Verslag van de vergadering nr. 2014-2 van het Raadgevend Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen van 26 februari 2014 FAVV Gil Houins (Voorzitter), Herman Diricks, Jean-Marie Dochy, Vicky Lefevre, Emmanuelle Moons, Pierre Naassens, Leslie Lambregts, Lieve Busschots, Bart De Raeymaecker, Philippe Houdart, Nathalie De Jaeger en Jacques Inghelram. Chris Boyen (secretaris) en Sophie Deprit (verslaggeefster). Guy Vanbelle, vertegenwoordiger van minister Laruelle.
Leden van het Raadgevend Comité ME MS
M M E S
Bert Véronique /Ardies Luc
1
Melis Cédric/Nick Laurence
Braem Steve Carlos/Jonckheere Caroline
1
Mijten Erik/Van Keerberghen Georges
Bosmans Roger
1
Nijs Katrien/Van Moeseke Wim
Cools Romain/David Marquenie
1
Nutelet Guy/Ogiers Luc
Hautekeur Charlotte/Tamellini Jean-François
0
Nys Annelore/Verdonckt Freek
Coulonval Daniel/Granados Ana
1 Poriau Pierre/Nys Laurent
1 1 1 0 0 v
Debergh Renaat/De Wijngaert Lambert
1
Pottier Jean-Luc/Landuyt Marc
1
De Craene Ann/Appeltans Philippe
1
Schirvel Carole/Jacquinet Stéphanie
0
Dejaegher Yvan/Hoeven Erik
v
Segers Dina/Vandecavey Brigitte
1
Henrotte Bénédicte/Fronik Bram
v
Diels Eve/ Sterckx Romain
1
De Greve Nathalie/Janssens Bente Moreau Thomas/Velghe Jan Fonteyn Freija/Spenik Kathleen
1 1
Hallaert Johan/De Lange Els
1
1 Semaille Marie-Laurence/Masure Alain Smagghe Thierry/Leroux Frans Tamigniaux Daphné/Bruynseels Erik 1 Teughels Caroline/Loncke Peter 1 Vandamme Hendrik/De Swaef Peter 1 Vandenbroucke Joost/Van den Broeck A.
1
1
Aanwezig
0
Afwezig
1 1 1 v 1
Vandevelde Renaat / Thise Sophie
Jeandrain Charles/Lesceux Jonathan Lauryssen Sigrid/Maertens Gwendoline
1
Vandenbosch Michel/De Greef Ann
Horion Benoit/De Boosere Isabel Jaeken Peter/Persoons Davy
1
1 v
Page 1 of 18
0
Van Damme Eddy/ Denoncin Albert
1
Van de Meerssche Eric/Verschueren Yves
1
Velz Alfred/Mendez Murielle
v
Verontschuldigd
Dagorde 1. 2.
Goedkeuring van de dagorde Actualiteit Acrlamide Stand van zaken Russisch embargo van Europees varkensvlees Feedback herziening van de controleverordening Werking voorlichtingscel en meldpunt voor de consument in 2013 - Communicatieplan FAVV 2014 Traceerbaarheidsoefening in de filière van de eieren: conclusies Stand van zaken ACS, sectorgidsen en Smiley Varia
3. 4. 5. 6.
DEEL I van de vergadering:
Punt 1. Goedkeuring van de dagorde 1. De dagorde wordt goedgekeurd. 2. Het FAVV heeft onderstaande actualiteitspunten toegevoegd aan de dagorde: -
Stand van zaken Russisch embargo van Europees varkensvlees;
-
Feedback herziening van de controleverordening.
3. Het variapunt van ABS aangaande de Afrikaanse varkenspest en export zal aan bod komen onder punt 2, A).
Punt 2. Actualiteit A) Stand van zaken Russisch embargo van Europees varkensvlees 4. Leslie Lambregts geeft een stand van zaken op 26/02/2014 van de Afrikaanse varkenspest (ASF) en export naar Rusland. Korte historiek 5. Op 24/01/14 werd Afrikaanse varkenspest vastgesteld in twee everzwijnen in Litouwen. Het betreft dezelfde stam als degene die circuleert in Wit-Rusland Rusland legt tengevolge van deze vaststelling een importverbod van Europees varkensvlees en levende varkens op en vraagt op 29/01/14 garanties aan de Europese Commissie om de verspreiding van ASF binnen Europa tegen te gaan. De Europese Commissie wenste te bekomen dat het exportverbod beperkt werd tot de besmette regio en tot maximaal het grondgebied van Litouwen. De Europese Commissie meent dat hiermee ruimschoots aan de internationale OIE-voorwaarden is voldaan en dat Rusland dit dient te accepteren. Rusland is niet overtuigd door deze argumenten en meent dat meer informatie over het beheer van ASF in de lidstaten nodig is om te kunnen oordelen over de risico’s en een mogelijke regionalisering. Ondertussen is de export van varkensvlees uit geen enkele lidstaat van de EU mogelijk aangezien het certificaat stelt dat het grondgebied van de hele EU, met uitzondering van Sardinië waar ASF endemisch is, de laatste 3 jaar vrij moet zijn geweest van ASF. De onderhandelingen tussen de Europese Commissie en Rusland verlopen moeizaam ondanks intensief overleg en uitwisseling van informatie en ook twee tussenkomsten per brief van Eurocommissaris Borg bij de Russische minister van Landbouw op 31/01 en 06/02 zorgen niet voor vooruitgang. Rusland eist op 06/02/14 ook dat een verplichte bijlage wordt toegevoegd aan het certificaat voor vleesproducten waaruit blijkt dat de producten een behandeling hebben ondergaan die volstaat om ASF te elimineren. Op 17/02 en 19/02 wordt de aanwezigheid van ASF in wilde everzwijnen in Polen bevestigd. Op 21/02 lijkt er een doorbraak te komen na het overleg tussen Poala Testori, Directeur-generaal bij DG SANCO van de Europese Commissie, en Dhr. Dankvert, hoofd van Rosselkhoznadzor (Russisch voedselveiligheidsagentschap). Rusland is akkoord met het principe om regionalisering toe te passen. De volgende dagen zal er twee maal een overleg tussen experts georganiseerd worden om af te spreken hoe dit praktisch kan geïmplementeerd worden.
Page 2 of 18
Paola Testori stelt een nieuw overleg met Dhr. Dankvert voor op 05/03 en stelt volgende aanpassing in het certificaat voor: "African swine fever during the last 36 months in the countries or zones of countries where the animal was born, raised and slaughtered". Acties van andere lidstaten 6. Nederland, Denemarken en Frankrijk hebben deze kwestie ook op politiek niveau aangekaart bij hun Russische homologen. De beroepsverenigingen van deze landen, evenals de vleessectoren van Italië, Litouwen en België hebben een overeenkomst met de Russische vleessector North West Meat Association. Deze laatste heeft op 18/02/14 een overleg georganiseerd waarop tevens de CVO’s van Nederland, Frankrijk, Denemarken en Litouwen en Rosselkhoznadzor aanwezig waren. De Belgische vleessector en bijgevolg ook het Voedselagentschap werden niet uitgenodigd op dit overleg. De reden daarvoor is ons onbekend. Tijdens dit overleg hebben vooral Denemarken en Nederland laten ontvallen dat ze openstaan voor bilaterale oplossingen voor dit probleem. Onderhandelingen met de Russische autoriteiten omtrent exportvoorwaarden is een uitsluitend Europese bevoegdheid. De Europese Commissie heeft daarom nogmaals met aandrang aan de lidstaten gevraagd om bilaterale onderhandelingen te vermijden. Acties in België 7. Het FAVV volgt de situatie op de voet op en heeft veelvuldig overleg hierover met: • alle betrokken partners: sectoren, kabinet, Gewesten; • de Belgische ambassade en de permanente vertegenwoordiging bij de EU; • CVO’s van andere lidstaten en de Commissie. Op 05/02/2014 heeft Rosselkhoznadzor een ontwerp van vragenlijst overgemaakt aan de Europese Commissie die hen in staat moet stellen om de beheersmaatregelen met betrekking tot ASF beter te kunnen beoordelen. Het FAVV is direct gestart met de opmaak van een dossier om de sanitaire toestand in België toe te lichten en dit werd op 25/02/2014 via de ambassade overgemaakt aan de Russische autoriteiten. Het FAVV houdt zich klaar om het dossier toe te lichten in Moskou. Om het dossier te ondersteunen heeft het Agentschap een retrospectieve studie uitgevoerd op sera van everzwijnen (150 sera uit Wallonië en 50 uit Vlaanderen) van vorig jaar. Sedert gisteren hebben we de bevestiging dat alle monsters negatief zijn. Bovendien zal een actieve monitoring van wild life voor ASF georganiseerd worden vanaf nu. In 2014 worden 220 stalen serologie voor Vlaanderen en 700 voor Wallonië voorzien door de Gewesten, naast de passieve monitoring van ASF die vanaf heden standaard zal uitgevoerd worden. Om verspreiding van ASF en insleep in België te vermijden wordt een advies van het wetenschappelijk comité aangevraagd. Er zal worden nagegaan wat de grootste risicofactoren zijn voor een mogelijke verspreiding van ASF in België en of er door het FAVV bijkomende maatregelen moeten worden genomen. Het KB omtrent extra maatregelen voor de ontsmetting van voertuigen die uit risicogebieden komen, werd aangepast en is momenteel voor advies bij de Raad van State. Naast veelvuldig overleg zorgt het FAVV ook voor informatieverspreiding via diverse kanalen: • Regelmatig contact met de Gewesten om hen te informeren over nieuwe gevallen van ASF en met de vraag om de jagers op de hoogte te houden. • Newsletters aangaande de evolutie van ASF wordt aan de dierenartsen overgemaakt. • Buitenlandse Zaken heeft half vorige week de reisadviezen voor Rusland, WitRusland, Polen, Litouwen, Georgië, Oekraïne en Sardinië aangepast met de vraag om geen vlees en vleesproducten mee terug te nemen van deze bestemmingen en aan de jagers om de nodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. • Extra webpagina’s zullen gecreëerd worden en worden momenteel vertaald. Publicatie is voor eind van de week, begin komende week voorzien.
