdelen a tot en met i.
§ 3. Bepalingen in verband met het recht op compensatie Artikel 3 1. De toegelaten instelling komt uitsluitend compensatie toe voor de taken, genoemd in artikel 2.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
Pagina 1 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
28-05-13 13:38
2. De minister kan op verzoek van een toegelaten instelling besluiten dat haar voorts compensatie toekomt voor het doen bouwen of verwerven van een gebouw met een maatschappelijke gebruiksbestemming, dat niet behoort tot een in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorie, indien: a. dat gebouw behoort tot een daaraan nauw verwante categorie; b. dat doen bouwen of verwerven geschiedt in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel b of c, gelegen zijn en c.
dat gebouw een op die wijk, die buurt of dat buurtschap gerichte functie heeft.
Artikel 4 1. De toegelaten instelling gaat met betrekking tot ten minste 90% van haar woongelegenheden, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, slechts overeenkomsten van huur en verhuur aan, indien het huishoudinkomen niet hoger is dan € 34 229, of indien in die woongelegenheden personen worden gehuisvest op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1 van het Zorgindicatiebesluit voor: a. persoonlijke verzorging als bedoeld in artikel 4 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verpleging als bedoeld in artikel 5 van dat besluit of individuele begeleiding als bedoeld in artikel 6 van dat besluit, welk indicatiebesluit een geldigheidsduur heeft van ten minste een jaar en in welk indicatiebesluit ten minste 10 uur zorg per week wordt toegekend; b. verblijf als bedoeld in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ of c.
ADL-assistentie als bedoeld in artikel 34 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
2. Indien de toegelaten instelling woongelegenheden waarop het eerste lid en artikel 4bis, eerste lid, van toepassing is verhuurt aan een rechtspersoon of vennootschap welke overeenkomsten van huur en verhuur aangaat met natuurlijke personen, draagt zij er zorg voor dat die rechtspersoon of vennootschap met betrekking tot die woongelegenheden het eerste lid en artikel 4bis, eerste lid, naleeft. Daartoe voert de toegelaten instelling overleg met die rechtspersoon of vennootschap, met het oogmerk te bewerkstelligen dat die rechtspersoon of vennootschap alle handelingen verricht en aan de toegelaten instelling alle inlichtingen verschaft die voor haar noodzakelijk zijn om aan de eerste volzin en aan artikel 6 te voldoen. Indien een overeenkomst tussen een toegelaten instelling en een zodanige rechtspersoon of vennootschap ter zake van de huur en verhuur van woongelegenheden waarop artikel 4, eerste lid, van toepassing is, die is gesloten voordat de tweede volzin van dit lid van toepassing was, ertoe leidt dat die toegelaten instelling niet over alle gegevens beschikt die noodzakelijk zijn voor een beoordeling als bedoeld in artikel 7, eerste volzin, wordt dat die toegelaten instelling bij die beoordeling niet aangerekend. 3. De toegelaten instelling geeft bij het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur met betrekking tot woongelegenheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de gevallen dat het huishoudinkomen hoger is dan het in de aanhef van het eerste lid genoemde bedrag, voorrang aan huishoudens voor welke de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is uit het oogpunt van gezondheid, veiligheid, sociale factoren, overmacht of calamiteiten, aan huishoudens die personeel zijn als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, van het Huisvestingsbesluit en aan andere huishoudens in de gevallen, genoemd in artikel 9, onderdelen a en b, van dat besluit. Vervolgens houdt de toegelaten instelling bij het aangaan van zodanige overeenkomsten de volgorde aan die voortvloeit uit het daarover door haar vast te stellen beleid, tenzij uit een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet een andere volgorde voortvloeit. De tweede zin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. 4. De compensatie voor de taken, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met e, en, voor zover daarmee verband houdende, de taken, genoemd in artikel 2, onderdeel j, komt de toegelaten instelling in elk geval volledig toe, indien zij voldoet aan artikel 3, eerste lid, het eerste tot en met derde lid van dit artikel en de artikelen 4bis en 4a. 5.
Het bedrag, genoemd in het eerste lid,wordt met ingang van elk jaar, voor het eerst op 1 januari 2012, gewijzigd met het percentage waarmee per gelijke datum het bedrag, genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag wordt gewijzigd. Het bedrag, genoemd in bijlage II, hoofdstuk 5.8, onder 5, bij het Besluit beheer sociale-huursector, wordt met ingang van elk jaar, voor het eerst op 1 januari 2013, vervangen door het bedrag zoals dat op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar overeenkomstig de eerste zin is gewijzigd.
Artikel 4bis 1. De toegelaten instelling of een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, gaat slechts overeenkomsten van huur en verhuur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aan, nadat degene die als huurder een woongelegenheid waarop dat lid van toepassing is wenst te betrekken aan haar heeft overgelegd: a. een door hem opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van zijn huishouden, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, en b. gegevens waaruit het huishoudinkomen blijkt, of op grond waarvan dat inkomen zo nauwkeurig als redelijkerwijs mogelijk kan worden geschat. 2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing: a. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken uitsluitend vreemdelingen zijn die in Nederland rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 en behoren tot de groep verblijfsgerechtigden die in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de taakstelling overeenkomstig artikel 60b, tweede lid, van de Huisvestingswet; b. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken uitsluitend, en ten hoogste twee, personen zijn die studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 ontvangen, en degene die als huurder de woongelegenheid wenst te betrekken bewijzen daarvan aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, heeft overgelegd; c.
indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken van buiten Nederland afkomstige personen zijn, die zich hebben ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en bewijzen daarvan of verklaringen ter zake aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn overgelegd, en
d. in geval van huisvesting op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien degene die als huurder de woongelegenheid wenst te betrekken dat besluit aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, heeft overgelegd. 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zijn, behoudens het vierde en vijfde lid: a. in geval van vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: een inkomstenverklaring, welke niet langer dan zes maanden voordat de overeenkomst van huur en verhuur zou moeten ingaan is afgegeven door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, of b. in geval van andere personen dan zodanige vreemdelingen: de aanslag of voorlopige aanslag inkomstenbelasting of de inkomensgegevens, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van ieder van die personen, over een van de twee kalenderjaren die direct voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur van verhuur zou moeten ingaan. 4. Voor zover gegevens als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, niet beschikbaar zijn blijkens een schriftelijke verklaring van een functionaris van de rijksbelastingdienst die bij regeling van de Minister van Financiën als inspecteur is aangewezen, zijn de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorts: a. die verklaring en b. indien een van degenen die de betrokken woongelegenheid wensen te betrekken dusdanig kort een inkomen in Nederland geniet of dusdanig recent een inkomen in Nederland genoten heeft, dat dat inkomen nog niet bekend is bij de rijksbelastingdienst: 1°.
