Naar een versterkt vmbo invoeringsplan vmbo 2001 -2003
OCenW Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen
Inhoud 1
Inleiding ............................................................................................................................. 3
1.1
Uitgangspunten vmbo ....................................................................................................... 3
1.2
Ontwikkelingen.................................................................................................................. 3
1.3
Prioriteiten invoeringsbeleid ............................................................................................. 4
1.4
Leeswijzer ........................................................................................................................... 4
2
Monitor 2000...................................................................................................................... 5
2.1
Opzet monitor ................................................................................................................... 5
2.2
Bevindingen ....................................................................................................................... 5
2.3
Bevorderende en belemmerende factoren ........................................................................ 6
3
Onderwijskundige prioriteiten ........................................................................................ 9
3.1
Landelijke centrale examens.............................................................................................. 9
3.2
Schoolexamens ................................................................................................................. 10
3.3
Leer-werktrajecten ........................................................................................................... 10
3.4
Leermiddelen .................................................................................................................... 11
3.5
Landelijke indicatiestelling praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs... 11
3.6
Praktijkonderwijs ............................................................................................................ 12
3.7
Overige aspecten van het landelijke invoeringsbeleid.................................................... 12
4.
Samenwerking ................................................................................................................. 17
4.1
Samenwerking in de zorg ................................................................................................ 17
4.2
Samenwerking vmbo-roc ................................................................................................. 18
4.3
Samenwerking vmbo-bedrijfsleven - investeringsimpuls leerwegen ............................. 19
4.4
Afstemming en samenwerking met jeugdzorg ............................................................... 21
4.5
Samenwerking infrastructuur…………………………………………………………………..21
5.
Invoeringsproces ............................................................................................................. 23
5.1
Scholen in vmbo............................................................................................................... 23
5.2
Voorlichting...................................................................................................................... 23
5.3
Om- en nascholingsaanbod .............................................................................................. 24
5.4
Intermediaire organisaties en samenwerking in de regio .............................................. 25
5.5
Technisch Overleg ............................................................................................................ 27 Bijlagen ............................................................................................................................. 28 1.Invoeringsagenda vmbo ................................................................................................ 28 2.Landelijke invoeringsatlas............................................................................................. 30 3.Overzicht leermiddelen................................................................................................. 37
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
In het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over het vmbo op 16 februari 2000 is toegezegd dat een invoeringsplan vmbo zal worden opgesteld. Voor u ligt dit invoeringsplan vmbo 2001-2003. Doel van dit plan is de Tweede Kamer en het onderwijsveld te informeren over het landelijke invoeringsbeleid vmbo. Het plan beschrijft de prioriteiten voor het invoeringsbeleid. Deze prioriteiten volgen uit de ontwikkelingen in het vmbo en de uitgangspunten van de wet mavo/vbo/vso. 1.1
Uitgangspunten vmbo
In mei 1998 werd de wet mavo/vbo/vso aangenomen. Deze wet beoogt het voormalige vbo en mavo duidelijker neer te zetten als voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Hierdoor ontstaat meer samenhang in het onderwijsaanbod. In het vmbo uit dit zich in: • een goede afstemming met de basisvorming, die deels doorloopt in het vmbo, en goede aansluiting op het vervolgonderwijs; • de introductie van leerwegen in het vmbo met doorstroomrechten voor het vervolgonderwijs; • de introductie van sectoren in het vmbo, waardoor het aansluit op sectoren binnen de arbeidsmarkt en het secundair beroepsonderwijs; daartoe worden zowel afdelings- als intrasectorale programma’s aangeboden en een gelimiteerde keuzevrijheid bij de samenstelling van een vakkenpakket; • het aanleren van algemene en beroepsvoorbereidende vaardigheden, die de slaagkans in het vervolgonderwijs optimaliseren; • leerwegondersteunend onderwijs, zodat leerlingen die extra zorg nodig hebben, onderwijs kunnen volgen binnen één van de vier leerwegen; • praktijkonderwijs voor leerlingen die - ook met extra zorg - geen regulier diploma in een van de leerwegen kunnen halen. Praktijkonderwijs bereidt de leerling voor op eenvoudige beroepen. 1.2
Ontwikkelingen
Bij de invoering van de wet is in de periode september 1999 tot en met juni 2000 een aantal ontwikkelingen duidelijk op de agenda geplaatst. Het invoeringsplan richt zich ook op deze ontwikkelingen: • de zwaarte en het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg, en de zorg dat binnen de leerwegen - en binnen de basisberoepsgerichte leerweg in het bijzonder - leerlingen ongediplomeerd het onderwijs zullen verlaten; • de zorgstructuur en de bij de aanvaarding van de vmbo-wet gemaakte afspraak dat over de introductie van het zorgbudget in het najaar van 2000 een ‘go or go later’-debat zal plaatsvinden; • de monitoring van het beleid voor indicatiestelling en de wijze waarop in de toekomst de indicering van zorgleerlingen gestalte krijgt; • de versterking van het vmbo als de koninklijke route voor doorstroom naar roc en arbeidsmarkt. In dit thema staat de samenwerking tussen vmbo, roc en het bedrijfsleven centraal.
3
1.3
Prioriteiten invoeringsbeleid
Uit de uitgangspunten en actuele ontwikkelingen volgen prioriteiten voor het invoeringsbeleid van het vmbo. Dit plan koppelt de invoering aan de resultaten van de monitor vmbo 2000. De resultaten van de monitoring (mei 2000) geven aan waar binnen de prioriteiten de accenten moeten worden gelegd. De prioriteiten schematisch weergegeven:
Onderwijskundig proces
Samenwerking
Invoeringsproces
• • • • •
• • •
• • • •
Examens: centraal en school Leerwerktrajecten Leermiddelen Landelijke indicatiestelling Praktijkonderwijs
• •
Samenwerking zorg Samenwerking vmbo-roc Samenwerking vmbobedrijfsleven Samenwerking jeugdzorg Samenwerking infrastructuur
Scholen in vmbo Voorlichting Om- en nascholing docenten Intermediaire organisaties en samenwerking in de regio • Technisch Overleg
Met de beschrijving van de resultaten van de monitoring en de prioriteiten voor het invoeringsbeleid vmbo bouwt dit invoeringsplan voort op de brief aan de Tweede Kamer van 17 december 1999 over de voortgang van het invoeringsproces vmbo (kenmerk VO/VMBO/99/51578). Het invoeringsplan vmbo staat niet op zichzelf. Gelijktijdig met dit plan ontvangt de Tweede Kamer voorstellen over een toekomstige vormgeving van het zorgbudget, de notitie 'Ruimte voor leerwerktrajecten', het actieprogramma ‘Versterking vmbo’, het voorstel nadere vooropleidingseisen WEB en een reactie hierop én de monitorrapporten vmbo 2000 (de regioscan, de statusrapportage en de integrale brochure Samen er voor staan). Deze beleidsvoorstellen maken integraal deel uit van dit invoeringsplan. 1.4
Leeswijzer
Dit invoeringsplan is geordend naar het primaire - onderwijskundige - proces, samenwerking en invoeringsproces. In hoofdstuk 2 is een samenvatting opgenomen van de resultaten van de monitor vmbo 2000. Hoofdstuk 3 beschrijft de onderwijskundige prioriteiten. Voor een succesvolle invoering van het vmbo is het van belang dat vmbo-scholen samenwerken in hun omgeving. De prioriteiten voor deze samenwerking komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 staan tenslotte de prioriteiten voor het invoeringsproces centraal. Aan het slot zijn een invoeringskalender vmbo, de totaaloverzichten van de monitor 2000 en een overzicht van de leermiddelen opgenomen.
4
Hoofdstuk 2 2.1
Monitor 2000
Opzet monitor 2000
In mei is de halfjaarlijkse monitor vmbo uitgevoerd. De monitor vmbo 2000 beslaat de hele breedte van het vmbo (zorg, leerwegen en infrastructuur) en levert informatie over: • het landelijke beeld én de stand van zaken per samenwerkingsverband; • invoering van de wettelijke vereisten en kwalitatieve aspecten; • de belemmerende en bevorderende factoren bij het invoeringsproces. De monitor vmbo 2000 kent twee informatiestromen: • de veldscan: een rechtstreekse bevraging van het veld (schoolleiding en docenten) over de stand van zaken rond de invoering van het vmbo. Deze bevraging is uitgevoerd door Regioplan. • de statusrapportage: een geïntegreerde landelijke statusrapportage van alle samenwerkingsverbanden. De landelijke rapportage is opgesteld door het SCO Kohnstamm Instituut op basis van de statusrapportages per samenwerkingsverband. Deze zijn op hun beurt opgesteld door de vmbo-consulenten van de projectorganisatie vmbo, medewerkers van het Bestuurlijk Steunpunt en medewerkers van de provincies (de professionals in de regio). Er is voor deze twee informatiestromen gekozen om de invoering van het vmbo weer te geven vanuit het perspectief van schoolleiders en docenten, én vanuit het perspectief van professionals . De rechtstreekse bevraging van het veld betreft een landelijk representatieve steekproef. De landelijke statusrapportage is landelijk dekkend en kan worden teruggeleid naar elk van de 84 samenwerkingsverbanden. De twee informatiestromen verschillen in opzet, informatiebronnen en invalshoek. Resultaat is een volledig beeld van de stand van zaken rond de invoering van het vmbo. Dit totaalbeeld is hieronder kort beschreven. In bijlage 2 zijn ter aanvulling 5 landkaarten opgenomen die het totaalbeeld van de statusrapportage visualiseren. 2.2
Bevindingen
Onderwijskundig proces De monitor geeft het volgende beeld van het onderwijskundig proces: • Van de scholen geeft 90% aan dat ze werken of gaan werken met een samenhangend invoeringsplan. In 85% van de scholen coördineert een stuurgroep het invoeringsproces; • De veldscan laat zien dat vrijwel alle scholen op hun invoeringsagenda voor het schooljaar 2000-2001 activiteiten hebben geplaatst om de invoering van de leerwegen voor te bereiden, zowel inhoudelijke als praktisch. Het gaat onder andere om criteria voor determinatie en selectie van leerlingen, het ontwikkelen van een plan van toetsing en afsluiting en de inrichting van lokalen; • Het fusieproces tussen svo/lom en scholen voor voortgezet onderwijs verloopt traag. De einddatum voor integratie van het svo-lom is 1 augustus 2002. Er is weinig verbetering ten opzichte van de monitorresultaten van juni 1999. Door extra inspanningen in de komende tijd kan deze datum wel worden gehaald.
