Natuurtoets aanleg en gebruik restaurant, terras en bedrijfswoning in Twiske ZW

1

Natuurtoets aanleg en gebruik restaurant, terras en bedrijfswoning in Twiske ZW

2

Natuurtoets aanleg en gebruik camperpark op Noord-Beveland

3

Inhoudsopgave

Inleiding .......................................................................................................................4 Het plangebied nu en in de toekomst ..........................................................................5 Toelichting natuurtoets ................................................................................................7 De natuur van het plangebied en omgeving ................................................................8 Natuurbeleid ..............................................................................................................11 Toetsing externe werking op Natura 2000 gebied Veerse Meer ................................14 Cumulatieve effecten .................................................................................................15 Aanbeveling ...............................................................................................................15 Conclusies toetsing op externe werking ...................................................................15 Toetsing Flora- en faunawet ......................................................................................16 Mitigerende en compenserende maatregelen n.a.v. toetsing Flora- en faunawet .....17 Conclusies toetsing Flora- en faunawet 2002 ............................................................18 Toetsing Natuurgebiedsplan Zeeland 2005 en 100 meter afwegingszone natuurgebieden......................................................................................................... 19 Literatuur ...................................................................................................................21 Colofon ......................................................................................................................22


4

Inleiding De heer M. de Jonge te Andijk (NH), hierna initiatiefnemer genoemd, is voornemens om aan de westzijde van Noord-Beveland in de gelijknamige gemeente een camperpark ter grootte van circa 1,7 hectare te realiseren en in gebruik te nemen (kaart 1). Het camperpark biedt (overnachtings-) plaats aan circa 100 kampeerauto’s / campers en is volledig geautomatiseerd (“drive-in, selfservice-formule”, geen receptie).

Kaart 1 Locatie van het camperpark in de regio. Bron: luchtfoto via Google Earth, 2011 Een camperpark is een camping speciaal ingericht en uitsluitend bestemd voor campers. Zo’n park in deze omvang en met deze formule bestaat nog niet in Nederland en is dus ook nieuw voor Zeeland. Het is bedoeld als overnachtingsmogelijkheid voor recreanten met campers. Een nieuwe vorm van verblijfsrecreatie. Op veel bestaande campings is een verblijfplaats voor een camper een bijproduct, hier is de verblijfplaats het hoofdproduct. Dergelijke camperparken zijn wel bekend uit het buitenland, bijvoorbeeld in Duitsland en Frankrijk. Zulke parken zijn daar vaak grootschalig van karakter. De initiatiefnemer wil op Noord-Beveland juist een kleinschalig park realiseren. De initiatiefnemer heeft eind november 2011 Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen verzocht een natuurtoets uit te voeren voor zijn plannen. De natuurtoets vormt onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing in verband met een wijziging van het bestemmingplan voor het plangebied. Dit rapport behandelt een natuurtoets voor de aanleg en het gebruik van het nieuwe camperpark. In verband met deze natuurtoets is de aanwezigheid van een aantal natuurgebieden in de directe omgeving van betekenis. Het Veerse Meer, een belangrijk watersportgebied, valt onder het beleid van de Natuurbeschermingswet 1998. Het is een zogenaamd Natura 2000 gebied en aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Natuurgebied De Schotsman in beheer bij Staatsbosbeheer, is een kerngebied binnen de Provinciaal Ecologische Hoofd Structuur (PEHS) van Zeeland. Zie verder hoofdstuk Natuurbeleid. Voor de ligging van het toekomstige camperpark en de omliggende recreatie- en natuurgebieden met aanduiding van de beleidscategorie zie kaart 4 op bladzijde 7.


5

Het plangebied nu en in de toekomst Bronnen: power point presentatie van de heer de Jonge voor de gemeente Noord-Beveland en Google Earth, 2011. De huidige locatie van het camperpark, groot circa 1,7 ha, bestaat uit een parkeerplaats omgeven door loofbos en aan de westzijde een houtwal en doorsneden door bosstroken (kaart 2). Het terrein is opgedeeld in een aantal parkeerzones waarvan de meeste bestaan uit twee evenwijdige asfaltwegen met daarnaast grazige parkeerstroken. Het gele kader op kaart 2 geeft de zone aan die zal worden ingericht als camperpark. Het parkeerterrein is nu vooral in gebruik in de zomerperiode voor dagrecreanten die de grazige oeverzones van het Veerse Meer, de kabelwaterskibaan in het Veerse Meer of het natuurgebied de Schotsman bezoeken (kaart 4). Ook gebruikers van de trailerhelling bij het Veerse Meer maken gebruik van de parkeerplaats. In de winterperiode is het er een stuk rustiger met af en toe een bezoeker, meestal om de hond uit te laten. Kaart 2 Locatie camperpark, huidige situatie parkeerplaats met afwisseling van bosstroken en parkeerzones.

In de plannen van de initiatiefnemer verandert een deel van de parkeerplaats (gele kader) in een jaarrond te gebruiken camperpark waar op circa 100 plaatsen overnacht kan worden. De hoofdstructuur met parkeerzones, bosstroken en houtwallen blijft hetzelfde. Aan het terrein wordt een tweetal gebouwen en een centraal gelegen wandelpad toegevoegd (zie rode aanduidingen op kaart 3). De nieuwe gebouwen bestaan uit een sanitairgebouw, een camperservicestation annex bedrijfswoning. Op bijgaande foto’s een impressie van een camperpark in het buitenland. Het inrichtingsplan van het nieuwe camperpark staat op de volgende bladzijde (kaart 3). Naar verwachting zal vooral in de zomerperiode het camperpark optimaal gebruikt worden, daarbuiten zijn er lagere aantallen bezoekers.


6

Op bijgaande kaart 3 het inrichtingsplan waarbij in rood de nieuwe infrastructuur staat aangegeven: het nieuwe wandelpad, een sanitairgebouw en het servicestation annex bedrijfswoning. De circa 100 plaatsen zijn gescheiden door groene hagen en per veld afgebakend door de bestaande bosstroken die samen met de aan te brengen hagenstructuur “groene kamers” vormen. De 2 meest zuidelijke bosstroken (zie pijlen) zullen worden teruggebracht van 10 naar 5 meter breed (gehalveerd).

Kaart 3 Inrichtingsplan camperpark.