een door degene die als huurder die woongelegenheid wenst te betrekken opgestelde en ondertekende inkomensverklaring waarin ten minste het door hem geschatte huishoudinkomen is opgenomen en. indien die verklaring melding maakt van het benutten van fiscale aftrekposten of van winst uit onderneming, stukken die aantonen dat die verklaring met betrekking tot die aspecten juist en volledig is, en
2°.
hetzij een jaaropgave van de werkgever of werkgevers van degenen, bedoeld in de aanhef, over het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur en verhuur zou moeten ingaan, dan wel een jaaropgave over eerstbedoeld kalenderjaar van de instantie of instanties die aan diegenen een uitkering verstrekken, hetzij loonstroken of uitkeringsspecificaties van die werkgever of werkgevers respectievelijk die instantie of instanties met betrekking tot één kalendermaand, welke maand geen eerdere is dan de zesde kalendermaand voorafgaand aan de dagtekening van de verklaring, bedoeld onder 1°.
5. Indien uit de gegevens, bedoeld in het derde lid, een huishoudinkomen blijkt dat hoger is dan het in artikel 4, eerste lid, genoemde bedrag, terwijl naar het oordeel van degene die als huurder de betrokken woongelegenheid wenst te betrekken het huishoudinkomen niet hoger is dan dat bedrag, kan hij dat oordeel met een onderbouwing daarvan aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, overleggen, in welk geval de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorts zijn de gegevens overeenkomstig het vierde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
Pagina 2 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
28-05-13 13:38
6. Aan het eerste lid, onderdeel b, wordt toepassing gegeven overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling. Artikel 4a De toegelaten instelling gaat met betrekking tot gebouwen als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, slechts overeenkomsten van huur en verhuur aan met verenigingen of stichtingen die zich blijkens hun statuten uitsluitend ten doel stellen diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijk belang, of met overheidsinstellingen. Artikel 5 De toegelaten instelling besteedt aan: a. de taken, genoemd in artikel 2, onderdeel f, voor zover zij bestaan uit het doen bouwen, en b. de taken, genoemd in artikel 2, onderdeel g, voor zover zij bestaan uit het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden.
§ 4. Administratie en bescherming van persoonsgegevens Artikel 6 1. De toegelaten instelling richt haar administratie zodanig in, dat daaruit blijkt of zij voldoet aan de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 4bis, 4a en 5. 2. De toegelaten instelling voert ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces ter zake een zodanige administratie dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging is gewaarborgd van de gegevens met betrekking tot het huishoudinkomen die verband houden met de toepassing van artikel 4, eerste lid. 3. De toegelaten instelling voegt in haar administratie, onverwijld na de totstandkoming van een overeenkomst van huur en verhuur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bij de in verband daarmee afgegeven verklaring, bedoeld in artikel 4bis, eerste lid, onderdeel a, een door haar ondertekende verklaring dat zij geen redenen heeft om aan de juistheid van de eerstbedoelde verklaring te twijfelen. Artikel 6a 1. De toegelaten instelling gebruikt de gegevens die overeenkomstig artikel 4bis worden verstrekt, uitsluitend voor het toepassing geven aan artikel 4, eerste lid. Zij bewaart die gegevens niet langer dan totdat de gevolgen van het door de minister ten aanzien van het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur en verhuur is aangegaan toepassing geven aan artikel 7, eerste volzin, onherroepelijk zijn geworden. 2. Een ieder die kennis neemt van de gegevens die overeenkomstig artikel 4bis worden verstrekt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
§ 5. Beoordeling door de minister Artikel 7 De minister beoordeelt jaarlijks voor 1 december, voor het eerst in 2012, of in het aan die datum voorafgaande kalenderjaar artikel 4, vierde lid, op de toegelaten instelling van toepassing was, en verstrekt dat oordeel aan de toegelaten instelling. De minister kan besluiten dat de toegelaten instelling in het kalenderjaar dat direct volgt op de in de eerste volzin bedoelde datum geen compensatie toekomt, en wijst bij een zodanig besluit woongelegenheden aan waarop het van toepassing is. Dat besluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
§ 6. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 8 [Wijzigt het Besluit beheer sociale-huursector.] Artikel 9 Artikel 3, eerste lid, is niet van toepassing op rentevoordelen die voortvloeien uit leningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt met betrekking tot andere taken dan die, genoemd in artikel 2. Artikel 10 De toegelaten instellingen op welke artikel 25b van de Mededingingswet van toepassing is, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling als zodanig bestaan, brengen voor 1 januari 2015 hun werkwijze en hun administratie, en zo nodig hun statuten, in overeenstemming met de in dat artikel opgenomen vereisten. Artikel 11 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. Artikel 12 Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 3 november 2010 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.P.H. Donner Bijlage 1. bij artikel 2, onderdeel f, van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting Categorieën van gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming als bedoeld in artikel 2, onderdeel f •
buurthuizen
•
gemeenschapscentra
•
jongerencentra (zonder horecavoorziening)
•
basisscholen, vmbo-mbo scholen, vwo-scholen, schoolgebouwen voor speciaal onderwijs
•
brede scholen met bijv. peuterzaal, kinderopvang, voor- tussen en naschoolse opvang, buurtsporthal, en -complex (zogeheten multifunctionele accommodaties)
•
wijksportvoorzieningen
•
ruimten voor maatschappelijk werk
•
ruimten voor welzijnswerk
•
opvangcentra (blijf van mijn lijf-huizen, dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen en verslaafden)
•
zorgsteunpunten
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
Pagina 3 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918 •
steunpunten voor schuldsanering en budgetbeheeradvies voor huishoudens in financiële problemen
•
centra voor jeugd en gezin
•
ruimten voor dagbesteding gehandicapten/ouderen incl. enige zorginfrastructuur
•
hospices
•
multifunctionele centra voor maatschappelijke dienstverlening
•
dorps- of wijkbibliotheken
•
eigen kantoorruimten
•
veiligheidshuizen
•
centra voor werk(gelegenheid) en/of bevordering van bedrijvigheid in de wijk;
•
kleinschalige culturele activiteiten.
28-05-13 13:38
Bijlage 2. Toetsing huishoudinkomen Toelichting: •
Aan de hand van de volgende twee stroomschema’s kan de toegelaten instelling het huishoudinkomen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de regeling bepalen.