5
Samenwerking De inhoudelijke samenwerking tussen scholen in de samenwerkingsverbanden ontwikkelt zich positief. Alle samenwerkingsverbanden hebben een zorgplan en een groot (en nog groeiend) aantal samenwerkingsverbanden beschikt over: • een gemeenschappelijke visie; • flexibele gevarieerde vormen van zorg (zorg op maat); • verbeterde informatievoorziening over het beleid van samenwerkingsverbanden voor de docenten, ten opzichte van de monitorresultaten van 1999; • meer scholingsinspanningen (in 75% van de samenwerkingsverbanden) ten opzichte van de monitorresultaten van 1999; • een operationele permanente commissie leerlingenzorg (PCL) in 90% van de samenwerkingsverbanden. In het merendeel van de samenwerkingsverbanden speelt de PCL een rol in de toelating van leerlingen. Andere opvallende punten zijn: • De afstemming van het beleid van samenwerkingsverbanden met het lokaal beleid of het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid blijft complex; • De afstemming met de jeugdzorg is moeizaam. Het aantal samenwerkingsverbanden dat gezamenlijke acties heeft ondernomen is gegroeid, maar de relaties worden in een groot aantal gevallen als marginaal gekarakteriseerd; • In driekwart van de samenwerkingsverbanden staat de afstemming met vervolgonderwijs op de agenda. In het merendeel van de gevallen is de aandacht vooral gericht op risicoleerlingen, maar de aandacht voor andere thema’s neemt toe. Circa 70% van de vmbo-scholen is betrokken bij regionale aansluitingsprojecten vmbo-roc/aoc. Het betreft onder meer de 40 projecten die worden ondersteund door SLO, Cinop en APS. Invoeringsproces De monitor geeft het volgende beeld van het invoeringsproces: • 10% van de scholen verwacht na de feitelijke start van de leerwegen, in augustus 2001, nog niet klaar te zijn met de voorbereidingen van de verschillende onderdelen; • Ruim 50% van de scholen geeft aan dat de beroepsgerichte leerwegen en de theoretische leerweg op dezelfde locatie zullen worden aangeboden; • Tweederde van de scholen is van plan intrasectorale programma’s aan te bieden; • De invoering van de beroepsgerichte leerwegen vergt aanpassingen in huisvesting en inrichting van lokalen. De monitor 2000 geeft inzicht in de 'temperatuur van het invoeringsproces'. De intensieve samenwerking tussen de consulenten van de projectorganisatie vmbo, het Bestuurlijk Steunpunt en de provincie geeft een goed overzicht van de stand van zaken in de samenwerkingsverbanden. De monitor zal dan ook halfjaarlijks op dezelfde wijze worden uitgevoerd. De eerstvolgende meting vindt plaats in december 2000. 2.3
Bevorderende en belemmerende factoren
In de opzet van de monitor is veel aandacht uitgegaan naar het opsporen van bevorderende en belemmerende factoren voor de invoering van het vmbo op schoolniveau. Kennis daarover kan immers de effectiviteit van het landelijke invoeringsproces bevorderen. Hieronder worden de 6
belangrijkste bevorderende en belemmerende factoren toegelicht die de respondenten (docenten, schoolleiders en professionals) noemen. Onderwijskundig proces • De sterkste stimulansen om de zorgstructuur binnen een samenwerkingsverband inhoudelijk te ontwikkelen zijn de coördinator (van het swv), de zorgpilots en de gevoelde noodzaak om samen te werken in het belang van zorg voor alle leerlingen. Belemmeringen worden veel minder vaak gesignaleerd. Belemmeringen die worden genoemd, zijn: onduidelijkheid over het zorgbudget, concurrentieverhouding tussen scholen en een ongelijke verdeling van zorgleerlingen. • In vergelijking tot vorig jaar noemen de schoolleiders aanzienlijk meer winstpunten van de invoering van de zorgstructuur. Maar ze signaleren ook belemmeringen. Net als bij de samenwerkingsverbanden gaat het dan om helderheid over het zorgbudget. Verder signaleert men tekorten in deskundigheid van docenten en directie, en formatieproblemen. Deze gelden het sterkst in het svo. De positie van de zwakke leerling is met name een zorg van de vmboscholen. Svo-docenten voegen daar de zorg om de landelijke verwijzingscriteria aan toe. • De schoolleiders noemen als winstpunten van de vernieuwde infrastructuur en de leerwegen: verbetering van de doorstroming naar het vervolgonderwijs, de opwaardering van het vbo, en de vernieuwing van het onderwijs, wat soms ook als stimulans voor docenten gezien wordt. Schoolleiders noemen verder (voorbeelden van) de vernieuwingskracht van scholen als bevorderende factor. Als belangrijkste factor voeren ze de mogelijkheid aan om de didactiek te vernieuwen. Met name voor de theoretische leerweg wordt dat als een groot pluspunt ervaren. De schoolleiders van mavo’s voorzien echter over het algemeen weinig verandering of verbetering. Als grootste belemmering noemen ze de ervaren onzekerheid over bijvoorbeeld zaken als inhoud en examinering. • De professionals noemen vooral de deskundigheid van het team en de beschikbare tijd voor docenten als belemmerende factoren. Vaak worden de factoren in combinatie met elkaar genoemd (tijd voor deskundigheidsbevordering). • Als bevorderende elementen noemen professionals vooral de deskundigheid en visie van de schoolleiding en de vernieuwingskracht van (bepaalde) scholen. Daarbij moet bedacht worden dat de professionals vanuit hun opdracht verschillende scholen kunnen vergelijken. Ten slotte kunnen regionale netwerken van scholen, regionale projecten of convenanten die zijn afgesloten ook een bevorderende invloed hebben op het proces. Samenwerking • In vergelijking met een jaar eerder zijn de knelpunten voor de invoering van de zorgstructuur nauwelijks veranderd; wel zien schoolleiders het functioneren van het samenwerkingsverband veel minder als een probleem. Mlk-docenten voeren vooral ook de contacten met bedrijfsleven aan als sterk punt. • Goed overleg tussen directies en contacten die soms al een tijdje terug gaan, samen met gelijkgestemde onderwijskundige visies, zijn binnen de samenwerkingsverbanden als belangrijkste stimulansen aangemerkt. De voornaamste hinderpalen zijn denominatieve verschillen en onderlinge concurrentie. • Bevorderende factor vormt het overleg over de infrastructuur met andere scholen in de omgeving. Invoeringsproces 7
•
•
•
De docenten zien de beschikbare tijd en de financiering als belangrijkste belemmerende factoren. Schoolleiders ervaren de financiën ook als een belemmerende factor maar tijdgebrek niet. Op de vraag of ze van de schoolleiding voldoende tijd krijgen voor de voorbereidingen, antwoorden de mlk-docenten over het algemeen positiever dan de lom-docenten. Een meerderheid van svo-docenten vindt dat er voldoende tijd is voor vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische ontwikkelingen, terwijl ze voor praktische voorbereiding meer tijd van de school zouden willen krijgen. Docenten lijken vooral oog te hebben voor bevorderende factoren waarop ze zelf invloed kunnen uitoefenen (dichtbij het primaire proces). Zo noemen ze de kwaliteit van de leerlingbegeleiding, van de docenten en het enthousiasme van docenten als belangrijkste stimulansen. Als belemmerende factor voeren docenten vaak de beschikbare tijd aan, gevolgd door financiering en huisvesting en inventaris. Het zijn dus veel meer de randvoorwaarden dan de inhoud of deskundigheid die als problematisch worden ervaren. Schoolleiders beschouwen de huisvesting (verschillende locaties), financiën en het gegeven dat men te weinig leerlingen heeft om alles aan te kunnen bieden (en dus moet clusteren) als voornaamste belemmeringen.
Aanpak van de voornaamste belemmerende factoren wordt op verschillende plaatsen in dit invoeringsplan uitgewerkt: • vormgeving zorgstructuur; criteria en de bekostiging (paragraaf 4.1) • deskundigheid van docenten en beschikbare voorbereidingstijd (paragraaf 5.1 en 5.2) • inhoud leerwegen en examinering (paragraaf 3.1 en 3.2)
8
Hoofdstuk 3
Onderwijskundige prioriteiten
Het landelijke invoeringsbeleid biedt wettelijke kaders en faciliteert en stimuleert. Het welslagen van het invoeringsproces hangt uiteindelijk af van de daadkracht en het beleid van de school. Daarom is het van groot belang dat het landelijk beleid oog heeft voor en aansluit bij het verloop van het invoeringsproces op schoolniveau. Met dit beeld voor ogen zijn de onderwijskundige prioriteiten bepaald. 3.1
Landelijke centrale examens.
In de afgelopen maanden heeft vooral de discussie over het toekomstige niveau van de basisberoepsgerichte leerweg centraal gestaan in het invoeringsproces. In de overleggen met de Kamer is dit onderwerp uitgebreid aan de orde geweest. In de discussie is een aantal randvoorwaarden voor het invoeringsbeleid geformuleerd: • Het niveau van de examenprogramma’s van de basisberoepsgerichte leerweg moet voldoen aan de 80–80-regel: 80% van de leerlingen moet in 80% van de onderwijstijd de basisberoepsgerichte leerweg met succes kunnen afsluiten; • Aan de landelijke invoering van een centraal examen (over ongeveer eenderde van het examenprogramma per vak) gaat een tweejarige pilot vooraf. Deze richt zich op de ontwikkeling en afname van proefexamens voor de vakken of programma’s waarvoor een centraal examen nieuw is: de algemene vakken voor de basisberoepsgerichte leerweg en de beroepsgerichte programma’s van de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg en de gemengde leerweg. In de eerste plaats gaat het om de geschiktheid van de examens voor de doelgroep. Daarnaast staat de organisatie van het centraal examen in de scholen centraal. Er zijn 20 scholen betrokken bij de pilot. In 2001 en 2002 zullen de ontwikkelde examens op deze scholen worden afgenomen volgens de regels van een centraal examen. In het verlengde van deze pilot zal het centraal examen in ieder geval het eerste jaar van de landelijke invoering (examenjaar 2002-2003) nog geen bindende normering kennen voor de vakken en programma’s die bij de pilots zijn betrokken. In dat jaar zal gewerkt worden met een landelijke referentienorm waarvan scholen kunnen afwijken. Als de uitkomsten daar aanleiding toe geven zal dit beleid voor de examens in het schooljaar 2003 – 2004 worden verlengd. Invoering van een bindende normering zal pas plaatsvinden als dat verantwoord is. • De overgang van de oude landelijke vbo-examens naar de nieuwe centrale examens wordt stapsgewijs gemaakt: - de landelijke vbo-examens in de algemene vakken van de komende 2 jaar (2001 en 2002) komen voor het overgrote deel overeen met de nieuwe examens in 2003; - voor die beroepsgerichte programma’s, waarvan de examens vrijwel overeenkomen met de nieuwe examens, zullen de komende 2 jaar de landelijke B- (respectievelijk C-) examens grotendeels uit dezelfde opgaven bestaan als de proefexamens in de pilots. Daarmee kunnen alle scholen die deelnemen aan de landelijke schoolexamens ervaring opdoen met de wijze van examinering en de landelijke examennormen; - voor een aantal vakken (geschiedenis, economie, Frans, intrasectorale programma’s, landbouwprogramma’s en de beroepsgerichte programma’s van de gemengde leerweg) is niet eerder een landelijk examen ontwikkeld. Voor deze vakken worden de komende jaren voorbeeldexamens beschikbaar gesteld (vanaf 2001). In 2002 zullen ze ook als proefexamen worden aangeboden. 3.2
Schoolexamens 9