7

Toelichting natuurtoets Getoetst worden: • de mogelijke externe werking op het nabijgelegen Natura 2000 gebied het Veerse Meer; • de Flora- en Faunawet; • het Natuurgebiedsplan van de provincie Zeeland en dan vooral de Provinciaal Ecologische Hoofd Structuur (PEHS); • de “afwegingszone van 100 meter” t.o.v. natuurgebieden..

Kaart 4 Locatie van het camperpark en omliggende natuur- en recreatieterreinen. Bron: luchtfoto via Google Earth, 2011

Aan de zuidrand van het bosgebied van de Schotsman bevindt zich RCN Camping De Schotsman en een groot aantal recreatiewoningen, welke in de zomer veel bezoekers herbergen (kaart 4). Nabij de locatie van het camperpark ligt aan de oever van het Veerse Meer een waterski- en wind-/ kitesurfcentrum met een winkel en een restaurant, met in het aangrenzende open water een kabelwaterskibaan en een afgebakende vaarzone voor snelle motorboten (kaart 4).

Foto Zicht op het Veerse Meer vanaf één van de parkeerzones in het plangebied. Foto Ben Kruijsen, 2-12-2011.


8

De natuur van het plangebied en omgeving Bronnen: power point presentatie van de heer de Jonge voor de gemeente Noord-Beveland, veldbezoek op 2 december 2011 en http://www.vvvzeeland.nl/nl/pzd/detail/151552/de-schotsman.html. De circa 30 meter brede parkeerzones zijn van elkaar gescheiden door circa 10 meter brede loofbosstroken bestaande uit inheemse boomsoorten, zoals zomereik, ruwe berk, zwarte els, spaanse aak en Canadapopulier. Langs de bosranden groeien gewone braam, duinriet en lokaal grote brandnetel. In de ondergroei van de bosstroken is een soortenarme kruidenvegetatie aanwezig waaronder hondsdraf. Aan de westzijde van het terrein is een wat lagere houtwal op de overgang met het grasland in de oeverzone van het Veerse Meer. Hier treffen we wilde liguster, wilgen, hondsroos en grote brandnetel aan. Rond het terrein liggen asfaltwegen. Kaart 5 en enkele foto’s geven een impressie van de huidige situatie.

Kaart 5 Locatie camperpark, huidige situatie parkeerplaats met afwisseling van bosstroken en parkeerzones.

Foto links: een bosstrook in de lengterichting; foto boven: een deel van een parkeerzone met bosstrook. Foto’s Ben Kruijsen, 2 december 2011 Natuurtoets aanleg en gebruik camperpark op Noord-Beveland

9

Het voorkomen van flora en fauna in het plangebied en omgeving is bepaald op basis van een veldbezoek op 2 december 2011, expertkennis van de voorkomende biotopen (oeverzone voormalige zeearm, loofbos, bosstroken, houtwal en grasland) en gegevens van derden via internet (http://www.vvvzeeland.nl/nl/pzd/detail/151552/de-schotsman.html & www.waarneming.nl, deelgebied Veerse Meer - Schotsman - zuid). Het plangebied. De flora van de bosstroken is hiervoor al beschreven. Voor de fauna geldt het volgende. De bosstroken in het plangebied van het camperpark vertonen eenzelfde structuur als het nabijgelegen loofbos. De hieronder vermelde avifauna van het loofbos zal ook voor het plangebied van toepassing zijn met uitzondering van storingsgevoelige soorten als buizerd en groene specht die hier waarschijnlijk ontbreken. Tijdens het veldwerk werden in de vrijwel geheel ontbladerde bosstroken geen (beschermde!) nesten van roofvogels waargenomen. De vogelbevolking zal bestaan uit algemene bos- en parkvogels (merel, zanglijster, roodborst, koolmees, vink, heggenmus, etc.). In de herfst en winter bezoeken trekvogels als koperwieken, kramsvogels, doortrekkende sperwers e.a. de bosstroken. Te verwachten zoogdieren zijn naast muizen (o.a. gewone bosmuis) en spitsmuizen (huisspitsmuis en bosspitsmuis) algemene soorten als egel, mol, marterachtigen (hermelijn, wezel?), de ree, de vos en vleermuizen. Deze laatste diergroep zal in het plangebied vooral jagen langs de bosstroken. Te verwachten soorten zijn o.a. gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger en grootoorvleermuis. De laatste heeft ook kraamkolonies in boomholten. De bomen in en langs het plangebied zijn betrekkelijk jong. Een kraamkolonie van deze soort in een boomholte in het plangebied is niet erg aannemelijk maar kan niet voor 100% worden uitgesloten. Amfibieën zijn voor hun leefgebied voor tenminste een deel van het jaar aangewezen op natte milieus. Alleen aan de oostzijde van het plangebied is een natte greppel waar drainagebuizen hun water op lozen. Mogelijk dat hier algemene soorten als bruine kikker en gewone pad zich voortplanten. Onbekend is of deze greppel het gehele jaar water voert. Een visfauna ligt hier niet voor de hand door de ligging langs een bos met veel bladval waardoor de waterkwaliteit beperkt zal zijn. Naar verwachting zullen de randen van de bosstroken en de houtwal leefgebied zijn voor een aantal algemene dagvlinders zoals het bonte zandoogje en meer nomadische soorten als atalanta, dagpauwoog en kleine vos. Het is ook het jachtgebied van libellen die zich elders in De Schotsman voortplanten daar waar niet- brakke natte milieus voorkomen. Bijzondere soorten zijn niet te verwachten, wellicht de vroege glazenmaker, een rode lijstsoort die in opmars is in ons land. De grazige vegetaties in de parkeervakken zijn soortenarm en herbergen alleen algemene grassoorten. De Schotsman is een voormalige zandplaat, die na de afsluiting van het Veerse Gat in 1961 droogviel. Naast open terrein met (schraal) grasland, slikrandjes en duinen, grenzend aan het Veerse Meer, bestaat het natuurgebied uit gemengd bos. De Schotsman staat bekend om haar botanische kwaliteiten met name in de schrale graslanden met parnassia, orchideeën en zeggen. Er komen bijzondere soorten voor zoals de herfstschroeforchis, de vleeskleurige orchis en de addertong (www.waarneming.nl). In 2011 werd voor het eerst ronde zonnedauw aangetroffen. In een randzone van het loofbos is de grote keverorchis waargenomen. Tegen het Veerse Meer aan komen vertegenwoordigers van zilte graslanden voor; zoals melkkruid, zilte rus en zilte zegge. Het aangeplante bos bestaat voornamelijk uit zomereik, iep en zwarte els; in de randzone aan de noordzijde van het natuurgebied zijn in de duinen meidoorn- en duindoornstruwelen zichtbepalend. Naast de botanische kwaliteiten is de Schotsman en directe omgeving van veel betekenis voor de avifauna. Naast spechten, lijsterachtigen, fitis en tjiftjaf, havik en buizerd in het bos, is het duinstruweel rijk aan grasmussen, braamsluipers en nachtegalen. Ook de cetti’s zanger, een zeldzame broedvogel van rietruigtes uit Zuid-Europa, is hier tijdens het broedseizoen met zijn explosieve zang soms te horen. In het gebied komen ook reeën, konijnen en waarschijnlijk ook vossen voor. In de gegraven poelen planten amfibieën als gewone pad, bruine kikker en kleine Natuurtoets aanleg en gebruik camperpark op Noord-Beveland