•
De eisen die gesteld worden aan de over te leggen documentatie zijn neergelegd in artikel 4bis van de regeling. Het vaststellen van het huishoudinkomen aan de hand van een IB60formulier of een aanslag of voorlopige aanslag IB is verplicht, tenzij de uitzonderingsgevallen zoals omschreven in de regeling zich voordoen.
•
Ter bepaling van het huishoudinkomen worden de verzamelinkomens uit het jaar 2012 resp. 2011 geïndexeerd met index I1 (=1,0042) resp. index I2 (=1,0183). Deze indices hebben betrekking op de gemiddelde inkomensstijging in 2012, resp. in 2012 en 2011. De hoogten van I1 en I2 worden jaarlijks door het Rijk gepubliceerd.
A. Toetsing huishoudinkomen op basis van IB60-formulier/(voorlopige) aanslag IB
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
Pagina 4 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
28-05-13 13:38
B. Toetsing huishoudinkomen op basis van een inkomensverklaring en bijbehorende bewijsstukken
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
Pagina 5 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
28-05-13 13:38
Pagina 6 van 7
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Tijdelijke regeling dienst…omisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting - BWBR0028918
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028918/geldigheidsdatum_28-05-2013/afdrukken
28-05-13 13:38
Pagina 7 van 7
STAATSCOURANT
Nr. 13369 17 mei 2013
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 14 mei 2013, nr. 2013-0000289046, tot wijziging van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (verbetering uitvoering) De Minister voor Wonen en Rijksdienst, Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector; Besluit:
ARTIKEL I De Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Na ‘het eerste lid’ wordt ingevoegd: en artikel 4bis, eerste lid,. 2. Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Daartoe voert de toegelaten instelling overleg met die rechtspersoon of vennootschap, met het oogmerk te bewerkstelligen dat die rechtspersoon of vennootschap alle handelingen verricht en aan de toegelaten instelling alle inlichtingen verschaft die voor haar noodzakelijk zijn om aan de eerste volzin en aan artikel 6 te voldoen. Indien een overeenkomst tussen een toegelaten instelling en een zodanige rechtspersoon of vennootschap ter zake van de huur en verhuur van woongelegenheden waarop artikel 4, eerste lid, van toepassing is, die is gesloten voordat de tweede volzin van dit lid van toepassing was, ertoe leidt dat die toegelaten instelling niet over alle gegevens beschikt die noodzakelijk zijn voor een beoordeling als bedoeld in artikel 7, eerste volzin, wordt dat die toegelaten instelling bij die beoordeling niet aangerekend. B Artikel 4bis wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het eerste lid wordt na ‘De toegelaten instelling’ ingevoegd: of een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,. 2. In het tweede lid: a. wordt in de onderdelen b en d na ‘de toegelaten instelling’ ingevoegd ‘of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,’ en b. komt onderdeel c te luiden: c. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken van buiten Nederland afkomstige personen zijn, die zich hebben ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en bewijzen daarvan of verklaringen ter zake aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn overgelegd, en. 3. In het derde lid, onderdeel b, wordt na ‘de aanslag’ ingevoegd: of voorlopige aanslag. 4. In het vijfde lid wordt na ‘de toegelaten instelling’ ingevoegd: of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,. C In artikel 6a, eerste lid, wordt ‘artikel 7, eerste lid’ vervangen door: artikel 7, eerste volzin.
1
Staatscourant 2013 nr. 13369
17 mei 2013
D Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In ‘Toelichting:’, tweede bolletje, tweede volzin, wordt na ‘aanslag’ ingevoegd: of voorlopige aanslag. 2. In onderdeel A: a. wordt in het opschrift ‘aanslag IB’ vervangen door ‘(voorlopige) aanslag IB’; b. wordt in de tweede volzin na ‘aanslag’ ingevoegd ‘of voorlopige aanslag’; c. vervalt in de eerste voetnoot, onder (iii), ‘maximaal een jaar’ en d. wordt in de tweede voetnoot ‘Belastingsdienst’ vervangen door: Belastingdienst. 3. In onderdeel B, tweede kader, tweede bolletje, tweede gedachtestreepje, wordt na ‘aanslag’ ingevoegd: of voorlopige aanslag. ARTIKEL II Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdelen B, onder 2, b, en 3, en D, onder 1, 2, a, b en c, en 3, werken terug tot en met 1 januari 2013. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 14 mei 2013 De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.
2
Staatscourant 2013 nr. 13369
17 mei 2013
TOELICHTING 1. Inleiding Met ingang van 1 januari 2011 is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (hierna: de regeling) in werking getreden. Met het oog op enkele uitvoeringsproblemen zijn met deze wijzigingsregeling enkele onderdelen van de regeling gewijzigd.