8. De Voorzitter bemerkt dat het gaat om een politiek spel van de Russen, de kopers hebben altijd de macht. De Europese Commissie doet het maximum, de meest betrokken lidstaten ook. Maar de eindbeslissing blijft in de handen van de Russen, zelfs als ze nu deel uitmaken van een mondiale handelsorganisatie en de regels van de OIE moeten respecteren. Vragen:
Page 3 of 18
9. Hendrik Vandamme bedankt het Agentschap voor zijn inspanningen. Maar hij vraagt om het nodige te doen om het bilateraal overleg levendig te houden en zich niet te schikken naar de wens en de vraag van de EC. De Voorzitter zegt dat men in eerste instantie probeert om samen te werken met DG Sanco en om pragmatische oplossingen te zoeken. 10. De DG Controlebeleid heeft een voorstel uitgewerkt om de Russische collega aan te zetten ervoor te zorgen dat België de kans zou krijgen het dossier toe te lichten via de ambassade, vervolgt Herman Diricks. Minister Laruelle heeft een brief gericht aan Karel De Gucht, Europees Commissaris voor handel, om het nodige te doen in dit dossier. Er wordt geprobeerd door toepassing van het “Memorandum of understanding” dat België heeft opgemaakt met Rusland, zoveel als mogelijk onze dossiers te verdedigen. 11. De Voorzitter zegt dat de Belgische ambasseur in Moskou een afspraak heeft gemaakt met de Dhr. Dankvert, hoofd van het Russische agentschap, om het dossier toe te lichten. België probeert om samen met de Commissie en de andere betrokken lidstaten naar een oplossing te zoeken. Maar indien zou worden vastgesteld dat er een deblokkering zou gebeuren vb. voor Nederland of Denemarken, dan dient overgegaan tot een andere manier van onderhandelen. Hij is van oordeel dat de EC een grote kans maakt op slagen binnen een korte tijdspanne. 12. De EC is zich bewust van de economische problemen en de bilaterale contacten die er geweest zijn hebben haar onder druk gezet om te zoeken naar een Europese oplossing, voegt Herman Diricks hieraan toe. Een Europese oplossing kan er evenwel voor zorgen dat het varkensvlees effectief door alle lidstaten die vroeger uitvoerden, opnieuw kan uitgevoerd worden. De EC komt best tot een oplossing i.pl.v. dat elke lidstaat apart actie dient te ondernemen. 13. Op de vraag van de Voorzitter over de stand van zaken van varkensvlees uit de USA in deze context antwoordt Herman Dirichs dat Rusland démarches heeft ondernomen zowel met Noorden Zuid-Amerika. Uit de bekomen info blijkt dat Zuid-Amerika een mogelijkheid zou kunnen zijn en Noord-Amerika minder voor de hand liggend is omdat men daar geen overproductie heeft en een aantal afnemers liever met Europese bedrijven willen blijven samenwerken. De Voorzitter bemerkt dat wanneer er een sterke vraag is van de Russen en weinig andere landen ze kunnen bevoorraden, dat voordelig is voor ons. 14. Thierry Smagghe bedankt in eerste instantie de tussengekomen diensten en de ambassade in dit dossier. De nodige informatie wordt spontaan aan de sector verstrekt. Wat betreft Brazilië en de USA, merkt hij op dat het vlees één dollar duurder is dan in België en het traject veel langer duurt (= 2 maanden onderweg) wat zijn impact heeft op de prijs. Het feit dat er grote tekorten zijn op de Russische markt is niet echt een drukkingsmiddel voor de Russen om sneller tot een oplossing te komen. 15. De Voorzitter concludeert dat de situatie van nabij wordt opgevolgd. B) Acrylamide 16. Emmanuelle Moons geeft een uiteenzetting van de acrylamideproblematiek in levensmiddelen (zie PPT voor meer detail: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_Punt_2_Acrylamide_RC_2014-02-26_NL.pdf ). Het gaat over een «procescontaminant» die als waarschijnlijk schadelijk en carcinogeen is ingedeeld, die gevormd wordt tijdens het koken van levensmiddelen aan hoge t° met weinig water (frituren enz.). 17. Dit punt wordt voorgesteld op het RC naar aanleiding van een artikel van Test-Aankoop (T-A) van deze maand "Acrylamide: bakken heeft bijwerkingen" dat de analyseresultaten vermeldt van TA over in vatbare eetwaren (frieten, crispbroodjes, chips, enz.). Men stelt effectief een overschrijding vast van de richtwaarden die zijn vastgelegd door de EC. 4/5 van de monsters waren conform. TA heeft een brief gericht aan Minister Onkelinx: de consumenten moeten beter ingelicht worden over de gevaren van acrylamide, de middelen om dit te verminderen moeten onder de aandacht komen en de richtwaarden moeten gerespecteerd worden. 18. Op het niveau van de Europese Unie, is deze problematiek sinds 2002 gekend en de industrieën, de lidstaten en de EC werken samen om de aanwezigheid van Acrylamide te verminderen, de brochure "Toolbox" bestemd voor de operatoren legt uit hoe het moet gebeuren. De EC heeft aanbevolen een monitoring te doen van de meest betrokken levensmiddelen. De EC beveelt ook aan ter plaatse te gaan in de bedrijven in geval van overschrijding van de richtwaarden. 19. Op het vlak van de resultaten, ziet men een toename in koffie en knäckebröd, maar een vermindering in babyvoeding, enz.
Page 4 of 18
20. Men heeft de richtwaarden vastgelegd boven de dewellke enquêtes kunnen worden uitgevoerd maar deze waarden zijn niet repressief. Dit legt de nadruk op alle beschikbare verminderingsmaatregelen (toolbox, enz.) en hun doeltreffendheid. In functie van de toekomstige aanbevelingen van de EFSA, gaat men misschien waarden vastleggen die dwingend zullen zijn. 21. Bovendien heeft de EC een workshopgeorganiseerd die toelaat de stand van zaken te bepalen van de verminderingsmaatregelen in verschillende sectoren. Op het vlak van de primaire productie, ziet men bijvoorbeeld dat er gekozen moet worden voor variëteiten met minder reducerende suikers, enz. Hieruit volgt ook dat al die inspanningen op bedrijfsniveau moeten worden voortgezet bij de consument (die frieten bakt tot ze zwart worden!). 22. Op het Belgische niveau, hebben we niet gewacht op de aanbevelingen om aan monitoring te doen, elk jaar worden 180 monsters genomen van vatbare levensmiddelen. Voor 2012, waren er 8 overschrijdingen en voor 2013, zijn er overschrijdingen in babyvoeding en cichorei. Op het vlak van overschrijdingen van de richtwaarden, voert de inspecteur ter plaatse enquêtes uit aan de hand van een document om na te gaan of de operator de aanbevolen maatregelen goed heeft geïmplementeerd in de toolbox. Het FAVV en de FOD gaan formuleren al aanbevelingen aan de consumenten en de operatoren op hun websites. De FOD Volksgezondheid gaat bijkomend advies geven aan de consument over thuis bakken en zal hiervoor ook de Hoge Gezondheidsraad consulteren. 23. De Voorzitter bemerkt dat er effectief problemen zijn. Het IARC (International Agency for Rechearch on Cancer) van de WHO heeft acrylamide geklasserd als “mogelijk carcinogeen voor mensen”. Hij wijst erop dat TA een schrijven heeft gericht aan Minister Onkelinx, Minister van Volksgezondheid. Maar indien men een wijziging van een norm op het oog heeft, moet men zich tot de competente Minister richten, in casu Minister Laruelle. Wat hem vooral heeft verbaasd en hij richt zich specifiek tot FEVIA, is de afwezigheid van verbetering op dit vlak. Er worden grote verschillen in de resultaten van chips vastgesteld die geanalyseerd werden op aanvraag van TA. Dit betekent dat een aantal producenten de huidige richtlijnen respecteren en anderen doen dat absoluut niet. Dit is evenwel niet aanvaarbaar. Het gaat hier enkel om levensmiddelen op de Belgische markt, maar hij bemerkt dat de productieomstandigheden afhangen van het land dat ze produceert (Frankrijk, Nederland, enz.) waar onze inspecteurs niet komen. 24. Johan Hallaert beaamt dat er een Europese aanpak nodig is, zelfs al gaat het over producten op de Belgische markt. De sector is ermee bezig. Het nodige onderzoek moet gebeuren. Er zijn een aantal maatregelen genomen. Hij citeert in dit verband vb. de koffie en cichorei waar de gehaltes gestegen waren en men weet niet hoe deze kunnen gereduceerd worden. Het betreft een gebrand product en verbranding maakt deel uit van het productieproces. In bepaalde sectoren kunnen concrete maatregelen worden genomen en dat gebeurt ook. Dit betekent echter niet dat de gehaltes hierdoor automatisch kunnen worden gereduceerd. 25. Sigrid Lauryssen geeft enige verduidelijking bij het onderzoek van TA op frieten, in voorkomend geval ging het om zelfgemaakte frieten door de consumenten thuis. TA wou de consumenten bewust maken van dit probleem. Een aantal consumenten werden gevraagd om frieten te bereiden, die geanalyseerd werden. In bepaalde gevallen werden hoge waarden genoteerd bij consumenten die bewaaraardappelen hadden gebruikt. Het lag ook in de bedoeling om aan de consument aanbevelingen te geven als ze thuis frituren en koken en om tevens na te gaan wat er op markt aanwezig was. De Zweedse crisp broodjes werden ook onderzocht. Er werden geen overschrijdingen vastgesteld. Bij het onderzoek op chips werd vastgesteld dat de resultaten van 1 op 5 stalen boven de indicatiewaarden lagen. Er zijn daarvoor verschillende soorten chips onderzocht: gezouten & handgemaakte chips, groetenchips, stokjes en ovengebakken chips. Deze varatie geeft aan dat het mogelijk is om de indicatiewaarden te respecteren. Vandaar dat TA vraagt om de nodige wetgeving/normen op te maken omdat wordt vastgesteld dat het probleem op de markt niet opgelost geraakt. 26. De Voorzitter pikt hierop in en stelt dat het perfect mogelijk is om chips op de markt te brengen die de richtlijnen en indicatiewaarden respecteren. Dit betekent dat sommige operatoren te weinig inspanningen leveren om een correct product op de markt te brengen. Het betreft een contaminant die mogelijk kankerverwekkend is. Hij is de mening toegedaan dat deze contaminant belangrijker is dan veel andere contaminanten waarnaar gezocht wordt. 27. Aansluitend hierbij stelt Romain Cools dat de aardappelsector aan TA communiceerde dat Belgapom voorstander is van een geïntegreerde aanpak op Europees vlak. Hij merkt op dat een groot deel van de opgesomde producten niet in België worden gefabriceerd. Hij benadrukt dat het probleem zich zowel voordoet bij aardappel- als bij groentenchips. Het is een voedingsgerelateerd probleem. De sector heeft op dit vlak al een aantal inspanningen geleverd maar botst op een