10

watersalamander zich voort. De insectenfauna is divers: de sprinkhanen spitskopje, grote groene sabelsprinkhaan, krasser en ratelaar en de dagvlinders icarusblauwtje, bont zandoogje, kleine vuurvlinder en de dagactieve nachtvlinder st. jansvlinder worden regelmatig waargenomen. Er zijn diverse soorten libellen gesignaleerd: azuurjuffer, tengere pantserjuffer, platbuik, viervlek en in het najaar heidelibellen. Het Veerse Meer is een voormalig onderdeel van het Oosterschelde estuarium. Na de aanleg van de Veerse Dam in 1961 verdwenen eb en vloed uit het gebied. Sindsdien is het Veerse Meer een brakwatermeer en is ruim 2000 ha schorgebied permanent droog komen te liggen. Medio 2004 is een doorlaat naar de Oosterschelde in gebruik genomen. Hierdoor is het meer weer zouter geworden en is het zuurstofgehalte in de diepere delen verhoogd. Mariene soorten nemen langzaam weer toe. In het meer liggen zandbanken en kleine eilanden. Het Veerse Meer is omgeven door vochtige graslanden en landbouwgebied. Op ondiepe plaatsen langs de oevers komen moerasvegetaties voor. Elders liggen vochtige graslanden en ruigten. Ten gevolge van zoute kwel komen naast vochtige graslanden ook zoutvegetaties voor. Het Veerse Meer is van grote betekenis voor vogels van open water met name in het winterhalfjaar (ganzen, eenden, fuutachtigen en duikers); voor broedende kolonievogels op de Middelplaten en voor niet broedende vogels in oeverzones met name tijdens de trektijd. Aan de slikrandjes zijn in de trektijd (voor- en najaar) altijd wel steltlopers als scholekster, tureluur, wulp en bontbekplevier te vinden; in de natte oeverzones jaagt de bruine kiekendief.

Foto Oever van het Veerse Meer ter hoogte van de kabel-waterskibaan, die op 2 december bleek te zijn gedemonteerd (zie voor ligging van de waterskibaan kaart 2). Op de voorgrond slikrandjes. Foto Ben Kruijsen, 2-12-2011.


11

Natuurbeleid Het huidige relevante natuurbeleid in ons land kent een aantal juridische kaders. De belangrijkste zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora en faunawet 2002. Aan beide zal worden getoetst. Hierna een toelichting op het juridisch kader. Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. De gebiedsbeschermende aspecten van de Habitatrichtlijn zijn hiermee geïmplementeerd in het Nederlands recht. In formele zin is de wet nog niet in werking getreden omdat de omgrenzing van de Natura 2000gebieden en de vaststelling van de instandhoudingdoelen nog niet hebben plaatsgevonden. Deze nieuwe wetgeving betekent dat in een Natura-2000 gebied projecten of handelingen die niet nodig zijn voor het beheer van het gebied en waarvan een negatief effect door verstoren of verslechteren kan uitgaan, niet zijn toegestaan zonder een vergunning van het bevoegd gezag, de provincie. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Het Natura 2000 netwerk geeft naast bescherming van gebieden (habitats), ook bescherming aan planten- en diersoorten. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn uit 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Het nabijgelegen Veerse Meer is zo’n Natura 2000 gebied. Voor het Veerse Meer is de Europese Vogelrichtlijn van toepassing (kaart 2). Het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Veerse Meer stamt uit 30 november 2009. Zie http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/gebieden/119/n2k119_db%20vw%20veerse% 20meer.pdf Ingrepen in een Natura 2000 gebied dienen te worden getoetst op hun effecten. Daarbij speelt het begrip “significantie” een belangrijke rol, oftewel hoe groot zijn de effecten op de aanwezige beschermde natuur. De significantie wordt getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen van de vogelsoorten waarvoor dit Natura 2000-gebied is aangewezen. Hierbij werd vaak de 5% norm, ook wel “Waardenburgnorm” genoemd, aangehouden. Bij meer dan 5% verlies aan oppervlak van het betreffende habitattype of biotoop van relevante soorten werd gesproken van significantie. Er is ondertussen het nodige hierover gepubliceerd en er zijn ervaringen opgedaan in de juridische praktijk waarbij ook verliezen van minder dan 5% als significant zijn beoordeeld. De beoordeling van de significantie van effecten blijkt per gebied maatwerk te zijn en niet af te hangen van een kwantitatieve norm. Leidraad voor het vaststellen van significante effecten is als de verwachte afname van het biotoop groter is dan het minimum oppervlak van het habitattype of populatieomvang van de betreffende soort en de verwachte afname van de actuele situatie ertoe zal leiden dat de instandhoudingdoelstelling niet wordt gehaald én de veerkracht van het gebied zodanig is dat het langjarig gemiddelde onder de instandhoudingdoelstelling komt. Afhankelijk van de uitkomsten van het effectenonderzoek wordt bepaald in hoeverre de ingrepen kunnen worden toegestaan, of vergunningen nodig zijn en welke mitigerende danwel compenserende maatregelen moeten worden genomen. Dit noodzaakt de uitvoering van een habitattoets. Dit rapport behandelt een toets op het realiseren en ingebruikneming van een camperpark op de grens met het Natura 2000 gebied Veerse Meer. Daarom zal worden getoetst op de zogenaamde “externe werking” van de activiteiten op de beschermde natuur van het Natura 2000 gebied. Voor meer informatie over externe werking zie http://www.natura2000.nl/pages/externe-werking.aspx. Er wordt getoetst aan de hand van de beschermde vogelsoorten met instandhoudingdoelstellingen in het kader van de Vogelrichtlijn. Als habitatsoort is voor dit Natura 2000 gebied de noordse woelmuis aangewezen. Ook op de instandhouding van de populatie noordse woelmuis zal worden getoetst. Voor vogels waarvoor het betreffende Natura 2000 in het aanwijzingsbesluit instandhoudingdoelstellingen zijn geformuleerd zijn de broedvogels aalscholver, lepelaar en kleine mantelmeeuw en voor de niet-broedvogels grauwe gans, smient, krakeend, slobeend en meerkoet.