2. Verhuur door tussenkomst van andere rechtspersonen en vennootschappen Op grond van de regeling zijn toegelaten instellingen verplicht ten minste 90 procent van hun vrijkomende woningen met een huur onder de € 681,02 (prijspeil 2013) toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen tot € 34 229 (prijspeil 2013). Deze verplichting geldt ook wanneer de toegelaten instelling woningen door tussenkomst van een andere rechtspersoon of vennootschap (hierna: intermediair) verhuurt (artikel 4, tweede lid, van de regeling). Dit komt in de praktijk bijvoorbeeld voor bij zorginstellingen of bij verhuur aan instellingen voor bijvoorbeeld dak- en thuislozen. De toegelaten instelling is eigenaar van vastgoed (bijvoorbeeld een verzorgingshuis) en verhuurt dit aan een zorginstelling die de zorg verleent en tevens bij de zorginstellingen gelegen ‘aanleunwoningen’ toewijst. Bij de aanleunwoningen is in dat geval sprake van een huurcontract tussen de zorginstelling en de huurder waarvoor een inkomenstoets noodzakelijk is. Bij de verantwoording over de toewijzing over het jaar 2011 is gebleken dat toegelaten instellingen zich onvoldoende konden verantwoorden over de toewijzingen van woningen die door tussenkomst van intermediairs worden verhuurd. Ook in 2012 hebben mij daarover signalen bereikt. Dit heeft ertoe geleid dat accountants in een aantal gevallen bij de verantwoording van de woningtoewijzing hun oordeel over de juistheid en volledigheid daarvan hebben onthouden. Achtergrond daarvan is dat intermediairs in een aantal gevallen principieel weigerden om een inkomenstoets uit te voeren dan wel claimden daartoe niet geëquipeerd te zijn. Die intermediairs beriepen zich er onder meer op dat in de afspraken over verhuur, die veelal dateren van voor inwerkingtreding van de regeling, geen afspraken zijn gemaakt over inkomenstoetsing. Toegelaten instellingen lopen daarmee het risico een staatssteunfaciliteit te verliezen. Een eventuele sanctie bij onderschrijding van de toewijzingsnorm is immers dat er geen borging van nieuwe leningen kan plaatsvinden. Deze sanctie is onevenredig zwaar wanneer het de toegelaten instelling niet aan te rekenen valt dat de inkomensgegevens bij verhuur door intermediairs niet voldoende verantwoord worden. Met deze wijzigingsregeling is in de eerste plaats verduidelijkt dat de intermediairs zelf gehouden zijn om volgens de regels de door hen van toegelaten instellingen gehuurde woongelegenheden toe te wijzen. Dat betekent dat zij, en niet de toegelaten instellingen, de huishoudinkomens toetsen volgens de daarvoor in artikel 4bis van en de bijlage bij de regeling neergelegde procedure. Zij ontvangen daartoe ook de gegevens ter zake, zoals nu uitdrukkelijk in artikel 4bis is neergelegd. De verplichting van toegelaten instellingen om ervoor te zorgen dat de intermediairs de regeling naleven, neergelegd in artikel 4, tweede lid, heeft nu uitdrukkelijk ook betrekking op het door de intermediairs toepassen van artikel 4bis. Het ontbreken van een afspraak daarover in een overeenkomst tussen een toegelaten instelling en een intermediair heeft dus niet meer het gevolg dat die intermediair niet tot die toetsing gehouden is. Andere afspraken daarover in zodanige overeenkomsten zijn in strijd met deze nieuwe wettelijke voorschriften, wat betekent dat die overeenkomsten op den duur dienen te worden gewijzigd of in zoverre beeïndigd. Zodoende komt de intermediair te beschikken over de gegevens met betrekking tot de individuele toewijzingen, terwijl de toegelaten instelling zich over alle toewijzingen, met inbegrip van die door intermediairs, dient te verantwoorden. De toegelaten instelling dient, gezien haar uitgebreide verantwoordelijkheid voor het juiste handelen van de intermediairs die volgt uit het gewijzigde artikel 4, tweede lid, eerste zin, van de regeling, zich er dan ook van te verzekeren dat die gegevens juist en volledig zijn en zij daarover voldoende wordt geïnformeerd. De nieuwe tweede zin van artikel 4, tweede lid, regelt dan ook dat de toegelaten instelling zich er maximaal voor dient in te spannen dat toereikende afspraken gemaakt worden over de (juistheid en volledigheid van de) verantwoording over de woningtoewijzing door intermediairs. Overeenkomsten met intermediairs – in het bijzonder de overeenkomst waarbij zij de woningen van de toegelaten instelling huren – blijven een instrument dat sterk in aanmerking komt om een en ander in vast te leggen. Dit systeem zal in de praktijk geleidelijk ingang vinden. Bestaande situaties worden namelijk in ruime mate geëerbiedigd. Artikel 4, tweede lid, derde zin, voorziet erin dat het tekortschieten van de verantwoording de toegelaten instelling niet kan worden aangerekend, wanneer een overeenkomst van huur en verhuur met een intermediair is aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van deze
3
Staatscourant 2013 nr. 13369
17 mei 2013
wijzigingsregeling, en die overeenkomst er de oorzaak van is dat de verantwoording niet juist of volledig is. Pas wanneer na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling een overeenkomst of wijziging van een overeenkomst met een intermediair tot stand komt, is de toegelaten instelling gehouden zich voor het eerstvolgende volledige verslagjaar te verantwoorden over de toewijzing door intermediairs. Aan de looptijden van de huidige overeenkomsten met intermediairs, die steeds voor een periode van rond de 10 jaar plegen te worden aangegaan, wordt dus uit het oogpunt van rechtszekerheid niet getornd.
3. Verhuur aan buitenlandse studenten Met ingang van 15 februari jl. is de regeling gewijzigd, omdat de eisen voor de inkomenstoets een lastige drempel bleken te vormen voor studenten uit het buitenland die voor een korte periode in Nederland verblijven. De regeling is toen versoepeld voor studenten die hier voor een jaar of korter studeren en voor minder dan een jaar woonruimte huren. Gebleken is echter dat ook de voorwaarden in deze gewijzigde regeling lastig uitvoerbaar zijn en de nodige administratieve lasten met zich meebrengen. Dit terwijl op voorhand zeer aannemelijk is dat deze groep studenten geen inkomen in Nederland genieten en dus ook geen inkomen kunnen hebben boven de toewijzingsgrens van € 34 229. Daarom is besloten deze twee toetspunten te laten vervallen. Er moet bij de woningtoewijzing wel zekerheid bestaan dat het gaat om een student die uit het buitenland komt om in Nederland een studie te volgen. De universiteit of hogeschool kan daartoe volstaan met het afgeven van een verklaring ten behoeve van de toewijzing, die inhoudt dat de student uit het buitenland komt om in Nederland een studie te volgen en daartoe bij die universiteit/hogeschool is ingeschreven. Dit komt de uitvoerbaarheid sterk ten goede. Deze toewijzingen zullen overeenkomstig deze wijziging worden beoordeeld. Deze wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari 2013.
4. Aanslag inkomstenbelasting Ten slotte is in de regeling de eis vervallen dat alleen een definitieve aanslag voor de inkomstenbelasting gebruikt kan worden. Ook een voorlopige aanslag van de belastingdienst volstaat. Met name deze wijziging komt de uitvoerbaarheid sterk ten goede. De toewijzingen zullen overeenkomstig deze wijziging worden beoordeeld. Ook deze wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari 2013.