In de nieuwe examensystematiek zullen scholen bij het schoolexamen werken met Plannen van Toetsing en Afsluiting (PTA’s), examendossiers en het sectorwerkstuk. Het betreft hier al in gang gezet beleid, dat de komende twee jaar wordt voortgezet: • De in 1999 gestarte sleutelnetwerken “examendossier vmbo” en “sectorwerkstuk” worden gecontinueerd. In het netwerk “examendossier vmbo” ontwikkelen scholen voorbeelden van PTA’s die aansluiten bij de mogelijkheden van de school. Ook worden voorbeelden ontwikkeld van examendossiers en van praktische opdrachten en handelingsopdrachten die daar een onderdeel van zijn. Het netwerk “sectorwerkstuk” onderzoekt de manier van werken bij het sectorwerkstuk. Het sectorwerkstuk vereist nieuwe vormen van samenwerking bij de organisatie, de begeleiding en de beoordeling. De producten van de beide netwerken en de pilot komen voor de scholen beschikbaar via de internetsite www.vmbo-examengids.nl, die alle informatie bundelt over de inrichting van het vmbo, examenprogramma’s, toetsing en examinering. De komende twee jaar zal de site voortdurend worden aangevuld met recente informatie en nieuwe voorbeelden en handreikingen voor docenten en schoolmanagement. Daarnaast schenkt het project “Scholen in vmbo” (paragraaf 5.1) veel aandacht aan dit type ontwikkelingen. • Er wordt een toetsenbank ontwikkeld waarin voorbeelden van schoolexamens beschikbaar komen voor de beroepsgerichte vakken. 3.3
Leer-werktrajecten
In het plan van aanpak Aan de slag met onderwijskansen dat in het overleg van 19 juni met de Kamer is besproken, is de introductie van leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg aan de orde gesteld. Samen met dit invoeringsplan ontvangt de Kamer een uitwerkingsnotitie. Afhankelijk van het overleg over deze voorstellen met de Kamer zal de introductie van de leer-werktrajecten onderdeel zijn van het brede invoeringsbeleid vmbo. De eerste leerlingen gaan in het schooljaar 2001 – 2002 naar het derde leerjaar vmbo en de introductie van de leer-werktrajecten zal daarmee moeten sporen. De volgende activiteiten zijn nodig om de start van leer-werktrajecten in het schooljaar 2001 – 2002 te realiseren: • wijziging van wet- en regelgeving om vormgeving leer-werktrajecten mogelijk te maken en het vormgeven van het toezichtsbeleid door de Inspectie; • sluiten van een convenant met de Landelijke Organen Beroepsonderwijs voor hun inzet en bijdrage om bij bedrijven de leer-werkplekken te verwerven en te kwalificeren; • vergroten van de betrokkenheid van het regionale en het landelijk georganiseerd bedrijfsleven, in landelijke en regionale projecten en het versterken van de samenwerking vmbo-roc. Het stimuleren van regionale afspraken tussen vmbo-scholen en de RMC-functie in het kader van het regionale beleid voor voortijdig schoolverlaten (zie ook paragraaf 4.2 en 4.3); • experimenteel vormgeven van leer-werktrajecten door scholen in de vier grote steden vanaf schooljaar 2000-2001 in het kader van Aan de slag met onderwijskansen. 3.4
Leermiddelen
Voor een goede invoering van het vmbo op schoolniveau is het belangrijk om tijdig over methodes te beschikken die gebaseerd zijn op de nieuwe examenprogramma’s. In het schooljaar 2001-2002 beginnen de eerste leerlingen aan de leerwegen. Dat betekent dat uiterlijk in het voorjaar van 2001 nieuwe leermiddelen beschikbaar moeten zijn, zodat docenten kennis kunnen nemen van de nieuwe inhouden en een verantwoorde keuze kunnen maken. 10
De projectorganisatie vmbo volgt nauwgezet de activiteiten van de educatieve uitgevers en andere organisaties die boeken uitgeven voor het vmbo. Sinds eind 1999 overleggen de projectorganisatie, de vereniging voor onderwijsmanagement in het voortgezet onderwijs(VVO) en de inspectie maandelijks met de gemeenschappelijke educatieve uitgevers (GEU). Met de GEU is afgesproken een overzicht te maken van alle methodes voor het vmbo die zij uitgeven. Daarbij gaat het om uitgaven voor alle leerwegen. Een definitieve lijst komt beschikbaar in september 2000 (een conceptoverzicht is bijgevoegd in bijlage3). De GEU zijn van plan om op de nationale onderwijstentoonstelling in februari 2001 alle methodes te presenteren die de bijlage noemt, óók de methodes die volgens het schema iets later leverbaar zijn. Zij organiseren ten tijd van de nationale onderwijstentoonstelling methodekeuzeconferenties voor docenten van algemene vakken en beroepsvoorbereidende vakken. Ook de komende maanden overlegt de projectorganisatie vmbo intensief met de GEU en andere instellingen die leermiddelen uitgeven voor het vmbo, over de begeleiding van docenten en schoolleiding bij de keuze voor leermiddelen. Aparte acties worden georganiseerd om boeken uit te geven die niet worden geleverd door educatieve uitgevers maar door anderen. Bij het scholingstraject "Scholen in vmbo” zal in september een vademecum verschijnen met alle noodzakelijke informatie voor een goed invoeringstraject. Hierin wordt een lijst met beschikbare leermiddelen opgenomen. Voor de beroepsgerichte vakken in de sector techniek en voor een aantal intrasectorale programma's worden leermiddelen uitgegeven door andere dan de bij de GEU aangesloten uitgevers. Mocht de markt niet voorzien in leermiddelen voor bepaalde vakken, dan zal een voorstel worden ontwikkeld om deze leermiddelen alsnog te ontwikkelen.
3.5
Landelijke indicatiestelling praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs
Vanaf schooljaar 1999/2000 toetsen de 16 regionale verwijzingscommissies (RVC's) de dossiers van leerlingen die voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs in aanmerking willen komen. Op basis van een advies van Smets en Hover zijn de criteria begin 1999 vastgesteld om de oude doelgroep – leerlingen in het lom, ivbo en mlk – ‘om te zetten’ naar het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. De RVC’s adviseren of een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs. Wát de leerling aan extra zorg nodig heeft (het handelingsplan), wordt vastgesteld door (het samenwerkingsverband van) de school waar de leerling wordt geplaatst. Transparantie Door de invoering van deze criteria kunnen scholen hun zorgaanbod beter afstemmen op de behoefte van de leerling. De criteria geven namelijk voor het eerst inzicht in de kenmerken van leerlingen die door scholen als zorgleerling worden aangemerkt. Alle partijen ervaren deze transparantie als een groot winstpunt. Evaluatie 11
De indicatiestelling is vanaf de start gemonitord door het SCO Kohnstamm Instituut. Uit het rapport Omgaan met criteria (oktober 1999) blijkt onder meer dat in het eerste jaar 68% van de aangemelde leerlingen op basis van de criteria toelaatbaar werd geacht voor praktijkonderwijs. Voor het leerwegondersteunend onderwijs kreeg slechts 42% van de leerlingen op basis van de criteria een positief advies. Voor schooljaar 1999/2000 zijn de beoordelingen van de dossiers door de RVC's dan ook als adviezen en niet als beschikkingen behandeld. De criteria zijn op basis van de ervaringen en evaluatie van het eerste adviesjaar bijgesteld. Om de scholen en RVC's te laten wennen aan de procedure en de bijgestelde criteria, komt er een tweede adviesjaar. Scholen en RVC's hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige procedure. De Kamer heeft tijdens het AO van 16 februari 2000 ingestemd met deze procedure en de bijgestelde criteria. Net als vorig jaar verschijnt in oktober de evaluatie voor schooljaar 2000/2001, gevolgd door een beleidsreactie. De beleidsreactie gaat ook in op het volume van de doelgroep voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en op de onderzoeken die in opdracht van het veld zijn verricht (het rapport uit Amsterdam naar risicoleerlingen en het rapport Zicht op zorg van het samenwerkingsverband Voorne-Putten-Roozenburg). Criteria en zorgbudget In het voorstel voor het zorgbudgetmodel nemen de beschikkingen van de RVC's een belangrijke plaats in. De evaluatie vormt de basis om de criteria en de procedure bij te stellen voor het derde jaar van indicatiestelling. Daarbij staan zorgvuldigheid en het belang van de leerling voorop. Om scholen op tijd te informeren over de (gewijzigde) criteria, worden de criteria en procedure voor 1 januari 2001 vastgesteld. Ze worden afgestemd met de criteria die voor leerlinggebonden financiering worden geformuleerd. Uit de evaluatie van oktober zal blijken of verdere bijstelling van de criteria nodig is voor schooljaar 2001/2002.
3.6
Praktijkonderwijs
Geleiding naar de arbeidsmarkt In januari 2001 gaat het ESF-project Geleiding naar de arbeidsmarkt voor praktijkonderwijs van start. In dit project worden leerlingen vóór en nadat zij de school verlaten begeleid om te voorkomen dat ze de aansluiting missen met de arbeidsmarkt. Het project sluit hiermee aan bij de ideevorming in de sector zoals geformuleerd in Praktijkonderwijs in de steigers.
12
Praktijkonderwijs in de steigers De Vereniging Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs (VLWP) heeft eind 1999 het meerjarenplan Praktijkonderwijs in de steigers opgesteld. Het doel daarvan is het praktijkonderwijs in het Nederlandse onderwijssysteem een eenduidig en herkenbaar gezicht te geven. Het VLWP heeft in maart 2000 de referentiegroep Praktijkonderwijs in de steigers geïnstalleerd. Hierin zitten schoolleiders, vertegenwoordigers van de projectorganisatie vmbo, de inspectie en het MKB. De referentiegroep zal de komende jaren de producten en diensten op elkaar afstemmen die al voor het praktijkonderwijs zijn ontwikkeld en nieuwe projecten hierop laten aansluiten. Deze producten en diensten zijn in zes activiteitenclusters ingedeeld: • toelating en toelaatbaarheid; • leer- en hulpmiddelen; • sociale en communicatieve vaardigheden; • stage en toeleiding naar de arbeidsmarkt; • organisatie en management; • omgevingsmanagement. Vanaf augustus 2003 worden de ontwikkelde producten systematisch ingevoerd in het praktijkonderwijs.
3.7
Overige aspecten van het landelijke onderwijskundig invoeringsbeleid
Pilots en sleutelnetwerken De pilots voor de leerwegen zijn opgezet om een aantal nieuwe onderdelen binnen de leerwegen praktisch uit te werken. Hierbij zijn scholen intensief betrokken. De pilots hebben vooral tot doel aanwijzingen te vinden voor de lespraktijk: ze moeten de inhoud van de examenprogramma's binnen het bereik brengen van leerlingen die gekozen hebben voor de basisberoepsgerichte leerweg. Vanaf schooljaar 1999/2000 hebben scholen de mogelijkheid om deel te nemen aan sleutelnetwerken rond thema’s die de overheid heeft geagendeerd. Omdat de pilots en sleutelnetwerken afhankelijk van de thema’s hun eigen tijdpad hebben, worden ze hieronder afzonderlijk kort beschreven. OCenW zal de resultaten van de pilots en sleutelnetwerken via de onderwijsondersteunende instellingen en het scholingstraject ‘scholen in vmbo’ verspreiden onder alle scholen. Pilot integratie algemeen vormende beroepsvoorbereidende vakken De pilot algemeen vormende beroepsvoorbereidende vakken, die begeleid wordt door het APS, heeft tot doel de meer concrete en praktische uitwerking van onderwijsprogramma's te bevorderen door de algemeen vormende en beroepsvoorbereidende vakken te integreren. De Universiteit Twente en de TH Eindhoven ontwerpen een model dat docenten kunnen gebruiken om een onderwijsbenadering te ontwikkelen waarin de integratie van algemeen vormende beroepsvoorbereidende vakken gestalte krijgt. Dit model wordt in november gepubliceerd. Er doen 12 scholen mee aan de pilot, waaronder één land- en tuinbouwschool. Doordat sommige scholen daarnaast al in netwerken opereren is het feitelijk aantal deelnemende scholen 25 à 30. De deelnemende scholen zijn per september 1998 gestart met de pilot, die een looptijd heeft van 2 jaar. Een aantal projecten uit de pilot wordt in schooljaar 2000/2001 voortgezet.