Page 5 of 18
aantal beperkingen buiten de sector. Verder duidt hij erop dat tot op heden geen wetenschappelijk bewijs bestaat dat acrylamide carcinogeen is bij mensen. Het is carcinogeen bij muizen. De correlatie tussen mensen en muizen werd in het verleden zeer nauw geacht maar men is op wetenschappelijk vlak dit pad aan ’t verlaten. Het onderzoek naar het mogelijke carcinogene karakter van acrylamide op de mens is nog volop lopende. Het voorzorgsprincipe moet gerespecteerd worden en de sector past dit toe. 28. De Voorzitter is van oordeel dat men moet oppassen met een dergelijke redenering . Hij neemt Peter Jaeken als getuige en herinnert eraan dat een pesticide of een additief op de markt kan worden gebracht zonder negatieve gevolgen voor de volksgezondheid op basis van langdurige studies op ratten en muizen gedurende 2 opeenvolgende jaren. Na een clean onderzoek d.w.z. indien geen verschillen worden vastgesteld op statistisch vlak met de controlegroepen van deze ratten of muizen, kan het product op de Europese markt worden gebracht. Bij een positief resultaat, blijven we voorzichtig wat de analogie met mensen betreft. Indien men zegt dat knaagdieren geen goed voorbeeld zijn voor onderzoek, wordt dit ook op de helling gezet. 29. Romain Cools zegt ervan uit te gaan dat er een risico is en wenst het wetenschappelijk onderzoek niet in vraag te stellen, het is nog lopende en de conclusies zijn nog niet voorhanden. Vanuit het voorzorgsprincipe heeft de aardappelsector actie ondernomen in 3 fasen: ste
a) een 1 onderzoek spitste zich toe op variëteiten en teeltgebonden aspecten. Er is vastgesteld dat er een link bestaat tussen variëteiten en de vorming van acrylamide. Maar vooral het seizoensgebonden karakter speelt een rol. Bewaaraardappelen vormen geen probleem, indien correct bewaard. Bij professionele bewaring wordt de temperatuur nauw in de gaten gehouden. Daarna worden de producten verkocht aan de consument die de aardappelen in de kelder (goed)/frigo (slecht)/garage (t° schommelingen) plaatst. Bij temperatuurschommelingen (vriezen) krijgt men in de knollen een reactie (= reducerende suikers boomen). Als de consument hiervan frieten maakt bekomt hij bruine niet krokante frieten. De variëteit kan een invloed hebben, maar vooral de seizoensimpact is belangrijk; b) wat gebeurt er op het vlak van de verwerking : er werden 13 technologische hulpmiddelen getest die een mogelijke invloed zouden kunnen hebben op het bakproces. Eerst werden de tests uitgevoerd op laboniveau en nadien in een Duits bedrijf (= Flanders food project). Belgapom heeft de lead genomen van het project. Tests werden uitgevoerd op een vrije lijn in het vermelde bedrijf. Er werd vastgesteld dat geen enkel van de technologische middelen een bevredigend resultaat heeft gegeven zowel wat betreft de gehaltes aan acrylamide, de kleur en de smaak van de frieten. De consument is niet geïnteresseerd in frieten die anders smaken (bv. kiemremmer op basis van munt). Wel bestaan er toepassingen op verse, niet voorgebakken frieten maar dan stelt zich het probleem van de hoog oplopende kostprijs van de toepassing waardoor de operator die het toepast zich uit de markt plaatst. In de tests werd vastgesteld dat bij voorgebakken frieten het acrylamidegehalte bij het afbakken lager lag dan bij de zelfgemaakte frieten. Vandaar dat TA veel problemen heeft vastgesteld met verse frieten omdat men niet wist hoe de aardappelen werden bewaard. Voorgebakken friet is een industrieel product. c) wat doet de consument/ de afbakker in een restaurant: op dit niveau stelt zich een cruciaal knelpunt. Het afbakken bepaalt finaal of er veel of weinig acrylamide in het eindproduct zit. Hij verwijst in dit verband naar de website : http://www.goodfries.eu , die zich richt tot professionele afbakkers/consument en de nodige richtlijnen geeft in dit verband (= zie film). EUPPA (Europese aardappelverwerkende industrie) is zeer transparant naar de overheid toe. Zij beschikken over een databank waarvan de resultaten worden meegedeeld aan de EFSA. Belgapom stelt vast dat bekende tv-koks telkens zeggen dat frieten dienen afgebakken op 195 C° i.pl.v. op 175 C° (= t° die vermeld wordt op alle verpakkingen). Dit werd reeds meerdere keren doorgegeven aan het FAVV teneinde deze personen te informeren. Tot slot verwijst hij naar het inwerken op het vlak van aardappelrassen: acrylamide als enige indicator bij de raskeuze zal niet lukken, omdat er zoveel aspecten zijn die een ras belangrijk maken of het een frituur- of bewaarras is, bv. de bewaring van de aardappelen, de rendementen, ziektebestendigheid enz. Deze parameter (acrylamide) alleen gebruiken voor de keuze van een variëteit, is bijna niet mogelijk. Hij verwijst naar een Amerikaans bedrijf, Simplot die met wetenschappelijke ondersteuning werken aan GGO-aardappelvariëteiten. De verbetering van de rassen is in de USA in handen van de Amerikaanse overheid (staten), maar in Europa van de privé-sector.
Page 6 of 18
30. De Voorzitter duidt erop dat de consumenten een zekere verantwoordelijkheid hebben in deze. Uit het onderzoek blijkt dat er grote verschillen bestaan in resultaten en de consumenten moet worden geïnformeerd van de processen die acrylamide produceren. 31. Sigrid Lauryssen merkt op dat TA er zich van bewust is dat er richtlijnen moeten worden gegeven aan de consument voor het frituren van huisgemaakte frieten. TA weet dat de sector inspanningen levert maar bij de Commissie werden ze aangevallen door de industrie. TA heeft chips getest en er werd uitgelegd waar ze werden getest en voor chips werd er geen oplossing aangereikt. TA vraagt dat er iets zou worden ondernomen op dit vlak. 32. Romain Cools beaamt dat in de chipssector mogelijkheden bestaan en dat deze worden toegepast vandaag. Additieven of technologische hulpmiddelen werken niet op frieten omdat frieten te dik zijn waardoor enkel de buitenkant wordt beïnvloed. Bij chips, die veel dunner zijn, kan niet alleen het buitenoppervlak maar ook de ganse inhoud worden beïnvloed door het enzym (processing). Voor chips gemaakt van verse aardappelen is het inderdaad zo dat de celstructuur van de aardappel te sterk is zodat het asparaginase niet kan binnendringen. Indien je het aardappelschijfje zou laten weken in een water en asparaginase oplossing voor een voldoende lange tijd zou je waarschijnlijk penetratie van het enzym in de cel hebben, maar omdat de schijfjes zo dun zijn, zou de fysische structuur van de aardappel afgebroken zijn. De aardappelschijfjes zouden eerder aanleiding geven tot een soep en frituren zou niet meer mogelijk zijn. In een bloem/deeg mix zou je mogelijk asparaginase kunnen gebruiken. Dit is een optie. Hier moet wel 2 opmerkingen bij genoteerd worden: a) De deeg zou nat moeten zijn – sommige snacks gemaakt van pellets of geëxtrudeerde snacks gebruiken een ‘droge’ mix en krijgen een chemische wijziging binnen het vat van het extrudergeweer door de combinatie van warmte en druk b) Een natte mix moet nog steeds voldoende contacttijd met het asparaginase hebben om een effect te bekomen Omwille van deze redenen is het voor sommige producten niet mogelijk om asparaginase toe te voegen (productdesign, machinepark, ruimtebeperkingen binnen de fabriek 33. De Voorzitter herhaalt de noodzaak van Europese normen en niet alleen richtlijnen op dit vlak. Er moet een duidelijk signaal komen voor deze contaminant. Dus de consumentenorganisaties en de Hoge Gezondheidsraad hebben een rol te spelen op dit vlak. 34. Een geïntegreerde impact op elke schakel want de consument kan een perfect product om zeep helpen door het verkeerd af te bakken, voegt Romain Cools hieraan toe. 35. Johan Hallaert stelt tot slot dat Romain Cools de thematiek heeft geïllustreerd van zijn sector. Verschillende andere sectoren hebben een analoog verhaal. Bij de FOD Volksgezondheid is er regelmatig overleg met de verschillende sectoren daarover. Er is een verticale aanpak nodig per deelsector omdat er verschillende oplossingen moeten worden gezocht. Hij verwijst naar een advies van EFSA dat in de pipeline zit voor 2015 en waarop de toekomstige Europese aanpak zou kunnen worden geënt. 36. De EC wacht op dit advies voor de bepaling van de norm, stelt de Voorzitter tot slot. Maar de zorg blijft gezien er geen duidelijke verbetering optreedt voor bepaalde voedingsmiddelen. C) Feedback herziening van de controleverordening 37. Bart De Raeymaecker geeft een stand van zaken van de besprekingen in de werkgroep over de herziening van de controleverordening (zie PPT voor meer detail: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_Punt_2_5-pack_RC_2014-02-26_NL.pdf ). 38. Op 14/02/2014 werd een uitgebreide voorstelling gegeven aan de sub-WG van de stakeholders van het RC waarbij de belangrijkste elementen en vernieuwingen, de stand van zaken en aandachtspunten werden toegelicht. De bedoeling van deze presentatie was ook om af te toetsten of er draagvlak is voor dit voorstel bij de stakeholders. Hij overloopt de aandachtspunten: o
het is een zeer technische en complexe tekst. Er zijn veel vragen van de lidstaten om verduidelijking wat uiteindelijk zou moeten leiden tot een aanpassing van de tekst. Na 9 maanden (gestart onder het Iers Voorzitterschap, vervolgens het Litouws
Page 7 of 18
Voorzitterschap, en momenteel het Grieks Voorzitterschap) is ca. 2/3 van het oorspronkelijke voorstel overlopen (eerste lezing); o