12

Flora en faunawet 2002 Het bevoegd gezag (BG) voor deze wet is de Dienst Regelingen (DR) van het ministerie van EL&I. Daar moet de toetsing + eventuele ontheffingsaanvraag worden ingediend. De aanleiding tot de Flora- en faunawet is dat het beschermen, ontwikkelen en beheren van natuurgebieden niet altijd genoeg is om de verscheidenheid van planten- en diersoorten in stand te houden. Bovendien komen veel soorten ook buiten natuurgebieden voor. De Flora- en faunawet regelt deze bescherming dus zowel binnen als buiten natuurgebieden. Deze wet beschermt soorten, niet individuele planten of dieren, om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt. Het uitgangspunt van de wet is “Nee, tenzij”. Dit betekent dat er geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Heel vaak gaan activiteiten en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het optreden van schade aan beschermde dieren en planten onvermijdelijk. In die situaties is het nodig om vooraf te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. Op de website van het ministerie is een stappenplan weergegeven hoe te handelen inzake de Flora- en Faunawet. Hierbij is onderscheid gemaakt in soorten van tabel 1, tabel 2 en tabel 3 en opklimmende volgorde van mate van bescherming. Voor vogels is, bij afwezigheid van een gedragscode, een ontheffing nodig via een uitgebreide toets. In natuurgebied de Schotsman komen door de Flora- en faunawet beschermde soorten voor: vaatplanten zoals orchideeën zoals de grote keverorchis en de in Nederland zeer zeldzame herfstschroeforchis, broedvogels, amfibieën, vissen en inheemse zoogdieren. De geplande ingrepen kunnen hiervoor gevolgen hebben. Voor deze beschermde soorten wordt nagegaan of er effecten zijn op hun voorkomen door de ingrepen, of een vrijstelling geldt, of een gedragscode kan worden toegepast en of een ontheffing moet worden aangevraagd. Binnen de wet is voorzien in een stelsel van verbodsbepalingen. Activiteiten die onderstaande verbodsbepalingen overtreden in het geval van beschermde soorten zijn ontheffingsplichtig. Verstoring door de activiteiten (art. 10) is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Algemene verbodsbepalingen Flora en faunawet, artikelen 8-12 • Artikel 8. Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. •

Artikel 9. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

•

Artikel 10. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.

•

Artikel 11. Het is verboden nesten, holen of andere voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

•

Artikel 12. Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.

Activiteiten en de mate van bescherming Voor veel, niet-beschermde, soorten geldt een vrijstelling zonder voorwaarden, bijvoorbeeld de meeste insecten. Voor algemeen beschermde soorten of soortgroepen (“Tabel 1 soorten”) geldt dat geen ontheffing nodig is als de activiteiten worden uitgevoerd volgens een gedragscode die de minister heeft goedgekeurd. Het betreft hier vrijwel alle inheemse broedvogels, diverse amfibieën en de meeste zoogdieren. Vrijstelling wordt alleen gegeven, indien men zich houdt aan de vigerende gedragscode. Een voorbeeld is het afzien van ruimtelijke ingrepen binnen het vogelbroedseizoen indien vogelwaarden in het geding zijn. Het toepassen van een gedragscode geldt ook voor soorten uit Tabel 2 van de Flora en Faunawet. Zonder gedragscode dient een ontheffing te worden aangevraagd voor bijvoorbeeld de mogelijke aantasting van groeiplaatsen van een groot aantal vaatplanten waaronder alle inheemse orchideeën.


13

In het geval dat er een strikte bescherming van toepassing is (“Tabel 3 soorten”) kunnen verstorende activiteiten niet plaatsvinden zonder ontheffing in het kader van de Flora en faunawet. Hieronder vallen verblijfplaatsen van vleermuizen (locaties met kraamkolonies of overwinterende dieren), leefgebieden van de zandhagedis, noordse woelmuis, waterspitsmuis, etc. Indien beschermende maatregelen worden getroffen behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd en kan de overheid volstaan met een zogenaamde “positieve afwijzing”. Tot slot mag niet onvermeld zijn, dat de Flora- en faunawet via artikel 2 een zorgplicht kent, waarbij ervan wordt uitgegaan, dat eenieder zorgvuldig omgaat met elk in het wild levend dier en plant, ook de niet beschermde. Omdat toetsing van de Flora- en faunawet in principe op het gehele oppervlak van ons land van toepassing is, geldt dit ook voor het project van de initiatiefnemer.

Natuurgebiedsplan provincie Zeeland en afwegingszone van 100 meter t.o.v. natuurgebieden Bron: gemeente Noord-Beveland, contactpersoon de heer M. van der Maarl; de website van de provincie Zeeland: het Natuurgebiedsplan Zeeland 2005. 2005http://loket.zeeland.nl/informatiecentrum/publicaties/rapporten/natuurgebiedsplan Op 6 november 2001 hebben Gedeputeerde Staten van Zeeland het eerste Natuurgebiedsplan Zeeland 2001 vastgesteld. In dat Natuurgebiedsplan is de begrenzing van natuurgebieden en agrarische beheersgebieden in de provincie vastgelegd, zijn de natuurdoelen per gebied beschreven, zijn de mogelijke beheerspakketten aangeduid en zijn de mogelijke beheerders aangegeven. Vier jaar later was er aanleiding om het Natuurgebiedsplan te herzien. Aangezien het oude Natuurgebiedsplan in opzet goed heeft gefunctioneerd, was er geen aanleiding de opzet fundamenteel te wijzigen. De herziening had in 2005 alleen betrekking op een aantal detailpunten. De plannen voor een camperpark worden getoetst aan het functioneren van het kerngebied de Schotsman binnen de PEHS. De 100 meter Afwegingszone natuurgebieden is vastgelegd in artikel 2.12 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Zeeland. Dit artikel stelt, dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen, danwel regels worden gegeven voor gronden die zijn gelegen binnen 100 meter rond natuurgebieden, niet zijnde binnendijken, zoals aangeduid op kaart 7 behorende bij deze verordening, met inbegrip van de ingevolge artikel 2.9, vierde lid vastgestelde kaarten, inzicht wordt gegeven in de afweging van de bescherming van de natuurbelangen. Tenminste wordt aandacht besteed aan het belang van het behoud van openheid van het gebied en de verstoringsgevoeligheid van het natuurgebied.