13
Pilot pedagogisch didactische werkwijze intrasectorale programma's De pilot pedagogisch didactische werkwijze intrasectorale programma’s is opgezet om een aangepaste didactiek te ontwikkelen waarmee leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg onderwijs kunnen volgen in een van de intrasectorale programma's. Aan dit project nemen acht scholen deel. Aan elke school zijn twee monitorscholen aangehaakt om de uitgewerkte resultaten te toetsen. In totaal gaat het dus om 24 scholen. De pilot, die geleid wordt door het KPC, is gestart op 1 september 1999. In de zomer van 2000 worden de deelnemende scholen geëvalueerd door het KPC en de projectorganisatie vmbo. De pilot heeft een looptijd van twee jaar. Tussentijdse resultaten komen begin 2001 beschikbaar vanwege de instroom van leerlingen in leerjaar 3 in schooljaar 2001/2002. Pilot praktische sectororiëntatie Praktische sectororiëntatie (PSO) is bedoeld voor leerlingen met meer praktisch gerichte leerbehoeften in de eerste twee leerjaren van het vmbo en draagt bij aan een gefundeerde keuze voor een van de sectoren in de leerwegen. Het programma voor PSO is daarom gerelateerd aan de inhouden van de beroepsgerichte programma's in de bovenbouw van het vmbo. Aan de pilot doen 9 scholen mee. Zij werken onderdelen van het leerplan uit en toetsen dit aan de alledaagse schoolpraktijk. De pilot is in september 1999 van start gegaan en wordt geleid door de SLO, in samenwerking met het APS. In augustus 1999 is de SLO met een voorbeeldleerplan gekomen voor scholen die praktische sectororiëntatie willen aanbieden. Inmiddels is ook een brochure voor de scholen verschenen met informatie over praktische sectororiëntatie. VVO-vmbo-netwerk Het VVO-vmbo-netwerk valt onder verantwoordelijkheid van de VVO en heeft drie hoofdactiviteiten: • het ondersteunen van de invoering en implementatie van het vmbo in de periode 1999 - 2003; • de overdracht van opbrengsten van de pilots naar het schoolmanagement in het voortgezet onderwijs; • samenwerken met de Nederlandse Vereniging voor Schooldecanen op het gebied van determinatie van leerlingen naar de verschillende leerwegen. Zorgpilots Vanaf het schooljaar 1996-1997 was er de eerste mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden en scholen om in te tekenen op de pilot-projecten hulpstructuur en arbeidsmarktgerichte leerweg. In dat schooljaar zijn 28 pilot-projecten gestart. De pilot-projecten uit de eerste tranche kunnen worden beschouwd als voorlopers in de ontwikkelingen van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs. Vanaf het schooljaar 1998-1999 volgde de tweede mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden en scholen om deel te nemen aan pilot-projecten zorg. Deze tweede tranche pilot-projecten was gericht op de drie hoofdlijnen uit de inmiddels aangenomen vmbo-wetgeving: het leerwegondersteunend onderwijs, het praktijkonderwijs en de functie van de indicatiestelling. In totaal werden 51 pilot-projecten uitgevoerd. De pilot-projecten uit de eerste tranche zijn afgelopen, de tweede tranche loopt in december 2000 af. De projectorganisatie vmbo zal begin 2001 een serie overdrachtsconferenties organiseren over de resultaten van de pilots, waarbij alle samenwerkingsverbanden zich kunnen informeren over de bereikte resultaten en de processen en randvoorwaarden die daartoe hebben geleid. 14
Vrije netwerken Om de vernieuwing te stimuleren zijn door het departement middelen beschikbaar gesteld voor zogenaamde vrije netwerken. In de vrije netwerken onderzoeken scholen zelf -via allerlei vormen van collegiaal leren, collegiale uitwisseling en gezamenlijke ontwikkeling - hoe ze de vernieuwingen op hun werkvloer gestalte kunnen geven. De netwerken houden zich met een grote verscheidenheid aan thema's bezig die de scholen zelf kunnen bepalen. De belangrijkste thema's zijn: aansluiting vmbo-roc en doorlopende leerlijnen, invoering van ict in het onderwijs, leerlingbegeleiding, werken met kernteams en implementatie vmbo. In het schooljaar 1999-2000 is de eerste tranche (augustus 1999 tot augustus 2001) van de netwerken gestart. Deze tranche bestaat uit 24 netwerken waaraan in totaal 176 scholen meedoen. Voor de tweede tranche (augustus 2000 tot augustus 2002) is de belangstelling groot. Het kabinet is van plan om uit de regeerakkoordmiddelen vernieuwing vo middelen beschikbaar te stellen voor een derde tranche, die in augustus 2001 zou starten. Besluitvorming hierover vindt dit najaar plaats. Ict in het vmbo Voor de ontwikkeling van de vernieuwingen in het vmbo is ict een belangrijk hulpmiddel, zowel voor de docenten als voor de leerlingen. Binnen de hoofdlijnen van het ict-beleid (zoals neergelegd in de nota Onderwijs on line, 1999) worden onderdelen meer specifiek uitgewerkt voor vmbo.In dit verband kunnen de volgende onderdelen worden vermeld. VICTO-project In dit project, waarvan de leiding ligt bij de SLO, zijn relaties gelegd tussen de ict-eindtermen per sector (techniek, zorg en welzijn, landbouw en economie) en de benodigde inventaris en scholing van docenten. Per sector wordt een pakket software, hardware en leermaterialen opgeleverd, waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken. Verder worden opgeleverd: een inventarisadvies voor ict-werkplekken, handreikingen, leerboeken inclusief courseware en een educatieve schil voor de koppeling van softwarepakketten en nascholingspakketten. In het najaar van 2000 zijn de pakketten beschikbaar. Daarna zal informatie over VICTO op brede schaal worden verspreid. VICTO heeft vooralsnog betrekking op de beroepsgerichte vakken. In een volgende stap wordt ontwikkelwerk verricht om beroepsgerichte vakken en algemene vakken te integreren. Platform ict-beleid vmbo Doel van dit platform is om door middel van publicaties, discussiebijdragen, seminars en contacten met ict-netwerken bouwstenen aan te leveren voor een ict-aanpak in het vmbo. Subsidieregeling projecten Deze subsidieregeling stimuleert ontwikkel- en netwerkprojecten in het onderwijsveld . Bij de beoordeling van de aanvragen wordt aangesloten op de beleidsprioriteiten waaronder het vmbo. Deze regeling is geldig voor het jaar 2000. Uit de evaluatie van deze regeling zal blijken of de regeling moet worden aangepast voor het jaar 2001. Project zorg en welzijn Dit project wordt binnenkort afgerond. Het is gericht op de ontwikkeling van ict in de sector zorg en welzijn en wordt op 20 scholen beproefd. Vrije netwerken en ict Enkele van de vrije netwerken werken aan het thema ict. Over de ervaringen van de netwerken wordt gerapporteerd in bovenvermeld Platform ict 15
Expertisecentrum beroepsgerichte vakken Het expertisecentrum is op verzoek van OCenW in 1998 gestart bij de Fontys-Hogescholen. Het expertisecentrum is gevraagd het begrip ‘digitale leeromgeving’ uit te diepen en een standaard te ontwerpen voor aansluiting op verschillende leeromgevingen die in verschillende projecten ontwikkeld zijn voor het vmbo.
16
Hoofdstuk 4
Samenwerking
Bij de invoering van vmbo vormt de samenwerking met derden een belangrijke succesfactor. Dit hoofdstuk beschrijft hoe in het invoeringsbeleid de verschillende vormen van samenwerking worden bevorderd.
4.1
De samenwerking in de zorg
Op dit moment zijn er 84 samenwerkingsverbanden, waarvoor afzonderlijk in de statusrapportage de actuele stand van samenwerking op een drietal terreinen (zorg, leerwegen en infrastructuur) is weergegeven. Met de projectorganisatie vmbo en het Bestuurlijk Steunpunt is overeengekomen dat beide organisaties gezamenlijk per samenwerkingsverband een maatwerkbegeleiding formuleren. Vertrekpunt daarvoor zijn de statusrapportages. Kwaliteitsbeleid Zorg Het leerwegondersteunend onderwijs is bedoeld om leerlingen met extra ondersteuning één van de vier leerwegen te laten volgen en met een diploma af te laten sluiten. Voor de groep nieuwkomers de anderstalige leerlingen die korter dan 1 jaar in Nederland zijn - wordt voorgesteld om ze een apart voortraject te laten volgen. Het doel hiervan is de leerlingen voor te bereiden op instroom in het reguliere onderwijs en duidelijk te krijgen welk regulier onderwijs voor de leerling het meest geschikt is. In het leerwegondersteunend onderwijs komt bij uitstek de integratie van het speciaal onderwijs in het regulier onderwijs tot uiting. In de afgelopen twee jaren is in de zorgpilots de kwaliteit en vormgeving van het leerwegondersteunend onderwijs gestimuleerd. De integratie van het speciaal onderwijs in het regulier voortgezet onderwijs betekent zorgverbreding binnen het regulier onderwijs. In de afgelopen twee jaren is binnen het landelijk beleid voor zorgpilots de kwaliteit van de zorg gestimuleerd. Alle samenwerkingsverbanden die aan de pilots hebben deelgenomen, geven aan dat de deelname aan de pilots een bevorderende factor is voor hun samenwerking en de kwaliteit van de zorg. Om dit pilotbeleid verder uit te werken komt er een landelijk kwaliteitsproject waarin alle samenwerkingsverbanden deelnemen. Doel van het landelijk kwaliteitsproject is landelijke kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen die als voorbeelden kunnen werken voor nieuwe vormen van leerwegondersteunend onderwijs. Deze standaarden kunnen worden gebruikt om de zorg op het niveau van de school en het samenwerkingsverband in te richten, te organiseren en uit te voeren. Voor dit project worden extra middelen ingezet. Voor 2000 is 10 miljoen gulden beschikbaar. Daarnaast zijn voor dit onderdeel extra middelen beschikbaar na amendement op de eerste suppletoire begroting 2000. Hierover vindt in augustus definitieve besluitvorming plaats. De start van het project is voorzien voor het najaar van 2000. Ter voorbereiding van het kwaliteitsproject heeft op 19 juni 2000 onder auspiciën van de Kwaliteitsgroep van het Technisch Overleg de conferentie “Koersen op kwaliteit“ plaatsgevonden. In deze conferentie is het voorstel (zie rapportage zorgbudget) aan de orde geweest om de kwaliteit van de zorg te stimuleren via een programma van eisen. Na de zomervakantie worden nader uitgewerkte voorstellen besproken. De resultaten van het landelijk kwaliteitsproject zijn de input voor de ontwikkeling van kwalitatieve eisen. In het kwaliteitsproject is de afstemming met WSNS een belangrijk aandachtspunt. 17
Zorgbudget Uit de monitorrapportage blijkt dat de samenwerking in de samenwerkingsverbanden en in het bijzonder de institutionele integratie van het svo/lom wordt belemmerd door de onduidelijkheid rond de uitwerking van het zorgbudget en het invoeringstraject. In een aparte rapportage aan de Tweede Kamer zijn de voorstellen voor de vormgeving van het zorgbudget geformuleerd (kenmerk VO/FB/00/27098). De budgettaire omschakeling van oud naar nieuw zal gefaseerd verlopen. In het invoeringsbeleid van het zorgbudget ligt de nadruk op intensieve voorlichting aan scholen. Het voorlichtingsbeleid wordt samen met de organisaties in het Technisch Overleg uitgewerkt. De gedachten gaan daarbij uit naar een aanpak waarbinnen de onderwijsorganisaties een actieve rol kunnen spelen, bijvoorbeeld door de infrastructuur te gebruiken van het Bestuurlijk Steunpunt. Integratiebeleid svo/lom In de monitorrapporten van 1999 en 2000 en uit signalen uit het svo/lom-veld wordt duidelijk dat de institutionele integratie van het svo/lom in het regulier voortgezet onderwijs niet zo spoedig verloopt als verwacht mag worden gezien de uiterste datum van integratie (1 augustus 2002). Door de nieuwe zorgbudgetvoorstellen valt de belangrijkste belemmering (onduidelijkheid over landelijk beleid en bekostiging) weg. De vraag is vervolgens of daarmee de integratie van het svo/lom in het voortgezet onderwijs in de resterende jaren van het overgangsbeleid (1998 – 2002) kan worden afgerond. In dit verband is de informatie uit de monitor 2000 relevant. De medewerkers van het Bestuurlijk Steunpunt en de consulenten van de projectorganisatie vmbo hebben het volgende vastgesteld: • Het aantal formele aanvragen tot fusie (13 stuks) is beperkt. Dit wil niet zeggen dat er binnen samenwerkingsverbanden geen voorbereidende gesprekken zijn gevoerd en afspraken zijn gemaakt; • Uit de statusrapportages blijkt dat in 50 samenwerkingsverbanden de facto reeds overeenstemming bestaat over de institutionele integratie van het svo/lom. Het feit dat er geen helderheid is over het zorgbudget weerhoudt zowel vo- als svo/lom-scholen van de laatste formele stap; • In een aantal samenwerkingsverbanden is volgens de medewerkers van het Bestuurlijk Steunpunt en de projectorganisatie vmbo sprake van daadwerkelijke stilstand. Op basis van de regionale statusrapportage van een samenwerkingsverband zullen medewerkers van de projectorganisatie vmbo en het Bestuurlijk Steunpunt gezamenlijk bepalen welke acties en interventies nodig zijn binnen het samenwerkingsverband zodat integratie svo-lom is gerealiseerd voor de einddatum, 1 augustus 2002.