omgaan met gedelegeerde handelingen/uitvoeringshandelingen: er is een groot pakket van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen voorzien. Dit geldt niet enkel voor het voorstel van de herziene controleverordening, maar voor alle voorstellen van het ‘5-pack’. De keuze tussen gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen heeft grote gevolgen voor de lidstaten. Kort gesteld: bij gedelegeerde handelingen wordt er gebruik gemaakt van expertenconsultaties. Er is echter geen stemming en geen formele opinie. Er zijn verschillende vormen van uitvoeringshandelingen, maar de meeste uitvoeringshandelingen in het voorstel hebben betrekking op de ‘comitologie’. Daarom geven de lidstaten aan inspraak te willen, door de keuze van gedelegeerde handelingen af te wijzen, en daarentegen te kiezen voor uitvoeringshandelingen, of voor subsidiariteit, of voor het opnemen van bepalingen in de basistekst zelf. Het Europees parlement (EP) wil controle d.m.v. de gedelegeerde handelingen (het EP en de Raad kan bezwaar aantekenen). De Europese Commissie (EC) verdedigt zichzelf door te stellen dat ze gekozen hebben voor het ‘meest geschikte’ juridisch middel;
o
de scope van de controleverordening wordt uitgebreid en de lidstaten hebben vnl. opmerkingen omtrent de toepasbaarheid van het voorstel op teeltmateriaal en plantengezondheid;
o
op het vlak van de financiering: voor wat betreft de officiële controles waarvoor vergoedingen moeten worden betaald, geldt het principe van de ‘full cost recovery’. Er zijn twee opties voorzien, die kunnen worden gecombineerd: de optie ‘flat rate’, dit is een vaste vergoeding op basis van de globale kost van de officiële controles in een referentieperiode, aangevuld met een bonus-malusprincipe, en de optie ‘actual cost’, waarbij de vergoeding wordt berekend op basis van de werkelijke kost van een individuele officiële controle. Verder stelt het ontwerp dat micro-ondernemingen (= <10 FTE + <2 Mio €) geen verplichte vergoedingen dienen te betalen. Deze kosten mogen niet doorgerekend worden aan de overige operatoren. Deze vrijstelling van de kleine en middelgrote ondernemingen heeft grote gevolgen aangezien er een groot aantal bedrijven onder deze definitie vallen en dit is in tegenspraak met het principe dat de lidstaten over voldoende middelen moeten beschikken. Vandaar dat de lidstaten oproepen tot subsidiariteit. Verder geven de lidstaten ook aan dat de transparantieregels m.b.t. de financiering niet mogen niet leiden tot administratieve lasten voor de overheden. Om verder te kunnen gaan, werd aangekondigd dat er een questionnaire m.b.t. de financiering zal worden opgemaakt en verspreid. Deze questionnaire is ondertussen toegekomen en zal zoals beloofd aan de leden van het RC worden toegestuurd.
39. Wat betreft de Belgische standpuntbepaling wordt opgemerkt dat, gelet op het toepassingsgebied van de verordening, het FAVV niet de enige betrokken bevoegde autoriteit is. In de huidige controleverordening zijn de Gewesten reeds betrokken partij, omwille van de biologische landbouw en de kwaliteitsschema’s (beschermde oorsprongsbenamingen – BOB, beschermde geografische aanduidingen – BGA, en gegarandeerde traditionele specialiteiten – GTS). Met de uitbreiding van de scope met teeltmateriaal worden de Gewesten nog meer betrokken. Om te komen tot een Belgische standpuntbepaling wordt gebruik gemaakt van een bestaand overlegorgaan, nl. de PW ICLB (Permanente Werkgroep van de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid). Binnen de PW ICLB is een sub-WG ‘5-pack’ opgericht: voor elk voorstel van het 5-pack is een piloot en eventueel copiloot aangeduid. De algemene coördinatie gebeurt door de Permanente Vertegenwoordiging. Er is een cascade voorzien: indien er geen overeenstemming kan worden bereikt in de sub-WG, wordt het overgeheveld naar het niveau van de PW ICLB. Uiteindelijk zal het standpunt worden gevalideerd in de schoot van het Directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie. 40. Timing: er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de werkzaamheden in het Europees Parlement en in de Raadswerkgroepen. De Europese verkiezingen gaan door in mei 2014; de werkzaamheden van de EP worden stopgezet van half april tot oktober 2014. De vraag stelt zich of de nieuwe parlementsleden de vorige amendementen zullen behouden. In april 2014 wordt een plenaire zitting gehouden waarbij het voorstel mogelijk zal worden behandeld maar dat is niet zeker. De Raadswerkgroep vergadert momenteel onder Grieks Voorzitterschap gedurende 2 dagen/maand. Het Grieks Voorzitterschap is vrij ambitieus en voorziet een aangepast voorstel in de eerste semester van 2014. Het is moeilijk in te schatten wanneer er een gemeenschappelijk
Page 8 of 18
standpunt zal worden bereikt: eind 2014-2015? De meeste bepalingen van deze Europese regelgeving zullen van toepassing worden een jaar na in werking treden ervan; voor sommige bepalingen is dit pas 3 tot 5 jaar na de inwerkingtreding. 41. Tot slot merkt Bart De Raeymaecker op dat het RC zal worden geïnformeerd en geconsulteerd over deze aangelegenheid. 42. De Voorzitter wijst erop dat dit niet van de ene dag op de andere gaat gebeuren, maar dit blijft een belangrijk onderwerp voor het FAVV. 90% van de operatoren van de voedselketen van elke heffing vrijstellen, terwijl het systeem in voege is sinds 2006, en dat men geen betwisting meer heeft van de jaarlijkse heffing aan het Agentschap, kan zware gevolgen hebben. Het gaat om verworven principe, en dat in vraag stellen betekent de doeltreffendheid van het Belgisch Agentschap in vraag stellen. Er moet worden bekeken welke positie andere landen innemen ten aanzien van de enquête over de financiering. Het zou interessant zijn te weten indien men een blokkeringsminderheid zou kunnen bereiken. Hij herinnert eraan dat na zijn informele contacten met de DG Sanco, de Commissie het Belgische systeem had voorgesteld, maar de beslissing om terug te komen op de heffing van de KMO's zit op het niveau van de commissarissen. Hij bemerkt ook dat 10 FTE al een redelijke onderneming is in België, elders misschien niet. Hij wil een motie van het Raadgevend Comité voor de volgende regering door te stellen dat men het huidige systeem wil behouden, maar er is eensgezindheid nodig, anders werkt dit contraproductief. 43. Marie-Laurence Semaille verheugt zich op de uniformisering in termen van financierings- en controlesysteem. Die maatregel gaat de vertekeningen beperken op het vlak van de financiering van de Staat ten opzichte van de controle. Als we op termijn alles kunnen uniformiseren, dan is dat positief. Voor haar zijn er geen tegenstellingen in het principe dat de Lidstaat (LS) moet beschikken over voldoende middelen. Het is omdat de LS vertrekken met verschillende middelen dat de aanpassingsmiddelen niet dezelfde zijn voor de LS. 44. Wanneer we spreken van concurrentie, dan kan dit waar zijn voor de industrie, bemerkt de Voorzitter. Maar voor de Belgische restaurateurs of landbouwers, stellen de heffingen weinig voor op het totaal van hun uitgaven. Dit creëert geen concurrentievervalsing met hun buitenlandse collega’s. In 2005 is de beginkeuze gemaakt om niet de hele last op de staat te laten wegen en 40% van de kosten te verdelen over alle operatoren en dus betaalt ieder slechts een klein deel. De heffingen in bepaalde sectoren zijn aanzienlijk, bijvoorbeeld in de vleessector. Tien jaar geleden was dit de sector die praktisch alles alleen betaalde. Als dit ontwerp erdoor komt, moeten we ons in de plaats stellen van de politieke top die bijkomend 29 miljoen euro moet vrijmaken voor het Agentschap. Ongeacht de voogdijminister, gaan de anderen schaven aan die bedragen en dus moeten we het FAVV laten werken met minder middelen. Die vermindering zal moeilijk te compenseren vallen met een verhoging van de staatsdotatie. Momenteel zorgen enkel de hercontroles soms voor problemen op het niveau van de operatoren, maar de heffingen worden goed aanvaard. Marie-Laurence Semaille bemerkt dat de micro-micro-ondernemingen (bijvoorbeeld hobbyist met 1/2ha aardbeien) vrijgesteld zouden moeten kunnen worden. Dit is momenteel het geval, maar we moeten een iets hogere limiet vinden, zonder noodzakelijkerwijs naar 10 FTE te gaan. 45. Johan Hallaert wijst erop dat deze vraag reeds meermaals werd opgeworpen. Midden maart vindt een vergadering van het ketenoverleg plaats waarop een ketenmemorandum aan bod komt. Deze vraag zal er worden behandeld. 46. De Voorzitter stelt dat de subsidiariteit moet worden toegepast wat aansluit met het standpunt van minister Laruelle in dit verband. M.a.w. idealiter is de schrapping van een paragraaf in de ontwerpverordening waardoor iedere lidstaat zou kunnen doen wat hij wil op dit vlak en België zou zijn systeem kunnen behouden. 47. Inderdaad er zijn een aantal punten die zouden moeten geharmoniseerd worden. Bepaalde landen rekenen geen retributies aan voor bepaalde diensten bv. voor exportcertificaten, in België is dat wel het geval. Johan Hallaert is van oordeel dat dit zou moeten geharmoniseerd worden. 48. Op Europees vlak kan inderdaad worden verdedigd dat dezelfde prijzenstructuur voor retributies zou worden toegepast, zegt de Voorzitter. Hij wijst erop dat er voldoende gelobbyd moet worden bij het Voorzitterschap om het gewenste resultaat te bekomen. 49. Nathalie De Greve stelt dat Comeos op het vlak van de financiering oproept om niet te pleiten voor subsidiariteit. Zij vinden het ook een gemiste kans van de verordening om een aantal zaken te harmoniseren op Europees vlak. Zij pleiten voor de “Level playing field” en kijken uit naar de
Page 9 of 18
“Questionnaire”. Een gezamenlijk standpunt zal worden uitgebracht op het ketenoverleg van 12 maart.