14

Toetsingen Toetsing externe werking op Natura 2000 gebied Veerse Meer In de eerste plaats is een overzicht gemaakt van de mogelijke directe en indirecte effecten als gevolg van de aanleg en het gebruik van het nieuwe camperpark. Als checklist wordt gebruik gemaakt van de door het ministerie gepubliceerde lijst van storingsfactoren, 19 in totaal voor het Natura 2000 gebied. De belangrijkste verstoringfactoren die mogelijk van toepassing zijn bij de aanleg én het gebruik van het camperpark zijn: • Verstoring door geluid – geluid door bouwactiviteiten, geluid door recreanten die verblijven op het camperpark en rijdende en startende campers. • Verstoring door licht – verstoring ’s nachts door bouwverlichting, verlichte gebouwen en campers. • Verstoring door trilling – trilling veroorzaakt door bouwactiviteiten. • Optische verstoring – bouwactiviteiten en bewegende recreanten. • Verontreiniging door het lekken van milieuvreemde stoffen tijdens de bouwperiode of door het gebruik van het sanitairgebouw of het camperservicestation. Dit effect wordt als nihil beschouwd ervan uitgaande dat in de bouwvoorschriften voorzieningen worden getroffen, zoals een goede aansluiting op een riolering of septic tank, waardoor bodem- en waterverontreiniging niet optreedt. Luchtverontreiniging via uitlaatgassen wordt als beperkt beschouwd (zie inleidende paragraaf bij Toetsing Flora en faunawet). Storingsfactoren als biotoopverlies en versnippering spelen hier niet omdat de activiteiten buiten het Natura 2000 gebied plaatsvinden. De bespreking van de storingsfactoren vindt hier plaats geordend per type ingreep ( A,B). Bij de aanleg en het gebruik van de nieuwe recreatieve voorzieningen zijn de volgende hoofdtypen van effecten aan de orde: effecten bij en door de aanleg van nieuwe infrastructuur & effecten door het gebruik van het nieuwe camperpark door de verblijfsrecreanten.

Effecten bij en door de aanleg van de nieuwe infrastructuur De mogelijke externe werking op het Natura 2000 gebied kan geschieden via verstoring door geluid, door licht, trilling en optisch. Er wordt daarbij van uitgegaan, dat de aanleg buiten het vogelbroedseizoen plaatsvindt, zodat van de avifauna alleen de pleisterende en foeragerende wintergasten onder de vogels en standvogels hier last van hebben. Beschermde wintergasten, grauwe gans, smient, krakeend, slobeend en meerkoet, zijn watergebonden en bevinden zich in de regel op het water of foerageren/pleisteren in de oeverzones. Dat zullen vooral de slikranden zijn langs het meer. Deze liggen hemelsbreed ruim 180 meter vanaf het centrale deel van het aan te leggen camperpark (wandelpad en sanitaire voorzieningen). Mogelijk dat grauwe ganzen en meerkoeten ook gebruik maken van de circa 100 meter brede grazige zones langs de oever en dus dichter bij het camperpark foerageren/pleisteren. Alle vogels op het water zullen nauwelijks last hebben van de bouwactiviteiten gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde verstoringbron (180 meter of meer), zie Krijgsman et al., 2009. Wellicht dat de storingsgevoelige slobeend wanneer deze zich in de slikzones van het meer bevinden zich naar open water zullen verplaatsen. Dat geldt ook voor meerkoeten en de grauwe ganzen die zich in de grazige zone ten westen van het camperpark bevinden. Gezien het feit, dat de bouwfase relatief kort van duur is en de afstand tot de verstoringsgevoelige beschermde vogelsoorten meer dan 180 meter is, is de eventuele verstoring verwaarloosbaar. De habitatsoort noordse woelmuis komt in de omgeving van het Veerse Meer voor, met name op de Middelplaten (www.waarneming.nl). In Noord-Beveland is de soort de laatste decennia minder algemeen geworden (Broekhuizen et al.,1992). De soort komt recent meer oostelijker langs het Veerse Meer voor (http://www.telmee.nl/index.php?c=info&mm=spinfo&taxid=8496136&m=chart&scinames=0&year=200 8&endyear=2020). In de directe omgeving van het camperpark zijn geen geschikte milieus (soortenrijke rietkragen, natte ruigtes) aanwezig. Wel eventueel in de geïsoleerde ruigtes meer noordelijker aan de oostoever. De dichtstbijzijnde ruigte ligt op meer dan 350 meter vanuit het centrum van het camperpark. Door bouwactiviteiten is géén verstoring van de noordse woelmuis te verwachten.


15

Effecten door het gebruik van de nieuwe locaties door de verblijfsrecreanten op het camperpark Voordat het camperpark in gebruik is genomen was het terrein in gebruik als parkeerplaats. Door het camperpark kan men stellen dat het gebruik ter plaatse wordt geïntensiveerd. Naast meer drukte op het terrein zal dit haar uitstralend effect hebben op de omgeving met name zal het aantal bezoekers van de oevers van het Veerse Meer toenemen. Hier bevinden zich in de weekenden en op feestdagen in het voorjaar en gedurende de zomer groepen recreanten, dagjesmensen. Ook de aanwezigheid van een bestaand restaurant en kabelwaterskibaan draagt hieraan bij. Daar komen nu de verblijfsrecreanten van het camperpark bij, een percentueel kleine toename van de recreatiedruk langs de oever. De beschermde broedvogels van het Natura 2000 gebied hebben hier geen last van. De kolonievogels aalscholver, lepelaar en kleine mantelmeeuw broeden op de Middelplaten en dat ligt hemelsbreed op meer dan 8 kilometer van het camperpark. De niet--broedende vogels van het Veerse Meer zouden wel last kunnen hebben van de verstoring door recreanten langs de oevers. Dit effect is beperkt omdat in de winterperiode wanneer grote groepen beschermde vogels op en langs het meer verblijven, er veel minder recreanten op het camperpark aanwezig zullen zijn.