4.2
Samenwerking vmbo - roc
Het belang van goede samenwerking tussen vmbo-scholen en roc's is onderstreept. In de brief van 16 mei 2000 over samenwerking vmbo-roc (kenmerk VO/BOB/00/19158) is het streven verwoord de komende twee jaar een landelijk dekkend geheel van samenwerking tussen vmbo-scholen en roc's te realiseren. Het betreft hier inhoudelijke samenwerking binnen de huidige wettelijke mogelijkheden. Speerpunten voor deze samenwerking zijn: • programmatische aansluiting en doorstroom van vmbo naar roc's. Het landelijk kader hiervoor ligt vast in het voorstel voor de doorstroomregeling van 4 april 2000 (regeling 'nadere 18
•
vooropleidingseisen WEB). Bij de toegezonden stukken vindt u het voorstel dat is opgesteld door de Bve Raad, AOC-raad, Colo en de VVO, vergezeld van een reactie van OCenW. Verder wordt met de Bve Raad overlegd over mogelijke vrijstellingen voor leerlingen; vormgeven van leer-werktrajecten waarin een doorlopende leerroute voor individuele
•
leerlingen de voorwaarde is; afstemming over infrastructuur, organisatie en personeel.
Om een landelijk dekkend netwerk te bevorderen van regionaal samenwerkende vmbo-scholen en roc’s, moet het invoeringsbeleid vmbo en het bve-beleid met elkaar worden afgestemd. Voor het landelijke invoeringsbeleid vmbo vormt de samenwerking tussen vmbo-scholen en roc's binnen verschillende beleidstrajecten een belangrijk aandachtspunt. Dit geldt voor:
•
Het actieprogramma ‘Versterking vmbo’ waarin ook het thema samenwerking met het roc is opgenomen; • De versterking van de infrastructuur waarin het roc een educatieve partner kan zijn; • De leer-werktrajecten waarin het roc een belangrijke rol speelt voor startkwalificaties; • De regionale afspraken over doorstroom van vmbo naar roc. Een deel van de impulsmiddelen voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt ingezet om de programmatische en pedagogisch-didactische aansluiting van het roc op het vmbo te verbeteren. Dit najaar zal voor het onderwijsveld een brochure verschijnen die het landelijk beleid voor samenwerking tussen vmbo en roc toelicht en scholen informeert over de ruime wettelijke mogelijkheden die er zijn voor samenwerking.
4.3
Samenwerking vmbo – bedrijfsleven - Investeringsimpuls leerwegen
Bij invoering van de leerwegen lopen de scholen aan tegen (her)inrichting van lokalen en huisvesting, investeringen in inventaris voor onder meer modernisering van materiaal in de klas. In de Voorjaarsnota 2000 heeft het Kabinet extra middelen vrijgemaakt voor investeringen in het beroepsonderwijs. Voor het vmbo is dit jaar in totaal 78 miljoen gulden beschikbaar. De inzet van de middelen is gekoppeld aan het actieprogramma 'Versterking vmbo'. De sociale partners hebben de intentie uitgesproken in het vmbo te willen investeren (cofinanciering). Daarom is gekozen voor een meerjarige projectmatige aanpak en uitvoering van het actieprogramma. De doelstelling is de komende jaren te investeren in alle afdelingen en intrasectorale programma’s van het vmbo. Investeringsimpuls leerwegen Het actieprogramma 'Versterking vmbo' is de Tweede Kamer toegezonden. Het is met steun van de landelijke sociale partners opgesteld en bevat uitgangspunten voor intensivering van de samenwerking tussen het vmbo en het (georganiseerde) bedrijfsleven. Het actieprogramma onderscheidt drie soorten projecten: • Landelijke projecten per afdeling of gecombineerd voor afdelingen (intrasectoraal), waarop alle scholen voor vmbo kunnen intekenen (met als voorwaarde dat de school de desbetreffende afdeling in huis heeft); • Regionale projecten die zich richten op het vormen van netwerken van scholen en het lokale bedrijfsleven; • Innovatieve projecten. 19
Een deel van hierboven genoemde extra middelen uit de Voorjaarsnota, zullen worden ingezet om projecten binnen dit actieprogramma te financieren. Met de sociale partners wordt daarbij gestreefd naar cofinanciering. Op 31 mei 2000 heeft een startconferentie plaatsgevonden. Aanwezig waren de platforms vmbo (samenwerkingsverbanden voor de beroepsgerichte vakken vmbo), besturen van scholen, vertegenwoordigers van branches en bedrijfstakken, centrale organisaties van werkgevers en werknemers, landelijke organen beroepsonderwijs en de Stichting Axis. Op deze conferentie is gesproken over de inrichting, organisatie en uitvoering van het actieprogramma. De startconferentie stond in het teken van een snelle planvorming die het mogelijk moet maken de in 2000 beschikbare middelen hetzelfde jaar nog in te zetten voor projecten die door het onderwijsveld en branches worden gedragen. Hieronder worden de verschillende soorten projecten kort toegelicht. Landelijke projectvoorstellen De platforms vmbo werken de landelijke projectvoorstellen uit. Hierbij zijn twee voorwaarden geformuleerd: • de voorstellen worden in overleg met de branches ontwikkeld of, als de branche 'ontbreekt', met representatieve vertegenwoordigers (bijvoorbeeld de landelijke organen beroepsonderwijs); • de voorstellen worden gedragen door de branches, wat onder meer tot uitdrukking komt in vormen van cofinanciering van de projecten. Begin juli 2000 waren alle platforms bezig landelijke projectvoorstellen te ontwikkelen. Deze informatie is bevestigd door de branches. Naar verwachting zullen platforms en branches voor 15 juli 2000 hun projectvoorstellen voor alle beroepsgerichte afdelingen van het vmbo indienen bij het departement. Belangrijkste criteria bij beoordeling van de voorstellen zijn: • duurzaamheid van de investering; • betrokkenheid bedrijfsleven en cofinanciering; • daadwerkelijke vernieuwing. Deze komt op schoolniveau tot uitdrukking in bijvoorbeeld de combinatie van pedagogisch-didactische vernieuwing, integratie van theorie en praktijk, moderne organisatie en inrichting van leerprocessen en de daaraan gekoppelde herinrichting van lokalen en outillage. Scholen zullen zo spoedig mogelijk (augustus/september) worden geïnformeerd over de toegekende landelijke projecten en kunnen zich vervolgens voor deze projecten inschrijven. De projectvoorstellen zijn grotendeels meerjarig. Platforms en branches die - gezien het korte tijdpad in de eerste ronde geen landelijke projectvoorstellen op tafel konden leggen, kunnen in de tweede ronde (voorjaar 2001) een aanvraag indienen. Regionale projecten. De regionale projecten zullen netwerken vormen van scholen en het lokale bedrijfsleven. In augustus zal eerst een beperkt aantal pilots worden gestart om een aantal inhoudelijke thema's te verkennen en om te komen tot een format voor de aanvraag van de regionale projecten. Eind 2000 kunnen scholen via het ontwikkelde format aanvragen indienen voor regionale projecten. Deze projecten zullen in augustus 2001 van start gaan. Innovatief project Axis 20
Dit voorjaar heeft de stichting Axis de studie “Herontwerp vmbo” gepubliceerd. De studie is met name georiënteerd op de technisch afdelingen. Axis doet voorstellen voor thematische projecten die de aantrekkelijkheid en het innovatieve karakter van het vmbo versterken. De voorstellen zijn gekoppeld aan een analyse van de huidige positionering van het vmbo (doelgroep, aanbod, arbeidsmarkt en doorstroom). De overheid heeft Axis cofinanciering van deze voorstellen toegezegd. Op het moment van opstelling van dit invoeringsplan vmbo bereidde Axis een zogenaamde ‘tender’ voor het vmbo-veld voor. Begin september wordt op basis van deze tender een besluit genomen.
4.4
Afstemming en samenwerking met jeugdzorg
De afstemming van het samenwerkingsverband met jeugdzorg is complex. In de Wet op de jeugdzorg is expliciet aandacht besteed aan de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg. Uit de monitor volgt dat individuele scholen in de praktijk meer afstemmen met jeugdzorg dan het samenwerkingsverband. Dit heeft verschillende oorzaken: • samenwerkingsverbanden worden vaak in beslag genomen door hun interne ontwikkelingsproces; • samenwerkingsverbanden hebben geen wettelijke taak om afstemming te zoeken; • de jeugdzorg is in ontwikkeling. In de regio is de verantwoordelijkheid voor de regie in de afstemming niet wettelijk verankerd. Die wordt daardoor niet op de agenda van de betrokkenen gezet. Zodra iemand de regiefunctie op zich neemt, verloopt de afstemming beter. Dit blijkt uit de voorbeelden van good practice. Daarom zijn in overleg met het IPO twee pilots (in Zuid-Holland en Groningen) gestart. Deze pilots moeten aantonen dat onderwijsveld en jeugdzorgorganisaties succesvol kunnen samenwerken en hebben een voorbeeldfunctie voor de andere regio's. Om de samenwerking tussen onderwijs en de jeugdzorg te stimuleren en goede voorbeelden te verspreiden hebben VWS en OCenW een expertisecentrum Onderwijs/jeugdzorg ingericht bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn in Utrecht.