Punt 3. Werking voorlichtingscel en meldpunt voor de consument in 2013 - Communicatieplan FAVV 2014 50. Lieve Busschots geeft een toelichting bij het communicatieplan 2014 van het FAVV. Deze presentatie bestaat uit verschillende onderdelen met name een overzicht van de realisaties in 2013 van het meldpunt en de voorlichtingscel evenals de planning voor 2014. Realisaties Meldpunt in 2013 ( zie PPT voor meer detail: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_punt-3_MELDPUNT_RC_2014-02-26_NL.pdf ) 51. Klachten: in 2013 werden 4.067 klachten geregistreerd. Dit betekent een vermindering met 6 % tegenover 2012 te wijten aan een daling van het aantal tabaksklachten. De andere klachten zijn stabiel gebleven. 91% van de klachten werd behandeld binnen de 30 dagen. De voornaamste klachten volgens de oude indeling hebben betrekking op (in dalende orde): hygiëne, bewaarmethodes, mogelijke voedselvergiftigingen, dierenwelzijn, contaminanten (zie dia 5). De klachten zijn onderverdeeld over verschillende nieuwe hoofdcategorieën zodat onmiddellijk kan geantwoord worden op bepaalde vragen m.b.t. een bepaalde hoofdcategorie zijnde horeca klein, de grootkeukens, distributie ( zie dia’s 7 t/m 11). Uit de taartdiagram (dia 8) blijkt dat het grootste gedeelte van de klachten betrekking heeft op horeca klein (zijnde restaurants (53%), frituren (8%), pizzeria’s (7%), pita’s (5%) enz.). Voor de indeling in categorieën voor Horeca groot en distributie (zie de dia’s 10 t/m 11). Van de 4237 geregistreerde vragen waren 2789 vragen specifiek voor het meldpunt. Alle vragen worden binnen de 4 werkdagen beantwoord. 1448 vragen werden doorgestuurd naar de betrokken dienst binnen het FAVV of naar andere instellingen. Het meldpunt geeft steeds een eerstelijnsantwoord bv. m.b.t. het opstarten van een frituur en zal de persoon doorverwijzen naar de PCE waar de zaak is gevestigd. Uit het overzicht blijkt een daling van het aantal vragen de laatste 2 jaar omdat een aantal vragen onmiddellijk worden overgemaakt naar de betrokken diensten. Achtereenvolgens worden de voornaamste vragen in 2013 overlopen (zie dia 14). 52. Sigrid Lauryssen vraagt wat dient verstaan onder contaminant (dia 5). Lieve Busschots legt uit dat het in casu gaat over vreemde voorwerpen in voedingsmiddelen zoals bv. een stuk glas, een schroef, een stuk valse nagel enz. 53. Jean-Luc Pottier vraagt of men al dan niet rekening houdt met anonieme klachten? 54. Lieve Busschots antwoordt dat elke klacht wordt behandeld ongeacht of ze al dan niet anoniem karakter heeft. Ook ananieme klachten kunnen aanleiding geven tot het nemen van maatregelen. De naam van de klager wordt in geval van een klacht nooit doorgegeven door de PCE. De Voorzitter benadrukt dat wanneer we ze niet in rekening nemen en we een accident of een crisis hebben, de persoon die het FAVV anoniem had gewaarschuwd, van zich zal laten horen en zeggen dat hij het noodzakelijke had gedaan. Er is een wetvoorstel om het Agentschap te verbieden ze in rekening te nemen, maar dat is een populistisch voorstel. Hij is geen voorstander van dit systeem, maar één klacht op twee is gegrond en dus moet ermee rekening worden gehouden.
Voorlichtingscel
realisaties 2013 ( zie PPT voor meer http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_punt_3_VOORLICHTINGSCEL_RC_2014-02-26_NL.pdf )
detail:
55. Lieve Busschots wijst op een uitbreiding van de webpagina van de voorlichtingscel. Alle projectopleidingen staan op het internet en de geïnteresseerden kunnen zich elektronisch inschrijven. Er werd een duidelijk onderscheid gemaakt met de opleidingen in het kader van het “Alternatief voor de administratieve boete voor de horeca” en de andere opleidingen. Verder is het didactisch materiaal beter gegroepeerd op de site. Uit dia 4 blijkt dat het aantal deelnemers voortdurend toeneemt sinds 2009 (= 10.426 deelnemers in 2013). Dia 5 geeft een overzicht van
Page 10 of 18
de meest participerende sectoren aan de opleidingen (in dalende orde: horeca, kinderopvang, grootkeukens & onderwijs, slagers enz.). Volgende opleidingen werden vnl. gegeven: -
in het kader van “aangekondigde controles” (GHP en controles);
-
voor grootkeukens afhankelijk van overheden en individuele aanvragen. Individuele opleidingen worden niet gegeven in voorkomend geval worden alle gemeenschapskeukens van de regio aangeschreven en zal een opleiding worden gegeven voor de ganse groep;
-
voor het beroeps- en technisch onderwijs: in 30 schoolpunten ( hotel- en slagerijscholen, centra voor volwassenen onderwijs);
-
voor caritatieve organisaties en voedselbanken (per provincie);
-
voor detailhandel o.a bakkers en hoeveproducenten;
-
in samenwerking met de Landsbond;
-
voor horeca = nieuw project : grote respons zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Per postcode worden de uitbaters individueel per brief verwittigd. Het FAVV werkt samen met Horeca Vlaanderen en Horeca Wallonië. Daarnaast krijgt de operator die een waarschuwing heeft bekomen, nog eens een aparte uitnodiging onder het logo van het Agentschap en de starters worden ook uitgenodigd. Al de data staan op het internet;
-
voor de kinderopvang in samenwerking met ONE en Kind & Gezin;
-
voor architecten (die winkels/restaurants ontwerpen);
-
Alternatief voor de administratieve boete voor de horeca: bij diegenen die na deze opleiding nog een PV hebben ontvangen wordt individueel nagegaan wat de oorzaak is voor dit bijkomend PV. Er zal worden nagegaan of de opleiding moet worden bijgeschaafd of dat het gaat om hardleerse operatoren;
-
de voorlichtingscel heeft deelgenomen aan bepaalde beurzen.
56. De Voorzitter bemerkt dat het Agentschap uiteindelijk een aanzienlijke inspanning geleverd heeft m.b.t. de BtoC, met name in de horeca. Hij stelt evenwel vast dat de gemiddelde operatoren die PV's of waarschuwingen gekregen hebben verbeteren, maar dat de zeer slechte daarentegen zeer slecht blijven! We gaan uiteindelijk die restaurants sluiten als ze niet in staat zijn om goed werk te leveren ofwel zal de publicatie van de resultaten van deze restaurants op het internet een verbetering teweegbrengen. 57. Projecten voor 2014: verderzetting van het project beroepsonderwijs, opleidingen in het kader van de “Ronde van Vlaanderen” gesubsidieerd door het ministerie van Onderwijs (= om de 3 jaar), Caritatieve Organisaties, medewerking verlenen aan het Vademecum van architecten, enz. (zie de dia’s 12 t/m 14). 58. Marie-Laurence Semaille bemerkt dat dit elk jaar terugkomt, het contactpunt ziet veel klachten van consumenten voorbij komen, maar de landbouwers vinden dat het contactpunt niet beschikbaar is voor een bemiddeling. De Voorziter benadrukt dat het gaat om de rol van ombudsman, het contactpunt is niet bestemd voor de operatoren. Anne-Laure Desmit vervangt daarentegen Pierre Cassart als ombudsman. Het staat de operatoren vrij om haar te contacteren met klachten over facturen, de manier waarop bepaalde controles zijn uitgevoerd enz. 59. Johan Hallaert begrijpt dat de voorlichtingscel zich in eerste instantie richt tot B2C. Wordt BtoB automatisch uitgesloten of worden daar ook initiatieven ondernomen? De Voorzitter is van oordeel dat de kleine KMO’s van de transformatie ook moeten worden geholpen. Er zijn contacten geweest in dit verband met de Universiteiten van Gent en Gembloux. Externe Communicatie Realisaties in 2013 op het vlak van actieve communicatie (zie PPT voor meer detail: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_punt_3_Communicatieplan_RC_2014-02-26_NL.pdf ) 60. Het Agentschap zet zijn beleid verder inzake sociale media voort op facebook, twitter, linkedin en RSS. De dienst Communicatie verspreidt boodschappen o.a. via persberichten, recalls, Nieuwsbrieven, jobaanbiedingen via deze sociale netwerksites. Het Agentschap is interactief en plaatst af en toe een statement of een antwoord op facebook. Echte vragen van consumenten worden overgemaakt aan het meldpunt en afgehandeld. Er is een “gedragscode Facebook”
Page 11 of 18
opgemaakt. Er wordt niet geantwoord op elke vraag en soms worden sommige opmerkingen geschrapt omdat ze ongepast zijn of omdat ze niet slaan op het onderwerp.