Cumulatieve effecten Mogelijk dat ook elders langs het Veerse Meer nieuwe (verblijfs-)recreatievoorzieningen binnen redelijke termijn worden aangelegd. Zolang deze in de intensieve recreatiezones en in de zomerperiode worden geconcentreerd zijn er weinig of geen negatieve cumulatieve effecten op de natuur te verwachten.

Aanbeveling Ter vermijding van verontreiniging van het grijze milieu door het lekken van milieuvreemde stoffen tijdens de bouwperiode of door het gebruik van het sanitairgebouw of het camperservicestation wordt aanbevolen in de bouwvoorschriften op te nemen, dat er voorzieningen worden getroffen zoals een goede aansluiting op een riolering of septic tank. Hierdoor treedt er geen bodem- en of waterverontreiniging op.

Conclusies toetsing op externe werking Er is geen negatieve externe werking op de diersoorten met instandhoudingdoelstellingen binnen het Natura 2000 gebied het Veerse Meer. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 behoeft niet te worden aangevraagd. De habitattoets is hiermee afgerond.


16

Toetsing Flora- en faunawet In deze toets wordt ingegaan op de vraag of de aanwezige beschermde soorten van het plangebied en directe omgeving schadelijke effecten ondervinden van de voorgenomen maatregelen, in dit geval de aanleg en het gebruik van de nieuwe infrastructuur van het camperpark. Dit valt onder de categorie “ruimtelijke inrichting of ontwikkeling”. In de Habitattoets zijn al diverse beschermde soorten aan bod gekomen. Bij deze toets worden daarom beschermde dieren besproken die tot nu toe buiten beschouwing zijn gebleven, zoals hogere planten, broedvogels ter plaatse, amfibieën, etc. Negatieve effecten van de aanleg en het gebruik van het camperpark kunnen zijn: biotoopverlies (opruimen deel bosstrook), verstoring door geluid, licht en bewegende mensen en objecten, verontreiniging vaan bodem en lucht via lekkage van milieuvreemde stoffen, uitlaatgassen van voertuigen van de aannemer en van campers. Wat de uitstoot van uitlaatgassen betreft wordt ervan uitgegaan, dat dit tijdens de bouw maar van tijdelijke aard is en dus geen impact heeft. De motoren van campers zijn waarschijnlijk vooral dieselmotoren, Tegenwoordig is via roetfilters veel gedaan om de uitstoot van fijn stof, etc. tegen te gaan. Bovendien staan de campers naar verwachting vaak stil op het terrein omdat gestreefd wordt naar een langer verblijf dan bijv. één nacht op het terrein. planten Beschermde planten komen niet voor in het plangebied. De locaties waar de infrastructuur wordt aangelegd herbergen soortenarme grazige vegetaties en kennen louter algemene niet-beschermde plantensoorten. Ook in de bosstroken komen alleen algemene, niet beschermde soorten voor. Het opruimen van de helft van de twee meest zuidelijke bosstroken betekent een verlies van 2 x (5x90) meter aan biotoop met (aangeplante) bosvegetatie. Hierbij is de ondergroei wel spontaan maar bestaat uit algemene, niet beschermde soorten. Ook een deel van het leefgebied van bosvogels neemt daardoor af. Via ecologisch beheer van bosstroken en bosrandenbeheer op het camperpark is dit verlies te compenseren. Bovendien wordt er een nieuwe hagenstructuur op de parkeervelden aangelegd die juist een aanvulling vormt op het leefgebied van diverse vogelsoorten en die tevens voorkomt dat bezoekers gaan struinen in de bestaande bosstroken.

fauna inheemse vogels Vrijwel alle inheemse broedvogelsoorten en hun nesten zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Nesten van reigers en roofvogels zijn het gehele jaar door beschermd. In het plangebied broeden naar verwachting algemene parken bosvogels, zoals merel, roodborst, koolmees, enz. Deze soorten staan niet bekend om hun grote storingsgevoeligheid. Storingsgevoelige vogels als groene specht en roofvogels zijn niet te verwachten. Het gedeeltelijk opruimen van de twee bosstroken op het meest zuidelijke parkeerveld zal verlies van leefgebied voor zangvogels betekenen. De aanleg van de nieuwe infrastructuur zal de broedvogels in het plangebied enigszins verstoren, tenzij de aanleg geschiedt buiten het vogelbroedseizoen (maart tot en met eind juli). Gebruik van het camperpark in voorjaar en zomer zal naar verwachting nauwelijks verstoring opleveren, tenzij het gebruik van open vuur (barbecueën!), sterke lichtbronnen of geluidsapparatuur op het camperterrein wordt toegestaan. Het verbieden van deze vormen van verstoring geeft de broedende vogels voldoende rust om hun jongen groot te brengen. Dit betekent ook het vermijden van verstoring door licht voor ’s nachts actieve diersoorten zoals nachtvlinders, uilen en vleermuizen. Jaarrond beschermde nesten van roofvogels, reigers e.a. komen in het plangebied niet voor. Verstoring van deze nesten treedt dus niet op. zoogdieren De meeste zoogdieren in het plangebied zoals ree, egel, mol, vos, gewone bosmuis, bosspitsmuis en andere algemene soorten hebben een algemene bescherming onder de Flora- en faunawet (tabel 1 “algemene soorten”). Hiervoor geldt een vrijstelling voor uitvoering van de werkzaamheden. Van de overige sterker beschermde soorten zijn alleen een aantal vleermuissoorten te verwachten. Het zijn soorten van tabel 3 van de Flora- en faunawet en die staan op Bijlage 4 van de Europese Habitatrichtlijn en een strikte bescherming genieten. Ze zullen de bosranden gebruiken als jacht- en doorgangsgebied gedurende het zomerhalfjaar. Jachtgebieden en verbindingszones van deze dieren zijn op zich niet stikt beschermd, tenzij het een belangrijke verbindingszone betreft. Dat is hier naar verwachting niet het geval. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn wel strikt beschermd. Verblijfplaatsen in bomen in het plangebied zijn niet te verNatuurtoets aanleg en gebruik camperpark op Noord-Beveland