5. Administratieve lasten De aanpassing met betrekking tot de huisvesting voor uit het buitenland afkomstige studenten zal een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging en dus lastenverlichting voor de universiteiten en hogescholen met zich meebrengen. Zij hoeven immers minder gegevens aan te leveren. De brancheorganisatie voor studentenhuisvesting in Nederland, het Kenniscentrum studentenhuisvesting, beschikt over ongeveer 13 000 kamers voor de huisvesting van buitenlandse studenten, waarin jaarlijks ongeveer 20 000 studenten verblijven. De administratieve lasten op het punt van de verhuur door tussenkomst van intermediairs zijn over het geheel genomen naar verwachting bescheiden van omvang. In het geval dat intermediairs de inkomenstoets zelf moeten gaan uitvoeren, stijgen die lasten voor hen, maar dalen ze in dezelfde mate voor die toegelaten instellingen die daardoor die toets niet meer hoeven uit te voeren. In de komende periode zullen de bestaande gebruikelijke overeenkomsten tussen toegelaten instellingen en intermediairs als gevolg van deze regeling wijziging kunnen ondergaan. Ook nu al worden die overeenkomsten op gezette tijden aangepast. Er is geen verplichting in de regeling opgenomen die ertoe leidt dat die overeenkomsten sneller of frequenter moeten worden aangepast dan nu in de praktijk gebeurt. Bij de eerstvolgende reguliere aanpassing kan sprake zijn van het vastleggen van toereikende afspraken over de (juistheid en volledigheid van de) verantwoording over de toewijzingen in de gevallen dat die er nog niet zijn. Dit proces zal zich zeer geleidelijk voltrekken. Er is nu sprake van een grote diversiteit in lopende afspraken, en er kunnen meer of minder ingrijpende wijzigingen nodig blijken te zijn. In geval van meer ingrijpende wijzigingen zal eenmalig van enige nalevingskosten sprake kunnen zijn. Alles bijeengenomen is sprake van een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten voor universiteiten en hogescholen, blijft de administratieve lastendruk voor de toegelaten instellingen en de intermediairs gelijk en kan het – niet verplichte maar wel voor de hand liggende – opnemen in overeenkomsten tussen toegelaten instellingen en intermediairs van afspraken over de (juistheid en volledigheid van de) verantwoording tot enige nalevingskosten leiden. De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.
4
Staatscourant 2013 nr. 13369
17 mei 2013
Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting Q and A’s: update d.d. mei 2013 Aanbesteding Hebben woningcorporaties de plicht om maatschappelijk vastgoed boven een bepaalde drempel Europees aan te besteden? Nee, woningcorporaties zijn geen aanbestedende dienst. Per 1 januari 2011 is de Tijdelijke Regeling DAEB in werking getreden. De oorspronkelijk hierin opgenomen plicht voor woningcorporaties om boven een bepaald drempelbedrag Europees aan te besteden is komen te vervallen (zie regeling met nr. 2011-2000218049). Hiertoe is besloten om een lastenverlichting voor woningcorporaties door te voeren. Met deze wijziging wordt nog steeds voldaan aan het besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009. De aanbestedingsplicht voor maatschappelijk vastgoed voor woningcorporaties is nog wel steeds van kracht. Woningcorporaties hebben dus meer vrijheid in de keuze van de aanbestedingsvorm (Europees, openbaar of onderhands). De gewijzigde ministeriële regeling stelt hieromtrent geen nadere regels meer. Bijlage III over aanbestedingen van maatschappelijk vastgoed is met regeling nr. 20112000218049 tevens komen te vervallen met het oog op administratieve lastenverlichting. Verantwoording over de aanbestedingsplicht wordt voortaan geïntegreerd in de jaarlijkse accountantscontrole.
Dienen bij de realisatie van maatschappelijk vastgoed alleen de bouwwerkzaamheden te worden aanbesteed door woningcorporaties of ook de werkzaamheden van architecten en adviseurs? De aanbestedingsplicht voor maatschappelijk vastgoed is gebaseerd op artikel 5 van de ministeriële regeling. Volgens dit artikel dient een toegelaten instelling het doen bouwen van maatschappelijk vastgoed aan te besteden. In gelijke zin geldt dit voor het treffen van voorzieningen aan gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming en hun aanhorigheden. Het opdragen van werkzaamheden aan architecten en adviseurs valt dus niet onder de reikwijdte van de aanbestedingsplicht.
Geldt de aanbestedingsplicht voor woningcorporaties ook voor het realiseren van maatschappelijk vastgoed zonder staatssteun? Ja, in het licht van de huidige ministeriële regeling geldt de aanbestedingsplicht voor woningcorporaties ook voor de bouw van maatschappelijk vastgoed waarvoor geen staatssteun wordt ontvangen. Daarnaast geldt de aanbestedingsplicht ook voor woningcorporaties die zonder staatssteun voorzieningen treffen aan dit maatschappelijk vastgoed en hun aanhorigheden. 1
2. Is het bouwen en treffen van voorzieningen aan de eigen kantoorruimten van de woningcorporatie aanbestedingsplichtig? Ja. De eigen kantoorruimten van woningcorporaties worden op de lijst van maatschappelijk vastgoed (Bijlage 1 bij de ministeriële regeling) vermeld en zijn dus aanbestedingsplichtig. Door vermelding op de lijst is het voor woningcorporaties mogelijk om de eigen kantoorruimten met staatssteun te realiseren.
Hoe dient de aanbestedingsplicht voor realisatie van maatschappelijk vastgoed te worden toegepast bij combinatieprojecten? Een op zichzelf aanbestedingsplichtige opdracht kan niet worden ‘weggestopt’ in een grote bouwkundig geheel. Dat geldt ook voor maatschappelijk vastgoed. Op basis van de ministeriële regeling dient maatschappelijk vastgoed altijd te worden aanbesteed. De woningcorporatie heeft bij opdrachten voor de realisatie van maatschappelijk vastgoed de keuze tussen het aanbesteden van uitsluitend de bouw van het maatschappelijk vastgoed of aanbesteding van het totale bouwkundige geheel.
Toewijzing Tellen toewijzingen van huurwoningen met een huurprijs van € 681,02 (prijspeil 2013) of lager aan personen met een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgegeven bepaalde zorgindicatie, zoals genoemd in de Tijdelijke Regeling, mee bij de 90% toewijzingsruimte? Ja, al deze toewijzingen worden meegerekend bij de 90% toewijzingsruimte. Dit geldt ook indien een woningzoekende een inkomen heeft hoger dan de vastgestelde inkomensgrens van € 34.229,- (prijspeil 2013).
Is het voor een woningcorporatie noodzakelijk om bij de toewijzing van een aangepaste woning de voorwaarde te stellen dat een woningzoekende een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgegeven bepaalde zorgindicatie, zoals genoemd in de Tijdelijke Regeling, overlegt? Nee, indien een woningzoekende een inkomen onder de € 34.229,- (prijspeil 2013) heeft, kan bij de toewijzing voor wat betreft de inkomenstoets volstaan worden met het overleggen van een IB60-formulier of aanslag IB van de belastingdienst. Met de wijziging van Tijdelijke Regeling van 14 mei 2013 (Staatscourant 17 mei 2013, nr. 13369) is ook toetsing aan de hand van de voorlopige aanslag IB toegestaan. Alleen in het geval dat een woningzoekende een inkomen heeft boven de gestelde inkomensgrens is het noodzakelijk in het kader van de toewijzingsregels om een door het CIZ afgegeven bepaalde zorgindicatie, zoals genoemd in de Tijdelijke Regeling, te overleggen.