61. Foodweb is toegankelijker en gebruiksvriendelijker gemaakt (= is operationeel sinds 2013 en opgesplitst in een publiek en privaat gedeelte). Er wordt nog steeds verder gebouwd aan de uitwisseling van de gegevens tussen operatoren en het FAVV. Er wordt een nieuwe versie op de site geplaatst in februari 2014 over “Usermanagement en gebruiksvriendelijker zijn”. 62. Personeel & Organisatie heeft “Employer Brand” geïntroduceerd met name het beeld van een organisatie als een ‘great place to work’ in het hoofd van huidige medewerkers en keystakeholders buiten de organisatie (actieve en passieve kandidaat-werknemers, klanten, consumenten wordt eveneens gecommuniceerd,..). Het ligt in de bedoeling om de aantrekkelijkheid van het FAVV als werkgever nog te vergroten daarvoor werkt de dienst communicatie samen met P&O en externe partners (o.a. Selor). Er wordt publiciteit gemaakt in studentenmagazines of in tijdschriften van beroepsorganisaties. De dienst communicatie steunt P&O bij de deelname aan jobbeurzen. 63. Randstad Award 2013 (onderzoek beste werkgever): het FAVV behaalde de 4 privébedrijven en 29 overheidsinstellingen.
de
plaats op 180
64. ITINERA Institute heeft het FAVV geplaatst als TOP wat betreft zijn organisatie. 65. In 2014 is het FAVV genomineerd in de top 3 voor de “Federale overheidsinstelling van ’t jaar”. 66. Verder is het FAVV één van de genomineerden voor een “Award” voor de beste organsatie/bedrijf op de luchthaven van Zaventem omwille van zijn zeer grote graad van klantvriendelijkheid. 67. In de loop van 2013 heeft het FAVV een groot aantal nieuwe brochures uitgebracht of bestaande geüpdatet (zie dia’s 11 & 12). 68. Daarnaast worden de terugkerende acties overlopen voor 2014 zoals deelname aan tentoonstellingen en beurzen, persconferentie activiteitenverslag, persberichten, recalls, geven van voordrachten,…. Luik Operatoren realisaties in 2013 69. Internetsite 2013: er waren 15,5% meer bezoeken op onze site in vergelijking met 2012. Er tekent zich een continue stijging af (988.239 bezoeken in 2013 t.o.v. 854.578 in 2012). Deze cijfers hebben enkel betrekking op bezoeken van externen. Top 5 van de meest bezochte rubrieken = info over erkenningen en toelatingen, contactgegevens, over het FAVV en autocontrole. Daarnaast probeert het Agentschap voortdurend praktische en meer toegankelijke informatie over regelgeving (operatoren) online te plaatsen door middel van sleutelwoorden en samenvattingen. 70. Newsletters: een specifieke mailing van elke nieuwigheid en actuele onderwerpen die verschijnt op internet naar de verschillende beroepssectoren / operatoren in de “Newsletter” en een vulgariserende samenvatting bij publicatie van omzendbrieven op het internet;
-
een nieuwsbrief voor de praktijkdierenartsen = 28 zendingen in 2013.
-
Specifieke communicatie in samenwerking met de DG Controlebeleid in 2013: sinds 14/03/2013 staan de B2C-autocontrolegidsen van brood & banketbakkerij, de slagers, detailhandel, grootkeukens & verzorgingsinstellingen, zuivelproductie op het landbouwbedrijf en de horecasector op de website van het FAVV, en sinds 24/06/2013 deze van opvang van baby’s en peuters.
-
De papieren gidsen voor de horeca liggen klaar en Lieve Busschots vraagt haar zo vlug mogelijk een leveringsadres te bezorgen. Van zodra de federaties het nodige zullen hebben gedaan, kan de levering gebeuren. Specifieke communicatie Controlebeleid/Crisiscel -
in
samenwerking
met
de
DG
Controle/DG
het Agentschap heeft in samenwerking met Boer & Tuinder een speciale editie uitgegeven van Focus i.v.m. “Opkomende Dierziekten”.
Tevredenheidsenquête: zie verslag van 24/01/2014 voor meer detail. Planning 2014
Page 12 of 18
Opdeling van de “Activiteitenboom” per sector in samenwerking met DG Controle en DG Controlebeleid zodat nieuwe operatoren tijdswinst kunnen boeken; - Sjablonen met de meest voorkomende recalls zullen worden geplaatst op het internet. Indien een bedrijf van TRA of van DIS een recall dient te organiseren moeten ze enkel het VEN-nummer en de lotsnummers invullen; - In samenwerking met DG Controle zijn de syllabussen opgemaakt over “Wat moet op het etiket” en “Op weg naar een geslaagde controle in uw Pitazaak” Voor kleine bedrijven in de sector TRA werkt de dienst communicatie samen met de Universiteit Gent en de Faculteit Gembloux – Ulg. Deze maand worden de deelsectoren bepaald in samenwerking met DG Controlebeleid. Het opleidingssysteem zal worden georganiseerd cf. de opleiding Horeca. De operatoren met problemen worden opgezocht en persoonlijk aangeschreven. De uitnodigingen worden verstuurd vanaf 01/04/2014. -
71. Copyright gidsen TRA: Lieve Busschots wijst erop dat de AC-gidsen voor de transformatie niet beschikbaar zijn op ons internet. Ze zijn in handen van de sectoren. Zij vraagt of deze te kunnen gebruiken voor de opleidingen. De Voorzitter vraagt een eerste reactie en stelt dat het de bedoeling is een aantal kleine verwerkers individueel te kunnen helpen. Het team dat de opleiding geeft moet kunnen beschikken over de door het FAVV goedgekeurde TRA-gidsen. Kan dit worden meegenomen in de opleiding? 72. Johan Hallaert antwoordt dat dit in principe moet mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden maar het mag niet de bedoeling zijn dat de sectorgids op die manier wordt verspreid. Iedere sector is eigenaar van zijn sectorgids en er kan niet worden uitgesloten dat er uiteenlopende antwoorden zullen worden gegeven. 73. Volgens Romain Cools kan de sectorgids onder voorwaarden worden ter beschikking gesteld. Hij duidt erop dat de federatie reeds verschillende opleidingen heeft begeleid. Vanuit het Agentschap heeft Belgapom het bericht ontvangen dat een aantal bedrijven niet in overeenstemming werken met het ACS. De namen van deze bedrijven zijn niet doorgegeven omwille van de privacy wetgeving. Het Agentschap stelde deze operatoren zelf te contacteren met de vraag om zich in te schrijven voor de TRA-opleidingen. Belgapom is bereid om volop mee te werken aan deze opleiding. Verder wordt vastgesteld dat deze opleidingen worden gevolgd door consulenten. Tijdens de opleiding krijgt men een password om de TRA-gids te consulteren en naderhand wordt vastgesteld dat men achteraf met dat password aanlogt. Universiteiten vragen de gids gratis ter beschikking te stellen, maar Belgapom heeft destijds beroep gedaan op hen voor de opmaak van de gids en dat was steeds mits betaling. 74. Renaat Debergh sluit zich aan bij de vorige sprekers. Ook Phytofar heeft een aantal vragen gekregen die op een pragmatische manier worden aangepakt. Ze mogen de gids niet verspreiden en kunnen voor een korte periode een password bekomen of kunnen een korting krijgen bij aankoop van de gids. 75. Het FAVV probeert die consulenten te onderscheppen. Lieve Busschots wil dat probleem bekijken met de sectoren gezien het FAVV aanwezig is op die opleidingen. Specifieke communicatie in samenwerking met de Dienst Financiering -
het versturen van de flyer “Wat voor B2C?” gebeurt samen met het versturen van de aangiftes voor de ganse B2C + PRI;
76. Verder werd: -
-
De homepage voor “Professionelen” attractiever gemaakt. Een webdesigner zal worden geconsulteerd om de eerste schermen te verbeteren; De Engelstalige/Internationale website is lopende o.a. voor het luik export; Continue actualisatie van brochures bij een herdruk; Gemeenschappelijke aankopen en er worden brochures gemaakt op vraag van verschillende sectoren.
Luik Consumenten realisaties in 2013 77.
Bestaande brochures worden geactualiseerd. Het beleid van actieve verspreiding wordt voortgezet. De brochures worden o.a. verdeeld aan de organisaties van Steden en Gemeentes, het onderwijs, de mutualiteiten, de artsenverenigingen en de magazines (als er een nieuwe brochure uitkomt). Binnenkort zal er o.a. een nieuwe brochure over “rauwe melk” verschijnen .
Page 13 of 18
78.
In april 2013 werd een speciaal nummer van de Nieuwsbrief verstuurd over o.a. de resultaten van de enquête onder de lezers. De Nieuwsbrief werd in een nieuwe, frissere lay-out gestoken (vanaf september 2013) en het redactieteam werd vernieuwd.
79.
Verder heeft het FAVV een artikel gepubliceerd over “Hou je voedsel veilig “gepubliceerd in de Jommekeskrant in Vlaanderen en in het Journal des Enfants in Wallonië.
80.
De website van de consumenten werd aantrekkelijker gemaakt en afgesplitst van de professionelen.
81.
De FAVV Perceptie-enquête van de Belgische consumenten 2013: zie resultaten op het FAVVinternet.
82.
Het FAVV heeft voor de 1 keer deelgenomen aan de openbedrijvendag van 06/10/2013 (Labo van Wandre en de PCE’ van Vlaams-Branbant en Namen) met onverhoopt groot succes.
ste
Planning 2014 83.
Verder wordt : gewerkt aan het attractiever maken van de consumentenwebsite in samenwerking met een professionele webdesigner; -
versterkte deelname 2014 aan Bruxelles Champêtre gezien het succes in 2013; een film gemaakt voor consumenten: hoe men best boodschappen doet , de indeling van de koelkast en over kruiscontaminatie in de keuken; deelgenomen aan Openbedrijvendag 2014 door de PCE’s van West-Vlaanderen en Henegouwen; de publicatie van de individuele resultaten van de B2C op de website met een communicatiecampagne; een gemeenschappelijke promotiecampagne met het voorgaande zal worden gevoerd rond de Smiley: momenteel werden 1.841 smileys uitgereikt in de sector, 437 smileys aan grootkeukens en 1.404 aan de overige B2C.
84.
Op de vraag van Sigrid Lauryssen of de consumentenenquête reeds aan de pers is voorgesteld en of de resultaten reeds gepubliceerd zijn, wordt geantwoord dat een interview werd gegeven aan “Le Soir” en “De Morgen”. De resultaten van de consumentenenquête staan op de FAVVwebsite. Verder stelt ze dat TA zich heeft ingeschreven voor verschillende newsletters van de verschillende levels. Op de vraag of deze gelinkt zijn aan de website/nieuwe webpagina consumenten, antwoordt Lieve Busschots dat dit enkel op punt is gesteld voor de consumentenwebsite. Het Newsletterteam wordt onmiddellijk verwittigd telkens als er iets nieuw op de site wordt geplaatst.
85.