4.5
Samenwerking infrastructuur
De monitorrapportage vmbo 2000 bevestigt het beeld voor intrasectorale programma's dat ook uit de eerdere monitorrapportages naar voren kwam. De introductie van intrasectorale programma’s en de grote respons die deze in het veld hebben gekregen, kunnen bijdragen aan een levensvatbaar vmbo. Tot 1 augustus 2001 kunnen scholen een aanvraag indienen voor extra middelen voor een intrasectoraal programma. Essentieel voor de infrastructuur is de regionale samenwerking tussen vmbo-scholen. De provincies en de besturenorganisaties zetten zich ook het komende schooljaar in voor de herschikking en de verbetering van de regionale samenwerking. Met de provincies is overlegd over een meer procesbegeleidende rol. Daarnaast zal het landelijk stimuleringsbeleid om de infrastructuur te versterken ook de komende jaren worden voortgezet. Om de vroegere vbo-afdelingen te versterken, hebben scholen de volgende mogelijkheden: • scholen kunnen het beroepsgerichte gedeelte van het afdelingsprogramma laten verzorgen door een andere school (regeling ‘ Zwolse variant’); 21
• scholen kunnen afdelingsprogramma’s met andere scholen samenvoegen (toepassing artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs); • scholen kunnen een oud afdelingsprogramma inleveren voor een nieuw afdelingsprogramma (regeling 'Nieuw voor oud'); • scholen kunnen intrasectorale programma’s invoeren en afdelingsprogramma’s laten slapen (regeling voor het aanvragen van intrasectorale programma’s). De faciliteitenregeling vmbo, die een premie geeft bij het opheffen van afdelingen en het verminderen van uitvoeringslocaties in het kader van de Zwolse variant, wordt met één jaar verlengd (het jaar 2001). In het najaar van 2000 brengt OCenW de brochure Versterken door samenwerken uit, die de mogelijkheden beschrijft voor versterking van de infrastructuur door regionale samenwerking. Hierin krijgt de Zwolse variant een belangrijke plaats. In diezelfde periode komt ook de verbeterde versie van het rekenmodel beschikbaar dat de scholen onder regie van de projectorganisatie vmbo hebben opgesteld. Het rekenmodel geeft de kosten en opbrengsten aan van de keuzen voor de infrastructuur. Hiermee wordt antwoord gegeven op vragen als: ‘Wat gebeurt er als ik een kleine afdeling sluit?’ en: ‘Welke groepen leerlingen kan ik clusteren?’ Dit beleid zal ook in het toetsingskader Plan van Scholen 2002-2004 worden opgenomen.
22
Hoofdstuk 5 5.1
Invoeringsproces
Scholen in vmbo
Docenten spelen een belangrijke rol bij een succesvolle invoering van het vmbo. Een planmatige aanpak van het invoeringsproces op schoolniveau is een belangrijke succesfactor. Uit de monitor vmbo blijkt dat docenten de beschikbare voorbereidingstijd als een belemmerende factor ervaren bij de invoering van het vmbo. Binnen dit knelpunt spelen twee aspecten een belangrijke rol: het gestructureerd invoeren van het vmbo op schoolniveau en het tekort aan leraren. Om tot een goede invoering van het vmbo te komen, moeten scholen de vernieuwing planmatig aanpakken, met bijvoorbeeld een stuurgroep en een invoeringsplan voor de school/locatie. Door duidelijk te omschrijven hoe de docenten zich kunnen voorbereiden, kunnen zij de voorbereidingstijd optimaal gebruiken. In 1999 heeft OCenW de Landelijke Pedagogische Centra, het Cito, SLO en het Landelijk Platform Nascholingsinstellingen de opdracht gegeven een nascholingsproject te ontwikkelen voor docenten. Dit project 'Scholen in vmbo' is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 17 december 1999. ‘Scholen in vmbo’ biedt de school ondersteuning bij de ontwikkeling van een invoeringsplan vmbo, informeert docenten over het vmbo en biedt praktische handreikingen om het onderwijs in de klas daadwerkelijk te veranderen. Dit project bereikt de 10% van de scholen die aangeeft dat de invoeringstijd voor het vmbo krap is. De resultaten van de statusrapportages worden door de consulenten van de projectorganisatie gebruikt om deze scholen actief te benaderen voor 'Scholen in vmbo'. Voorop staat dat scholen op maat worden bediend. Daardoor is het project zowel functioneel voor scholen die reeds gevorderd zijn in het invoeringsproces als voor scholen waar een extra stimulans in het invoeringsproces noodzakelijk is. Begin 2000 is op drie scholen een try-out gehouden. Een externe commissie heeft deze try-outs positief geëvalueerd. Sinds mei 2000 is het project 'Scholen in vmbo' operationeel. Een groot deel van de SLOA-middelen (hoofdlijnenbrief 2001-2002) voor het vmbo is gereserveerd voor het project. De effectiviteit en de resultaten van het project worden halfjaarlijks gemonitord door een externe evaluatiecommissie. Doel is dat alle vmbo-scholen gebruik maken van dit aanbod, dat op de scholen zelf wordt verzorgd. Scholen kunnen tot januari 2001 starten met het project, dat loopt tot januari 2002. Inmiddels hebben 200 vmbo-scholen zich voor ‘scholen in vmbo’ aangemeld. De doelstelling is dat in 2001 350 vmbo scholen aan het project hebben deelgenomen.
5.2
Voorlichting
De voorlichting over het vmbo wordt uitgesplitst naar de verschillende doelgroepen: • breed publiek • docenten • ouders en leerlingen
23
Voorlichting aan een breed publiek In juli 1999 is de landelijke campagne 'vmbo: later begint vandaag!' van start gegaan. In juli 1999 zijn free cards gestuurd naar de leerlingen in groep 8 van het primair onderwijs. Met deze kaarten konden ze in de vakantie aan vrienden, familie en kennissen laten weten dat ze naar het vmbo gingen. In oktober 1999 zijn de spotjes op televisie en radio gestart en zijn posters verstuurd aan scholen voor voortgezet onderwijs. Doel van deze landelijke campagne is het vergroten van naamsbekendheid. Bij de start van de campagne wist tussen de 20% en 30% van de Nederlanders dat vmbo voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs staat. Op dit moment is dat 87%. In september en december 2000 worden de spotjes nog twee maal een maand lang uitgezonden. Afhankelijk van de gerealiseerde naamsbekendheid van het vmbo en op basis van de evaluatie van de campagne zal in het najaar een beslissing worden genomen over continuering van deze spotjes. De campagne zal verder worden ontwikkeld door met een inhoudelijke boodschap duidelijk te maken waar het vmbo voor staat en welke mogelijkheden het biedt. Dit zal in samenwerking met het bedrijfsleven gebeuren en in het najaar van 2000 worden hiertoe voorstellen ontwikkeld. Voorlichting aan docenten De vormgeving van de campagne wordt ook gebruikt in andere uitingen, zoals de vmbo-site en het vmbo-journaal. Het vmbo-journaal is de opvolger van het pmvo-journaal en de nieuwsbrief van de regievoerder vmbo. Het vmbo-journaal zal scholen, onder regie van het departement, informeren over het vmbo. De pmvo-site wordt opgeheven en de informatie die op deze site stond wordt ondergebracht op de vmbo-site (www.vmbo.nl). Deze site biedt informatie van de overheid, de projectorganisatie vmbo en het bestuurlijk steunpunt en bevat interactieve elementen. Docenten zijn met periodieke artikelen in Uitleg op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen en lopende trajecten. Er is drie keer een Uitleg-extra verschenen over het vmbo. In netwerken en landelijke en regionale bijeenkomsten krijgen scholen de gelegenheid informatie, kennis en ervaringen uit te wisselen. Daarbij krijgen ze ook antwoord op hun actuele vragen over het landelijke invoeringsbeleid. In het schooljaar 2000-2001 zal het accent meer verschuiven naar de voorlichting aan docenten van het primair onderwijs. Zij zullen uitgebreider worden geïnformeerd over de verschillende leerwegen en over de vraag voor welke leerlingen welke leerweg geschikt is. Ook over leerwegondersteunend onderwijs, praktijkonderwijs, de indicatiestelling en de RVC-procedure zullen scholen voor primair onderwijs nadrukkelijker worden geïnformeerd. De projectorganisatie vmbo heeft hiervoor in samenwerking met het PMPO in februari 2000 een aanzet gegeven door een format van een onderwijskundig rapport te verspreiden onder scholen voor primair onderwijs. Voorlichting aan ouders en leerlingen De voorlichting aan ouders en leerlingen is in oktober 1998 van start gegaan. Aan scholen voor primair en voorgezet onderwijs zijn toen een brochure over het vmbo en videobanden over schoolkeuze gestuurd. Dit voorlichtingsmateriaal is erg goed ontvangen. De brochure wordt elk jaar aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en verstuurd naar scholen voor primair onderwijs. De brochure kan sinds oktober 1999 ook op de vmbo-site (www.vmbo.nl) worden gelezen.
24
5.3
Om- en nascholingsaanbod
Door de regeling Bevoegdheden afdelingsvakken en intrasectorale programma’s zijn docenten met een bevoegdheid voor onderdelen van een afdelingsvak bevoegd verklaard voor het gehele afdelingsvak. Daarnaast stelt de regeling ook vast welke docenten bevoegd zijn om de nieuwe intrasectorale programma’s te verzorgen. Om docenten goed voor te bereiden op de nieuwe (verbrede) bevoegdheid en de nieuwe elementen in de programma’s is om- of nascholing nodig. In samenwerking met de hogescholen en de platforms beroepsgerichte vakken vmbo is door een stuurgroep een om- en nascholingsaanbod ontwikkeld. Een overzicht van deze cursussen is in Uitleg gepubliceerd. Alle docenten die een afdelingsvak of intrasectoraal programma gaan geven, kunnen na overleg met het bevoegde gezag van de school deelnemen aan de cursus. Het aantal docenten dat zich aanmeldt is mede afhankelijk van het aantal aangeboden intrasectorale programma's. Vanaf september 2000 starten de om- en nascholingscursussen. Het scholingstraject voor de docent duurt één jaar. In de suppletoire begroting is 5 miljoen beschikbaar gesteld voor nascholing vmbo. Scholen ontvangen dit naast de reguliere middelen voor om- en nascholing. Voor svo-lom-docenten wordt dit najaar een applicatiecursus ontwikkeld waarmee zij bevoegd worden voor het voortgezet onderwijs. Docenten kunnen hier vanaf januari 2001 aan deelnemen.
5.4
Intermediaire organisaties en samenwerking in de regio
Samenwerking in de regio In een regio werken verschillende professionals van verschillende organisaties die scholen stimuleren en adviseren bij de invoering van het vmbo. De komende jaren zal de samenwerking tussen deze verschillende medewerkers worden versterkt. De monitor vmbo is daarvoor de aanleiding. In de maand mei zijn voor de ‘Monitor vmbo 2000’ statussen opgesteld van alle 84 samenwerkingsverbanden vo-svo. Dit is uitgevoerd door de professionals die bij de invoering van het vmbo zijn betrokken: de vmbo-consulenten van de projectorganisatie vmbo, medewerkers van het Bestuurlijk Steunpunt vmbo en de provinciale medewerkers. Deze intermediaire organisaties hebben gezamenlijk, op basis van hun kennis, expertise en ervaringen, geïntegreerde regionale statusrapportages opgesteld, die de staat van het invoeringsproces schetsen. Per regio is een invoeringsatlas opgesteld waarin is gevisualiseerd: a. de ontwikkeling van fusies en omzettingen en de bestuurlijke vormgeving van de zorgstructuur; b. de inhoudelijke ontwikkeling van de zorgstructuur; c. de infrastructurele ontwikkeling van de leerwegen; d. een profielschets van het samenwerkingsverband, waarin de samenwerking en het invoeringsproces worden gekarakteriseerd. De statusrapportage en de invoeringsatlas bepalen de werkzaamheden van de professionals. Op basis van de stand van zaken in het samenwerkingsverband zullen de professionals in overleg met de scholen bepalen welke acties en interventies nodig zijn om de invoering van het vmbo te stimuleren.