2
2. Gelden de toewijzingsregels met betrekking tot woningzoekenden met een bepaalde indicatie voor zorgverlening alleen voor zorg-/aanleunwoningen? Nee, deze gelden voor alle huurwoningen met een huurprijs van € 681,02 (prijspeil 2013) of lager.
Moet bij de toewijzing van huurwoningen met een huurprijs van € 681,02 of lager, die door tussenkomst van een andere rechtspersoon worden verhuurd, ook het inkomen van de woningzoekenden worden getoetst? Ja, dit moet ook bij verhuringen via deze ‘intermediairs’ (bijv. zorginstellingen of uitzendorganisaties die verhuren aan arbeidsmigranten). De intermediairs moeten het inkomen toetsen conform de regels van de Tijdelijke regeling zoals die voor de woningcorporaties gelden. De woningcorporatie moet ervoor zorgen dat de intermediairs deze regels naleven en dat de intermediairs haar juist en volledig over de toewijzingen informeert, zodat zij zich daarover kan verantwoorden. Dat kan door het vastleggen van afspraken daarover in een overeenkomst. In de op 14 mei 2013 gewijzigde Tijdelijke regeling (die op 18 mei 2013 in werking trad) is aangegeven dat het de woningcorporatie niet zal worden aangerekend als de verantwoording over de toewijzingen tekort schiet doordat dit in de vóór deze wijziging gesloten overeenkomsten nog onvoldoende was geregeld. Als na de inwerkingtreding van deze wijziging een nieuwe overeenkomst wordt gesloten of een bestaande overeenkomst wordt gewijzigd moet de corporatie zich over het eerstvolgende volledige verslagjaar wel over de toewijzingen door intermediairs kunnen verantwoorden.
Hoe wordt het huishoudinkomen berekend in het geval dat een sociale huurwoning aan meerdere arbeidsmigranten wordt verhuurd? Indien er sprake is van kamergewijze verhuur, waarbij een individueel huurcontract met iedere bewoner wordt afgesloten, wordt enkel gekeken naar het inkomen van de individuele bewoner. De inkomens van alle bewoners in de sociale huurwoning worden niet bij elkaar opgeteld. Indien er sprake is van medehuur, waarbij één huurcontract wordt afgesloten met meerdere bewoners, dan geldt het gezamenlijke inkomen van deze bewoners als huishoudinkomen.
Wordt er bij het vaststellen van het verzamelinkomen aan de hand van een aanslag IB rekening gehouden met bepaalde uitgaven van de woningzoekende, bijvoorbeeld schulden, ziektekosten en alimentatie voor de ex-partner? Er zijn uitgaven die de woningzoekende onder bepaalde voorwaarden kan aftrekken van zijn inkomen als persoonsgebonden aftrek. Indien de woningzoekende in zijn aangifte aftrekbare kosten heeft vermeld kan dit in principe in mindering worden gebracht op het verzamelinkomen. De voorwaarden waaronder bepaalde uitgaven aftrekbaar zijn, zijn te vinden op de website van de
3
2. belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Aan de volgende aftrekposten kan worden gedacht; o o o
o o
Ziektekosten; Uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten; Uitgaven levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar als de woningzoekende geen recht op kinderbijslag heeft en zij zelf geen recht op studiefinanciering hebben; Betaalde alimentatie aan de ex-partner; Schulden (die niet in box 1 of 2 vallen). Hieronder vallen onder meer schulden voor consumptiedoeleinden, schulden volgens de Wet studiefinanciering en erfbelasting.
Gelden de toewijzingsregels ook voor huurwoningen met een huurprijs van € 681,02 of lager die zonder staatssteun worden gerealiseerd? Ja. De toewijzingsregels gelden voor huurwoningen met een huurprijs van €681,02 (prijspeil 2013) of lager ongeacht of zij met staatssteun zijn gerealiseerd.
Telt het inkomen van inwonende kinderen ook mee voor het gezamenlijk verzamelinkomen van het huishouden? Nee, het inkomen van inwonende kinderen wordt niet meegerekend. Het meerekenen van het inkomen van inwonende kinderen wordt niet redelijk gevonden. De reden hiervoor is dat deze veelal slechts een beperkt aanvullend inkomen hebben; dit inkomen meestal niet beschikbaar is voor het huishouden, en, als dit inkomen wel beschikbaar zou zijn, dit vaak tijdelijk is totdat de inwonende kinderen het huis verlaten waarna de huurder en zijn partner zelf de volle huur moeten opbrengen uit het eigen inkomen. Ook in geval een inwonend kind inkomen uit vermogen heeft dat op grond van de Wet Inkomstenbelasting belast is in box 3 telt dat inkomen niet mee.
Tellen tijdelijke verhuringen voor te slopen woningen op basis van de Leegstandswet ook mee voor de 90% norm? Ja. Alle verhuringen met een huurcontract op basis van het Burgerlijk Wetboek tellen mee voor de 90% norm. Indien te slopen woningen tijdelijk worden verhuurd is de basis een dergelijk huurcontract. Op grond van de Leegstandwet moet dit contract tenminste 6 maanden duren. Voor de verhuurder geldt een opzegtermijn van 3 maanden en voor de huurder minimaal 1 maand. De huurovereenkomst eindigt in elk geval als de looptijd van de gemeentelijke vergunning tot tijdelijke verhuur is verstreken.
4
2. Tellen ‘om niet’ of tegen een (geringe) gebruiksvergoeding tijdelijk in gebruik gegeven woningen die worden gesloopt mee voor de 90% norm? Nee. Indien geen sprake is van een huurcontract dan tellen deze niet mee. In deze gevallen hoeft dus ook geen controle van het huishoudinkomen plaats te vinden.
Is voor de toetsing van het huishoudinkomen een IB60-formulier of (voorlopige) aanslag IB verplicht? Met de wijziging van de Tijdelijke regeling per 1 januari 2013 is het uitgangspunt dat woningzoekenden, de in de regeling genoemde groepen uitgezonderd, een definitieve aanslag IB of een IB60-formulier overleggen. Met de wijziging van de regeling van 14 mei 2013 (die op dit punt terugwerkt tot 1 januari 2013) is ook een voorlopige aanslag IB toegestaan. Alleen in de gevallen dat zij daarover (aantoonbaar met een brief van de Belastingdienst) niet kunnen beschikken, of bij een terugval in het actuele inkomen, kan toetsing plaatsvinden aan de hand van een inkomensverklaring van de woningzoekende, met betrouwbare inkomensspecificaties ter onderbouwing daarvan.