Veronique Bert refereert naar het gestelde op slide 46: “Publicatie resultaten B2C website” en wijst erop dat de besprekingen momenteel nog aan de gang zijn. Hier wordt reeds vermeld dat deze publicatie er effectief zal komen. De Voorzitter oordeelt dat dit onvermijdelijk is. Indien een journalist of een consument de inviduele inspectieresultaten van een controle van een winkel of restaurant opvraagt, is het FAVV gehouden deze ten minste onder de vorm van een CL te geven. Dit zal uiteraard gepaard gaan met de nodige interpretatieproblemen van de CL (= afwezigheid van goed begrip door de burgers of de journalist). Een slechte interpretatie vormt een bedreiging voor de operator. Dus er moet worden gedacht aan een vereenvoudigde vorm van communicatie hierover. Volgende week vindt een gedachtewisseling plaats op het kabinet van Minister Laruelle op vraag van de Hoge Raad voor de voor de Zelfstandigen en de KMO. Het FAVV moet momenteel gevolg geven aan evt. vragen tot mededeling van de individuele inspectieresultaten, ingevolge een arrest van de Raad van State. De Voorzitter vraagt dat de betrokken sector met eigen voorstellen over de brug komt. Hij verwijst in dit verband naar het compromisvoorstel van TA, dat intern werd besproken in voorbereiding van de vermelde vergadering op het kabinet. Hij herhaalt dat de horecasector een jaar geleden werd gevraagd om een voorstel uit te werken. Zij hebben een tegenvoorstel geformuleerd. Er is eveneens een vergadering gepland met mevr. Matheuws van het «Syndicat des Indépendants et PME». Hij herhaalt dat alle partijen samen met de consumentenorganisaties moeten zoeken naar een constructieve oplossing.
86.
Peter Jaeken deelt mee dat Phytofar graag training en vorming zou willen geven aan zijn leden over het privaat gedeelte. Hij vraagt of het mogelijk is om een oefenomgeving met een nepbedrijf op de website ter beschikking te stellen. Zij wensen mensen op regelmatige basis te kunnen vormen en jaarlijks een opfrissing van de materie te geven. Jean-Marie Dochy stelt dat
Page 14 of 18
er reeds opleiding werd gegeven aan bepaalde leden van Phytofar in Antwerpen. Twee zaken moeten worden onderscheiden, gaat het om een algemene opleiding voor nieuwe operatoren of om meer specifieke opleidingen. Peter Jaeken vraagt om te kunnen beschikken over een nepoperator. Mensen veranderen van functie binnen de organisatie zodat het noodzakelijk is om jaarlijkse opfrissingen te kunnen geven via een oefenomgeving met een nepbedrijf. JeanMarie Dochy bevestigt dat het nodige zal worden gedaan. 87.
Lieve Busschots heeft de vraag overgemaakt en zal informeren hoe ver het staat.
88.
Jean-Luc Pottier komt terug op de publicatie van de resultaten. Dit werd besproken in de HRZKMO om tot een gemeenschappelijk antwoord te komen voor de horeca, de bakkers, enz. en om te vermijden dat elke sector met zijn voorstellen zou afkomen (die soms tegenstrijdig zouden kunnen zijn). Ze hebben zich achter het standpunt van TA geschaard met de voorkeur voor een score eerder dan voor kleuren. Dus het resultaat zou zijn: goed, zeer goed, men heeft de Smiley, of men is minder goed enz. maar de publicatie van de resultaten moet niet gedaan worden net na de controle, maar wel na de hercontrole om de vaststellingen te bevestigen. In dat geval zouden we positief kunnen zijn. De Voorzitter stelt dat hij tevreden is dat het voorstel van TA de slagers het best bevalt, doordat een ander alternatief is voorgesteld tegen de kleuren van de verkeerslichten. De discussies over dit onderwerp zullen worden verdergezet. Hij ziet dat de kleuren, hoewel dit eenvoudig is voor de consument (rood-groen-oranje), een probleem stellen ten opzichte van rood voor de sectoren, dus gaan we het voorstel aanpassen. Hij weigert enkel de CL te publiceren, aangezien ze te ingewikkeld zijn voor de consumenten. Hij wil een duidelijk, objectief en redelijk systeem dat niet te veel druk legt op de controleur. De score wordt niet geafficheerd maar kan worden geconsulteerd op de website. Vanaf het begin hebben we gezegd geen rekening te houden met de eerste inspectie en dat we een tweede kans geven aan de operator. Dat zal toelaten een resultaat te geven op de website. Hij benadrukt dat de geruchten die een journalist van de Standaard twee à drie weken geleden heeft verspreid volgend op de lancering van het drie kleuren systeem door de Hollanders. De journalisten hebben het FAVV gecontacteerd, maar wij hebben geen initiatief genomen, in tegenstelling tot wat in de pers aangekondigd werd. Tijdens de vergadering van maandag 3 maart 2014 op het Kabinet moeten we dus met een concreet voorstel komen, waarover bij voorkeur een conscus zou worden bereikt.
Punt 4. Traceerbaarheidsoefening in de filière van de eieren: conclusies 89. Nathalie De Jaeger komt de resultaten voorstellen van de traceerbaarheidstest die in het najaar van vorig jaar werd georganiseerd (25 tot 29/11/2013). Ter herinnering, ging het om de 4de oefening van dit type, het ging hier over de fictieve besmetting van een eiproduct. (Voor meer detail zie de PPT: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_Punt_4_traceerbaarheidsoefening_RC_2014-02-26_NL.pdf ). 90. Herinnering van de belangrijkste doelstellingen: zie slide 3. Het ging er vooral om de afleversnelheid van informatie door de operatoren te evalueren, alsook hen te sensibiliseren voor het belang van traceerbaarheid. 91. Alvorens ze in de praktijk om te zetten, heeft het Agentschap de oefening gesynthetiseerd (zie slides 4 en 5): het geval betrof de besmetting van eieren in een industriële bakkerij. Vervolgens is deze bron van besmetting getraceerd die bestemd was als voeding voor legkippen. Nadien is het traject van de besmette eieren getraceerd tot bij de detailhandelaar. 92. Verloop van de oefening: Op het vlak van de stroomopwaartse tracering: de oefening werd vergemakkelijkt, aangezien een eibrekerij de besmette partij behandeld heeft en onder contract stond met een exploitant en een fabrikant van diervoeders. Dit is dus zeer snel gegaan, wat niet altijd het geval is. De Voorzitter stelt dat tussen de industriële bakkerij en de operator die aan de basis van de besmetting lag, de tracering zeer snel ging, dus de methodes zijn goed, maar het is ook een kwestie van geluk gezien het aantal operatoren beperkt was. Op het vlak van de stroomafwaartse tracering bij de fabrikant van diervoeders: was het moeilijker om alle diervoerders waarin besmette grondstoffen zaten, terug te vinden en dit ingevolge een informaticawijziging bij de operator tijdens de oefening. Vanaf toen, moest
Page 15 of 18
verondersteld worden dat een grondstof besmet was maar zonder over de tijd te beschikken om na te gaan in welke producten die grondstof gebruikt was. De gegevens waren beschikbaar, maar we hebben de materiële tijd niet gehad om alle mengvoeders te bepalen die deze grondstoffen gebruikten. De oefening heeft zich enkel toegespitst op gemengde diervoeders geleverd aan een pluimveebedrijf. 93. Op het niveau van de eibrekerij, bemerkt ze dat er een mix van Belgische en Nederlandse eieren bestond. De Voorzitter benadrukt dat wanneer de partijen zeer groot zijn en producten van een verschillende oorsprong bevatten, dit de traceerbaarheid nog sterk bemoeilijkt. Hier voegt Nathalie De Jaeger aan toe, dat er sprake is van een partij van 50 ton eieren (eigeel en eiwit). In totaal waren er 3212 operatoren betrokken en bekend , maar niet alle leveranciers hebben de gegevens van al hun klanten verschaft en andere hebben niet deelgenomen aan de oefening. De Voorzitter bemerkt dat dit de moeilijkheid illustreert om stroomafwaarts te communiceren met zoveel operatoren. 94. Het Agentschap heeft de tracering uitgevoerd. De stroomafwaartse tracering veronderstelde een cascadesysteem. Iedere leverancier verwittigde dus de operator en iedere operator moest zijn klanten waarschuwen. Hij moest statistieken kunnen maken van de producten geleverd aan klanten, enz. Welnu, het is gebleken dat niet alle klanten verwittigd waren of toch niet voor alle geleverde producten. 95. De Voorzitter bemerkt dat een brief aan de betrokken klanten gestuurd zou moeten worden, aangezien de oefening dit waard is. Trouwens, voegt Nathalie De Jaeger eraan toe, waren de templates voor de operatoren niet duidelijk en bepaalde operatoren hebben niet begrepen dat het om een oefening ging. De traceerbaarheidsgegevens voor zulke hoeveelheden producten zijn moeilijk te beheren op het niveau van het Agentschap, aangezien de bestanden enorm zijn. 96. Resultaten (zie slides 6 en 7): De stroomopwaartse tracering heeft toegelaten snel de bron van de fictieve besmetting te bekomen. De stroomafwaartse tracering voorzag een minimale interventie van het Agentschap, maar die is uiteindelijk veel groter geweest. De oefening heeft de noodzaak duidelijk gemaakt persoonlijke contacten te onderhouden om gegevens van operatoren te krijgen. Het FAVV heeft niet meer de Excel-tabel opgelegd die deze gegevens bevat. Desondanks die versoepeling, moest er soms tot 24u gewacht worden alvorens de operator volledige gegevens over de tracering opstuurde. Het Agentschap heeft grote moeilijkheden vastgesteld in de oefening wanneer de klantenbestanden zeer groot zijn. We zien ook onnauwkeurigheden in de informatie die door de PCE's wordt doorgegeven. De Voorzitter bemerkt dat de documenten zo eenvoudig mogelijk moeten zijn. 97. Algemene conclusies (zie slide 8) De reactietijd van de operatoren is in het algemeen goed, maar interventie van de PCE's is altijd nodig. Deze simulatie heeft trouwens aan het licht gebracht dat het de operatoren aan motivatie ontbreekt wanneer het om een oefening gaat. De boodschap die overgebracht moest worden was dat een doeltreffende traceerbaarheid het bijvoorbeeld mogelijk maakt recalls te beperken, wat grote verliezen betekent voor de operatoren. Bovendien, kan de uitwisseling van gegevens binnen het Agentschap nog verbeterd worden. 98. Aanbevelingen (zie slide 9): Op het niveau van de sector, is het van primordiaal belang de gevolgen te evalueren van de samenstelling van grote partijen. Bovendien, moeten de operatoren beschikken over lijsten van hun klanten die via mail of fax bereikbaar zijn om hen gemakkelijk te contacteren bij een probleem. We hebben kunnen zien dat we ons moeten focussen op de stroomopwaartse tracering om de consument te beschermen en de meest strikte rapportering van de traceerbaarheid moeten bevorderen. 99. De Voorzitter kondigt aan dat het onderwerp van de volgende oefening zal betrekking hebben op vis en visserijproducten. 100. Johan Hallaert stelt dat Fevia wenst mee te werken aan de sensibilisering van de operatoren en dat er nadere afspraken moeten over gemaakt worden. Hij wijst op geruchten waarbij gesteld