17

wachten gezien de beperkte ouderdom en grootte van de bomen. Alleen in een enkele oude populier is eventueel een verblijfplaats in een boomholte te verwachten. De kans daarop is niet groot want tijdens het veldwerk zijn via zichtwaarnemingen geen boomholtes waargenomen. Maar dit kan niet met 100% zekerheid uitgesloten worden. Omdat voorgesteld wordt de omvorming van het parkeerterrein tot camperpark in het winterhalfjaar te laten plaatsvinden is de kans op het aantreffen van een bewoonde verblijfplaats in een boomholte (meestal alleen in de zomer in gebruik) tijdens het opruimen van een deel van de twee meest zuidelijke bosstroken vrijwel nihil. Mocht onverhoopt tijdens de herinrichting van het parkeerterrein één of meerdere vleermuizen tevoorschijn komen, dan dienen de werkzaamheden te worden gestopt en een regionale vleermuisdeskundige te worden geraadpleegd voor nader onderzoek (http://www.vleermuis.net/deskundige-in-de-buurt/blog.html). Ter vermijding van verstoring van jagende vleermuizen langs de bosstroken is het nodig de buitenverlichting van het camperpark zodanig te kiezen dat het licht naar beneden schijnt en er geen lichtverstrooiing naar boven plaatsvindt. amfibieën, reptielen en vissen Alle inheemse soorten van de groep van de amfibieën en reptielen zijn tenminste algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Reptielen komen niet voor. De in de omgeving te verwachten soorten zijn gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. Als voortplantingsbiotoop zou eventueel de natte greppel aan de oostzijde van het park kunnen gelden. Deze soorten zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt een vrijstelling voor uitvoering van de werkzaamheden. Beschermde vissen zijn in het plangebied niet te verwachten. Verstoring van deze diergroepen via waterverontreiniging is ook niet te verwachten ervan uitgaande dat tijdens de bouw en ook door het gebruik van het camperpark voldoende maatregelen zijn getroffen om de bodem- en waterkwaliteit van het plangebied te garanderen. overige diersoorten Beschermde diersoorten binnen deze groep zijn niet te verwachten in het plangebied. Verstoring treedt derhalve niet op.

Mitigerende en compenserende maatregelen n.a.v. toetsing Flora- en faunawet • • •

•

Ter vermijding van verstoring van broedende vogels dienen inrichtingsmaatregelen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden, dus buiten de periode begin maart tot en met eind juli. In de bouwvoorschriften dienen bepalingen ter voorkoming van aantasting van land- en watermilieus in het plangebied door milieuvreemde stoffen te worden opgenomen en te worden nageleefd. Ter vermijding van verstoring van broedende vogels en jagende vleermuizen langs de boomrijen en langs de oeverzone en van andere nachtdieren is het nodig de buitenverlichting van de nieuwe recreatievoorziening zodanig te kiezen dat het licht naar beneden schijnt en er geen lichtverstrooiing naar boven plaatsvindt. Ook het gebruik van open vuur en sterke geluidsbronnen dient te worden verboden. Het opruimen van een deel van de twee meest zuidelijke bosstroken betekent een verlies van 2 x (5x90) meter aan biotoop met (aangeplante) bosvegetatie. Hierbij is de ondergroei wel spontaan maar bestaat uit algemene, niet beschermde soorten. Ook een deel van het leefgebied van bosvogels neemt daardoor af. Via ecologisch beheer van bosstroken en bosrandenbeheer op het camperpark is dit verlies te compenseren. Daarbij kan men denken aan de ontwikkeling van “rafelige” bosranden met hoge kruiden en lage struiken (inheemse rozen bijv.) zodat een zogenaamde zoom- of mantelvegetatie ontstaat langs de randen. Dit is gunstig voor dagvlinders en jagende libellen. De bosranden kunnen rafelig worden gemaakt via lokaal kappen van boompjes die in de rand staan en het aanplanten van inheemse struiken. Het adviesbureau kan indien gewenst voor de initiatiefnemer een inrichtingsplan opstellen. Daarnaast wordt er door de initiatiefnemer op de parkeervelden tussen de bosstroken een nieuwe hagenstructuur van gebiedseigen groen aangelegd die nieuw leefgebied voor (een deel van) de aanwezige vogelsoorten oplevert.


18

Conclusies toetsing Flora- en faunawet 2002 Verstoring van beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet 2002 treedt niet op ervan uitgaande, dat de voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen zullen worden uitgevoerd. Verbodsbepalingen zoals neergelegd in de artikelen 8 t/m 12 ex Flora en faunawet worden niet overtreden. Het aanvragen van een of meerdere Ontheffingen in het kader van de Flora en faunawet is niet nodig.


19

Toetsing Natuurgebiedsplan Zeeland 2005 en 100 meter afwegingszone natuurgebieden Bron: Natuurgebiedsplan Zeeland 2005 en Geoloket provincie Zeeland, raadpleging december 2011. Het Natuurgebiedsplan Zeeland 2005 De parkeerplaats waar het camperpark is gepland valt buiten de PEHS maar grenst er wel direct aan. Het Veerse Meer valt binnen de PEHS onder grote natuurlijke eenheden zoals alle grote wateren in Zeeland. De Schotsman is van de landmilieus een kerngebied van de PEHS. Er wordt binnen de Schotsman onderscheid gemaakt in twee deelgebieden: het oostelijk van de parkeerplaats gelegen bos en het ten noorden van de noordelijke randweg van de parkeerplaats langs de oever van het Veerse Meer gelegen gebied met natuurgraslanden. De graslanden ten westen van de parkeerplaats vallen niet onder de natuurgraslanden. Er zijn binnen het kerngebied de Schotsman twee relevante natuurdoelen geformuleerd: voor het bosgebied rivier- en moeraslandschap en voor de natuurgraslanden vochtig schraalland. De respectievelijke beheerspakketten voor beide zijn vochtig schraalland en haagbeuken- en essenbos. Het Veerse Meer valt onder het natuurdoel grote wateren en als beheerspakket afgesloten zeearm. In het Natuurgebiedsplan Zeeland 2005 wordt als recreatiebeheer geformuleerd: “Natuurgebieden worden vaak door grote aantallen mensen bezocht. Daarom zijn extra inrichtingsmaatregelen nodig en is voorlichting gewenst. Volgens de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 hebben natuurgebieden met een recreatiedoelstelling de mogelijkheid voor recreatiesubsidie. Voorwaarde is wel dat deze gebieden zijn opengesteld op wegen en paden. Kwetsbare natuurgebieden moeten worden ontzien. Vertrapping van zeldzame planten en verstoring van kwetsbare diersoorten moet worden voorkomen. Dit betekent dat openstelling van kwetsbare gebieden nader moet worden overwogen en dat zo nodig moet worden overgegaan tot het geheel of gedeeltelijk afsluiten van het gebied. Deze ontheffing dient expliciet te worden aangevraagd en gemotiveerd bij de Dienst Regelingen en wordt verleend door of namens de minister van LNV.” Aanleg en gebruik van het camperpark zal de geformuleerde natuurdoelen niet negatief beïnvloeden. Kwetsbare natuur in het drukke zomerseizoen zijn vooral de natuurgraslanden die langs Het Veerse Meer grenzen aan de noordwestpunt van de huidige parkeerplaats. Beheerder Staatsbosbeheer geeft met een duidelijk recreatiebeleid toegang tot natuurgebied de Schotsman via wegen en paden. Dat zal zowel voor de bezoekers van het camperpark als de dagrecreanten die oevers van het meer en het bos bezoeken gelden. foto van informatiepaneel aan zuidrand van de natuurgraslanden >