Welke inkomensspecificaties mag een woningzoekende overleggen bij toetsing van het huishoudinkomen conform het toetsingsschema onder B van de Tijdelijke Regeling ? De in het toetsingsschema genoemde bescheiden betreft geen limitatieve opsomming. Er kan ook gebruik worden gemaakt van: de definitieve toekenning van de zorgtoeslag, die dezelfde inkomensgegevens bevat als het IB60 formulier. Dit kan echter alleen voor zover het de zorgtoeslag toekenningen over de jaren 2010 en 2011 betreft. Per 2012 bevat deze toekenning geen inkomensgegevens meer en is deze dus ook niet meer geschikt voor de inkomenstoetsing. Concreet betekent het vorenstaande dat de toekenningen over 2010 en 2011 bruikbaar zijn voor de (controle van de) toewijzingen in 2012. De toekenning over 2011 kan ook nog worden gebruikt bij de inkomenstoets voor de toewijzingen in 2013. de definitieve toekenning van de huurtoeslag. Met de wijziging van de Tijdelijke regeling van 14 mei 2013, die op dit punt terugwerkt tot 1 januari 2013, mag naast de definitieve ook de voorlopige aanslag IB worden gebruikt.
Kan voor de toetsing van het huishoudinkomen ook gebruik worden gemaakt van de definitieve toekenning van de zorgtoeslag i.p.v. het IB60 formulier? Ja, echter alleen voor zover het de zorgtoeslag toekenningen over de jaren 2010 en 2011 betreft. Deze toekenningen bevatten dezelfde inkomensgegevens als het IB60 formulier. Met ingang van 2012 bevat de toekenning zorgtoeslag geen inkomensgegevens meer en is deze dus ook niet meer geschikt voor de 5
2. inkomenstoetsing. Concreet betekent het vorenstaande dat de toekenningen over 2010 en 2011 bruikbaar zijn voor de (controle van de) toewijzingen in 2012. De toekenning over 2011 kan ook nog worden gebruikt bij de inkomenstoets voor de toewijzingen in 2013.
Kan voor de toetsing van het huishoudinkomen ook gebruik worden gemaakt van de toekenning huurtoeslag? De definitieve toekenning huurtoeslag mag worden gebruikt. Een huurder die in aanmerking komt voor de definitieve toekenning huurtoeslag heeft een inkomen dat lager is dan € 28.550 en/of een vermogen dat lager is dan het heffingsvrije vermogen in box 3, en komen op grond daarvan in aanmerking voor toewijzing van een sociale huurwoning.
Mag bij toetsing van het huishoudinkomen van ondernemers een eigen opgestelde winst en verliesrekening worden gebruikt? Indien er geen aanslag IB beschikbaar is, mag met de door de woningzoekende zelf opgestelde winst- en verliesrekening zoals hij deze bij zijn belastingaangifte bij de BD heeft ingediend worden volstaan. Met de wijziging van de Tijdelijke regeling van 14 mei 2013 (die op dit punt terugwerkt tot 1 januari 2013) mag als prognose voor het het lopende boekjaar ook gebruik worden gemaakt van de voorlopige aanslag IB.
Kan er voor het vaststellen van het huishoudinkomen van studenten ook gebruik gemaakt worden van een bewijs van studiefinanciering? Een woningzoekende student met studiefinanciering mag maximaal €13.530,90 bijverdienen (prijspeil 2013), waardoor een bewijs van studiefinanciering voldoende is om te bepalen dat een student een lager huishoudinkomen heeft dan €34.229,- (prijspeil 2013). Een woningcorporatie kan dus – indien zij hier de voorkeur aan geeft – een bewijs van studiefinanciering in plaats van een IB 60 formulier opvragen bij de woningzoekende student. Indien een student geen studiefinanciering ontvangt dient de woningcorporatie het verzamelinkomen anderszins vast te leggen (IB 60 formulier of andere bescheiden).
Moeten internationale studenten die voor een studie naar Nederland komen voor het vaststellen van het huishoudinkomen ook een schriftelijke verklaring van de Belastingdienst overleggen dat van hen geen inkomensgegevens bekend zijn? Nee. Met de wijziging van de Tijdelijke Regeling van 14 mei 2013, die op dit punt terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2013, geldt voor deze personen dat kan worden volstaan met een verklaring van de universiteit of hogeschool bij welke zij zijn ingeschreven. Deze verklaring houdt in dat de student uit het buitenland komt 6
2. om in Nederland een studie te volgen en daartoe bij die universiteit/hogeschool is ingeschreven.
Een nieuwbouwwoning die in 2014 wordt opgeleverd, kan al in 2013 zijn toegewezen. Wanneer moet de inkomenstoets worden uitgevoerd? Ook bij de toewijzing van nieuwbouwwoningen geldt dat de inkomenstoets dient te worden uitgevoerd in het jaar waarop het huurcontract ingaat. Om te voorkomen dat in de praktijk twee keer een inkomenstoets wordt uitgevoerd, kan bij de toewijzing gebruik worden gemaakt van een IB60 formulier of (voorlopige) aanslag IB van 2012 (T-1). Deze formulieren kunnen bij de inkomenstoets van 2014 ook nog gebruikt worden (dan als T-2).
Geldt de 90% norm ook bij woningruil van huurwoningen met een huurprijs van € 681,02 of lager? Ja, indien er bij de woningruil nieuwe huurovereenkomsten afgesloten worden.
Geldt de 90% norm ook bij nieuwe medehuur? Dat hangt af van de omstandigheden. Alleen indien bij een nieuwe medehuurder er een nieuwe huurovereenkomst wordt aangegaan is de 90% norm van toepassing.
Is de staatssteunregeling ook van toepassing op woningbedrijven? Nee, de staatssteunregeling is niet van toepassing op woningbedrijven. Het Besluit beheer sociale-huursector is sinds 1 juli 2005 niet meer op woningbedrijven van toepassing. Derhalve geldt de staatssteunregeling niet voor woningbedrijven.