25
Projectorganisatie vmbo De projectorganisatie vmbo (voorheen PMVO) wordt aangestuurd door de implementatiemanager vmbo, ondergebracht bij de directie Voortgezet Onderwijs van het ministerie van OCenW. De projectorganisatie is de uitvoeringsorganisatie die de invoering van het vmbo in scholen en de regio bevordert en stimuleert. De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor: • de aansturing van de landelijke invoeringsactiviteiten zorgpilots, scholen in vmbo, overleg met educatieve uitgeverijen en de pilots, sleutelnetwerken en vrije netwerken; • interventies en stimulerings- en monitoractiviteiten op de realisering van de gewenste doelen in de dagelijkse onderwijspraktijk in de regio, het samenwerkingsverband en de school. Het Bestuurlijk Steunpunt vmbo In de zomer van 1998 is in opdracht van het ministerie van OCenW door de besturenorganisaties het Bestuurlijk Steunpunt vmbo geformeerd voor de periode van 2 jaar. De werkzaamheden van het Bestuurlijk Steunpunt richtten zich op de bestuurlijke en juridische integratie van het speciaal voortgezet onderwijs in het regulier onderwijs. Deze werkzaamheden bestonden uit: • adviseren van samenwerkingsverbanden over bestuurlijk-juridische verankering van de samenwerking; • ondersteuning bij de ordening van besluitvormingsprocessen in de samenwerkingsverbanden; • adviseren van besturen en bevoegd gezag over respectievelijk fusie- en omvormingsprocessen van het svo-lom en svo-mlk • monitoren van het fusie- en omvormingsproces. Op dit moment worden de gesprekken gevoerd over de continuering van het Bestuurlijk Steunpunt binnen de kaders van het huidige invoeringsbeleid. In september zal het activiteitenplan van het Bestuurlijk Steunpunt worden vastgesteld. Uit de statusrapportage blijkt dat de professionals vinden dat in bijna een derde van de samenwerkingsverbanden actie van het Bestuurlijk Steunpunt wenselijk is. Dit zal deel uitmaken van het activiteitenplan. Kenmerk van dit plan zal ook zijn dat het Steunpunt een meer activerende en sturende rol gaat spelen. Met de continuering van het steunpunt vmbo nemen de besturenorganisaties de inspanningsverplichting op zich te zorgen voor integratie van het speciaal voortgezet onderwijs in het voortgezet onderwijs voor 1 augustus 2002. Inter Provinciaal Overleg (IPO) Het IPO valt niet onder de regie- en coördinatiefunctie van OCenW. De provincies hebben hun eigen taken en verantwoordelijkheden voor advisering over de herschikking van vbo-afdelingen. Met het IPO wordt regelmatig overlegd over het invoeringsproces vmbo. De provincies zetten zich ook de komende jaren in voor de herschikking en de verbetering van de regionale samenwerking tussen vmbo-scholen. Met de provincies is overlegd over een meer procesbegeleidende rol. Een aantal provincies zal deze rol de komende jaren op zich nemen. De medewerkers binnen de verschillende provincies onderhouden een werkrelatie met de vmbo-consulenten en de medewerkers van het Bestuurlijk Steunpunt vmbo en hebben bijgedragen aan het opstellen van de statusrapportages binnen de monitor vmbo.
26
5.5
Technisch Overleg
In het Technisch Overleg (TO) zitten de besturenorganisaties, de onderwijsvakbonden, de VVO, de landelijke werkverbanden lom, mlk en zmok en de ouderorganisaties. In het Technisch Overleg voeren deze organisaties maandelijks overleg met het ministerie van OCenW over het invoeringsproces vmbo. Bij het instellen van het Technisch Overleg was alleen de zorgverbreding een onderwerp van overleg. Basis hiervoor was het convenant “Over de zorgverbreding in het voortgezet onderwijs” (1997). In december 1998 is in het toenmalige “Technisch Overleg zorgverbreding” besloten de functie van het TO te verbreden omdat toen de daadwerkelijke invoering van het vmbo startte. Doel van de verbreding was een platform te creëren waarbinnen de medeverantwoordelijkheid van het veld kon worden vormgegeven, met draagvlak voor de wijze van uitvoering. Binnen deze platformfunctie vallen naast de zorg dus ook de leerwegen en infrastructuur. Voor deze laatste twee onderwerpen geldt dat de platformfunctie van het TO zich richt op het invoeringsbeleid. Het gaat dus niet om wet- en regelgeving. Taken van het Technisch Overleg, onderdeel zorg: • personele en bekostigingsaspecten; • adviseren over de zogeheten ‘go or go later’-beslissing over de invoering van het zorgbudget; • adviseren over bijstellingen in regelgeving; • een discussie voeren over de invoering van een zorgbudget; • het aangeven van prioriteiten bij het invoeringstraject van de zorgstructuur. Tegen deze achtergrond moet het TO een gemandateerd draagvlak scheppen voor het onderdeel ‘zorg’ van de vmbo-operatie. Taken van het Technisch Overleg, onderdeel invoeringsproces vmbo: • overleggen over het invoeringsbeleid voor het vmbo; • prioriteiten stellen in het invoeringsbeleid; • draagvlak zoeken in de uitvoering van het invoeringsbeleid; • monitoren van dit beleid, het beleid evalueren en op basis hiervan aanbevelingen doen; • adviseren over bijstelling van het landelijk invoeringsbeleid.
27
Invoeringsagenda vmbo Monitor mei 2000
Afname monitor
juni 2000
juli 2000
Toezending TK Evaluatie en beleidsreactie
Bijlage 1 Centrale Schoolexamens examens Ontwikkeling Examenbesluit toetsenbank vastgesteld Examenprogramma's vastgesteld Examenprogram maatschappijleer 1 en kunstvakken vastgesteld Beleidsreactie op advies doorstroomregeli ng
Leer-werktrajecten
Leermiddelen
Infrastructuur
Convenant GEU 1999 Notitie in Technisch Overleg
Overzicht GEU oplevering
Publicatie diverse regelingen
Toezending TK notitie leerwerktrajecten
Toezending overzicht aan TK
Brochure 'versterken door samenwerken'
Aanvullende informatie en zo nodig extra impuls
Publicatie toetsingskader Plan van scholen 02-04 Aanvragen fusie, intrasectorale programma’s, Zwolse variant en faciliteitenregeling Aanvragen omzetting lwoo/pro Voorlichtingsbrochure vmboroc Aanvragen PvS
augustus 2000 september 2000
oktober 2000
Producten beschikbaar: voorbeeld centrale opdrachten
november 2000
Regeling nadere vooropleidingsei sen
Producten beschikbaar: examendossier, sectorwerkstuk
Overleg Bve Raad en Landelijke organen
Beleidsregel leerwerktrajecten
december 2000
Afname monitor
Wijziging WVO RvS
Leermiddelen avo-vakken gereed
januari 2001
Toezending TK Evaluatie en beleidsreactie
Start in grote steden
Presentatie GEU op NOT
februari 2001
Wijzigen WVO
maart 2001
Regionale conferenties
april 2001
Leermiddelen beroepsgerichte. vakken gereed
mei 2001
Afname monitor
juni 2001
Toezending evaluatie en beleidsreactie
Pilotexamen
Beslissing aanvragen okt 00 Publicatie toetsingskader per 1 aug. 2002
juli 2001 augustus 2001 september 2001 oktober 2001
2002 2003
Beslissing aan vragen omzetting
Landelijke invoering Producten beschikbaar: voorbeeld centrale opdrachten Pilotexamen Eerste genormeerde examens vmbo
Producten beschikbaar: examendossier, sectorwerkstuk
28
Publicatie PvS 0204 en toetsingskader PvS 03-05
Invoeringsagenda vmbo RVC en criteria
Zorgbudget
Rapportage en voorstel zorgbudget in TO Toezending TK rapportage en voorstel
Kwaliteit Zorg
Start uitwerkingsoverleg TO
Beleidsreactie indicatie stelling Toezending TK voorstel 01/02 Start RVCprocedure 2001/2002
Actieprogramma versterking vmbo Start PraktijkStartconferentie onderwijs in de 31 mei steigers
Conferentie koersen op kwaliteit
Voorlichting
Scholen in vmbo Inschrijving scholen Start project op scholen Nieuwsbrief
Inschrijving Projectvoorstellen Toezending TK projectprogramma Voorstel verbreding campagne Roulement spotjes
Publicatie Beleidsregel kwaliteitspro ject
Start uitvoering programma's en tweede ronde
Voorlichting aan scholen voor primair onderwijs
Ontwerp kwaliteitsproject Opstart kwaliteitsproject
Tweede ronde projectvoorstellen Besluitvorming tweede ronde
Informatie over ESFproject
Start ESF-project Geleiding naar de arbeidsmarkt
Start uitvoering tweede ronde
BekostigingsAmvB
mei 2000
juni 2000
juli 2000
Brochure voor scholen over inschrijving 20-9 einddatum inschrijving
Advies Onderwijsraad Evaluatie 2000/2001 en reactie op onderzoeken
Praktijkonderwijs
augustus 2000 Nieuwsbrief
september 2000
oktober 2000
Tussentijdse evaluatie externe commissie
november 2000
Roulement spotjes
december 2000
Presentatie vmbo op NOT
januari 2001
Start verbrede campagne
februari 2001 maart 2001
Start voorlichting
april 2001 Evaluatie programma
Tussentijdse evaluatie externe commissie
mei 2001 juni 2001 juli 2001 augustus 2001 september 2001 oktober 2001
2002 2003
29
Landelijke invoeringsatlas
Bijlage 2
Toelichting De landelijke invoeringsatlas is een visualisatie van de stand van zaken van het invoeringsproces vmbo in de samenwerkingsverbanden vo-svo. De atlas is gebaseerd op de informatie uit de regionale statusrapportages. De landelijke invoeringsatlas bestaat uit vijf landkaartjes van Nederland: 1. Zorgstructuur: inbedding svo-lom 2. Zorgstructuur: fusies, omzettingen en bestuurlijke vormgeving 3. Zorgstructuur: inhoudelijke ontwikkeling 4. Infrastructurele ontwikkeling van de leerwegen 5. Profielschets samenwerkingsverbanden. Per samenwerkingsverband is op de landkaartjes de stand van zaken per onderdeel ingekleurd. De landelijke invoeringsatlas is een simplificering van de werkelijkheid; per samenwerkingsverband is ook nog een meer uitgebreide invoeringsatlas opgesteld. De kleuren Er is voor gekozen de ontwikkeling en stand van zaken in drie kleuren weer te geven. Het gaat er nadrukkelijk niet om 'rode' of 'gele' kaarten uit te delen aan het adres van het samenwerkingsverband. De kleuren hebben een signaalfunctie voor de professionals die het invoeringsproces in de regio begeleiden. De kleur groen betekent dat het proces dat in gang is gezet, doorgang vindt; evenwel verdient het blijvende aandacht, onderhoud en verdere ontwikkeling. De kleur oranje betekent dat dit onderdeel wordt aangepakt in het samenwerkingsverband en dat er extra aandacht nodig is om de in gang gezette ontwikkeling op niveau te brengen. De kleur rood betekent dat dit onderdeel op korte termijn moet worden aangepakt (belemmeringen opheffen, agenderen), opdat de ontwikkeling (verder) in gang kan worden gezet. De kleuren bij de landkaarten Per samenwerkingsverband is per onderdeel een 'gemiddelde kleur' berekend voor elk van de vier onderdelen. Dat is gebeurd door aan de kleur groen het cijfer 1, de kleur oranje het cijfer 2 en de kleur rood het cijfer 3 toe te kennen. Items die niet van toepassing zijn en de ontbrekende waarden tellen niet mee. De kleur is als volgt bepaald: een gemiddeld cijfer onder 1.5 wordt groen, van 1.5 tot 2.5 wordt oranje en boven 2.5 wordt rood.