Page 16 of 18
werd dat klanten niet per mail mochten worden verwittigd maar per fax. Nathalie De Jaeger antwoordt dat de mails natuurlijk geaccepteerd werden, maar dat was niet gepreciseerd op de documenten in kwestie bestemd voor de operatoren. Dit punt zal gecorrigeerd worden. 101. Laurence Nick bedankt Nathalie De Jaeger voor de presentatie. Ze vraagt of er, vanaf het ogenblik waarop er een risico is voor de volksgezondheid, niet gedacht kan worden aan een noodplan en een geüpdatete databank die het Agentschap zou kunnen consulteren. De Voorzitter bemerkt dat dit mogelijk zou zijn, dit punt wordt vermeld in de reglementering sinds 2003 (in het KB over autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid). Idealiter moet men binnen de 4 uur informatie kunnen verschaffen aan het FAVV. Welnu, waar bepaalde operatoren in staat zijn dit te doen, nemen andere er de tijd niet voor, aangezien het "slechts" om een oefening gaat en nog anderen zijn in de onmogelijkheid om binnen de gevraagde tijd te antwoorden. Als die oefening een reële crisis geweest was, zouden er veel meer producenten betrokken zijn, bemerkt de Voorzitter. Er is dus een bestaand systeem, dat helemaal klaar is, maar dat spijtig genoeg niet altijd gerespecteerd wordt door de operatoren. Had men in dit geval, eraan gedacht de pers te informeren over die resultaten, dan zou dit een vernietigend effect gehad hebben voor de operatoren. 102. Jean-Marie Dochy voegt toe dat het hier om een traceerbaarheidsoefening gaat en niet om een crisis. Vanaf de eerste 24u, konden we de oefening al stopzetten aangezien er reeds duizenden winkels betrokken waren en de situatie dus onhandelbaar geworden was. Die eieren, verdeeld over honderden verschillende producten, maken het onmogelijk om de resultaten te communiceren aan de consumenten, in geval van crisis had dus alles uit de rekken gehaald moeten worden. Er heeft een interne debriefing plaatsgevonden om te zien hoe de oefeningen verbeterd kunnen worden, maar wat verontrustend is, is de situatie waarin we ons zouden hebben bevonden in geval van een reële crisis, betreurt hij. 103. De Voorzitter voegt toe dat we rekenen op cascadecommunicatie tussen de operatoren die op vlotte wijze zou moeten geschieden, om op het einde van de keten de betrokken producten terug te roepen, maar die communicatie stelt problemen, dus moeten we een hele categorie producten terugroepen. In het kader van deze oefening, zouden er geen eieren noch eiproducten meer geweest zijn in de winkels. 104. De Voorzitter herinnert eraan dat de samenstelling van een partij een zeer belangrijk element is. Vooral wanneer er meerdere partijen onder één partij gegroepeerd worden. Hij bemerkt trouwens dat een oefening heeft plaatsgevonden op dat moment bij de distributiecentrales en de warenhuizen. 105. Philippe Houdart geeft een woordje uitleg bij de conclusies van de oefening: de info werd over het algemeen binnen de 4 of 5u verkregen, maar soms duurde het veel langer wanneer we meer nauwkeurige informatie wilden. De Voorzitter bemerkt dat we bij de goede leerlingen van de klas zijn, maar we moeten de communicatie nog verbeteren en streven naar excellentie.
Punt 5. Stand van zaken ACS, sectorgidsen en Smiley 106. De heer Inghelram geeft een toelichting bij de stand van zaken omtrent autocontrole (zie presentatie voor meer detail: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0226_punt_5_autocontrole_RC_2014-02-26_Nl.pdf ) . In 2013 werden 2 bijkomende gidsen initieel goedgekeurd. Het betreft de gids G-036 van de organische teeltsubstraten en de G-041 van de kinderdagverblijven. Dit brengt het totaal op 33 goedgekeurde gidsen die nog van toepassing zijn. 107. In 2013 werden eveneens 7 revisies van gidsen goedgekeurd : G-001v2.1 diervoeders, G022v2 choprabisco, G-038v2 agrotoelevering, G-040v1.1 primaire productie. Ondertussen wordt er ook werk gemaakt van revisies (zie slide 6). Tevens zijn er contacten geweest met de sector van de groothandel in sierplanten en met de sector van de producenten van verpakkingsmateriaal. Beiden hebben de intentie uitgedrukt een gids te zullen ontwikkelen. 108. Op het vlak van erkenningen van certificatie-instellingen (OCI) zijn er weinig wijzigingen te melden. Hier en daar is er één bijgekomen. De meest belangrijke wijziging is het feit dat er ondertussen een erkende OCI is voor de gids G-041 voor de kinderdagverblijven. Voor wat de stand van zaken van het aantal gunstig geauditeerde VEN betreft wordt gemeld dat de meest significante wijzigingen vastgesteld zijn bij de sectoren van de distributie (o.a. respectievelijk 70 VEN, 90 VEN, 20 VEN en 20 VEN extra voor de gidsen van de slagers,
Page 17 of 18
detailhandel, horeca en grootkeukens ten opzichte van het RC van 23-10-13). en van de primaire productie (2.700 VEN extra ten opzichte van het RC van 23-10-13). Aangezien de laatste uitgedrukt is ten opzichte van de gids G-040 die eigenlijk de fusie is van de g-012 primaire plantaardige productie en de G-037 primaire dierlijke productie werd ook eens gekeken naar de evolutie van het aantal VEN in de primaire productie (dus zowel de G-012, G-037 als de G-040). Daaruit blijkt dat er in 2013 300 VEN bijkomend gunstig geauditeerd zijn in de primaire productie. 109. Tot slot blijkt uit de cijfers dat er ten opzichte van een jaar geleden ongeveer 600 VEN bijkomend over een smiley beschikken (= 1859 smileys op 24/02/2014). 110. De Voorzitter verwijst naar de uiteenzetting van Lieve Bussschots waarbij werd aangehaald een bepaald budget zal worden besteed voor een communicatiecampagne rond de smiley en de publicatie van de individuele inspectieresultaten op de FAVV-website. We hadden voorzien het te doen in 2013, maar omwille van de opgelegde besparingen, hebben we het niet kunnen doen. 111. Jean-Luc Pottier vraagt om de gids van de slagers toe te voegen als “te verwachten gids in 2014”. Dit zal worden toegevoegd in de slides. 112. De Voorzitter bemerkt dat het veel inspanningen vraagt van de sectoren om zich te laten certificeren. De bedrijven die vlees verwerken voor uitvoer naar Rusland en China zijn al onderworpen aan zeer strikte eisen en hij vermeldt als voorbeeld het initiatief vermelden van Phytofar en Phytodis en geeft het woord aan Peter Jaeken. 113. Peter Jaeken licht de aanpak van Phytofar toe omtrent de certificering in de autocontrole. Phytofar is van plan om als sector de validatie van het ACS te verplichten voor alle klantendistributeurs van fytofarmaceutische producten voor professionelen. De brief zal eerstdaags toekomen bij de Voorzitter. Dit zou niet verplicht worden voor de landbouwers en de gebruikers. Deze eis zou zich beperken tot de klanten-distributeurs. Tevens wenst Fytofar de mogelijkheid te onderzoeken om dit wettelijk te verplichten. 114. Een aantal sectoren reageren (o.a. VBT, Belgapom) dat validatie van het ACS ook in hun sectoren reeds verplicht is in het kader van export. Febev vult aan dat validatie van ACS in hun sector verplicht is in het kader van het generiek lastenboek rund en voor Certus. 115. Marie-Laurence Semaille benadrukt dat dit beslissingen zijn die genomen worden in overleg met de sector. Maar is ongerust aangezien de primaire sector niet is betrokken geworden. 116. Inderdaad, dit is in eerste instantie opgelegd dat leden van Phytofar moeten gecertificeerd de zijn. In 2 instantie geldt het tussen Phytofar en de distributie (Phytodis) waar afspraken gemaakt zijn. Er is gesteld dat leden van Phytofar en niet-leden die meestappen in het schema alleen nog maar zullen leveren aan handelaars met een gecertificeerd of gevalideerd ACS, verduidelijkt Peter Jaeken. Het is een vrijwillig systeem en het zal enkel verplichtend worden op het vlak van de handel en niet bij de landbouwers zelf en de gebruikers. Daarom zijn de discussies bilateraal gevoerd tussen Phytofar en Phytodis en niet met de landbouworganisaties.
Punt 6. Varia 117. Jean-Luc Pottier voegt een variapunt toe m.b.t. het businessplan. De slagers-spekslagers zitten in het deel van de BtoC-operatoren. Ze krijgen elke twee jaar een controle, terwijl de horeca en de bakkerijen elke drie jaar een controle krijgen. De sector wil op voet van gelijkheid komen met de andere sectoren. 118. Vroeger waren er twee frequenties voor de slagers in het businessplan, bemerkt de Voorzitter, met een jaarlijkse controle voor de slagers die met wervelkolommen werken (in het kader van de gekkekoeienziekte). Nu worden de slagers om de twee jaar gecontroleerd. Hij herinnert eraan dat de slagerij een kwetsbaar domein blijft op het vlak van de voedselveiligheid. Een slager maakt bereidingen in de B2C. Dat is veel gevaarlijker dan een bakker die alles bakt. De frequenties zijn verbonden aan de risico-evaluatie; er zijn meer risico's bij een slager dan bij een bakker.
******************** De volgende vergadering van het RC vindt plaats op woensdag 26 maart 2014 om 9u30.
********************
Page 18 of 18