Moeten incidentele beloningen, bijvoorbeeld overwerkvergoeding, ook worden meegerekend voor het huishoudinkomen in het geval de woningzoekende een loonstrookje overlegt? De woningcorporaties kan aan de hand van een overlegd loonstrookje een onderscheid maken tussen structurele en incidentele beloningen. Incidentele beloningen worden niet meegerekend voor het vastleggen van het huishoudinkomen. Bij twijfel kan de woningcorporatie van de woningzoekende verlangen dat meerdere loonstrookjes overlegd worden om meer inzicht te krijgen in het structurele inkomen.
7
2. Moet bij de schatting van het actuele inkomen van een woningzoekende het vakantiegeld altijd worden berekend over het loon voor loonheffing ? In beginsel wordt ervan uitgegaan van een berekening van het vakantiegeld over het loon voor loonheffing (fiscaal loon). Dit zal in de meeste gevallen ook de juiste grondslag zijn. Indien een woningzoekende echter kan aantonen dat sprake is van omstandigheden waardoor deze benadering in zijn geval niet correct is, bijvoorbeeld indien sprake is van een leaseauto, kan de berekening op andere grondslag plaatsvinden, bijvoorbeeld aan de hand van het brutoloon.
Kan het huishoudinkomen van statushouders die voor de eerste keer een sociale huurwoning willen huren worden vastgesteld aan de hand van een IB 60 formulier? Nee. Statushouders die in een opvangvoorziening van het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) verbleven, hebben in de regel geen inkomsten uit arbeid genoten. In deze opvang ontvingen zij een (bescheiden) toelage op basis van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers. Desgevraagd kan het COA voor betrokkenen ter zake een inkomstenverklaring afgeven. Deze is te verkrijgen via de COA Servicelijn 0800-0238023 en
[email protected]. De Belastingdienst heeft aangegeven voor deze personen geen IB 60 formulier af te geven. Betrokkenen worden in het bezit gesteld van een geldig verblijfsdocument voor Nederland (een geplastificeerde pas). In de meeste gevallen betreft dit een van de volgende verblijfsvergunningen: Type I “regulier bepaalde tijd”, Type II “regulier onbepaalde tijd”, Type III “asiel bepaalde tijd”, of Type IV “asiel onbepaalde tijd”. Bepaling van het huidige huishoudinkomen kan verder plaatsvinden aan de hand van een recente uitkeringsspecificatie of – indien van toepassing – loonstrook. De toewijzingen aan statushouders tellen mee voor de 90% norm. Dit laatste geldt echter niet indien een statushouder samen met anderen een woning wil betrekken en uit de reguliere inkomenstoets blijkt dat het huishoudinkomen (de toelage en het inkomen van de medebewoners) boven de € 34.229 uitkomt.
Valt legesvrijstelling door een gemeente voor een corporatie ook onder toegestane staatssteun in de vorm van lagere grondkosten volgens de regeling? Nee, legesvrijstelling is geen staatssteun in de zin van de regeling. Onder lage grondprijzen valt niet een legesvrijstelling. Leges is gekoppeld aan de vergunning voor een bouwactiviteit en niet aan de overdracht van grond.
Toegestane activiteiten met staatssteun
8
2. Mogen de functies genoemd op de lijst maatschappelijk vastgoed die onder een brede school kunnen vallen ook op een aparte locatie met staatssteun gebouwd worden? Bij brede scholen gaat het om een combinatie van meerdere functies in een zogeheten multifunctionele accommodatie. Te denken valt aan bijvoorbeeld peuterzaal, kinderopvang, voor-, tussen- en naschoolse opvang, buurtsporthal, en -complex voor zover het gaat om vastgoed ten behoeve van maatschappelijke, niet winstbeogende stichtingen/instellingen. Elke afzonderlijke hier genoemde functie mag ook in een gebouw speciaal voor die functie worden uitgeoefend. Voor dit gebouw mag staatssteun worden verkregen.
Op welke wijze kan een woningcorporatie een verzoek indienen bij de Minister om maatschappelijk vastgoed dat niet op Bijlage 1 van de regeling staatssteun staat met staatssteun te mogen bouwen? Een dergelijk verzoek kan worden ingediend bij: het ministerie voor Wonen en Rijksdienst Directoraat-Generaal Wonen en Bouwen Directie Woningmarkt Postbus 20011 2500 EA Den Haag Bij het verzoek dient het volgende over het gebouw aangegeven te worden: a) tot welke nauw verwante categorie uit Bijlage 1 het gebouw behoort; b) dat doen bouwen of verwerven van het maatschappelijk vastgoed geschiedt in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woningen met een huur onder de € 681,02 of woonzorgvastgoed gelegen zijn, en c) dat gebouw een op die wijk, die buurt of dat buurtschap gerichte functie heeft. Als het tevens gaat om een meldingsplichtige nevenactiviteit op basis van de MGcirculaire MG2001-2006 moet de woningcorporatie dat ook in dit kader vermelden. De woningcorporatie kan dan één verzoek indienen met 1) de melding van de nevenactiviteit en 2) het verzoek om te mogen bouwen met staatssteun
9
Verklaring internationale student Ten behoeve van huisvesting Naam onderwijsinstelling:
……………………………………………………………
Adres:
……………………………………………………………
Postcode:
……………………………………………………………
Plaats:
……………………………………………………………
Naam ondertekenaar:
……………………………………………………………
Functie ondertekenaar:
……………………………………………………………
De onderwijsinstelling verklaart door ondertekening van dit formulier dat onderstaande student bij de onderwijsinstelling staat ingeschreven als internationale student.
Naam student:
……………………………………………………………
Nationaliteit:
……………………………………………………………
Geboortedatum:
……………………………………………………………
Adres:
……………………………………………………………
Postcode:
……………………………………………………………
Plaats:
……………………………………………………………
Ondertekend te ...........................................
op ..................................2013
Handtekening:
.................................................................
Bedrijfsstempel van onderwijsinstelling:
Pagina 1/2
Verklaring internationale student Ten behoeve van huisvesting Naam onderwijsinstelling:
……………………………………………………………
Adres:
……………………………………………………………
Postcode:
……………………………………………………………
Plaats:
……………………………………………………………
Naam ondertekenaar:
……………………………………………………………
Functie ondertekenaar:
……………………………………………………………
De onderwijsinstelling verklaart door ondertekening van dit formulier dat onderstaande studenten bij de onderwijsinstelling staan ingeschreven als internationale student. Ondertekend te ........................................... Handtekening:
Naam student
op ..................................2013 .................................................................
Nationaliteit
Geboortedatum
Woonplaats
Bedrijfsstempel van onderwijsinstelling:
Pagina 2/2