30
32
33
34
35
BIJLAGE 3 METHODES GEU-LEDEN VMBO Algemene vakken 3e leerjaar
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENGD THEOR.
BASIS 2000 Nederlands: Werkwoordsvormen Taaldomein Taallijnen Het Posterproject Bazar On Stage! Lezen in alle vakken Taalspellen in alle vakken Lezen in alle vakken IVBO Woordenschat in alle vakken Doorstart 2 en 3 Loper Spellingschakels (1 t/m 11) Zodoende Op niveau plus Schoolslag Nieuw Nederlands
Deviant EPN Malmberg Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
Engels: Clips Worldwide Making The Finish Cool Do You Speak English 1, 2, 3
EPN Malmberg Nijgh Versluys Nijgh Versluys Stichting IVIO
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000
februari
december gereed gereed
2001
2000
2001
gereed gereed gereed februari juli gereed juni
december gereed gereed februari
gereed juni maart
februari gereed juni
maart
maart
gereed gereed gereed gereed gereed augustus juli gereed
gereed gereed gereed gereed gereed gereed juli gereed
gereed gereed gereed gereed gereed gereed juli gereed
gereed gereed
juni gereed
juni gereed maart
maart gereed
36
maart
gereed
gereed
gereed
gereed
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENDG THEOR.
BASIS Tune In Interface Unicom Go for it Stepping Stones
Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
Duits: So Isses Mach’s gut Klick! Torlauf Salzgitter 2- +3-delige editie Neue Kontakte Neue Welle Linie Eins
Malmberg Nijgh Versluys Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff Wolters Noordhoff Wolters Noordhoff
Frans: Code: Génial! Chouette bis Ça Bouge Omnibus Franconville Grandes Lignes Planète Jeunes
Malmberg Nijgh Versluys Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff Wolters Noordhoff
Wiskunde: Getal en Ruimte Netwerk Moderne Wiskunde
EPN Wolters Noordhoff Wolters Noordhoff
2000 gereed gereed gereed
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000 gereed gereed gereed
augustus
2001
2000 gereed gereed gereed
juli
2001 gereed
gereed
juli 2000
juli 2000
gereed gereed juli 2000 gereed
gereed gereed juli 2000 gereed
juli
juli
juli
juli
gereed
gereed
gereed
september gereed gereed juli gereed
gereed september gereed gereed juli gereed
gereed september gereed gereed juli gereed
gereed
gereed
juli gereed juli gereed
gereed juli gereed juli gereed
gereed gereed gereed juli gereed juli gereed
juli 2000
juli 2000
juli 2000 gereed
juli 2000 juli 2000
juni juli oktober
juni juli juli
juni juli juli
juli 2000
juli 2000 juli 2001
januari
37
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENDG THEOR.
BASIS 2000 Biologie: Biologie Overal De Ogen van de Natuur Biologie voor jou Taalspellen in alle vakken Spellendoos Domein De Mens Nectar
EPN EPN Malmberg Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Partners Training & Innovatie Wolters Noordhoff
Aardrijkskunde: Aarde in Kaart Wereldwijs De Geo (6 katernen)
EPN Malmberg Thieme/ Meulenhoff
Terra
Wolters Noordhoff
Geschiedenis: Bronnen MeMo Pharos Sporen
EPN Malmberg Meulenhoff Educatief Wolters Noordhoff
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000
januari maart maart mei mei mei
2001 januari maart maart
mei mei mei februari
maart maart 2 kat. jan. 2 kat. juni 2 kat. Onb. januari
maart maart
38
2001 januari maart maart
mei mei mei februari
februari
juli 2001
juli 2001
maart maart 2 kat. jan. 2 kat. juni 2 kat. onb. januari
maart maart 2 kat. jan. 2 kat. juni 2 kat. onb. januari
juli 2001
juli 2001
juli 2001
juli 2001
maart maart gereed
januari
2000
maart maart gereed
januari
januari
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENDG THEOR.
BASIS 2000 Natuur- en scheikunde 1: NASK 1 Nova NVS Pulsar
EPN Malmberg Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
Natuur- en scheikunde 2: NASK 2 Nova NVS Pulsar
EPN Malmberg Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
Economie: Praktische Economie Economisch bekeken Percent Basisbegrippen Economie Basiskennis Boekhouden Boekhoudk. begrippen 1, 2 Computerboekhouden met Exact horeca sr. Economisch kiezen Inzicht in boekhouden Rekenschakels pakket 1-9 Effect Pincode
Malmberg Malmberg Nijgh Versluys Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000
juni november mei februari
2001
2000
juni maart augustus
juni maart augustus
februari
maart
2001
februari
maart augustus
juli 2001
juli 2001
juli 2001
juli 2001
maart
februari
mei februari
maart maart maart
maart maart maart
maart maart maart
gereed gereed gereed gereed
gereed gereed gereed gereed
gereed gereed gereed gereed
gereed gereed gereed
gereed gereed gereed juli
gereed gereed gereed juli
39
juli 2001
augustus
februari
mei januari
juli 2001
januari
januari
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENDG THEOR.
BASIS 2000 Maatschappijleer: Blikopener Team Impuls
Malmberg Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
Beeldende vakken: Ziender Ogen Kunst Overal muziek
Malmberg Thieme/ Meulenhoff
CKV: In ontwikkeling Stemming/Decor
Thieme/ Meulenhoff Wolters Noordhoff
2001
2000
maart juli januari
december
2000
maart
maart januari
maart gereed
januari januari
juli 2001
juli 2001
juli 2001
juli 2001
maart gereed
januari januari
januari januari
EPN Stichting IVIO Stichting IVIO
juli gereed gereed
juli gereed gereed
juli gereed gereed
Thieme/ Meulenhoff
september
september
september
Sociale vaardigheden: Uit Je Zelf 1, 2, 3
Stichting IVIO
gereed
gereed
gereed
Levensbeschouwing: Zelf weten vbo/mavo 1, 2, 3 Perspectief
Stichting IVIO Thieme/ Meulenhoff
gereed gereed
gereed gereed
gereed gereed
40
2001
december januari
maart gereed
2001
Informatiekunde: Beroepen-oriëntatie: Keuzebegeleiding leerjaar 2 EBK Een beroep kiezen EBK Module 1, 2, 3, 4,5a,5b, 5c, 5d, 6, 7, 8, 9 Odysseus
DOCENTEN OVERIGE
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENDG THEOR.
BASIS 2000 Studievaardigheden: Administratie set Detailhandel 1 t/m 4 Facilitaire dienstverl. 1 t/m 4 Techniek Uiterlijke verzorging Verzorging 1 t/m 4 Zelfstandig leren Het schrijven van een verslag
Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO Stichting IVIO
2001
gereed gereed gereed gereed gereed gereed gereed gereed
41
2000
2001
2000
2001
DOCENTEN OVERIGE
inventarisatie – 27 juni 2000
METHODES GEU-LEDEN VMBO Beroepsgerichte vakken 3e leerjaar
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENGD THEOR.
BASIS 2000
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000
2001
2000
2001
TECHNIEK Bouwtechniek: Timmeren Bouwen op niveau
EPN Stichting Ivio Thieme/ Meulenhoff
april
april
april
april
april
april
april
april
april
april
april
april
gereed juli
Bouw – breed:
Bouwen op niveau
EPN* * alleen gemeenschappelijk kerndeel Thieme/ Meulenhoff
juli
Metaaltechniek:
Electrotechniek: Op Spanning
EPN Thieme/ Meulenhoff
gereed
gereed maart
gereed maart
maart
Metalektro: EPN Thieme/ Meulenhoff
in onderz. in onderz.
42
in onderz. in onderz.
in onderz. in onderz.
juli
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENGD THEOR.
BASIS 2000
DOCENTEN OVERIGE
2001
2000
2001
2000
2001
Voertuigentechniek: Delta Press
in onderzoek
in onderzoek
in onderzoek
EPN
in onderz.
in onderz.
in onderz.
Nijgh Versluys
afhankelijk scholen
afhankelijk scholen
afhankelijk scholen
EPN Nijgh Versluys Thieme/ Meulenhoff
gereed
gereed
Transport en logistiek: Instalektro:
Installatietechniek: Grafische techniek:
ZORG & WELZIJN: Verzorging: Traject vmbo Z en W Ik zorg er wel voor
januari juli
april januari
juli
april
juli 2000
februari Uiterlijke verzorging: EPN
juni
juni
EPN Nijgh Versluys Stichting IVIO Thieme/ Meulenhoff
mei maart
mei maart
juni
Zorg- en welzijn-breed: Traject vmbo Z en W PGO serie Ik zorg er wel voor
gereed
gereed januari
43
mei gereed
januari
april
juli 2000
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENGD THEOR.
BASIS 2000 ECONOMIE: Administratie: Tendens administratie
2001
2000
2000
2001
mei/juni
januari
januari
januari
mei/juni
januari
januari
januari
Edu’Actief
januari
januari
mei/juni
Werk in uitvoering
EPN Thieme/ Meulenhoff
februari januari
februari januari
februari januari
Mode en commercie: Tendens mode en commercie
Edu’Actief
januari
januari
mei/juni
Edu’Actief EPN Stichting IVIO
januari april
januari april
mei/juni mei
Handel en verkoop: Tendens handel en verkoop Werk in uitvoering Klantgericht werken
Edu’Actief EPN Thieme/ Meulenhoff Stichting IVIO
januari
2001
januari
Werk in uitvoering Boekhouden alg. en Exact
Edu’Actief EPN Thieme/ Meulenhoff Stichting IVIO
DOCENTEN OVERIGE
mei
mei januari
gereed
mei 2001
gereed
januari mei
mei mei 2001
gereed
Handel en adm. –breed Tendens intrasectoraal handel en administratie
Consumptief: Tendens Comsumptief Voeding
gereed
gereed
44
mei 2001
VAK/ METHODE
UITGEVER
LEERLINGEN
LEERLINGEN KADER LEERLINGEN GEMENGD THEOR.
BASIS 2000 Consumptief-breed: Tendens consumptief
Edu’Actief EPN
2001
2000
januari mei
januari mei
LANDBOUW: Landbouw – breed:
Landbouw en natuurlijke omgeving: Groenvoerziening
Stichting Ivio
gereed
gereed
45
2001
2000
2001
mei/juni mei
DOCENTEN OVERIGE
OVERZICHT LEERMIDDELEN VAN UITGEVERS DIE NIET BIJ DE GEU AANGESLOTEN ZIJN
1.
Motorvoertuigentechniek
UITGEVER
WANNEER GEREED?
- firma van Merkerk
maart 2001
- Innovam (i.s.m. KPC)
voorjaar 2001
2.
Transport en logistiek
Gezamenlijke ontwikkeling van lesmateriaal door docenten in het Platform transport en logistiek
voorjaar 2001
3.
Installatietechniek/instalektro
Voor installatietechniek ontwikkelt de brancheorganisatie Intechnium aanvullend materiaal. Voor instalectro ontwikkelt Intechnium geen nieuw materiaal.
voorjaar 2001
4.
Metaaltechniek/metalektro
- Stichting opleidingen metaal (SOM)
voorjaar 2001
- Metalektro: SOM i.s.m. VEV en Thieme
voorjaar 2001
Gezamenlijke ontwikkeling van lesmateriaal door docenten in het Platform grafische techniek
februari 2001
5.
Grafische techniek
46