De kwetsbare natuur van de natuurgraslanden kan worden gewaarborgd door deze toegangsregels plus maatregelen gericht op handhaving van deze regels. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de bezoekers van het camperpark negatieve invloed zullen uitoefenen op de natuurgraslanden in de omgeving van het camperpark. Het bos is veel minder kwetsbaar voor recreatie. De invloed op de natuur van het Veerse Meer is uitgebreid besproken in de toets op de externe werking op dit Natura 2000 gebied. Natuurtoets aanleg en gebruik camperpark op Noord-Beveland

20

De 100 meter Afwegingszone natuurgebieden. Hier wordt getoetst aan het belang van het behoud van openheid van het gebied en de verstoringsgevoeligheid van het natuurgebied. Het plangebied is landschappelijk gezien al besloten van karakter door de bosrijke omgeving met bosstroken en houtwallen. Door de vestiging van een camperpark zal enige verdichting optreden binnen de open ruimtes van het plangebied. Een ernstige inbreuk op de openheid van het plangebied kan dit niet worden genoemd. Ook de openheid van de oeverzones van het Veerse Meer wordt er niet door aangetast. De verstoringsgevoeligheid ten opzichte van de natuur van het Veerse Meer is al uitgebreid behandeld in de toets op de externe werking op het Natura 2000 gebied. Deze is vrijwel nihil. Resteert de verstoring van de natuur van het omliggende bosgebied van de Schotsman. Ter plaatse van het camperpark wordt wat vroeger een parkeerplaats was intensiever gebruikt. Dat geldt zowel overdag als ’s avonds. Vanaf 23.00 tot 07.00 dient stilte te worden betracht (meded. M. de Jonge). Naar mag worden aangenomen zijn recreanten met campers vaak rustige recreanten op leeftijd. Desondanks zal er wat meer verstoring van een in gebruik zijnd camperpark zijn dan een vrijwel lege parkeerplaats, met name ’s avonds. Dit zal enige invloed hebbeen op storingsgevoelige diersoorten die in het westelijk deel van het bos een territorium bezitten. Te denken valt aan vogels als groene specht, bosuil en roofvogels. Mogelijk dat deze diersoorten zich iets meer in oostelijke richting verplaatsen met hun territorium in het bos. Daarvoor lijkt voldoende ruimte aanwezig. Naar verwachting heeft het camperpark geen groot effect op de natuur van het nabijgelegen bos van de Schotsman.

Samenvatting van de natuurtoets De aanleg en het gebruik van een nieuw camperpark aan de westzijde van Noord-Beveland, aan de rand van het Veerse Meer heeft geen negatieve invloed op de instandhoudingdoelstellingen van de door de Natuurbeschermingswet 1998 beschermde vogelsoorten en op het behoud en de ontwikkeling van beschermde planten- en diersoorten conform de Flora- en faunawet. Bij de laatste wet geldt wel dat een aantal mitigerende maatregelen noodzakelijk is en een compenserende maatregel wordt geadviseerd. Het aanvragen van een vergunning conform de Natuurbeschermingswet 1998 of een of meerdere Ontheffingen in het kader van de Flora en faunawet is niet nodig. De toets op de effecten op de PEHS en de 100 meter afwegingszone t.o.v. nabijgelegen natuurgebieden wijzen uit, dat geen negatieve effecten op de doelstellingen van de relevante gebieden binnen de PEHS (Veerse Meer en de Schotsman) zijn te verwachten.


21

Literatuur Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk en J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de NBederlandse zoogdieren. KNNV-Uitgeverij. Dijkstra, K-D B., V. Kalkman, R. Ketelaar en M. J.T. van der Weide, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna deel 4. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Geoloket provincie Zeeland, 2011. Diverse gis-kaarten. Zie http://provincie.zeeland.nl/natuur_landschap/natuurwetgeving/natura2000/index. Veer, R. van ’t en D. Hoogeboom (eds), in press. Diverse auteurs. Atlas van Natura 2000 gebieden in Laag-Holland. Uitgave Provincie Noord-Holland. Gebruikt is eindconcept. Kapteyn, 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co, Haarlem. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits en J. van der Winden, 2009. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Vogelbescherming van Nederland en Buro Waardenburg b.v.. Kruijsen, B.W.J.M., 2002. Toetsing Europese richtlijnen en Flora- en faunawet voor zuidelijk deel Guisveld in 2002. Rapport Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen, Santpoort-Noord. In opdracht van gemeente Zaanstad. Provincie Zeeland, 2011. Het Natuurgebiedsplan Zeeland 2005. Via de website van de provincie http://loket.zeeland.nl/informatiecentrum/publicaties/rapporten/natuurgebiedsplan Vogelbescherming, nn. Vogels en recreatie. Handvat ter voorkoming van verstoring. Drukkerij Tesink, Zutphen.


22

Colofon

Opdrachtgever

de heer M. de Jonge Knokkel 74 1619 AK Andijk

Opdrachtnemer

drs. Ben W.J.M. Kruijsen Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen Eyndenhoefflaan 7 2071 AM Santpoort-Noord [email protected] www.natuuradvies.nl

Veldwerk, fotografie en rapportage

Ben Kruijsen

Publicatie

27 december 2011


Natuurtoets aanleg en gebruik restaurant, terras en bedrijfswoning in Twiske ZW

Recommend Documents